Professional Documents
Culture Documents
De laatste fase
Als je voldoende bewijsmateriaal hebt verzameld, dan stap je
naar de officier van justitie (je leraar of lerares). Hij/zij zal je
vertellen of je genoeg en juiste aanwijzingen hebt voor een
huiszoekingsbevel. Mocht dat het geval zijn, dan zal de officier
van justitie je de resultaten van het huiszoekingsbevel geven.
Heb je echter niet voldoende bewijsmateriaal verzameld of de
verkeerde conclusies getrokken, bekijk dan al het bewijs
opnieuw. Overleg vervolgens met de klas welke volgende
stappen jullie gaan nemen. Ieder politieonderzoek heeft wel
eens een dieptepunt en daar kom je alleen weer uit door goed
samen te werken.
Na de huiszoeking…
Als er verdachte voorwerpen zijn aangetroffen bij de
huiszoeking, kun je naar de officier van justitie (je leraar of
lerares) gaan voor een arrestatiebevel. Je hebt het recht om de
gearresteerde persoon te verhoren. De officier van justitie zal
je het resultaat van dit verhoor geven en misschien heb je dan
wel een bekentenis.
In het echt…
In Nederland wordt forensisch onderzoek uitgevoerd door het
Nederlands Forensisch Instituut. Op de website ►URL1 (zie link
op het vaklokaal) van dit instituut kun je een goed beeld
krijgen van wat het zoal doet. Kijk er ook maar eens rond om
een beeld te krijgen van hoe een laboratorium er echt uitziet.
Deze website is een goede informatiebron voor deze module.
Voorkennis en vaardigheden
Om aan de modules van NLT te kunnen werken, heb je
voorkennis en vaardigheden nodig. Deze zullen altijd aan het
begin van de module worden opgesomd.
Meld het bij je docent als je bepaalde zaken niet gehad hebt.
Voor deze module heb je kennis nodig van:
• de cel en celdeling
• enkele eigenschappen van stoffen
• methodes om stoffen te kunnen scheiden
• de begrippen arbeid, kracht en energie.
Format dossier
Inleiding
Beschrijf kort op ongeveer een half A4 wat de aanleiding van het onderzoek is.
Geef aan welke schriftelijke en digitale bronnen het team ter beschikking heeft.
Geef aan welke onderzoeksmethodes het team gaat toepassen.
Inhoud
Beschrijf hier de voortgang van het onderzoek met resultaten van de
groepsbesprekingen, onderzoek huiszoeking en verhoor. Verwijs naar de
onderzoeksverslagen.
Geef steeds argumenten tegen of voor verdachten.
Materialen
Hier zijn alle materialen gebundeld, die een rol hebben gespeeld tijdens het
onderzoek: onderzoeksverslagen, relevante opdrachten, besprekingen. Vergeet
niet deze te dateren en aan te geven wie er bij betrokken waren.
Conclusie
Vat de argumenten tegen de hoofdverdachte samen.
Probeer het motief van de dader te verwoorden.
I. Plaats Delict
Bevindingen Plaats Delict
Start van het onderzoek
Dinsdag 28 december 2010, 16.30 uur. Bij de 112-alarmcentrale
komt een telefoontje binnen van Egbert Sanders, een inwoner
van gemeente Vlotterhout, een klein dorpje in de provincie
Gelderland. Egbert Sanders heeft hier een fruitkwekerij en
heeft zojuist het lijk van zijn buurvrouw Hannah Hoogendoorn
gevonden in het bos achter zijn land. Er wordt direct een
politieauto naar Egbert Sanders gestuurd om poolshoogte te
nemen.
Slachtoffer
Hannah Hoogendoorn ligt op haar buik, met haar armen boven
het hoofd. Het lijkt erop dat het slachtoffer is gevallen en haar
handen heeft gebruikt om de val te breken. Aan de achterzijde
van de rug is een wond te zien die op het eerste gezicht lijkt op
Betrokkenen
Overzicht betrokkenen
Er staat een auto aan de weg waarin een mes ligt waar enkele
bloedachtig-uitziende vlekken op zitten, deze wordt door de
technische recherche meegenomen voor onderzoek. Er bevindt
zich een vingerspoor op het mes (VINGER04). De auto blijkt van
Robert Vink te zijn. Op aanwijzing van René Claassens wordt
ook een vingerspoor opgenomen bij een kapotte ruit van zijn
varkensstal (VINGER05). Hier is enkele dagen eerder vuurwerk
naar binnen gegooid.
Schuur
Na het onderzoeken van de directe omgeving van het
slachtoffer richt de technische recherche haar focus op de
schuur van Egbert Sanders. Ook hier wordt gezocht naar
vingersporen. De deurklink van de schuur is schoon, maar op de
deurpost zit wel een bruikbaar vingerspoor (VINGER06). Bij het
doorzoeken van de schuur treft de recherche naast het
verwachte landbouwgereedschap achterin een half verborgen
container aan, waarop een briefje ligt. Het briefje is
geschreven met zwarte stift en de tekst is als volgt: ‘Ik weet
wat er in jullie schuur gebeurt! Stop of ik stap naar de politie!’
In de container bevindt zich een voorraad illegaal vuurwerk, die
direct in beslag wordt genomen. Het dreigbriefje wordt ook
meegenomen om te analyseren.
Aan de betrokkenen wordt gevraagd om alle zwarte stiften die
ze in huis hebben, direct af te geven. Er worden vier stiften
afgegeven. Eén zwarte stift is afkomstig van Familie Sanders
(STIFT01), de tweede uit het huis van Rachel Janssen en Katie
Schipper (STIFT02). In de tas van de Huub Henselmans wordt
een derde zwarte stift aangetroffen (STIFT03), en ook Robert
Vink blijkt een stift bij zich te hebben (STIFT04).
Opdracht 0.3
Vul, voor zover mogelijk, de tabel met bewijsmateriaal op de
volgende pagina verder in met het bewijsmateriaal dat op de
PD of bij de verdachten is aangetroffen. Neem het schema over
in je dossier en gebruik het voor het oplossen van de
moordzaak, door aan te geven welk spoor met welke verdachte
overeenkomt.
Beroep: fruitteler
Opleiding: mavo; daarna familiebedrijf overgenomen
Uiterlijke kenmerken: lengte 1,86 m; 95 kg; kort
grijzend blond haar, grijze ogen; geen roker
Rijbewijs: BE
Hobby: lid schietvereniging, handbal, lezen
Bijzonderheden: heeft wapenvergunning (kaliber 0.22)
Geen strafblad
Beroep: varkensboer
Opleiding: mavo en mbo Dierverzorging bij de LOI
Uiterlijke kenmerken: lengte 1,79 m; 78 kg; zwart
haar, snor, bruine ogen; geen roker
Rijbewijs: BE
Hobby: lid operettevereniging, speelt cello
Geen strafblad
Beroep: boerin
Opleiding: havo en hbo Dier- en veehouderij aan
Hogeschool Van Hall Larenstein
Uiterlijke kenmerken: lengte 1,80 m; 75 kg; rood haar,
blauwe ogen; geen roker
Rijbewijs: BCDE
Hobby: zwemmen, tennis, outdoor-sporten
Geen strafblad
Beroep: potplantenteler
Opleiding: vwo en Agrotechnologie aan Wageningen
University
Uiterlijke kenmerken: lengte: 1,78 m; 64 kg; blond
haar, bruine ogen; geen roker
Rijbewijs: BE
Hobby: voetbal, zingen, speelt gitaar
Bijzonderheden: Heeft jachtvergunning en vergunning
voor bezit geweer
Geen strafblad
Kleindochter
Beroep: accountant
Opleiding: vwo en Accountancy aan Rijksuniversiteit
Groningen
Uiterlijke kenmerken: lengte: 1,73 m; 62 kg; lang
geblondeerd haar; roker
Rijbewijs: BE
Hobby: paardrijden, sportvissen, golf
Geen strafblad
Zwerver
Vriend
Beroep: supermarktmedewerker
Opleiding: vmbo, mbo niet afgemaakt
Uiterlijke kenmerken: lengte: 1,92 m; 92 kg; heel kort
donkerbruin haar, grijze ogen; tatoeages op beide
onderarmen, roker
Slager
Beroep: slager
Opleiding: mavo en mbo Slager-Traiteur bij SVO
Uiterlijke kenmerken: lengte: 1,87 m; 93 kg;
donkerblond haar, grijsblauwe ogen;
wenkbrauwpiercing, geen roker
Rijbewijs: BE
Hobby: koken, zeilen, darten
Strafblad
Slachtoffer
Opdracht 0.4
Tijdens het lezen van deze verklaringen krijg je
wellicht ideeën over wat mogelijke motieven voor de
moord op Hannah Hoogendoorn zijn. Maak hiervan een
overzicht. Neem dit overzicht op in je dossier, en vul
het aan als je nog nieuwe inzichten krijgt gedurende
het onderzoek.
