You are on page 1of 12

THEMA 3

Prijsvorming op niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten

Vooraf

In dit deeltje zullen wij de prijsvorming bekijken van drie marktvormen:

o Monopolie
o Monopolistische concurrentie
o Oligopolie

De redeneringen voor monopolie en monopolistische concurrentie lopen inzake


grafische weergave en prijsvorming in feite een beetje analoog, althans in de korte
periode. De verschillen zullen wij op het einde van deel I toelichten.

DEEL I : prijsvorming bij monopolie

A. Wat?

>> Als slechts één producent een bepaald goed of dienst aanbiedt , spreken wij
van een monopolie. Uiteraard is dit verschijnsel plaatsgebonden: sommige
producenten (er zijn er niet veel) hebben een wereldmonopolie, sommige
bedrijven hebben in hun land een monopolie, soms zijn er monopolies die
streek of regiogebonden zijn.

Het is vrij evident dat echte zuivere monopolie in de realiteit weinig voorkomt
net zoals echte zuivere vormen van volkomen concurrentie in de realiteit nagenoeg
niet bestaan.

Toch zijn beide marktvormen interessant om de reële marktvormen te kunnen


bespreken en analyseren.

Enkele voorbeelden

>> Wereldmonopolies ? Vb Microsoft, De Beers (diamant), …

Monopolie in België ? Vb De Post, NMBS, …

Streekmonopolies ? Vb watermaatschappijen, …
Huidige tendens

>> Wij stellen vast dat het steeds moeilijker wordt om voorbeelden van echte
monopolies te geven. Steeds vaker worden monopolies bestreden en worden
soms wettelijke maatregelen getroffen om deze markten te liberaliseren (vrije
mededing). Denk maar aan de liberalisering van de energiemarkt in Europa
vanaf 01.01.2007. Passagiersvervoer. 2011 liberalisering De Post

En toch ….

(…) Tegen december 2023 moet de Belgische regering beslissen om ofwel het
reizigersvervoer per trein open te stellen voor concurrentie, ofwel het monopolie van de
NMBS gedurende 10 jaar te behouden. Want ja, de Belgische regering kan – in
tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt – nog altijd beslissen om het
overheidsmonopolie met 10 jaar te verlengen, tot maximaal december 2033, zonder
voorwaarden. Dit is een politieke keuze. En ze kan dit onder bepaalde voorwaarden na
2033 opnieuw doen.(…)
Tekst ontleend aan artikel in Solidair (PVDA) , 2019.

Waarom is bv. een varkensboer of een tomatenkweker geen monopolist?

>> Onze varkensboer moet de prijs van de markt volgen (is het resultaat van spel van
vele aanbieders en vele vragers). Als hij een hogere prijs vraagt dan de andere
aanbieders (= concurrenten) voor hetzelfde goed (= homogeen) zal hij zijn product
niet verkopen.
Als hij nu de prijs zal willen beïnvloeden door zijn aanbod heel veel te doen
dalen, dan zal hij bedrogen uitkomen. Het is net alsof de muis stoer zou doen
tegen de olifant (zijn concurrenten): zijn marktaandeel is immers veel te klein om de
prijs te kunnen beïnvloeden.

Bij volkomen concurrentie zijn vragers en aanbieders prijsnemers. Price -takers

Waarom kan de monopolist dit wel?

>> Hij heeft de macht om zelf de prijs te bepalen, omdat hij de enige aanbieder is.

De monopolist is zelf de prijszetter of ‘price-maker’

Moet de monopolist dan met niets of niemand rekening houden?

>> Zeker niet!!! Klantenbinding is niet altijd absoluut. Als de monopolist zijn prijs te
hoog stelt, zou het kunnen dat afnemers afhaken en overstappen naar vervangproducten
die +/_ dezelfde behoeften van de klant kunnen bevredigen, maar tegen een meer
aanvaardbare prijs. Deze vervangproducten noemen wij substituten.
De monopolist zal dus bij zijn prijszettingsmogelijkheden ook rekening moeten
houden met deze substitutiemogelijkheden of substitutie-effecten.

Vb Microsoft → Linux

M. A. W.

De monopolist zal bij zijn prijsbepaling hoe dan ook gebonden blijven door de gedragingen
van de consumenten , dus de vraagcurve.

Dus de monopolist moet voor zijn ontvangsten (P x Q) zeker rekening houden met de
prijselasticiteit van deze vraag.
Later zullen wij zien dat de monopolist soms zal proberen om deze beperkingen opgelegd
door de vraagcurve te ontlopen (via prijsdiscriminatie).

Men kan zich nu wel afvragen welke prijs en afzet zal moeten bepalen om
tot een optimale winstsituatie te komen. Dit zullen wij nu even verder bekijken.

B. Wat is voor de monopolist de optimale prijs en afzet ? (KT)

Winstmaximalisatie : algemeen

Wat doet elke verstandige producent alvorens zijn producten op te markt te brengen?

