You are on page 1of 57

4|5|6 vwo

Economie

Antwoorden Module 5 Speltheorie

Release 2021

www.praktischeeconomie.nl
Malmberg ’s-Hertogenbosch
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Module 5 Speltheorie
Antwoorden

Inhoudsopgave

1 Spelthorie ..............................................................................................................................................5
§1 Van spel naar theorie ......................................................................................................................5
§2 Een economiespel: Jumbo en Albert Heijn......................................................................................5
§3 De oplossing van een economiespel: het Nash-evenwicht .............................................................7
§4 Toepassen ........................................................................................................................................8
2 Simultaan spelen ............................................................................................................................... 12
§1 Het gevangenendilemma ............................................................................................................. 12
§2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma ...................................................................... 14
§3 Oplossingen voor het gevangenendilemma ................................................................................. 16
§4 Toepassen ..................................................................................................................................... 18
3 Volgtijdelijk spelen ............................................................................................................................ 21
§1 Asymmetrische informatie ........................................................................................................... 21
§2 Toe- en uittreding ......................................................................................................................... 25
§3 Toepassen ..................................................................................................................................... 26
4 Herhaald spelen ................................................................................................................................. 34
§1 Morgen is vandaag ....................................................................................................................... 34
§2 Herhaling ...................................................................................................................................... 35
§3 Toepassen ..................................................................................................................................... 38
5 Onderhandelen .................................................................................................................................. 41
§1 Meerdere evenwichten ................................................................................................................ 41
§2 Verzonken kosten ......................................................................................................................... 42
§3 Het berovingsprobleem ................................................................................................................ 44
§4 Toepassen ..................................................................................................................................... 46
Afsluiting ............................................................................................................................................... 48
Naar het examen .................................................................................................................................. 52
Hoofdstuk 1 Speltheorie

Paragraaf 1 Van spel naar theorie


1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Wat kun je concluderen over de manier waarop een nieuwe theorie in de wetenschap tot
stand komt?
In dit voorbeeld met betrekking tot de speltheorie vult de ene wetenschapper de andere aan.
Het geheel van de speltheorie is niet door één wetenschapper opgesteld.
b Is het toevallig dat John Nash naast de Nobelprijs voor economie ook de Abelprijs heeft
gewonnen?
Nee. John Nash was eigenlijk een wiskundige. Zijn bijdrage aan de economische
wetenschap is puur wiskundig van aard.
2
Bron 1 geeft enkele voorbeelden van wederzijdse afhankelijkheid.
a Welke twee voorbeelden in bron 1 passen bij het vak economie?
Het voorbeeld van de twee kroegen en van de twee vliegtuigmaatschappijen.
b Geef een economisch voorbeeld van wederzijdse afhankelijkheid op de arbeidsmarkt.
Bijvoorbeeld: De loonhoogte bij ABN AMRO heeft invloed op het aanbod van arbeid bij de
concurrenten van ABN AMRO.

Paragraaf 2 Een economiespel: Jumbo en Albert Heijn


1
Bekijk bron 1. Is de waarde van de prijselasticiteit groter of kleiner dan 1? Verklaar je antwoord.
Groter dan 1, want als beide supermarkten de prijs verlagen, stijgt bij beide supermarkten de
omzet ten opzichte van de situatie dat de prijzen nog niet verlaagd waren (van € 2,4 miljoen
naar € 2,6 miljoen). De gevraagde hoeveelheid is dus procentueel meer gestegen dan de
procentuele daling van de prijs.
2
Bekijk bron 3.
a Wie is de rijspeler?
McDonald’s.
b Welke speler bepaalt welke kolom van de opbrengstenmatrix van toepassing is?
Burger King.
c Waaruit blijkt de wederzijdse afhankelijkheid tussen McDonald’s en Burger King?
De opbrengsten van de ene speler zijn afhankelijk van de keuze van de andere speler.
d Welke omzet heeft McDonald’s als beide spelers geen prijsverlaging doorvoeren?
€ 1.000.
e Met hoeveel euro stijgt de omzet van McDonald’s als het wél een prijsverlaging doorvoert
terwijl Burger King dat niet doet?
Van € 1.000 naar € 1.200 = € 200.
Als McDonald’s zijn prijzen verlaagt, neemt zijn omzet toe en daalt de omzet van Burger King.
f Leg dit uit.
Door de prijsdaling gaan meer mensen bij McDonald’s eten. Dat zijn er zoveel meer dat de
omzet toeneemt. Een deel van die mensen aten voorheen bij Burger King. Daardoor daalt bij
Burger King de omzet.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 5


g Verklaar waarom de omzetdaling van Burger King kleiner is dan de omzetstijging van
McDonald’s.
Bijvoorbeeld: Een deel van de omzetstijging van McDonald’s komt door mensen die nu bij
McDonald’s eten maar daarvoor niet bij Burger King aten.
3
Lees Uit de wetenschap ‘De winstgevendheid van supermarktaanbiedingen’.
a Leg uit waarom supermarkten pas winst maken bij een hoge afzet.
De vaste kosten zijn hoog, de marges op producten zijn relatief laag. Het break-evenpunt ligt
bij een hoge afzet.
b Waarom verdienen supermarkten meer aan kortdurende acties met prijsverlagingen dan aan
langdurige prijsverlagingen?
Na een prijsverlaging haken de prijsgevoelige klanten, die door de prijsverlaging het product
zijn gaan kopen, na een bepaalde tijd toch weer af. Als de prijs dan verhoogd wordt, verlies je
geen klanten (de prijsgevoelige klanten zijn al afgehaakt, de prijsongevoelige klanten blijven
het product kopen). Als na een bepaalde tijd de prijs weer verlaagd wordt, kopen de
prijsgevoelige klanten het product weer een tijdje.
Lees bron 4.
c Uit welke zin kun je opmaken dat de supermarkten ieder voor zich te kampen hebben met
een hoge prijselasticiteit van de vraag naar hun producten? Verklaar je antwoord.
De laatste zin: Mensen zijn zo gewend geraakt aan het voordelige prijsniveau dat zij het niet
meer accepteren als supers hun marges iets willen opschroeven. Deze zin geeft aan dat
consumenten bij prijsverhogingen in de ene supermarkt waarschijnlijk massaal overstappen
naar een andere supermarkt. Een prijsverhoging veroorzaakt dus een forse daling van de
gevraagde hoeveelheid.
d Is er een andere manier van beprijzen dan het voeren van een prijzenoorlog die
supermarkten meer winst oplevert? Verklaar je antwoord.
Ja. Zoals het onderzoek laat zien, verdienen supermarkten het meest als ze regelmatig
kortstondig producten in de aanbieding doen.
4
Vul bron 5 in waarbij het volgende geldt: alle opbrengsten zijn positieve en gehele getallen,
speler 1 heeft altijd een voorkeur voor de actie {laag}, speler 2 heeft altijd een voorkeur voor de
actie {rechts} en de opbrengsten van speler 1 zijn altijd hoger dan de opbrengsten van speler 2.
Speler 2
Links Rechts
Speler 1 Hoog (2, 1) (3, 2)
Laag (3, 2) (4, 3)
5
Lees bron 6.
a Op welke manier is er hier sprake van wederzijdse afhankelijkheid?
Als een land zijn belastingtarief verandert, heeft dat invloed op het gedrag van rijke beleggers
en multinationals in andere landen en omgekeerd.
b Is het mogelijk dat een land met een hoog belastingtarief op winst en spaargeld minder
belastinggeld int dan een land met een veel lager tarief? Verklaar je antwoord.
Ja. Een land met een hoog belastingtarief trekt weinig beleggers en multinationals. Een land
met een laag tarief trekt veel meer beleggers en multinationals. Een laag tarief over veel geld
kan meer opleveren dan een hoog tarief over weinig geld.
De Europese landen kunnen met elkaar afspreken om allemaal hetzelfde belastingtarief te
hanteren, zoals de twee eurocommissarissen voorstellen.
c Waarom is deze afspraak moeilijk te handhaven?
Als één land zich niet aan de afspraak houdt, kan de regeling geen standhouden, omdat alle
beleggers en multinationals dan naar dat land gaan met hun geld en winst.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 6


Paragraaf 3 De oplossing van een economiespel: het Nash-evenwicht
1
a Onderstreep in bron 4 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de meeste
winst opleveren.
Bron 4 Winst per week van bakker Ertürk en bakker Hanssen.
Bakker Hanssen
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Bakker Ertürk Geen prijsverlaging (€ 1.000, € 1.400) (€ 900, € 1.600)
Wel prijsverlaging (€ 1.200, € 1.300) (€ 1.100, € 1.500)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
c Leg het Nash-evenwicht bij opdracht b uit.
Gegeven de keuze van de andere bakker kan geen van beide bakkers zijn winst verhogen
door zijn keuze te veranderen. Dus: gegeven dat Ertürk kiest voor {wel prijsverlaging} kan
Hanssen zijn winst niet verhogen door zijn keuze te veranderen van {wel prijsverlaging} naar
{geen prijsverlaging}. Hetzelfde geldt voor Ertürk. Kortom, gegeven dat beiden kiezen voor
{wel prijsverlaging} kan geen van beiden erop vooruitgaan door eenzijdig zijn keuze te
veranderen.

2
Lees In context ‘Prijsverlagingen door supermarkten’.
a Citeer de zin waaruit de wederzijdse afhankelijkheid van Jumbo en Albert Heijn blijkt.
‘Als Jumbo zijn prijzen niet zou verlagen, zou de supermarktketen een groot deel van zijn
marktaandeel kwijtraken.’
b Waaruit blijkt dat er voldoende ruimte was om de prijzen te verlagen?
Een gemiddeld huishouden besteedde vlak voor het uitbreken van de prijzenoorlog veel meer
aan boodschappen (€ 450 per maand) dan zeven jaar eerder (€ 260 per maand).
3
Schoenengigant en Footfeel zijn de enige twee schoenenwinkels in een stad. Ze zijn met elkaar
verwikkeld in een economiespel. In bron 5 staat de bijbehorende opbrengstenmatrix.
a Onderstreep in bron 5 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de meeste
winst opleveren.
Bron 5 Winst per week van Schoenengigant en Footfeel.
Schoenengigant
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Footfeel Geen prijsverlaging (€ 4.500, € 6.000) (€ 3.000, € 8.000)
Wel prijsverlaging (€ 5.000, € 4.000) (€ 4.000, € 5.000)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
c Waarom neemt Footfeel in het marktevenwicht geen initiatief met een prijsverandering?
Dan zou de winst met € 1.000 afnemen.
d Waarom neemt de Schoenengigant in het marktevenwicht geen initiatief met een
prijsverandering?
Dan zou de winst met € 1.000 afnemen.
4
Lees Uit de wetenschap ‘De keuze van een Nash-evenwicht’.
a Leg uit dat {1, 1} in bron 3 een Nash-evenwicht is.
In de situatie waarbij iedere speler {1} kiest, kan geen speler erop vooruitgaan door in z’n
eentje iets anders te kiezen dan {1}.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 7


b Leg uit dat het Nash-evenwicht {2, 2} in bron 3 Pareto-dominant is aan het Nash-evenwicht
{1, 1}.
Het evenwicht {1, 1} levert geen enkele speler meer op dan het evenwicht {2, 2} zonder dat
er een speler op achteruitgaat.
c In welke situatie in bron 3 zijn beide spelers gezamenlijk het beste af? Verklaar je antwoord.
Als beide spelers actie {3} kiezen. De gezamenlijke opbrengst is dan het hoogst haalbare.
d Leg uit dat {3, 3} geen Nash-evenwicht is.
Beide spelers hebben een prikkel om {2} te kiezen als de andere speler {3} kiest.
5
Bron 6 geeft de omzet van twee schilders met klanten in dezelfde wijk.
a Waaruit blijkt dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid tussen de schilders?
De omzet van een schilder A (B) verandert als schilder B (A) van keuze verandert.
b Onderstreep in bron 6 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de
hoogste omzet opleveren.
Bron 6 De opbrengstenmatrix van het economiespel van schilder A en B.
Schilder A
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Schilder B Geen prijsverlaging (€ 2.000, € 2.000) (€ 1.850, € 1.950)
Wel prijsverlaging (€ 1.950, € 1.850) (€ 1.900, € 1.900)
c Benoem de twee Nash-evenwichten.
{geen prijsverlaging, geen prijsverlaging} en {wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
d Waarom kan in de praktijk een prijsverlaging van schilder A een daling van zijn omzet tot
gevolg hebben, terwijl de concurrent zijn prijs niet verlaagt?
Bijvoorbeeld: Als beide spelers een min of meer vaste klantenkring hebben, trek je bij een
prijsverlaging weinig klanten van de concurrent aan. Als bovendien de prijselasticiteit van de
vraag klein is, trek je ook minder nieuwe klanten aan buiten het klantenbestand van de
concurrent. Door de prijsverlaging kan de omzet meer dalen dan de omzet door de extra
afzet stijgt.

Paragraaf 4 Toepassen
1
Lees nog eens de introductie van het hoofdstuk.
a Welke Nederlander heeft als eerste de Nobelprijs voor economie gekregen?
Jan Tinbergen.
Vanwege de broze gezondheid van John Nash heeft het Abelprijscomité overwogen hem de prijs
niet toe te kennen. John Nash heeft om diezelfde reden overwogen om niet af te reizen naar
Oslo. Een economiestudent zag het strategische probleem en ging langs bij John Nash en bij het
Abelprijscomité. Zijn bevindingen staan in bron 3.
b Vul bron 1 in met de informatie uit bron 3. Alle opbrengsten zijn gehele, positieve getallen.
Abelprijscomité
Wel toekennen Niet toekennen
John Nash Wel afhalen (4, 5) (1, 2)
Niet afhalen (3, 4) (2, 3)
c Wordt de prijs aan John Nash toegekend? En reist hij af naar Oslo? Verklaar je antwoord.
In het Nash-evenwicht wordt de prijs toegekend en reist John Nash af naar Oslo.
Abelprijscomité
Wel toekennen Niet toekennen
John Nash Wel afhalen (4, 5) (1, 2)
Niet afhalen (3, 4) (2, 3)

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 8


Nadat John Nash de economiestudent gesproken had, realiseerde hij zich dat deelname aan het
verkeer altijd gevaren met zich meebrengt. Of hij de Abelprijs nu wel of niet toegekend zou
krijgen, liever reist hij niet af naar Oslo. Het Abelcomité vond deze afweging de
verantwoordelijkheid van John Nash. Het had geen invloed op hun voorkeuren.
d Vul bron 2 in met de informatie uit bron 3 waarbij John Nash de prijs liever niet afhaalt.
Abelprijscomité
Wel toekennen Niet toekennen
John Nash Wel afhalen (2, 5) (1, 2)
Niet afhalen (3, 4) (2, 3)
e Wordt de prijs nu aan John Nash toegekend? En reist hij nu af naar Oslo? Verklaar je
antwoord.
In het Nash-evenwicht wordt de prijs toegekend en reist John Nash niet af naar Oslo.
Abelprijscomité
Wel toekennen Niet toekennen
John Nash Wel afhalen (2, 5) (1, 2)
Niet afhalen (3, 4) (2, 3)
2
In opdracht van twee fastfoodketens, Meal for You en All You Can Eat, heeft een onafhankelijk
marktonderzoeksbureau de gevolgen in kaart gebracht van de mogelijke introductie van de Larger
than Life Burger (LLB). De bevindingen van het onderzoeksbureau staan in bron 5.
a Lees bron 5 en vul bron 4 in.
All You Can Eat
Geen LLB Wel LLB
Meal for You Geen LLB (€ 2.000, € 1.500) (€ 2.000, € 1.650)
Wel LLB (€ 1.900, € 1.350) (€ 1.900, € 1.485)
b Bespreek het effect van de invoering van de LLB op de winst van Meal for You en van All
You Can Eat. Wat kun je concluderen over het type fastfoodketen dat beide aanbieders zijn?
Invoering van de LLB door All You Can Eat heeft geen invloed op de winst van Meal for You.
De klandizie van Meal for You is klaarblijkelijk niet gevoelig voor de invoering van een
megaburger bij de concurrent. Het richt zich op een andere doelgroep. Tegelijkertijd: als Meal
for You de LLB invoert, gaat de winst alleen maar naar beneden. Er worden wel extra kosten
gemaakt maar de LLB levert geen extra winst op; de klandizie van Meal for You zit niet te
wachten op de LLB. De klandizie van All You Can Eat is wel gevoelig voor de LLB. Als All
You Can Eat de LLB invoert gaat de winst omhoog. Als ze dat niet doen terwijl Meal for You
de LLB wel invoert, gaat de winst bij All You Can Eat omlaag. Een deel van de klanten van
All You Can Eat vertrekt.
c Laat zien dat in het Nash-evenwicht alleen All You Can Eat de LLB introduceert.
All You Can Eat
Geen LLB Wel LLB
Meal for You Geen LLB (€ 2.000, € 1.500) (€ 2.000, € 1.650)
Wel LLB (€ 1.900, € 1.350) (€ 1.900, € 1.485)
d Kun je concluderen dat er door de introductie van de LLB meer mensen fastfood gaan eten?
Nee. De winst is gestegen, maar dat kan bijvoorbeeld komen doordat de LLB relatief duur is.
Mensen die al fastfood aten, geven er dan meer aan uit. Daardoor stijgt de winst zonder dat
er meer mensen fastfood zijn gaan eten.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 9


