You are on page 1of 119

lOMoARcPSD|239055

Samenvatting Hoorcollege 1 Tot 10 en Boek de Notariswet II

Privatissimum en Notariële wetgeving (Universiteit Leiden)

StudeerSnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit


Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)
lOMoARcPSD|239055

College 1
De notaris aangesteld van overheidswege met als doel het publiek te dienen en zich door het
publiek te laten betalen.
Herkomst van het notariaat: Notaris is een schrijver. Hij zet zaken op papier, vastlegging van
afspraken. Als er iets mis ging, kon men op de papieren terugvallen. Komst notaris  11e/12e
eeuw.
Bologna is de oudste universiteit. Ontstaan van de notarisschool, van daaruit is de universiteit
opgericht. Het gezag van de notaris groeide door het vertrouwen die het publiek/volk had in
diensten van de notaris. Opleiding van notaris speelde een rol: rechtszekerheid en vertrouwen.
Begin 19e eeuw  Ventosewet. Notaris was een ambtenaar en die onder toezicht kwam te
staan. Ook was er beschikkingsmacht over zijn protocol. In Nederland kreeg deze wet ook
werking. Na de onafhankelijkheid in 1852 ontstond de Wet op de Notarisambt. Dat heeft
gegolden tot 1999 tot de nieuwe herziening ervan.
Na 1842: eis van examen. Kwaliteit werd ook verbeterd doordat er in het begin van de 20e
eeuw een vooropleiding vereist was gesteld.
1958: universiteitenopleiding voor notaris vereist.
Jaren 90 herziening wet op notarisambt. Voor die tijd werd je benoemd in een bepaalde plaats
en daar oefende je het beroep uit. Je mag niet naar een andere standplaats gaan. Notaris was al
ambtenaar en ondernemer en had vaste tarieven: bijvoorbeeld voor OG moesten ze veel
betalen. Wetgever vond het van belang dat andere akten (familierecht, testamenten/huw.vw)
goedkoop werden aangeboden, onder de kostprijs.
OG zakte in, in jaren 80. OG met grote winst verkocht. Er ontstond jaloezie op salaris van de
notaris. Als je een huis koopt: 10% aan notaris storten, 6% hiervan overdrachtsbelasting, de
rest o.a. honorarium notaris. Maatschappelijk en politiek viel dit niet goed. Overheid had
bevoegdheid om prijzen aan te passen, maar deden dat niet.
Tegenwoordig moet je meer ondernemer zijn dan dat je was. Door nieuwe herziening: Vrije
tarieven en vrije vestiging werd ingevoerd. Notaris ambtenaar en ministerieplicht (iedereen
helpen) moest concurreren op de prijs. Heeft geleid tot verlaging honorarium OG praktijk,
verhoging familierecht.
Er is toezicht nodig om toe te zien dat notaris niet dingen doet die ze niet mogen doen. Heeft
geleid tot bevordering van kwaliteit van notaris en onafhankelijke toezicht door bureau
financiele toezicht (BFT). Nu is er ook een persoonlijkheidstoets, dat is vereist voordat je tot
het notariaat wordt toegelaten.
Huidige positie van de notaris  Notaris vult ambtelijke functies en notaris is ondernemer
(hij moet bedrijf runnen). Hiertussen is er spanning. Voorheen trok notaris mensen aan.
Tegenwoordig zul je interesse moeten hebben in je eigen ondernemingspraktijk, inzicht
hebben in strategieën en financiën om het kantoor draaiende te houden. Notaris als
ambtenaar: burgerlijke stand, gerechtsdeurwaarder, rechter. Waar houdt de notaris in het
bijzonder mee bezig? Onderscheid: taken die hij heeft toegekregen en het overige wat hij kan
doen.

Wat hij kan doen: Opstellen van huw.vw, testamenten, oprichten van rechtspersonen, levering
en bezwaring onroerende zaak, splitsing in appartementen.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Monopolie positie van notaris is dit. Dit kan niet verdwijnen, zal altijd blijven. Notariële
tussenkomst zal altijd plaatsvinden hierbij.
Taak van de notaris Rechtszekerheid: Aan notaris is bevoegdheid gegeven om een
authentieke akte op te stellen. Deze akte heeft bewijskracht. Vb huw vw en leveringsakte. Als
een stuk wordt ondertekend, dan wordt met zekerheid aangenomen dat die mensen de
handtekeningen hebben gezet. De notaris heeft de handtekeningen en identiteit van mensen
gecontroleerd van te voren.
Dit is niet het geval bij een onderhandse akte (door een advocaat), hierbij is er geen
bewijskracht, handtekeningen zouden betwist kunnen worden. Bij notariële akte worden de
mensen geacht de handtekeningen hebben gezet en bij twijfel moet je bewijzen dat ze de
handtekeningen niet hebben gezet.
Akte heeft ook een status: Executoriale kracht. Dit is van belang als iemand zijn recht zoekt
via de rechter om zijn gelijk te halen, maar ook voor de executoriale titel. Als de rechter heeft
gevonnist, dan kan je met de executoriale titel naar de gerechtsdeurwaarder om je recht langs
die weg te krijgen. De executoriale titel is van belang om iets af te dwingen in rechtsverkeer.
Vb bij een hypotheekakte, als mensen verplichtingen niet nakomen dan kan de bank op basis
daarvan het huis executeren. Dus je moet kijken naar de rechtskracht van een authentieke
akte.
Notaris moet ook recherche verrichten, vb onderzoek in de openbare registers om te kijken of
degene die verkocht heeft en wil leveren beschikkingsbevoegd is.
Notaris controleert ook gegevens in GBA, kijkt ook in faillissementsregister. Notaris kan
beeld vormen of datgene wat in rechtsverkeer wil gebeuren ook daadwerkelijk gebeurd. Als
huis moet worden overgedragen: Verkoper A en koper B. Levering vindt plaats door akte van
levering, hierin staat dat iemand beschikkingsbevoegd is van dat huis (symbolisch draag je
sleutels over), er moet een inschrijving volgen in openbare registers. Notaris kijkt of verkoper
beschikkingsbevoegd is, identiteit controleren, kijken of iemand failliet is en tijdelijk niet
beschikkingsbevoegd is, leveren zonder dat huis is bezwaard met hypotheken.
Hoe komt de verkoper aan zijn geld? Koper stort dit onder de notaris op een
kwaliteitsrekening. Notaris mag het geld niet op zijn eigen rekening zetten.
Kwaliteitsrekening is afgezonderd van vermogen van notaris ten behoeve van cliënten.
Uiteindelijk wordt het in het kadaster ingeschreven. Weer recherche of niet achteraf beslag is
gelegd. Als alles goed is gegaan dan maakt de notaris het geld over aan de verkoper.
Als notaris dit niet doet, dan tuchtrecht. Die toetst of notaris goed heeft gehandeld, hier
kunnen sancties uit volgen. Er is ook een HB instantie.

Rechtsbescherming:
Arrest Groningse notaris  Man en vrouwen trouwen op huw.vw, gemeenschap van
vruchten en inkomsten, dus geen algehele wettelijke gemeenschap van goederen. Man heeft
notariële opleiding gedaan en wordt tot notaris benoemd. Hij is notaris maar raakt in
financiele problemen. Notariskamer is ervan op de hoogte. Besloten is dat man en vrouw
staande huwelijk huwvw maken en aansluiten bij algehele gemeenschap van goederen. Dit is
ingrijpende wijze. Er werd melding gemaakt en goedkeuring verleend door notariskamer. Dit
komt doordat man in finan. problemen zit en belangen van clienten niet in gevaar komt. Man
en vrouw naar notaris in Groningen en maken de nieuwe huw.vw. Financieel gaat het dan niet
goed, vrouw leidt ook schade. Ze scheiden van tafel en bed. Dan stelt de vrouw de notaris
aansprakelijk voor het feit dat huwvw zijn gepasseerd zonder dat zij voldoende op de hoogte
was van consequenties die huw.vw die voor haar hadden. Iedereen was op de hoogte, de man
en de notaris en notariskamer. De vrouw hield vol dat zij niet genoeg was ingelicht en wist
niet dat door de wijziging van huwelijksregime aansprakelijk zou zijn/worden.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

HR: Onder de gegeven omstandigheden had de notaris Gr aan omzetting niet mogen
meewerken dan zich hebben te vergewist dat de vrouw een leek was, dat risico voldoende
besefte. De notaris had de vrouw op de hoogte moeten brengen van de consequenties. R.. 3.3:
de functie van de notaris brengt mee dat hij beroepshalve rekening houdt om te voorkomen
dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht. Er kwam vast te
staan dat er hiervan sprake was.
Conclusie  Notaris moet tussen partijen staan en moet waken en onderzoek doen en partijen
laat verklaren dat zij beseffen wat de rechtsgevolgen zijn die aan ondertekenen van stuk
gebonden kunnen zijn. Notaris moet de onkundige partij alles uitleggen.

Art 43 Wna  Notaris is verplicht om een concept aan partijen te overhandigen. Mensen
moet inzicht krijgen dmv concept wat op papier staat. Zodat ze vragen kunnen
stellen/controleren. Als ze dan naar notaris komen kunnen ze erop reageren.
Notaris moet vertellen wat er in akte staat en vertellen welke consequenties er zijn in de
situatie van clienten. Notaris moet partijen in ogen kunnen kijken, mensen op kantoor
uitnodigen. Risico van feitelijk overwicht. Niet aan telefoon zaken afhandelen want je weet
niet wie er nog meer bij is. Op kantoor kan je de mensen spreken en ook alleen spreken als je
het niet vertrouwt.

Art 3:33 BW  wil moet aanwijzig zijn, wil moet blijken uit verklaring. Verklaring nodig om
te kijken wat iemand wil.
Nog een taak van notaris: Criminaliteitsbestrijding/voorkomen witwaspraktijken. WWFT:
Wet voorkoming witwassen en financieel terrorisme. Als bedrag hoger dan 10.000 wordt
aangeboden aan notaris dan moet hij melding maken van de ongebruikelijke transactie. Als
iemand met veel contant geld komt kan notaris zeggen: we gaan naar de bank en dan maken
we geld over via bank en dan verder met de transactie. Melding wordt dan onderzocht en er
zal worden vastgesteld of er sprake is van witwassen. Notaris controleert en wordt
gecontroleerd.
Art 2 lid 1 Wna  notaris krijgt bevoegdheid akte te maken als wet hem dat opdraagt. Houdt
ook verband met monopolie positie.
Authentieke akte  3:260 lid 3 BW. 156 lid 2 Rv.
Notariële akte  3:89 lid 1 BW.
Wat is de verhouding tussen authentieke en notariële akten? Authentieke akte is akte in vorm
en bevoegdelijk opgemaakt door ambtenaren die aan wet is ontleend, notaris constateert
waarnemingen.
Notariele akte: Dit is exclusief voorbehouden door notaris. Vb 3:89 lid 1 BW: overdracht
onroerende zaken.

De notaris kan er ook voor zorgen dat cliënten een volmacht ondertekenen. Voor hypotheken
werk je bijna nooit met volmacht. Akte die door notaris is opgemaakt: notariële volmacht, kan
ook volmacht verleend door de rechter.

Niet elke akte van notaris is een notariële akte. Als notaris een akte opmaakt moet het in een
bepaalde vorm. Heden verscheen voor mij… Als dit is gebeurd en achteraf heeft hij dit
voorgelezen dan heeft de notariële akte bewijskracht. Maar als notaris een koopakte opmaakt,
kan dit in notariële vorm maar ook in onderhandse vorm (zoals makelaar dit doet).
Onderhandse akte is geen notariële akte.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Wat voor soort notariële akten kennen we?


Art 37 Wna: Partij akte  Hierin worden opgenomen: waarnemingen van notaris en
verklaringen van partijen en evt bevestiging van getuigen. Vb. huw.vw, testamenten, akte van
levering bij OG.
Procesverbaal akte  Uitsluitend waarneming van notaris en evt bevestiging van getuigen.
Hier GEEN partijverklaring. Dit is een woordelijk verslag. Vb. verklaring van erfrecht, hierin
verklaart de notaris alleen maar. Hij zegt alleen op die datum is deze persoon overleden
zonder dat bij testament iets is beschikt en wie erfgenamen zijn en executeur is. Hij sluit af
met handtekening. Hier komt geen partij aan te pas. Ondernemer houdt vergadering/algemene
vergadering aandeelhouders, hij kan vragen of notaris alles wil bijhouden. Dan verklaart de
notaris ook alleen maar.
Art 38 Wna: Minuut akte  Originele akte die de notaris onder zich houdt. Hij mag dit nooit
uit handen geven, alleen voor registratie bij belastingdienst. Vb akte van levering, huw.vw,
bijna alle notariële akten zijn minuut akten. Origineel gaat de kluis in. Van de minuut wordt
een afschrift gemaakt en dit wordt verzonden aan het kadaster bij OG. Afschrift wordt
ingeschreven in openbare registers bij huw.vw. Afschriften worden afgegeven om in registers
te worden ingeschreven. Wat als bank wil executeren omdat iemand hypotheek niet betaald?
Bank heeft ook afschrift gekregen, bank kan grosse vragen, dit heeft executoriale kracht. Er
staat dan In naam van de koning. Dit kan meteen gebruikt worden om tot executie over te
gaan. Dit geldt voor alle notariële akten die in minuut worden opgemaakt. Behalve verklaring
van erfrecht, hiervan kan geen grosse worden opgemaakt, dit heeft geen executoriale kracht.
Originali akte  Akte die als origineel wordt afgegeven. Dit gebeurt zelden. Vb akte van
volmachtverlening in de zin van 38 lid 3 Wna. Alle overigen gaan kluis in en wordt
afschriften ter beschikking gesteld.
Art 3:39 BW: als wet zegt dat er een notariële akte moet worden opgemaakt, doe je dat niet
dan is het nietig.

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 1
De Nederlandse notaris maakt deel uit van het Latijnse notariaat en vindt zijn wortels in de
11e of 12e eeuw in de handelscentra van Noord-Italië. Van daaruit heeft het notariaat zich
verspreid door de receptie. Uiteindelijk heeft het notariaat verder zijn vorm gekregen door het
Franse recht van Napoleon.
De Latijnse notaris is een ambtenaar, hij heeft van overheidswege gezag gekregen.
Tegenwoordig is de notaris ook een ondernemer, hij krijgt zijn honorarium niet van de
overheid, maar van cliënten.
De wortels van de huidige Notariswet zijn te vinden in de Franse wet, Ventôsewet van 1803.
Sinds de invoering van de wet in NL veranderde de structuur van het notariaat. Het notariaat
was in de loop van tijd veranderd van bevoegdheid naar beroep, door de Ventôsewet werd het
notaraat bestempeld als ambt. Dit had tot gevolg dat de overheid toezicht hield, dat er een
regeling was m.b.t. het aantal notarissen, er was een verplichting om verlof aan de overheid te
vragen als men tijdelijk afwezig wenst te zijn en er ontstonden voorschriften m.b.t. het
protocol. Ook werd het ressort, waarbinnen de notaris bevoegd was op te treden, afgebakend.
Het doel van deze vermaatschappelijking van het notariaat was het geven van betere
waarborgen voor het publiek.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Ontwikkelingen in de 19e en 20e eeuw, toename vermaatschappelijking:


In 1842 kwam men met een eigen wetgeving m.b.t. het notariaat: Wet op het notarisambt. De
vermaatschappelijking van het notariaat is alleen maar toegenomen sinds de Ventôsewet.
Wetswijziging van 1878  Toezicht door de Officier van Justitie (OM) over de notarissen
werd verscherpt, de exameneisen werden verzwaard en er werd een leertijd als eis voor
benoembaarheid ingesteld.
Wetswijziging van 1904  Het Openbaar Ministerie had niet langer het toezicht over de
notarissen, dit had de Kamers van Toezicht. Ook werd de eis ingevoerd om een voordiploma
te hebben als je het notarieel examen wilde doen. De status van het notariaat ging hiermee
omhoog. Ook werd aan de kandidaat-notaris een officiële status verleend. De kandidaat-
notaris kreeg de bevoegdheid tot waarneming en zette daarmee de stap van privéwerknemer
tot staatsorgaan.
Wetswijziging van 1931  Er werd toezicht gehouden op de vermogenstoestand van de
notaris en het werd de notaris verboden zich borg te stellen en gelden ter leen of in bewaring
te nemen tegen rente.
Wetswijziging van 1933  Er werd een Centraal Bureau van Bijstand (CBB) ingesteld als
gevolg van de financiële crisis. Dit was de voorloper van het huidige Bureau Financieel
Toezicht (BFT). Het CBB had tot taak voor het Ministerie van Justitie toezicht te houden op
de boekhouding van de notarissen.
Wetswijziging van 1954  De notaris werd in met de invoering van de wet van 1842 voor het
leven benoemd. Sinds de wijziging van 1954 is er een leeftijdsgrens bepaald. De notaris
mocht vanaf de 70e leeftijd het beroep niet meer uitoefenen. In 1984 is dit verlaagd naar de
65e leeftijd.
Wetswijziging van 1958  Sinds 1958 moet je een universitaire studie in de rechten hebben
gedaan om notaris te kunnen worden.
Wetswijziging van 1983  Het hoger beroep op de tuchtrechtuitspraken van de Kamers van
Toezicht zijn gecentraliseerd bij het Hof Amsterdam.

Hoofdstuk 2
Art. 2 lid 1 Wna  de werkzaamheden die in dit artikel genoemd worden kunnen worden
onderverdeeld in wettelijke en ambtelijke werkzaamheden. Deze werkzaamheden moeten
onderscheiden worden van de buitenwettelijke werkzaamheden (hst 15).
De in art. 2 lid 1 Wna omschreven bevoegdheid oefent de notaris uit op gezag van de
overheid. Als bestuursorgaan verricht hij een deel van de staatstaak. Daarom is het van belang
dat de overheid zich de zorg voor een goed functionerend notariaat aantrekt.
Authentieke en notariële akten
Art. 156 lid 2 Rv geeft een omschrijving van authentieke akten: akten die in de vereiste vorm
en bevoegdelijk is opgemaakt door ambtenaren aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen
op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen of verrichtingen.

Als er in het BW of Kadasterwet wordt gesproken over een notariële akte, dan wordt bedoeld:
authentieke akten waarvan het opmaken exclusief is voorbehouden aan de notaris. Andere
ambtenaren dan de notaris zijn dan onbevoegd.
Maar als er in de Notariswet wordt gesproken over een notariële akte, dan wordt bedoeld: een
voor een notaris verleden authentieke akte. Het doet er in de Notariswet dus niet toe of er
andere ambtenaren zijn dan de notaris die voor de totstandkoming van de betreffende
rechtshandeling ook bevoegd zijn tot het opmaken van een authentieke akte.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Als de wet het opmaken van een authentieke akte voorschrijft, dan is dat vaak de enige
mogelijkheid om een bepaalde rechtshandeling tot stand te brengen. Dit is vaak op het gebied
van het registergoederenrecht, het familievermogensrecht en het vennootschaps- en
rechtspersonenrecht.
Het voorschrift een rechtshandeling d.m.v. een authentieke akte te verrichten, is een
vormvoorschrift. Hierop is art. 3:39 BW van toepassing: rechtshandelingen die niet in de
voorgeschreven vorm zijn verricht zijn nietig, tenzij de wet anders bepaalt.
De wet geeft de notaris ook andere werkzaamheden dan het opmaken van notariële akten. Zie
bijvoorbeeld art. 47 t/m 50 Wna.
Notaris als bestuursorgaan
Art. 1 lid 1 sub a Wna definieert de notaris als ambtenaar. Dit betekent dat de notaris is
aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn.
De notaris is bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb: hij is onmiskenbaar met
enig openbaar gezag bekleed. Dit geldt in beginsel ook bij het verrichten van
privaatrechtelijke rechtshandelingen. Dit zou tot gevolg moeten hebben dat je tegen besluiten
van de notaris in bezwaar en beroep kan. Omdat dit onwenselijk is, is art. 16a Wna in het
leven geroepen: art.2.1 en 2.2 en de hoofdstukken 3, 4 en 9 van de Awb zijn niet van
toepassing op de wettelijke werkzaamheden en de werkzaamheden die de notaris in
samenhang daarmee pleegt te verrichten en op de weigering deze te verrichten. Door art. 8:4
Awb kan er geen beroep worden ingesteld tegen een besluit houdende een ambtshandeling
van een gerechtsdeurwaarder of notaris (onder i). De toepasselijkheid van de hoofdstukken 6,
7 en 8 (over bezwaar en beroep) worden hiermee uitgesloten.
Werkterrein van de notaris
Art. 156 lid 2 Rv geeft een definitie van authentieke akten. Aan de notariële akte kan
uitsluitend dwingend bewijs worden ontleend in het Burgerlijk procesrecht. Het burgerlijk
recht is werkterrein van de notaris. Maar de notaris moet ook kennis hebben over
overdrachts-, schenk- en erfbelasting.
Notaris als ondernemer
De notaris is ook ondernemer. Hij beoefent een publieke taak, maar ontvangt zijn honorarium
van zijn cliënten. Ook is hij zelf verantwoordelijk voor het voortbestaan van zijn kantoor, ook
in financieel opzicht. Tussen de ambtelijke status van de notaris enerzijds en zijn
ondernemerschap anderzijds bestaat een spanningsveld. De door de overheid gewenste
marktwerking heeft die spanning verder doen oplopen.
Andere ambten
De notaris is niet de enige ambtenaar aan wie het opmaken van authentieke akten is
voorbehouden. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan authentieke akten opmaken, zoals
de akte van geboorte, van huwelijk en overlijden. Een verschil tussen deze ambtenaren en de
notaris is dat de bevoegdheid van de notaris niet beperkt is tot het opmaken van bepaalde, bij
of krachtens de wet aangewezen authentieke akten. Ook als de wet het opmaken van een akte
niet specifiek aan de notaris opdraagt, is hij bevoegd authentieke akten op te maken.

