Professional Documents
Culture Documents
HOOFDSTUK 1
1.1 VRAAG EN CONSUMENTENSURPLUS
• Waarom breiden ondernemers de productie meestal uit als de marktprijs van hun product
stijgt?
• Wanneer produceren ondernemers niet meer als de marktprijs van hun product stijgt?
• Welke gevolgen hebben prijsveranderingen op de welvaart van producenten?
PRIJSAANBODLIJN Productensurplus
HET VERBAND TUSSEN DE PRIJS VAN EEN Het verschil tussen de marktprijs en de minimale prijs
PRODUCT EN DE AANGEBODEN HOEVEELHEID die producenten willen ontvangen om de extra kosten
ERVAN WORDT WEERGEGEVEN. te dekken.
1.3 VOLLEDIGE MEDEDINGING
• Waarover hebben economen het als zij over een markt spreken?
• Waarom veranderen marktprijzen steeds?
• Welke gevolgen hebben prijsveranderingen op de markt?
VERSCHILLENDE SOORTEN MARKTEN
• Abstracte markt: Het geheel van de vraag naar en het aanbod van een bepaald product.
• Markt met volledige mededinging: Volgens economen de ideale markt kenmerken daarvan zijn:
1. Veel concurrentie: Veel vragers en aanbieders op de markt.
2. Volkomen markt: Gelijksoortige producten worden op een soortgelijke wijze verhandelen
waardoor de markt doorzichtig is.
3. Vrije markt: Je bent volstrekt vrij of en hoe je een product wilt verkopen, produceren of
verkopen. Er is ook geen overheidsbemoeienis met de markt.
MARKTEVENWICHT
Geen concurrentie tussen bedrijven. Veel concurrentie Beperkte concurrentie tussen bedrijven
• De overheid vindt dat je niet alles aan de vrije marktwerking kunt overlaten. Dit is niet mogelijk bij collectieve goederen zoals dijken, politie, straatverlichting of
defensie. Dit kan niet in afzonderlijke eenheden verkocht worden aan individuele personen. Deze zijn voor de gehele bevolking.
• Vrije marktwerking kan leiden tot externe effecten, ongewenste inkomensverdeling en ongewenste machtsvorming.
• Externe effecten: Bijkomende gevolgen van productie en consumptie, die niet in de prijs van producten worden doorberekend.
• Negatieve externe effecten: Leiden tot daling van de welvaart. De overheid maakt producten milieubewust duurder zoals benzineaccijns, CO2 heffing bij aanschaf
auto’s en afvalheffingen.
Positieve externe effecten: leiden tot goedgeschoolde beroepsbevolking (onderwijs), goed voor volksgezondheid (sportverenigingen). De overheid geeft
daarvoor subsidies aan sportverenigingen, volledige financiering onderwijs of bijdrage aan bibliotheken.
• Ongewenst inkomensverdeling: Op een vrije arbeidsmarkt kunnen lonen bij werkloosheid dalen tot een voor de overheid aanvaarbare laag bedrag. De overheid
stelt een minimum loon en maximumtarieven voor specialisten op. Herverdeling vind plaats door bijvoorbeeld progressieve belastingheffing, huurtoeslag,
studiefinanciering en kinderopvangtoeslag.
• Ongewenste machtsvorming: Bedrijven met een monopoliepositie kunnen hogere prijzen vragen en daardoor de klant benadelen. Ogipolistische ondernemingen
kunnen kartelafspraken maken. Kartels leiden tot een productiebeperking en opdrijving van prijzen. Hierdoor neemt de welvaart in de samenleving af.
1.5 PRIJZENOORLOG OF SAMENWERKEN
• Prijzenoorlog: In de slag om de consument te verlagen bedrijven regelmatig hun prijzen. Daardoor ontstaat er een enorme concurrentiestrijd
met de prijzen. Dit leidt tot dalende winsten. Je kunt je afvragen waarom ondernemingen elkaar in een prijzenslag proberen kapot te maken,
terwijl samenwerking tot betere resultaten zou kunnen leiden dit wordt uitgelegd met behulp van de theorie van het gevangenendilemma.
• Kartelvorming: Samenwerking voor betere winst. Kartelafspraken leiden tot productiebeperking en opdrijving van de prijzen. Hierdoor neemt
de welvaart in de samenleving af. Daarom is kartelvorming strikt verboden.
De mededingingswet verbiedt kartels, verbiedt het misbruik van economische macht en verplicht ondernemingen een vergunning aan te
vragen als zij willen fuseren of wanneer een onderneming een ander bedrijf wilt overnemen.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet toe op de naleving van deze wet en kan forse boetes opleggen. De ACM doet eigen onderzoek,
maar maakt ook gebruik van een clementieregeling. Dit houdt in dat ondernemingen die het kartel opbiechten geen of slechts een beperkte
boete hoeven te betalen.
• Prijskartel: Hierin worden prijsafspraken gemaakt en er wordt informatie over toekomstige prijzen uitgewisseld.
• Rayon – of marktverdelingskartel: Hierbij valt de onderlinge concurrentie helemaal weg. De bedrijven verdelen afzetgebieden onder elkaar.
GEVANGENENDILEMMA
De getallen links in een vakje gelden altijd voor de speler links in de tabel en de getallen rechts in een vakje gelden
voor de speler boven in de tabel. In dit geval gelden de vetgedrukte getallen voor speler A.
Kijk goed naar waar de getallen voor staan. In dit geval staan de getallen voor jaren gevangenisstraf en zoek je dus naar
een zo laag mogelijk getal. Als het gaat om bijvoorbeeld euro’s winst zoek je naar een zo hoog mogelijk getal.
Als B kiest voor bekennen kan A twee dingen doen: ook bekennen of ontkennen. Als A kiest voor bekennen krijgt A 4
jaar gevangenisstraf. Bij ontkennen is dit 10 jaar. Bekennen is dan de betere optie.
Als B kiest voor ontkennen kan A dezelfde twee strategieën kiezen: bekennen of ontkennen. Als A kiest voor bekennen
krijgt A 1 jaar gevangenisstraf en bij ontkennen 2 jaar. Bekennen is dan weer de beste strategie.
In deze situatie maakt het niet uit wat B kiest, de beste optie voor A is om te bekennen.
Bekennen is dan de dominante strategie voor
(extra) Consumentensurplus
Bij een prijs van € 20 is slechts 1 persoon bereid het product te kopen;
bij een prijs van € 10 zijn 21 personen bereid om het product te kopen.
Stel dat de prijs van het product uiteindelijk € 12,50 wordt.
Voor deze prijs zullen 15 personen het product kopen.
De overige mensen hebben dit bedrag er niet voor over en kopen het product niet.
We nemen als voorbeeld de vraagfunctie: Q v = -2P + 40 Stel dat de prijs € 12,50 is.
Er worden dan 15 miljoen producten gekocht. Het consumentensurplus kunnen we
aangeven met behulp van de groene driehoek: het bedrag dat mensen bereid
waren om méér te betalen, maar nu niet hoeven te betalen.
Dat wil zeggen dat alle consumenten die het product kopen eigenlijk bereid waren
om (samen) € 56,25 mln. méér te betalen.
Hoe groter deze besparing, hoe efficiënter de markt werkt.