3
Bekijk bron 6.
a Er zijn drie Nash-evenwichten. Welke?
Nash-evenwichten: {20, 20}, {22, 28} en {24, 24}.
Speler 2
20 22 24 26 28
20 (400, 350) (420, 330) (430, 310) (460, 290) (450, 270)
22 (390, 370) (430, 350) (440, 360) (440, 310) (460, 380)
Speler 1 24 (380, 380) (440, 390) (470, 400) (420, 330) (440, 310)
26 (390, 410) (430, 390) (440, 390) (400, 350) (420, 330)
28 (350, 430) (420, 410) (430, 370) (380, 370) (400, 350)
b Welk van deze drie evenwichten zal naar verwachting het meest optreden? Verklaar je
antwoord.
{24, 24}. In dit Nash-evenwicht hebben beide spelers een hogere opbrengst dan in de andere
Nash-evenwichten. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat dit Nash-evenwicht dan de
grootste kans heeft om gespeeld te worden.
4
Lees bron 7 en bekijk bron 8.
a Bij welk aantal leerlingen zal een school besluiten de boeken te kopen?
Aantal leerlingen = n.
Kosten huur: n × € 300.
Kosten koop: € 120.000 + n × € 100.
Kosten koop < kosten huur  € 120.000 + n × € 100 < n × € 300  € 120.000 < n × € 200 
600 < n.
Kopen is voordeliger bij ten minste 600 leerlingen.
Uitgeverij Eduboek wil minder afhankelijk zijn van Boekhuur en start een eigen verhuurbedrijf voor
boekenpakketten: Rent-A-Book (RAB). RAB gaat met Boekhuur concurreren op de markt voor
schoolboekenverhuur. Om te bepalen welke prijs RAB moet vragen, heeft het marktonderzoek
laten doen. Daaruit bleek dat er voor een aanbieder twee prijzen zijn die zijn omzet kunnen
maximaliseren: een hoge prijs gelijk aan de maximale wettelijke vergoeding en een lage prijs
gelijk aan 60% van die maximale wettelijke vergoeding.
b Lees bron 10 en vul bron 9 in.
RAB
Laag Hoog
Boekhuur Laag (€ 9 miljoen, € 9 miljoen) (€ 18 miljoen, € 0)
Hoog (€ 0, € 18 miljoen) (€ 15 miljoen, € 15 miljoen)
c Welke huurprijs zullen RAB en Boekhuur vragen? Verklaar je antwoord.
Het Nash-evenwicht is: {laag, laag}. Beide aanbieders zullen een huurprijs van 60% van
€ 300 = € 180 vragen.
RAB
Laag Hoog
Boekhuur Laag (€ 9 miljoen, € 9 miljoen) (€ 18 miljoen, € 0)
Hoog (€ 0, € 18 miljoen) (€ 15 miljoen, € 15 miljoen)
d Hebben scholen voordeel bij de betreding van de huurmarkt door Eduboek? Verklaar je
antwoord.
Ja, want de huurprijs per boekenpakket is gedaald van € 300 naar € 180.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 10


e Bij welk aantal leerlingen zal een school nu besluiten de boeken te kopen?
Aantal leerlingen = n.
Kosten huur: n × € 180.
Kosten koop: € 120.000 + n × € 100.
Kosten koop < kosten huur  € 120.000 + n × € 100 < n × € 180  € 120.000 < n × € 80 
1.500 < n.
Kopen is voordeliger bij ten minste 1.500 leerlingen.
f Zullen er nu meer of minder scholen zijn die schoolboeken kopen? Verklaar je antwoord.
Minder, want het aantal leerlingen waarbij kopen voordeliger is, is gestegen van 600 naar
1.500. Alle scholen met een leerlingaantal tussen de 600 en 1.500 leerlingen gaan nu
schoolboeken huren, terwijl ze voorheen kochten.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 11


Hoofdstuk 2 Simultaan spelen

Paragraaf 1 Het gevangenendilemma


1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Welke acties legt de politie Ron B. en Dick P. voor?
{de ander aangeven} en {de ander niet aangeven}.
b Vul bron 3 in.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–10, –10) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, 0) (–2, –2)
c Bepaal het Nash-evenwicht.
{de ander aangeven, de ander aangeven}.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–10, –10) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, 0) (–2, –2)
d Citeer de zin die het Nash-evenwicht beschrijft.
‘Toen Ron B. en Dick P. met deze keuzes werden geconfronteerd, wezen beide verdachten
de ander aan als moordenaar.’
e Waarom is het Nash-evenwicht Pareto-inefficiënt?
Ten minste een speler kan erop vooruitgaan door andere keuzes te maken, terwijl er dan
geen enkele speler op achteruitgaat.
2
Welke drie eerder genoemde voorbeelden in hoofdstuk 1 zijn een gevangenendilemma?
[ ] A Albert Heijn en Jumbo
[ ] B Bakker Ertürk en bakker Hanssen
[ ] C Footfeel en de Schoenengigant
[ ] D Schilder A en B
[ ] E John Nash en het Abelcomité
[ ] F Meal for You en All You Can Eat
[ ] G Boekhuur en RAB
Het Nash-evenwicht is een situatie waarbij beide spelers erop vooruit kunnen gaan door
allebei een andere keuze te maken. Tegelijkertijd is het Nash-evenwicht telkens het gevolg
van spelers die een dominante actie hebben.
3
Lees bron 5.
a Vul bron 4 in waarbij het opruimen van de scherven een kind 10 minuten kost, terwijl het in
5 minuten gedaan is als ze de scherven samen opruimen.
Bekennen Liegen
Bekennen (–5, –5) (0, –10)
Liegen (–10, 0) (0, 0)
b Wat is (zijn) het (de) Nash-evenwicht(en)?
{bekennen, liegen}, {liegen, bekennen} en {liegen, liegen}.
Bekennen Liegen
Bekennen (–5, –5) (0, –10)
Liegen (–10, 0) (0, 0)

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 12


c Is er sprake van een gevangenendilemma?
Nee, want geen van beide spelers heeft een dominante actie waardoor er ook meerdere
Nash-evenwichten zijn.
4
a Lees bron 7 en vul bron 6 in.
Jonker
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Van Vliet Geen prijsverlaging (€ 7.000, € 3.000) (€ 6.650, € 3.300)
Wel prijsverlaging (€ 7.700, € 2.850) (€ 7.350, € 3.150)
b Bepaal het Nash-evenwicht.
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
Jonker
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Van Vliet Geen prijsverlaging (€ 7.000, € 3.000) (€ 6.650, € 3.300)
Wel prijsverlaging (€ 7.700, € 2.850) (€ 7.350, € 3.150)
c Wie heeft gelijk, Jonker of Van Vliet? Waarom?
Van Vliet. In het evenwicht verlagen beiden hun prijs en dat levert beiden een hogere omzet
op.
d Hebben spelers een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Ja, voor beiden is dat de actie {wel prijsverlaging}. Welke actie de andere speler ook kiest,
iedere speler zal voor de actie {wel prijsverlaging} kiezen.
e Leg uit of er sprake is van een gevangenendilemma.
Nee, want er is geen Pareto-verbetering mogelijk van het evenwicht.
5
a Lees bron 9 en vul bron 8 in.
Wielrenner B
Geen doping Wel doping
Wielrenner A Geen doping (40, 40) (40, 45)
Wel doping (45, 40) (45, 45)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel doping, wel doping}.
Wielrenner B
Geen doping Wel doping
Wielrenner A Geen doping (40, 40) (40, 45)
Wel doping (45, 40) (45, 45)
c Wat probeert wielrenner B met zijn opmerking te bereiken? Leg uit waarom dit wel of niet
gaat lukken.
Dat wielrenner A geen doping gebruikt. Dat zal moeilijk worden, want wel doping gebruiken is
een dominante actie.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 13


Paragraaf 2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma
1
Geef aan wanneer er sprake is van een collectief goed. Verklaar steeds je antwoord.
A een zeedijk
B defensie (de verdediging van Nederland tegen invallen van vreemde mogendheden)
C bewaking van gebouwen
D een rivierdijk
E straatverlichting op de openbare weg
F verlichting bij de voordeur van een particulier huis
A, B, D, E zijn collectieve goederen.
C: als een gebouw bewaakt wordt, profiteren andere gebouwen niet mee, consumenten
worden dus van consumptie uitgesloten. Bij surveillance op straat om de openbare orde te
handhaven is het uitsluiten niet mogelijk.
F: Hetzelfde principe geldt voor de verlichting bij de voordeur van een particulier huis versus
de straatverlichting op de openbare weg.
2
Lees bron 4.
a Waarom is de kans groot dat de twee winkeliers niet bereid zijn om voor de verlichting te
betalen?
Ze zijn beiden bang dat de andere partij niet betaalt en ze alleen voor de kosten opdraaien,
want er is sprake van het gevangenendilemma. Of: Andere partijen profiteren ook van de
verlichting, ze vinden het niet rechtvaardig dat alleen zij moeten betalen.
De gemeente verplicht Boerkoel en Van Erp de straatverlichting bij hun winkels te betalen.
b Hoe verdedigt de gemeente deze beslissing?
Boerkoel en Van Erp hebben profijt van de verlichting.
c Geef kritiek op de verdediging van de gemeente.
De straatverlichting heeft ook positieve externe effecten. Bijvoorbeeld: Als er minder
ingebroken wordt, bespaart de politie, en dus de hele maatschappij, geld. Omdat de
verlichting een collectief goed is, valt te verwachten dat de winkeliers niet betalen en er geen
verlichting meer is. Dan zijn ook de positieve externe effecten wegvallen.
3
Lees In context ‘Dijkbewaking als collectief goed’.
a Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis meer opleveren
dan in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Wilnis zien direct de opbrengst van het collectieve goed: een betere
bescherming tegen het water.
b Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis net zoveel
opleveren als in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Nederland voelen zich met elkaar verbonden en betalen even graag
mee aan de collectieve goederen van het land, waar die ook aangelegd worden.
Lees bron 5.
c Waarom kun je afdrachten aan de EU zien als bijdrage aan een publiek goed?
De EU brengt collectieve goederen voort, zoals Europees toezicht op de marktwerking en het
in stand houden van de internationale rechtstaat.
d Is het voor de bepaling van de waarde van de EU voor Nederland zinvol om naar de netto-
afdrachten te kijken?
Aan de ene kant wel; het geeft inzicht in wat we voor de EU betalen (waarbij een bedrag van
€ 150 per persoon per jaar waarschijnlijk voor veel mensen een onverwacht laag getal is).
Aan de andere kant niet; de EU brengt collectieve goederen voort die Nederland (veel) meer
opleveren dan wat in (netto) euro’s is uit te drukken.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 14


4
Lees Uit de wetenschap ‘Vrijwillige bijdrage aan een collectief goed’.
a Leg uit dat het afstaan van een fiche overeenkomt met een vrijwillige bijdrage aan een
collectief goed.
Een fiche dat afgestaan wordt, kost de speler die het fiche afstaat 3 punten, maar heeft een
waarde van 2 punten voor alle spelers. Die opbrengst voor alle spelers staat vast (niemand
kan van consumptie worden uitgesloten) en wordt niet minder als het spel met meerdere
spelers wordt gespeeld (de consumptie van de ene consument vermindert de opbrengst van
consumptie voor een andere consument niet).
b Laat met een berekening zien dat bij de acties {3, 4} de opbrengsten (20, 17) zijn.
Bij de acties {3, 4} worden er in totaal 7 fiches opgehaald. De opbrengst voor de speler met
actie {3} is: 7 × 2 + (5 – 3) × 3 = 20. De opbrengst voor de speler met actie {4} is:
7 × 2 + (5 – 4) × 3 = 17.
c Wat is de invloed van het aantal spelers op de waarde van een afgestaan fiche? Is dit
logisch? Verklaar je antwoord.
Bij een hoger aantal spelers neemt de totale waarde van een afgestaan fiche toe. Er zijn dan
immers meer spelers die een opbrengst van 2 krijgen vanwege een afgestaan fiche. Dit is
logisch. Hoe meer mensen van een collectief goed kunnen profiteren, hoe hoger de waarde
van dat collectieve goed is.
d Hoe is mogelijk meeliftgedrag in de experimentopzet verwerkt?
Een speler die geen fiche afdraagt krijgt toch een hogere opbrengst als anderen wel fiches
afdragen.
e Laat in bron 3 zien dat het Nash-evenwicht {0, 0} is.
Speler 2
0 1 2 3 4 5
Speler 1 0 (15, 15) (17, 14) (19, 13) (21, 12) (23, 11) (25, 10)
1 (14, 17) (16, 16) (18, 15) (20, 14) (22, 13) (24, 12)
2 (13, 19) (15, 18) (17, 17) (19, 16) (21, 15) (23, 14)
3 (12, 21) (14, 20) (16, 19) (18, 18) (20, 17) (22, 16)
4 (11, 23) (13, 22) (15, 21) (17, 20) (19, 19) (21, 18)
5 (10, 25) (12, 24) (14, 23) (16, 22) (18, 21) (20, 20)
f Is het Nash-evenwicht ook een evenwicht in dominante acties? Verklaar je antwoord.
Ja. Voor beide spelers is {0} een dominante actie: wat de andere speler ook kiest, {0} levert
altijd de hoogste opbrengst op.
g Leg uit dat er sprake is van een gevangenendilemma.
Beide spelers gaan erop vooruit als ze kiezen voor de actie {5}. Maar {5, 5} is geen Nash-
evenwicht.
h Waarom heeft communicatie tussen spelers alleen invloed op de speluitkomst als acties
gemonitord kunnen worden?
Iedere speler heeft altijd een prikkel om geen fiche af te staan; {0} is een dominante actie.
Zeggen dat je fiches afstaat, is niet geloofwaardig; iedereen weet dat je een prikkel hebt om
dat niet te doen. Alleen als kan worden gecontroleerd of iemand daadwerkelijk de fiches
afstaat die hij of zij zegt af te staan, gaat dat ook gebeuren.
i Wat betekent dit in de praktijk voor de financiering van collectieve goederen door de overheid
met belastingopbrengsten?
Belastingheffing komt overeen met het verplicht afstaan van een fiche. Iedereen weet dat
belastingen verplicht betaald worden. Als die belastingopbrengst wordt gebruikt voor het
voortbrengen van een collectief goed, weet iedereen dat iedereen daaraan bijgedragen heeft.
Er zal geen weerstand tegen ontstaan (in Nederland zal bijvoorbeeld niet iemand snel gaan
klagen over het besteden van belastinggeld aan het verbeteren van de kustbewaking).

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 15


5
Lees bron 6. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Meeliftgedrag. Als Europa actie onderneemt om de opwarming tegen te gaan, kunnen andere
landen (die minder of geen moeite doen) meeprofiteren.

Paragraaf 3 Oplossingen voor het gevangenendilemma


1
a Vul bron 7 in zodat er een gevangenendilemma ontstaat.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (–€ 5.000, € 10.000)
Niet bijdragen (€ 10.000, –€ 5.000) (€ 0, € 0)
b Hoe kan de overheid spelers helpen om uit dit gevangenendilemma te geraken?
Bijvoorbeeld: De overheid kan met verplichte belastingen spelers dwingen mee te betalen
aan de aanleg van de dijk.
2
Lees In context ‘Coöperaties’.
a Geef twee voorbeelden van een coöperatie.
Bijvoorbeeld: Achmea, Rabobank, FrieslandCampina, VGZ, Superunie, ForFarmers, Coop.
b Vul bron 8 in op basis van je antwoord bij opdracht 1a, waarbij spelers uitgaan van de
collectieve opbrengsten.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
c Wat is het Nash-evenwicht van de ingevulde bron 8?
Het Nash-evenwicht is: {wel bijdragen, wel bijdragen}.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
d Is het gevangenendilemma opgelost? Verklaar je antwoord.
Ja. In het Nash-evenwicht dragen nu beide spelers bij. Dat is hun beider belang. In het
oorspronkelijke Nash-evenwicht droeg geen van beide spelers bij. Ze waren toen beiden
slechter af.
3
Lees Uit de wetenschap ‘Omkoping en sociale normen’.
a Waarom zijn sociale normen in de praktijk moeilijk te observeren?
In de praktijk zien we welke keuzes mensen en bedrijven maken, maar we kunnen niet zien
wat hun sociale norm is. Die kan hooguit afgeleid worden uit zichtbare kenmerken (een
persoon met veel vrienden die naar de sportschool gaan, zal sneller geneigd zijn om te
kiezen voor voldoende beweging).
b Wat is een steekpenning?
Een geldbedrag waarmee iemand een gunst van iemand anders wil kopen.
c Waarom zitten er in de corrupte groep ambtenaren ‘maar’ 80% corrupte ambtenaren en niet
100%?
Bij 100% weet het bedrijf zeker dat een steekpenning geaccepteerd gaat worden. De kans
dat een bedrijf een steekpenning aanbiedt, is dan heel groot. Als een bedrijf dat dan niet
doet, komt dat doordat het bedrijf daarvoor kiest. Dat staat los van de norm in de
ambtenarengroep.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 16