Hoofdstuk 6
Typen akten
De notariële akten kunnen in verschillende soorten akten worden onderverdeeld.
Onderscheid 1: Partij-akten en proces-verbaalakten. Dit onderscheid is geregeld in art. 37 lid

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

1 Wna.
Partij-akten  waarnemingen van de notaris, verklaringen van partijen en evt. bevestigingen
daarvan door getuigen.
Proces-verbaalakten  waarnemingen van de notaris en evt. bevestigingen daarvan door
getuigen.
Onderscheid 2: minuutakten en originali-akten.
Minuutakten  art 1 sub d Wna geeft een omschrijving van een minuut: het originele
exemplaar van een notariële akte. Art 1 sub f Wna geeft een omschrijving van een protocol. In
art 12 lid 1 Wna is geregeld dat de notaris verplicht is om zijn protocol te bewaren op zijn
kantoor. O.g.v. art 38 lid 1 Wna is de notaris verplicht ode voor hem verleden akten in zijn
protocol op te nemen. De notaris moet dus zijn minuten op kantoor bewaren, die mag hij niet
uit handen geven.
Hierop is een uitzondering, geregeld in art 38 lid 2 Wna: de akte van volmachtverlening
waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven. In dat
geval wordt in de plaats van het originele exemplaar van de akte een afschrift daarvan in het
protocol opgenomen.
Deze akte van volmachtverlening is een originali-akte.
Vormvoorschriften
De notaris heeft als taak: bevorderen van rechtszekerheid en het verlenen van
rechtsbescherming.
Sanctie voor het niet-nakomen van een vormvoorschrift  3:39 BW: nietigheid. In sommige
gevallen wordt de akte niet nietig verklaard als er gebreken zijn in de vormvoorschrift.
Bijvoorbeeld bij het maken van een notarieel testament. De erflater en een notaris moeten
beiden het testament ondertekenen. Ontbreekt een van die handtekeningen dan betekent dat
nietigheid o.g.v. art. 4:109 lid 1 en w BW. Het niet inachtnemen van andere door de wet voor
de geldigheid van de uiterste wil gestelde vormvereisten maakt het notarieel testament slechts
vernietigbaar o.g.v. art. 4:109 lid 4 BW.
In het arrest NJ 2002, 410 gaf de HR aan dat het ontbreken van het jaartal in een notarieel
testament niet tot vernietiging ervan leidt als op andere wijze dan uit het testament komt vast
te staan in welk jaar het testament is verleden.
Volgens de HR moet er zuinig met de sanctie van nietigheid om worden gegaan.
De regel is dat vormvoorschriften moeten worden nageleefd. Soms is de notaris genoodzaakt
de vormvoorschriften te negeren. Er zijn rechtvaardigingsgronden voor het negeren van
vormvoorschriften.
1. Als de notaris een doodzieke cliënt ontvangt voor het maken van een testament en deze
cliënt is vaker bij deze notaris geweest voor allerlei andere zaken. Stel dat de cliënt geen
legitimatiebewijs kan overleggen. Als de notaris kan verklaren dat de cliënt bekend is, dan
bestaat er voldoende rechtvaardiging voor het passeren van het testament zonder dat is
voldaan aan art. 39 lid 1 tweede zin Wna.
2. O.g.v. art. 42 Wna moet een tolk de inhoud van de akte vertalen als een verschijnende partij
de taal van de akte niet voldoende verstaat. Stel dat er een noodzaak is om een akte te tekenen
en te passeren, maar er is geen tolk-vertaler beschikbaar. Dan kan de notaris toch overgaan tot
het verlijden van de akte, maar de notaris moet wel duidelijk maken dat er geen tolk-vertaler
beschikbaar was, dat de noodzaak om te passeren aanwezig was en dat aannemelijk is dat de
akte met vol bewustzijn is getekend, ondanks de afwezigheid van een tolk-vertaler.
In art. 41 lid 1 Wna staan de eisen genoemd waaraan de tekst van een akte aan moet voldoen.
Sub a: Goed leesbaar en geen afkortingen. Er is een verbod om afkortingen te gebruiken zodat

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

de leesbaarheid van de akte wordt bevorderd. Ook worden zo vergissingen voorkomen. Er


mag gebruik worden gemaakt van afkortingen, maar dat moet de betekenis daarvan in de akte
geheel uiteengezet worden.
Sub d: Getallen moeten in schrijfletters worden uitgedrukt, ze kunnen tevens in cijfers worden
herhaald. Dit is om vervalsingen tegen te gaan.
Art. 40 Wna  Wat de akte moet vermelden.
Art. 13 Wna  De notaris mag buiten zijn vestigingsplaats ambtelijke werkzaamheden
verrichten. Maar wordt in de akte de plaats van het verlijden van de akte niet vermeld, dan
mist zij authenticiteit en voldoet zij niet aan de vormvoorschriften o.g.v. art. 40 lid 4 Wna. Dit
leidt tot nietigheid.
Is in een notarieel testament de plaats niet vermeld dan geeft art. 4:109 lid 2 BW voor dat
geval de minder zware sanctie van vernietigbaarheid.
Art. 40 lid 2 sub e Wna  De akte dient voorts melding te maken van het jaar, de maand en
de dag waarop de akte is verleden. Dit is omdat de notariële akte is bestemd om tot bewijs te
dienen.
Art. 40 lid 3 Wna  Als de vermelding van het tijdstip van de ondertekening van de akte
door de notaris van belang kan zijn voor de inschrijving in de openbare registers, dan wordt
ook het tijdstip in de akte vermeld. Denk hierbij aan art. 3:21 BW en 505 Rv en 726 Rv.
Vermeldt de notaris geen tijdstip terwijl dit wel van belang kon zijn dan kan dit leiden tot
schadeplichtigheid van de notaris.
Art. 43 lid 4 slotzin Wna  Voordat de notaris tot ondertekening overgaat, neemt hij het uur
en de minuut van ondertekening in de akte op.
Taal van de akte
Art. 42 Wna = hoofdregel  Nederlandse taal. Als partijen het willen, wordt de akte verleden
in een vreemde of de Friese taal als de notaris die taal voldoende verstaat. Zijn getuigen
aanwezig, dan geldt dat ook zij de taal moeten verstaan waarin de akte is opgesteld o.g.v. art.
39 lid 3 Wna.
Als een verschijnende partij de taal van de akte niet voldoende verstaat, dan vertaalt een tolk
de zakelijke inhoud (42 Wna). De tolk moet de akte ook ondertekenen o.g.v. art. 40 lid 2 sub f
Wna.
Art. 42 lid 2 Wna  De akte kan in meerdere talen worden opgesteld.
Geldelijke tegenprestatie
O.g.v. art. 46 Wna moet de notaris de geldelijke tegenprestatie vermelden in de leveringsakte
in de zin van art. 3:89 lid 2 BW. Doel hiervan is het bevorderen van de doorzichtigheid van de
markt en het zichtbaar maken van gegevens voor statistieken.
Renvooien en de akten van rectificatie en verbetering
Art. 45 lid 1 Wna  Voordat de notaris de akte ondertekent, mag hij wijzigingen in de tekst
aanbrengen met inachtneming van de volgende voorschriften (zie wet, lid 1 sub a, b, c, en d).
De notaris mag dit alleen vóór het passeren doen om geknoei in de akten te voorkomen. Het
artikel beoogt de notaris te weerhouden van vervalsingen.
Art. 45 lid 2 Wna  De notaris moet van de verbeteringen een proces-verbaal opmaken. De
notaris mag na het verlijden van de akte kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen
verbeteren. Met ‘kennelijk’ wordt aangegeven dat het objectief duidelijk moet zijn dat sprake
is van een schrijffout of een misslag. Daarvan is sprake als het voor een buitenstaander
duidelijk is dat er ‘iets’ in de akte niet klopt.
Wat als de notaris vergeet de akte te ondertekenen? Dit is een misslag in de zin van art. 45 lid
2 Wna. Als de omstandigheden er duidelijk op wijzen dat ondertekening was beoogd (er zijn

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

afschriften verzonden, de declaratie is uitgegaan en betaald, de akte is ter registratie


aangeboden), dan is rectificatie nog acceptabel.
Arrest: HR 5 oktober 2001, NJ 2002, 410  In het testament was er wel dag en maand
opgenomen, maar niet het jaar. Het testament zou in 1994 zou zijn opgemaakt. De weduwe
van de erflater betwistte de rechtsgeldigheid van het testament. De erfgenamen vorderden dat
het testament wel authentiek was. HR: het gaat hier om een kennelijke misslag. ‘Geen beroep
op deze vernietigingsgrond kan worden gedaan, indien op andere wijze dan uit het testament
zelf met de in een geval als dit vereiste hoge mate van zekerheid komt vast te staan in welk
jaar het testament is verleden’.

Hoofdstuk 7
De notaris heeft een informatieplicht. Het is de taak van de notaris om er zeker van te zijn dat
hetgeen in de akte wordt opgenomen ook inderdaad door de partijen gewild en begrepen is. Je
kan zeggen dat de notaris een wilscontrolerende taak heeft.
Art. 43 lid 1 Wna  De notaris zal er zeker van moeten zijn dat partijen begrijpen wat zij
doen als zij hun handtekeningen zetten. De notaris moet een mededeling doen van de
zakelijke inhoud en geeft daarop een toelichting. Zo nodig wijst hij op de gevolgen die uit de
inhoud van de akte voortvloeien. De invloed die de notaris heeft op de tekst in de akte die aan
de partijen dient te worden toegerekend, kan leiden tot een zekere medeverantwoordelijkheid
van de notaris voor die tekst.
Arrest Groningse huwelijksvoorwaarden (HR 20 januari 1989, NJ 1989, 766)  Notaris A
is gehuwd na het maken van huwelijksvoorwaarden inhoudende een gemeenschap van
vruchten en inkomsten. Hij raakt in financiële moeilijkheden. Zijn echtgenote X zegt daarvan
onkundig te zijn gebleven. De betreffende Kamer van Toezicht stelt notaris Y aan om te
bemiddelen. Notaris Y zegt dat notaris A het huwelijksvermogensregime om kan zetten in een
wettelijke gemeenschap van goederen. Dit zou leiden tot een verbetering van A’s financiële
situatie. Bij de scheiding, 5 jaar later, blijkt dat het vermogen dat X had, vrijwel geheel
aangewend was voor de betaling van de schulden van A. Heeft notaris Y een onrechtmatige
daad gepleegd?
HR: 1. Het is onjuist te veronderstellen dat de notaris bij het verlijden van een akte nooit tot
meer is gehouden dan tot de zakelijke toelichting op de inhoud van de akte. De
omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de notaris gehouden is tot het geven
van informatie en moet wijzen op de risico’s. 2. Ook had Y nooit de huwelijkse voorwaarden
mogen omzetten in een wettelijke gemeenschap van goederen, zonder dat X van de situatie
van A op de hoogte was.
Uit het arrest blijkt dat de notaris een informatieplicht, zorgplicht en onderzoekplicht heeft.
Arrest Dicky Trading II  In dit arrest ging het om een beroepsfout van een notaris. De
Hoge Raad heeft de omkeringsregel (die we kennen van BPR) van toepassing verklaard op
alle gevallen waarin sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken
gedraging die een risico voor het ontstaan van schade in het leven roept en waarin dit risico
zich vervolgens verwezenlijkt. In die gevallen is het causale verband tussen gedraging en
schade in beginsel gegeven en is het aan de aangesprokene om te stellen en te bewijzen dat de
schade ook zonder zijn gedraging zou zijn ontstaan.
Arrest Wever/Arubabank (de betekenis van de hypotheekakte)  Dit arrest speelde zich af
op de NL Antillen. Mevrouw Wever heeft een huis gekocht en zij vestigt op dat huis een

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

hypotheek ten behoeve van de Arubabank. Waarom? Zij heeft een soort overeenkomst met de
Kort Nv(aannemersbedrijf). De Kort Nv denkt dat ze een goed project kunnen beginnen in
Aruba. Ze denken dat ze heel veel geld ermee gaan verdienen. Ze hebben een krediet nodig
van de Arubabank. Er wordt een derdenhypotheek gevestigt van De kort Nv via mevrouw
Wever. De Kort Nv is de derde. Mevrouw Wever doet het alleen maar onder de voorwaarde
dat de Kort Nv dat project krijgt gegund want anders krijgt Wever het bedrag niet per maand.
De Kort Nv trekt aan het kortste en mag de sociale verzekeringsbank niet bouwen en dus
krijgt Wever geen geld. Wever vordert dat de Kort het hypotheek moet doorhalen aangezien
de voorwaarde niet is ingetreden. Kort Nv zegt dat er geen voorwaarden is en nu we geen geld
krijgen verkopen we je huis. Wever beroept zich dus op de voorwaarden die ze met de bank
heeft afgesproken, dat dit ook de bedoeling was en dit ook begrepen was.
HR  Dat vereiste (3:260 lid 1) dat een hypotheek moet bij notariële akte is er om de
hypotheekgever afdoende te beschermen en we moeten er dus vanuit gaan om een afdoende te
beschermen. De notaris gaat na wat er in de notariële akte moet staan. Daarom moet je
aannemen dat de hypotheek nemer(aruba-bank) er van uit mag gaan dat de notariële akte juist
is en volledig is weergegeven. De arubabank mocht er vanuit dat er gewoon een notaris is
geweest en de bedoeling van Wever juist en volledig is weergegeven. Het feit dat de
bedoelingen niet in de hypotheekakte stond betekent dat de Arubabank een onvoorwaardelijke
hypotheek heeft verkregen. Met andere woorden: jij als notaris hebt de taak de wilscontrole
uit te voeren. Goed controleren hetgeen partijen goed is verwoord in de artikel, want de
wederpartij kan het gerechtvaardigd vertrouwen inroepen op wat partijen in de akte hebben
overeengekomen. Wever zou eventueel de Notaris kunnen aanspreken. Aan welk artikel
denken we dan? → 3:35 wilsvertrouwenleer.
Arrest Tilburgse Hypotheekbank (begrenzing zorgplicht) De begrenzing van de
zorgplicht van de notaris in verband met de deskundigheid van partijen wordt bevestigd in HR
23 december 1994, Tilburgse Hypotheekbank waarin de HR benadrukt dat een relevante
factor voor het bepalen van de aansprakelijkheid van de notaris was dat de notaris van doen
had met een gespecialiseerde bank onder een directie die naar de notaris in beginsel mocht
aannemen – met name op het onderhavige terrein over voldoende deskundigheid en
informatie en de belangen van de bank naar beste weten behartigde, en die bovendien onder
intern en extern toezicht stond.
Het verlijden van akten  De gehele of gedeeltelijke voorlezing van de akte door de notaris
aan de verschijnende personen en evt. getuigen, gevolgd door de ondertekening van de akte
door ieder van hen.
Wilscontrole  3:33 BW. De notaris moet nagaan of de betrokkenen in staat zijn om een wil
te vormen. De notaris weigert zijn dienst te verlenen voor personen die dronken zijn, onder
hypnose verkeren of onder invloed van verdovende middelen zijn. Het is niet altijd duidelijk
of een cliënt in staat is zijn wil te bepalen. De notaris moet dan een onderzoek instellen naar
de geestestoestand van de cliënt.
Art. 43 lid 1 Wna  De notaris heeft een informatieplicht.
Art. 43 lid 5 Wna  Van de mededelingen van de notaris wordt in het slot van de akte een
melding gemaakt.
Art. 43 lid 3 Wna  De bladen van de akte moeten door de notaris van een paraaf te worden
voorzien.
Art. 43 lid 4 Wna  Ondertekening van de akte. Als partijen niet kunnen ondertekenen (door
verhindering), dan moet in de akte een melding worden gemaakt.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Verschijnende persoon  degene die voor de notaris verschijnt om de akte te tekenen. Als
een partij bij de akte bij het verlijden van de akte persoonlijk aanwezig is om de akte te
tekenen, is hij naast partij bij de akte ook een verschijnend persoon. Is een partij bij de akte
niet persoonlijk aanwezig bij het verlijden van de akte, dan zal hij zich moeten laten
vertegenwoordigen. Deze vertegenwoordiger is dan verschijnend persoon, maar geen partij bij
de akte.
Art. 39 Wna  De bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten
aan de notaris bekend zijn. De eis van bekendheid uit de eerste zin van art. 39 lid 1 Wna moet
goed onderscheiden worden van de eveneens in het eerste lid van art. 39 Wna opgenomen
voorschriften van vaststelling van identificatie. In de notariële akte worden door de notaris
verklaringen aan bepaalde comparanten en de getuigen toegeschreven. Daar kan alleen
betekenis worden gehecht als die personen de notaris ook bekend zijn. Het niet naleven
betekent volgens de tekst van art. 39 lid 5 Wna: gemis aan authenticiteit en niet voldoen aan
de voorschriften waarin de vorm een notariële akte wordt geëist. De notaris dient volgens art
39 lid 1 Wna de identiteit van de personen die voor de eerste maal voor hem verschijnen vast
te stellen.
Vertegenwoordiging
De wet kent geen algemene regel die bepaalt dat ingeval voor een rechtshandeling de vorm
van de notariële akte is voorgeschreven, ook de volmacht tot het aangaan van de betreffende
rechtshandeling bij notariële akte moet worden gegeven.
Art. 44 Wna  regels die de notaris verplichten het schriftelijk stuk waaruit een volmacht
blijkt, onder zich te nemen en onderzoek te doen naar het bestaan van een volmacht.
Het optreden van een kantoormedewerker voor en namens een partij bij de akte, die bij het
verlijden van de akte niet persoonlijk aanwezig is, is een bijna alledaags verschijnsel. Zo hoeft
de client niet zelf naar kantoor te komen.
Getuigen
Art. 39 lid 2 Wna  De notaris kan in ale gevallen de tegenwoordigheid van twee getuigen
verlangen als hij dit wenselijk acht. Dat kan bij partij-akten en bij proces-verbaalakten.
Art. 39 lid 3 Wna  Eisen: getuigen moeten meerderjarig zijn, in NL wonen en de taal
verstaan waarin de akte is opgesteld.
Art. 39 lid 4 Wna  Personen die als getuigen zijn uitgesloten.
Art. 43 lid 4 Wna  Getuigen moeten de akte ook ondertekenen.

Hoofdstuk 10, m.u.v. parafgraaf 10.2


In art. 38 lid 1 Wna is geregeld dat de in minuut opgemaakte notariële akte in het protocol
blijft van de notaris. De akte is als onderdeel van het protocol staatseigendom en blijft onder
beheer van de notaris. De cliënt krijgt dit niet in handen.
Art. 49 Wna  Van notariële akten behorende tot het protocol van de notaris kunnen
afschriften, uittreksels en grossen worden uitgegeven.
Afschrift = schriftelijke en letterlijke weergave van de gehele inhoud van den notariële akte.
Uittreksel = schriftelijke en letterlijke weergave van gedeelten van de akte.
Grosse = een in de executoriale vorm uitgegeven afschrift of uittreksel van een notariële akte
(art. 1 lid 1 sub g Wna). Dit is een middel om tot executie over te gaan.
Art. 49 lid 4 Wna  Degene die o.g.v. dat artikel recht heeft op een afschrift, uittreksel of
grosse kan ook inzage in de akte of het desbetreffende gedeelte van de akte verlangen. Dit

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

recht moet worden verklaard uit art. 160 lid 1 Rv: de kracht van het schriftelijk bewijs is in de
oorspronkelijke akte gelegen.
Afschriften
Afschriften moeten worden afgesloten met een onderschrift. De wet geeft niet aan hoe dat
onderschrift moet luiden. Het onderschrift moet mededelingen bevatten over de
ondertekening.
Art. 51 Wna  Het afschrift wordt voorzien van het ambtszegel.
Het is niet geregeld dat de notaris het afschrift tekent. Toch moet hij dit doen ogv art. 160 lid
2 Rv. Zou de ondertekening achterwege zijn gebleven, dan heeft de verklaring van de notaris
op deze kopie geen authenticiteit.
Uittreksels
Het uittreksel moet het hoofd en het slot van de akte vermelden. Aan het slot moet staan:
‘Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel’.
Ook de vermelding van de ondertekeningen moet in het uittreksel worden opgenomen. De
notaris ondertekent de uittreksel. O.g.v. art. 51 Wna wordt het uittreksel voorzien van een
zegel van de notaris.
De notaris is bevoegd tot het afgeven van afschriften, uittreksels en grossen als daarom wordt
verzocht. De notaris mag dit niet weigeren.
Art. 49a Wna  De erflater kan bepalen dat er geen afschriften, uittreksels en grossen van
zijn uiterste wil mogen worden afgegeven voordat zijn lijk is begraven of verbrand. Dit is om
te voorkomen dat er ruzies ontstaat tijdens de uitvaart.

Hoofdstuk 15
De wet maakt onderscheid tussen wettelijke en buitenwettelijke werkzaamheden. De
werkzaamheden genoemd in art. 2 lid 1 Wna zijn de wettelijke.
Bij buitenwettelijke werkzaamheden moet worden gedacht aan het opmaken van onderhandse
akten. Het onderscheid is in het leven geroepen, omdat het onduidelijk was volgens de Raad
van State wat er onder ambtelijke werkzaamheden valt en wat niet. Dit is bijvoorbeeld van
belang bij de toepassing van art.56 Wna waar de notaris werkzaamheden kan verrichten tegen
een verminderd tarief.
Waar speelt het onderscheid een rol?
1. Bij het verrichten van buitenwettelijke werkzaamheden is de notaris geen bestuursorgaan.
2. Titel 3 van de Wna is niet van toepassing op de buitenwettelijke werkzaamheden. Art. 17
en 21 lid 1 en 2 Wna gelden ook alleen voor wettelijke werkzaamheden.
3. Art. 29 lid 9 Wna geldt ook voor buitenwettelijke werkzaamheden.
4. Art. 13 Wna geldt alleen voor wettelijke werkzaamheden.
Handelt de notaris niet in zijn hoedanigheid van notaris dan kan zijn optreden van belang zijn
voor de eer en het aanzien van het notarisambt. Dit was ook in het volgende arrest (Hof
Amsterdam, 14 november 1996, WPNR 97/6261) aan de orde. Het ging om een notaris die als
verkoper optrad van een aan hem toebehorend onroerend goed. De notaris voerde aan dat hij
handelde als privépersoon en niet als notaris, zodat zijn handelen niet onder het tuchtrecht zou
vallen. De Kamer van Toezicht oordeelde dat het toezicht zich mede uitstrekte tot het privé-
leven van de notaris, voorzover dit in de openbaarheid komt en afbreuk doet aan het
vertrouwen in het notariaat.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

De notaris zal niet als zodanig handelen indien zijn hoedanigheid van notaris bij dat handelen
voor anderen zonder betekenis is.
Art. 11 lid 2 Wna  De Kamer van Toezicht kan een nevenbetrekking van een notaris
ongewenst verklaren als hierdoor zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid, eer of het aanzien
van het ambt kan worden geschaad.
Art. 51 Wna  Iedere notaris moet een zegel hebben. De zegel moet worden aangebracht op
alle door hem uit te geven akten af te geven grossen, afschriften en uittreksels, verklaringen
van erfrecht, legalisaties en andere verklaringen die door de notaris als zodanig worden
uitgegeven.
De zegelafdruk heeft als doel:
1. De echtheid van de handtekening van de notaris te bevestigen.
2. Te doen uitkomen dat de akte is uitgegaan van een ambtenaar, kleed met openbaar gezag,
dus om de authenticiteit te bevestigen.
3. Vervalsing te voorkomen.
De zegelafdruk moet alleen op de stukken komen die door de notaris worden uitgegeven.
Met de zegel worden alle stukken aan akten gehecht, zodat ze als eenheid kunnen worden
bewaard en geraadpleegd.
Art. 52 lid 1 Wna  Algemene bevoegdheid van de notaris om de eed af te nemen. De
verklaring heeft vrije bewijskracht (art. 179 lid 2 Rv).
Art. 52 lid 2 Wna  Legalisatie van handtekeningen.
Art. 52 lid 3 Wna  Legalisatie van de handtekening van de notaris.

