You are on page 1of 2

Chemie 5 VWO | Murmellius Gymnasium – Oefenopgaven | CTP 5.

Zuur-base reactie varia

1. Schrijf, indien mogelijk, de reactievergelijking op:


a. zwavelzuuroplossing en natronloog
b. een oplossing van waterstofbromide en salpeterzuur
c. een overmaat salpeterzuur en sodaoplossing
d. zwavelzuur en een schep bariumcarbonaat

2. Bereken de pH van:
a. 0,15 M zoutzuur
b. 0,50 M zwavelzuuroplossing
c. een 1,25 molaire oplossing van perchloorzuur (HClO4)
d. een oplossing van 12 g waterstofbromide in 500 mL water

3. Bereken de pH van:
a. 0,30 M natronloog
b. 0,25 M barietwater
c. een oplossing van 15 g kaliumhydroxide in 100 mL water
d. een oplossing van 20 g bariumoxide in 500 mL water

4. Bereken de pH bij mengen van


a. 100 mL 2,0 M zwavelzuur met 50 mL demiwater
b. 150 mL 0,25 M waterstofjodideoplossing met 100 mL 0,30 M kaliloog
c. 75 mL 0,40 M zwavelzure oplossing met 150 mL 0,50 M natronloog
d. 7,5 g loodsulfiet met 130 mL 0,50 M waterstofjodideoplossing
(Voor de liefhebbers: bereken hoeveel loodjodide er neerslaat)

5. Zoutzuur met een onbekende molariteit wordt getitreerd met 0,104 M natronloog.
Het zoutzuur wordt met een pipet (10,00 mL) in een erlenmeyer gebracht. Als
indicator wordt een beetje BTB (broomthymolblauw) toegevoegd. De titratie wordt
in duplo uitgevoerd en de buretstanden staan in onderstaande tabel:
Chemie 5 VWO | Murmellius Gymnasium – Oefenopgaven | CTP 5.1

Meting Beginstand buret (ml) Eindstand buret (ml)


Titratie #1 45,03 34,02
Titratie #2 34,02 23,06

a. Welke kleur heeft de oplossing aan het begin van de titratie?


b. Bij welke kleur moet de titratie gestopt worden?
c. Bereken de concentratie van het zoutzuur.

Kalkgehalte

Drie leerlingen, Harry, Ron en Hermelien, voeren de volgende proef uit:


Ze overgieten ieder 5,0 g calciumcarbonaat met overmaat 1,0 molair zoutzuur,
vangen het ontstane gas op en meten de snelheid van de gasontwikkeling.
6 Geef de vergelijking van de reactie tussen calciumcarbonaat en zoutzuur.

Harry gebruikt brokjes calciumcarbonaat


waarbij ze de temperatuur op 20 C houdt.
Ron gebruikt gepoederd calciumcarbonaat
waarbij hij de temperatuur op 20 C houdt. I
II
Hermelien gebruikt gepoederd calciumcarbo-
III
naat waarbij hij de temperatuur op 30 C houdt.
7 Leg uit dat de leerlingen na afloop van de
proef alle drie evenveel mol gas hebben
opgevangen.

De meetresultaten van elk van de leerlingen worden in één diagram uitgezet. Men
verkrijgt dan drie lijnen. (zie nevenstaand diagram).
8 Leg uit welke lijn verkregen is uit de meetresultaten van achtereenvolgens
Harry, Ron en Hermelien.

You might also like