d Is de sociale norm bindend? Verklaar je antwoord.
Nee. Bedrijven zijn niet verplicht steekpenningen aan te bieden als ze te maken hebben met
een corrupte ambtenaar.
e Wat zegt de cartoon over het verkiezingsproces in Congo?
De verkiezingen in Congo zijn corrupt. Onder normale omstandigheden is een
verkiezingsuitslag bindend. Met corruptie staat niet vast of de verkiezingsuitslag ook de
geaccepteerde uitslag zal zijn.
4
Bekijk bron 9. Lost het ‘thema van de dag’ het gevangenendilemma op?
Nee, integendeel. Als iedereen alleen aan zichzelf denkt, kun je niet ontsnappen uit het
gevangenendilemma.
5
Lees bron 10. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Zelfbinding. Door het jezelf extreem moeilijk te maken om onverstandige beslissingen te
nemen, bind je jezelf aan verstandige beslissingen.
6
Lees In context ‘Lenen voor een huis’.
a Hoe binden banken zichzelf bij hun keuze voor een renteverlaging?
Door een renteverlaging ook door te geven aan consumenten die al eerder een hypotheek
hebben afgesloten met een hogere rente, maar nog wachten op de overdracht van hun huis.
b Leg uit waarom deze zelfbinding wel of niet geloofwaardig is.
Wel geloofwaardig. Iedere consument die een hypotheek afsluit, krijgt te horen dat
toekomstige renteverlagingen alsnog doorgevoerd worden. Een bank moet zich hier dus aan
houden.
c Waarom zou een bank de rente willen verhogen?
Dan verdient de bank meer aan een hypotheek – de rentebetalingen van de consument aan
de bank stijgen.
d Wat bindt banken om de rente niet te verhogen? Is dit ook een vorm van zelfbinding?
Verklaar je antwoord.
Concurrentie tussen banken. Als een bank een te hoge hypotheekrente vraagt, gaan
consumenten een hypotheek afsluiten bij concurrerende banken die een lagere rente vragen.
Dit is geen vorm van zelfbinding, maar de invloed van vrije prijsvorming (marktwerking).
7
Bekijk bron 11. Welke keuzes hebben deze ouders en hoe binden ze zichzelf?
De ouders kunnen kiezen tussen wel of niet heel hard werken. Een kind in huis maakt heel
hard werken moeilijker. Door het kind naar een internaat te sturen, is er geen reden meer om
niet heel hard te werken. De keuze voor niet heel hard werken verdwijnt.
8
Lees In context ‘Een internationaal gevangenendilemma’.
a Vul bron 12 in. Daarbij geldt dat de opbrengsten van een land met 20% stijgen als het
eenzijdig invoerrechten invoert, terwijl het andere land er dan 30% in opbrengsten op
achteruitgaat, en dat de opbrengsten voor beide landen met 20% dalen als beide landen
invoerrechten invoeren.
Wel invoeren Niet invoeren
Wel invoeren (8, 8) (12, 7)
Niet invoeren (7, 12) (10, 10)
b Hebben spelers een dominante actie? Leg je antwoord uit.
Ja: {wel invoeren}. Welke actie de andere speler ook kiest, een speler zal altijd kiezen voor
de actie {wel invoeren}.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 17


c Wat is het Nash-evenwicht?
{wel invoeren, wel invoeren}.
Wel invoeren Niet invoeren
Wel invoeren (8, 8) (12, 7)
Niet invoeren (7, 12) (10, 10)
d Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beide landen gaan erop vooruit als ze beide geen invoerrechten invoeren, maar het
invoeren van invoerrechten is een dominante actie.
e Leg uit hoe een organisatie als de WTO de situatie voor beide landen kan verbeteren.
De WTO kan de spelers helpen bij het maken van een afspraak om geen invoerrechten in te
voeren.
f Waarom verlopen gesprekken bij de WTO in de regel moeizaam?
Het maken van een afspraak is niet voldoende. Spelers moeten zich ook aan de afspraak
houden. De WTO moet ervoor zorgen dat de afspraken wet worden. Dat gaat moeizaam,
want landen geven niet graag beslissingsbevoegdheden uit handen.

Paragraaf 4 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Vul bron 1 in als Ron B. en Dick P. hun actie kiezen op basis van de collectieve opbrengst.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–20, –20) (–14, –14)
De ander niet aangeven (–14, –14) (–4, –4)
b Wat is nu het Nash-evenwicht?
{de ander niet aangeven, de ander niet aangeven}.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–20, –20) (–14, –14)
De ander niet aangeven(–14, –14) (–4, –4)
c Beschrijf een situatie waarbij het meer voor de hand ligt dat beide spelers uitgaan van de
collectieve opbrengst bij het maken van hun keuzes.
Omstandigheden waarin de opbrengst van de ander ook belangrijk is. Ron B. en Dick P. zijn
bijvoorbeeld familie van elkaar.
Voorafgaand aan het verhoor heeft een handlanger van Ron B. gedetailleerde informatie over de
kinderen van Dick P. aan Dick P. laten zien.
d Wat beoogt Ron B. met deze intimidatie?
De opbrengsten voor Ron B. van de keuze {de ander aangeven} te verlagen.
e Vul bron 2 in waarbij Dick P. de intimidatie in zijn overwegingen meeneemt. Verklaar je
antwoord.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–10, –20) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, –10) (–2, –2)
f Wat is nu het Nash-evenwicht?
{de ander aangeven, de ander niet aangeven}.
Ron B. gaat vrijuit, Dick P. belandt in de gevangenis.
Dick P.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Ron B. De ander aangeven (–10, –20) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, –10) (–2, –2)

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 18


2
Lees bron 3.
a Wat houdt de door Noord-Europa voorgestelde zelfbinding in?
Alle lidstaten van de EMU beloven op papier hun begrotingstekort beperkt te houden.
b Wat is het verschil tussen de zelfbinding van Odysseus en de door Noord-Europa
voorgestelde zelfbinding?
Odysseus legt zichzelf beperkingen op. De eurolanden die de binding voorstellen, hebben
vooral tot doel andere landen te binden.
c Waarom kan Nederland geen eigen banken meer redden als de voorgestelde zelfbinding een
feit wordt?
Als gevolg van de zelfbinding mag een land geen groot tekort meer hebben. Het redden van
banken door overheden kost veel geld, waardoor het begrotingstekort en/of de staatsschuld
stijgt. De belofte die aan de zelfbinding gekoppeld is, zal dan verbroken moeten worden.
3
Lees bron 4.
a Welke twee stukjes tekst geven gecombineerd aan dat vakbonden met meeliftgedrag
kampen? Verklaar je antwoord.
‘voor goede arbeidsvoorwaarden voor het hele personeel’ en ‘de kosten van het
lidmaatschap’. Door geen lid te worden, bespaar je de kosten, maar deel je wel mee in het
voordeel (‘het hele personeel’).
b Bedenk een oplossing om dit probleem te bestrijden.
Bijvoorbeeld: Alleen de leden van de bond krijgen de bereikte voordelen.
4
Lees bron 5.
a Welke passage in de tekst maakt duidelijk dat er bij de onderhandeling over de prijs van een
nieuwe keuken marktsurplus verdeeld wordt? Verklaar je antwoord.
‘En dan krijg ik zomaar een televisie cadeau en ook nog alle apparatuur.’ Blijkbaar kan de
keukenverkoper dit ‘cadeau’ geven als de keuken wordt aangeschaft.
b Waarom lopen de acties van veel keukenfirma’s vaak op korte termijn af?
Het is bedoeld om de klant onder druk te zetten, dat hij snel beslist en niet meer bij
concurrenten gaat kijken.
c Verdedig met twee argumenten de mening van de Consumentenbond dat het verstandig is
om je niet te laten opjagen door opdringerige verkopers.
Het risico op een verkeerde keuze is groot als je je laat opjagen. En de keukenfirma’s moeten
volgende week weer keukens verkopen, dan is er weer een actie.
Keukenfirma’s houden elkaar gevangen met tijdelijke acties, terwijl het afzien van permanente
acties voor alle partijen beter zou zijn.
d Vul bron 6 in zodat er een gevangenendilemma ontstaat.
Bron 6 Een spel van permanente ‘tijdelijke’ acties.
Keukenfirma 2
Geen permanente ‘tijdelijke’ acties Wel permanente ‘tijdelijke’
acties
Keuken- Geen permanente (€ 5 miljoen, € 5 miljoen) (€ 1 miljoen, € 7 miljoen)
firma 1 ‘tijdelijke’ acties
Wel permanente (€ 7 miljoen, € 1 miljoen) (€ 2 miljoen, € 2 miljoen)
‘tijdelijke’ acties

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 19


e Wat is het Nash-evenwicht?
{wel permanente ‘tijdelijke’ acties, wel permanente ‘tijdelijke’ acties}.
Geen permanente ‘tijdelijke’ Wel permanente ‘tijdelijke’
acties acties
Keukenfirma 1 Geen permanente (€ 5 miljoen, € 5 miljoen) (€ 1 miljoen, € 7 miljoen)
‘tijdelijke’ acties
Wel permanente (€ 7 miljoen, € 1 miljoen) (€ 2 miljoen, € 2 miljoen)
‘tijdelijke’ acties
f Kunnen de keukenfirma’s uit het gevangenendilemma geraken door onderling af te spreken
geen permanente ‘tijdelijke’ acties meer te houden?
Nee. De actie {wel permanente ‘tijdelijke’ actie} is een dominante actie. Welke actie de
andere speler ook kiest, een speler zal altijd de actie {wel permanente ‘tijdelijke’ actie}
kiezen, ook als is afgesproken om dat niet (meer) te doen.
5
In een middelgrote stad is de Keizerstraat de belangrijkste winkelstraat. De Keizerstraat loopt van
de westelijke rand van de binnenstad naar de oostelijke rand. Op de Keizerstraat komen
verschillende andere straten uit. Dit stratenplan heeft tot gevolg dat het in het midden van de
straat gemiddeld drukker is met winkelende mensen dan aan het westelijke en oostelijke uiteinde
van de straat. Het winkelbestand in de Keizerstraat wisselt regelmatig. Dit geeft de winkeliers ook
regelmatig de mogelijkheid om zich in een ander pand in de straat te vestigen. Op 1 januari 2021
is kledingzaak Willemse aan het oostelijke uiteinde van de straat gevestigd, kledingzaak Javink
oostelijk van het midden. Er zijn geen andere kledingzaken in de stad. Beide zaken zijn (dezelfde)
vijftig weken per jaar open. Bron 7 geeft voor beide kledingzaken de winst per week in de weken
dat ze open zijn.
a Zijn de vestigingskeuzes van Willemse en Javink een Nash-evenwicht? Verklaar je antwoord.
Nee. Het Nash-evenwicht is {in het midden, in het midden}.
Javink
Oostelijke Oostelijk van In het midden Westelijk van Westelijke
uiteinde het midden het midden uiteinde
Willemse Oostelijke (€ 3.300, (€ 2.300, (€ 2.800, (€ 3.100, (€ 3.300,
uiteinde € 3.500) € 5.500) € 5.000) € 4.300) € 3.500)
Oostelijk (€ 5.200, (€ 3.850, (€ 3.300, (€ 3.800, (€ 4.300,
van het € 2.500) € 3.900) € 4.500) € 3.900) € 3.300)
midden
In het (€ 4.800, (€ 4.300, (€ 3.600, (€ 4.300, (€ 4.800,
midden € 3.000) € 3.500) € 4.000) € 3.500) € 3.000)
Westelijk (€ 4.000, (€ 3.800, (€ 3.300, (€ 3.800, (€ 5.200,
van het € 3.400) € 3.900) € 4.500) € 3.900) € 2.500)
midden
Westelijke (€ 3.300, (€ 3.400, (€ 3.200, (€ 2.400, (€ 3.300,
uiteinde € 3.500) € 4.250) € 5.000) € 5.500) € 3.500)
In 2022 bevinden beide zaken zich op de locatie van het Nash-evenwicht.
b Hoe hoog is nu de wekelijkse winst van Willemse?
€ 3.600.
De residuele vraaglijn voor Willemse is qv = –50p + 10.000 op jaarbasis. In bron 8 zijn de
residuele vraaglijn, de bijbehorende marginale opbrengstenlijn en de MK = GTK-lijn van Willemse
getekend.
c Laat zien hoe je de wekelijkse winst van Willemse ook kunt berekenen met bron 8.
MO = MK geldt bij q = 3.000. Daarbij geldt p = 140 en GTK = 80. De totale winst is dus
(140 – 80) × 3.000 = € 180.000. Per week is de winst dus € 180.000 / 50 weken = € 3.600.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 20


Hoofdstuk 3 Volgtijdelijk spelen

Paragraaf 1 Asymmetrische informatie


1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Heeft Blendle een informatievoorsprong of een informatieachterstand op bestaande
aanbieders van geschreven content? Verklaar je antwoord.
Een informatievoorsprong. Blendle weet wat bestaande aanbieders doen op het moment dat
het een keuze maakt om wel of niet toe te treden tot de markt van geschreven content, terwijl
bestaande aanbieders niet weten wat Blendle gaat doen op het moment dat zij hun
geschreven content voortbrengen.
b Leg uit dat Blendle een nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van geschreven
content.
Consumenten die geïnteresseerd zijn in geschreven content en die bijvoorbeeld
geabonneerd zijn op een krant kunnen nu een abonnement nemen op Blendle.
c Leg uit dat Blendle ook géén nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van
geschreven content.
De oorspronkelijke aanbieders van artikelen die via Blendle gelezen worden, krijgen daar nog
steeds een vergoeding voor. Blendle is voor hen een extra kanaal om hun geschreven
content te verkopen.
2
a Vul bron 6 in voor een volgtijdelijk spel waarbij het volgende geldt:
• Er zijn twee spelers: speler 1 en speler 2.
• Beide spelers kunnen kiezen uit de acties {links} en {rechts}.
• Speler 1 kiest als eerste.
• Alle opbrengsten zijn positieve, gehele getallen.
• De opbrengsten zijn gelijk als spelers dezelfde actie kiezen.
• De opbrengsten zijn verschillend als spelers een verschillende actie kiezen, waarbij de
opbrengst voor de speler die {links} kiest hoger is dan de opbrengst voor de speler die {rechts}
kiest en waarbij speler 1 in dit geval een voorkeur heeft voor {links} en speler 2 voor {rechts}.
• Beide spelers hebben een voorkeur voor het kiezen van dezelfde actie met daarbij een
voorkeur voor {rechts}.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 21


b Wat is het Nash-evenwicht?
{rechts, rechts}.
c Beschrijf de strategie van speler 2.
Strategie speler 2: {links als speler 1 links kiest en rechts als speler 1 rechts kiest}.
3
Willem en Frida staan iedere week met groente en fruit op een markt in een kleine gemeente.
Willem overweegt zijn prijzen te verlagen, in de hoop dat hij een deel van de omzet van Frida kan
afsnoepen. Maar hij vreest dat Frida zal reageren met prijsverlagingen, zodat hij er niets mee
opschiet. Hij weet dat ook Frida overweegt haar prijzen te verlagen. Willem schat in dat de eerste
die de prijzen verlaagt beter af is; de overgelopen klanten zullen voor een deel blijven bij diegene
die de prijzen als eerste heeft verlaagd. Zeker weten doet hij dit niet. Gelukkig kan zijn dochter
uitkomst bieden. Zij volgt het schoolvak economie en heeft marktonderzoek gedaan. Haar
bevindingen heeft ze samengevat in twee beslisbomen: bron 7 en 8.
a Wat is het Nash-evenwicht als Willem als eerste kiest om zijn prijzen wel of niet te verlagen?
Nash-evenwicht: {geen prijsverlaging, geen prijsverlaging}.

b Wat is het Nash-evenwicht als Frida als eerste kiest om haar prijzen wel of niet te verlagen?
Nash-evenwicht: {wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 22


c Is de inschatting van Willem terecht dat diegene die als eerste de prijzen verlaagt het beste
af is?
Nee. Als Willem als eerste mag kiezen, verlaagt hij zijn prijzen niet. Zou hij dat wel doen, dan
is hij niet het beste af. Voor Frida ligt dat anders; als zij als eerste mag kiezen, verlaagt ze
haar prijzen wel. En dat levert haar voordeel op.
d Wat zal er uiteindelijk gebeuren?
Willem verlaagt zijn prijzen niet. Wat hem betreft verandert er niks en hij doet niks. Frida
verlaagt haar prijzen wel. Willem reageert daar dan op door ook zijn prijzen te verlagen.
4
Bekijk bron 9. Waarom is hier sprake van een strategie en niet van een actie?
Er wordt aangegeven dat er 76% meer van de apparaten worden gebouwd als bekend is
waar de apparaten voor dienen. De te kiezen actie (meer apparaten bouwen) is conditioneel
op de situatie waar de speler zich dan bevindt (weten waar het apparaat voor dient).
5
Bekijk bron 10.
a Laat zien dat er twee Nash-evenwichten zijn als beide spelers tegelijkertijd hun acties kiezen.
Shell
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Esso Geen prijsverlaging (€ 0,3 miljoen, € 0,5 miljoen) (€ 0,4 miljoen, € 0,7 miljoen)
Wel prijsverlaging (€ 0,5 miljoen, € 0,6 miljoen) (€ 0,3 miljoen, € 0,5 miljoen)
b Vul met bron 10 in bron 11 de juiste bedragen in.
Zie c
c Wat is het Nash-evenwicht als Esso als eerste een actie kiest?
{wel prijsverlaging, geen prijsverlaging}.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 23


d Wat is het Nash-evenwicht als Shell als eerste een actie kiest? Verklaar je antwoord.
{wel prijsverlaging, geen prijsverlaging}.