Hoofdstuk 17, paragraaf 17.1 t/m 17.3.1


De vestigingsplaats
Art. 8 lid 1 Wna  De kandidaat-notaris die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst
te komen, dient in het verzoek om te worden benoemd een opgave te doen van de gemeente
waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen.
Art. 12 Wna  De notaris is verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die is
vermeld in zijn benoemingsbesluit. Hij moet daar zijn protocol bewaren.
Bij de vraag of tot benoeming kan worden overgegaan, vindt een bedrijfseconomische toets
plaats: is het verantwoord om een notaris zich te laten vestigen in de aangegeven plaats van
vestiging?
Wijziging van de vestigingsplaats
Art. 10 Wna maakt het mogelijk dat de vestigingsplaats van de notaris wordt gewijzigd. Het
verzoek moet tot de Minister van Justitie worden gericht. Bij het verzoek van de notaris tot
vestiging in een andere vestigingsplaats moet de gewenste gemeente worden opgegeven. Ook
moet er een ondernemingsplan in de zin van art. 7 Wna worden overlegd. Het
ondernemingsplan dient om te komen tot een oordeel of in de nieuwe vestigingsplaats
voldoende ontwikkelingsmogelijkheden zijn (art. 10 lid 2 Wna). Zie voor de verdere
procedure art. 10 lid 3, 4, 5 en 6 Wna.
De weigering om de vestigingsplaats te wijzigen is een beschikking o.g.v. art. 1:3 lid 2 Awb.
Hiertegen kan de notaris in bezwaar en beroep.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Art. 13 Wna  De notaris is niet bevoegd buiten zijn vestigingsplaats bijkantoren te hebben
of op vaste of onregelmatige tijden zitdagen te houden.

Hoofdstuk 22
De wetgever wilde dat de marktwerking binnen het notariaat bevorderd werd. Daarom is de
notaris ook ondernemer. Dit om de maatschappelijke kosten van de notariële dienstverlening
te verlagen, onder gelijktijdige handhaving of zelfs verbetering van de kwaliteit van het
notariaat.
De notaris moet bij zijn dienstverlening denken aan de belangen van degenen die zijn factuur
krijgen, maar ook aan belangen van de wederpartij en derden, zoals rechtsopvolgers en
crediteuren.
Als de marktwerking bij de prijsvorming ertoe leidt dat de continuïteit van een toegankelijke
notariële dienstverlening niet meer kan worden gewaarborgd, moet ingegrepen kunnen
worden. Daarom is art. 54 lid 1 Wna in het leven geroepen. Bij AMvB kunnen de tarieven en
regels opgesteld worden van het honorarium.
Notarissen mogen niet samenwerken met bijvoorbeeld advocaten of accountants om meer
cliënten aan te trekken.
Art. 16 Wna  De werkzaamheden die de notaris zal verrichten voor zijn cliënt, berust op
een overeenkomst tussen de notaris en cliënt. Hierbij zijn de artikelen 7:405 lid 1 en 2 en
7:406 lid 1 BW ook van belang.
De notaris mag vragen om een voorschot voor het doen van onderzoeken. In principe wordt er
afgerekend bij het passeren van de akte.
Art. 55 lid 1 Wna  De notaris is verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn
honorarium voor zijn werkzaamheden op te maken, waaruit blijkt op welke wijze het in
rekening gebrachte bedrag is berekend. Het gaat hier om een gespecificeerde rekening.
Art. 56 lid 1 Wna  Het honorarium voor financieel minder draagkrachtigen.
Art. 23 Wna  Het is de notaris verboden handelingen aan te gaan die zodanig financieel
risico met zich brengen dat de notaris niet meer aan zijn financiële verplichtingen zou kunnen
voldoen.
Het artikel beschermt de notaris tegen zichzelf, mede tegen handelingen die de notaris in een
positie zou kunnen brengen die hem verleidt tot frauduleus handelen met gelden van cliënten.
Het gaat hier om alle handelingen, niet alleen om rechtshandelingen.
Art. 23 lid 2 Wna  Het is de notaris verboden om leningen aan te gaan, zakelijk en privé,
leningen te verstrekken aan degene die partij is bij een akte (onpartijdigheid) en zich borg te
stellen voor schulden van anderen.
Dit mag de notaris ook niet doen via een klerk of een echtgenoot (zie in art: rechtstreeks of
middellijk).
Art. 24 Wna  De notaris is verplicht om van zijn vermogen (zakelijk en privé) een
administratie te voeren. Ook is art. 2:10 van toepassing. De notaris moet jaarlijks een balans
opmaken. Ook moet hij een verslag brengen van zijn vermogen aan het BFT (art. 24 lid 4
Wna). Hij moet zijn administratie 7 jaar bewaren (art. 24 lid 6 Wna).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Art. 25a Wna  De notaris kan verplicht worden om melding te doen aan het BFT als er
gebeurtenissen voordoen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van
de notaris.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 2
Aspecten van notariële akte
naam, voornamen en plaats van vestiging notaris (art. 40 lid 1 Wna)
gegevens van partijen bij akte (art. 40 lid 2 Wna)
soms tijdstip van verlijden (art. 40 lid 3 Wna)

Als niet aan de aspecten van notariele akte is voldaan, dan volgt er een sanctie van art. 40 lid
4 Wna.

Voorbeeld:
Een akte wordt gepasseerd en er staat daarin: heden 11 oktober verschenen voor mij personen
X en Y voor de notaris. Echter staat niet de jaartal van het verlijden van de akte. Dan mis de
akte op grond van art. 40 lid 4 Wna authenticiteit. De akte is niet opgesteld met de aspecten
van de notariële akte. Onder oud recht zou deze akte dan nietig zijn. Maar onder nieuw recht
is de akte op grond van art 4:109 lid 4 BW vernietigbaar. Met andere woorden de akte is
geldig, maar aantastbaar.

Wat zegt de Hoge Raad hierover?


HR zegt als de akte de jaartal niet geeft en de akte dus ophoudt met informatie geven over de
precieze tijdstip, althans de dag na een jaar dan mag je andere bronnen aanvoeren om aan te
tonen dat de akte in een bepaald jaar is gepasseerd. Er bestaat de mogelijkheid om aan de
hand van de agenda van de notaris de jaartal van de akte te herleiden. De akte kan hierdoor
alsnog bekrachtigd worden, zodat de akte authenticiteit krijgt. Dergelijk gebrek kan de notaris
via een eigen handeling verbeteren. Het herstellen van de akte door de notaris zorgt ervoor dat
de akte alsnog authenticiteit toekomt. Als er met voldoende zekerheid vastgesteld kan worden
dat de akte in een bepaald jaar is gepasseerd. Dan kan er ook authenticiteit aan de akte worden
gegeven door te rectificeren.

In welke taal de akte passeren? (art. 42 Wna)


De notaris passeert de akte in de Nederlandse taal, maar er is de vrijheid om de akte in een
andere taal op te stellen. In artikel 42 Wna staat de hoofdregel: de akte wordt verleden in de
Nederlandse taal, indien de partijen het verlangen kan de akte in een vreemde taal of Friese
taal worden gepasseerd mits de notaris de taal voldoende machtig is. De notaris zou een
beëdigde vertaler kunnen inschakelen om te zorgen dat ook juridische componenten juist in de
akte zijn opgenomen. Uitzondering op de hoofdregel zijn de oprichtingen van BV’s en NV’s.
De akte van oprichtingen van BV’s en NV’s moeten altijd in de Nederlandse taal worden
gepasseerd. Dit is dwingend wet ingevolge artikel 2:27 BW voor BV en artikel 2:65 BW voor
NV. Stichtingen kan wel in Friese taal worden gepasseerd wanneer de stichting een zetel heeft
in Friesland.

Vorm
Er gelden vormvereisten voor een akte. De akte moet leesbaar zijn en mag geen afkortingen
bevatten. De akte moet zoveel mogelijk ononderbroken doorlopen. Men schrijft alles wel met
alinea’s, maar met blokken aan elkaar. De ruimte achter de alinea wordt opgevuld met lijnen,
dit heet uitlijnen. Het uitlijnen voorkomt dat de akte aangevuld kan worden of op latere
stadium geknoeid kan worden. Ook getallen in de akte moet uitgeschreven worden en kan er
eventueel cijfers erachter geschreven worden. Dit is echter niet verplicht. Bij koopprijs
gebeurd het altijd wel. In beginsel geldt de geschreven tekst, omdat dat wat tussenhaakjes
geschreven is een aanvulling is op de geschreven tekst.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Tegenprestatie
In artikel 46 Wna staat dat de notaris ook de tegenprestatie opneemt in de akte, ook al is die
voor de overdracht niet van belang. Het gaat om de leveringsakte. In deze akte moet dus een
geldelijke tegenprestatie staan. Kun je dit uit de openbaarheid halen? Nee dat kan niet. Als u
spreekt met iemand van de Kadaster dan zullen zij zeggen dat volgens de Kadasterwet niet
hoeft. Dit kan zo zijn, maar op grond van de Wna moet het wel. Al heeft dit op zichzelf geen
direct belang op dit op te nemen. Op de minuut staat het vermeld, maar de notaris komt met
afschrift van de minuut voor de inschrijving bij de openbare registers. Ook op de afschrift
moet de tegenprestatie staan.

Aanhechting stukken (art. 44 Wna)


Aan de akte wordt vaak stukken aangehecht. Indien er door middel van een volmacht een akte
wordt gepasseerd, dan moet de volmacht aan de akte worden gehecht. Bij huwelijkse
voorwaarden wordt vaak de staat van aanbrengsten aan de akte van huwelijkse voorwaarden
gehecht. Aan een afschrift in de huwelijksgoederenregister hoeft de staat van aanbrengsten
niet worden gehecht. Vermogensoverzichten blijven bij de notaris in de kluis, maar stukken
die relevant zijn moeten aan de minuut worden gehecht. De staat van aanbreng hoeft niet
worden ingeschreven bij de huwelijksgoederenregister.

Rectificatie

Artikel 45 lid 2 Wna clerical error  Sui generis door de


notaris zelf of waarnemer.
NB: niet vermelding jaar van passeren leidde niet tot
nietigheid (HR, NJ 2002,410)

Rectificatie

Akte van rectificatie is het ook bekrachtiging? artikel


3:58 BW
NB: renvooi (artikel 45 lid 1 Wna)

Rectificatie kan plaats vinden door de mogelijkheid van de zogenaamde verbetering van de
clerical error. De notaris mag na het verlijden van de akte verbeteren. Het moet dan wel gaan
om kennelijke fouten. Kan een akte van rectificatie ook als een bekrachtiging in de zin van
artikel 3:58 BW? Hiervoor geldt het volgende, als alle onmiddellijk belanghebbende zijn
uitgegaan van de geldigheid van de akte dan kan een dergelijke rectificatie ook gelden als een
bekrachtiging en kan er worden bekrachtigd. Als er maar één persoon is die zo’n vernietigbaar
testament zou willen aantasten dan kom je niet toe aan de bekrachtiging. De verbetering door
de notaris is een recht dat hij heeft ongeacht wat partijen als onmiddellijke belanghebbenden
ervan vinden. De notaris kan de akte uit eigen hoofde de authenticiteit teruggeven die eerst
ontbrak aan de akte.

We kennen ook de situatie dat tijdens het voorlezen van de akte iets niet klopt. Het is dan ook
mogelijk om de akte te verbeteren. Er zijn 2 manieren om dit te doen: 1) de notaris passeert de
akte helemaal opnieuw of 2) een de notaris maakt een renvooi. Bij opnieuw passeren van de
akte moet de gehele procedure worden overgedaan, dus verkorte voorlezing van de akte,
opnieuw ondertekening van de partijen enz. De tweede manier is een zogenaamde renvooi,
een verbetering op de akte. In de kantlijn kan de notaris aangeven dat er een doorhaling moet

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

plaatsvinden. Artikel 45 Wna geeft de manier waarop dit moet worden gedaan. Bij de
doorhaling zetten de notaris en de betrokken partijen ook de handtekeningen.

Bijzondere figuren (notariele akte, geen executoriale kracht, art. 50 lid 3 Wna)
De notaris kan een zogenaamde grosse afgeven van zo’n akte met executoriale kracht. Een
grosse kan niet bij alle soorten akte worden uitgegeven. Een uitzondering is de verklaring van
erfrecht, artikel 4:188 BW. In een verklaring van erfrecht is er een constatering van bepaalde
feiten en gevolgtrekking van de notaris. Ook een registerverklaring bevat geen executoriale
kracht. De notaris ziet er op toe dat relevante feiten in openbare register terecht komen ( zie
artikel 26, 27 en 30 KDW). Een andere verklaring is de voetverklaring. De notaris heeft hier
een ambtelijk controlerende functie ( artikel 2:318, 2:334n BW, 43 KDW, 2 lid 1 Wag, 24 lid
1 Wvg en 39 HVW). De notaris moet de artikelen in de voet van de akte melden.

Partijakte
De partijakte heeft bijzonderheid naast de verklaring van notaris en getuigen ook
partijenverklaring bevat.

- verklaringen van notaris, partijen en eventueel getuigen.


Verklaring van partijen onderscheid deze akte van de procesverbaal akte.

-De notaris heeft informatieplicht t.a.v. de wilscontrolerende functie, artikel 43 lid 1 Wna.
Hieronder volgt paar arresten over de informatieplicht van de notaris.

Groningse notaris- arrest


De passerende notaris heeft de informatieplicht en zorgplicht geschonden jegens een vrouw
toen zij staande haar huwelijk de huwelijkse voorwaarden ging wijzigen, terwijl haar man in
de financiële problemen zat. De notaris had onvoldoende oog voor de juridische onkunde en
feitelijke overwicht dat het maakte dat zij onvoldoende was ingelicht om de handelingen te
overzien. De notaris had de vrouw moeten informeren over de gevolgen van het wijzigen van
de huwelijkse voorwaarden t.a.v. de financiële problemen van haar man.

Dicky trading- arrest:


Deze kennen we in twee instanties.

Dicky trading I, 18 december 1992 NJ 94/91.


Echtpaar Franken heeft een woning op naam en besluiten om te gaan emigreren naar Canada.
Ze besluiten de woning te verkopen aan Dicky Trading Limited gevestigd in Canada. Voor
Dicky Trading Limited treedt op D. Wille. Het huis wordt verkocht voor een bedrag van
490.000 gulden. Wat gebeurd er? Dicky Trading Limited verkoopt het huis door aan de
Familie Griffioen voor een aanzienlijk hoger bedrag, 1.150.000 gulden. D. Wille doet zich
voor als een advocaat terwijl hij dat niet is en hij ziet kans om van Franken een volmacht te
krijgen om namens Franken de levering te doen aan Dicky Trading Limited. Deze transactie
vond plaats aan één en zelfde notaris. De notaris had bij het zien van de grote verschillen van
de grote koopsommen geen vragen gesteld over de herkomst van de verdubbeling van de
koopsom. Gegeven is dat Franken en Wille een bepaalde vertrouwelijk band hebben. Ze
schijnen elkaar goed te kennen. Er was een afspraak gemaakt dat de Wille een bedrag van
575.000 gulden zou krijgen en een toezegging van Dicky Trading Limited dat de hypotheek
en schulden zou worden afgelost door Dicky Trading Limited. Dit was erg merkwaardig. De
notaris laat deze akte passeren en doet geen onderzoek in de verschillen in de koopsom. Dit
leidt tot een procedure. Franken spreekt de notaris aan op wanprestatie en aansprakelijkheid.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het passief blijven van de notaris is verwijtbaar, maar niet dat de gehele schade behoord aan
de notaris. Het hof oordeelt in vergelijkbare zin. HR: Het kan wel zo zijn dat het hof zegt dat
de schade niet in zijn geheel aan de notaris toe te rekenen is mede op grond van de
verhouding tussen Franken en Wille. Maar het is onvoldoende onderzocht door de notaris. Het
hof moet vaststellen in hoe verre de notaris aansprakelijk is mede op de vertrouwensband
tussen Wille en Franken. Er zou toch een aansprakelijkheid kunnen ontstaan van de notaris,
dit leidt tot Dicky Trading II- arrest.

Dicky trading II, 26 januari 1996


Hof Den Haag: Hoewel er wel bijzonderheden en verwijtbaarheden waren. De notaris mag
niet verschoond blijven van de aansprakelijkheid. Dus werd er gezegd dat de schade voor
risico van de notaris was als hij indringende vragen vergeet te stellen in deze situatie.
Dergelijke aansprakelijkheid heeft succes. De notaris had actief moeten optreden, omdat hij
redenen had om aan te nemen dat het belang van zij cliënt niet gediend is van de transactie en
dat is bijzonder geval als de cliënt een leek is om de reikwijdte van zijn handelingen te
voorzien. De notaris mag niet achter overleunen waarin een evidente situatie vragen gesteld
moet worden. Franken: hetzij zo de akte gepasseerd moet worden. Bij enige twijfel zal de
notaris uiteindelijk ook moeten overwegen om diensten te weigeren. Als de notaris moet
handelen zijn er twee mogelijkheden: eerst mogelijkheid is informeren dat de partijen moet
overzien van het handelen. In zeker mate kan je zeggen dat je kan doorgaan. Maar tweede
mogelijkheid dienstweigering is beter. Want hier klopt iets niet.

Wever/ Arubabank 8 april 1984- arrest


Mevrouw Wever bezit een onroerende zaak en zij besluit t.b.v. een derde (een aannemer) een
hypotheek te vestigen op haar woning. Soort van derden financiering maar de aannemer krijgt
zelf de hypotheekrecht. Hier zit een afspraak vast. De hypotheek wordt betrokken door de
Arubabank en de aannemer had een deal althans was van plan met de Arubabank ter
financiering van een bouwproject. Als de financiering van het bouwproject rond zou hebben
dan zou de aannemer een vergoeding betalen aan mevrouw Wever. De hypotheek wordt
gevestigd op het huis van mevrouw Wever voor de schulden van de aannemer. Haar huis kan
uitgewonnen worden voor de schulden van de aannemer. Mevrouw Wever had een
vergoeding van de aannemer gekregen in het voorzicht. Maar de vergoeding komt uit een
bouwproject. Geen project dus geen vergoeding. Geen vergoeding dus geen hypotheek?
Antwoord: helaas is er wel een hypotheek. Want in de hypotheekakte stond niet vermeld dat
de vergoeding onder de voorwaarde van de bouwproject was. Mevrouw Wever betwist de
rechtsgeldigheid van de vestiging van de hypotheekakte. HR: als niet in de akte staat dat deze
onder voorwaarden is aangegaan dan mag men in het rechtsverkeer van uitgaan dat de
hypotheek rechtsgeldig is. De hypotheekdeskundigheid is ook waarborg voor de kwaliteit. Als
je naar de notaris gaat dan krijg je advies of je dit wel of niet wilt. Dit betekent dat de bank
die dit zekerheidsrecht had verkregen uiteindelijk behoudt en mevrouw Wever niets kan doen
om het hypotheek van af kan krijgen. Onvoorwaardelijk gevestigd dus onvoorwaardelijk
geldig. De notaris heeft de wilscontrole of iemand echt zo een hypotheek wilt vestigen. Als
mevrouw Wever afspraak heeft met de aannemer en niet voor dag wilt nemen. Dan is dit voor
haar risico. De bank mag aannemen dat de hypotheek rechtsgeldig is. Dit gebeurt in praktijk
zelden.

Credit Lyonnais Bank/ notaris T.- arrest


Cleyburg BV verkoopt een vijftal horecagelegenheid. Er zijn 5 verkopers bij betrokken en de
CL bank geeft financiering. Er vindt een doorverkoop plaats naar CZ B.V. De bestuurder is de
heer Hooghuis. Meneer Hooghuis verklaart dat de verplichtingen die jegens de bank zijn

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

aangegaan door CZ zijn overgenomen. Hooghuis is niet alleen de vertegenwoordiger van CZ,
maar ook de directeur van Cleyburg en procuratiehouder bij de bank. Er ontstaat schade. Wie
is nu aansprakelijk voor die schade? De heer Hooghuis was beperkt gevolmachtigd en kon
deze kwijting niet aangaan. Door de HR wordt overwogen dat de functie van de notaris
uiteindelijk ertoe zou moeten leiden dat hij bevoegdheden van diegene in de akte controleert.
Ook als zijn het aan anderen te verwijten dat de schade is opgelopen ontslaat de notaris niet
van zijn plicht. De notaris ontkomt ook hier niet aan zijn aansprakelijkheid. Wils
controlerende functie houdt ook in dat de notaris moet nagaan in hoeverre de bevoegdheid
van de partijen reikte.

Artikel 43 lid 4 Wna, ondertekening van de akte


Als de notaris uiteindelijk zo een akte passeert dan lees je de akte voor (VERKORT MAG
OOK). Na het opnemen van de tijdstip vindt een ondertekening plaats eerst door de cliënten
en dan door de notaris.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 3
Verschillende figuren
a) partij bij de akte
b)verschijnende personen (comparant)
c)vertegenwoordiger van partij
- onderzoek naar bevoegdheid
-aanhechting volmacht (artikel 44 Wna)

Identificatie van a,b en c artikel 39 lid 1 en lid 5, artikel 40 lid 2 en Wwft.

Iemand die een volmacht geeft aan een ander is nog steeds een partij bij de akte. Daar doet
een volmachtgeving niet aan af. Je moet de partijen ook informeren over de rechtgevolgen.
Als er sprake is van vertegenwoordiging dan moet je onderzoeken of diegene bevoegd is om
de ander te vertegenwoordigen.

Gevolmachtigde
Als iemand volmacht wilt geven dan moet de notaris zowel aan diegene die de volmacht geeft
relaas moet doen wat van hem wordt verwacht. De moeilijkheid zit hem in de punt dat als
iemand zich laat vertegenwoordigen om met die persoon van gedachte te wisselen en hem te
beleren zoals het moet. In het kader van de familierecht is het zo dat we geen voorstander zijn
van volmacht. Het is niet uitgesloten, maar je moet het niet bevorderen.

Postorder notaris (1998); Er was een faciliteit getroffen door defensie ten aanzien van
militairen. Militairen konden faciliteiten krijgen als ze konden aantonen dat ze woonde met
iemand anders. Ze gingen naar de notaris met volmachten om samenwoningsovereenkomst te
laten opstellen. Er werd een klacht ingediend tegen deze notaris.

Hof A’dam overwoog dat de notaris moet beoordelen of partijen behoefte hebben aan een
samenwoningsovereenkomst, maar ook allerlei andere bepalingen zoals een
verblijvingsbeding of een samenlevingsovereenkomst of een beding m.b.t. alimentatie. De
notaris moest zich actief opstellen. Dit is op grond van de zorg en informatieplicht die op de
notaris rust. Er moet maatwerk worden verleend en mensen moeten zo veel mogelijk in
persoon worden toegelicht.

Kantoormedewerker moeten ingezet kunnen worden als het gaat om hypotheekakten. Hier
geldt een bijzondere regeling omtrent opneming identificatie. In geval van
kantoormedewerkers is het toegestaan om minder personalia in te nemen om te voorkomen
dat medewerkers lastig gevallen worden, artikel 40 Wna. Je kan het kantooradres in plaats van
het eigen adres opnemen.