>> Hij maakt een marktonderzoek om te weten hoeveel (= afzet) de consumenten


willen kopen van het bewuste goed en tegen welke prijs. → Omzet

M. A. W.

Hij zoekt naar het verloop van de vraagcurve voor dat product in die markt.
Niet vergeten: de prijselasticiteit van de vraag bepaalt in welke mate
consumenten zullen reageren op prijsfluctuaties.

Op basis van de verschillende combinaties volume en prijs kan de producent ook


de corresponderende kostenstructuur berekenen (zie BK).

>> Zoals elke andere onderneming zal de monopolist streven naar


winstmaximalisatie. Dit is de drijfveer bij elke ondernemer. Dit is de optimale
combinatie afzet en prijs die de consumenten aanvaarden.
Niet vergeten: omzet = afzet X prijs !

TK
>> De optimale afzet = afzet waar verschil tussen het grootst is
TO
Bij te geringe afzet (veel startkosten CK) : TK > TO  verlies

Bij een bepaalde afzet zullen : TK = TO  break-even

Vanaf BE zal de winst stijgen en op een bepaald moment maximaal zijn; bij
verdere zal de winst weer dalend verlopen.

Visuele weergave combinatie TK, TO, MK en winstmaximalisatie


Uit statistisch onderzoek weet men dat de VK en dus ook de TK eerst degressief
stijgen, dan proportioneel toenemen en vervolgens progressief stijgen bij systematische verhoging
van de productie. Grafisch kunnen wij dit als volgt weergeven.

TO
TK
CK

Afzet Q

MK

>> Wij stellen dus vast dat zolang de TK degressief stijgen , de marginale kosten
afnemen.

 visualiseer via vertikale balkjes in potlood het degressieve en


progressieve verloop van de TO-curve.
Bij het buigpunt a , waar de degressieve stijging van de TK overgaat in een
progressieve stijging, bereiken de MK een minimum.

Vervolgens zullen de MK weer stijgen (stijgende deel correspondeert met de


aanbodcurve).

Door punten op de TK-curve te verbinden met de oorsprong bekomt men


hoekwaarden; via de tangensen van deze hoeken bekomt men de GTK .

Zolang de marginale kosten kleiner zijn dan de gemiddelde totale kosten (GTK),
zullen de GTK dalen. Vanaf het snijpunt van de MK-curve met de GTK-curve,
zullen de GTK weer stijgen.

Winstmaximalisatie : de gouden regel

Wij weten dat voor elke onderneming de winst wordt gemaximaliseerd waar

MK = MO

Ondertussen hebben wij al vaak de cruciale begrippen MK en MO omschreven en


toegelicht.

Geef nu in je eigen woorden een omschrijving van beide begrippen:

MO =

MK =

 => zie tekening bord

Opgelet : de marginale waarden steeds tussen de betrokken eenheden plaatsen.

Conclusie

>> De vraagcurve vertoont een dalend verloop (richtingscoëfficiënt = negatief) .


Deze curve stemt overeen met de gemiddelde opbrengstencurve (TO / Q):
bij eenzelfde hoeveelheid zijn de prijs en de gemiddelde opbrengsten immers
aan elkaar gelijk.

Deze vraagcurve of GO-curve is de prijsafzetcurve.

>> De MO-curve vertoont ook een dalend verloop (richtingscoëfficiënt rechte =


negatief) , zij het wel een sneller dalend verloop.

 oh, oh, oh dit is niet zoals bij volkomen concurrentie waar dit een
horizontale lijn is ter hoogte van de marktprijs.

De absolute waarde van de MO-rechte zal dus > dan de absolute waarde van de
V-curve.
In feite zal bij monopolie de MO-curve vertrekken vanuit het snijpunt van de
vraagcurve met de ordinaat (Y-as) en de abscis (X-as) snijden in het midden
van het lijnstuk tussen de oorsprong en het snijpunt met de abscis.

Schets

Wiskundige uitbreiding:

De vraagcurve stelt de volgende vraagvergelijking voor:

P = a + b (Q) waarbij b negatief

De TO (PxQ) = (a + b (Q)) Q of aQ + bQ²

De MO is hiervan de eerste afgeleide of

MO = a + 2bQ

De absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van de MO-curve is het


dubbele van deze van de Vraagcurve (daalt dus 2 x zo snel).

>> Wij weten dat de winst maximaal is bij de combinatie optimale afzet en optimale
prijs M.A.W. waar MK =MO (waar zij elkaar snijden).

Het snijpunt MO- , MK-curve (punt E in schets hierboven) geeft ons al de optimale
afzet Qe.

Welke prijs zijn de consumenten nu bereid voor deze afzet te betalen ?

Dit lees je af van de vraagcurve bij de afzet Qe ter hoogte van het snijpunt
MK- en MO-curve. Trek door dit snijpunt E een loodlijn op de abscis door de
vraagcurve. Zo bepaal je bij monopolie de optimale prijs. Het snijpunt op de
vraagcurve is het punt van Cournot (wiskundige Antoine-Augustin Cournot)

De winst grafisch voorstellen

De vierhoek die de combinatie van optimale prijs en optimale afzet weergeeft is in


in feite niets anders dan de optimale omzet.