e Leg uit of het voor Shell en Esso een voordeel is om als eerste een actie te kiezen.
Ja, dat is een voordeel. Diegene die als eerste kiest, kiest altijd voor de actie
{wel prijsverlaging}. De ander zal dan altijd de actie kiezen {geen prijsverlaging}. Hierdoor
blijft er maar een Nash-evenwicht over, precies het Nash-evenwicht bij opdracht 5a waar de
speler die als eerste een actie kiest een voorkeur voor heeft.
6
Lees Uit de wetenschap ‘Volgtijdelijke vrijwillige bijdragen aan collectieve goederen’.
a Leg uit dat een bijdrage aan het gemeenschappelijk project een positief extern effect
oplevert.
Een euro die bijgedragen wordt aan het gemeenschappelijke project levert diegene die de
euro afstaat € 0,40 op. Dat kost hem dus netto € 0,60. Maar deze euro levert de andere drie
deelnemers ook € 0,40 per deelnemer op, € 1,20 in totaal. Dit is het positieve externe effect
van de bijdrage aan het gemeenschappelijke project. Een euro die bijgedragen wordt, heeft
dus als netto opbrengst: 4 × € 0,40 – € 1 = € 0,60.
b Hoeveel draagt iemand bij aan het gemeenschappelijke project in het Nash-evenwicht als
deelnemers gelijktijdig hun keuze bepalen? Verklaar je antwoord.
Niets. Wat de andere spelers ook bijdragen, voor een speler kost bijdragen altijd geld. Wat de
andere spelers ook doen, de opbrengst voor een speler is dan altijd hoger door zo min
mogelijk zelf bij te dragen. En zo min mogelijk is € 0.
c Is het volgens het experiment verstandig om BN’ers te vragen publiek bij te dragen aan een
goed doel?
Ja. Het experiment laat zien dat als iemand als eerste bijdraagt, anderen dan volgen en met
een hogere bijdrage. In de praktijk kunnen BN’ers de rol van de eerste die bijdraagt vervullen.
d Welk voorbeeld wordt er in bron 4 gesteld? Is dit een voorbeeld van ‘een goed voorbeeld
doet zo goed volgen’? Verklaar je antwoord.
Bijvoorbeeld: Iemand wordt ‘gestraft’, bijvoorbeeld ontslagen. Dit is een ander type van het
stellen van een voorbeeld. Het kan ook positief gesteld worden, want misschien had diegene
die ontslagen wordt iets gedaan waardoor ontslag goed verdedigbaar is. Door hem dan te
ontslaan, wordt er een voorbeeld gesteld voor anderen die dit type gedrag ook overwegen.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 24


Paragraaf 2 Toe- en uittreding
1
In het dorp Heuvelte zitten twee bakkers: Zaanen en Van der Kraeck. Zaanen heeft onlangs een
koffiebar in zijn winkel gevestigd. Klanten kopen niet alleen brood en banket, maar blijven vaak
nog even koffiedrinken. De zaken gaan goed. Niet alleen levert de koffiebar extra inkomsten op,
ook de omzet van de bakkerij is toegenomen door de extra klanten. Van der Kraeck ziet dit met
lede ogen aan en overweegt ook een koffiebar te openen in zijn zaak. Zaanen bespreekt de
plannen van Van der Kraeck met zijn dochter. ‘Als Van der Kraeck een koffiebar opent, verlaag ik
mijn prijzen zodat we beiden niks meer verdienen. Voor Van der Kraeck zijn de druiven dan extra
zuur. Niet alleen verdient hij niks, hij is ook zijn investering van € 25.000 kwijt.’ Zijn dochter
reageert geschrokken. ‘Maar jullie kunnen toch ook allebei een koffiebar hebben en de markt
onderling verdelen? Als ik naar de weekopbrengsten kijk, levert jullie dat beiden € 150.000 per
jaar op.’ ‘Waarom zou ik de markt op deze manier willen delen?’ antwoordt haar vader. ‘Nu
verdien ik € 200.000 per jaar en ik heb begrepen dat Van der Kraeck ieder jaar € 100.000
bijschrijft.’
a Beschrijf de toetreding waar Zaanen het met zijn dochter over heeft.
Toetreding tot de markt van koffiebar in een bakkerij.
b Vul bron 4 in.

c Is de dreiging van Zaanen geloofwaardig? Verklaar je antwoord.


Het Nash-evenwicht is: {wel toetreden, prijzen niet verlagen}.
De dreiging van Zaanen is niet geloofwaardig. Na toetreding van Van der Kraeck zal Zaanen
zijn prijzen niet verlagen, dat kost hem te veel. Van der Kraeck weet dit en zal in zijn bakkerij
een koffiebar openen.
2
Lees Uit de wetenschap ‘Last in first out?’.
a Beschrijf twee voordelen die een pionier heeft vergeleken met een volger.
Een pionier verdient een tijdlang monopoliewinsten, die hij later kan inzetten bij de
concurrentie met eventuele volgers. Consumenten kunnen gewend raken aan het product
van de pionier (‘locked in’) waardoor ze niet (snel) overstappen naar een ander, vergelijkbaar
product dat (later) door een volger wordt aangeboden.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 25


b Beschrijf twee voordelen die een volger heeft vergeleken met een pionier.
De volger kan leren van de fouten van de pionier, zoals een net wat andere uitvoering van
het product die beter aansluit bij de consumenten. Een volger kan een betere locatie van
productie kiezen of toepassingen toevoegen die bewezen succesvol zijn.
c Waaruit blijkt dat een pionier een sterkere positie in de markt heeft dan een volger? Geef een
verklaring voor dit verschil.
De overlevingskans van een pionier is zowel na vijf jaar als na tien jaar significant hoger dan
die van een volger. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een pionier een tijdlang extra winst
heeft verdiend als monopolist en deze fondsen kan inzetten bij het doorvoeren van een
prijsverlaging om een volger weer uit de markt te concurreren.
d Neemt het verschil in positie op de markt tussen pionier en volger door de tijd heen toe?
Verklaar je antwoord.
Een beetje. Het verschil in overlevingskans tussen pionier en volger is na vijf jaar
21 procentpunten. Na tien jaar is dit 22 procentpunten.

Paragraaf 3 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Waarom is een prijsverlaging geen geloofwaardige dreiging om Blendle van toetreding tot de
markt van geschreven content af te houden?
Omdat zittende aanbieders aan ieder artikel verdienen dat via Blendle gelezen wordt. Het
verlagen van de prijs kost vooral zittende aanbieders geld; verspreiden van hun content via
Blendle levert hun juist extra lezers op.
b Waarom is een prijsverlaging wel een geloofwaardige dreiging om Blendle van toetreding tot
de markt van geschreven content af te houden?
Blendle moet zijn eigen kosten terugverdienen: de opzet en het onderhoud van het platform.
Als ze per gelezen artikel minder betaald krijgen, kan het zo zijn dat ze nooit winstgevend
zullen worden.
c Welke andere actie kunnen zittende aanbieders kiezen om toetreding door Blendle af te
wenden?
Niet met Blendle in zee gaan en hun geschreven content niet via Blendle aangeboden laten
worden.
2
In een klein stadje in het oosten van de Verenigde Staten is één schildersbedrijf, QolorQuick.
Ondernemer Smith overweegt in de stad een tweede schildersbedrijf te starten, Smith. De
toetreding gaat gepaard met $ 20.000 aan toetredingskosten. Als QolorQuick van de plannen
hoort, dreigt hij Smith met een prijzenoorlog als deze tot de markt toetreedt. De prijzen zijn dan zo
laag dat QolorQuick geen winst maakt, terwijl Smith zijn toetredingskosten verliest. Als
QolorQuick afziet van de prijzenoorlog, zullen beide bedrijven de helft van de markt bedienen en
wordt de winst die Smith als monopolist maakt gelijkelijk verdeeld over beide aanbieders:
$ 40.000 per bedrijf.
a Geef een voorbeeld van toetredingskosten.
Bijvoorbeeld: marketing, administratieve kosten voor vergunningen, winkelpand, werkplaats,
bedrijfsauto’s.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 26


b Vul bron 1 in en laat zien dat in het Nash-evenwicht Smith toetreedt tot de markt.

Een econoom beweert dat beide spelers de markt verkeerd inschatten. QolorQuick verkoopt ook
veel verf en additionele producten aan doe-het-zelvers die kleine klussen zelf uitvoeren en met
het bedrijf vertrouwd zijn als gevolg van door QolorQuick uitgevoerde grote klussen. Als gevolg
van de toetreding van Smith zal QolorQuick veel omzet aan doe-het-zelvers verliezen.
c Hoeveel omzet moet QolorQuick bij de doe-het-zelvers verliezen om de dreiging van een
prijzenoorlog geloofwaardig te maken? Verklaar je antwoord.
Meer dan $ 40.000. De optie {wel prijsverlaging} moet beter uitpakken dan de optie
{geen prijsverlaging} en het verschil is $ 40.000.
Vrij snel na de toetreding van Smith komen verfproducten op de markt die aanzienlijk minder
negatieve externe effecten hebben. Deze nieuwe verf is wel duurder en de Amerikaanse
consumenten zijn vanwege de prijs en de zwakkere weerstand tegen zon en regen niet
enthousiast over de nieuwe verf. Beide schildersbedrijven twijfelen of ze op de nieuwe
milieuvriendelijke verf moeten overstappen. In bron 2 staat de bijbehorende opbrengstenmatrix.
d Geef een voorbeeld van een negatief extern effect van het gebruik van traditionele verf.
Die verf is slecht voor de gezondheid van schilders, waardoor de gezondheidszorg duurder
uitvalt. Het milieu wordt (meer) vervuild.
e Laat zien dat in het Nash-evenwicht beide schildersbedrijven niet overstappen op de
milieuvriendelijke verf.
Nash-evenwicht: {niet overstappen, niet overstappen}.
Smith
Niet overstappen Wel overstappen
QolorQuick Niet overstappen (40, 20) (50, 0)
Wel overstappen (20, 30) (30, 10)
De overheid constateert dat de overstap naar milieuvriendelijke verf op veel plaatsen niet gebeurt.
Zij wil daarom het gebruik van milieuvriendelijke verf stimuleren. Zij twijfelt tussen het subsidiëren
van de aanbieders van milieuvriendelijke verf of een wettelijk verbod van de traditionele verf. De
overheid heeft in het algemeen een voorkeur voor marktconforme instrumenten en kiest daarom
liever voor een subsidie. Zij overweegt een subsidie van $ 1,60 dollar per liter verf bij een
totaalbudget van $ 30 miljoen. Bron 4 geeft de invloed van de subsidie op de opbrengsten van
beide schildersbedrijven.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 27


f Waarom wordt een prijssubsidie een ‘marktconform’ middel genoemd en een wettelijk verbod
niet?
Een subsidie stuurt vraag en aanbod in een richting die de overheid wenst. Het middel maakt
gebruik van de marktwerking, dus ‘conform de markt’, door de kosten van het gewenste
alternatief te verlagen. Een verbod werkt niet via de markt.
g Toon met bron 3 aan dat een subsidie van $ 1,60 per liter verf mogelijk is bij het gegeven
budget.
Het nieuwe evenwicht ligt bij 18 miljoen liter.
18 miljoen × $ 1,60 = $ 28,8 miljoen en het budget is $ 30 miljoen.
h Laat zien dat in het Nash-evenwicht beide schildersbedrijven wel overstappen op de
milieuvriendelijke verf als die gesubsidieerd wordt.
Nash-evenwicht: {wel overstappen, wel overstappen}.
Bedragen in duizenden dollars Smith
Niet overstappen Wel overstappen
QolorQuick Niet overstappen (40, 20) (30, 30)
Wel overstappen (50, 10) (35, 15)
3
In het dorp Rechtweg zijn twee fietshandelaren: LeVelo en Rapid2000. Beide fietshandelaren
moeten hun bestelling van nieuwe fietsen voor het volgend seizoen doorgeven aan
fietsfabrikanten. Daarbij kunnen ze kiezen uit drie soorten fietsen: elektrische fietsen, stadsfietsen
en mountainbikes. Iedere fietshandelaar kiest één type fiets; de ervaring leert dat dit hun
herkenbaarheid vergroot, wat de winst ten goede komt. In bron 5 staat de seizoensopbrengst
(× € 1.000) bij de gekozen fietstypes.
a Van welk type concurrentie is sprake tussen de twee fietshandelaren: Cournot-concurrentie
of Bertrand-concurrentie? Verklaar je antwoord.
Cournot-concurrentie (of: hoeveelheidsconcurrentie). Fietshandelaren kopen de fietsen eerst
in. Dat is alsof er eerst geproduceerd wordt. Daarna wordt deze productie verkocht bij een
winstmaximaliserende prijs. Er is dus geen sprake van Bertrand-concurrentie (of:
prijsconcurrentie)
b Leid de drie Nash-evenwichten af.
Nash-evenwichten: {E, E}, {S, S} en {M, M}.
LeVelo
Elektrisch (E) Stadsfiets (S) Mountainbike (M)
Rapid2000 Elektrisch (E) (120, 90) (95, 80) (85, 85)
Stadsfiets (S) (110, 85) (100, 100) (80, 95)
Mountainbike (M) (100, 115) (90, 105) (90, 120)
c Voor welk Nash-evenwicht heeft LeVelo een voorkeur? En wat is het geprefereerde Nash-
evenwicht van Rapid2000?
LeVelo: {M, M}; daarbij is de opbrengst voor LeVelo het hoogst van alle Nash-evenwichten.
Rapid2000: {E, E}; in dat geval is de opbrengst voor Rapid2000 het hoogst onder alle Nash-
evenwichten.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 28


LeVelo en Rapid2000 plaatsen afzonderlijk hun bestellingen. Daarbij kan de ene fietshandelaar
eerder zijn bestellingen geplaatst hebben dan de ander. De fietshandelaar die als tweede zijn
bestelling plaatst, weet wat de andere fietshandelaar besteld heeft.
d Vul bron 6 in met de waarden die in bron 5 staan.

e Wat is nu het Nash-evenwicht? Verklaar deze uitkomst.


{E, E}. Rapid2000 kiest als eerste. Daarmee kan hij het door hem gewenste Nash-evenwicht
afdwingen.
f Vul bron 7 in met de waarden die in bron 5 staan.

g Wat is nu het Nash-evenwicht? Verklaar deze uitkomst en vergelijk dat met je antwoord bij
opdracht 3e.
{M, M}. LeVelo kiest als eerste. Daarmee kan hij het door hem gewenste Nash-evenwicht
afdwingen.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 29


De burgermeester vindt dat er veel te hard gefietst wordt in het dorp. Hij wil daarom de verkoop
van stadsfietsen stimuleren ten koste van de verkoop van elektrische fietsen en mountainbikes.
Hij stelt de gemeenteraad voor om Rapid2000 en LeVelo een subsidie te geven op iedere
verkochte stadsfiets, waarbij de subsidie hoger is als beide fietshandelaren stadsfietsen inkopen.
In bron 8 staan de aangepaste opbrengsten.
h Leg de aanpassing van de opbrengstenmatrix uit.
Als een aanbieder stadsfietsen verkoopt, stijgt voor hem de seizoensopbrengst met € 5.000
vanwege de subsidie. Als beiden stadsfietsen verkopen, stijgt voor beiden de
seizoensopbrengst met € 25.000 door de subsidie.
i Wat is (zijn) het (de) Nash-evenwicht(en) als beide fietshandelaren hun bestelling van nieuwe
fietsen tegelijkertijd plaatsen?
Nash-evenwichten: {E, E}, {S, S} en {M, M}.
LeVelo
Elektrisch (E) Stadsfiets (S) Mountainbike
(M)
Rapid2000 Elektrisch (E) (120, 90) (95, 85) (85, 85)
Stadsfiets (S) (115, 85) (125, 125) (85, 95)
Mountainbike (100, 115) (90, 110) (90, 120)
(M)
De gemeenteraad is er ondanks de subsidie niet gerust op dat er in het dorp alleen nog maar
stadsfietsen verkocht worden. ‘We moet LeVelo dwingen om als eerste zijn bestelling te plaatsen,’
betoogt raadslid Twinkels van Rechtweg Op Pad. ‘Alleen dan verdwijnen de elektrische fietsen en
de mountainbikes uit het straatbeeld.’ Raadslid Van der Zwan van Recht & Krom ziet dat wat
anders. ‘Het probleem wordt inderdaad alleen opgelost als een van beide fietshandelaren zijn
bestelling als eerste plaatst. Maar het maakt niet of dat LeVelo of Rapid2000 is.’
j Is de zorg van de gemeenteraad terecht? Verklaar je antwoord.
Ja. Er zijn nog steeds drie Nash-evenwichten. Het is niet gezegd welk Nash-evenwicht het
zal worden.
k Vul bron 9 in en leg uit dat de oplossing van raadslid Twinkels het probleem oplost.
Als LeVelo als eerste kiest blijft er nog maar een Nash-evenwicht over: {S, S}. Het probleem
is opgelost.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 30


l Vul bron 10 in en leg uit dat de tegenwerping van raadslid Van der Zwan klopt.
Als Rapid2000 als eerste bestelt, wordt het probleem ook opgelost. Raadslid Van der Zwan
heeft dus gelijk.