Merel Schooneveld
“Ik ben gechoqueerd door de dood van mijn oma. Het
was zo’n lieve oude dame. Nee ik zag haar helaas niet
heel vaak, ik ben erg druk met mijn werk. Gelukkig ben
ik de afgelopen weken toevallig wel een aantal keer op
bezoek gekomen om even met haar te gaan wandelen,
daar hield ze van. Of ze toen iets genoemd heeft wat
met de moord van doen zou kunnen zijn? Tsja ik geloof
dat ze niet zo’n goede relatie heeft met een aantal van
de buurtbewoners. Dat zijn allemaal van die boeren,
die begrijpen een echte dame gewoon niet zo goed. En
wat is dat nou voor verhaal over die illegale
vuurwerkhandel die zich bij Egbert Sanders zou
bevinden? Hun zoon is ook echt geen lieverdje, hij was
laatst echt heel onbeschoft tegen haar, vertelde ze me.
Buurman Claassens was laatst bij mijn oma op bezoek
Huub Henselmans
“Vlotterhout? Nee hoor daar kom ik eigenlijk nooit. Dat
is toch dat schattige dorpje met al dat bos eromheen?
Oh u hebt met Merel Schooneveld gesproken? Nou ja
oké, ik ben inderdaad de afgelopen tijd een aantal keer
in de omgeving van Vlotterhout geweest. Ik ben
makelaar, en op zoek naar een geschikte locatie voor
het aanleggen van een vakantiepark. Dit is zo’n
prachtige omgeving dat hier veel geld aan te verdienen
zou zijn, alleen er is niet zo veel grond in de verkoop
helaas. Maar ik ga u niet meer vertellen over de details
van mijn plannen, ik wil niet dat er anderen mee aan
de haal gaan. Hannah Hoogendoorn? Ja haar heb ik
misschien één keertje gesproken, verder ken ik haar
niet. De andere buurtbewoners heb ik ook niet echt
contact mee gehad, dit zijn allemaal drukke bedrijven,
ik dacht niet dat hier veel mogelijkheden voor mij
zouden kunnen zijn. Ik heb geprobeerd hen niet te
verstoren in hun werk, en ben gewoon zelf even gaan
rondlopen in de omgeving om te kijken wat de
mogelijkheden zoal zijn.”
Robert Vink
“Wat een heftige ontwikkelingen allemaal! Ik ben in
deze buurt puur voor zaken met familie Claassens, ik
koop regelmatig varkens van hen, en ja ik was
inderdaad vandaag bij hen op bezoek. Maar ik begrijp
niet helemaal waarom ik verhoord word. Hannah
Hoogendoorn heb ik überhaupt nog nooit ontmoet. Ik
heb niets met deze zaak te maken. Ik ben ook helemaal
niet in het bos geweest. Het enige wat ik verder kan
zeggen is dat ik denk dat familie Claassens hier niets
mee te maken heeft, dat zijn erg nette mensen. En
voor zover ik weet hebben ze niets tegen mevrouw
Hoogendoorn. René Claassens is daar laatst nog eens
koffie gaan drinken om te praten over het wel en wee
in de buurt, zo vertelde hij me. En Jolien is zo’n lieve
vrouw, die zou echt geen vlieg kwaad kunnen doen. Het
mes in mijn auto? Dat is gewoon een van mijn
slagersmessen die ik even meegenomen had om te laten
slijpen.”
VINGER07
Vingerafdrukkenkaart 1
René Gerardus
Achternaam: Claassens Voornamen: Nicolaas
Geboortedatum: 13-01-1975 Geboorteplaats: Ermelo
Nationaliteit: Nederlands Geslacht: Man: X Vrouw:
Datum afdrukopname: 28-12-2010
De forensische sectie
Het lichaam van Hannah Hoogendoorn is overgebracht
naar het ziekenhuis. Op woensdag 29 december, 08.00
uur begint de sectie.
Opdracht 0.5
Bereken het tijdstip van de dood op: ►URL2 (voor link
zie vaklokaal). Hoe lang geleden heeft de moord
waarschijnlijk plaatsgevonden?
3. Achtergrondinformatie: autolyse
De autolyse is de vertering van het weefsel door
lichaamseigen enzymen. Deze enzymen bevinden zich
in de lysosomen. Na de dood komen deze enzymen vrij
en breken vervolgens de cellen af. Bij weefsels die veel
enzymen (zoals de lever) of water (zoals de hersenen)
bevatten, gaat de afbraak het snelst. De autolyse is na
een aantal dagen zichtbaar als met vloeistof gevulde
blaren en het losser zitten van de huid.
Opdracht 1.1
Je hebt hierboven gelezen dat een vingerafdruk kan
ontstaan door middel van een laagje huidvet. Bedenk
nog drie manieren waardoor vingerafdruk op
voorwerpen achter kunnen blijven.
Benodigdheden
Per groepje heb je het volgende nodig:
• doekjes
• twee stof/mondkapjes
• pincet/handschoenen
• make-up kwastje
• twee voorwerpen (objectglaasje, glazuur, verf,
zwart kunststof, wit kunststof of…..)
• (zeer fijn) poeder.
• Om te gebruiken als poeder heb je de keuze uit:
• koolstofpoeder/grafiet
• poedersuiker
• aluminiumpoeder
• talkpoeder
• krijtpoeder
• make-up poeder (blusher rouge).
Uitvoering
• Maak de twee voorwerpen goed schoon met een
doekje en raak ze daarna niet meer met blote
handen aan. Gebruik een pincet of handschoenen.
• Zet met je duim een duidelijke afdruk op de
voorwerpen.
• Bedenk welk(e) poeder(s) je wilt gebruiken voor
jouw voorwerp(en) om de vingerafdruk(ken)
zichtbaar te maken. Als je een poeder hebt gekozen,
bepaal je, eventueel aan de hand van de
chemiekaarten, of het nodig is om een
stof/mondkapje te gebruiken.
• Dompel de kwast in het gekozen poeder en strijk
héél voorzichtig met de kwast over de ondergrond
totdat de vingerafdruk goed zichtbaar is geworden.
Ruim gemorst poeder direct op. Gebruik de loep om
te bepalen of er genoeg detail in de vingerafdruk te
zien is.
Opdracht 1.3
Noem nog drie kenmerken die mensen met anderen
gemeen kunnen hebben.
Opdracht 1.4
Wat betekent classificeren?
Beginnende- of Tussenlijnen,
eindigende papillairlijn. onveranderlijk en
permanent.
Opdracht 1.6
In figuur 1D is een vingerafdruk met 12 typica
weergegeven. Benoem de 12 typica, gebruikmakend
van figuur 1C.
Opdracht 1.7
In figuur 1E is te zien dat het aantal verbindingen
sneller toeneemt dan het aantal punten.
Benodigdheden
• vergrootglas
• de vingerafdrukkaarten van de verdachten
• de vingerafdrukken gevonden op de PD.
Uitvoering
In deze opdracht moet je de zeven vingersporen
gevonden op de PD vergelijken met de 130
vingerafdrukken van de verdachten en het slachtoffer.
Bepreek met je klas hoe je dit het effectiefst en snelst
kunt doen. De onderstaande punten kunnen als leidraad
dienen.
• De hoofdpatronen van VINGER01 tot VINGER07 zoals
je die hebt bepaald in opdracht 1.5 .
• Bedenk of het vingerspoor afkomstig zou kunnen zijn
van een bepaalde vinger. Waaraan zou je dit kunnen
zien?
• Probeer 12 typica (dactyloscopische punten) te
vinden en markeer ze met een puntje en een
nummertje van 1 tot 12.
• Maak een patroon op de wijze van figuur 1E.
• Ga na hoe nu de vingerafdrukken moeten worden
vergeleken met de database.
1.4 Dossier
In deze paragraaf heb je geleerd dat vingerafdrukken
uniek zijn voor ieder mens en dat ze bovendien
onveranderlijk zijn. Beide eigenschappen zorgen er
voor dat vingerafdrukken erg geschikt zijn voor
identificatie.