Om de winst grafisch te kunnen weergeven moeten wij het verloop kennen van de
gemiddelde opbrengsten en de gemiddelde kosten. Het positief verschil tussen de GO –
GK bij de optimale afzet Qe bepaalt de optimale winstmarge. Vermenigvuldigd met de
afzet geeft dit de winstmaximalisatie voor de monopolist. Arceer de bekomen vierhoek in je
schets.

 Zie illustratie bord

Verband TO , prijselasticiteit van de vraag voor de monopolist (zie HB pp. 117-118)

Vooraf:

Zoals eerder gezegd is de monopolist gebonden door het verloop van de dalende
vraagcurve.
Als de prijs stijgt zal de afzet dalen ; als de prijs daalt zal de afzet toenemen.
Wij hebben reeds aangetoond hoe de monopolist zijn prijs zal bepalen (Cournot).

De TO of de omzet van de onderneming hangt af van de combinatie prijs en afzet.


Vermits voor de monopolist de prijs zelf moet bepalen (bij volkomen concurrentie
is dit gegeven door de markt) zal de monopolist moeten zoeken naar de optimale
combinatie prijs en afzet om zij TO te maximaliseren. De prijselasticiteit van de vraag
speelt hierbij een belangrijke rol.

Hoe bereken je weer de prijselasticiteit van de vraag?

>> E = % verandering van de hoeveelheid


% verandering van de prijs

Of

Hoe moet je de prijselasticiteit interpreteren?

>> Als ………………………. > 1  prijselastisch: de vraag Q


reageert veel in verhouding
meer dan de prijswijziging.

Als ……………………….. < 1  prijsinelastisch : de vraag Q


reageert in verhouding minder
dan de prijswijziging

Illustratie verband TO en prijselasticitieit bij monopolie (lineaire vraagcurve)

Millimeterpapier en de verhoudingen zoals op bald !!!!

Zie ook uitleg blad (transparanten werken op bord


Prijs afzet TO

Veronderstel:

Elastisch deel : P ========== TO


vd V-curve P ========== TO

Veronderstel nu:

Inelastisch deel : P ========= TO


vd V-curve P ========= TO

Slotoefening:

Uit een marktonderzoek blijkt dat een monopolist de volgende hoeveelheden van zijn
product tegen de vermelde respectieve prijzen zal kunnen verkopen (in mio). Op basis van
deze informatie heeft de producent een raming gemaakt van de TK (p = prijs; q = afzet).

P q TK … … … … …

140 1 80

130 2 140
120 3 210

110 4 290

100 5 400

Welke prijs zal de monopolist hier bepalen?

Redenering

Grafische illustratie

Kopiëren millimeter papier (zie oplossing kopieën !!!)


C. Hoe ontstaan monopolies?

1) Praktische en technologische beperkingen / exclusieve rechten

Wat?

>> Sommige ondernemingen moeten heel grootschalig werken


omdat zij hoge vaste kosten hebben bvb omwille van de vereiste
infrastructuur (bvb netwerk voor distributie van gas, water, …).
Zoniet zijn zij niet rendabel.

Hoe groter de vereiste productiegrootte om rendabel te zijn, hoe


meer kans op monopolie. Door technologische vooruitgang kunnen
deze belemmeringen deels wegvallen.

>> Sommige ondernemingen hebben soms een exclusief eigendomsrecht voor


bvb de winning van schaarse grondstoffen, …


Natuurlijke monopolies

Vb NMBS, (vroeger ) Belgacom, Clear Channel Entertainment


(rockconcerten), Zovirax (patent), ….

2) Wettelijke beperkingen

Wat ?

>> Door een juridisch kader (wetten, reglementeringen allerhande,…)


wordt de concurrentie tijdelijk of permanent verboden.

 Overheidsmonopolies : de overheid beslist dat slechts één bedrijf


een bepaalde activiteit mag
uitoefenen (maatschappelijk belang).

 Octrooien , patenten : voor bepaalde uitvindingen kent de


overheid aan het bedrijf het
exclusieve
recht om de innovatie te
commercialiseren.
(beperkt in tijd, plaats)

Vb farmaceutische sector (cfr. schandalen


inzake enorm hoge prijzen voor
geneesmiddelen.

3) Concurrenten uitschakelen
Wat ?

>> Monopolies gaan gepaard met hoge winstrealisaties. Sommige bedrijven


zullen inspanningen leveren om tot een monopolisituatie te komen;
bestaande
monopolies zullen alles doen om hun machtspositie te behouden.

Vb octrooirechten uitbreiden en versterken


Vb via moordende marketingcampagnes een exclusieve klantenbinding
creëren (via merken die beschermd worden)
Vb fusies en overnames
Standard Oil, Banksector, …

Opgelet: steeds vaker grijpt de overheid in om monopolies af te zwakken. Vb proces


Microsoft , Standard Oil (moest zich weer opsplitsen …), ….

You might also like