4
De ontwikkelkosten van digitale kaarten zijn erg hoog, zodat er sprake is van aanzienlijke
schaalvoordelen bij een groeiende productie. Op de Europese markt heeft Napia een
monopoliepositie op het gebied van digitale kaarten voor mobiele navigatieapparaten die
voornamelijk gebruikt worden door automobilisten. De ICT-onderneming Mioto overweegt een
poging te doen een plaats op deze markt te veroveren. Mioto ontwikkelt digitale kaarten die niet
alleen in de auto gebruikt kunnen worden, maar ook door bijvoorbeeld wandelaars. Napia laat via
de media doorschemeren de toetreding van Mioto met een scherpe prijsstelling te zullen
frustreren. Mioto neemt daarom contact op met de Eurocommissaris voor Mededinging (ECM) en
vraagt haar Napia tot de orde te roepen en concurrentie op de Europese markt mogelijk te
maken. De ECM vraagt haar marktanalist om advies en die publiceert twee scenario’s: bron 11
en 12. Elk scenario is gebaseerd op een andere betalingsbereidheid. In beide scenario’s zet
Mioto de eerste stap en kiest Napia daarna een prijsbeleid. De bedragen hebben betrekking op
de winst in miljarden euro’s.
a Leg uit dat in scenario 1 de betalingsbereidheid van de consument groter is dan in
scenario 2.
In scenario 1 is de winst van Napia bij een hoge prijs groter dan bij een lage prijs. Dit wijst op
een lage prijsgevoeligheid. In scenario 2 is het tegenovergestelde het geval.
b Leg uit dat in scenario 1 naast Napia nog ruimte op de markt is voor Mioto.
In scenario 1 (bij de hoge prijs) is de totale winst van Napia en Mioto samen groter dan in een
monopoliesituatie van Napia. Dit erop wijst dat Napia niet alle consumenten kan bedienen
(terwijl in scenario 2 het tegenovergestelde het geval is).

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 31


c In welk scenario is het dreigement van Napia om Mioto uit de markt te prijzen geloofwaardig?
Verklaar je antwoord.
In scenario 1 is het Nash-evenwicht: {wel toetreden, hoge prijs}.

In scenario 2 is het Nash-evenwicht: {niet toetreden, lage prijs}.

De ECM vraagt haar marktanalist welke argumenten er zouden kunnen zijn vóór en tegen
toetreding van Mioto tot de Europese markt voor digitale kaarten.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 32


d Schrijf het antwoord van de marktanalist. Geef daarbij twee argumenten vóór en twee
argumenten tegen de toetreding.
Argumenten vóór en toelichting:
– Als Napia niet in staat is aan de totale consumentenvraag te voldoen, zijn
consumenten gebaat bij een groter aantal aanbieders.
– Toetreding bevordert de concurrentie, wat de consument voordeel kan opleveren in de
vorm van lagere prijzen / meer keuze / meer innovatie.
Argumenten tegen en toelichting:
– Door het verdelen van de productie over twee aanbieders gaan schaalvoordelen
verloren en kunnen de prijzen stijgen / middelen om te investeren afnemen.
– Als er meer aanbieders komen, kunnen er problemen ontstaan bij de standaardisering
van de producten, hetgeen de bruikbaarheid kan aantasten.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 33


Hoofdstuk 4 Herhaald spelen

Paragraaf 1 Morgen is vandaag


1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Welke transactiekosten worden door de institutie ‘visafslag’ verlaagd? Verklaar je antwoord.
Bijvoorbeeld: Zoekkosten, want vragers en aanbieders hoeven niet naar elkaar op zoek; ze
ontmoeten elkaar allemaal bij de visafslag.
Bron 2 vat deze context samen waarbij concurrentie een lage prijs oplevert. Als beide spelers een
hoge prijs vragen, dan hebben ze dat onderling afgesproken.
b Leid het Nash-evenwicht af in bron 2.
{lage prijs, lage prijs}.
Garnalenvisser 2
Hoge prijs Lage prijs
Garnalenvisser 1 Hoge prijs (10, 10) (0, 15)
Lage prijs (15, 0) (6, 6)
c Hebben garnalenvissers volgens bron 2 een prikkel om een prijsafspraak te maken? Verklaar
je antwoord.
Ja. Voor beiden nemen de opbrengsten dan toe van € 6.000 tot € 10.000.
Het is volgens de Mededingingswet verboden om prijsafspraken te maken.
d Waarom is het maken van een prijsafspraak verboden?
Omdat een hogere prijs het consumentensurplus verlaagt. Het verhoogt ook het
producentensurplus. Maar de stijging van het producentensurplus is kleiner dan de daling
van het consumentensurplus. Daardoor daalt het totale surplus; de economische
doelmatigheid van de markt neemt door de prijsafspraak af.
e Waarom houdt een geheime prijsafspraak moeilijk stand?
Omdat beide spelers een dominante actie hebben: {lage prijs}.
Stel dat de boete voor het maken van een prijsafspraak € 10.000 is.
f Welke boete moet naar verwachting betaald worden als de kans dat de prijsafspraak ontdekt
wordt 50% is?
0,5 × € 10.000 = € 5.000
g Vul bron 3 in waarbij de kans dat de prijsafspraak ontdekt wordt 50% is.

Garnalenvisser 2
Hoge prijs Lage prijs
Garnalenvisser 1 Hoge prijs (5, 5) (0, 15)
Lage prijs (15, 0) (6, 6)
h Wat is nu het Nash-evenwicht?
{lage prijs, lage prijs}
Garnalenvisser 2
Hoge prijs Lage prijs
Garnalenvisser 1 Hoge prijs (5, 5) (0, 15)
Lage prijs (15, 0) (6, 6)
i Hebben de garnalenvissers nu een prikkel om een prijsafspraak te maken?
Nee. Een prijsafspraak levert naar verwachting minder op dan de lage prijs die bij vrije
concurrentie tot stand komt.
De rechter heeft de boete verlaagd, omdat de vissers ook een vangstbeperking afspraken.
j Welke boete moet naar verwachting betaald worden als de kans dat de prijsafspraak ontdekt
wordt 50% is en de rechter de boete met 30% verlaagt?
0,7 × 0,5 × € 10.000 = € 3.500
Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 34
k Vul bron 4 in waarbij de kans dat de prijsafspraak ontdekt wordt 50% is en de rechter de
boete verlaagd heeft met 30%.

Garnalenvisser 2
Hoge prijs Lage prijs
Garnalenvisser 1 Hoge prijs (6,5, 6,5) (0, 15)
Lage prijs (15, 0) (6, 6)
l Wat is nu het Nash-evenwicht?
{lage prijs, lage prijs}
Garnalenvisser 2
Hoge prijs Lage prijs
Garnalenvisser 1 Hoge prijs (6,5, 6,5) (0, 15)
Lage prijs (15, 0) (6, 6)
m Hebben de garnalenvissers nu een prikkel om een prijsafspraak te maken?
Ja. Bij een prijsafspraak nemen de opbrengsten toe vergeleken met de situatie waarin beide
vissers een lage prijs vragen.
n Wat zegt de uitkomst bij opdracht 1l over de neiging van een rechter om de boete te
verlagen?
Door de boetereductie van de rechter hebben de vissers een prikkel gekregen om een
prijsafspraak te maken. Zonder die verlaging hadden ze die prikkel niet.
2
a Wat is het verschil tussen een herhaald spel en een volgtijdelijk spel?
Bij een herhaald spel wordt het gehele spel nog een keer gespeeld, bij een volgtijdelijk spel
bestaat hetzelfde spel uit verschillende stappen.
b Wat is voor de spelers het essentiële verschil in kennis tussen enerzijds een spel dat één
keer wordt gespeeld waarbij spelers tegelijkertijd hun keuze maken en anderzijds een
herhaald spelen van dat spel?
Bij een herhaald spel zijn de keuzes uit het verleden bekend. Dat kan invloed hebben op de
acties die spelers kiezen.
3
Lees bron 5.
a Waarom wordt er gesproken over de relatie met een buurman en niet over een relatie met
een verre nicht die in het buitenland woont?
De buurman zie je regelmatig, een verre nicht niet. Met een buurman ben je verwikkeld in
een herhaald spel. In dat herhaalde spel loont het om gedurende het spel een goede
reputatie op te bouwen.
b Waarom hecht de auteur van de bron waarde aan een buurman die hem vertrouwt?
Bij onderling vertrouwen kan er een sociale norm ontstaan waarbij spelers uit een
gevangenendilemma geraken.

Paragraaf 2 Herhaling
1
In de leertekst staat: ‘Wat de andere speler ook kiest, ik zal mijn kleding altijd in de uitverkoop
doen.’ Waarom is dat een strategie en geen actie?
De tekst geeft aan welke actie gekozen moet worden (‘kleding in de uitverkoop doen’) voor
iedere mogelijke situatie waarin de speler zich gedurende het spel zal bevinden (‘wat de
andere speler ook kiest’).

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 35


2
Lees In context ‘De laagsteprijsgarantie’.
a ‘Door de laagsteprijsgarantie verdwijnt het concurrentiemechanisme.’ Leg dit uit.
Aanbieders zijn niet meer vrij om hun prijs te bepalen. Als een concurrent de prijs verlaagt,
doen zijn dat vanzelf ook. Andersom geldt ook dat een aanbieder die zijn prijs verlaagt geen
extra klanten trekt, want de concurrenten verlagen hun prijzen automatisch ook. Het idee dat
door prijsveranderingen vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd, is hiermee
verdwenen.
b Is de laagsteprijsgarantie een vergeldingsstrategie?
Nee. Bij een vergeldingsstrategie wordt een aanbieder ‘gestraft’ als hij zich niet aan een
afspraak houdt. Bij de laagste prijsgarantie is een prijsverlaging geen expliciete straf, maar
bewegen prijzen met elkaar mee zoals is afgesproken.
c Is het voor het in stand houden van een prijsafspraak met een laagsteprijsgarantie
noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt? Verklaar je antwoord.
Ja. Met een laagsteprijsgarantie informeren consumenten de aanbieders of concurrenten
zich bij gedane aankopen wel aan een prijsafspraak hebben gehouden.
d Is het voor het in stand houden van bestaande marktaandelen met een laagsteprijsgarantie
noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt? Verklaar je antwoord.
Nee. Een prijsverlaging wordt altijd gematcht. Een prijsverlaging levert dus geen extra
klanten op. Daarbij speelt gedrag in het verleden of in de toekomst geen rol.
e Is het voor een nieuwe toetreder tot een markt waar een laagsteprijsgarantie geldt mogelijk
om een marktaandeel te veroveren? Verklaar je antwoord.
Dat is eigenlijk niet mogelijk. Een toetreder die marktaandeel probeert te veroveren door lage
prijzen te vragen, zal niet direct marktaandeel opbouwen, want bestaande aanbieders vragen
als vanzelf dezelfde lage prijs vanwege het bestaan van de laagsteprijsgarantie.
3
a Welke acties kunnen spelers kiezen in de eerste ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
b Welke acties kunnen spelers kiezen in de tweede ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
c Is het voor de vergeldingsstrategie noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt?
Ja. Het is een strategie waarbij te kiezen acties afhangen van acties die in eerdere rondes
gekozen worden.
4
Lees In context ‘Een vleselijke vergeldingsstrategie’.
a Verklaar de € 1,20 die Boetseer noemt als laagste prijs voor een ons achterham.
De achterham wordt voor € 12 per kilo ingekocht. Dat is € 12 / 10 = € 1,20 per ons. Bij een
lagere prijs per ons wordt de ham met verlies verkocht.
De slagers bespreken een vergeldingsstrategie om hun onderlinge prijsafspraak in stand te
houden.
b Beschrijf deze vergeldingsstrategie.
Ronde 1:
– ik houd me aan de afspraak en verkoop achterham voor € 1,99 per ons.
Ronde 2 en verder:
– als de ander zich in de vorige ronde aan de afspraak heeft gehouden en de
achterham voor € 1,99 per ons verkocht heeft, houd ik me in deze ronde ook aan de afspraak
en verkoop de achterham voor € 1,99 per ons;
– als de ander zich in de vorige ronde niet aan de afspraak heeft gehouden en de
achterham voor minder dan € 1,99 per ons verkocht heeft, houd ik me vanaf nu nooit meer
aan de afspraak en verkoop de achterham voor € 1,20 per ons.
Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 36
Op een willekeurige dag verkopen beide slagers ieder 5 kilo achterham. In Hoften zijn er geen
koopzondagen.
c Bereken de winst per dag voor een slager bij een verkoopprijs van € 1,99 per ons achterham.
50 × (€ 1,99 – € 1,20) = € 39,50
d Bereken de winst per week voor een slager bij een verkoopprijs van € 1,99 per ons
achterham.
6 × € 39,50 = € 237
Als Boetseer of Macello de afspraak schendt en de achterham voor minder dan € 1,99 per ons
verkoopt, verdubbelt zijn dagafzet, terwijl de ander die dag geen achterham verkoopt.
e Wat is de best denkbare prijs om de prijsafspraak mee te schenden? Verklaar je antwoord.
Bij een lagere prijs dan € 1,99 trekt de slager met deze prijs alle klandizie naar zich toe. Hij
verkoopt dan 10 kilo achterham. De hoogste prijs waarbij het hem lukt alle klanten binnen te
halen is € 1,98. Bij iedere andere prijs lager dan € 1,99 trekt hij weliswaar ook alle klanten
naar zich toe, maar is de bijbehorende omzet dan lager. Daarom: als een slager de
prijsafspraak schendt, moet hij dat doen met een zo hoog mogelijke prijs. En dat is € 1,98.
f Bereken de winst per dag voor een slager die een verkoopprijs van € 1,98 per ons achterham
hanteert.
100 × (€ 1,98 – € 1,20) = € 78
g Bereken de winst van een week voor een slager die op de eerste dag van die week een
verkoopprijs van € 1,98 per ons achterham hanteert. Verklaar je antwoord.
€ 78 + 5 × € 1,98 × 0 = € 78. De eerste dag dat de slager een prijs hanteert van € 1,98
bedient hij de gehele vraag (10 kilo). Als reactie op deze schending zal de andere slager
vanaf de volgende dag voor altijd een prijs van € 1,20 per ons achterham hanteren. Daarmee
haalt hij alle klanten naar zich toe. De slager die als eerste afweek van de prijsafspraak
verkoopt dan niets meer. En als die ook een prijs van € 1,20 per ons vraagt, zal hij weer de
helft van alle klanten binnenhalen. Maar bij een prijs van € 1,20 per ons levert dat geen winst
meer op.
h Zullen Boetseer en Macello zich aan de prijsafspraak houden? Verklaar je antwoord.
Ja. De weekopbrengst bij het naleven van de prijsafspraak is € 237. Afwijken van de afspraak
levert € 78 op.
Op een woensdagochtend zegt Boetseer dat hij ermee stopt. ‘Vandaag is de laatste dag dat ik
open ben.’
i Zal de prijsafspraak tussen Boetseer en Macello deze laatste dag standhouden? Verklaar je
antwoord.
Nee. Beide slagers hebben altijd een prikkel om zich niet aan de afspraak te houden. Als
Boetseer zich wel aan de afspraak houdt, verdient Macello € 78 als zich niet aan de afspraak
houdt. En dat is meer dan wat Macello verdient als hij zich wel aan de afspraak houdt. En als
Boetseer zich niet aan de afspraak houdt, verdient Macello niets als hij zich wel aan de
afspraak én blijft met onverkochte ham zitten, terwijl Macello ook niets verdient als hij zich in
dit geval ook niet aan de afspraak houdt, maar hij blijft dan niet met onverkochte ham zitten.
Dus wat Boetseer ook doet, Macello zal de afspraak altijd schenden. Boetseer maakt
dezelfde overweging. Gevolg: beiden zullen de afspraak schenden.
5
Bekijk bron 5.
a Uit welke twee acties kan de weegschaal kiezen?
{echte gewicht aangeven, lager gewicht aangeven}.
b Welke opbrengsten stelt de dame de weegschaal in het vooruitzicht bij ieder van deze
keuzes?
Bij echte gewicht aangeven: doodgeschoten worden; bij lager gewicht aangeven: blijven
leven.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 37


6
Bekijk de onderstaande twee situaties:
I de buurman die in de tent naast je op een camping staat;
II de buurman die naast je woont.
a Welke situatie heeft meer weg van een oneindig herhaald spel? Verklaar je antwoord.
Situatie II. Mensen zijn veel langer buren van elkaar in het huis waar je woont dan op de
plaats waar je kampeert. De vakantie op een camping is meestal na een paar weken
afgelopen. Waar mensen wonen, duurt meestal vele jaren.
b Bij welke situatie loont het meer om te investeren in een goede relatie? Waarom?
Situatie II. Een slechte verhouding zal veel langer doorwerken.
c In welke situatie zullen burenruzies vaker voorkomen? Verklaar je antwoord.
Op de camping. Als het ‘spel’ binnenkort afgelopen is, hebben mensen minder reden om zich
in te houden bij een meningsverschil. Je ziet elkaar binnenkort toch niet meer.
7
Lees Uit de wetenschap ‘Eindige en oneindige herhaling’.
a Waarom loont het om in de eerste rondes een hoge prijs te vragen?
Je geeft daarmee een signaal af aan de andere speler dat je iemand bent die telkens een
hoge prijs vraagt.
b Waarom wordt er pas vanaf ronde 8 door veel spelers een lage prijs gevraagd?
Op die manier verdien je eerst iedere ronde veel geld door beiden een hoge prijs te vragen.
Er is altijd de mogelijkheid om een keer extra veel geld te verdienen door een lage prijs te
vragen terwijl de ander dat niet doet. Daarna zal er waarschijnlijk geen hoge prijs meer
gespeeld worden. Hoe langer je hiermee wacht, des te minder perioden je weinig zult
verdienen. Tegelijkertijd is er altijd de kans dat de ander op een gegeven moment een lage
prijs vraagt. Een speler zal zo lang mogelijk wachten om vervolgens ‘z’n slag’ te slaan. In
ronde 8 wordt blijkbaar door veel spelers gedacht dat het moment daar is om de (impliciete)
afspraak om een hoge prijs te vragen, te schenden.
c Waarom komt een hoge prijs niet meer van de grond als in een vroege ronde een keer een
lage prijs is gevraagd?
Het vertrouwen is geschonden als een speler een lage prijs vraagt. De ander gaat er dan
vanuit dat hij dat vanaf nu altijd zal doen en zal daarom zelf telkens een lage prijs vragen.
d Wat zegt je antwoord bij opdracht 7c over de opbouw van een reputatie in een langdurige
(werk)relatie?
Daar speelt iets vergelijkbaars. Door de tijd heen worden reputaties opgebouwd. Anderen
handelen daarnaar. Als er dan iets mis gaat in zo’n langdurige relatie, dan kost het vaak tijd
en moeite om de relatie hersteld te krijgen zodat de relatie weer functioneert op het oude
niveau.