Je hebt vingerafdrukken geclassificeerd en geleerd
welke hoofdpatronen en typica er zijn.
Je hebt de vingersporen van de PD geclassificeerd en
vergeleken met die van de verdachten. Misschien heb
je wel een of meerdere ‘matches’ gevonden.
Maar wat betekent het verder?
• Betekent dit dat deze verdachte de moordenaar is?
• Is dit genoeg om deze verdachte te veroordelen voor
de gepleegde moord?
• Op welke manier draagt deze kennis bij aan het
oplossen van de gepleegde moord en het veroordeeld
krijgen van de dader?
2.1 Ontwerpen
We spreken van technisch ontwerpen als de oplossing
van het probleem het maken van een product is.
Ontwerpen is iets anders dan experimenteel onderzoek
doen: bij ontwerpen gaat het er om iets te maken, bij
onderzoek doen, gaat het er om iets te weten te
komen.
Bij ontwerpen gaat het vaak om techniek, bij
onderzoek gaat het om het ontwikkelen van
wetenschap. Maar je zult ervaren dat je vaak ook
onderzoek moet doen om iets goeds te ontwerpen.
Bij de woorden techniek en technisch denken de
mensen vaak aan ingewikkelde apparaten, die
onbegrijpelijk zijn voor gewone mensen. Dat kan wel
eens terecht zijn, maar het hoeft niet. Ook heel
eenvoudige producten zijn een gevolg van technisch
denken en technisch ontwerpen. Verschillende types
kurkentrekkers en blikopeners zijn net zo goed een
technisch product als het meest ingewikkelde
computersysteem.
Een technisch ontwerp wordt vaak als het werk van
Willie Wortel gezien. Iemand heeft een lumineus idee
en gaat onmiddellijk in een schuurtje aan het werk.
De werkelijkheid is echter anders. Ontwerpen is een
planmatig proces waarbij de stappen in figuur 2A vaak
cyclisch doorlopen worden.
Voorbeeld:
Een forensisch onderzoeker moet sporen verzamelen op
de plaats delict. Voor het verzamelen van die sporen
zijn vaak een heel arsenaal kleine instrumenten nodig.
De vraag is naar voren gebracht of er niet een handig
koffertje is te ontwerpen dat alleen voor deze
doeleinden wordt ingezet.
1. Eigenschappen
• Welke spullen moeten er eigenlijk in het koffertje?
• Hoe zwaar mag het koffertje zijn?
• Hoe groot mag het koffertje zijn?
• Hoe stevig moet het koffertje zijn?
• Aan welke ergonomische eisen moet het koffertje
voldoen?
• etc.
2. Randvoorwaarden
• Hoe duur mag het koffertje zijn?
• Hoe snel moet het koffertje er zijn?
• Wat zijn de milieu-eisen?
• Soms kan het zin hebben een ontwerpvraag te
splitsen in hoofd- en deelvragen. Bijvoorbeeld wat
voor soort slot moet er op het koffertje?
Voorbeeld:
Bij vakindeling kan het aantal keuzemogelijkheden
astronomisch worden. Het is dan beter om eerst
deelvragen te stellen. Moet bij het open maken van de
koffer de gehele inhoud zichtbaar worden of bestaat de
koffer uit meerdere compartimenten? In de ideeëntabel
moet dan een extra rij worden toegevoegd:
compartimentering ja nee
Terugkoppeling
Het kan zijn dat tijdens de ontwerpfase structurele
problemen aan het daglicht treden die het hele
ontwerp raken. In dat geval vindt er terugkoppeling
plaats en moet de gehele cyclus opnieuw worden
doorlopen. Het kan zelfs zijn dat de opdrachtgever zijn
eisen moet bijstellen.
Het is erg belangrijk dat deze terugkoppeling plaats
vindt voordat het eigenlijke maakproces begint omdat
tijdens die fase de kosten in tijd, energie en geld
explosief toenemen.
2.1 Bewakingscamera’s
Veel moorden worden gepleegd op afgelegen plaatsen.
De oplossing van veel zaken zou gemakkelijker zijn als
er op meer plaatsen bewakingscamera’s zouden zijn.
a. Maak een programma van eisen voor
bewakingscamera’s voor afgelegen plaatsen.
b. Maak een schets van twee mogelijke ontwerpen
voor zulke camera’s.
2.2 Ontwerpopdrachten
Bekijk de volgende ontwerpopdrachten. Kies in overleg
met de docent een van de twee volgende
ontwerpopdrachten. Let op: de eerste opdracht vereist
een technieklokaal met toezicht en kost veel tijd.
2.9 Dossier
Opdracht 2.3: dossier
Werk het dossier bij met de resultaten van je werk aan
handboek 2. Was je in staat om met de door jou
ontworpen zoekprocedure de vingersporen op de PD te
identificeren door vergelijking met de vingerafdrukken
in je database van de verdachten?
Soortelijke geleidbaarheid
De geleidbaarheid G van een bepaalde grondlaag geeft
aan hoe goed die laag elektriciteit kan geleiden. Het is
dus in feite het omgekeerde van de elektrische
weerstand R (in Ω):
1
G=
R (1)
A
G =σ
l (2)
Opdracht 3.1
Leid af dat de eenheid van σ de S/m is.
Zoutconcentratie
Ionen maken de grond geleidbaar. De geleidbaarheid is
dus een maat voor de hoeveelheid ionen in de grond.
Opdracht 3.2
Bekijk de proefopstelling in figuur 3B.
pH
De pH is een maat voor de zuurtegraad. Citroensap is
zuurder dan water. Citroensap heeft daardoor een
lagere pH dan water. Een oplossing met een pH lager
dan 7 wordt een zure oplossing genoemd. Is de pH
hoger dan 7, dan is de oplossing basisch. Wanneer de
oplossing gelijk is aan 7, wordt deze pH neutraal
genoemd.
Grond met een grote hoeveelheid organisch materiaal is
doorgaans zuurder dan grond zonder organisch
materiaal. Veengrond bijvoorbeeld bevat een grote
hoeveelheid organisch materiaal en heeft een lage pH.
Veen bestaat uit een natte hoeveelheid dood
plantenmateriaal. Door de grote hoeveelheid water in
Waterabsorberend vermogen
Het waterabsorberende vermogen verschilt per
grondsoort. Globaal gezien heeft grond, bestaande uit
kleine deeltjes zoals kleideeltjes een groot
waterabsorberend vermogen. Zand bestaat uit grotere
korrels en houdt minder water vast dan klei. De
chemische samenstelling van de gronddeeltjes speelt
ook een rol. Kleideeltjes bijvoorbeeld zijn geladen en
‘trekken’ hierdoor gemakkelijker water aan. Grotere
Figuur 3C: Het meisje van Yde hoeveelheden organisch materiaal verhogen het
Door een zuurstofarme en zure
omgeving van veen blijven lichamen waterabsorberende vermogen.
soms jarenlang goed geconserveerd.
Een van de bekende veenlijken is die Kleur
van ‘het meisje van Yde’, dat op 12
mei 1897 uit het Stijfsteen tussen De kleur van de grond wordt bepaald door zijn
Yde en Vries werd opgegraven. Uit
14 compositie. Organisch materiaal maakt de grond
C-datering blijkt dat zij tussen 54
v. Chr. En 128 n. CHr. is gestorven. donkerder. Mineralen kunnen de grond ook een kleur
Zij was op dat moment 1,40 m groot meegeven. IJzerionen maken de grond roder, zoals de
en ongeveer 16 jaar oud.
Uluru rotsformatie in Australië.