Getuigen
In beginsel geldt dat je altijd getuigen kunt opnemen.
Waarom zou je dit doen?
- als je twijfelt over de bekwaamheid van de betrokken persoon.
- onmogelijkheid van ondertekening;
- buitengewone rechtshandelingen

Voor sommige mensen bestaat de onmogelijkheid om te ondertekenen. Je kan er getuigen bij


zetten en diegene een kruisje laten zetten. Dit kan ook bij buitengewone rechtshandelingen. Je

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

moet wel zorgen dat je de juiste personen inzet als getuigen. Kan je zomaar mensen van de
straat halen? Strikt genomen kan dat, mits mensen zich kunnen identificeren. Je wilt niet
zomaar mensen laten optreden als getuigen, omdat je zeker wilt zijn dat die getuigen hun
mond houden. Er is een geheimhoudingsplicht

Vereisten staan geregeld in artikel 39 lid 3 Wna. Op grond van lid 4 en 5 zijn bepaalde
personen als getuigen uitgesloten. Echtgenoot en bloedverwanten tot en met de 3de graad zijn
uitgesloten. Dit geldt ook voor een vervangende notaris. De identiteit van de getuigen moet
bekend zijn. Voor de authenticiteit moeten de betrokken personen de notaris bekend zijn.

Akte
- minuut; akte die in de protocol in de kluis van de notaris blijft
- grosse ; een executoriale titel die door de notaris wordt uitgegeven
- uittreksel; wordt in de register ingeschreven
- afschrift; Als je afschriften geeft van bijvoorbeeld een volmacht moet je, je realiseren dat de
volmacht intrekbaar is. Diegene die de volmacht heeft gegeven dan kan deze de volmacht
aanvragen en een aantekening opnemen zodat deze niet weer gebruikt kan worden.

Wettelijke en buitenwettelijke werkzaamheden, artikel 2 lid 1 Wna


Authentieke akte= wettelijk
Onderhandse akte = buitenwettelijk

De positie van de notaris notaris is een bestuursorgaan in de zin van de wet, omdat de
notaris met openbaar gezag is bekleedt. Er is een link met de AWB.

De notaris die ziet dat er een probleem ontstaat, omdat iemand onderdrukt wordt door een
andere familielid. De notaris maakt dan een testament aan zoals de familielid het wil zien. Een
paar dagen later kan de betrokkene terug komen om het oude te herroepen en hield de notaris
het afschrift onder zich.

Titel III Wna Uitoefening notarisambt is aan strikte regels gebonden en die moet dan
worden nageleefd. Voor wettelijke werkzaamheden moet de notaris de plaats van vestiging in
zijn achterhoofd houden. De notaris mag ook hier buiten akte passeren, maar het moet niet
gebruikelijk worden. Het is incidenteel daar buiten, maar wel altijd in NL.
Verminderd tarief  Artikel 56 Wna bepaald wat de notaris mag rekenen. In beginsel kan de
notaris zelf het tarief bepalen en concurreert hij met anderen. Voor bepaalde mensen, met
name de minder vermogende kunnen in aanmerking komen voor vermindering. Ze moeten
een verzoek indienen bij de notariële kamer van dat arrondissement.

De notaris moet in bepaalde gevallen dus onder de kostprijs werken, maar er is niet zoiets als
een pro deo advocaat.

Betrekkelijk irrelevant onderscheid gezien:


- tuchtrecht
- geheimhouding
- kwaliteitsrekening (artikel 25 Wna); dit is een rekening waarop gelden van cliënten wordt
gestort. Het is een soort van derdengelden rekening. Notaris mag geld niet op een eigen
rekening storten, omdat dit soort regeling los staan van de vermogenspositie van de notaris.
Hierdoor is het geld gewaarborgd.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Een notaris heeft een eigen zegel. Je kan deze laten maken. Het kan een droog zegel of een
nat zegel zijn. Vroeger kende we een natte zegel. Zegels zijn wezenlijk voor zijn werk. Als hij
dit misbruikt dan staan er tuchtrechtelijke en civielrechtelijke strafzaken tegenover. Dit
bedient hij als hij afschriften van akten moet afgeven. Je kan ook te maken hebben met zegels
als je een boedel moet verzeggelen, bijvoorbeeld door ruzie met familie. De notaris moet
hoeft niet elke nalatenschap af te wikkelen. Als hij een boedel afwikkelt dan moet hij dit
doen.

Een legalisatie is in principe de verklaring van de notaris dat iemand anders een handtekening
heeft gezegd en dat de handtekening overeenkomt met een bepaald document bijvoorbeeld
een id kaart. De notaris controleert of dit klopt en maakt een legalisatieverklaring met stempel
en handtekening. De verklaring mag niet zomaar worden bestempeld en er mag niet zomaar
een verklaring worden opgesteld zonder al het andere te controleren. Als er iets staat dat in
strijd is met de openbare orde en goede zeden dan heb je als notaris een probleem. Legalisatie
van handtekening van de notaris is een langere weg. Er wordt een zogenaamde apostille
aangebracht. Dit is een legalisatie van de handtekening van de notaris in kwestie.

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 2
2.3 De taak van de notaris
Algemene opmerkingen
De wettelijke omschrijving van het ambt in art 2-1 Wna geeft geen inzicht in de vraag
waarom de wet aan de notaris de bevoegdheid heeft verleend ‘om authentieke akten te
verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt of een partij zulks van hem
verlangt en andere in de wet aan hem opgedragen werkzaamheden te verrichten. In dat kader
dient aandacht te worden besteed aan de invullingen die de wet, literatuur en jurisprudentie
aan het ambt geven.
Het ambt van de notaris zorgt voor ordening van het( civielrechtelijke) rechtsverkeer en het
bevorderen van rechtszekerheid.
Uit art 17-1 Wna volgen drie kernbegrippen:
 De notaris is onafhankelijk
 De notaris is onpartijdig
 De notaris is zorgvuldig
In deze paragraaf wordt ingegaan op het feit dat de notaris de 1) rechtszekerheid en 2)
rechtsbescherming dient, en dat hij bij zijn ambtsuitoefening verre houdt van 3) criminaliteit.
Rechtszekerheid in het civiele rechtsverkeer
Voor een doorzichtig rechtsverkeer in registergoederen zijn specialiteit (nauwkeurige
omschrijving) en publiciteit (inschrijving in openbare registers) elementaire vereisten.
De rechtszekerheid wordt bevorderd doordat de notaris een zwaarwegende zorgplicht heeft ter
zake hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in
zijn notariële akte opgenomen rechtshandelingen.
Uit de zwaarwegende zorgplicht vloeit voort dat de notaris bij het verlijden van een akte

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

strekkende tot overdracht van goederen, er niet mee kan volstaan naleving van de vereiste
leveringsformaliteiten te waarborgen, partijen beogen met de akte immers niet slechts
levering, maar overdracht van het goed. Voor zover dat in zijn vermogen ligt, dient hij dan
ook beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder te controleren en aandacht te besteden aan
de onaantastbaarheid van de titel die aan de levering ten grondslag ligt. Gaat het om de
overdracht van registergoederen dan volgt daaruit voor de notaris in ieder geval de
verplichting om een onderzoek in te stellen of de vervreemder het registergoed volgens de
openbare registers heeft verkregen en op welke wijze.
Normaliter komen partijen overeen een registergoed over te dragen vrij van beslagen en
beperkte rechten. Hieruit volgt ook dat de notaris dient te onderzoeken of het over te dragen
goed vrij is van bijvoorbeeld beslagen. Volgens jurisprudentie komt geldt de zorgplicht niet
slechts jegens koper maar ook jegens verkoper:
 Kromjongh/notaris Van Dijk (HR 22 maart 1996): de notaris werd verzocht een
vrijwillige openbare veiling van een registergoed te verzorgen. Hij kondigde het te
veilen registergoed aan als een bedrijfspand. In de akte van veiling en gunning werd
het pand ook aangeduid als bedrijfspand. Maar dit klopte niet! Volgens de
bestemmingsplan had het de functie van eengezinswoning. Overwogen werd door ons
hoogste rechtscollege van de notaris, gelet op diens functie bij een vrijwillige
openbare veiling, een zelfstandig onderzoek mag worden verwacht naar de juistheid
van aan het publiek te geven informatie, waarop het publiek dan ook mag
vertrouwen.de notaris handelde onrechtmatig jegens de koper op de veiling en werd
aansprakelijk gehouden voor diens schade.
 Maastrichtse woning II (HR 15 december 1978): In dit arrest was de vraag aan de
orde of de koper tgt was, door te veronderstellen dat de toestemming o.g.v. art 1:88
BW niet nodig was. Dit is onjuist volgend de HR. Het is hier de gebrekkige kennis van
de notaris die de koper wordt toegerekend.
Raadpleging van de registers
Om de rechtszekerheid te bevorderen behoort het tot de taak van de notaris om diverse
registers te raadplegen, men kan denken aan:
 Het kadaster
 Het centraal insolventieregister
 Handelsregister
 Curateleregister
 GBA
 Etc.
Zeker als die registers eenvoudig online kunnen worden geraadpleegd dan betekent dat dat
inzage daarvan eerder van de notaris kan worden verlangt. De notaris zal op de in de registers
opgenomen informatie mogen afgaan, tenzij er indicaties zijn dat die informatie onjuist is.
Voortbouwen op werk van andere notarissen
Wordt een registergoed geleverd dan zal de notaris bij zijn onderzoek de zogeheten titel van
aankomst raadplegen: de notariële akte waarbij de verkoper het registergoed in eigendom
heeft verkregen. Maar dient de notaris verder te gaan door ook de daaraan voorafgaande akte
te raadplegen om te zien of degene die aan de verkoper verkocht , wel bevoegd was? Als
regel mag de notaris afgaan op het werk van andere notarissen. Dat zal niet altijd het geval
zijn, bijvoorbeeld niet als er concrete indicaties zijn dat een andere notaris zijn werk niet goed
heeft verricht etc.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Rechtszekerheid in het bewijsrecht


De notaris maakt bij zijn werkzaamheden veelal gebruik van zijn bevoegdheid tot het
opmaken van authentieke akte. Aan de verklaringen van de notaris zelf in die akten omtrent
zijn waarnemingen en verrichtingen komt, mits gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid,
dwingende bewijskracht toe tov een ieder (157-1 Rv). Hetgeen de notaris aldus heeft
verklaard, kan door en tegen een ieder worden ingeroepen. De rechter is aan de ambtelijke
verklaring van de notaris gebonden.
Rechtsbescherming
Van andere orde is de taak van de notaris om rechtsbescherming te bieden aangaande de
inhoud, en dus ook de rechtsgevolgen van de voorgenomen rechtshandeling. In het
belangrijke arrest Groningse Huwelijksvoorwaarden (HR 20 januari 1989) heeft de HR
benadrukt dat de functie van de notaris in het rechtsverkeer met zich meebrengt dat hij
beroepshalve is gehouden naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van
juridische onkunde en feitelijk overwicht. Hij dient daartoe niet alleen voorlichting te geven
maar moet- in bijzondere gevallen- ook waarschuwen tegen de specifieke, bezwarende
rechtsgevolgen die rechtshandelingen- ook waarschuwen tegen de specifieke bezwarende
rechtsgevolgen die rechtshandelingen met zich meebrengen voor de partijen die hij bijstand
verleent. Hij hoort zich daarbij actief op te stellen (‘Belehrungspflicht’).
In de notariswet heeft dit arrest zijn neerslag gevonden in art 43-1 Wna voor akten, maar geldt
in feite voor al zijn ambtelijke werkzaamheden.

Hoofdstuk 4
4.1 Algemene opmerkingen
De ministerieplicht dient om de toegankelijkheid van notariële diensten voor een ieder te
waarborgen. Het publieke recht van de notaris is tevens publieke plicht (21-1 Wna). De
ministerieplicht heeft niet alleen betrekking op notariële aktes, maar ook op andere
rechtshandelingen van de notaris.
De notaris dient zijn dienst te weigeren wanneer ‘naar zijn redelijke overtuiging of
vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangt wordt, leidt tot strijd met het recht of de
openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangt bij handelingen die kennelijk een
ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering
heeft’ (21-2 Wna).
De notaris kan ogv art. 48-2 Wna dienst weigeren. In tegendeel tot de situatie voor
weigeringsgronden van art 21-2 Wna is de notaris bij het ontbreken van een redelijk belang
bij opneming van een aangeboden stuk in zijn protocol dus niet verplicht dienst te weigeren.
Voorts valt op dat de verzoeker het redelijk belang bij die opneming aannemelijk moet
maken; het is niet de notaris die het ontbreken van een redelijk belang aannemelijk moet
maken. Volgens art, 21 Wna is de notaris verplicht zijn
dienst te weigeren wanneer hij naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden voor de
werkzaamheid die van hem wordt verlangd, een gegronde reden voor weigering bestaat.
Volgens dit artikel moet de notaris ook dienst weigeren wanneer naar zijn redelijk vermoeden
dienstweigering gegrond is.
Dienstweigering doet zich pas voor als er wat te weigeren valt, dus als de notaris in beginsel
bevoegd is.
4.2 Balanceneren tussen ministerieplicht en dienstweigering
De notaris beslist welf of er een gegronde reden is om zijn ministerie te weigeren. Een

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

verkeerde afweging kan tot schade leiden. Het is daarom verstandig bij deskundige collega’s
overleg te plegen alvorens te weigeren. De notaris kan het risico van aansprakelijkheid
minimaliseren door een uitspraak in kort geding uit te lokken van de voorzieningenrechter
(254 Rv). De cliënt kan de notaris dagvaarden in kort geding. Cliënt en notaris kunnen ook
vrijwillig voor de voorzieningenrechter verschijnen. Dit laatste is bovendien geboden in dei
gevallen waarin de notaris ‘gelet op de complexiteit van de zaak redelijkerwijze niet in staat is
om op basis van eigen deskundigheid een afweging te maken.
4.3 Doorverwijzen naar een andere notaris
Tot de wetswijzigingen van 2012 betekende de ministerieplicht dat de notaris ervoor diende te
zorgen dat zijn kantoor alle gebruikelijke notariële diensten kon verrichten. De wetgever
heeft ervoor gekozen de gedachte dat iedere individuele notaris alleskunner moet zijn,
geclausuleerd te laten varen. Doorverwijzing naar een andere, niet aan zijn eigen kantoor
verbonden notaris is mogelijk bij werkzaamheden van specialistische aard (21 lid 3 en lid 4
Wna). In beide gevallen is de doorverwijzing dat de notaris waarnaar wordt verwezen de
opdracht aanvaardt.
4.4 Sancties
De notaris die ten onrechte weigert zijn ministerieplicht te verlenen, handelt in strijd met de
tuchtnorm van art 93 Wna. Denkbaar is dat zijn onterechte weigering betekent dat hij
wanprestatie pleegt en, of onrechtmatig handelt in de zin van art 6:162 BW. Het leerstuk van
de dienstweigering hangt ten nauwste samen met de vraag of een bepaald handelen of nalaten
wanprestatie oplevert jegens partijen en/of onrechtmatig is jegens derden.
4.5 Gegronde redenen voor dienstweigering
Dienstweigering is geboden:
1. In geval de notaris zijn dienst niet kan verlenen zonder in strijd te komen met
ambtsvoorschriften, waarbij kan worden gedacht aan voorschriften uit de Notariswet
en aan zijn beroeps- en gedragsregels
2. Indien sprake is van handelingen met een kennelijk ongeoorloofd doel of gevolg.
Duidelijk is dat de notaris zich dient te onthouden van medewerking aan strafrechtelijk
laakbare handelingen
3. In geval van schijnhandelingen, dwz handelingen die opzettelijk niet de ware intenties
van partijen openbaren maar louter dienst doen om een schijn te wekken bij derden.
In het verlengde daarvan ligt het geval dat de notaris ervan op de hoogte is of
redelijkerwijze kan zijn dat hetgeen partijen in een voor hem te verlijden akte wensen
op te neme, in strijd is met de werkelijkheid (bijvoorbeeld het doen opstellen van een
samenlevingsovereenkomst met het doel voor één van de partijen een
verblijfsvergunning te verkrijgen, terwijl in werkelijkheid geen sprake is van een
affectieve relatie.
4. Indien de notaris wordt gevraagd een akte te passeren met een belang dat de door zijn
assuradeur normaliter te dekken schade bij beroepsfouten overstijgt, zonder dat
partijen redelijke uitsluiting voor aansprakelijkheid van de notaris van schade voor het
excedent wensen te aanvaarden of zonder dat partijen de kosten voor een aanvullende
verzekering voor hun rekening wensen te nemen.
5. In geval de dienstverlening van de notaris geen toegevoegde waarde heeft. In dat geval
wordt al snel ten onrechte goede sier gemaakt met de bijstand van de notaris (denk aan
notaris bij loterijen etc).
Indien een redelijk belang niet aannemelijk kan worden gemaakt, meen ik dat de notaris
dienst moet weigeren.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

4.6 Gegronde redenen voor dienstweigering wanneer de positie van derden wordt
geschaad Inleiding
Wat dient de positie van de notaris te zijn indien de partijen bij de door de notaris te verlijden
akte, een rechtshandeling tot stand willen brengen die aldus vormgegeven onvermijdelijk met
zich brengt dat de positie van een of meer derden wordt geschaad? Men dit hierbij
onderscheidt te maken tussen:
 Schade jegens derden met een bepaald recht
 Schade wegens een groep van meer onbepaalde derden (zoals crediteuren van een
cliënt van de notaris)
4.6.2 Zorgplicht jegens bepaalde derden
Zorgplicht bij dreigende wanprestatie in combinatie met een dreigende onrechtmatige
daad Als twee cliënten zich tot de notaris wenden met het verzoek zijn
ministerie te verlenen ter zake een rechtshandeling waardoor de positie van een derde wordt
geschaad, kan het zijn dat beiden door de in de notariële akte neer te leggen rechtshandelingen
betamelijkheidsnormen overschrijden. Een klassiek arrest m.b.t. de zorgplicht jegens derden
is arrest Curaçao/ Boyé:
 Curaçao/ Boyé: Boyé had in het verleden bij verkoop van zijn grond van de koper
bedongen dat als ontginning plaatsvond, daarvoor aan Boyé een vergoeding moest
worden voldaan, al naar gelang van de hoeveelheid van die stoffen. Om die
verplichting jegens opvolgende kopers af te dwingen, bevatte de notariële akte waarbij
Boyé verkocht en leverde, een kettingbeding. Vele jaren later verkoopt en levert een
opvolgende eigenaar de grond aan Curaçao, nu echter zonder het kettingbeding op te
leggen aan Curaçao. Centraal stond de vraag of deze wanprestatie een od was jegens
de erven van Boyé.
De preciezen
‘’De preciezen’’ is een stroming in de literatuur. Zij verdedigen dat de notaris dient te waken
voor het standpunt dat het zijn taak is om notariële akten te maken, zonder zich op enigerlei
wijze rekenschap te geven van de morele geoorloofdheid van hetgeen daarin is neergelegd.
De notaris kan zich niet onttrekken aan een innerlijk oordeel over doel en strekking van
hetgeen cliënten m.b.v. zijn tussenkomst wensen. De maatschappij accepteert eenvoudigweg
niet dat de notaris zich lijdelijk opstelt als de ‘penvoerder van partijen’ en dus mechanisch
uitvoert wat zij wensen.
Enige jurisprudentie
Rechtbank Zwolle 7 september 1989 (‘erven Sierman’)
In dit arrest ging het om een casus waarin de notaris werd verzocht een akte van levering op te
maken. Hij weigerde dienst omdat er een huurovk bestond waarin m.b.t. het over te dragen
pand een optierecht was opgenomen. o.g.v. dat recht had huurder het recht van eerste koop.
Rb: een huurder moet er kunnen vertrouwen dat een notaris, gelet op zijn openbare functie en
onafhankelijke positie niet meewerkt aan een dergelijke flagrante inbreuk op zijn rechten.
Tuchtrechtuitspraak Hof Amsterdam 19 december 1996
In deze casus had de klager X een woonhuis overgedragen. Bij de verkoop had hij bedongen
dat, indien de koper Y op zijn beurt zou overwegen tot verkoop over te gaan, deze woonhuis
eerst aan hem de klager, te koop zou moeten aanbieden. Ofschoon de notaris uit overleg met
de betrokken makelaar wist dat het voorkeursrecht niet was nageleefd, passeerde hij de akte
waarbij Y aan Z overdroeg. De notaris werd de maatregel van berisping opgelegd.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Notariskamer Hof Amsterdam 19 januari 2006


In dit arrest had de notaris zijn ministerie verleend aan een levering. Uit de in de leveringsakte
van toepassing verklaarde algemene verkoopvoorwaarde was kenbaar dat de overdracht niet
zonder meer toegestaan was respectievelijk schadeplichtigheid jegens een derde zou leveren.
Het Hof meent met de Kamer van Toezicht dat de notaris nader onderzoek had moeten doen
naar die algemene verkoopvoorwaarden en de implicaties daarvan. Het standpunt van de
notaris dat zijn onderzoek niet meer omvat dan er voor te zorgen dat partijen een
onaantastbare rechtshandeling verrichten en dat hij niet tot zijn plicht rekent er voor te waken
dat partijen in strijd handelen met obligatoire beperkingen, is onjuist.
De zorgplicht als positie van de overheid in het geding is
O.g.v. art 2-1 Wet agrarisch grondverkeer en art 24-1 Wet voorkeursrecht gemeenten dient de
notaris te toetsen of het handelen van cliënten geen afbreuk doet aan de positie van de
overheid. Als de noodzakelijke vergunning of toestemming ontbreekt, zal de notaris niet
mogen passeren. Is onduidelijk of een vergunning in concreto vereist is, dan dient de notaris
zich terughoudend op te stellen.
Abc-transacties
Bij abc-transacties moet worden gedacht aan twee of meer opeenvolgende transacties m.b.t.
registergoederen. Indien in de elkaar opvolgende transacties sprake is van op het eerste oog
niet verklaarbare prijs-of waardeverschillen, behoeven deze transacties bijzondere aandacht
van de notaris.
Er kan namelijk sprake zijn van witwassen van gelden. Het is mogelijk dat de eerste verkoper,
gezien het prijsverschil dat zich bij de overdracht tussen B en C manifesteert, tegen een te
lage prijs verkoopt, een abc-transactie kan worden geënsceneerd om kunstmatig de schijn te
wekken van waardestijging in het economisch verkeer met als doel een hoge financiering los
te krijgen van derden, bijvoorbeeld banken. De notaris heeft hier een zorgplicht die zowel ziet
op de partijen bij de akte, als op derden als belanghebbenden.
Een notaris heeft in dit licht een onderzoeksplicht om na te gaan of er goede redenen zijn voor
de prijs- of waardeverschillen.
M.b.t. abc-transacties zijn twee arresten van belang:
 Tilburgse Hypotheekbank- arresten
 HR 14 december 2007 (‘bospercelen’)
Zorgplicht jegens derden zonder bepaald, concreet recht
Tilburgse Hypotheekbanken-arresten
In casu vorderen de curatoren in het faillissement van de bank namens de gezamenlijke
schuldeisers van de gefailleerde grote bedragen aan schadevergoeding van enkele notarissen.
De notarissen werd verweten onrechtmatig te hebben gehandeld jegens de crediteuren van de
bank, door hun ministerie niet te weigeren bij bepaalde, de bank benadelende
onroerendgoedtransacties. Deze notarissen zouden hun diensten hebben verleend bij de
totstandkoming van voor de bank onverantwoorde hypothecaire geldleningen. Benadrukt
moet worden dat de vraag naar de onrechtmatigheid van het handelen van de notarissen aan
de orde werd gesteld in de verhouding tot de crediteuren van de bank, dus los van de kwestie
of de notaris onrechtmatig handelde jegens de bank zelf.
Het Hof beperkt zich aan te geven wanneer jegens de schuldeisers van de bank sprake zou
kunnen zijn van onrechtmatig tekortschieten van de notaris. Dat zou het geval kunnen zijn:
‘indien de notaris heeft geweten of heeft moeten weten dat zijn medewerking aan het verlijden

