Professional Documents
Culture Documents
LEVENSLOOP
H1 vraag en aanbod:
H2
Als je iets koopt let je op meerdere factoren
Koper=consument
Aanbieder=producent
Of je iets koopt hang ook af van de prijs, hoe hoger de prijs hoe lager de vraag (dit wordt
weergegeven in een Qv lijn (negatief verband prijs en vraag))
Verschuivingen vraaglijn:
-verschuiven op de lijn(=alleen prijs verandert)
-verschuiving van de lijn(=inkomen consument verandert, substitutie goederen duurder etc)
RIC = koopkracht
Nic= rendement
PIC= inflatie
RIC= NIC/PIC
aanbodlijn
Aanbodlijn verandert niet bij prijs verandering
Aanbodlijn geeft het verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid aan
Aanbdolijn verschuift wanneer de kosten veranderen (hoogte loon, inkoopprijs etc)
Administratie:
Financieringsplan= hoe ga je je bedrijf financieren
Financieren door eigen- of vreemdvermogen
Kapitaalgoederen= goederen in het bezit van het bedrijf
Kapitaalgoederen kopen = investeren
Kapitaal = goederen of geld
Balans= overzicht bezittingen en vermogen op een bepaald moment (activa links, passiva
rects)
Voorraadgrootheden=hoeveelheid op een moment
Nieuwwaarde-restwaarde/periode
Rechtsvormen
Besloten vennootschap
-leiding en eigendom: directeuren en die zijn aandeelhouders
-aansprakelijk schulden: alleen het vermogen in het bedrijf (aandelen/aandeelhouders)
-belasting: 25%
-vermogen aantrekken: aandelen(met toestemming andere aandeelhouders, staan op naam)
of lenen
Directeur in loondienst bedrijf
Eenmanszaak
-leiding en eigendom: eigenaar (1)
-aansprakelijk schulden: eigenaar (privévermogen
-belasting: tot 52%
-vermogen aantrekken: geld lenen
Naamloze vennotschap
-leiding en eigendom: gesplitst (Leiding=raad van bestuur, eigendom=aandeelhouders)
-aansprakelijk schulden: alleen bedrijf (aandeelhouder/aandelen)
-belasting: 25%
-vermogen aantrekken: aandelen (want staan niet op naam) en lenen
Overbesteding
-Krappe arbeidsmarkt(te weinig personeel) (aanbod mensen) (werkgelegenheid+vacatures
groeien harder dan de beroepsbevolking)
-Kans op harde loonstijging
-Kans op hoge inflatie
H6
Krappe arbeidsmarkt = veel vraag/weinig aanbod
hogere lonen aantrekkelijker
Sparen is uitstel consumptie = ruilen over tijd (intertemporele ruil) (lage tijdsvoorkeur) kleine
beloning
Lenen is naar voren halen consumptie= ruilen over tijd (hoge tijdsvoorkeur)
Niet alleen rente bepaald de keuze maar ook de verwachte prijs of beschikbaarheid van een
product
Vermogensmarkt
-geldmarkt kortlopende (<2 jaar)
-kapitaalmarktlanglopend
Rente (uit vraag en aanbod)
(vraag en aanbod nemen beide toe rente gelijk)
Vragers: gezinnen (hypotheek, auto etc) bedrijf (voor investeren)
Aanbieders: gezinnen (spaargeld)
Valuta markt
Verhoudingen tussen twee valuta’s ($ en €)
Vraag neemt toe als een amerikaan in nederland wil kopen (aanbod $ neemt toe en vraag €
neemt toe)
Nederlander in amerikaa wil kopen (aanbod € neemt toe en vraag $ neemt af)
Rente nederland stijgt vraag stijgt (vanuit buitenland) koers stijgt en krijgen we meer $
voor €
5.1
a. er zijn kosten
b. boven 70 euro
c. onder 70
d. de prijs gaat omhoog, omdat er veel mensen zijn die er zoveel willen voor betalen
5.2
a. 70 euro
b. 600.000
c. 600.000 x 70= 42.000.000
5.3
a. toenemen
b. meer aanbieden
c. omlaag
d. meer kopen
5.4
a. 2
b. 3
c. 1
d. 4
5.5
Als met een ding meer kan verdienen met spijkerbroeken ga je meer produceren van dat ipv
koffie
5.6
a. gestegen
b. het is het waard om meer geld uit te geven om olie te winnen omdat je er dan nogsteeds
meer mee kunt verdeien en winst maakt
c. het is het waard om daarin te investeren, omdat je het snel terug kunt verdienen omdat
de vraag groot is
5.7
a. markt prijs
b. 3€
c. ja, want daardoor kost het mensen mee om te rijden en zoeken ze andere alternatieven
d. ja want het is veel goedkoper dan een auto
5.8
A
5.9
B
5.10
a. 30 miljoen
b. naar links aanbodlijn n
c. evenwichtsprijs neemt toe
6.20
a. 1/1,21-1/1,05 / 1/1.05
MARKT GEDRAG
Hoofdstuk 1
Volledig mededingen
-groot aantal aanbieders
