You are on page 1of 10

Case : coca-cola pepsi-cola

fanta

Soms zullen consumenten op basis van prijsverschillen , verschil in kwaliteit,


prestige,
merk, mode, gezondheid , ecologie …... al dan niet overschakelen op een ander
product

Dit substitutie-effect zal allicht vaker voorkomen bij basisproducten (brood,


koffie ..) die courant worden aangekocht en relatief goedkoop zijn dan bij ‘luxe’-
producten die minder vaak worden aangekocht en ook duurder zijn (vb. auto,tv…).

Soms zijn klanten (dus vragers) . Als k


klanten omwille van prijsverschillen hun vraaggedrag veranderen, dan spreekt men
van de (zie later)

Soorten consumenten

Uiteraard zal men in de diverse markten steeds rekening moeten houden met de
behoeften van de consumenten.

In ons definitie-overzichtje zagen wij dat de behoeften van de mensen onbeperkt kunnen
zijn.
Nochtans zal je als consument voor een bepaald goed of soort goed op een bepaald
moment voldaan zijn (= saturatie) en zal je uitkijken naar behoeften die zgn. op een hoger
niveau liggen.

xxxxxxxxxxxxxxx

xxxxxxxxx

xxxxxxxxxxxxx

xxxxxxxxxx
xxxxxxx
Naarmate je verder evolueert worden de behoeften steeds abstracter en moeilijker te
bevredigen .
Dit model wordt de dag van vandaag in managementtheorieën nog heel veel gebruikt
hoewel er ook vrij veel kritiek is op dit model.
Hoewel dit model de dag zag in het kader van de sociologie en de psychologie werd het
ook nuttig voor economisten. Bij voorbeeld marketingmanagers die het
consumentengedrag willen beoordelen; HRM (Human Resources Management) , ….

Soorten markten : poging tot indeling

De goederen- en dienstenmarkten kunnen wij, zoals eerder gezegd, indelen op basis van
enkele criteria.

Schematische benadering van diverse marktvormen

Legende gebruikte afkortingen van de geselecteerde criteria:

A = aantal aanbieders V = aantal vragers Goed ? = één enkel goed of differentiatie ?


S , = is substitutie mogelijk? Ma = grootte van het marktaandeel P ? = kan de prijs
“individueel” beïnvloed worden C ? = is er concurrentie onder de aanbieders?

A V Goed ? Ma P? C? S?

1 veel één homogeen volledig JA NEEN


NEEN
product
……………………...

bv. In België NMBS – in Brussel Vivaqua (water) – in Brussel MIVB (metro)

Enkele veel homogeen e/o groot +/- JA JA JA


differentiatie (in eigen deelmarkt)

bv. In de wereld: auto – banken – benzine → dus vrij grote bedrijven

Veel veel
homogeen + vrij klein +/- JA JA JA
differentiatie
………………………..

bv. In de buurt : de slager, de bakker, …. dus detailhandel → dus eerder kleine


bedrijfjes

Veel veel homogeen groot NEEN ! JA ! JA !

………………………………………..
bv. De markt van groenten, fruit, vlees, vis, …. → denk maar aan de
vroegmarkten
waar tuinbouwers (
aanbieders) en
handelaars (de vragers)
samenkomen.

DUS M.A.W.
koekoe, ik kom uit het bos …..
Aantal aanbieders Concurrentie?

Monopolie (1) ONVOLKOMEN


Oligopolie (enkele) 
Mon. Concurrentie (veel, maar…) CONCURRENTIE

Polypolie  VOLKOMEN
CONCURRENTIE

Deze marktvorm zullen wij eerst van naderbij


bekijken.

Terloops : wat is productdifferentiatie weer ?

………………………………………………………………………………………………….

Competitieve markten : de vragers

De vraagcurve verloopt dalend, want hoe lager de prijs hoe groter de vraag ! De
vraagcurve zelf kan echter ook verschuiven naar links of naar rechts

Verschil : beweging op (langs) de vraagcurve en beweging van de


vraagcurve

A. Beweging op de V – curve = wat gebeurt er met de vraag ALS de prijs verandert ?



…………………………………. = de veronderstelling dat de
overige factoren niet
veranderen, constant
blijven …
Visueel P
V

B. Beweging van de V – curve = verschuiving naar L of R bij éénzelfde prijspeil, maar


bij
………………………………………………………………………………………………….

Bij voorbeeld : de vraag naar tickets voor een populair openluchtconcert

>> minder vragers omdat treinstaking aangekondigd, slecht


weer verwacht, … (dus niet omdat de prijs van de tickets
verhoogd is)

>> meer vragers omdat bij voorbeeld het laatste optreden van de
groep, …

Visueel

V’
P V
V”

Welke factoren kunnen o.a. de V-curve doen verschuiven naar links of naar rechts?

Links Aantal consumenten Rechts

Als ……………….. rechtevenredig verband Als ……………...