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

van de litigieuze transport- en hypotheekakten in het algemeen dan wel zijn medewerking aan
het verlijden van één of meer van die ligiteuze transport- en hypotheekakten ernstig gevaar
voor insolventie van de THB zou meebrengen’.
Notaris en pauliana
De notaris zal op verschillende rechtsgebieden bedacht moeten zijn op de werking van
pauliana. In het kader van de Tilburgse Hypotheekbanken arresten kwam het
registergoederenrecht al aan de orde. Een ander voorbeeld is de wijziging van
huwelijksvoorwaarden. Het ligt voor de hand uit te spreken dat de notaris niet meewerkt aan
paulianeuze handelingen, aangezien met moet waken voor de rechtmatige belangen van
crediteuren.
4.7 Dienstweigering en rechtszekerheid
Een belangrijke aspect van de taak van de notaris is zijn bijdrage aan de rechtszekerheid. Dat
geldt in het bijzonder bij het rechtsverkeer in registergoederen en aandelen op naam in bv’s en
nv’s. zo mag de notaris o.g.v. zijn Belehrungspflicht niet meewerken als partijen van
(mogelijke) gebreken afweten. Hij werkt tevens niet mee aan een akte als een partij zijn wil
niet kan bepalen, bijvoorbeeld door geestelijke stoornis of dronkenschap of foor gebruik van
verdovende middelen.
Uitgangspunt moet steeds zijn dat hij zich van zijn rechercheplicht kwijt en dat indien hij
gebreken constateert reparatie volgt, bijvoorbeeld door een te onderbouwen beroep op
verjaring of m.b.v. instrumenten als bekrachtiging en bevestiging.
Wankele titel
Een andere situatie doet zich voor indien de titel van overdracht in het geding is. In de eerste
plaats kan de titel nietig zijn. heeft de notaris concrete, sterke aanwijzingen voor die
nietigheid dan dient hij zonder meer te weigeren. Een nietige titel is de overeenkomst die door
inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of openbare orde(3:40-1 BW).
De titel kan ook vernietigbaar zijn. Gedacht kan worden aan vernietigbaarheid als gevolg van
dwang, dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. Bij gerede twijfel van de
geldigheid van de titel heeft de notaris dan mijns inziens diest te weigeren. Ook indien een
koopovk is gesloten zonder dat de verkoper de vereiste toestemming van zijn echtgenoot heeft
verkregen als bedoeld in art 1:88 BW, moet de notaris dienst weigeren als hem gevraagd
wordt de akte van levering te passeren.
Ratio achter dit alles is wederom de rechtszekerheid waarborgen.
4.8 Dienstweigering om persoonlijke redenen van de notaris
Dienstweigering is gerechtvaardigd indien:
 De notaris wordt gevraagd een akte te verlijden op een incourant uur of een incourante
plaats, zonder dat bijzondere omstandigheden het verzoek van de cliënt
rechtvaardigen.
 Omstandigheden waaronder zijn dienst wordt verlangt, gevaar voor gezondheid, zoals
besmetting opleveren
 Dienstweigering is tevens geoorloofd in geval van ziekte mits de notaris maatregel
heeft genomen om te komen tot benoeming van een waarnemer
 Uit persoonlijke overtuiging: meningen vallen hierover uiteen.
4.9 Bijzondere omstandigheden kunnen dienstweigering verbieden of rechtvaardigen
Denkbaar is dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die maken dat de hiervoor

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

genoemde regels moeten wijken. Bijvoorbeeld het geval dat de notaris om 3 uur ‘s nachts uit
zijn bed gebeld wordt om direct een testament op te maken voor een doodzieke patiënt die in
acuut levensgevaar zou zijn, dan dient hij ondanks het incourante tijdstip zijn bed te verlaten.
Het belang van dienstverlening voor de patiënt gaat duidelijk vóór.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 4
Voorgestelde wijzigingen wet op de notarismabt:
De tweede kamer heeft volgende week donderdag een aantal zaken aangenomen. Hieruit is
onder andere kenbaar geworden dat de legalisatie van de handtekening op dezelfde wijze blijft
geregeld zoals vorige week is uitgelegd. Er zou een verandering komen in het vastleggen van
de handtekening van de notaris. De notaris legt zijn handtekening vast bij de rechtbank. Als er
om een appostile werd gevraag dan moest de notaris zijn handtekening bij de rechtbank
afgeven. Ze wilde dit veranderen naar KNB. Hierover is besloten dat het bij de rechtbank
blijft. Er is ook een verandering met betrekking tot een zegel. Is een nietje door de zegel
voldoende? nee dit moet met een draad worden gedaan. Je kreeg dan een droog zegel. Ze
hebben nu gezegd dat het met naald en draad niet meer hoeft maar met de moderne methodes
(zoals ringetjes) dat mag nu gewoon. Een ander punt dat van belang is heeft betrekking op de
figuur va de toegevoegd notaris. De functie van notaris is bedoeld voor diegene die ambt en
ondernemerschap wil combineren. Er zijn mensen die niets zien in ondernemerschap. Er is
nagedacht over een notaris in loondienst. Een probleem dat een rol speelde ligt hem in de
onafhankelijkheid. Als je in dienst bent van een notaris ben je dan nog wel onafhankelijk? Het
brengt problemen met protocollen. Men heeft gezegd we gaan het anders inrichten. We
spreken over de toegevoegd notaris. Mag de toegevoegd notaris zich ook notaris noemen? Dit
is een vraag dat speelt. Hiervan is gezegd dat de staatssecretaris daar geen gehoor aan wil
geven. De KNB heeft dit wel opgeworpen.
Ministerie plicht  dienstweigering
HR: Tilburgse hypotheekbank 1977-1982
Eind jaren 70 was er een tijd van hoog conjunctuur. Huizen prijzen liepen sterk op. Omstreeks
1980 veranderd de situatie sterk. Economisch gaat het een stuk slechter en de huisprijzen
zakken in. De groep handelaren blijven huizenprijzen ophogen. Ze betrekken hierbij een
lening bij de Tilburgse hypotheekbank. Op een gegeven moment vind er een verhoging plaats
dat men economisch achteruit gaat. Ook de Tilburg bank lijdt onder de crisis. Notarissen
werden ook aangesproken omdat er zekerheid werd gegeven voor bedragen die helemaal niet
reëel zijn. Dit heeft ook betrekking op de zorgvuldigheid die de notaris heeft. Niet alleen
zorgvuldig voor cliënten maar ook belangen van derden die betrokken zijn. Als de notaris wist
of had moeten weten dat het meewerken aan akten tot financiële consequenties kan leiden dan
had de notaris niet zomaar zijn medewerking mogen geven. Je moet kijken naar de andere
omstandigheden verdacht zijn. Hoofdregel : Notaris moet ook denken aan belang van derden
die getroffen kunnen worden door een bepaalde transactie. Uiteindelijk gaan alle notarissen
vrijuit. Aan de ene kant leiden de betrokkenen uit de notariaat geen schade gaan leiden.
Hof: Anti-speculatiebeding
Het is begin van deze eeuw dat er een uitspraak komt bij de Hof A’dam over een anti-
speculatiebeding . Een koper heeft iets gekocht waar een antispeculatie op rust (je mag iets
kopen maar niet tegen hogere waarde verkopen binnen een bepaalde termijn). JE mag het
verkopen maar je moet er een jaar wonen en binnen het jaar mag je het niet verkopen. Die
bewuste koper gaat over tot verkoop en spreekt af dat het anti-speculatiebeding uit die akte
kan en dat er aan de gemeente geen toestemming moet worden gevraagd. Dit werd voorgelegd
aan de notaris. Er moet toestemming aan de gemeente worden gevraagd, dat weet de notaris
ook. Als partijen zeggen dat het niet hoeft wat moet u als notaris dan doen? 1. Je kunt zeggen
ik werk mee. Als u problemen krijgt dan is het uw probleem 2. Je kan ook zeggen dat
toestemming van de gemeente vereist is dus ik werk niet mee. Stel nou dat partijen zeggen ik

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

wil niet dat u toestemming vraag aan de gemeente, wat doet u dan? Je kan dan zeggen als u
wilt dat ik meewerk dan gaat u maar naar de voorzieningenrechter. Een actief gedrag van de
notaris is hier zeker van belang. Als dat niet gebeurd dan blijft de mogelijkheid over om
medewerking in zijn geheel niet te geven (dienstweigering). Hier is wel het gevaar, want hij
een ministerieplicht. Als u rekening moet houden met belangen van derden wat betekend dit
dan? Het moet niet alleen gaan om belangen van derden, maar die derden moeten ook
bepaalde rechten hebben gekregen. Het moet gaan om bepaalde rechten die zijn verleend. Niet
elke belang is een belang waarmee rekening met worden gehouden. Als iemand een testament
maakt en zijn kind onterfd dan is dit niet in het belang van het kind. Het kind heeft hier niets
over te zeggen. Binnen het civiel recht kan je zeggen dit is een zaak dat tussen partijen geldt,
een obligatoire verhouding. Een notaris komt hier niet aan te pas. Als mensen ervan af willen
is dit hun risico. Er moet duidelijkheid komen over de vraag wanneer wel en wanneer niet
medewerking verlenen? Zie Hof adam 24 mei 2011 LJN BV2685.
Hof A’dam: Phanos zaak
Phanos is een projectontwikkelaar en is opgericht door een gemeenteambtenaar. Van een
verwaarloosde park zou hij een camping maken. Er is een 1ste hypotheek ban de SNS bank
voor een aanmerkelijk belang. Binnen ½ jaar wendt Phanos zich tot een andere bank de ABN
AMRO voor een 2de hypotheek. Wat is hier aan de gang? In elke hypotheek akte staat als je
een hypotheek vestigt dan moet je toestemming hebben van de 1ste hypotheekhouder. SNS had
toestemming moeten verlenen aan Phanos om een hypotheek te vestigen t.b.v. ABN AMRO.
De notaris is kwestie heeft het volgende gezegd: ik heb overlegd met de ABN en Phanos en
zij wilde niet dat toestemming werd verleend. Ik heb het wel aangegeven. SNS komt er
achter dat er een 2de hypotheek is gevestigd en schrijft de notaris aan als u niet de
hypotheekakte royeert dan stappen we naar de hof. De notaris zegt dat ze het niet heeft gedaan
omdat de geheimhoudingsplicht in de weg staat om SNS op eigen houtje te informeren. SNS
zei u heeft geschonden dat toestemming nodig is. SNS zei ook nog u had mij moeten
informeren, want als het in de openbare registers komt is het op enig moment openbaar. De
notaris moet zijn ministerieplicht nakomen. De notaris moet meewerken, maar kan
dienstweigeren als er een goede reden is zoals een OD of een tekortkoming in de nakoming.
Alles overwegende zegt het hof dat de notaris niet goed heeft gehandeld. De optie
voorzieningenrechter stond ook nog open. De opvatting van de notaris dat Phanos het geld
nodig had en dat de SNS een minder belang had. Dat is een ongeldige redenering. Ook de
opvatting van de SNS is niet juist, want toen de notaris toestemming had moeten vragen was
er nog niets bekend in de openbare registers dus er geldt nog een geheimhoudingsplicht.
Artikel 17 Wna lid 1; een notaris oefent zijn ambt uit in onafhankelijkheid en belangen
behartigt van alle betrokken partijen. De notaris is verplicht zijn dienst te weigeren als na
redelijke overtuiging of vermoeden in strijd met de wet of openbare orde wordt gehandeld.
Hij moet zorgvuldigheid betrachten en hij moet dienst weigeren als er een redelijke
vermoeden is in de termen van artikel 21 lid 2 Wna. Als aan alle partijen bekend is dat er een
anti-speculatie beding is dan is het in strijd met de wet om zomaar je medewerking te
verlenen. Dit is anders als een nieuwe koper geen weet heeft van een anti-specultiebeding. Als
pas bij de levering aan de orde komt dat er een beding is of er bepaalde rechten aan kleeft dan
hoeft dit niet geaccepteerd worden door de koper. Het is niet overeengekomen en kan dus niet
worden aangenomen. Een beroep op de voorzieningenrechter staat ook weer open. Op
landelijk niveau is er door de KNB nog het een en ander geschreven in ene toelichting over
dienstweigering. Een tekortkoming in de nakoming van een obligatoire verplichting die een
van de partijen heeft tegen een derde is in beginsel onvoldoende grond voor dienstweigering.
Met andere woorden als een van de partijen er niet van op de hoogte is. Er is dan geen titel en

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

dan mag de notaris meewerken ( uit literatuur en rechtspraak blijkt dit). Onder andere Huijgen
zegt dit. Als er bijzondere omstandigheden zijn dan mag je dienst weigeren. Je moet je wel
van de medewerking kwijten, toelichten over de rechtsgevolgen enz. We kunnen enigszins
onderscheid maken tussen enerzijds de ministerieplicht en anderzijds de dienstweigering.
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid notaris, artikel 17 Wna
De notaris die onafhankelijk en onpartijdig handelt moet zich onthouden van verenigbare
betrekkingen, art 9. Een notaris kan niet als advocaat werken. Je kan ook niet als rechter
werken. Een plaatsvervangend rechter is een ander verhaal. Vroeg kon het wel. Het is in de
nieuwe notariswet afgeschaft. Het is afgeschaft op gronden waarbij je kunt afvragen of dit de
juiste gronden zijn. Men kon ook voor materiële gronden kiezen. je moet zaken gescheiden
houden. Je mag wel met advocaten samenwerken. Er is zijn verschillen zoals een ander soort
geheimhouding, verschoningsrecht en aansprakelijkheid. Nevenbetrekking moeten gemeld
worden. Je moet een opgave doen bij de KNB. Wat voor taken je verricht enz. Et bestaat een
verbod om in dienstbetrekking te werken, artikel 17 lid 2. Dit is mede omdat er een twijfel is
over de onafhankelijkheid. In alle gevallen heeft men gezeg dat dienstbetrekking geen goed
idee is. Inter disciplinaire samenwerking (IDS) is mogelijk, mits er sprake is van
onafhankelijk, onpartijdig en aparte derdengelden rekening bestaat. Met accountants kan je
geen samenwerking of andere vormen van dienstverlening aan gaan. Er is ook een verbod tot
het verlijden van akte van bepaalde personen. Je mag geen akten verlijden voor de partner of
familieleden tot en met de 3de graad. Ook niet voor rechtspersonen waarbij familieleden in die
groep van verwanten een meerderheidsbelang hebben, artikel 19. Ook een verbod op
begunstiging, artikel 20., Een begunstiging bij testament of een schenking mag ook niet
plaatsvinden binnen de net genoemde groep van verwanten. Wat niet in de wet staat maar ook
verboden is dat getuigen ook niets mogen krijgen. Getuig je bij een akte dan mag je ook geen
begunstigde bij een akte zijn. Daarnaast mag de notaris ook geen leningen verstrekken bij
akten die hij passeert, artikel 23 . Dit geldt ook voor beleggingen, artikel 17 lid 3. Hij mag
ook niet beleggen in beursgenoteerde effecten. Mag je als notaris dan helemaal niets doen?
Dat valt mee, want artikel 17 lid 3 Wna zegt tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hij
niet kan worden beïnvloed of kan worden geschaad. Je moet niet risicovol beleggen of dat
nou in onroerend goed is of effecten. De beperking treft vooral de notaris en niet een groep
van verwanten. Men wilt niet dat u in financiële problemen komt. Het is niet de bedoeling dat
je en kandidaat een akte laat passeren waarbij je niet betrokken bent. De onafhankelijkheid en
onpartijdigheid moet gewaarborgd blijven.

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 3
Algemene opmerkingen
Onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn twee elementaire begrippen in het notariaat (art 17
Wna). Dat de notaris zijn werk onpartijdig zal doen volgt ook uit de eedsformule van art. 3
Wna. Met onpartijdigheid en onafhankelijkheid hangen nauw samen:
 De onverenigbaarheid van bepaalde betrekkingen met het notarisambt (9 Wna)
 De verplichting om nevenbetrekkingen te melden en de verplichting om daar van af te
zien indien onpartijdigheid en onafhankelijkheid daardoor wordt of kan worden
beïnvloed (11 Wna)
 Het verbod om het notarisambt uit te oefenen in dienstbetrekking of in enig ander
verband waardoor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt of kan worden
beïnvloed (17-2) Wna.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 De voorwaarde om interdisciplinaire samenwerkingsverbanden alleen aan te gaan als


de onafhankelijkheid en onpartijdigheid niet wordt of kan worden beïnvloed (18
Wna).
 Het verbod om akten te verlijden waarin natuurlijke personen optreden als partij of
vertegenwoordiger voor een partij bij die akte, indien de notaris in nauwe
familierechtelijke betrekking tot die personen staat. Een verbod geldt eveneens indien
een rechtspersoon als partij of vertegenwoordiger van een partij optreedt, indien bij die
rechtspersoon personen zijn betrokken waarmee de notaris in nauwe familierechtelijke
betrekking staat (19 Wna).
 Het verbod om akten te verlijden die een begunstiging inhouden van de notaris zelf of
van personen tot wie de notaris in een nauwe familierechtelijke betrekking staat. Ook
hier geldt het verbod eveneens voor rechtspersonen waarbij ‘familie’ is betrokken (20
Wna).
 Het verbod om leningen te verstrekken aan degene die partij is bij een akte of die
rechtstreeks of middellijk betrokken is bij een rechtshandeling waarop de akte
betrekking heeft (23-2b Wna)
 Het verbod om personen tot wie de notaris in een nauwe familierechtelijke betrekking
staat als getuige te laten optreden in een akte (39 Wna).
De begrippen onpartijdigheid en onafhankelijkheid van art. 17-1 Wna
M.b.t. de onpartijdigheid geld de hoofdregel dat de notaris zich de belangen van bepaalde
partijen niet méér zal mogen aantrekken dan die van anderen. M.a.w. hij mag bij zijn
rechtsbedeling de één niet bevoordelen ten opzichte van de ander.
Echter bestaat hier wel een uitzondering op, namelijk indien er sprake is van een
achterstandspositie van één van de partijen. Zo’n juridische achterstand kan zijn oorzaak
vinden in juridische onkunde of in feitelijke overwicht van de ander. In dit geval dient sprake
te zijn van compenserende onpartijdigheid wat inhoudt dat de notaris de zwakkere partij in
bescherming dient te nemen tegen de sterkere wederpartij. In het arrest van Hof Amsterdam
van 25 april 1991 wordt bevestigd dat de notaris ongelijkheden dient te bestrijden.
Onafhankelijkheid kan worden gezien als een voorwaarde voor onpartijdig optreden. De eis
van onafhankelijkheid houdt in dat de notaris dient te voorkomen dat hij in een situatie terecht
komt waarin hij niet meer vrijstaat bij zijn handelen doordat zijn optreden wordt beïnvloed
door afspraken met anderen, of althans die schijn wordt gewekt. In dit licht geldt:
 Dat het de notaris niet meer is toegestaan provisie aan te nemen.
 Hij dient zich te onthouden van het aanbieden van faciliteiten aan personen die
beroepsmatig in de gelegenheid zijn hem opdrachten te verstrekken.
 Volgens de staatssecretaris mag een notaris niet tevens zijn of optreden als makelaar in
onroerende zaken of assurantietussenpersoon.
Enkele partijsituaties
Wat betekent onpartijdigheid in concreto?
 De notaris kan de schijn van partijdigheid wekken indien hij partijen niet van dezelfde
informatie voorziet.
 Als alle deelgenoten om een uittreksel uit het dossier vragen, kan de notaris dat
uittreksel niet aan enkelen onthouden.
 De notaris dient het beginsel van hoor –en wederhoor toe te passen.
 Vooral erg belangrijk bij conflicten in het kader van de afhandeling van verdelingen
van huwelijksgemeenschappen bij echtscheidingen en nalatenschappen.
 De persoonlijke opstelling van de notaris is van belang

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 De notaris dient voldoende distantie te betrachten


 Ook de plaats van het verrichten van de notariële diensten kan van belang zijn,
namelijk als de notaris buiten zijn kantoor optreedt.
 Denk aan passeren van de hypotheekakte op kantoor van de bank.
De notaris als uitlegger van zijn eigen akte
De werkzaamheden van de notaris vinden vaak hun neerslag in een notariële akte. Nadat de
akte is gepasseerd kunnen vragen over de akte opkomen. De akte kan het onderwerp van
geschillen worden. Bij het opstellen van die akte trad hij op als onpartijdige adviseur. Die
onpartijdigheid houdt niet op als de akte eenmaal is gepasseerd. De notaris dient derhalve
alleen tot uitleg over te gaan nadat alle partijen op de hoogte zijn gebracht van de
vraagstelling aan de notaris en daarop hebben kunnen reageren.
Onverenigbare betrekkingen
Een notaris, toegevoegde notaris of kandidaat-notaris kan o.g.v. art. 9 Wna niet tevens zijn:
 Lid van de rechterlijke macht, behoudens als raadsheer- plaatsvervanger, rechter-
plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger
 Gerechtsdeurwaarder
 Bewaarder van het kadaster en de openbare registers
 Advocaat
De belangrijkste ratio hierachter is dat het functioneren van de (kandidaat) notaris niet behoort
te worden gecombineerd met betrekkingen waarin toezicht of controle op
(kandidaat)notarissen wordt uitgeoefend.
Overtreding van art.9 Wna
De notaris die handelt ism art 9 Wna, komt in aanvaring met de tuchtnorm van art 93 Wna.
Langs die weg kan hij gedwongen worden zijn onverenigbare betrekkingen op te geven, op
straffe van ontzetting uit het notarisambt. Art 14-4b Wna geeft aan dat ook op andere wijze in
beëindiging van het ambt is voorzien: de notaris kan door de Minister van Justitie worden
voorgedragen voor ontslag als hij geen gevolg geeft aan de verplichting de ongewenst
verklaarde nevenbetrekking te beëindigen.
De (toegevoegd) notaris in dienstbetrekking
In art 17-2 Wna is bepaald dat de notaris zijn ambt niet mag uitoefenen in dienstbetrekking of
in enig ander verband waardoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid wordt of kan
worden beïnvloed. Wel is er een mogelijkheid gecreëerd in loondienst ambtsverrichtingen uit
te oefenen: de toegevoegde notaris.
Het gaat hier om een kandidaat-notaris aan wie de notaris al zijn notariële bevoegdheden
mandateert. De notaris kan deze toegevoegde notaris instrueren. De wet kent daarmee een
instructiebevoegdheid van de notaris jegens de toegevoegde notaris. De notaris is
eindverantwoordelijk voor het doen en nalaten van de toegevoegd notaris. Deze figuur biedt
uitkomst voor kandidaat-notarissen die niet het ondernemerschap ambiëren.
Nevenbetrekkingen
Art 17-2 Wna dient te worden gelezen in samenhang met art 11 Wna, dat betrekking heeft op
de (toegevoegd) notaris en de kandidaat-notaris.
 Lid 1: verplicht de notaris aan de KNB en de kamer voor het notariaat opgave te doen
van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 Ook niet bezoldigde nevenbetrekkingen die meer in het persoonlijke sfeer liggen,
moeten worden gemeld. Zoals het bestuurslidmaatschap bij een voetbalclub.
 Lid 2: De uitoefening van een nevenbetrekking kan bij met redenen omklede
beslissing ongewenst worden verklaard door de kamer indien hierdoor de
onpartijdigheid &onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of
aanzien van het ambt wordt of kan worden geschaad.
 Lid 3: Tegen deze beslissing staat beroep open bij hof Amsterdam (hoogste instantie).
 Lid 4: Indien die beslissing van de kamer onherroepelijk is geworden of in beroep is
bevestigd, is de notaris verplicht de nevenbetrekking zsm te beëindigen. Op straffe
van:
 Jo 93 Wna (hij kan tuchtrechtelijk worden aangesproken)
 Jo 14-3a Wna (hij kan door de Minister van Justitie voor ontslag worden
voorgedragen)
 Arrest Hof Amsterdam van 19 maart 2010
 Lid 5: voordat een notaris een nevenbetrekking aanvaard, kan hij de kamer verzoeken
een beslissing te nemen over die toelaatbaarheid daarvan.
Arrest Hof Amsterdam van 19 maart 2010
In casu was een notaris voorzitter van de Raad van Commissarissen van een
woningbouwvereniging. De notaris zelf was niet de behandelende notaris, maar had volgens
het Hof wel invloed op het wel of niet doorgaan van de verkoop van de woningen en
financieel belang bij verkoop als lid van de notarismaatschap. De notariskamer oordeelde dat
door deze combinatie van voorzitter en kantoorgenoot van het notariskantoor in ieder geval
de schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling was gewekt.