-homogeen product (klant ervaart geen verschil)
-transparante markt (veel info)
-vrije toe en uittreding
Perfect werkende marktvorm
Individuele producent Geen invloed op P P is een gegeven
P=Go=Mo
Alleen invloed op hoeveelheid(aanbod)
Markt mechanisme
Winst wordt gemaaktmeer aanod aanbodoverschot prijs omlaag vraag omhoog
aanbod omhoog
Arbeidsmarkt:
-geen homogene markt
-niet transparant
-geen vrije toe en uittreding
Doelstellingen monopolist:
-maximale winst Mo= Mk
-maximale omzet (concurrenten weg te spelen) MO=0
-break even (overheid) To=Tk (GO=GTK)
MO is de afgeleide van TO
H2
Wanneer een octrooi verloopt, kunnen andere aanbieders toetreden. Eerste bedrijf kan
dreigen om de prijs te verlagen:
-wel doen: prijs verlagen levert meer op dan niets doen
-niet doen: niets doen levert meer op dan prijs verlagen
Dreigement om de prijs te verlagen= zelfbinding
Wordt ergens veel winst gemaakt dan komen er aanbieders bij. Door een groter aanbod
neemt de prijs af. Dit gaat door tot de winst verdwijnt en bedrijven beginnen af te haken
Overheid kan dit in banen leiden door middel van wetten (=reguleren), als de overheid
wetten terugtrekt (=dereguleren)
Bedrijfstakevenwicht p=mk
Bij volledig mededingen
Kan ook bij een homogene duopolie of oligopolie
H4:
Oligopolie:
-beperkt aantal aanbieders
-marktleider (grootste marktaandeel, door prijs verandering groter aandeel prijzen oorlog)
-deel v/d markt Eigen prijs afzet functie (p afhankelijk p concurrenten)
-gebaseerd op schaalvoordelen (scheelt kosten per product)
Oligopolie bevindt zich gebied van prijs invloed tussen monopolie en volledige concurrentie
Bedrijven houden hun prijzen ook laag, zodat nieuwkomers niet kunnen toetreden
Concurrenten te slim af zijn door innovatie (in productie) of een nieuw prodcuct(octrooi)
Strategie:
-samenwerken (nieuwkomers?)
-concurreren (bestaande bedrijven?) (liever op gebied van differentiatie)
Grote bedrijven kunnen samen afspraken maken, dit heet kartelvorming en is illegaal in
nederland. Meeste kartels zijn geheim, dit wordt gecontroleerd door het acm
Als bedrijven concurreren doen ze dit liever op gebied van productdifferentiatie, hieroor
kunnen de klanten het product ook alleen bij die winkel vinden . kan ook op gebied van prijs,
maar dat is risicovol (wel voordelig consument).
Bij oligopolie scherp blijven en vooruit kijken wat en hoe je gaat investeren. Strategische
variablen zijn: de prijs,hoeveelheid en productdifferntiatie
Elasticiteit K 2 producten:
-complementair (compleet)
-substitutie (vervangen)
Vaststellen van prijzen is een simultaan spel(=tegelijk beslissen) dat vaak herhaald wordt
Sequentieel spel(=beslissen achter elkaar)
Vaak spraken van een stilzwijgend kartel, de ene verhoogt de prijs gaat de rest er niet in mee
dan weer verlagen
Als een duopolie elkaar beconcurreren gaan ze grote hoeveelheden aanbieden, aanbod
omhoog dan prijs omlaag. De concurrent wordt gedwongen om mee te doem. Dus prijzen
oorlog
Als een duopolie samenwerkt ontstaat er een ware monopolie, de collectieve aanbodlijn valt
samen met de prijsafzet lijn (GO)
Bij monopolie MO=/= P(GO), bij volkomen concurrentie is er altijd vraag bij vaste prijs. Bij
een monopolie hang de prijs af van hoeveel zij verkopen, als zij meer willen verkopen (meer
q op de prijsafzet lijn, collectief vraag/go) moeten ze de prijs verlagen
Nash evenwicht(=je kan geen betere uitkomst creëren door zelf van keuze te veranderen) en
dat doe je niet als de ander het ookt niet doet
Verder:
-kunnen meerdere evenwichten zijn
-evenwicht in dominante strategie is altijd een nash evenwicht maar niet andersom
-keus van de ander beïnvloeden, door een maatregel te nemen die de ander weet
Het Laatste kun je doen door zelfbinding(=een dreiging en je daar ook aan houden) kan
voorwaardelijk(=als de ander iets doet, doe jij iets) of onvoorwaardelijk(=je doet het
sowieso) zijn
Pareto optimaal= niemand kan zich verbeteren zonder dat de ander er op achteruit gaat
Qa omschrijven naar p=(kan) gelijk aan mk