Uitvoering
a. Bespreek met de klas hoe de grondmonsters
verdeeld gaan worden, zodat niet iedereen alle
monsters moet analyseren. Zet de resultaten in de
tabel in figuur 3E
b. Label een 250 mL bekerglas met jouw grondmonster
(BODEMX).
c. Weeg 50 g van het bodemmonster af en breng de
grond over in het 250 mL bekerglas.
d. Meet 100 mL gedestilleerd water af in de
maatcilinder en giet het bij de grond.
e. Roer het mengsel goed door met een lepel. Roer
elke drie minuten voor totaal 15 minuten.
f. Laat het mengsel 5 minuten bezinken. Was de lepel
met gedestilleerd water om contaminatie met
andere grondmonsters te voorkomen.
g. Meet de pH van het grondmonster, vraag de leraar
voor hulp indien nodig.
h. Meet de geleidbaarheid van het grondmonster,
vraag de leraar voor hulp indien nodig.
j. Hoe ziet het droge grondmonster eruit onder het
vergrootglas? Maak een schets van de
grondstructuur.
i. Bepaal het waterabsorberend vermogen van de
grond als volgt: vouw het filter in de trechter en
breng 50 g van het droge grondmonster over in het
filter. Vraag een medeleerling om de trechter boven
een 400 mL bekerglas te houden. Meet 100 mL
gedestilleerd water af in een maatcilinder en giet
het water in de trechter. Laat de trechter voor 60
soortelijke
geleidbaar- geabsorbeerd uiterlijk grond
BODEM X pH
heid water (ml/50g) (beschrijving)
(μS/cm)
BODEM01
BODEM02
BODEM03
BODEM04
BODEM05
BODEM06
BODEM07
BODEM08
BODEM09
BODEM10
BODEM11
BODEM12 (PD)
Figuur 3E: resultaten grondonderzoek
Benodigdheden
• een looptraject, liefst van minimaal 50 meter
• een stopwatch
• (meetlint)
Uitvoering
• Markeer het begin en einde van het te meten
looptraject. Zorg dat je precies weet hoe lang het
traject is, gebruik bijvoorbeeld een standaard
sportveldafstand of een meetlint.
• Besluit met de klas wie er proefpersoon gaan zijn.
Hoeveel proefpersonen nemen jullie? Nemen jullie
jongens of meiden, of allebei?
• Hoeveel metingen ga je per proefpersoon verrichten?
Op verschillende snelheden of dezelfde?
Vragen
a. Is er een lineair verband tussen de loopsnelheid en
de stapgrootte?
b. Stel een vergelijking op aan de hand van dit
verband. Maak de vergelijking in de vorm:
loopsnelheid= (a)(stapgrootte) + b.
c. Analyseer de voetsporen van de PD en vergelijk
deze met je ijkgrafiek. Hoe snel hebben het
slachtoffer en de onbekende waarschijnlijk gelopen
of gerend?
d. Geeft deze analyse je verdere informatie over de
moordzaak? Neem dit op in je dossier.
e. Kun je nog een andere factor bedenken die mogelijk
van invloed is op de stapgrootte?
3.3 Dossier
Opdracht 3.5: dossier
Werk het dossier bij met de resultaten van je werk aan
handboek 3. Kon je aan de hand van het
grondonderzoek bepalen welke verdachten op de PD
zijn geweest? Is Hannah Hoogendoorn zelf naar de
plaats des onheils gelopen of is zij daar bijvoorbeeld
later gedumpt? Hebben het slachtoffer en de dader
gelopen of gerend? Kan er hier sprake zijn van een
achtervolging, denk je?
4.3 Apolair/polair?
Zuurstof (O 2 ) is zwaarder dan water (H 2 O). Hoe komt
het dan dat zuurstof bij kamertemperatuur een gas is,
terwijl water bij dezelfde temperatuur een vloeistof is?
Dit heeft alles met waterstofbruggen te maken. Een
waterstofbrug is een soort ‘brug’, een aantrekkende
kracht, tussen een zuurstofatoom van het ene
watermolecuul en het waterstofatoom van het andere
watermolecuul, zie figuur 4A. Hoe kunnen deze twee
atomen elkaar aantrekken?
Opdracht 4.9
Maak een schematische tekening van hydratatie van
keukenzout. Geef Na+ weer als een positief geladen
bolletje, Cl- als een negatief geladen bolletje en water
als een bolletje zuurstof waaraan twee
waterstofmoleculen (onder de juiste hoek) zijn
verbonden. Hoe positioneer je de watermoleculen?
STOF01 is Na 2 CO 3 (soda)
STOF02 is NaCl (keukenzout)
STOF03 is C 6 H 12 O 6 (poedersuiker)
STOF04 is CaCO 3 (krijt)
STOF05 is C 6 H 12 O 6 (poedersuiker)
STOF06 is NH 4 Cl (salmiak)
Opdracht
Vergelijk de vijf gevonden stoffen (soda, keukenzout,
poedersuiker, krijt en salmiak) met de onbekende stof,
aangetroffen op het lichaam van Hannah Hoogendoorn.
Fase 1 Oriëntatie
Tijdens de oriëntatiefase
1) kom je tot een beschrijving van het probleem of het vraagstuk
2) formuleer je een hoofdvraag en splits je deze zo nodig uit in deelvragen
3) formuleer je een hypothese (hier minder van toepassing)
4) bedenk je globaal met wat voor soort onderzoek je de onderzoeksvraag gaat
beantwoorden.
Fase 2 Planning
Tijdens de planningsfase
1) doe je een eerste verkenning van literatuur over je onderwerp, bestudeer je
relevante theorie, beantwoord je gestelde voorbereidingsvragen en stel je
eventueel op basis hiervan je hoofd- en deelvragen en/of je hypothese bij
2) maak je een werkplan voor de experimenten die je gaat uitvoeren
3) leg je de resultaten van oriëntatie en planning vast in een onderzoeksplan.
Fase 3 Uitvoering
Tijdens de uitvoeringsfase
1) voer je het onderzoek uit volgens planning
2) verwerk je je resultaten.
Fase 4 Afronding
Tijdens de afrondingsfase
1) beantwoord je de gestelde onderzoeksvraag (je trekt dus een conclusie)
2) evalueer je je onderzoek: hoe betrouwbaar zijn je uitkomsten.
4.5 Dossier
Opdracht 4.11 Verdachten
In het experiment heb je bepaald welke stof er op het
lichaam van Hannah Hoogendoorn is aangetroffen. Welk
persoon/personen wordt hiermee extra verdacht?
Betekent dit dat deze persoon ook de moord heeft
gepleegd?
5.2 Inkt
Inkt is een mengsel van kleurstof(fen) en een
‘oplosmiddel’. Hoewel inkt geen oplossing hoeft te zijn,
zal het hier wel zo genoemd worden. (Als inkt geen
oplossing is, wat is het dan wel?)
Als je met inkt schrijft, breng je de (inkt)oplossing op
het papier en daarna zal het oplosmiddel verdampen.
De kleurstof of kleurstoffen blijven achter en hechten
aan het papier (adsorptie). Om te kunnen achterhalen
of de inkt van de geschreven tekst op bijvoorbeeld de
dreigbrief overeenkomt met de inkt uit STIFT01, zal je
de beide inkten moeten vergelijken. Je zult moeten
bepalen of de samenstelling van de inkten dezelfde is.
Anders gezegd: je zult moeten onderzoeken of de beide
inktmengsels uit dezelfde componenten bestaan.
Je kunt de beide inktmengsels alleen maar goed
vergelijken als deze mengsels zich in dezelfde ‘vorm’
bevinden. Bijvoorbeeld allebei opgelost in water of
allebei gehecht aan (speciaal) papier. De inkt op de
dreigbrief zal je van het papier moeten verwijderen.
Dit kun je doen door de inkt van het papier te
extraheren met een geschikt oplosmiddel. Door de inkt
uit de stift op te lossen in hetzelfde oplosmiddel
(eventueel na verdampen van het oplosmiddel in de
stift) kun je beide mengsels vergelijken. De inkten
hebben dan beide immers dezelfde ‘vorm’.
Om de samenstelling van de inkten goed te kunnen
vergelijken, zal je de mengsels moeten scheiden. Na de
scheiding van de mengsels zal je de verschillende
componenten van de beide mengsels moeten
vergelijken. Dit kan door gebruik te maken van het
verschil in stofeigenschappen van de componenten. Een
in de scheikunde veel gebruikte methode om mengsels
5.3 Chromatografie
Chromatografie is een scheidingsmethode die gebruik
maakt van meerdere stofeigenschappen. Er wordt dus
bijvoorbeeld niet gescheiden op alleen het verschil in
kookpunt. Bij chromatografie vindt scheiding plaats
door deze eigenschap te combineren met een andere.
Om andere combinaties van eigenschappen te
gebruiken, zijn er verschillende uitvoeringsvormen van
chromatografie.
Twee voorbeelden van verschillende vormen van
chromatografie zijn:
• gaschromatografie
• papierchromatografie.
Hoewel het, praktisch gezien, zeer verschillende
technieken zijn, hebben ze een aantal aspecten
gemeen.