Hoofdstuk 9
9.1 Tegenstrijdig belang met verschijnende personen en partijen bij de akte
Art 19-1 jo 1-2 Wna bepaalt dat de notaris geen akte mag verlijden waarin hijzelf, zijn
echtgenoot, zijn geregistreerde partner of een bloed-of aanverwant tot en met de derde graad
optreedt:
 Als partij, hetzij in persoon of door een vertegenwoordiger
 Als vertegenwoordiger voor een partij bij de akte
Art 1:3-3 BW leert dat de aanverwantschap níet door ontbinding van het huwelijk wordt
opgeheven. In 19-1 Wna wordt deze ‘verboden familiegroep’ (waar de notaris zelf ook onder
valt) aangevuld met de rechtspersoon die als partij of vertegenwoordiger optreedt:
a. Waarvan de notaris weet of behoort te weten dat de in dit lid bedoelde personen daarin
alleen of gezamenlijk de meerderheid van de aandelen houden, of
b. Waarin de notaris of zijn echtgenoot dan wel geregistreerde partner (1-2 Wna) de
functie van bestuurder of commissaris vervult.
De ratio van deze bepaling is de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de notaris
waarborgen. Deze ratio geldt tevens voor art. 20 Wna
De stieffamilie valt naar de letter van de wet niet onder de verboden familiegroep, echter zal
de notaris zich o.g.v. de algemene artikel 17 Wna moeten weerhouden van ambtelijke
werkzaamheden.
Met betrekking tot art. 19 Wna dien je rekening te houden met de volgende dingen:

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 Indien geen aandelen maar certificaten van aandelen worden gehouden dan is art 19-1
Wna naar de letter van de wet niet van toepassing.
 Een rechtspersoon kwalificeert als verboden rechtspersoon als de notaris weet of had
behoren te weten dat de verboden familiegroep de meerderheid van de aandelen
houdt. Hiervoor kijken naar de omstandigheden van het geval (lid 1a)
 Een rechtspersoon wordt uitgesloten indien de notaris of zijn echtgenoot (dan wel gp)
de functie van bestuurder of commissaris vervult (lid 1b)
 ‘Bestuurder’: degene die als bestuurde in de statuten directeur wordt genoemd.
 ‘Commissaris’: verschillende benamingen hiervoor in de statuten mogelijk (zoals ‘lid
van de raad van toezicht’).
Uitzonderingen op het verbod van lid 1
In art 19-2 is geregeld dat het verbod van het eerste lid niet geldt voor akten waarbij openbare
verkopingen, openbare verhuringen, openbare verpachtingen of openbare aanbestedingen
worden geconstateerd en leden van de verboden familiegroep of de verboden rechtspersoon
als koper, huurder, pachter of aannemer optreden. Wat voor de koper etc. geldt, geldt ook
voor de bieder casu quo andere gegadigden. Zonder bod wordt men geen koper. Het verbod
geldt evenmin voor proces-verbaalakten van het verhandelde in een vergadering waarin leden
van de verboden familiegroep of een verboden rechtspersoon daarin als deelnemer worden
vermeld.
Sanctie
Passeert de notaris een akte voor leden van de verboden familiegroep dan leidt dat tot gemis
aan authenticiteit van de akte; de akte voldoet dan tevens niet aan de voorschriften waarin de
vorm van een notariële akte wordt geëist.
Het passeren van een akte voor een verboden rechtspersoon wordt niet door de zware
sanctie getroffen van gemis aan authenticiteit en het niet voldoen aan de voorschriften waarin
de vorm van een notariële akte wordt geëist. Wel kunnen tuchtrechtelijke maatregelen worden
genomen.
De waarnemer
De waarnemer zal geen akten mogen verlijden met als partij of vertegenwoordiger van een
partij personen die in de relatie tot hem tot een verboden familiegroep behoren, of een
verboden rechtspersoon. De waarnemer mag wél akten passeren waarin de bloed –of
aanverwant tot en met de derde graad van de vervangende notaris partij zijn of als
vertegenwoordiger optreden, omdat ‘niet verondersteld kan worden dat een waarnemer de
familie van de vervangen notaris kent’.
9.2 Tegenstrijdig belang wegens begunstiging
Het verbod van art 20 Wna
De notaris mag volgens 20-1 Wna geen akte verlijden die een begunstiging inhoudt van
personen behorende tot de verboden familiegroep of van de verboden rechtspersoon, als
bedoeld in 19-1 Wna. Wat is een begunstiging in de zin van 20-1 Wna? Onder begunstiging
moet worden begrepen testamentaire beschikkingen en schenkingen. Onder art. 20 Wna valt
iedere uiterste wilsbeschikking, zoals geregeld in art. 4:42 BW. Dus ook die beschikkingen
die slechts een subjectief recht verschaffen waaruit geen direct, van de erflater afkomstig
geldelijk voordeel voortvloeit, zoals bij het legaat tegen inbreng van de waarde.
Ook de benoeming van een persoon behorende tot de verboden familiegroep tot testamentaire
voogd of bewindvoerder valt onder de verboden testamentaire beschikkingen van art. 20-1
Wna. Voor executeur is een uitzondering genoemd in artikel 20 lid 1 Wna.
Kan van een begunstiging ook sprake zijn buiten testamentaire beschikkingen en giften? De

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

schrijver van het boek meent van wel. Hij geeft als voorbeeld dat onder art 20-1 Wna ook
moet worden begrepen de benoeming van een bestuurder of commissaris van een persoon
behorend tot de verboden familiegroep in een akte van oprichting van een stichting of bv.

Begunstiging van de notaris die een uiterste wil heeft verleden en de positie van de getuigen
Art. 4:61 BW bepaald dat een notaris of een andere persoon, die een uiterste wil of een akte
van bewaargeving van een niet gesloten aangeboden onderhandse uiterste wil heeft verleden,
en de getuigen die daarbij tegenwoordig zijn geweest, niet bij die uiterste kunnen worden
bevoordeeld. Onder de andere persoon zal ook begrepen kunnen worden de kandidaat-notaris
die waarneemt. Met getuigen wordt bedoeld: getuigen in de zin van de Notariswet, niet
anderszins bij het verlijden aanwezige personen. Een bevoordeling van tussenbeide komende
personen mag evenmin plaatsvinden (4:62-2 BW).
Uit art. 4:62 BW volgt dat een uiterste wilsbeschikking die met het bepaalde in art 4:62 in
strijd is, vernietigbaar is.
Sanctie
Wordt het voorschrift van de eerste zin van art 20-1 Wna overtreden dan is de verboden
begunstiging nietig. Uit de letterlijke tekst van art 19-3 Wna volgt dat nietigheid volgt indien
sprake is van de begunstiging van een verboden rechtspersoon.
Is samenloop tussen art. 19 en 20 Wna mogelijk?
De wet spreekt zich hier niet duidelijk over uit, maar de schrijver van het boek
beargumenteerd dat die samenloop tot onwenselijke gevolgen leidt.
De tuchtnorm als instructie bij tegenstrijdige belangen
Art 19 en 20 Wna moeten worden beschouwd als uitwerkingen van de algemene norm van
onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
De notaris kan een affectieve relatie onderhouden die niet is geformaliseerd in een huwelijk of
gp. Hij dient dan indachtig art 18 en 19 Wna, geen akten te passeren waarbij die persoon partij
bij de akte is, of vertegenwoordiger van een partij bij de akte.
Duidelijk is dat indien de tuchtnorm wordt overtreden de sanctie een andere is dan ingeval art
19 en 20 Wna worden geschonden, namelijk een tuchtrechtelijke.
9.5 Handelingsonbevoegdheid van art 3:43 BW
Artikel 3:43 BW heeft betrekking op rechtshandelingen die strekken tot verkrijging die
strekken tot verkrijging door personen behorend tot het rechtsapparaat (rechters, advocaten,
(kandidaat) notarissen). Met betrekking tot de notaris heeft dit artikel vooral toepasselijkheid
betreffende de verkrijging van registergoederen en aandelen op naam.
Voor het notariaat is vooral van belang hetgeen is geregeld in art 3:43-1a en b BW.
Rechtshandelingen die, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomende personen, strekken tot
verkrijging:
a. Door rechters, leden van het OM, gerechtsdeurwaarder <…> en notarissen van
goederen waarover een geding aanhangig is voor het gerecht, onder welks
rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen; en
b. Door ambtenaren van goederen die door hen of te hunnen overstaan worden verkocht.
De ratio van het artikel is het dienen van algemeen belang. Gezien deze achtergrond is
gekozen voor nietigheid als sanctie en niet voor vernietigbaarheid.
Verkrijging van goederen waarover een geding aanhangig is
In de sub a 3:43-1 BW genoemde regel wordt gesproken over notarissen. Hieronder vallen

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

ook de kandidaat notarissen. Het artikel is niet van toepassing op overige kantoorpersoneel,
zoals klerken. In sub a wordt gesproken over ‘rechtsgebied’. Daarmee wordt bedoeld het
ressort waarin zijn plaats van vestiging is gelegen (jo 3-2 Wna).
Uitzondering op de onbevoegdheid van 3:43-1a BW
In lid twee is een uitzondering gemaakt op lid 1. In de tweede lid is bepaald dat lid 1a geen
betrekking heeft op uiterste wilsbeschikkingen door een erflater ten voordele van zijn
wettelijke erfgenamen gemaakt. Een ander geval doet zich voor als de uiterste
wilsbeschikking wordt gemaakt vóór het geding, de nalatenschap openvalt tijdens het proces
en dan ook het legaat wordt uitgekeerd. In dat geval is de overdracht krachtens legaat nietig.

Hoofdstuk 23, Paragraaf 23.1 t/m 23.4


23.1 Inleiding
Meer en meer werken notarissen samen. Dat gebeurt met elkaar, met kandidaat notarissen,
maar ook met beoefenaren van andere beroepsgroepen (advocaten, belastingadviseurs etc.).
Over de volgende kwesties dient te worden nagedacht:
 Hoe zit het met de onafhankelijkheid van de notaris?
 Functioneert de notaris binnen een interdisciplinair verband wel onpartijdig?
 Is de geheimhouding en het verschoningsrecht van de notaris gewaarborgd als hij
samenwerkt met de beoefenaars van andere disciplines?
 Etc.
23.2 Regelgeving
De wet besteedt enige aandacht aan samenwerking in art 18 Wna. Het eerste lid van dat
artikel staat de notaris toe een samenwerkingsverband aan te gaan met beoefenaren van een
ander beroep, mits hierdoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid niet wordt of kan
worden beïnvloed. De voor notarissen geldende Verordening IDS
2003 staat onder voorwaarden uitsluitend hun samenwerking met advocaten en
belastingadviseurs toe. Samenwerking van notarissen met accountants wordt ook in deze
verordening uitgesloten. Reden daarvan is dat accountants anders dan advocaten geen
juridische beroep uitoefenen. Een ander verschil is dat accountants geen verschoningsrecht
hebben. Ook samenwerking van notarissen met mediators is door deze verordening
uitgesloten.
23.3 Onafhankelijkheid ?
Notarissen zullen in samenwerkingsverbanden met regelmaat door de andere
beroepsbeoefenaars waarmee zij samenwerken, bij opdrachten worden betrokken. In het
bijzonder de notarissen die zich in hun praktijkvoering richten op werkzaamheden met een
internationaal georiënteerd karakter, zien zich geconfronteerd met het gegeven dat
Angelsaksische landen geen functionaris kennen als de Latijnse notaris. Het natuurlijke
aanspreekpunt voor die Angelsaksische cliënten en hun adviseurs, is niet de Nederlandse
notaris maar de advocaat. Het is dus de advocaat die op zijn beurt de notaris weer inschakelt
bij dergelijke opdrachten.
T.b.v. de onafhankelijkheid is art 7 Verordening IDS 2003 ingesteld. Dit artikel ziet er op toe
dat de gezamenlijke notarissen binnen het samenwerkingsverband een zodanige praktijk
voeren dat zij in hun praktijkuitoefening niet afhankelijk worden van hun kantoorgenoten.
23.4 Onpartijdigheid
De grote, internationale partijen, verkoper en koper, zijn gewoon zich elk van eigen juridische
bijstand te voorzien: ieder schakelt zijn eigen adviseurs in. Dat een notaris in de context van

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

grote internationale transacties als onpartijdig ambtenaar voor beiden zou kunnen optreden,
pas normaliter niet gewoonweg niet in de perceptie van internationaal opererende
marktpartijen. Ieder voorziet zich in die gevallen dus ook van eigen notarieel-juridische
bijstand. De notarissen die bij dergelijke transacties optreden dienen duidelijk te maken dat zij
dat doen als partij-adviseur, en niet als onpartijdig ambtenaar. Art 18-1 VGB 2011 maakt dat
mogelijk: de notaris die naar buiten optreedt als partijadviseur maakt jegens belanghebbenden
tijdig kenbaar dat hij in die hoedanigheid optreedt. Dit figuur is aanvaardbaar als het gaat om
grote professionele partijen, voor deze partijen hoeft namelijk niet te worden gevreesd voor
juridische onkunde en feitelijk overwicht.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 5
Geheimhoudingsplicht
- het doolhof van de geheimhoudingsplicht.
- artikel 22 Wna; de notaris is ten aanzien van al het geen dat hij uit hoofde van zijn
werkzaamheden heeft gehoord tot geheimhouding verplicht.
- artikel 49 Wna; Hier gaat het om de bevoegdheid van de notaris om afschriften af te geven.
Hij mag afschriften niet aan jan en alleman geven. Hij mag het afgeven aan partijen en
anderen die recht aan de akte ontlenen. lid 2 zegt dat je recht hebt op een afschrift hebt als je
een recht aan de akte ontleend, maar ook als een recht ontnomen wordt, bijvoorbeeld een
erfgenaam dat is onterfd.
- Er is een testament bij de ene notaris gemaakt en bij een andere notaris wordt de boedel
afgewikkeld. De notaris die afwikkelt vraagt aan de andere notaris om een afschrift. De
erfgenamen vonden het niet fijn dat de partner van de erflater een afschrift had gekregen. De
familieleden zeggen de notaris hebben i.s.m. geheimhouding gehandeld. Hij is veroordeeld
o.g.v. het tuchtrecht. Je mag aan een collega notaris akten afgeven. Je mag de collega
notarissen vertrouwen en dat je collega ermee doet dat is zijn probleem.
- Een notaris mag niet zomaar uit zichzelf praten. Artikel 22 Wna zegt dat geldt ook voor
personeel dat in dienst is van de notaris. De notaris moet dus gewoon zijn mond houden. Wat
nou als een notaris als getuige wordt opgeroepen in een civielrechtelijke geding? artikel 165
RV Jo Artikel 18 SV.
Een iedere die wordt opgeroepen om te getuigen s verplicht om een verklaring onder ede te
geven. Lid 2 zegt dat iemand die op grond van een ambt een wettelijke geheimhoudingsplicht
hebben kunnen zich verschonen van getuigen. Waaier zegt in zijn boek dat het
verschoningsrecht complementair is aan de geheimhoudingsplicht.
- Wat is de ratio van de geheimhoudingsplicht? We hebben de notaris als ambtelijke
geheimhouder, ook de advocaat en arts hebben een wettelijke geheimhoudingsplicht. De
geheimhoudingsplicht zorgt ervoor dat je een vertrouwensrelatie kan opbouwen met de
cliënten. Een arts kan alleen een goeie diagnose stellen als hij alles weet. Voor juristen geldt
dit ook. Als je alles verteld dan leidt dit tot optimaal advies. Wij als maatschappij vinden dit
een prettig idee. Hier staat wel iets tegenover. Er is ook een belang dat de waarheid aan het
licht komt. Hoe verhouden deze twee belang (vertrouwen en waardheid) zich tegenover elkaar
(Ogem/notaris Maas zaak gaat hierover). Ogem was een bedrijf met een forse crisis. Het
bedrijf is uiteindelijk failliet gegaan. Ogem notaris Maas gaat over alle punten in deze zaak
m.b.t. het faillissement zijn gevoerd. HR: het verschoningsrecht is niet absoluut dat in zeer
uitzonderlijke omstandigheden laten denken dat het belang dat de waardheid aan het licht
komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Waar moet je aan denken bij zeer
uitzonderlijke omstandigheden? Wanneer wordt een notaris met deze zeer afzonderlijke
omstandigheden geconfronteerd? Hier is een uitspraak van de HR over (30 oktober arrest).

Er is nog een tussen stap:


Een notaris mag niet uit zichzelf praten. Je kunt hem oproepen maar hij moet ook zijn mond
houden bij verschoningsrecht. Je komt er niet achter wat er tussen cliënt en notaris is gezegd.
Een huis doorzoeking is een optie, maar hier gelden ook regels voor. Artikel 98 SR bij
personen met bevoegdheid tot verschoning ( artikel 218 SV) mag je niet zomaar alle brieven
of andere geschriften in beslag nemen. lid 2 zegt dat het bij een doorzoeking alleen brieven of
andere geschriften in beslag worden genomen die het voorwerp zijn van het strafbaar feit.
Tussen KNB en het OM zijn afspraken gemaakt. E is afgesproken als er bij de notaris een
huiszoeking plaatsvindt dan moet er iemand zijn die meekijkt. Dat is een andere notaris,
namelijk de ringvoorzitter. Ook is er een rechter commissaris bij. De rechter commissaris doet

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

alleen marginaal toetsen. Dit is de methode die is gehanteerd bij de doorzoeking bij de 30
oktober arresten. De HR verwijst in dit arrest terug naar de Ogem/notaris Maas arrest;
verschoningsrecht geldt alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Het Om beweerde dat
er sprake was van bijzondere omstandigheden waardoor alles in belang kan worden genomen.
HR er is een strenge motiveringseis. Wat zijn nu bijzondere afzonderlijke omstandigheden?
Als de notaris wordt verdacht van ernstig strafbare feiten met zijn cliënt (concretisering zeer
uitzonderlijke omstandigheden). Dan gaat de waarheid voor op de
geheimhouding/vertrouwen. De rechter commissaris mag dan alles in beslag nemen om de
waarheid aan het licht te krijgen.

Wat was hier aan de hand ( 30 oktober arresten)? Dit arrest heet ook de Surinaamse ABC
stroman.

ER is een BV met een aardige vastgoed portefeuille. De BV wilt deze van de hand doen. Er is
een koper die het wilt kopen voor 1.000.000. Er is niets mis met de koper. Het bestuur van de
BV gaat nadenken. De boekwaarde is 500.000 waard. Ze moesten vennootschapsbelasting
betalen dus besloten dit te omzeilen. Ze wilde eerst de huizen naar de Surinaamse stroman
gaan. Dan laten we de Surinaamse stroman het huis over te laten gaan naar de koper. Ze
hebben het huis aan een particulier over laten gaan en dus geen belasting te hoeven betalen.
Bij die notaris kon alles in beslag worden genomen. Dit noemen we ook wel een ABC
transactie. Het pand krijg kort na elkaar een nieuwe eigenaar.

Begrenzing geheimhoudingsplicht/verschoningsrecht:

I Zeer uitzonderlijke omstandigheden


Hierboven al besproken.

II ‘Aan de notaris als zodanig toevertrouwd’


Aan de notaris in zijn hoedanigheid als notaris is toevertrouwd. Handelt een notaris altijd als
een notaris? Of kan hij in een andere hoedanigheid handelen? Ja (Pg. 240 boek), de
innovatieve notaris. D notaris verkocht leningen en was in een trustachtige structuur
ondergebracht. Het ging hier over een duistere trust. De notaris is uit zijn ambt ontzet. Waaier
zegt hierbij dat het een voorbeeld is dan een notaris niet als zodanig handelt. Hij deed dingen
die ver buiten zijn hoedanigheid vielen. je hebt dan geen verschoningsrecht en kon alle sin
beslag worden genomen.

Een ander constructie is casus vriendendienst (nr. 44 jurisprudentiebundel). Notaris is


bevriend met een echtpaar. De vrouw is gevolmachtigd. DE notaris gaat ervan uit dat alles
klopt. Hij gaat naar een andere notaris. Achteraf komt de notaris erachter dat de volmacht was
nep was. De notaris ging naar de politie. Er werd gezegd dat de notaris i.s.m. zijn
geheimhoudingsplicht had gehandeld. Nee dat is hier niet het geval, want de notaris handelt
niet in de hoedanigheid als notaris maar als vriend.

Handelt een notaris die als mediator optreedt als notaris of niet? (nr. 47 jurisprudentiebundel)
Notarissen deden eigen niets anders dan mediator spelen. Een advocaat die als mediator
optreedt die handelt niet in zijn hoedanigheid als advocaat. Dit kan anders zijn als duidelijk is
dat de advocaat gewoon als advocaat handelde dan is dit wel zo.

Toevertrouwd. Is alles wat hij hoort toevertrouwd? Of kan je er een grens in aangeven?
Ogem/notaris Maas gaf hier antwoord op. Curatoren gaven als stelling dat zakelijke

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

informatie niet toevertrouwd zijn. HR: je kan geen onderscheid maken tussen vertrouwelijke
en minder vertrouwelijke informatie. Anders zou het miskennen dat het verschoningsrecht
ten doel heet cliënten en anderen belanghebbenden zekerheid geven dat zij vrijelijk met de
notaris kunnen spreken.

