Professional Documents
Culture Documents
Kostprijsberekening en
bezettingsresultaat
1.1 Inleiding
Fabricagekostprijs
Verkoopkosten +
Commerciële kostprijs
Winstopslag +
Nettoverkoopprijs
btw +
Consumentenprijs
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 9
Je hebt in het vorige boek al veel geleerd over dit onderwerp, en dat gaan
we niet allemaal herhalen. Als je niet meer precies weet wat een bepaald
begrip ook al weer inhoudt, kun je achter in dit boek in hoofdstuk 10
Overzicht van begrippen kijken. Wel zullen we in dit en het volgende
hoofdstuk een enkel punt nog even aanstippen, en breiden we je kennis
uit door nog niet behandelde begrippen nu aan de orde te stellen.
Constante kosten, de naam zegt het al, zijn niet afhankelijk van de pro-
ductie. Zij staan in een vaste verhouding tot de normale productie. Die
productie heeft een vaste omvang, en dus zijn de constante kosten ook
een vast bedrag, zekere voor de korte en middellange termijn.
Variabele kosten hangen wel af van de productie. Zij variëren met de
hoeveelheid producten die er werkelijk wordt gemaakt. Rollen er meer
plastic emmers van de lopende band dan normaal, dan zal er ook meer
grondstof nodig zijn. En zullen dus grondstofkosten met de werkelijke
productie stijgen.
10 Hoofdstuk 1
In formule:
bezettingsresultaat
constante kosten
werkelijke productie – normale productie
normale productie
Afgekort is dit:
C
Bezettingsresultaat = W – N
N
Voorbeeld Kastenfabrikant De Zwaluw heeft over 2009 de volgende gegevens
verzameld:
Constante kosten € 500.000,–
Variabele kosten € 600.000,–
Normale productie 60.000 stuks
Werkelijke productie 50.000 stuks
Gevraagd
a. Bereken de integrale fabricagekostprijs.
b. Bereken het bezettingsresultaat, en geef aan of dit resultaat een po-
sitief of negatief bezettingsresultaat betreft.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 11
b. Bezettingsresultaat =
€ 500.000
W – N C 50.000 60.000 –10.000 8,33 –€ 83.300,–
N 60.000
1.3 Delingcalculatie
Gevraagd
a. Bereken de constante kosten per eenheid product wk7 bij een pro-
ductie van 10.000, 20.000, 30.000 en 40.000 stuks.
b. Bereken de variabele kosten per eenheid product wk7 bij de bij a
genoemde productie-eenheden.
12 Hoofdstuk 1
Uitwerking
Voorbeeld Ferema bv wil in 2008 uitsluitend het product ijstaart Capri gaan
produceren De normale productie van Capri bedraagt 2.000.000 stuks
per jaar. Vanaf 1 januari 2008 wil Ferema voor de productie gebruikma-
ken van machines van het type pe17. Met deze machine worden maxi-
maal 400 stuks Capri per uur geproduceerd. Eén machine pe17 is per jaar
maximaal 1.600 uur beschikbaar, gelijkmatig verdeeld over de maanden.
Met deze machine wordt uitsluitend de ijstaart Capri geproduceerd.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 13
Uitwerking
Jaarproductie 1 machine pe17 voor Ferema bv: 1.600 × 400 stuks Capri =
640.000 stuks Capri.
Aantal benodigde machines pe17 : 2.000.000 : 640.000 = 3,125 machines.
Dit betekent dat Ferema vier machines moet aanschaffen.
Overcapaciteit
In bovenstaand voorbeeld is er sprake van overcapaciteit: er kunnen
meer producten geproduceerd worden dan noodzakelijk is.
Wanneer de afzet niet gelijkmatig over het jaar verdeeld is, kan de bezet-
ting van de machines onvoordelig uitvallen. Daardoor kan de overcapa-
citeit toenemen.
Kwartaal Productie/afzet
Capri in stuks
1 200.000
2 600.000
3 700.000
4 500.000
Gevraagd
Over hoeveel machines pe17 moet Ferema bv in 2009 beschikken?
Uitwerking
In het derde kwartaal is de benodigde productiecapaciteit 700.000 stuks.
14 Hoofdstuk 1
1.5 Machine-uurtarief
Gevraagd
a. Bereken het machine-uurtarief van machine mj18.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 15
Uitwerking
C V
a. Machine-uurtarief = = € 60 + € 40 = € 100,–
N W
C
b. W – N = ( 19.000 – 20.000 ) × € 60,– = – € 60.000,–
N
Omdat er in werkelijkheid minder uren zijn ingezet dan normaal betreft
dit een positief verschil.
1.6 Manuurtarief
Deze kosten zijn alle constant. Om het manuurtarief ofwel het tarief ar-
beidsuur te bepalen, moeten we deze totale kosten dan ook delen door
de normale bezetting.