Paragraaf 3 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk. Bij de prijsafspraak waren elf aanbieders
betrokken. Is het gemakkelijker een prijsafspraak met een vergeldingsstrategie in stand te houden
met elf spelers of met twee spelers? Verklaar je antwoord.
Hoe lager het aantal deelnemers, hoe kleiner de kans dat een deelnemer zich niet aan de
afspraak houdt. Het is dus gemakkelijker met twee spelers dan met elf spelers.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 38


2
Bekijk bron 1.
a Bepaal het Nash-evenwicht.
{afspraak schenden, afspraak schenden}.
Speler 2
Afspraak eerbiedigen Afspraak schenden
Speler 1 Afspraak eerbiedigen (10, 10) (0, 20)
Afspraak schenden (20, 0) (1, 1)
De twee spelers hebben afgesproken om ieder de actie {afspraak eerbiedigen} te kiezen.
b Leg uit waarom deze afspraak geen stand houdt.
Beide spelers hebben een dominante actie: {afspraak schenden}. Welke actie de andere
speler ook kiest, het loont altijd om de afspraak te schenden.
Het spel gaat tien keer achter elkaar gespeeld worden. De spelers spreken weer af dat beiden
iedere ronde {afspraak eerbiedigen} kiezen. Daarbij hanteren ze de volgende
vergeldingsstrategie:
Ronde 1:
– ik houd me aan de afspraak en schendt de afspraak niet.
Ronde 2 tot en met 10:
– als de ander zich in de vorige ronde aan de afspraak heeft gehouden, houd ik me in deze
ronde ook aan de afspraak;
– als de ander zich in de vorige ronde niet aan de afspraak heeft gehouden, houd ik mij in deze
én alle opvolgende rondes niet meer aan de afspraak.
c Wat is de opbrengst voor een speler als beide spelers de afspraak nooit schenden?
10 × 10 = 100
d Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de tweede ronde schendt?
10 + 20 + 8 × 1 = 38
e Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de laatste ronde schendt?
9 × 10 + 20 = 110
f Zal de afspraak in de laatste ronde worden geschonden? Verklaar je antwoord.
Ja, want 110 is meer dan 100.
g Leg uit dat de afspraak geen stand kan houden.
Beide spelers zullen de afspraak in de tiende ronde schenden. Beide spelers weten dit. Dan
heeft het geen zin om de afspraak in de negende ronde niet te schenden uit vrees om
gestraft te worden in de tiende ronde. Want die straf komt toch wel. Dan kun je beter in de
negende ronde de afspraak schenden en daarmee je opbrengst verhogen van 10 naar 20.
Maar beide spelers weten dit ook, dus zullen beiden de afspraak in de negende ronde
schenden. En daarom ook in de achtste ronde enzovoort. Gevolg: de afspraak wordt al in de
eerste ronde geschonden.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 39


3
Jonker en Friezenzoon zijn beiden antiquair. Jonker heeft een winkel in Amsterdam, Friezenzoon
in Maastricht. In een bepaald weekend staan ze eenmalig op zaterdag en zondag op een beurs in
Utrecht. De bijbehorende opbrengsten staan in bron 2.
a Leid het Nash-evenwicht af.
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
Antiquair Friezenzoon
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Antiquair Jonker Geen prijsverlaging (€ 7.500, € 7.500) (€ 6.000, € 8.250)
Wel prijsverlaging (€ 8.250, € 6.000) (€ 6.900, € 6.900)
De antiquairs maken een prijsafspraak, als volgt:
Zaterdag:
– ik houd me aan de prijsafspraak.
Zondag:
– als de ander zich op zaterdag aan de prijsafspraak heeft gehouden, houd ik me vandaag ook
aan de prijsafspraak;
– als de ander zich op zaterdag niet aan de prijsafspraak heeft gehouden, houd ik me vandaag
niet aan de prijsafspraak.
b Vul bron 3 verder in met de gegevens van bron 2.

Jonker houdt zich op zaterdag aan de Jonker houdt zich op zaterdag niet aan de
afspraak afspraak
Friezenzoon houdt Zaterdag € 7.500 + Zaterdag € 6.000 +
zich op zaterdag zondag € 7.500 = zondag € 6.900 =
aan de afspraak totaal € 15.000 totaal € 12.900
Friezenzoon houdt Zaterdag € 8.250 + Zaterdag € 6.900 +
zich op zaterdag zondag € 6.900 = zondag € 6.900 =
niet aan de totaal € 15.150 totaal € 13.800
afspraak
c Welke conclusie kun je uit de ingevulde bron 3 trekken?
De tweede ronde doet er niet toe, de uitkomst is altijd hetzelfde: die van het
gevangenendilemma als het eenmalig gespeeld wordt. Daardoor is het voor Friezenzoon
aantrekkelijk om op zaterdag de afspraak te schenden. Want op zondag zal hij daarvoor niet
extra gestraft kunnen worden; op zondag valt de afspraak altijd in duigen. Dat levert hem
altijd meer op, zowel als Jonker de afspraak wel schendt als dat hij hem niet schendt.
d Waarom is te verwachten dat Jonker tot dezelfde conclusie komt?
Voor Jonker geldt hetzelfde: de keuze voor het schenden van de afspraak levert altijd meer
op.
Na een paar jaar verhuist Jonker met zijn winkel naar Maastricht. Jonker en Friezenzoon zijn de
enige twee antiquairs in de stad. Zij komen weer bij elkaar en proberen de oude afspraken van
destijds op de veiling weer tot stand te brengen.
e Waarom is de kans op het nakomen van een prijsafspraak met een vergeldingsstrategie nu
veel groter dan destijds op de beurs in Utrecht?
Nu zijn er voor hun gevoel heel veel spelrondes. Het niet nakomen van de afspraak in de
eerste ronde wordt wel gestraft in volgende rondes.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 40


Hoofdstuk 5 Onderhandelen

Paragraaf 1 Meerdere evenwichten


1
Lees de introductie van het hoofdstuk. Waarom kan een vakbond beter over een cao
onderhandelen met een werkgever dan een individuele werknemer? Noem twee redenen.
In een cao staan allerlei zaken die veel specifieke, vaak juridische kennis vereisen.
Specialisten van een vakbond hebben die kennis, een individuele werknemer niet. Daarnaast
vertegenwoordigt een vakbond een groep werknemers. Daarmee staan ze sterker in een
onderhandeling met werkgevers dan een individuele werknemer.
2
Bekijk bron 5.
a Wat is (zijn) het (de) Nash-evenwicht(en)?
{opera, opera} en {voetbal, voetbal}.
Jan
Opera Voetbal
Wilma Opera (4, 4) (1, 3)
Voetbal (0, 2) (2, 6)
b Waarom is de onderhandeling over de te kiezen acties in dit voorbeeld waarschijnlijk
moeilijker dan in het voorbeeld van bron 1 met Karin en Jeroen?
Bijvoorbeeld: Jeroen en Karin kunnen beide varianten even vaak toepassen, het surplus is
dan bij beiden gelijk. Dat kan bij Wilma en Jan niet. Alleen als ze altijd naar de opera gaan,
blijft de surplusverdeling 50%-50%. Maar dan kan Jan nooit naar de voetbalwedstrijd, waar
hij eigenlijk liever naartoe gaat.
c Vul bron 6 in met de waarden uit bron 5. Waar gaan Jan en Wilma naartoe als Jan als eerste
zijn actie kiest?
Nash-evenwicht: {voetbal, voetbal}. Jan en Wilma gaan naar de voetbalwedstrijd als Jan als
eerste kiest.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 41


d Vul bron 7 in met de waarden uit bron 5. Waar gaan Jan en Wilma naartoe als Wilma als
eerste haar actie kiest?
Nash-evenwicht: {opera, opera}. Jan en Wilma gaan naar de opera als Wilma als eerste
kiest.

3
Lees In context ‘De Sociaal-Economische Raad’.
a Hoe kan een afspraak waarbij werknemers afzien van de ‘automatische loonstijging die gelijk
was aan de inflatie’ de werkloosheid verlagen?
Als de prijzen van de producten sterker stijgen dan de lonen, dalen de loonkosten per
product (uitgaande van een constante arbeidsproductiviteit). Daardoor kan de verkoopprijs
lager gehouden worden. Dat is uit concurrentieoverwegingen beter. Dit kan bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid.
b Wat ruilden de werknemers en werkgevers hierbij tegen elkaar uit?
Minder (reëel) loon tegen meer deeltijdwerk en een lagere pensioenleeftijd.
c Hoe kan een verkorting van de duur van een werkloosheidsuitkering de werking van de
arbeidsmarkt verbeteren? Geef twee verschillende verklaringen.
Bijvoorbeeld: 1) Werklozen doen meer hun best om aan werk te komen. 2) De kosten van de
werkloosheid dalen, daardoor kan de premie omlaag, waardoor de lasten van de werkgevers
dalen.

Paragraaf 2 Verzonken kosten


1
Waarom is er bij de aanschaf van een avondjurk om naar de opera te gaan eerder sprake van
verzonken kosten dan bij de aanschaf van een spijkerbroek om naar de film te gaan?
Een avondjurk is niet bruikbaar in de meeste andere situaties. Een spijkerbroek kun je
meestal ook naar het werk aantrekken of als je bijvoorbeeld boodschappen gaat doen.
2
a Leg uit waarom voor Jeroen in bron 1 {toneel} een dominante actie is.
Bij iedere actie die Karin kan kiezen zal Jeroen altijd de actie {toneel} kiezen. Anders gezegd:
de actie die hij kiest, hangt niet af van de actie die Karin kiest.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 42


b Heeft Karin ook een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Nee. De actie die Karin kiest, hangt af van de actie die Jeroen kiest. Als Jeroen {toneel} kiest,
doet Karin dat ook. Zou Jeroen {film} kiezen, dan kiest Karin die actie ook.
3
Wat zijn de drie beste voorbeelden van hoge verzonken kosten? Verklaar je antwoord.
A de huurkosten van een makelaarskantoor dat een pand huurt
B de opnamekosten van een dure speelfilm
C de investeringskosten van een olieplatform op zee
D de kosten van een bestelauto van een traiteur
E de voorraadkosten van een meubelwinkel
F de benodigde tijd van een romanschrijver om een boek te schrijven
B, C en F. De film, het olieplatform en de roman zijn niet of nauwelijks nog op een andere
manier nuttig te maken en dus niet eenvoudig voor een redelijke prijs te verkopen. De huur
van het kantoor kan weer opgezegd worden. De voorraad meubels en de bestelauto kunnen
weer verkocht worden.
4
Verzonken kosten kunnen bij onderhandelingen in je voordeel werken, maar ook in je nadeel.
a Hoe werken de verzonken kosten bij Jeroen in het voordeel bij de onderhandelingen?
Het belang van de juiste keuze wordt voor hem groter. De andere partij is eerder geneigd om
zijn kant te kiezen, omdat het zo nadelig uitpakt als zijn belang niet gekozen wordt.
Een voorbeeld van een bedrijf met hoge verzonken kosten is een productiebedrijf van musicals.
b Noem drie soorten kosten die een musicalproducent maakt in de jaren voordat de musical
opgevoerd wordt.
Het kopen van de rechten, het maken van de decors, de loonkosten van de werknemers, de
reclamekosten, het maken van de kostuums.
c Waarom is een theaterproductiebedrijf een goed voorbeeld van een bedrijf met hoge
verzonken kosten?
Het bedrijf maakt hoge kosten voorafgaand aan de verkoop van het product. Deze kosten
kunnen nauwelijks teruggedraaid worden.
d Waarom staat een theaterproducent zwakker in de onderhandelingen met acteurs,
decorontwerpers en theaterdirecteuren als hij aan het eind van het productieproces over de
contracten onderhandelt in plaats van aan het begin?
Als hij aan het begin van het traject geen deal kan maken met een andere partij, kan hij nog
vervangers zoeken. Later wordt dat veel moeilijker. Ook zijn de verzonken kosten aan het
begin minder hoog als hij vanwege tegenslagen de productie moet staken.
e Leg uit hoe hoge verzonken kosten nadelig kunnen werken bij onderhandelingen.
Een onderhandelaar met hoge verzonken kosten kan zich moeilijker terugtrekken uit de
onderhandelingen. Hij moet tot een akkoord komen. De andere partij weet dat en kan meer
eisen.
f Leg uit hoe hoge verzonken kosten voordelig kunnen werken bij onderhandelingen.
Gemaakte hoge (verzonken) kosten geven de andere partij waarmee onderhandeld moet
worden ook meer vertrouwen dat de partij met de hoge verzonken kosten serieus is en zich
niet zal terugtrekken uit de samenwerking.
5
Lees bron 2.
a Over welke verzonken kosten heeft de man het?
De aanschafkosten van de nog niet genuttigde patat en cola.
b Zou de man patat eten en cola drinken als die niet op tafel stonden?
Waarschijnlijk niet. Hij eet de patat en drinkt de cola omdat er al voor betaald is, niet omdat
hij er per se zin in heeft.
c Is het verstandig dat de man de patat opeet?
Nee. Hij lijkt al aanzienlijk overgewicht te hebben. Dat wordt door het eten van de patat
verder aangezet.
Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 43
d Moeten verzonken kosten worden meegenomen in de afweging bij het maken van nieuwe
keuzes?
Nee. Die kosten zijn al gemaakt en kunnen niet meer worden terugverdiend. Iedere keer
moet opnieuw bekeken worden wat nu de beste keuze is. In dit geval zou de man er goed
aan doen de patat niet op te eten en om ook de cola te laten staan.
6
Lees bron 3. Geef twee voorbeelden die op plaats A en B passen.
In het artikel stond: dure lichtmetalen velgen en een prachtige geluidsinstallatie. Je moet
voorbeelden noemen waar kopers van een tweedehands auto weinig of geen (extra) geld
voor overhebben, want dan is er sprake van verzonken kosten.
7
Lees bron 4.
a Leg uit waarom er bij de Betuwelijn sprake is van verzonken kosten.
De aangelegde rails kan niet voor een alternatieve bestemming gebruikt worden.
b Leg uit waarom de zekerheid van een goed rendement extra belangrijk is als er bij de
investering sprake is van hoge verzonken kosten.
Als de investering niet rendabel is, moeten de kosten als verloren worden beschouwd. Als er
geen sprake is van verzonken kosten, kan bij een negatief rendement nog besloten worden
om een deel van de kosten terug te verdienen op een alternatieve manier.
Politici vinden het vaak zonde om halverwege te stoppen bij een onrendabel project met hoge
verzonken kosten, omdat er dan veel geld verloren gaat.
c Verdedig de stelling dat het doorgaan met een onrendabele investering onverstandig is, ook
als dat betekent dat er veel geld verloren gaat.
De keuze is dan tussen veel geld verliezen of nog meer geld verliezen. Dan is de eerste
variant de minst ongunstige.
d Welke andere factoren spelen volgens bron 4 een rol bij het toch laten doorgaan van een
project dat halverwege de aanleg niet rendabel blijkt te zijn?
De lobby van bouwmaatschappijen, de druk van ambtenaren.