Ontvanger(belastingdienst)/ notaris van Olst:


Huis wordt geleverd bij notaris van Olst. Van Olst keert het geld uit aan de verkoper. De
fiscus wordt wakker en ziet dat ze nog geld krijgen van de verkoper. De fiscus was te laat. Ze
besluiten naar notaris van Olst te gaan en vragen waar het geld heen is gegaan, want ze
konden de rekeningnummer niet traceren. Ze vroegen aan de notaris op welke rekening dat is
gestort. De notaris beriep zich op zijn geheimhoudingsplicht. HR zei dat de notaris gelijk had.

- artikel 48 lid 1 Wna;


- Wat toen mocht kan niet door nieuwe wetgeving ongeldig worden verklaard.

III Wettelijke begrenzingen


Artikel 22 Wna; de notaris is tot geheimhouding verplicht voor zover de wet niet anders
bepaald. In het kader van tuchtrechtelijke onderzoek zijn er beperkingen gekomen m.b.t. het
geheimhoudingsplicht. Andere wettelijke begrenzingen vloeien voort uit de Wwft. Deze wet
is een samensmelting van 2 andere wetten, de wet MOT en WID. Er is een meldingsplicht bij
ongebruikelijke transacties. Dit moet bij een bepaalde autoriteit die dat gaan onderzoeken. Je
moet altijd je cliënt identificeren en ook weten wie de achterliggende persoon is. Als er meer
dan 15.000 aan contanten wordt ontvangt moet je melden, want dit is ongebruikelijk. Verder
zegt de toelichting dat de zogenaamde ‘smurfen’ een ongebruikelijke transactie is. Als je
steeds met bedragen onder de 15.000 handelingen doet. Een beperking van de
geheimhoudingsplicht is hier sprake van.

IV Nadere regels uit jurisprudentie


Voor tuchtzaken kan je niet naar de HR en is de HOF A’dam de hoogste instantie
-Hof A’dam 8 januari 2013
Het gaat hier om een erfrechtelijke zaak. Er is een erflater met 3 kinderen. De 6 kleinkinderen
van meneer krijgen niets. Bij plaatsvervulling zouden ze eventueel iets kunnen krijgen. Er
werd een klacht ingediend tegen de notaris. De klacht hield in dat de notaris zijn
geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Sinds de nieuwe erfrecht is er een discussie
over inlichten van een legitimaris. Uit een rapport bleek dat een notaris die een legitimaris
inlichtingen geeft zijn geheimhoudingsplicht schendt. Een notaris mag volgens de hoogste
tuchtrechter een legitimaris mag inlichten en zijn geheimhouding niet schendt.
- Tomol/ Van Eijck
- Kilbar corporatie
-Herengrachtparkeerders/ Notaris Schulte
-Kandidaat notaris Feikema

V Botsing met zorgplicht jegens partijen of derden

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 12
12.1 Het wettelijk kader van het ambtsgeheim
De notaris is een vertrouwenspersoon. Zijn bijbehorende geheimhoudingsplicht volgt uit het
volgende:

- Art 22 Wna
- Art 3 Wna: de eedaflegging
- Art 49 Wna: regels m.b.t. afgifte van afschriften, uittreksels en grossen, en over het
recht op inzage in de akte of een gedeelte daarvan
Schendt de notaris zijn ambtsgeheim zonder dat de cliënt de notaris een toerekenbare
tekortkoming aanwrijft, dan blijven in ieder geval tuchtrechtelijke sancties mogelijk.
Het ambtsgeheim is niet beperkt tot wat in een akte is vastgelegd, maar ook hetgeen hem
schriftelijk en mondeling door de cliënt is meegedeeld. Evenals de door de notaris zelf
gemaakte aantekeningen van gedachtewisselingen met de cliënt.
Hoewel de geheimhoudingsplicht zeer belangrijk is, kan geconstateerd worden dat het aantal
uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht groter wordt. Dit blijkt uit het volgende:
 De meldingsplicht in het kader van de WWFT, de informatieplicht jegens de fiscus en
opsporingsautoriteiten voortvloeiende uit art 25 Wna
 De informatieplicht jegens de toezichthouder BFT (Bureau Financieel Toezicht)
 De uitzondering op de geheimhoudingsplicht t.b.v. het vooronderzoek op last van de
tuchtrechter (99a-5 Wna)
12.2 De ratio van het ambtsgeheim
De vertrouwensrelatie maakt het mogelijk dat de cliënten zich vrij voelen, de notaris van een
volledige, juiste weergave van de feiten te voorzien.
12.3 Inzage in het notarieel dossier
In het kader van een goede praktijkuitoefening heeft de notaris een dossierplicht.
Er mag als uitgangspunt vanuit worden gegaan dat correspondentie tussen notaris en cliënt als
vertrouwelijk heeft te gelden. De wederpartij heeft geen recht op die correspondentie. Dit
wordt bevestigd in de tuchtrechtspraak van Hof Amsterdam 16 juni 1988. Uit dit arrest volgt
dat de notaris aan een deelgenoot in een boedel in beginsel geen inzage geven in het
boedeldossier. Het dossier kan vertrouwelijke correspondentie bevatten met medegenoten en
derden. Het is in strijd met het ambtsgeheim van de notaris als hij deelgenoten inzage in het
dossier zou geven. T.a.v. niet vertrouwelijke stukken, zoals boedelvolmachten en aangiften
voor het recht van successie, hebben deelgenoten wel recht op inzage of kopieën.
12.4 Geheimhouding van de inhoud van akten
Art 49 Wna bevat de geheimhoudingsplicht mbt regels voor afgifte van afschriften, uittreksels
en grossen, en over het recht op inzage in de akte of een gedeelte daarvan. Voor dit artikel is
van belang of akten (en stukken) al dan niet tot het protocol van de notaris behoren. Van de
tot zijn protocol behorende notariële akten geeft de notaris:

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

a. Afschriften, uittreksel en grossen uit aan partijen bij de akte en aan degenen die een
recht ontlenen aan de akte indien de gehele inhoud van de akte dat van rechtstreeks
belang is voor dat recht.
b. Al dan niet in een executoriale vorm uitgegeven uittreksels uit, aan degenen die aan
een deel van de akte een recht ontlenen, doch alleen voor wat betreft dat gedeelte van
de akte dat rechtstreeks van belang is voor dat recht.
NB: ook rechtverkrijgenden onder algemene titel van de onder a of b genoemde partij of
rechthebbende wordt eenzelfde expeditie verstrekt als waarop die partij of rechthebbende
aanspraak kon maken. Degenen die recht hebben op een afschrift, uittreksel of grosse van de
akte hebben eveneens recht op afschriften van de aan de akte gehechte stukken zoals
verklaringen en volmachten.
Partijen bij de akte
Partij bij de akte is degene aan wie, als gevolg van door of namens hem in de notariële akte
afgelegde verklaringen, rechtsgevolgen van de in de akte vervatte rechtshandelingen worden
toegerekend. Onder partijen bij de akten begrijpt de wet rechtverkrijgenden onder algemene
titel van de partijen bij de akte.
De notaris zal ervoor dienen te waken dat hij zichzelf in een positie brengt waarin hij om
uitsluitsel te geven over de positie van de ene cliënt, zijn geheimhoudingsplicht jegens een
andere cliënt moet schenden, ook al is dat verzoek om uitsluitsel op zichzelf volstrekt redelijk.
Degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte
Naast partijen bij de akte, komen volgens art 49 Wna voor afgifte van afschriften, uittreksels
en grossen uitsluitend in aanmerking degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de
akte. M.a.w. ook als een koper (op bijv. een veiling) geen partij bij alle akten, hij kan toch
afschriften, uittreksel of grossen van de akten verkrijgen omdat hij een recht ontleent aan de
inhoud van de akten. Heeft de curator in een faillissement recht op een afschrift, uittreksel of
grosse? Indien een curator om een afschrift of uittreksel vraagt met het doel om tot de failliete
boedel behorende goederen te gelde te maken, dan kan hij beschouwd worden als een persoon
die een recht ontleent aan de inhoud van de akte.
De verloren erfrechtelijk aanspraak; herroepen testamenten
De wetgever begrijpt in art 49-2 Wna onder degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van
de akte als bedoeld in art 49-1 a en b Wna mede degen die door een uiterste wilsbeschikking
een erfrechtelijke aanspraak heeft verloren. Deze bepaling is een uitvloeisel van het arrest HR
8 januari 1981 (erven Ouwendijk).
Hebben onterfde versterferfgenamen ook recht op afschriften of uittreksel van de herroepen
testamenten? Slechts onder bepaalde omstandigheden kan aan versterferfgenamen een
afschrift van een herroepen testament niet worden geweigerd. Daarvoor is nodig dat het
belang van die erfgenamen wordt afgewogen tegen het belang van het vertrouwelijke karakter
van het herroepen testament.
Wie behoort nog meer tot de groep van personen die een recht ontlenen aan de akte?
In art 49-2 Wna wordt aangegeven wie mede moet worden begrepen onder degenen die een
recht ontlenen aan de inhoud van een akte als bedoeld in lid 1a en b. Zoals bleek uit het arrest
Erven Ouwendijk kunnen de onterfde versterf-erfgenamen voor herroepen testamenten, onder
omstandigheden tot die groep gerekend worden. In dit verband dient ook het arrest Killbarr
Corporation (HR 11 maart 1994) genoemd te worden.
 Killbarr Corporation:

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Dit arrest is het meest recente waarin de HR zich over de afgifte van afschriften, uittreksel en
grossen heeft uitgelaten. Inzet was de vraag naar een al dan niet terecht beroep op het
verschoningsrecht. De uitleg van het begrip ‘onmiddellijk belanghebbenden’ kwam daarbij
mede aan de orde’. In dit arrest stellen de notarissen zich op het standpunt dat het hun niet
vrijstaat Killbarr Corporation inlichtingen te verstrekken. Om te bepalen wie behalve de
partijen bij de akte recht heeft op openheid, moet volgens het arrest worden uitgemaakt of de
inhoud van de akte jegens degene die om een afschrift verzoekt, door de partijen bij de akte
aan de notaris toevertrouwd. M.a.w.: willen de partijen bij de akte dat de inhoud daarvan
jegens de derde verborgen blijft? Is dat het geval dan zal de notaris geen afschriften of
uittreksels kunnen afgeven. Van toevertrouwen is sprake als partijen het vertrouwelijk
karakter uitdrukkelijk of stilzwijgend aangeven. Is duidelijk dat de inhoud van de akte niet
aan de notaris is toevertrouwd dan moet nog een tweede vraag worden beantwoordt: heeft
degene die een afschrift of uittreksel verlangt een redelijk belang bij de uitgifte? Een redelijk
belang bij afgifte is volgens de HR gegeven indien de derde in een geschil is verwikkeld met
een of meer partijen bij de transactie, over de vraag of hij als gevolg van die transactie in zijn
rechten wordt benadeeld.
Verklaring van erfrecht
Tot degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van een akte, meer in het bijzonder van een
testament of een verklaring van erfrecht, horen niet de crediteuren van een erflater (49b Wna).
Toch kunnen de crediteuren belang hebben om de inhoud van die stukken te kennen. Om die
reden draagt de wet in art 49b Wna de notaris om desverlangd afschriften uit te geven van tot
zijn protocol behorende verklaringen van erfrecht.
Vertrouwelijk of niet: zelfbeschikking?
Uit de jurisprudentie van de HR is duidelijk geworden dat derden onder omstandigheden
moeten worden geschaard onder degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte.
Cliënten zullen zich de mogelijkheid dat de notaris de inhoud van de akte aan deze derden zal
moeten openbaren, niet steeds realiseren. In dat licht is het van belang dat de notaris de
partijen duidelijkheid kan laten scheppen over de vraag of openbaring door de notaris, hen al
dan niet voor ogen staat.
Zodra openbaarbaring nu eenmaal heeft plaatsgevonden, dan is het niet langer aan de cliënt
om de notaris op te dragen aan bepaalde personen uitsluitsel te geven over de inhoud van de
akte. De notaris dient dan zelf o.b.v. de wet uit te maken of openbaring noodzakelijk/nodig is.
Dit ter bescherming van de cliënt zelf, die zich gedwongen zou kunnen voelen de notaris op te
dragen tot openbaring over te gaan. Dit uitgangspunt vloeit voort over het arrest
Ogem/notaris, waarover in H13 meer.
12.5 Wettelijke uitzonderingen op de regel van art 49 Wna
Art 49 Wna zou als een wettelijke uitzondering op de hoofdregel van art 22 Wna kunnen
worden gezien. Zoals gezegd wordt de notaris in art 49 Wna toegstaan van de tot zijn protocol
behorende notariële akten aan bepaalde personen onder omstandigheden afschriften,
uittreksels en grossen uit te geven. In de eerste aanhef van art 49 is te lezen dat zulks geldt
‘voor zover bij of krachtens de wet niets anders is bepaald’. De wetgever heeft van die
mogelijkheid gebruikgemaakt. Hierna volgen enkele voorbeelden
Inschrijving in openbare registers
Zodra stukken geopenbaard zijn in openbare registers, kan niet meer van een vertrouwelijke
karakter worden gesproken, zie ook artikel 838-1 RV. Denk aan:
 Kamer van Koophandel

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 Openbaar huwelijksgoederenregister
 Etc.
Openbaarmaking van testamenten
Art 1 van de Wet CTR bepaalt met ingang van 1 januari 2002 dat in het testamentenregister
de gegevens worden opgenomen vermeld in art.2, van:
 Notariële akten bevattende uiterste willen of herroeping van uiterste willen
 Akten bevattende bewaargeving of teruggave van uiterste willen
 Uiterste willen bedoelt in art 5:105 BW
 etc.
De cliënt dient ook tijdens leven inzage in het Centraal Testamentenregister te kunnen nemen.
De huidige Notariswet noch het huidige Boek 4 kent een verplichting voor de notaris om
belanghebbenden na het overlijden van de testateur in kennis te stellen van akten houdende
uiterste wilsbeschikkingen die onder zijn berusting zijn.
Wel is in de parlementaire toelichting vermeld dat uit de ‘algemene zorgverplichting’ van de
notaris een verplichting voortvloeit om een hem bekende legataris op de hoogte te stellen van
een uiterste wil, wanneer hij grond heeft om aan te nemen dat die legataris door de
erfgenamen niet worden benaderd. Uitdrukkelijk is opgemerkt dat de
geheimhoudingsverplichting van de notaris daaraan niet in de weg staat.
Verplichtingen i.v.m. administratieve archivering
De notariswet zelf bevat nog enkele uitzonderingen op de in beginsel algemene
geheimhoudingsplicht. Gewezen kan worden op de regeling van overbrenging van akten naar
de algemene bewaarplaats (57-58 Wna) en naar de rijksarchiefplaatsen (59 Wna). Uit de
jurisprudentie is pijnlijk gebleken dat de wijze van archivering van belang kan zijn bij de
zekerheidsstelling van de geheimhouding.
Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen inlichtingen te verschaffen t.b.v. de
belastingverplichting van derden, kunnen onder andere notarissen zich beroepen op de
omstandigheid, dat zij uit hoofde van hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn (53a-1
AWR).
Gaat het om zijn eigen belastingverplichting dan dient de notaris, als een ieder, de inspecteur
onder meer de gegevens en inlichtingen te verstekken welke voor de belastingheffing te zijnen
aanzien van belang kunnen zijn. Voorts moet de notaris de inspecteur boeken, bescheiden en
andere gegevensdragers of de inhoud daarvan waarvan de raadpleging van belang kan zijn
voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te
zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen (47 AWR).
Uit het arrest Hof ‘s-Gravenhage van 3 juli 1989 volgt dat de notaris zich ook bij de
inrichting van zijn kantoor actief dient op te stellen om zijn ‘verschoningsrecht’ veilig te
stellen. Het belang van een deugdelijke wijze van archivering wordt benadrukt.
Cliëntendossiers moeten worden afgezonderd van de persoonlijke administratie van de
notaris. Zo mogelijk dienen de dossiers in afzonderlijke ruimten te worden ondergebracht. In
casu werden de cliëntendossiers in een en dezelfde archiefruimte bewaard. Erg fout want
tijdens een onderzoek door accountants bleken medewerkers van de Rijksaccountantsdienst
naar believen cliëntendossiers te bekijken.
Inzage protocol door BFT en KNB
Art 5:17 Awb geeft het BFT de bevoegdheid inzage te vorderen van de zakelijke gegevens en

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

bescheiden, en om daarvan kopieën te maken. Onder die zakelijke bescheiden vallen zeker de
tot het protocol van de notaris behorende stukken, zoals minuten en notariële verklaringen. In
H13 wordt ingegaan op de geheimhouding van de intercollegiale kwaliteitstoetsen die zijn
aangesteld vanwege de KNB.

Hoofdstuk 13
13.1 Algemene opmerkingen
In één adem met de geheimhoudingsplicht dient het verschoningsrecht van de notaris te
worden genoemd. Onder het verschoningsrecht moet worden verstaan het recht om zich ten
overstaan van de rechter te onthouden van het doen van getuigenis. Met het verschoningsrecht
wordt een inbreuk gemaakt op de op een ieder rustende verplichting om, daar toe op wettige
wijze opgeroepen, getuigenis af te leggen. Voor het civiele recht is die verplichting om
getuigenis af te leggen neergelegd in art 165-1 RV. Twee soorten verschoningsrecht kunnen
worden onderscheiden:
 De familiale verschoningsrecht
 De professionele of functionele verschoningsrecht :
1. notaris
2. advocaat De zgn. ‘’Kwartet’’ zoals mr. Van Es het noemt
3. Geestelijke
4. arts
Het arrest Ogem/notaris maas (HR 1 maart 1985) is een standaardarrest voor het
verschoningsrecht: Op grond van art. 223B Fw werd de notaris Maas verzocht opheldering te
geven over de omstandigheden rond de surseance van het Ogem-concern.
Aan notaris Maas werden een aantal vragen voorgelegd. De notaris weigerde uiteindelijk met
een beroep op zijn verschoningsrecht een aantal vragen te beantwoorden. HR: het
professionele verschoningsrecht komt toe aan een beperkte groep van personen die uit hoofde
van de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding van al hetgeen
hun in hun hoedanigheid wordt toevertrouwd. Er zijn dus twee voorwaarden voor
professionele verschoningsrecht:
1. Iemand moet een geheimhoudingsplicht hebben, en
2. Diegene moet een zodanige functie hebben dat zij tot geheimhouding zijn verplicht
Het verschoningsrecht is gegeven omdat het zwaarwegende maatschappelijke belang dat de
waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een
ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om advies en
bijstand tot de verschoningsgerechtigden moet kunnen wenden. Dit algemene rechtsbeginsel
vindt erkenning in art 165, 218 Sv. Het verschoningsrecht is niet zomaar een recht, maar zelfs
een verplichting om te zwijgen o.g.v. de door de wet en de jurisprudentie gegeven richtlijnen.
Voor de notaris als vertrouwenspersoon is het verschoningsrecht complementair aan de
geheimhoudingsplicht.
13.2 Nadere afbakening van de reikwijdte van het verschoningsrecht
Het verschoningsrecht jegens partijen
Het kan zijn dat partijen de hulp van een notaris hebben ingeroepen bij de totstandkoming van
een rechtshandeling tussen twee of meer partijen en naar aanleiding daarvan één van de
partijen van de notaris informatie wenst. Het zal dan aan de omstandigheden afhangen of

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

hetgeen de onderhandelende partijen de notaris hebben meegedeeld, heeft te gelden als hem
toevertrouwd.
Uit het arrest Tomol/Notaris Van Eijck (HR 25 september 1993) volgt het volgende:
het uitgangspunt moet zijn dat ‘’het verschoningsrecht van de notaris zich uitsluitende
uitstrekt tot datgene waarvan de wetenschap hem als notaris is toevertrouwd en dat hetgeen
hem als notaris is medegedeeld, in beginsel ook als hem toevertrouwd heeft te gelden.
Wanneer een notaris, zoals in casu, door twee partijen die hebben onderhandeld over een
transactie en daarbij een bepaalde mate van overeenstemming hebben bereikt, wordt
ingeschakeld om aan hen bijstand te verlenen door het ontwerpen en bespreken van een of
meer notariële akten waarin de beoogde transactie wordt vastgelegd en uitgewerkt, zal het van
de omstandigheden afhangen of hetgeen de onderhandelende partijen aan de notaris hebben
medegedeeld als aan hem toevertrouwd heeft te gelden’’. Twee situaties dienen dan te
worden onderscheiden:
 Het geval dat de onderhandelingen tot overeenstemming hebben geleid die onder
leiding van de notaris in enigerlei vorm is vastgelegd
 geen verschoningsrecht
 De onderhandelingen hebben tot overeenstemming geleid en de intentie bestond tot
vastlegging door de notaris, zonder dat het tot vastlegging is gekomen
 in beginsel is hetgeen de notaris werd meegedeeld hem niet toevertrouwd en komt
hem mitsdien geen verschoningsrecht toe. Máár uitzonderingen mogelijk:
‘’Wanneer het gaat om mededelingen die gedaan zijn in het vertrouwen dat ze geheim zouden
blijven tot de transactie t.b.v. beide partijen behoorlijk in een akte zou zijn vastgelegd of
wanneer die vastlegging is uitgebleven als gevolg van de vertrouwelijke voorlichting van de
notaris over de consequenties van de transactie voor partijen of voor een van hen. Ook kan de
tenslotte niet vastgelegde overeenstemming bereikt zijn als gevolg van pogingen van de
notaris om partijen tot elkaar te brengen, die zich in het vertrouwen van geheimhouding
hebben afgespeeld en ter zake waarvan de notaris zich derhalve eveneens als getuige
verschonen kan, wanneer een der partijen zich voor de vastlegging terugtrekt.

