You are on page 1of 6

BECO H30-H38

Hoofdstuk 30: Begrote en werkelijke winst


1) Een bedrijf moet omzetbelasting betalen aan de Belastingdienst. Daarvoor mag het bedrijf
de omzetbelasting die door leveranciers aan haar in rekening is gebracht in mindering
brengen. Dan krijg je de omzetbelasting over de toegevoegde waarde.
- Een onderneming kan ook korting ontvangen of verlenen. Over deze korting wordt
geen omzetbelasting betaald.
- Omzetbelasting mag afgerond worden op euro’s in eigen voordeel
Vooraftrek: de aan de onderneming in rekening gebrachte omzetbelasting door de
leveranciers.

Bij een dienstverlenende onderneming is de vooraftrek lager → er zijn weinig inkoopkosten (over
loonkosten wordt geen belasting betaald).

2) Verkoopprijs : inkoopprijs (exclusief belasting) + winstopslag


De verkoopprijs is altijd inclusief btw dus vervolgens doe je de verkoopprijs x 1,21

Bij een handelsonderneming: het verschil tussen verkoop- en inkoopprijs → brutowinst.


Bij een dienstverlenende onderneming: het verschil tussen verkoop- en inkoopprijs → brutowinst,
brutomarge of dekkingsbijdrage.

3) De verwachte winst = voorcalculatorische winst (op schattingen berust).


Na een periode bereken je de werkelijke winst = nacalculatorische winst = gerealiseerde
bedrijfsresultaat.

De totale brutowinst = totale brutomarge = totale verkoopresultaat


De bedrijfskosten: de kosten naast de inkoopprijs van een handelsonderneming.

Het financieringsresultaat: verschil tussen interestopbrengsten en interestkosten. Ze maken


dan geen deel uit van de bedrijfskosten.

4) Bij de werkelijke winst bereken je het precies hetzelfde als bij begrote winst.
5) Als je de nacalculatorische winst vergelijkt met de voorcalculatorische winst, kan je een
analyse maken van de verschillen. In een verschillenanalyse probeer je de oorzaken te
achterhalen waardoor het verschil is ontstaan.
→ Winst na belasting = nettowinst = onverdeelde winst = resultaat na belasting

Hoofdstuk 31: Break-evenanalyse


1) Variabele kosten: deze nemen toe en af als de afzet verandert. Bij berekening van de
break-evenanalyse ga je uit van proportioneel variabele kosten. De variabele kosten nemen
steeds in dezelfde mate toe.

Constante kosten veranderen niet als de afzet stijgt/daalt. Constante kosten kunnen wél
veranderen als de capaciteit wijzigt of door prijswijzigingen van de constante kosten.
→ wijziging van capaciteit → bij een uitbreiding van de capaciteit, zijn machines nodig
bijvoorbeeld, waardoor de constante kosten stijgen.
- het maximale aantal goederen die een handelsonderneming kan verkopen
- het maximale aantal diensten dat aan dienstverlenende onderneming kan leveren
- het maximale aantal producten dat een dienstverlenende onderneming kan maken
→ prijswijzigingen → Als bijvoorbeeld de huurprijs toeneemt, nemen de vaste kosten toe.

2) De break-evenafzet: afzet waarbij geen winst en geen verlies is. Is de afzet groter, dan
maakt ze winst / Is de afzet kleiner, dan maakt ze verlies.
De break-even omzet = break-evenafzet x verkoopprijs. Je hebt de gegevens nodig:
- De verkoopprijs per stuk
- De variabele kosten per stuk
- De totale constante kosten per periode

De dekkingsbijdrage per product: verschil verkoopprijs en variabele kosten per product.


De totale dekkingsbijdrage = afzet x (verkoopprijs - variabele kosten per product)

3 manieren voor de break-evenafzet:


1. Je neemt voor de break-evenafzet = x (dat is de onbekende)
omzet - inkoopwaarde = brutowinst
brutowinst - overige variabele kosten = totale dekkingsbijdrage
totale dekkingsbijdrage - constante kosten = (verlies, 0 of winst)
2. TO = TK → Totale opbrengst = totale kosten
C
3. Break-evenafzet =
verkoopprijs−variabele kosten

Als een onderneming meerdere producten verkoopt kan je alleen de break-evenomzet voor
alle producten samen berekenen: dan heb je nodig →
- De brutowinstmarge als percentage van de omzet
- De variabele kosten als percentage van de omzet
- De totale constante kosten per periode
Als je de gemiddelde verkoopprijs weet, kan je ook de break-evenafzet uitrekenen
Voorbeeld:
Omzet = 100%
Variabele kosten = 85%
Dekkingsbijdrage = 100 - 85 = 15%
Constante kosten = $195.000 = 15% dus 100% is $1.300.000
→ Kan ook via TO=TK → 100% = 85% + $195.000 → 15% = $195.000