Paragraaf 3 Het berovingsprobleem


1
Lees bron 4. Maak het antwoord van Jelte af.
Bijvoorbeeld: De opgedane kennis is gekoppeld aan de werknemer en kan niet meer gebruikt
worden of verkocht worden als de werknemer opstapt. De investering van de werkgever is
dan voor niets geweest.
2
Bram en Lieke gaan kamperen, ieder in een eigen tentje. Lieke heeft een tere huid en verbrandt
snel. Bram heeft een voorliefde voor watersport. Bij aankomst op de camping kunnen ze kiezen
uit twee plaatsen: bij het meer of onder de bomen. In bron 5 staan de bijbehorende opbrengsten
voor Bram en Lieke.
a Voor welke plek heeft Lieke een voorkeur? Verklaar je antwoord.
Onder de bomen. Samen met Bram staat ze liever onder de bomen (opbrengst van 10) dan
bij het meer (opbrengst van 4). En alleen staat ze ook liever onder de bomen (opbrengst van
3) dan bij het meer (opbrengst van 2).
b Leg uit dat Bram een voorkeur heeft om op dezelfde plaats als Lieke zijn tentje op te zetten.
Samen met Lieke op een plekje levert Bram 12 of 6 op; alleen op een plekje levert Bram 5 of
3 op.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 44


c Leid de twee Nash-evenwichten af.
{onder de bomen, onder de bomen} en {bij het meer, bij het meer}.
Bram
Onder de bomen Bij het meer
Lieke Onder de bomen (10, 6) (3, 5)
Bij het meer (2, 3) (4, 12)
Lieke wil de keuze in haar voordeel beslechten en overweegt een specifieke investering te doen:
haar zonnebrandcrème weggooien. Dit zou de opbrengsten van Lieke en Bram beïnvloeden,
zoals samengevat in bron 6.
d Leg de verandering in bron 6 uit.
Als Lieke onder de bomen staat, verandert er aan haar opbrengst en die van Bram niets.
Maar zonder zonnebrandcrème is een plekje aan het meer voor Lieke nog vervelender. Haar
opbrengst daalt met q. Bram vindt dit ook vervelend. Als hij in zijn eentje onder de bomen
staat, daalt zijn opbrengst ook met q. Dat Lieke daar dan niet staat, daar kan hij niks aan
doen. Als ze nu samen aan het meer staan, voelt Bram zich nog veel schuldiger. Zijn
opbrengst daalt met 3q.
e Hoe groot moet q zijn wil de opzet van Lieke slagen?
De opzet van Lieke is geslaagd als het Nash-evenwicht {bij het meer, bij het meer} verdwijnt.
Dat is het geval als Bram de actie {onder de bomen} kiest als Lieke de actie
{bij het meer kiest}. Dat is het geval als: 3 – q > 12 – 3q  2q > 9  q > 4,5.
3
Leg uit dat het berovingsprobleem de economie kan schaden.
In de module Heden, verleden en toekomst is uitgelegd hoe belangrijk investeringen zijn voor
de economie. Het berovingsprobleem schaadt de economie als daardoor belangrijke
investeringen niet worden gedaan
4
Lees In context ‘Een beroving op school’.
a Welke investering heeft de kunstenaar gedaan?
Het maken van een kunstwerk. Dat kost tijd en geld.
b Waarom is dat een specifieke investering?
Het kunstwerk heeft alleen meerwaarde voor de school. Voor anderen is de waarde van het
kunstwerk gelijk aan de intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal waar het kunstwerk
van gemaakt is.
c Welke sociale norm zou de beroving van de kunstenaar hebben kunnen voorkomen?
Binnen de directie kan de norm zijn dat anderen niet beroofd mogen worden van de
opbrengst van hun werk. Of: De directie vindt: afspraak is afspraak. Wat de kunstenaar ook
oplevert, er is afgesproken dat de school het kunstwerk koopt.
d Welke fout heeft de kunstenaar gemaakt waardoor hij beroofd kon worden?
Door niet van tevoren te onderhandelen over de prijs en die prijs contractueel vast te leggen.
e Welke oplossing biedt de spreker in de cartoon voor het berovingsprobleem van de
kunstenaar?
Laat iedereen geloven dat je een geweldig kunstwerk gemaakt hebt en je kunt het alsnog
voor je oorspronkelijke bedrag aan een kunstliefhebber verkopen.
5
Lees Uit de wetenschap ‘Contracten en het berovingsprobleem’.
a Waarom is het in de praktijk moeilijk vast te stellen of een berovingsprobleem wordt opgelost
door het maken van een bindende afspraak?
Als het berovingsprobleem speelt, doet iemand een investering niet. Dat iemand iets niet
doet, kun je in de praktijk moeilijk vaststellen. Want er verandert dan niets.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 45


b Vul bron 7 in voor de prijsvariant.

c Waarom haken in de prijsvariant de meeste kopers aan het begin van het experiment al af?
Kopers weten dat de verkoopprijs € 15 zal zijn en dat verkopers geen prikkel hebben om de
specifieke investering te doen. Dat verlaagt alleen maar hun opbrengsten. Als de verkoper in
dit geval de specifieke investering niet doet en het product wordt verplicht verhandeld (wat
het geval is bij de prijsvariant), dan is de uiteindelijke opbrengst voor kopers –€ 5. Als kopers
in dit geval direct bij aanvang van het experiment stoppen, levert dat geen verlies op (ook
geen winst).
d Wordt het product in de contractvariant altijd verhandeld?
Nee. Koper en verkoper moeten ermee instemmen.
e Waarom lost de contractvariant het berovingsprobleem wel op?
De prijs wordt voorafgaand de investering vastgesteld. Maar kopers kunnen afzien van
aankoop als de waarde van het product voor hen te laag is. En dat is het geval als er geen
investering wordt gedaan. Verkopers zullen de investering daarom wel doen. Bij een prijs van
€ 15 gaat de koper bij aankoop er dan op vooruit.

Paragraaf 4 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Waarom is dreigen met staken minder geloofwaardig als er in het recente verleden veel is
gestaakt?
Door de recente stakingen is de stakingskas een stuk leger geraakt. Bij een nieuwe staking
kan de vakbond zijn leden dan van een steeds lagere vergoeding voorzien. Staken wordt
daardoor minder aantrekkelijk, waardoor de dreiging ervan steeds minder geloofwaardig
wordt.
Bij een fabriek zijn de werkgever en de werknemers verwikkeld in een cao-onderhandeling. De
werkgever moet besluiten om een loonsverhoging wel of niet te geven. Werknemers moeten
kiezen om wel of niet te gaan staken. De bijbehorende opbrengstenmatrix staat in bron 1.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 46


b Laat zien dat een arbeidsconflict onvermijdelijk is.
Het Nash-evenwicht is: {wel staken, geen loonsverhoging}.
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 75)
Wel staken (50, 50) (75, 25)
De werkgever heeft vernomen dat de stakingskas van de vakbond bijna leeg is. Een staking
kunnen werknemers zich niet veroorloven. Met of zonder een loonsverhoging, staken kost
werknemers altijd 30 aan opbrengsten. Voor werkgevers verandert er niets.
c Vul bron 2 in met deze nieuwe informatie.
Bron 2 Een cao-onderhandeling met een lege stakingskas.
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100 , 75)
Wel staken (20, 50) (45 , 25)
d Ontstaat er nu nog steeds een arbeidsconflict? Verklaar je antwoord.
Nee. Het Nash-evenwicht is: {niet staken, geen loonsverhoging}
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 75)
Wel staken (20, 50) (45, 25)
Werknemers zijn ongelukkig met deze situatie. De vakbond gaat in gesprek met de werkgever en
legt uit dat door de loonsverhoging werknemers de goede wil van de werkgever inzien. Hun
motivatie om in dienst te zijn bij deze werkgever zal sterk toenemen. En dat straalt positief af op
de werkgever. Of werknemers nu staken of niet, de opbrengst voor de werkgever neemt altijd met
30 toe. Voor werknemers verandert er niets.
e Vul bron 3 in met deze nieuwe informatie.

Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 105)
Wel staken (20, 50) (45, 55)
f Heeft het pleidooi van de vakbond het gewenste effect? Verklaar je antwoord.
Ja. Het Nash-evenwicht is nu: {niet staken, wel loonsverhoging}.
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 105)
Wel staken (20, 50) (45, 55)

2
Lees bron 4. Leg uit hoe voor de werknemer een berovingsprobleem speelt bij het opbouwen van
een pensioenkapitaal tijdens zijn werkzame leven.
De werknemer bouwt een pensioenkapitaal op, maar kan tijdens deze opbouw benadeeld
worden door de overheid, die de belasting op pensioengeld verhoogt, of door het
pensioenfonds, dat de regels aanpast in het nadeel van de spaarder. De spaarder is daarbij
niet of nauwelijks in staat om dit tegen te gaan, want zijn pensioengeld staat vast bij een
fonds.
3
Lees bron 5. Welk woord past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Verzonken. De zin Ten eerste moet u altijd realistisch zijn of het echt niet beter is om
gemaakte kosten maar volledig af te schrijven en opnieuw te beginnen geeft aan dat de
kosten als verzonken moeten worden beschouwd als het beter is ze volledig af te schrijven.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 47


Afsluiting
Module-opdracht
1
Het Nederlandse staalbedrijf NedStaal bedient samen met zijn Zweedse concurrent SvarStal de
Noord-Europese staalmarkt. Beide bedrijven staan voor de beslissing om te gaan produceren met
een milieuvriendelijke productietechnologie. Deze nieuwe technologie verhoogt de
productiekosten, maar ontlast het milieu. Als beide bedrijven de nieuwe technologie invoeren,
verhoogt dat hun winst – aangemoedigd door het milieuvriendelijke karakter dat staal op deze
manier krijgt, zullen andere fabrikanten meer nieuwe staaltoepassingen ontwikkelen. Als een
staalfabrikant als enige de milieuvriendelijke productietechnologie gebruikt, lift de andere fabrikant
mee op het milieuvriendelijke karakter dat de gehele staalsector door de eenzijdige investering
krijgt. Bron 1 vat het economiespel van de twee staalfabrikanten samen.
a Waaruit blijkt in bron 1 dat het ene staalbedrijf mee kan liften op de keuze van het andere
staalbedrijf voor milieuvriendelijke productie?
Het bedrijf dat wel investeert, ziet zijn winsten dalen. Dat komt doordat het andere bedrijf niet
investeert, waardoor het lagere productiekosten heeft zodat zijn marktaandeel toeneemt en
het tegelijkertijd meelift met de toegenomen vraag vanwege het milieuvriendelijke karakter
dat de markt heeft gekregen door de investering van het andere bedrijf.
b Leid het Nash-evenwicht af.
{niet investeren, niet investeren}
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (200, 200) (100, 350)
Vervuilende productie (350, 100) (150, 150)
c Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beide spelers gaan erop vooruit als ze beiden wel investeren. Maar beide spelers hebben
een dominante actie: {niet investeren}. Hierdoor komt er een evenwicht in dominante acties
tot stand dat voor beide spelers niet optimaal is.
De Europese Commissie voert een beleid om milieuvriendelijke productie te stimuleren. De EU-
commissaris voor Energie stelt voor om staalbedrijven te laten fuseren, ook al ontstaat er
daardoor meer marktmacht. ‘Na de fusie bekijken bedrijven hun gezamenlijke opbrengsten. Als ze
dat doen, gaan ze vanzelf milieuvriendelijk produceren.’
d Leid het (de) Nash-evenwicht(en) af als NedStaal en SvarStal fuseren.
Nash-evenwichten: {milieuvriendelijke productie, vervuilende productie} en
{vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (400, 400) (450, 450)
Vervuilende productie (450, 450) (300, 300)
e Heeft een fusie, zoals de EU-commissaris voor Energie voorstelt, het gewenste effect?
Verklaar je antwoord.
Ten dele. Er zijn nu twee Nash-evenwichten: {niet investeren, wel investeren} en
{wel investeren, niet investeren}. De gefuseerde onderneming kiest er dus voor om in een
van de twee fabrieken een investering in milieuvriendelijke technologie door te voeren, maar
niet in de andere fabriek. Op deze manier krijgt de gefuseerde onderneming de opbrengsten
van het meeliftgedrag van de ene fabriek op de andere fabriek.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 48


De EU-commissaris voor Mededinging is het niet met haar collega eens. ‘Ik zal deze fusie niet
toestaan. Er zal te veel marktmacht ontstaan. De keuze voor milieuvriendelijke productie kan op
een andere manier tot stand komen: dwing een van de twee bedrijven om als eerste zijn
productietechnologie te kiezen.’
f Wat is een nadeel van toegenomen marktmacht?
Bij meer marktmacht kunnen aanbieders meer controle uitoefenen over de prijs. In dit geval
zal er na de fusie een monopolist ontstaan. Bij een monopolie is de prijs hoger dan bij een
duopolie. Dit gaat ten koste van het consumentensurplus. Het producentensurplus neemt
weliswaar toe, maar deze toename is kleiner dan de afname van het consumentensurplus.
Het resultaat is dat de economische doelmatigheid van de markt daalt.
g Vul bron 2 in met bron 1.

h Heeft de EU-commissaris voor Mededinging gelijk? Verklaar je antwoord. Maakt het daarbij
uit welk staalbedrijf als eerste zijn keuze moet maken?
Nee. Het Nash-evenwicht in bron 2 is: {vervuilend, vervuilend}. Daarbij maakt het niet uit welk
staalbedrijf als eerste zijn keuze maakt. Dat komt doordat beide staalbedrijven een
dominante actie hebben: {vervuilend}. Wat het andere staalbedrijf ook kiest, een staalbedrijf
zal altijd de actie {vervuilend} kiezen. Een volgtijdelijke keuze heeft hier dan geen invloed op.
De Nederlandse en Zweedse regering zijn het gesteggel binnen de EC zat. Samen met zijn
Zweedse collega ontwikkelt de Nederlandse minister van Economische Zaken een
subsidieregeling ter ondersteuning van investeringen in milieuvriendelijke productietechnologieën.
Het resultaat van deze regeling staat in bron 3.
i Leg de verandering van bron 3 vergeleken met bron 1 uit.
Door de subsidie nemen de productiekosten af waardoor de winst met 75 stijgt. Bovendien
kan het staalbedrijf dat eenzijdig met een vervuilende productietechnologie werkt, minder
marktaandeel veroveren, omdat zijn kostenvoorsprong door de subsidie (gegeven aan het
andere bedrijf) minder groot is.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 49


j Lost de subsidieregeling het probleem op? Verklaar je antwoord.
Nee. Er zijn nu twee Nash-evenwichten: {milieuvriendelijke productie, vervuilende productie}
en {vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}. Ook nu weer zal slechts een van de
twee staalbedrijven milieuvriendelijk produceren.
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (275, 275) (175, 300)
Vervuilende productie (300, 175) (150, 150)
Een ambtenaar op het Ministerie van Economische Zaken merkt op dat een subsidie alleen niet
genoeg is. ‘We moeten NedStaal ook dwingen om als eerste zijn keuze te maken. Dan zal staal
zeker in Nederland milieuvriendelijk geproduceerd worden. Wat er in Zweden gebeurt, weet ik
niet.’
k Vul bron 4 in met bron 3.

l Heeft de ambtenaar gelijk? Verklaar je antwoord.


Nee. Het Nash-evenwicht is: {vervuilend, milieuvriendelijk}. Er is nu een bedrijf dat
milieuvriendelijk produceert: SvarStal. NedStaal weet dat SvarStal milieuvriendelijk zal gaan
produceren als NedStaal dat niet doet. Daardoor kan NedStaal meeliften op de keuze van
SvarStal door zelf voor de goedkopere, milieuvervuilende productietechnologie te kiezen.
m Beredeneer wat het Nash-evenwicht is met een subsidie voor milieuvriendelijke productie
waarbij SvarStal als eerste zijn productietechnologie kiest.
Dat zal zijn: {milieuvriendelijk, vervuilend}. Deze situatie is precies gespiegeld aan de situatie
bij opdracht n.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 50


Een vwo 5-leerling uit Hoften loopt voor zijn profielwerkstuk stage op het Ministerie van
Economische Zaken. Hij heeft zich verdiept in de Noord-Europese staalmarkt en kwam de
minister van Economische Zaken tegen bij de koffieautomaat. ‘Ik zie dat het maar niet lukt met die
milieuvriendelijke productie.’ De minister kijkt op. ‘Maar u doet het ook helemaal verkeerd.’ De
minister luistert geamuseerd. ‘Die twee staalbedrijven zijn verwikkeld in een herhaald spel. U
moet ze dat uitleggen. Een subsidie is verder niet nodig. Met de juiste vergeldingsstrategie komt
het dan vanzelf goed.’ De leerling laat een papiertje zien met daarop de strategie voor NedStaal:
Ronde 1:
– ik houd me aan de afspraak en produceer met de duurdere, milieuvriendelijke
productietechnologie.
Ronde 2 en verder:
– als SvarStal zich in de vorige ronde aan de afspraak heeft gehouden en milieuvriendelijk
produceert, houd ik me in deze ronde ook aan de afspraak;
– als SvarStal zich in de vorige ronde niet aan de afspraak heeft gehouden en met de
vervuilende technologie heeft geproduceerd, houd ik mij in deze én alle opvolgende rondes
niet meer aan de afspraak en produceer vanaf nu altijd met de vervuilende technologie.
n Wat is over een periode van tien jaar de opbrengst voor NedStaal als SvarStal een
vergelijkbare vergeldingsstrategie volgt en beide staalbedrijven zich altijd aan de afspraak
houden?
10 × 200 = 2.000
o Wat is over een periode van tien jaar de opbrengst voor NedStaal als SvarStal een
vergelijkbare vergeldingsstrategie volgt en NedStaal na vijf jaar overstapt op de vervuilende
technologie?
5 × 200 + 350 + 4 × 150 = 1.950
p Zal de afspraak om niet over te stappen op de vervuilende technologie standhouden als
beide staalbedrijven weten dat er over tien jaar geen staal meer geproduceerd mag worden?
Nee, want voor beide spelers is het een dominante actie om in jaar tien over te stappen op
de vervuilende technologie. Beide spelers weten dat dit zal gebeuren. In jaar 9 houdt hen dan
niks tegen om over te stappen op de vervuilende technologie; door dat niet te doen, houden
ze niks in stand, want in jaar 10 stappen ze beiden toch over. Maar dan stappen ze volgens
dezelfde logica ook over in jaar 8. Enzovoort. In het Nash-evenwicht stappen beide spelers
direct in jaar 1 over op de vervuilende technologie.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 51


Naar het examen
Opgave 1 (CE 2019 1e tijdvak)

Markt voor hoger onderwijs


In een land binnen de eurozone zijn twee private instellingen voor hoger beroepsonderwijs actief:
business school A (BSA) en business school B (BSB). Daarnaast bestaan er publieke instellingen
voor hoger onderwijs, gefinancierd door de overheid. Studenten aan de publieke
onderwijsinstellingen hoeven vooralsnog geen lesgeld of collegegeld te betalen en de studieduur
is onbeperkt. BSA en BSB streven elk op korte termijn naar een zo groot mogelijke omzet. Voor
het lopende collegejaar is het collegegeld van BSA € 15.000 en van BSB € 20.000 per student.
De directies gaan uit van de volgende functies:

• Qva = –0,2Pa + 0,1Pb + 0,05Po + 4.500


• Qvb = 0,25Pa – 0,3Pb + 0,04Po + 8.000

Qva = aantal studenten van BSA


Qvb = aantal studenten van BSB
Pa = collegegeld per jaar van BSA
Pb = collegegeld per jaar van BSB
Po = collegegeld publieke onderwijsinstellingen (vooralsnog: Po = nul)

BSA en BSB hebben geen andere inkomsten dan collegegeld.