Inkomen consumenten

Normale Als …………….. rechtevenredig verband Als ……………….


goederen
(vb je koopt ze courant , maar je kan ze eventueel missen)

Inferieure Als …………….. omgekeerd evenredig verband Als ………………..


goederen
(vb je koopt ze niet meer als je meer verdient)

Neutrale Vrijwel geen verschuivingen


goederen
(vb toiletpapier )

Prijzen van gelijkaardige goederen

Complementaire Vb  P DVD-spelers  er zullen ook meer dvd’s gekocht


worden
goederen

Substitueerbare Vb Video wordt steeds meer vervangen door dvd


Goederen

Consumentenvoorkeur (=preferenties)

Vb steeds meer mensen hebben aandacht voor hun gezondheid



Steeds meer vraag naar vb naar bioproducten ,
………………

Vb de overheid lanceert een anti – tabakcampagne



De vraag naar vb sigaretten zal dalen, …

Toekomstige verwachtingen van de consumenten

Competitieve markten : de aanbieders

De aanbodcurve verloopt stijgend : hoe hoger de prijs hoe meer


de producenten zullen aanbieden. Ook de aanbodcurve zelf kan verschuiven !
Onderscheid : beweging op (langs) de curve , beweging van de curve.

A. Bewegingen op de A-curve = wat gebeurt er met het aanbod …………………………...

Visueel
P A

P ………………………..
recht evenredig verband
P ……………………….

B. Beweging van de A-curve = bij een bepaald prijsniveau zal die naar L ( minder
aanbod ) of naar R ( meer aanbod ) verschuiven ingevolge een gewijzigde
marktsituatie.

Naar links Naar rechts


 
er komen minder aanbieders er komen meer
aanbieders,
op de markt , want aanbieden want zij worden hiertoe
ge-
wordt minder aantrekkelijk stimuleerd

Vb door te hoge fiscale druk Vb door premies,


door te hoge kostenlast minder fiscale druk
te veel normen respecteren

te hoge loonlasten
Welke factoren kunnen de A-curve doen verschuiven? (bedenk nu zelf voorbeelden)

L verschuiving naar R

aantal aanbieders

kostprijs van het product

(Niet vergeten: de A-curve is afgeleide van de MK-curve van de ondernemingen )

technologische vooruitgang

verwachte prijsevolutie van het product

overheidsinterventie

Toepassing : zie bijgevoegd blad met oefening ontleend aan Economie on line,
Plantyn

→ Vergeet ook niet de schetsen op het bord over te nemen bij elke oplossing in de klas!!!!!
Verband aanbod en de kostenstructuur van de onderneming.
Waar is de winst maximaal?

Even ter herinnering

Marginale kosten (MK)

Marginale opbrengsten (MO)

>>> de prijs die de producent / verkoper ontvangt per bijkomende verkochte


eenheid is voor de ondernemer telkens een bijkomende opbrengst
= MO

>>> in een markt van volkomen concurrentie is dit een horizontale lijn
ter hoogte van de marktprijs (= de evenwichtsprijs ) :
je kan immers als individuele onderneming de Marktprijs (Pm) niet
beïnvloeden;
per eenheid die je aanbiedt, krijg je steeds weer dezelfde marktprijs ….

Wat is de ideale situatie MO en MK voor de ondernemer ?

Zolang voor elke bijkomende geproduceerde eenheid de MK < MO wordt


er
winst bij gecreëerd en zal de ondernemer verder produceren.

De optimale situatie MK = MO

WANT

Als de MK > MO : dan zal elke eenheid die de ondernemer hier


supplementair produceert en aanbiedt, de reeds
gerealiseerde winstsituatie aantasten en dus doen
dalen. Bijkomend produceren heeft dus een
negatief effect op de winstopbouw.
Voor de visuele, grafische illustratie en uitleg → zie bijgevoegd blad + uitleg
in de klas.

Prijsvorming op competitieve markten

Vooraf : korte toelichting

>>> Bij een vrijwillige, individuele commerciële onderhandeling hebben koper


(= vrager) en verkoper (= aanbieder) hetzelfde doel een deal afsluiten

Daarom moeten beide partijen akkoord gaan over de

Prijs = P Hoeveelheid = Q

Pas dan is er een economische transactie = economisch leven !!!

Bij de studie van het vrije marktmechanisme is dit eveneens zo.

Markt is in deze context te interpreteren als het geheel van alle ‘kopers’ en
‘verkopers’ van een goed, een dienst ... (dus niet noodzakelijk een
plaats ...)

DUS: alle verkopers en alle kopers moeten akkoord gaan over

P Q

Pas dan : is er evenwicht op de markt  economisch leven

Zolang dit NIET het geval is, zal de markt automatisch zoeken naar een
evenwichtssituatie.

Adam Smith, de vader van de economische wetenschap, beweert dat er een ‘onzichtbare
hand ’ zorgt voor dit streven naar evenwicht…
Hoe komt de marktprijs in feite nu tot stand ?

>>> Wij blijven uitgaan van de volgende veronderstelling (cfr. volkomen concurrentie):

Veel aanbieders met een klein individueel


aandeel in het totaal aanbod

Veel kopers met een klein individueel aandeel


in de totale vraag

Vragers en aanbieders moet met elkaar rekening houden


Individueel kunnen zij dus de prijs niet beïnvloeden.

In markten van volkomen concurrentie zijn de partijen


prijsnemers → price takers en dus geen prijszetters !

>>> Maak de volgende oefening en probeer de analyse te vervolledigen (gegevens


ontleend aan Prof. E. Andries, K.Smekens, Actuele economie 1) .

Uit een studie van het producenten- en consumentengedrag van een bepaald product blijkt
dat de totale vraag en het totale aanbod als volgt verlopen:

P (in EUR) Totale vraag (Qv in 000) Totale aanbod ( Qa in 000)

100 13 000 3 000


300 9 000 9 000
500 5 000 15 000

Geef de marktsituatie grafisch weer. → zie voorbeeld op het bord en oplossing in je


cursus.

500

Pm 300

100

3 6 9 12 15

You might also like