Bij chromatografie is er altijd sprake van een
zogenaamde mobiele fase en een stationaire fase. De
naam zegt het al: de mobiele fase beweegt en de
stationaire fase beweegt niet. Bij papierchromatografie
is de stationaire fase (speciaal) papier. Het te scheiden
mengsel wordt op het papier gebracht zoals
weergegeven in figuur 5A.
beginsituatie eindsituatie
beweging gescheiden
vloeistoffront stoffen
Opdracht 5.1
a. Wat zijn bij papierchromatografie de stationaire en
de mobiele fase?
b. Wat kun je zeggen over de stofeigenschappen van de
component in de buitenste ring van het chromatogram
in figuur 5A?
c. Wat kun je zeggen over de stofeigenschappen van de
component(en) in de binnenste ring van het
chromatogram in figuur 5A?
Opdracht 5.2
a. Hoe kun je voor elke component uitrekenen wat de
R f -waarde is?
b. Wat kun je zeggen over het bereik van de R f -waarde?
c. Bereken de R f -waarden van de bovenste drie
componenten in het chromatogram van figuur 5B.
Benodigdheden
• twee bekerglazen
• loopvloeistof
• potlood
• liniaal
• strook chromatografiepapier, 12 cm breed
• de dreigbrief
• de kaart met het lijnenpatroon
• vijf verschillende zwarte stiften, gemerkt STIFT01 tot
STIFT05.
Resultaat
Bepaal aan de hand van de gegevens in je tabel welke
inkt(en) van de 5 verschillende stiften dezelfde
samenstelling heeft/hebben als de inkt op de dreigbrief
of de inkt op de kaart.
5.4 Dossier
Opdracht 5.4 Chromatogram
a. Verwerk de gegevens en chromatogrammen van
experiment 5.3 in je forensisch onderzoeksdossier.
b. Bedenk een manier waarop je een chromatogram
kunt maken waarbij je de samenstelling van de
verschillende inkten (nog) beter kunt vergelijken. Leg
uit waarom je denkt dat de door jouw bedachte manier
beter en/of betrouwbaarder is en maak het
chromatogram.
‘Moord en doodslag behandelen wij niet, dat is zaak van de politie’ zegt Cynthia.
Voor een bezoekje aan Forensicon BV, een particulier forensisch instituut, moet je
afreizen naar Leeuwarden. Maar het is de reis waard. Forensicon is een klein en
jong bedrijf. Als particulier instituut neemt Forensicon opdrachten aan van
bijvoorbeeld bedrijven of individuen die iets willen laten uitzoeken waar een
bepaalde expertise voor nodig is. ‘Een goed voorbeeld is het vervalsen van
documenten, bijvoorbeeld als een bedrijf vermoed dat een contract vervalst is.’
Dat klinkt spannend. Cynthia vertelt: ‘Er is vreselijk veel mogelijk, maar het is
zaak om duidelijk te krijgen wat de opdrachtgever precies wil weten.” Bij een
vervalsingszaak wil je bijvoorbeeld onderzoeken of twee handtekeningen met
dezelfde pen geschreven zijn. ‘Dit doen we doormiddel van inktanalyse waarbij
gebruik wordt gemaakt van een scanapparaat met verschillende lichtsoorten,
fluorescentie en filters. Het document wordt hierbij niet beschadigd, handig als er
nog andere analyses gedaan moeten worden! Een andere vraag is of de ene
handtekening ouder is dan de andere. In dat geval kunnen we bijvoorbeeld met
behulp van gaschromatografie de droogmiddelen in de inkt onderzoeken. Door
verdamping verandert de samenstelling van inkt op papier subtiel met de tijd, en
dit kun je aantonen.” Het is heel belangrijk om bij dit soort onderzoeken altijd
objectief te blijven. Bovenstaande analyses zeggen namelijk nog niets over welke
hand de pen heeft vastgehouden. Zoals Cynthia het uitdrukt: ‘Ik rapporteer niet:
De inkten komen niet overeen, dus hij heeft het document vervalst. Ik rapporteer:
De inkten komen niet overeen. Zaken oplossen doen wij niet, wij doen aan
waarheidsvinding.’
Tijdens je studie komt alles bij elkaar. Cynthia vertelt: ‘Ik heb de hbo studie
Forensic Sciences (een specialisatie van Biotechnologie) gevolgd aan Hogeschool
Van Hall Larenstein. Ik ben van zesjes-cultuur op de middelbare school wel een
strebertje geworden tijdens mijn studie, gewoon omdat ik het leuk vond.’ Je
middelbare schoolkennis heb je wel echt nodig volgens Cynthia: ‘Die basis in
biologie, scheikunde en natuurkunde is essentieel.’ Ook in haar dagelijks werk is
de gedegen wetenschappelijke achtergrond belangrijk. ‘Als je de technieken niet
begrijpt zie je ook niet wat de mogelijkheden zijn om ze toe te passen!’
Cynthia heeft een afwisselende baan. ‘Ik ben de generalist, die het proces
begeleidt vanaf de vraag van de opdrachtgever tot aan de rapportage van de
resultaten. Ik sta ook wel zelf in het lab, maar meestal contacteer ik een van onze
experts voor het uitvoeren van de verschillende onderzoeken. We hebben een heel
divers team, met onder andere een bioloog, chemicus, criminoloog en een ICT
specialist.’ Op de vraag wat het minst leuke aspect van haar werk is: ‘Geen idee...
nee, ik zou het echt niet weten!’
Voor leerlingen die geïnteresseerd zijn in een baan in het forensisch onderzoek
heeft Cynthia de volgende tip: ‘Wees nieuwsgierig. Zoals tijdens mijn opleiding
gezegd werd: Als forensisch onderzoeker moet je een naald in een hooiberg kunnen
vinden. Maar je moet daarnaast ook zo gek zijn om hem te willen gaan zoeken!’
Figuur 6A: overzicht van een patroon De spiraal in de binnenkant van de loop, die de kogel
zijn draaiing geeft, bestaat uit ‘trekken’ en ‘velden’.
De trekken van een loop zijn de verdiepingen, de
velden zijn de verhogingen. De binnenkant van een loop
vertoont gemiddeld vier tot zes trekken en velden. Het
patroon dat ze op een kogel achterlaten kan links- of
rechtsdraaiend zijn. Iedere loop van een vuurwapen is
verschillend door onder andere slijtageplekken.
Figuur 6C: sporen op twee kogels uit het wapen van Rachel Janssen
Opdracht 6.2
Voor kogels zoals aangetroffen in het lichaam van
Hannah Hoogendoorn geldt:
het is 40-punts ammunitie, dat wil zeggen de massa is
40 maal de standaardmassa van 64,8 mg,
na het verlaten van de loop hebben dit soort kogels een
snelheid van 340 m/s.
Opdracht 6.3
Bereken de gemiddelde resulterende kracht op de kogel
met behulp van de gegevens uit vraag 6.2. samen met
het gegeven dat de loop een lengte heeft van 12 cm.
1
Flw = cw Aρ v 2 (6)
2
waarin
De constante c w is de vormcoëfficiënt of
stroomlijnfactor van de kogel.
Hoe groter deze factor, hoe meer luchtweerstand.
De inslagdiepte
Als de kogel is ingeslagen is de bewegingsenergie
gebruikt voor vervorming. Hoe groter de
bewegingsenergie van de kogel, hoe groter de
inslagdiepte. Maar hoe ligt het verband precies?
Om hier enigszins grip op te krijgen, zijn experimenten
nodig. Nu is schieten op een school niet toegestaan.
Maar het gaat hier om energie en vervorming. Is aan de
hand van de vervorming vast te stellen hoeveel energie
er voor de vervorming nodig was?
Vraag
In welke eenheid wordt c v uitgedrukt?
Uitvoering
• Laat in de opening van de buis de baksteen los
(zonder beginsnelheid). Zorg wel dat er een
beschermplaatje op de vloer ligt. Doe dat bij drie
blikjes van dezelfde soort.
• Herhaal dit experiment nog vijf keer, telkens met
een andere valbuis en dus bij een andere hoogte h.
Verslag
Maak een grafiek, waarin je energie van de baksteen
uitzet tegen de gemiddelde vervorming Δs van de
blikjes.
Bepaal mbv de grafiek de vervormingsconstante c v .
Schotwonden
Bij schotwonden is voor allerlei soorten ammunitie
experimenteel het verband vastgesteld tussen de
energie van de kogel bij inslag en de indringdiepte van
de kogel. De situatie is vergelijkbaar met de vervorming
van colablikjes. Alleen wordt hier voor het vervormde
materiaal ballistische gel of gelatine gebruikt die
ongeveer dezelfde remmende werking heeft op kogels
als het weefsel van het menselijk lichaam.