De formule wordt dan:
totale constante directe personeelskosten C
manuurtarief =
normale manuren N
Voorbeeld Bij de fabricageafdeling van Marisheem te Eindhoven hebben 12
medewerkers een vaste dienstbetrekking. Over de loonkosten zijn de
volgende gegevens beschikbaar:
– brutoloon per medewerker: € 4.000,– per maand
– bijdrage Zorgverzekeringswet 6%
– premies werknemersverzekeringen 12%
– pensioenpremies 7%
– brutovakantie-uitkering 8%.
Het aantal normaal verrichte arbeidsuren bedraagt 1.600 uren per jaar
per medewerker.
16 Hoofdstuk 1
Uitwerking
Kosten brutoloon per jaar per medewerker:
Brutoloon: 12 × € 4.000,– € 48.000,—
Brutovakantiegeld: 8% × 48.000,– = 3.840,—
€ 51.840,—
Opslagen: (6% + 12% + 7%) × 51.840,– 12.960,—
Totaal € 64.800,—
Commerciële kostprijs
Niet alleen bij de fabricage maar ook bij de verkoop worden kosten ge-
maakt. Deze verkoopkosten bestaan uit bijvoorbeeld kosten van verko-
pers en kosten van reclame.
De verkoopkosten kunnen we net als bij de fabricage verdelen in con-
stante en variabele kosten. Ook is er bij verkopen sprake van een nor-
male afzet (verkoop) en een werkelijk aantal verkochte producten.
Als we de fabricagekostprijs verhogen met de verkoopkosten per pro-
duct ontstaat de commerciële kostprijs.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 17
Gevraagd
Bereken de consumentenprijs.
Uitwerking
De (integrale) verkoopkosten per product zijn:
C V € 60.000,– € 50.000,–
€ 1,20 € 1,25 € 2,45
N W 50.000 40.000
Fabricagekostprijs € 4,—
Verkoopkosten 2,45
Commerciële kostprijs € 6,45
Winst 25% × € 8,25 1,61
Nettoverkoopprijs € 8,06
btw 19% 1,53
Consumentenprijs € 9,59
Uit het schema kun je aflezen hoe je stap voor stap van de fabricage-
kostprijs komt tot de consumentenprijs of winkelprijs. Soms zul je dit
schema andersom moeten gebruiken, namelijk als je terug moet reke-
nen van de consumentenprijs naar bijvoorbeeld de nettoverkoopprijs.
Het schema ziet er dan zo uit:
consumentenprijs
btw -/-
nettoverkoopprijs
winstopslag -/-
commerciële kostprijs
verkoopkosten -/-
fabricagekostprijs
18 Hoofdstuk 1
Gevraagd
Bereken voor het jaar 2009:
a. de fabricagekostprijs
b. de commerciële kostprijs
c. de nettoverkoopprijs
d. het verkoopresultaat.
Uitwerking
a. Fabricagekostprijs = C + V = € 13,50 + € 8,– = € 21,50.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 19
1.8 Bedrijfsresultaat
Voor het bepalen van het bedrijfsresultaat heeft de ondernemer niet al-
leen het verkoopresultaat nodig, maar ook het bezettingsresultaat (zie
ook paragraaf 1.2).
Bedrijfsresultaat
gatief)
Verkoopresultaat +/– bezettingsresultaat (positief/ne-
20 Hoofdstuk 1
Voorbeeld Gegeven:
Gemiddelde verkoopprijs (ex btw) € 100,–
Standaardkostprijs € 60,–
Werkelijke verkopen 900.000 stuks
Gevraagd
Bereken het verkoopresultaat op twee manieren.
Uitwerking
1. Het verkoopresultaat =
(€ 100,– – € 60,–) × 900.000 stuks = € 36.000.000,–.
Voorbeeld Jan Tum is eigenaar van een aantal tankstations waar onder an-
dere de brandstof lpg wordt verkocht.
Over 2008 zijn de volgende gegevens verzameld:
– De gemiddelde verkoopprijs per liter is € 0,50 excl. btw.
– De variabele kosten bedragen € 200.000,–.
– Het aantal verkochte liters bedraagt 1.500.000.
– De constante kosten zijn € 350.000,–.
– De normale afzet is 1.400.000 liter.
Gevraagd
a. Bereken de standaardkostprijs
b. Bereken het bezettingsresultaat
c. Bereken het verkoopresultaat
d. Bereken het bedrijfsresultaat.
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 21
1.9 Samenvatting
22 Hoofdstuk 1
Fabricagekostprijs
Verkoopkosten +
Commerciële kostprijs
Winstopslag +
Nettoverkoopprijs
btw +
Consumentenprijs
Opbrengst verkopen =
werkelijke verkopen × nettoverkoopprijs = € . . . . . . . . . .
Standaardkosten =
werkelijke verkopen × standaardkostprijs = .......... -/-
Verkoopresultaat € ..........
Bezettingsresultaat =
constante kosten
werkelijke productie – normale productie
normale productie
W – N C
N
Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 23