Als je wil weten hoe hoog de omzet moet worden, voor een bepaalde winst, heb je de break-
evenomzet berekening nodig:
Ipv op de plek van winst = 0 → zet je nu winst = 60.000 neer
De berekening verandert dan van 15% = $195.000 + $60.000
of TO - TK = $60.000

3) Het snijpunt van de TO en TK lijn = break-evenafzet


Het snijpunt van de constante kosten en de totale dekkingsbijdragen = break-evenafzet.
Hoofdstuk 32: Kosten en resultaten bij dienstverlening
Standaardkostprijs = de som van de toegestane of standaardkosten per product.
Dit zijn de kosten die moeten gemaakt worden onder normale omstandigheden.
Incidentele prijsstijgingen, een ingehuurde kracht die er langer over doet of slechte
materialen die zorgen voor een hogere kostprijs worden niet in de verkoopprijs gedekt.

totale constante standaardkosten totale variabele standaardkosten C V


De kostprijs: + = +
normale productie begrote productie N B

C V
Het uurtarief per vaste activa (machine-uurtarief) = +
N B

Als het begrote aantal producten niet bekend is, maar wel de samenstelling van TK → leg je een
opslag voor de dekking van de constante kosten op de variabele kosten. Het
opslagpercentage is dan: constante kosten / variabele kosten x 100%.
Nadeel: als de variabele kosten hoger zijn dan verwacht, neemt het opslagbedrag voor de
constante kosten ook toe, terwijl de constante kosten dan niet hoger zijn.
Dit is op te lossen door een opslagpercentage te nemen voor de variabele kg of uur, ipv de totale
variabele kosten → Dan deel je de constante kosten door het aantal kg of uur.

2) Resultaten:
Er zijn bij variabele kosten verschillende resultaten (verschil begroot en werkelijk) mogelijk:
- Het efficiencyresultaat: meer/minder van een productiemiddel verbruikt dan
toegestaan.
- Het prijsresultaat: meer/minder voor een productiemiddel betaald dan toegestaan
Efficiencyresultaat formule:
= (sh−wh) x sp → (standaardhoeveelheid - werkelijke hoeveelheid) x standaardprijs
= (sh x sp)- (wh x sp)= voordelig of nadelig resultaat x sp

Prijsresultaat formule:
= (sp−℘)x wh → (standaardprijs - werkelijke prijs) x werkelijke hoeveelheid
= (sp x wh)- (℘ x wh)= voordelig of nadelig resultaat x wh

Het budgetresultaat: het verschil tussen de toegestane kosten en de werkelijke kosten. Het
bestaat uit: efficiencyresultaat, het prijsresultaat + een eventueel bezettingsresultaat.

Het bezettingsresultaat: in welke mate de constante kosten worden gedekt. Dit gaat via de
normale productie. Als de ck = n dan worden ze volledig gedekt. Onderbezetting: niet volledig
gedekt / overbezetting: winst want te veel gedekt. Een bezettingsresultaat komt alleen voor bij
constante kosten. Het vormt alleen een afwijking als B en N verschillen.
c
Bezettingsresultaat formule: (B−N ) x
n
Hoofdstuk 33: Absorption costing:
Bij absorption costing (integrale kostencalculatie) worden de constante kosten en de variabele
ck
kosten opgenomen → variabele kosten+ = standaardkostprijs →
gemiddeld uren/ producten
standaardkostprijs x winstopslag → verkoopprijs x btw = klaar

Het voorcalculatorische bedrijfsresultaat = 2 manieren


Het begrote verkoopresultaat (winst) +/- budgetresultaat (meestal alleen bezettingsresultaat)
Controle berekening: verwachte opbrengsten - verwachte kosten

Het verwachte verkoopresultaat ¿ verwachte afzet x(verkoopprijs ex btw−kostprijs )

Het nacalculatorisch bedrijfsresultaat = 2 manieren


Het gerealiseerde verkoopresultaat +/- het gerealiseerde budgetresultaat
Controle berekening: werkelijke opbrengsten - werkelijke kosten

Het gerealiseerde verkoopresultaat ¿ werkelijke afzet x (verkoopprijs−kostprijs)


Het gerealiseerde budgetresultaat = (werkelijke afzet x kostprijs)−werkelijke kosten v /d afzet

Een onderneming kan 3 soorten budgetten vaststellen:


- Een vast budget: vast bedrag per periode zoals voor de constante kosten
- Een variabel budget: een variabel bedrag per periode zoals voor variabele kosten
- Een gemengd budget: een combinatie van een vast en variabel budget

Hoofdstuk 34: Direct costing:


Bij direct costing (variabele kostencalculatie) worden alleen de variabele kosten opgenomen.
Het voorcalculatorische bedrijfsresultaat =
Begrote verkoopprijs per product - toegestane variabele kosten per product =
De dekkingsbijdrage per product x begrote afzet - totale toegestane constante kosten

De dekkingsbijdrage (contributiemarge) = het verkoopresultaat bij absorption costing

Bij direct costing bestaat geen bezettingsresultaat en een efficiencyresultaat omdat de


constante kosten niet in de kostprijs worden opgenomen. Er kan wel sprake zijn van een
verschil in constante kosten = prijsresultaat.

Welke manier van kostencalculatie je kiest, heeft invloed op je resultaat:


- Bij absorption costing is je resultaat hoger bij voorraadtoename
- Bij absorption costing is je resultaat lager bij voorraadafname

Hoofdstuk 35: Accrual-accounting


Permanentie: als een onderneming niet één keer per jaar maar een aantal keren per jaar
een balans en winst-en-verliesrekening opstelt. Het doel hiervan is de juiste toerekening van
zowel de kosten als de opbrengsten over verschillende periode.
Dit zie je aan transitorische posten:
- Uitstelposten zoals: vooruitbetaalde bedragen (het boeken van kosten stel je uit) →
deze staan aan de debetkant → doordat je vooruitbetaald heb je een vordering
- Anticipatieposten zoals: nog te betalen bedragen (het boeken van de kosten loop je op
voorruit) → deze staan aan de creditkant → je hebt een schuld
De gelijkmatige verdeling van de kosten en opbrengsten over de tijd is een onderdeel van
accrual-accounting : de gevolgen van transacties verwerken in het boekjaar waarin zij zich
voordoen en dus niet wanneer de uitgaven of ontvangsten zijn.

Voor de opbrengsten hebben we transitorische posten:


- Uitstelposten zoals: vooruitontvangen bedragen (het verwerken van opbrengsten stel
je uit) → deze staan aan de creditkant want je hebt iets vooruitontvangen, dus je hebt een
schuld t.o.v. de andere partij
- Anticipatieposten zoals: nog te ontvangen bedragen (de ontvangst vindt plaats na
de oprbrengst). Deze staan aan de debetkant zoals debiteuren → de andere partij moet nog
betalen.

Het matchingbeginsel: de kosten en opbrengsten hebben een direct verband in de W&V


zoals de inkoopwaarde van de omzet en de omzet

H36: Interne verslaggeving:


Veel weet je al

Liquiditeitsbegroting is inclusief btw → dus alle betalingen van de debiteuren en crediteuren zijn
inclusief btw.

Voorraadverandering goederen uitrekenen:


- Inkoop bij crediteuren optellen
- Verkoop debiteuren optellen, maar daar wel de inkoopprijs van uitrekenen: stel de brutowinst
is 20% van de omzet → 0,8 x verkoop debiteuren =

H37: Financiële planning:


Een startende ondernemer maakt een ondernemingsplan: een belangrijk onderdeel is het
financieringsplan. Deze bestaat uit:
- De investeringsbegroting: de nodige bedragen voor de investeringen in activa
- Het financieringsplan: hoe de investeringen worden gefinancierd
- De openingsbalans: bestaat uit investeringsbegroting + financieringsplan
- De liquiditeitsbegroting: overzicht geschatte uitgaven en ontvangsten
- De resultatenbegroting: overzicht geschatte kosten en opbrengsten (W&V)
- De geprojecteerde eindbalans

H38: Niet-financiële informatie:


Een veelgebruikt model voor het organiseren van het strategisch management en het bepalen van
langetermijndoelstellingen: de balanced scorecard. Hiermee meten ondernemingen indicatoren die
invloed hebben op het succes v/d onderneming →
Dit zijn de kritische prestatie-indicatoren.
Het BSC bestaat uit aspecten, die worden gemeten met behulp van KPI’s
- Een financieel aspect: KPI = omzet, kosten, winst
- Klanten: KPI = leveringsbetrouwbaarheid, klanttevredenheid, aantal klachten,
naamsbekendheid
- Interne bedrijfsprocessen: KPI = uitvalpercentages, ziekteverzuimpercentages,
aantal storingen
- Groei + innovatie: aantal nieuwe producten per jaar, het % werknemers dat zich richt
op innovatie.

Social accounting:

You might also like