Bij elk type kogel horen twee constantes: de initiële
vervormingsenergie (E 0 ) en de vervormingscontante
(c v ) .
Opdracht 6.6
In figuur 6E is een luchtbukskogeltje afgebeeld en een
Figuur 6E: revolverkogel. Beide hebben ongeveer dezelfde
luchtbukskogel (boven)
en revolverkogel(onder) diameter.
a. Leg uit welke van de twee kogels de grootste initiële
vervormingsenergie zal hebben en welke de grootste
vervormingsconstante c v .
b. Het luchtbukskogeltje heeft een massa van 0,7 g. De
initiële vervormingsenergie van deze kogel voor de
menselijke huid bedraagt 14,8 J. Bereken welke
snelheid de kogel minstens moet hebben om het
lichaam binnen te dringen.
6.3 Dossier
Opdracht 6.8
In het politierapport staat beschreven dat de kogel het
lichaam van Hannah Hoogendoorn op borsthoogte
getroffen heeft en dat er twee voetsporen op de PD
zijn aangetroffen. Een voetspoor is afkomstig van het
slachtoffer.
De persoon van dit voetspoor lijkt op 2 meter van het
lichaam van Hannah even stil te hebben gestaan,
aangezien er daar twee naast elkaar staande
voetafdrukken voor het lichaam zijn gevonden.
7.2 Luminol
Er zijn situaties waarin men geen bloedsporen met het
blote oog kan waarnemen en waarbij men toch het idee
heeft dat er wel degelijk bloedsporen aanwezig moeten
zijn (geweest). In een dergelijk situatie zou het heel
mooi zijn als onzichtbare bloedsporen zichtbaar
gemaakt zouden kunnen worden met een bepaalde stof
die reageert op de aanwezigheid van bloed. Er bestaat
inderdaad een reactie waarbij bloed functioneert als
katalysator. Het gaat hierbij om de reactie tussen de
stof luminol en de stof waterstofperoxide (H 2 O 2 ) in een
basisch milieu dus bijvoorbeeld in aanwezigheid van
natronloog (NaOH). Bij deze reactie komt een prachtig
mooi blauw licht vrij, dit verschijnsel heet
luminescentie.
Voorbereiding
Een katalysator heeft invloed op de reactie maar hoe
uit zich die invloed?
Als bleekmiddel en bloed verschillende invloed hebben
op de reactie hoe zou dat dan moeten blijken?
Kan worden vastgesteld of het hier gaat om een
endotherme of een exotherme reactie?
Benodigdheden
• twee erlenmeyers (100 ml)
• glazen trechters (passend op de erlenmeyers)
• een luminoloplossing die bestaat uit:
0,1 g luminol
9 g natriumcarbonaat
15 ml van een 3% waterstofperoxideoplossing.
aangevuld met gedestilleerd water tot 100 mL
• 15 ml bleekmiddel
• 15 ml bloed (uit een pakje vlees uit de supermarkt)
• een donkere ruimte.
Uitvoering
Bewaar de helft van de luminol oplossing voor
experiment 7.2
• Doe in de ene erlenmeijer het bloed en in de andere
het bleekmiddel.
• Verdeel de overgebleven luminoloplossing in twee
delen. Gebruik een deel voor het bloed en het
andere deel voor het bleekmiddel.
• Voeg de luminoloplossing tegelijk toe aan bloed en
bleekmiddel.
• Beëindig het experiment als je er van overtuigd bent
dat je geen helder, blauwgekleurd licht (meer) kunt
waarnemen.
Benodigdheden
• een plantenspuit of verstuiver met daarin een
oplossing van de volgende samenstelling:
De helft van de luminol oplossing die je in
experiment 7.1 hebt gebruikt (50 mL)
• een donkere ruimte
• drie bevlekte kledingstukken (gemerkt 01 t/m 03).
Uitvoering
• Voordat je de proef uitvoert, noteer je op welke
kledingstukken je denkt een bloedvlek te zien;
mogelijk zijn meerdere kledingstukken met bloed
bevlekt.
• Onderzoek of er op de kledingstukken 01, 02 en 03
bloedvlekken kunnen worden aangetoond.
7.3 Dossier
Opdracht 7.3
a. Bij welke kledingstukken heb je een helder,
blauwgekleurd licht waargenomen na besproeiing
met de oplossing uit de plantenspuit?
Welke conclusie(s) kun je daar uit trekken?
b. Welke factoren beïnvloeden de betrouwbaarheid
van deze meting? Wat kun je zeggen over de
vlekken 01 t/m 03?
c. Wat voor conclusies kun je nu wel of niet trekken
over de moord op Hannah Hoogendoorn? Vul je
dossier aan met de antwoorden op deze vragen.
De politie vangt boeven en schrijft bonnen. Althans, dat is het beeld. Maar de
politie doet meer. Bij de politie Utrecht spreken we met Forensisch
Wetenschapper Jessica.
Als je bij de politie wilt gaan werken, is de politieacademie doen de beste ingang.
Jessica is een van de weinigen van de 75 mensen bij de afdeling Forensische
Opsporing die niet de politieacademie heeft gedaan. ‘Ik heb eerst Biomedische
Wetenschappen gestudeerd aan de UU en daarna de master Forensic Sciences aan
de UVA. Tijdens mijn master heb ik stage kunnen lopen op deze afdeling, en na
mijn afstuderen kon ik blijven. Mijn wetenschappelijke achtergrond zorgt dat ik
vaak een andere insteek heb dan mijn collega’s.’
Haar werk is heel divers. ‘Ik ben gemiddeld drie dagen per week bezig op het lab,
waar ook veel administratie bij komt kijken. Wat veel mensen niet weten, is dat
echt alles uitgebreid gefotografeerd moet worden! Daarnaast ben ik betrokken bij
de afdeling Research & Development, waarmee we veel samenwerken met het
Academisch Medisch Centrum. Hiermee proberen we een brug te slaan tussen de
wetenschap en de praktijk. Ik hou de recente ontwikkelingen in het forensisch
onderzoek in de gaten, iets waar de rechercheurs meestal geen tijd voor hebben.’
Jessica is betrokken bij het ontwikkelen van een apparaat om de leeftijd van
bloedsporen te meten. Jessica: ‘Dit apparaat gebruikt een spectraalcamera. Het
meet de kleurverandering die optreedt wanneer oxyhemoglobine wordt
afgebroken, wat gebeurt bij het verouderen van bloedvlekken. Het idee is dat we
in de toekomst een apparaat op een PD kunnen zetten wat automatisch de hele
ruimte scant en ons vertelt hoe lang geleden het vermoedelijke misdrijf heeft
plaatsgevonden. Hierbij maakt het onderscheid tussen uren, dagen, maanden of
langer dan een jaar. Ik begeleid verschillende studenten die testjes doen met dit
apparaat. Wat zijn bijvoorbeeld de effecten van temperatuur of luchtvochtigheid?
Is het apparaat voor de gek te houden met bijvoorbeeld rode verf, nagellak of
lipgloss?’ Op de vraag of het apparaat de vervanging van luminol gaat worden in
de toekomst antwoord Jessica ontkennend: ‘Nee, dit apparaat kan alleen metingen
doen aan zichtbare bloedvlekken. De kracht van luminol en aanverwante testen is
juist dat het onzichtbare bloedsporen kan aantonen.’
8.2 DNA
Een DNA-molecuul bestaat uit twee strengen die tegen
elkaar aanliggen. De strengen zijn elk opgebouwd uit
een lange keten van achtereenvolgens een suiker en
een fosfaat (figuur 8A). Aan elke suiker zit een
stikstofbevattende base (de gekleurde ringen in figuur
8A) die via waterstofbruggen vastzit aan een base uit
de andere streng (de stippellijnen in figuur 8B).
Hierdoor zijn de strengen spiraalsgewijs gedraaid, de
zogenaamde dubbele helix (figuur 8C).
Opdracht 8.1
a. Hieronder is een stukje van een DNA-molecuul te
zien, waarvan de code van één van de twee
strengen afgebeeld is. Maak de code compleet.
5' A C C T G A G T T C A G T 3'
3' 5'
Figuur 8D: de chromosomen van de mens: een karyogram. Bron: National Human Genome Research
Institute
De 23 chromosoomparen bestaan uit 22 paren
zogenaamde autosomen en 1 paar
geslachtschromosomen. De autosomale
chromosoomparen zijn genummerd van 1 t/m 22. De
twee chromosomen van één paar worden homologe
chromosomen genoemd.