2p 1
Ondervinden de private onderwijsinstellingen de sterkste concurrentie van elkaar of juist van de
publieke onderwijsinstellingen? Licht het antwoord toe aan de hand van de relevante coëfficiënten
in beide functies.
van elkaar
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Uit de coëfficiënten (0,1 en 0,25 groter dan respectievelijk 0,05 en 0,04) blijkt dat de afzet van
zowel BSA als BSB sterker wordt beïnvloed door de prijs van de ander dan door de prijs van
de publieke onderwijsinstellingen.
2p 2
Bereken met behulp van bovenstaande vergelijking de bovengrens van de betalingsbereidheid
die een student kan tonen voor een opleiding aan BSA, gegeven de beschikbare alternatieven.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
Voor de beschikbare alternatieven geldt:
Pb = € 20.000 en Po = 0
Stel Qva = −0,2 Pa + 0,1 × 20.000 + 0 + 4.500 = 0
0,2 Pa = 6.500 → maximale betalingsbereidheid: Pa = € 32.500
Voor het komende collegejaar overwegen de directies van BSA en BSB onafhankelijk van elkaar
om de collegegelden te verhogen met 10%. Op basis van bovenstaande functies is onderstaande
pay-off matrix opgesteld.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 52


2p 3
Geef de berekening van de waarde van 0,57% linksonder in de matrix op basis van de beide
gegeven functies.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
Qva = −0,2 × 15.000 + 0,1 × 20.000 + 0 + 4.500 = 3.500 studenten
TOa = 3.500 × 15.000 euro = 52,5 mln. euro
Qva nieuw = −0,2 × 16.500 + 0,1 × 20.000 + 4.500 = 3.200
TOa nieuw = 3.200 × 16.500 euro = 52,8 mln. euro
TOa stijgt met 0,57%.
3p 4
Beargumenteer wat op basis van de pay-off matrix zal gebeuren met het verschil in collegegeld
tussen BSA en BSB.
Een voorbeeld van een juiste argumentatie is:
• Voor BSA is verhoging van het collegegeld de dominante strategie: bij elke keuze van
BSB is voor BSA een verhoging van het collegegeld de beste optie (0,57% stijging van de
omzet is beter dan 0%, resp. 6,86% is beter dan 5,71%)
• Voor BSB is gelijk houden van het collegegeld de dominante strategie / Bij elke keuze
van BSA is voor BSB het gelijk houden van het collegegeld de beste optie (0% verandering
van de omzet is beter dan een daling van 1,48%, resp. 6,52% is beter dan 5,70%)
• Aangezien BSA in de startsituatie het laagste collegegeld vroeg (€ 15.000), wordt het
verschil tussen het collegegeld bij BSA en BSB dus kleiner
De minister van Onderwijs overweegt collegegeld in te voeren voor studenten aan publieke
instellingen voor hoger onderwijs. Hij stelt:
– ‘De huidige financiering van het publieke onderwijs is een vorm van verplichte solidariteit
binnen de samenleving.
– Aangezien bij publieke onderwijsinstellingen nu nog geen collegegeld hoeft te worden betaald
kan daar bij studenten moral hazard optreden.
– Hierdoor kan het draagvlak voor deze solidariteit worden aangetast.’
3p 5
Verklaar de drie onderdelen van de stelling van de minister.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
• Financiering van publieke onderwijsinstellingen vindt plaats via belastingheffing. De
samenleving draagt hier derhalve verplicht aan bij
• Aangezien studenten geen collegegeld hoeven te betalen kan moral hazard optreden,
doordat zij bij onvoldoende studie-inspanning slechts in beperkte mate zelf de financiële
gevolgen merken (welke grotendeels ten laste komen van de samenleving)
• Als bij de belastingbetaler de indruk ontstaat dat deze moet betalen voor studenten
die zich slecht inzetten kan dit het draagvlak voor de verplichte solidariteit aantasten

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 53


Opgave 2 (CE 2019 2e tijdvak)

Rookmelders
Roken veroorzaakt veel ziekten die gelden als een economische last voor de samenleving. Veel
overheden voeren daarom een antirookbeleid. Een onderzoeker heeft een maatschappelijke
kosten-batenanalyse (MKBA) van roken verricht voor een land. Hij beschouwt rook-gerelateerde
zorgkosten en productiviteitsverliezen als maatschappelijke kosten.
2p 6
Leg uit waarom de gegeven voorbeelden van maatschappelijke kosten als negatieve externe
effecten van roken worden gezien.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De genoemde bijkomende/onbedoelde (maatschappelijke) kosten/effecten van roken
komen ten laste van anderen dan de roker zelf (1p)
• en worden niet verrekend in de prijs van het product (1p)

De overheid van het land heeft sigaretten belast met € 2,50 accijns per pakje. De onderzoeker
heeft berekend dat – zonder verder ontmoedigend beleid – de maatschappelijke kosten de baten
zullen blijven overtreffen.
Hij presenteert in tabel 1 scenario’s van antirookbeleid. Hieruit blijkt dat de verhoging van de
accijns met nog eens € 2, eventueel in combinatie met aanvullende maatregelen, de negatieve
balans tussen maatschappelijke kosten en baten positief kan doen omslaan.
De directie van sigarettenproducent Mores bestudeert de voorgestelde scenario’s om de
gevolgen voor de eigen bedrijfsvoering door te rekenen.
De financieel directeur stelt daartoe tabel 2 op, met de huidige financiële gegevens, en hij geeft
een grafische weergave daarvan in figuur 1. Daarin schetst hij de marginale kostenlijn zonder
accijns en de marginale kostenlijnen van scenario 1 en 2. Hij schetst ook de marginale
opbrengstenlijn, waarbij hij ervan uitgaat dat die niet verandert in scenario 2 ten opzichte van
scenario 1. Mores kan in deze markt van heterogene producten enige invloed uitoefenen op de
prijs van zijn eigen sigaretten.
2p 7
Is er bij Mores sprake van proportioneel variabele kosten of progressief variabele kosten? Licht je
keuze toe.
progressief variabele kosten
Voorbeelden van een juiste toelichting zijn:
• De TK-functie heeft een progressief verloop / is een kwadratische functie.
• De MK-functie is een stijgende lijn.
3p 8
Toon met een berekening aan dat Mores in scenario 2 maximale totale winst behaalt bij een
productie van 10 miljoen pakjes.
Maximale winst wordt behaald als MO = MK
• MO = -0,08q + 16
• MK = 0,02q + 4 + 2 (accijns)
• -0,08q + 16 = 0,02q + 6 → q = 100
100 × 100.000 = 10 miljoen pakjes
2p 9
Bereken de maximale totale winst voor Mores in scenario 2.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
• Pscenario2 = -0,04 x 100 + 16 = € 12,00
TOscenario2 = 12 × 100 × 100.000 = € 120 miljoen
• Nieuwe TK = 0,01q² + 6q + 100 door € 2 accijnsverhoging
TK = (0,01 × 100² + 6 × 100 + 100) × 100.000 = € 80 miljoen
TWscenario2 = € 40 miljoen

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 54


1p 10
Bereken hoeveel procent van de accijnsverhoging door Mores wordt doorberekend in de
verkoopprijs bij winstmaximalisatie in scenario 2.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
(Pscenario2 = -0,04 x 100 + 16 = € 12,00)
Afwentelingspercentage (12,00 −11,20) \ 2 × 100% = 40%
2p 11
Zal het accijnsbedrag dat Mores bij scenario 3 zou moeten afdragen hoger of lager zijn dan bij
scenario 2? Licht je keuze toe zonder berekening.
lager
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Bij scenario 3 zal de prijsafzetlijn van een pakje sigaretten naar links verschuiven / zal er
minder vraag zijn naar sigaretten bij elke gegeven prijs als gevolg van de
ontmoedigingsmaatregelen, waardoor de accijnsopbrengst zal afnemen.

Opgave 3 (CE 2015 1e tijdvak)

Stratego met medicijnen


In een land zijn de fabrikanten Pharmax en Medix de enige aanbieders van medicijnen tegen
maagklachten. Beide streven naar maximale totale winst. Pharmax overweegt de ontwikkeling
van een nieuw medicijn. Pharmax heeft daarbij de keuze uit drie typen, elk werkzaam tegen één
bepaald soort maagklacht. De vereiste investeringen in onderzoek zijn specifiek gericht op één
type medicijn en zijn daarmee als verzonken kosten te beschouwen.
Pharmax wil vanwege concurrentieoverwegingen tot het moment van de marktintroductie
geheimhouden welk type medicijn het gaat ontwikkelen.
Pharmax gaat ervan uit dat Medix voor eenzelfde keuze staat wat betreft de ontwikkeling van een
bepaald type medicijn. Afspraken tussen producenten over verdeling van de markt worden niet
toegestaan door de Marktautoriteit van het land.
De situatie tussen Pharmax en Medix kan worden beschouwd als een eenmalig simultaan spel
met de in tabel 1 verwachte winsten over de patentronde van tien jaar.
2p 12
Noteer van tabel 1 de letter(s) van de cel(len) waar sprake is van een Nash-evenwicht. Verklaar je
antwoord.
F en h, want geen van de aanbieders kan zijn winst hier vergroten, gegeven de keuze van de
ander. Zie de onderstreepte beste keuzes van beide bedrijven. Alleen bij f en h zijn beide
bedragen onderstreept.
Medix
Type I Type II Type III
Pharmax Type I a (–€ 200 miljoen, b (€ 250 miljoen, c (€ 200 miljoen,
–€ 200 miljoen) € 300 miljoen) € 400 miljoen)
Type II d (€ 300 miljoen, e (–€ 400 miljoen, f (€ 250 miljoen,
€ 250 miljoen) –€ 400 miljoen) € 300 miljoen)
Type III g (€ 400 miljoen, h (€ 300 miljoen, i (–€ 300 miljoen,
€ 200 miljoen) € 250 miljoen) –€ 300 miljoen)
Een adviseur meent dat geheimhouding juist niet verstandig is: ‘Pharmax kan het best direct zijn
keuze voor een type medicijn bekendmaken, zodat Medix zich gedwongen zal zien om rekening
te houden met die keuze van Pharmax.’ Het volgtijdelijke spel dat zo kan ontstaan, staat
weergegeven in de spelboom in figuur 1, met verwachte winsten in miljoenen euro’s over de
patentronde van tien jaar.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 55


2p 13
Voor welk type medicijn zal Pharmax kiezen op basis van de gegevens in de spelboom? Verklaar
je antwoord.
Type III. Als Pharmax kiest voor type III, reageert Medix met een keuze voor type II, waarmee
Pharmax de hoogste winst zal maken (namelijk € 300 miljoen).
Als Pharmax kiest voor type I of type II, zal Medix in beide gevallen kiezen voor type III,
waarbij de winst voor Pharmax lager zal zijn dan € 300 miljoen, namelijk respectievelijk
€ 200 miljoen en € 250 miljoen.
De adviseur plaats hierbij wel een kanttekening: ‘Om ervoor te zorgen dat deze volgtijdelijke
spelsituatie zich inderdaad ontwikkelt, is het essentieel dat Pharmax zijn eerste keuze zo
overtuigend maakt, dat daarover bij Medix geen twijfel meer kan bestaan. Dit kan Pharmax
bereiken door direct bekend te maken dat er grote specifieke investeringen zijn gedaan in de
ontwikkeling van het gekozen type medicijn. Medix zal zich er namelijk van bewust zijn wat het
verschijnsel “verzonken kosten” voor een bedrijf betekent.’
2p 14
Verklaar de kanttekening van de adviseur.
Stap 1: Medix zou een betere positie kunnen krijgen door zelf de eerste zet te maken. Alleen
met de overtuiging dat Pharmax zijn eerste keuze hoe dan ook zal uitvoeren, zal Medix zich
laten leiden door de keuze van Pharmax.
Stap 2: Als de (verzonken) kosten door Pharmax in verband met de ontwikkeling van het
gekozen type medicijn al zijn gemaakt, zal Medix inschatten dat Pharmax deze alleen kan
terugverdienen door dit type ook daadwerkelijk aan te bieden.
2p 15
Geef een voordeel en een nadeel voor de patiënten ingeval er een verdeling van de markt tot
stand komt waarbij beide fabrikanten een verschillend type medicijn op de markt brengen.
In de genoemde situatie:
– blijft er aanbod van medicijnen tegen meerdere soorten maagklachten (voordeel);
– zal het ontbreken van concurrentie mogelijk leiden tot een hogere prijs (op de
deelmarkten) (nadeel).

Opgave 4 (CE 2010 pilot 2e tijdvak)

Een boom op het plein


Rond een plein zijn drie winkels gevestigd. Soms wordt er ’s nachts in deze winkels ingebroken.
Een beveiligingsbedrijf speelt hierop in en heeft de drie winkeliers een offerte gestuurd voor het
bewaken van het plein gedurende de nacht. Beveiliging kan worden ingehuurd voor € 700 per
maand per beveiliger. De beveiliger bewaakt, ongeacht welke winkelier hem heeft ingehuurd, het
gehele plein.
Een van de winkeliers, Alberts, heeft een inschatting gemaakt van het bedrag dat de winkeliers
per maand zouden besparen op de kosten van de inbraak, indien het plein ’s nachts bewaakt zou
worden. Hij gaat ervan uit dat de twee andere winkeliers dezelfde inschatting maken. In de tabel 1
die hij heeft gemaakt, wordt de marginale kostenbesparing weergegeven bij de inzet van steeds
één beveiliger extra.
Alberts wil als eerste een beslissing nemen en verwacht dat Boenders daarna beslist. Dit levert in
figuur 1 de beslissingsboom op waarbij de beslissingen van Carant niet zijn weergegeven.
De drie winkeliers in deze opdracht beschikken ten aanzien van deze beslissing over dezelfde
informatie.

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 56


2p 16
Leg aan de hand van tabel 1 uit waarom de beslissingen van Carant niet in de beslissingsboom
zijn weergegeven.
Voor Carant is de (marginale) besparing op de kosten van inbraak kleiner dan de (marginale)
kosten van het inhuren van een beveiliger, zodat Carant altijd zal besluiten 0 beveiligers aan
te stellen.
2p 17
Bereken de, in de beslissingsboom ontbrekende, toename van de winst van Alberts.
€ 1.000 + € 900 + € 800 + € 650 + € 500 − (3 × € 700) = € 1.750
2p 18
Leg met de beslissingsboom in figuur 1 uit welk aantal beveiligers Alberts respectievelijk
Boenders zal inhuren.
Alberts huurt 0 beveiligers in en Boenders 2, omdat dit voor Alberts het hoogste voordeel
(€ 1.900) oplevert en voor Boenders, gegeven dat Alberts niets doet, ook.
Alberts besluit met zijn collega Boenders te overleggen en pakt de tabel en de beslissingsboom
erbij. Boenders is het eens met de gegevens, maar geeft aan zich door de voortdurende inbraken
zo onveilig te voelen dat hij één beveiliger zal inhuren, ongeacht wat Alberts daarna beslist. Het
toegenomen gevoel van veiligheid van Boenders komt niet in de cijfers tot uitdrukking.
2p 19
Geef een voordeel dat Alberts van de beslissing van Boenders heeft. Gebruik hierbij de begrippen
zelfbinding en reputatieschade.
Alberts kan in hoge mate zeker zijn van de beslissing van Boenders, omdat deze zichzelf de
beslissing oplegt en er dus sprake is van zelfbinding en Boenders ingeval van het niet
uitvoeren van deze beslissing reputatieschade oploopt.
Albert realiseert zich dat een afspraak tussen de drie betrokken winkeliers over collectieve
beveiliging van het plein wel eens tot een veel beter resultaat zou kunnen leiden. Hij stelt voor om
vijf beveiligers in te huren en de kosten te verdelen over de drie winkeliers naar rato van hun
marginale kostenbesparing.
6p 20
Geef de onderbouwing van dit voorstel op basis van de volgende aspecten:
− de omvang van de gezamenlijke winst;
− asymmetrische informatie;
− freeridergedrag (= meeliftersgedrag).
De onderbouwing moet passen in de gegeven context. Gebruik ongeveer 75 woorden.
– De omvang van de gezamenlijke winst: door het samenwerken kan gestreefd worden
naar het maximeren van de winst. Dat is het geval als er vijf beveiligers ingehuurd worden.
– Asymmetrische informatie: door samen te werken kan eventuele asymmetrische
informatie opgevangen worden, waardoor het juist verdelen van de kosten mogelijk wordt.
– Freeridergedrag: freeridergedrag zal niet optreden, omdat alle drie de winkeliers hun
winst zien toenemen in verhouding tot hun bijdrage aan de betaling voor beveiliging.#

Praktische economie 4|5|6 vwo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 57

You might also like