Het 23e chromosomenpaar is bij een vrouw van gelijke
lengte, evenals de andere 22 paren. Bij een man
bestaat het 23e paar echter uit één ‘groot’ chromosoom
Bij het maken van een DNA-profiel kijk je niet naar één
stuk herhalingen, zoals alleen de CCTG-herhaling. Je
vergelijkt een aantal verschillende herhalingen op
verschillende chromosomen. Zo ontstaat er een
persoonsonderscheidend DNA-profiel. Het aantal
herhalingen op een chromosoom wordt in het forensisch
onderzoek een DNA-kenmerk genoemd. Dit DNA-
kenmerk wordt weergegeven met een cijfer. Dit cijfer
geeft aan hoe veel herhalingen er op het locus
voorkomen. De forensisch onderzoeker onderzoekt
standaard de DNA-kenmerken van tien ‘plaatsen’ op
tien verschillende chromosoomparen. Deze tien
plaatsen worden loci genoemd (enkelvoud locus). Een
compleet DNA-profiel is dus een overzicht van de DNA-
kenmerken van tien loci bij een bepaald persoon.
Omdat alle chromosomen in paren voorkomen, waarvan
één van de moeder en één van de vader geërfd, kan het
dus heel goed dat de twee chromosomen een
verschillend DNA-kenmerk hebben. Elke locus bevat dus
niet één, maar twee DNA-kenmerken. Deze worden
opgeschreven als een code van twee cijfers.
ATGATACTGACTGAC TCAT TCAT TCAT TCAT TCAT TCAT TCAT TCAT AGTCTACTAG
TACTATGACTGACTG AGTA AGTA AGTA AGTA AGTA AGTA AGTA AGTA TCAGATGATC
Figuur 8E: Je ziet hier een afbeelding van de basenvolgorde van twee strengen DNA, namelijk locus TH01
op chromosoom 11. Deze verdachte heeft DNA-kenmerken 6/8 op deze locus
Figuur 8F: Het DNA-profiel bestaat uit DNA-kenmerken van hypervariabele loci op de chromosomen 2, 3, 4, 8,
11, 12, 16, 18, 19 en 21. Daarnaast stelt het DNA-analysesysteem het geslacht vast (XX is vrouw; XY is man). In
totaal worden dus 11 loci geanalyseerd. Bron: De Essenties van forensisch biologisch onderzoek; Humane
biologische sporen en DNA. Illustratie R.S. Enterprises
8.4 De PCR-techniek
Als je een DNA-profiel wilt maken van het DNA van
bijvoorbeeld een verdachte, zal je dus per locus de
DNA-kenmerken moeten bepalen. Het is helaas niet
mogelijk om dit te bepalen door het DNA onder een
Figuur 8G: het PCR-apparaat
microscoop te bekijken. Je kunt wel chromosomen
zorgt voor de juiste temperatuur
zichtbaar maken zoals in een karyogram, maar de DNA-
kenmerken zelf kun je niet zien. Bovendien zou je geen
idee hebben waar de locus die jij wilt onderzoeken zich
bevindt.
Gelukkig is hier een slimme oplossing voor. En die
begint met een techniek waarmee het mogelijk is om
selectief van de stukjes DNA die je wilt onderzoeken
meer dan één miljard kopieën te maken. Deze techniek
heet de polymerase kettingreactie, ook wel afgekort
als PCR (Polymerase Chain Reaction). In deze paragraaf
leggen we de PCR-techniek uit. Hoe je van het PCR-
product vervolgens de DNA-kenmerken bepaalt en een
compleet DNA-profiel maakt, lees je in paragraaf 8.5.
Figuur 8H: De 3 stappen van de PCR reactie worden achter elkaar herhaald, bij elke cyclus wordt de
hoeveelheid DNA verdubbeld. Bron: aangepast van
http://themedicalbiochemistrypage.org/molecular-medicine.html
Opdracht 8.10
Bij chromatografie heb je een stationaire en een
mobiele fase. De techniek zoals beschreven in deze
paragraaf werkt met een spanningsbron en een gel.
Vergelijk de techniek met chromatografie en benoem
wat er overeenkomt en verschilt.
Opdracht 8.11
Na de PCR-reactie waarin je locus TH01 hebt
gekopieerd, is de vloeistof uit het PCR-apparaat op de
kolom gebracht. Dit is in de figuur 8J schematisch
weergegeven. In de tweede tekening zie je dat de
vloeistof twee verschillende PCR-producten bevat.
a. Geef in de tekening aan welke band de kopieën van
de locus met zes herhalingen weergeeft en welke
de kopieën van de locus met acht herhalingen.
Opdracht 8.12
a. Teken met een andere kleur in de grafiek uit
opdracht 8.11b ook de grafiek van een verdachte
met de kenmerken 8/8 op locus TH01.
Opdracht 8.13
Beschrijf hoe je uit het geïsoleerde DNA van een
verdachte een DNA-profiel van alle elf loci maakt.
Beschrijf waarin deze stappen verschillen van het
analyseren van één locus.
Opdracht 8.14
a. Is het DNA-profiel van figuur 8K afkomstig van een
man of van een vrouw?
Figuur 8M: frequenties voor Nederland van de DNA-kenmerken VWA, D16S539, D18S51, D19S433 en D21S11
VWA frequentie D16S539 frequentie D18S51 frequentie D19S433 frequentie D21S11 frequentie
11 0,000 8 0,015 9 0,000 9 0,000 27 0,017
13 0,000 9 0,123 10 0,011 10 0,002 28 0,180
14 0,067 10 0,067 11 0,006 11 0,004 29 0,223
15 0,076 11 0,340 12 0,134 12 0,061 29.2 0,000
16 0,203 12 0,279 13 0,108 12.2 0,000 30 0,271
17 0,303 13 0,162 14 0,182 13 0,255 30.2 0,030
18 0,223 13.3 0,000 15 0,117 13.2 0,011 31 0,078
19 0,110 14 0,013 16 0,152 14 0,359 31.2 0,074
20 0,013 15 0,000 17 0,141 14.2 0,032 32 0,011
21 0,004 18 0,071 15 0,165 32.2 0,091
19 0,039 15.2 0,037 33 0,002
20 0,026 16 0,037 33.1 0,000
21 0,006 16.2 0,026 33.2 0,022
22 0,004 17 0,002 34 0,000
23 0,000 17.2 0,006 34.2 0,000
25 0,002 18.2 0,002 35 0,000
35.2 0,002
36 0,000
Opdracht 8.20
a. Stel, een profiel verschilt op één DNA-kenmerk en al
de andere DNA-kenmerken zijn gelijk. Moet dan de
verdachte uitgesloten worden als donor van dit
spoor? Geef een verklaring voor je antwoord.
b. Bloedverwanten vertonen veel overeenkomsten in
DNA-profiel. Geef hiervoor een verklaring.
Opdracht 8.21
a. Bestudeer figuur 8L. Wat is de frequentie van DNA-
kenmerk 18 op locus D2S1338?
b. Wat is de som van alle frequenties (in Nederland)
van de kenmerken op locus D2S1338? Geef hiervoor
een verklaring.
Opdracht 8.22
a. Bereken op basis van boven beschreven gegevens
voor locus D2S1338 de frequentie van de DNA-
kenmerkencombinatie 18/18.
b. Reken ook uit wat de frequentie is van de DNA-
kenmerkencombinatie 18/19. Gebruik hiervoor de
gegevens uit figuur 8L.
Opdracht 8.23
Stel dat een spoor slechts een onvolledig profiel
oplevert.
Alleen de loci D2S1338, FGA, TH01 en VWA zijn bekend.
Het profiel ziet er als volgt uit:
locus DNA-kenmerken
D2S1338 17 / 20
FGA 21 / 22
TH01 9,3 / 9,3
VWA 16 / 17
8.8 Dossier
Opdracht 8.24 DNA-profielen
a. In het politiedossier staan de DNA-profielen van alle
betrokkenen. Bekijk de profielen van de familie
Sanders. Wat kun je hierover zeggen?
Mensen in witte pakken zoekend naar sporen op een plaats delict. Dit is het
beeld zoals we het kennen van TV. Hoe weten ze van wie deze sporen zijn? We
spreken met Kim Vos, DNA-deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut.
Is haar werk net zo spannend als in de televisieseries?
‘Mijn werk is eigenlijk het coördineren en rapporteren van DNA-onderzoek. Als een
zaak binnenkomt hierbeneden bij de frontdesk, dan beslis ik wat er moet gebeuren
met de getuigstukken. Ik neem bijvoorbeeld het besluit dat een zedenset
(ondergoed en lichaamsbemonsteringen) onderzocht moet worden op een bepaald
type sporen, in dit geval meestal spermacellen. Dan gaat de zedenset naar het lab,
waar gespecialiseerde vooronderzoekers de set onderzoeken op sporen. De uitslag
rapporteren ze terug aan mij en vervolgens worden de gevonden sporen
doorgegeven aan de afdeling DNA-onderzoek, waar andere specialisten DNA
isoleren en DNA-profielen maken. De DNA-profielen vergelijk ik met de database
op overeenkomsten. Van de gevonden sporen en vergeleken DNA-profielen maak ik
een eindrapportage en die gaat terug naar de rechercheurs. Gemiddeld duurt het
vijftig dagen om een zaak te behandelen.’ Dat is eigenlijk iets heel anders dan ik
me bij je baan had voorgesteld, want je komt dus zelf niet in het lab.
Nu moet ik toch wel een beetje aan de serie CSI denken. ‘Dat is niet zo gek,’ zegt
Kim, ‘wat in die serie zit, dat komt natuurlijk ergens vandaan. Maar als je bij ons
een spoor in de database stopt, dan komt er geen foto met adres en strafblad uit.
Ik stop er gewoon een nummer in en ik krijg er een nummer uit. Het is allemaal
niet zo sexy als je op tv ziet. In de serie lost hetzelfde team de hele moord op,
maar in het echt doet iedereen maar een klein stukje van de zaak.’
We verlaten de kantine, Kim neemt me mee voor een korte rondleiding langs de
labs. We moeten eerst een aantal beveiligde deuren door en dan komen we in
een gang die toegang geeft tot de eveneens beveiligde labs. Het ziet er allemaal
spannend uit, op het moment dat wij langs een lab lopen, zijn er drie mensen
met een wattenstaafje sporen van een gasmasker aan het verzamelen. Ze dragen
een labjas, handschoenen, een mondkapje en schoenbeschermers. ‘Dit gasmasker
zou bijvoorbeeld kunnen zijn aangetroffen in een amfetaminelab.’
Kim wijst op een deur: ‘In deze ruimte worden de getuigstukken opgeslagen. De
stukken van de verdachte en het slachtoffer worden vanaf de start van het
sporenonderzoek gescheiden gehouden, om besmetting te voorkomen. In de labs
hier links worden de sporen verzameld en in het lab daarnaast worden er DNA-
profielen van gemaakt. Alle labs zijn trouwens van elkaar gescheiden. De
onderzoekers moeten zich eerst omkleden voor ze een lab binnen kunnen. Zo
proberen we ook te voorkomen dat DNA sporen door elkaar raken.’
We lopen naar de uitgang. Bij de draaideur neem ik afscheid van Kim en moet ik
mijn pasje in een gleuf stoppen voordat ik er door kan. Ook al is het echte werk
als DNA-deskundige misschien minder sexy, toch kan ik het CSI gevoel niet van
me afzetten.
Huiszoeking en aanhouding
Er zijn nu enkele personen voldoende verdacht om een
huiszoekingsbevel bij hen aan te vragen. Beslis bij
welke personen je wel eens binnen wilt kijken en ga
naar je leraar voor deze aanvraag. Als je leraar van
mening is dat jij voldoende bewijs hebt voor een
huiszoekingsbevel, zal je leraar je die geven. Van je
leraar krijg je vervolgens een overzicht van wat er in
het huis is aangetroffen. Kun je op basis van deze
gegevens zeggen wie Hannah Hoogendoorn heeft
vermoord? Of zou je graag nog een huiszoekingsbevel
bij iemand anders willen hebben? Daarvoor mag je weer
naar je leraar gaan, indien je natuurlijk genoeg bewijs
hebt om aan te kunnen tonen dat die persoon verdacht
is.
Opdracht 9.3
Na het lezen van de ondervragingen heb je in opdracht
0.4 een overzichtje met mogelijke motieven gemaakt.
a. Heb je nog toevoegingen of andere ideeën over dit
lijstje gekregen?
c. Zijn er nog andere motieven mogelijk?
d. Wie komt het meest in aanmerking als de dader, als
je alleen op het motief zou letten?
e. Vergelijk je conclusies met je medeleerlingen.
Opdracht 9.4
Klopt het motief van de moordenaar met jouw idee?
Maak het dossier compleet.
Arbeid: de hoeveelheid energie die wordt omgezet door een kracht, afhankelijk van de
grootte en van de kracht en de verplaatsing in de richting van de kracht, eenheid Nm
(Newton meter), wat gelijk is aan Joule (J).
Atoom: kleinste als zodanig herkenbare bouwsteen van een scheikundig element.
Celkern: deel van de cel wat betrokken is bij de regeling van celprocessen en het opslaan
van de genetische informatie.
Chromatogram: een weergave van componenten in een mengsel, welke zijn gescheiden met
behulp van een chromatografietechniek.
Dactyloscopisch punt: een bepaald typicum dat zich op een bepaalde locatie van een
vingerafdruk bevindt.
DNA-mengprofiel: een DNA-profiel gemaakt van DNA afkomstig van meer dan één persoon.
DNA-profiel (volledig): een weergave (grafisch of in cijfers) van de DNA-kenmerken van tien
hypervariabele loci en het geslachtskenmerk.
Gen: deel van een chromosoom dat de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap
bevat.
Hypervariabel gebied: een deel van het niet-coderend DNA dat bestaat uit zich herhalende
korte stukjes, bijvoorbeeld de herhaling CCTG-CCTG-CCTG-CCTG.
Ion: een atoom of molecuul met een elektrische lading veroorzaakt door een gebrek aan, of
overschot van, één of meer elektronen.
Karyogram: een afbeelding van een complete set van de chromosomen van een cel.
Katalysator: een stof die de snelheid van een chemische reactie verhoogt, zonder hierbij
zelf verbruikt te worden.
Kinetische energie: een vorm van energie die een lichaam/voorwerp heeft doordat het
beweegt, eenheid Joule (J).
Locus: bepaalde plaats op het DNA. Men spreekt van één locus over een plaats die op beide
chromosomen van een paar voorkomt.
Loopvloeistof: de vloeistof die als mobiele fase wordt gebruikt bij vloeistofchromatografie.
Luminol: een organische verbinding met een bijzondere eigenschap: bij oxidatie van
luminol komt energie vrij in de vorm van zichtbaar licht.
Mobiele fase: een gas of vloeistof bewegend langs een stationaire fase tijdens
chromatografie.
Niet-coderend DNA: het deel van het DNA dat niet codeert voor erfelijke eigenschappen,
het bevat geen genen. In dit deel van het DNA bevinden zich de hypervariabele gebieden
die gebruikt worden bij forensisch DNA-onderzoek.
Polymerase kettingreactie (PCR): een techniek om van kleine hoeveelheden DNA specifiek
delen te vermeerderen tot er voldoende van is om het verder te analyseren.
Primer: een klein stukje DNA, rond de 30 nucleotiden, dat gebruikt wordt als startpunt van
de PCR.
Rate of flow (Rf): de relatieve meeloopsnelheid van een stof met de loopvloeistof.
Reagens: een stof die wordt gebruikt om de aanwezigheid van een andere stof aan te
tonen.
Slagas: een explosief chemisch mengsel gebruikt in de patronen van vuurwapens dat door
hevige trilling tot ontbranding kan komen.
Soortelijke geleidbaarheid: de mate waarin een bepaald materiaal elektrische stroom kan
geleiden, weergegeven als evenredigheidsconstante σ, eenheid Siemens per meter (S/m).
Stationaire fase: een vaste stof (of vloeistof gehecht aan vast dragermateriaal) waarop
hechting plaats kan vinden tijdens chromatografie.
Verzilting: het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van de bodem, grondwater of
oppervlaktewater.
Wel-coderend DNA: het deel van het DNA dat codeert voor de erfelijke eigenschappen,
bestaat uit genen.
Wet van Hardy-Weinberg: wet uit de populatiegenetica die stelt dat de frequenties van
genotypen en allelen in een populatie constant blijven, mits de populatie voldoet aan een
aantal voorwaarden.
Wrijving: een weerstandkracht die ontstaat wanneer twee oppervlakken langs elkaar
schuiven, eenheid Newton (N).
Zuivere stof: één chemische stof met een aantal specifieke, constante stofeigenschappen.