13.3 Grenzen aan het verschoningsrecht (en de geheimhoudingsplicht)


Informatie moet zijn toevertrouwd
Voor alle duidelijkheid wordt hier herhaald wat in H 12 werd gesteld, te weten dat
geheimhoudingsplicht en daarmee het verschoningsrecht uitsluitend bestaan m.b.t. informatie
die is toevertrouwd. Dit kwam onder meer naar voren in het eerder besproken arrest
Ogem/Maas. Gaat het niet om toevertrouwde informatie, dat is er dus geen verschoningsrecht.
Essentieel voor toevertrouwen is of de informatie die ter kennis van de notaris is gekomen
voor derden verborgen dient te blijven. Van feitelijke gegevens zoals adresgegevens, is
gezegd dat deze niet zijn toevertrouwd.
Het verschoningsrecht komt de notaris alleen toe in zijn hoedanigheid
Het verschoningsrecht komt de notaris volgens het arrest Ogem/notaris Maas toe uit hoofde
van de aard van zijn maatschappelijke functie. Die maatschappelijke functie en het daarbij
behorende werkterrein zijn niet onbepaald en onbeperkt. Zo mag hij niet:
 Meewerken aan strafbare feiten

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 Bijstand verlenen in zaken waarvan hij de strekking niet kan overzien


 Op rechtsgebieden welke niet passen bij de hem in het rechtsverkeer toegedachte
functie en taak, heeft hij niets te zoeken
Begeeft de notaris zich toch op die paden dan valt de bij hem opkomende informatie niet
onder zijn ambtsgeheim noch onder zijn verschoningsrecht.
Deze opvatting kan worden geïllustreerd a.d.h.v. Rechtsbank Breda 11 juni 1959. Hierin
was aan de orde het verschoningsrecht van een kandidaat-notaris die door de verdachte in een
strafzaak, werd geraadpleegd over diens mogelijke overtreding van art 2-1b van de
Loterijwet. Hij kon zich niet op de verschoningsrecht beroepen.
Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat steeds meer notarissen zich verdiepen in
mediation. Heeft de notaris die optreedt al mediator een verschoningsrecht? HR 10 april 2009
(Advocaat en mediator mr. Lubbers): Het college oordeelde dat in beginsel heeft te gelden
dat informatie die hem in het kader van de mediation is medegedeeld of anderszins ter kennis
is gekomen, niet heeft te gelden als aan hem in zijn hoedanigheid van beroepsbeoefenaar
toevertrouwd.
Volgens de schrijver is het cruciaal of en in hoeverre de mediation in direct verband staat tot
het handelen van de notaris als zodanig. Indien de mediation daar voldoende bij aansluit dan
is de schrijver van mening dat de notaris ook in dat kader van mediation een
verschoningsrecht toekomt.
Dit arrest is ook van belang voor de notaris die zich bezig houdt met het fiscale recht. Een
notaris-belastingdeskundige heeft een verschoningsrecht ter zake zijn notariële
belastingadviezen. Hierbij dient de verstrekking van belastingadviezen in directe causale
relatie te staan tot het handelen van de notaris.
Het verschoningsrecht is niet absoluut
De geheimhoudingsplicht conflicteert altijd met een ander belang, namelijk met het belang dat
de waarheid in recht aan het licht komt. Het hof meende in de procedure die leidde tot het
arrest Ogem/notaris Maas dat zich ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ laten denken
waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het
verschoningsrecht. De zeer uitzonderlijke omstandigheden
werden aanwezig geacht in HR 30 oktober 2007 (Surinaamse ABC Stromannen I), dat
handelde over een notaris die zelf werd verdacht van diverse ernstige strafbare feiten
waaronder deelneming aan een criminele organisatie. Het verschoningsrecht van de notaris
diende daarom ook te wijken. Hier is in het bijzonder van belang dat de rechtbank in deze
procedure meende dat de verdenkingen gelet op de inhoud van de stukken niet op voorhand
onjuist is.
Geschillen tussen notaris en cliënt: de notaris als partijgetuige
De notaris kan in beginsel geen bescheiden achterhouden voor de cliënt die meent dat de
notaris de hem toevertrouwde opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd. Louter eigen
belang van de notaris rechtvaardigen niet om informatie achter te mogen houden. Wordt de
notaris als partijgetuige gehoord, dan zal hij moeten spreken (164 jo 165-1 Rv). De
geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht zijn de notaris immers niet in zijn eigen
belang gegeven maar dienen het algemeen belang.
Dit is slechts ander indien de te openbaren informatie niet slechts betrekking heeft op de
notaris en de opdrachtgever die op openbaarmaking aandringt, maar ook van belang is voor de
rechtspositie van anderen, ongeacht of die anderen procespartij zijn bij het geschil met de
notaris (Herengrachtparkeerders/notaris).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Verschoningsrecht en zorgplicht
In het eerder besproken arrest Groningse Huwelijksvoorwaarden volgt dat de functie van de
notaris in het rechtsverkeer met zich meebrengt dat hij beroepshalve is gehouden naar
vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk
overwicht. Hij dient daartoe in voorkomende gevallen voorlichting te geven over specifieke,
bezwarende rechtsgevolgen die rechtshandelingen met zich meebrengen voor de partijen die
hij bijstand verleend. Uit de Tilburgse Hypotheekbanken arrest is gebleken dat de notaris
ook een verantwoordelijkheid jegens anderen dan zijn cliënten kan hebben. De vraag komt op
hoe die taak moet worden uitgevoerd zodra de notaris kennis of sterke vermoedens heeft die
relevant zijn voor de positie van een of meer partijen of derden weerhoudt de
geheimhoudingsplicht hem dan van spreken? De Notariskamer van Hof A’dam
(brandstichtende hypotheeknemer), heeft zich over deze vraag ontfermt. In dit arrest
constateert het hof een dilemma tussen de geheimhoudingsplicht jegens meneer en de
zorgplicht jegens de bank.
 Brandstichtende Hypotheeknemer: een meneer wil onroerend goed kopen. Notaris
A wordt verzocht een transport- en hypotheek akte te op te maken. Het is de notaris
bekend dat de man betrokken is in een strafzaak wegens brandstichting. Om die reden
is hem eerder een hypothecaire geldlening geweigerd. Notaris A wenst nu dat meneer
hem schriftelijk machtigt om de hypotheekverstrekkers volledig te informeren over de
moeilijkheden die meneer eerder ondervond om een geldlening te krijgen. Maar dit
weigert meneer, waarop de notaris op zijn beurt weigert de akte te passeren. Meneer
wendt zich daarom naar notaris B. Notaris B informeert bij notaris A de reden van
dienstweigering. Notaris B besluit dan ook dienst te weigeren.
Hof: Bij een conflict van concurrerende notariële beroepsplichten waarbij de
geheimhoudingsplicht staat tegenover de plicht zorgvuldigheid te betrachten, wordt de
voorrang van de ene plicht boven de andere telkens in concreto bepaald door van de
omstandigheden van het geval afhankelijke afweging van op het spel staande, met het
nakomen van die onderscheiden plichten gemoeide afzonderlijke belangen.
Fraude abc-transacties
Bij ABC transacties m.b.t. onroerend goed komt de vraag op of de notaris de informatie over
prijsstijgingen bij doorverkoop mag of moet delen met de verschillende belanghebbenden,
zoals koper C of zijn bank die de aankoop financiert ter zake de overdracht B-C. M.b.t.
informatieverstrekking aan de bank is Hof Amsterdam 23 februari 2006 relevant. In die
uitspraak maakt de tuchtrechter uit dat de notaris de bank expliciet dient te informeren over
een groot prijsverschil en niet mag volstaan met het enkel toezenden van de
koopovereenkomst en de (concept)nota van afrekening, waar die prijsstijging zou kunnen
worden opgemaakt. De omstandigheden van het geval bepalen of de geheimhouding dient te
worden betracht.
Verschoningsrecht en verhaal via de notaris
Kunnen ook geld en goederen voorwerp zijn van het verschoningsrecht? Nee het
verschoningsrecht kan geen dienst doen om vermogensbestanddelen aan het zich van
crediteuren te onttrekken. Onderwerp van het verschoningsrecht is wetenschap en de
documenten waarin die wetenschap is neergelegd.
Wie beoordeelt in concreto of sprake is van een verschoningsrecht?
Dat bepaald de notaris zelf a.d.h.v. de door de wet en het college gegeven richtlijnen.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

13.4 Het afgeleid verschoningsrecht


Met een afgeleid verschoningsrecht wordt bedoeld een verschoningsrecht dat de
verschoningsgerechtigde niet uit eigen hoofde toekomt. Het gaat om een verschoningsrecht
dat een persoon ontleent aan de notaris als de eigenlijke verschoningsgerechtigde. De notaris
moet die informatie openbaren, zonder dat hij het vertrouwelijk karakter van het hem
toevertrouwde wil prijsgeven.
Kantoormedewerkers
Art 22-1 Wna legt een geheimhoudingsverplichting op aan de personen die onder
verantwoordelijkheid van de notaris werkzaam zijn, voor al hetgeen waarvan zij kennis
dragen uit hoofde van hun werkzaamheid. De geheimhoudingsplicht wordt veelal opgenomen
in de arbeidsovereenkomst.
Aan medewerkers van een verschoningsgerechtigde kan toekomen het zogeheten afgeleide
verschoningsrecht. Bij dit laatste kan je denken aan een boekhouder (HR 30 augustus 2005,
Boekhouder op notariskantoor). Een afgeleid verschoningsrecht komt ook toe aan de
kandidaat-notaris, althans voor zover hij niet optreedt als waarnemer. Met betrekking tot zijn
doen en laten tijdens de waarneming heeft hij een zelfstandig verschoningsrecht.
Andere vrije beroepsbeoefenaren
In het collegiaal verkeer tussen notarissen worden incidenteel gegevens uitgewisseld. Kiest de
cliënt een andere notaris dan zal er normaliter van mogen worden uitgegaan dat de nieuwe
notaris over een volmacht beschikt van de cliënt, wanneer hij de vorige notaris van cliënten
om inlichtingen verzocht. Stel dat een notaris inlichtingen wil inwinnen bij een fiscalist over
het bezit van ‘zwart geld’ waarmee een cliënt in zijn maag zit? Dan komt deze fiscalist een
afgeleid verschoningsrecht toe, zie HR 29 maart 1994 (‘Afgeleid verschoningsrecht mr. Bos
RA’).
Het afgeleid verschoningsrecht naar aanleiding van een wettelijke verplichting of rechterlijke
opdracht tot openbaarmaking
Een afgeleid verschoningsrecht is ook toegedacht aan:
 de tuchtrechter
 de toezichthouders van het BFT
 de kwaliteitstoetsers die namens de KNB onderzoek doen.
Geen afgeleid verschoningsrecht bestaat voor de autoriteiten die informatie verkrijgen van de
notaris o.g.v. art 25 Wna.

Hoofdstuk 14
14.1 Inleiding
Integriteit impliceert dat de notaris op zorgvuldige en respectvolle wijze relevante regelgeving
naleeft. Er zijn vraagtekens gezet bij de rol van de notaris bij vastgoedtransacties. Dat geldt in
het bijzonder voor A-B-C-transacties, waarbij registergoederen in zeer korte tijd met hoge
waarde sprongen worden overgedragen. Is daar niet vaak te lijdelijk opgetreden? De gedachte
dat de notaris niets anders kan dan de rechtshandeling vastleggen die partijen wensen, wordt
afgewezen. In het bijzonder bij de rechtsverkeer in registergoederen wordt van de notaris
verwacht dat hij een dam opwerpt tussen de onderwereld en de bovenwereld.
14.2 Door de wet voorgeschreven notariële tussenkomst met het oog op
criminaliteitsbestrijding door derden
De wetgever schrijft de tussenkomst van de notaris verplicht voor om verschillende redenen:

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

 ter bevordering van rechtszekerheid


 wenselijke rechtsbescherming
 bestrijding van fraude
14.3 Criminaliteit en dienstweigering door de notaris
Al lang is in cenfesso dat de notaris niet behoort mee te werken aan criminele handelingen.
Een vorm van criminaliteitsbestrijding is in zekere zin vastgelegd in de Wet op het
notarisambt. In de wet is als uitgangspunt neergelegd dat de notaris verplicht is de hem bij of
krachtens de wet opgedragen of door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten (21-1
Wna). De notaris heeft een ‘contractsdwang’.
Art 21-2 Wna geeft bepaalde uitzonderingen aan: de notaris is verplicht zijn dienst te
weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van
hem verlangt wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn
medewerking wordt verlangd bij handelingen die kenneijk een ongeoorloofd doel of gevolg
hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor een weigering heeft. Bij handelingen die
een ongeoorloofd doel of gevolg hebben, is blijkens de parlementaire geschiedenis gedacht
aan criminele handelingen.
14.4 Strijd tegen witwassen
Bij witwassen moet worden gedacht aan het vermengen van illegale geldstromen met legale
gelden, teneinde aldus de illegale gelden een ogenschijnlijk legale status te geven. Zo kent
men bijv. art 420bis Sr.
Hiervoor werd al het gevaar van witwassen bij ABC-transacties genoemd. Maar het vestigen
van een recht van hypotheek kan ook samengaan met witwassen. Dit volgt namelijk uit HR 26
oktober 2010 . In dit arrest was sprake van het door valsheid in geschrifte en oplichting
verkrijgen van een lening onder hypothecaire verband, welke geld was aangewend voor de
aankoop van een woning.
Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (WWFT)
In de WWFT wordt niet slechts dienstweigering gevraagd bij criminele activiteiten, maar een
actieve bijdrage verwacht. De hoofdlijnen van de WWFT:
 identificatie- en verificatieverplichtingen: de notaris moet weten wie ze voor zich
heb(ben)
 de wettelijke verplichting om het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast
te stellen (3-2c WWF)
 de meldingsplicht
Witwassen en notariële praktijk
Na overlijden van een wetsovertreder, bijvoorbeeld een persoon die bewust belasting
ontduikt, dan kan het aanvaarden van diens nalatenschap witwassen zijn, als de erfgenaam
weet of bewust de aanmerkelijke kan aanvaardt dat de te aanvaarden goederen onmiddellijk of
middelijk afkomstig zijn uit enig bedrijf. De schending van de geheimhoudingsplicht door
notarissen levert onder omstandigheden een misdrijf op (272 Sr). De meldingen en het
verstrekken van informatie in het kader van de WWFT zou daarmee in botsing kunnen komen
indien achteraf blijkt dat ten onrechte is gemeld.
Om die spanning af te leiden, bevat deze wet in art 19-2 WWFT een vrijwaring. Was er
sprake van het verstrekken van gegevens of inlichtingen in de redelijke veronderstelling dat
daarmee uitvoering werd gegeven aan de WWFT, dan kunnen deze niet leiden tot
repercussies voortvloeiende uit art 272 Sr.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

14.5 Criminaliteitsbestrijding en geheimhouding


De geheimhoudingsplicht en het v verschoningsrecht zullen niet mogen worden aangewend
om criminaliteit mogelijk te maken.
Vooreerst dient te worden aangemerkt dat de notaris geen verschoningrecht toekomt ter zake
hetgeen hem wordt meegedeeld of van hetgeen hem in bewaring wordt gegeven door cliënten
die zich mbv die, al dan niet in een akte opgenomen, mededelingen casu quo dat depot
schuldig (zouden kunnen) maken aan het plegen van strafbare feiten. Dit blijkt ook uit het
arrest HR 22 november 1991 (huiszoeking notaris):
‘De beroepsbeoefenaar is er niet om cliënten, bewust of onbewust, behulpzaam te zijn bij het
plegen van strafbare feiten of van andere illegale activiteiten. Scherp hiervan gescheiden
moet worden de situatie, waar met name advocaten en notarissen veel mee te maken krijgen,
namelijk het binnen het recht regelen van de gevolgen van voordien gepleegde strafbare
feiten of illegale handelingen. Meewerken aan paulianeuze handelingen of aan strafbare
feiten niet’.
Verdedigd is wel dat een geheimhoudingsplicht niet zal bestaan wanneer een cliënt,
vertrouwend op de zwijgplicht van de notaris, een ernstig misdrijf pleegt. Bij ernstige
misdrijven kan worden gedacht aan de misdrijven bedoeld in art 160 Sv, dwz de misdrijven
waarvoor een verplichting tot aangifte bestaat.
Justitiële opsporingsbevoegdheden en het verschoningsrecht
In Wetboek van Sv wordt in art 218 Sv in algemene zin aandacht besteed aan de positie van
verschoningsgerechtigden in het kader van de opsporing van strafbare feiten. In dat artikel
wordt hen de mogelijkheid geboden zich te onthouden van het geven van getuigenis of het
beantwoorden van bepaalde vragen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als
zodanig is toevertrouwd.
Als tussen de notaris en cliënt wordt gecorrespondeerd, impliceert de bijzondere positie van
de notaris als verschoningsgerechtigde dat het dossier van de notaris en meer in het bijzonder
de brieven van diens cliënt, niet door opsporingsambtenaren in beslag kunnen worden
genomen, tenzij toestemming van de notaris (98 Sv). Dat artikel geldt eveneens in het geval
van een doorzoeking ter inbeslagneming (110Sv).
Als brieven van de notaris worden aangetroffen niet bij de notaris maar bij cliënt, zullen ook
deze niet in beslag genomen kunnen worden. Dit volgt uit het arrest HR 19 november 1985 en
HR 1 november 1988. Uit deze arresten blijkt dat justitiële autoriteiten geen kennis mogen
nemen van de inhoud van de briefwisselingen tussen advocaat en zijn cliënt. Het
verschoningsrecht van de notaris kan evenmin worden doorbroken door het afluisteren van
door hem gevoerde telefoongesprekken.

Hoofdstuk 23, paragraaf 23.5 t/m 23.7


23.5 Geheimhouding en verschoningsrecht
Bij de samenwerking zal gezorgd moeten worden dat het ambtsgeheim wordt veiliggesteld;
het verschoningsrecht mag niet in gevaar komen. In versterkte mate behoeft geheimhouding
zorg in geval notarissen samenwerken met belastingadviseurs. Deze beroepsbeoefenaren
hebben immers geen verschoningsrecht. De zorg voor geheimhouding dient te worden
vastgelegd in het samenwerkingscontract en zal door middel van de naleving van praktische
maatregelen moeten worden gewaarborgd.
Notariële akten, administratie, bankrekeningen en archieven zullen uitsluitend voor het
notariaat binnen kantoor toegankelijk mogen zijn. een ieder zal ervan doordrongen moeten
zijn dat notariële dossiers voor andere dan notariële medewerkers verboden terrein zijn. Uit

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

de aard van het afgeleid verschoningsrecht volgt dat aan belastingadviseurs of accountants
alleen een verschoningsrecht kan toekomen in gevallen waarin de notaris een
verschoningsrecht heeft.
Eerder besproken is de interdisciplinair werkende notaris die als partij-adviseur werkt, zodat
hij zijn natuurlijke rol als onpartijdige raadsman met regelmaat uitschakelt. Toch geldt ook
voor deze notaris als partij-adviseur de wettelijke geheimhoudingsplicht en het
verschoningsrecht.
23.6 Financiële soliditeit
Van de notaris wordt financiële soliditeit geëist m.b.t. tot de gelden die de notaris voor
cliënten onder zich heeft.
Zoals aan de orde is geweest, kent de notariswet een regeling die cliënten beschermt die
gelden aan de notaris toevertrouwen met het oog op de afwikkeling van een transactie of in
afwachting van de verdeling van een nalatenschap (25 Wna). Met het oog op interdisciplinaire
samenwerking, worden onder meer de volgende eisen gesteld:
 een zaken- en dossier administratie voor notarissen, gescheiden van de overige
asministratie van het samenwerkingsverband
 de vastlegging in notariële dossiers en bestanden geschiedt gescheiden van de overige
dossiers en bestanden van het samenwerkingsverband. De notaris houdt een archief
gescheiden van dat van de kantoorgenoten.
 Uitsluitend de notarissen mogen toegang hebben tot die administratie.
NB: de bescherming van specifieke notariële gegevens geldt voor elektronische databestanden
evenzeer als voor papieren dossiers.
23.7 Aansprakelijkheid bij interdisciplinaire samenwerking
De vraag in hoeverre een notaris aansprakelijk kan zijn voor de beroepsfouten van zijn
kantoorgenoten dient aan de hand van civielrechtelijke leerstukken te worden opgelost. De
notaris zal tot op zekere hoogte verantwoordelijk kunnen worden gehouden van het
functioneren van de advocaten of belastingadviseurs waarmee hij samenwerkt. Hij zal hetgeen
hem zelf o.g.v. beroeps of gedragsregels niet is toegestaan, niet mogen tolereren van de
advocaten of belastingadviseurs van zijn kantoor.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 6
Hof Amsterdam: regel: notaris schendt zijn geheimhoudingsplicht niet als hij info geeft aan
een legitimaris.

Tomol/ van Eijk:


Je kunt er vanuit gaan dat alles wat je zegt tegen de notaris bij onderhandelingen niet zomaar
naar buiten mag worden gebracht door de notaris. Maar in casu was er een onenigheid
ontstaan nav van een koopovereenkomst. Er geldt dan geen verschoningsrecht om als notaris
te getuigen over de doel en strekking van die ovk. Partijen mogen er dus niet vanuit gaan dat
de notaris zich te allen tijde aan zijn geheimhoudingsplicht is gebonden. De notaris mag
getuigen bij een conflict. De HR gaf wel aan dat indien er geen ovk is aangegaan de notaris
niets mag vertellen over de onderhandelingen.

Kilbar Corperation, HR 11 maart 1994, NJ 1995:


In casu is er sprake van een koop en verkoop van alle activa en passiva van een bedrijf>
bedrijfsovername A-B. Kilbar (een derde) spant een zaak tegen Remmington mbt de
onvervreemdbare licenties mbt allerlei eigendomsrechten. A mocht hier namelijk gebruik van
maken en deze niet zomaar mee verkopen aan B. Kilbar vermoedde namelijk dat Remmington
ook de licenties had doorverkocht en wilde de notaris oproepen om te getuigen. Derden
hebben er in beginsel niets mee te maken. De HR besloot toch dat een derde ook recht heeft
om te weten wat er tussen A en B is afgesproken. A-B moet zich tegen de derde legitimeren.
Het ging hier om een ovk die tegen derden moest worden ingeroepen om zijn werking te
verkrijgen. De rechten van A zullen door B ingeroepen worden. Daarnaast heeft Kilbar
aannemelijk gemaakt dat hij in zijn rechten is geschaad.

Herengrachtparkeerders/Notaris Schulte HR 9 augustus:


In casu werden er appartementsrechten gesplitst en parkeergarages gebouwd in een gebouw in
Amsterdam aan de Herengracht en de Singel. Toen het appartementencomplex klaar was
waren er minder parkeerplaatsen dan gedacht. Wie is aansprakelijk? De notaris ogv OD? Kan
je dan de notaris in de procedure laten getuigen? Er is dan sprake van een partijgetuigen
omdat hij ook aangesproken wordt. Mag de notaris zich dan beroepen op zijn
verschoningsrecht? De HR vindt in beginsel van niet. Hij zou dan door dat beroep de andere
partij benadelen, MAAR in dit arrest mocht de notaris toch zwijgen. Als hij spreekt dan raakt
dat namelijk ook in de vertrouwenssfeer van andere die hem niet hebben aangesproken, bijv
de Singelparkeerders/architect. Er wordt dus terecht beroep gedaan op het verschoningsrecht.

Kanidaat-notaris Feikema, HR 13 januari 2006, NJ 2006, 480:


Dhr De Witt en dhr Kuyper sluiten een (ver)koopovereenkomst. Het gaat om de overname
van een verhuisbedrijf. De notariële akte moet nog getekend worden als De Witt erachter
komt dat Kuyper een paar straten verderop een verhuisbedrijf begint. Hij had natuurlijk een
concurrentiebeding in de overeenkomst moeten opnemen. Civielrechtelijk is er gewoon een
overeenkomst tot stand gekomen er dient er gewoon nagekomen te worden anders pleegt De
Witt wanprestatie. De vraag die centraal stond was of De Witt in verzuim was zonder
ingebrekestelling (art. 6:83c BW) Door een mededeling kan namelijk al blijken dat de andere
partij tekort zal schieten. Partijen waren woest op elkaar en communiceerde alleen via de
kandidaat-notaris. Is er dan wel sprake van een mededeling als bedoeld in het bovenstaande
artikel omdat het niet rechtstreeks gezegd wordt? Kan Feikema dan ook getuigen over wat De
Witt tegen hem heeft gezegd en andersom, zonder dat zijn geheimhoudingsplicht in het

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

geding komt? Ja! De kandidaat-notaris was hier eigenlijk een soort doorgeefluik. De
informatie werd dan ook niet als zodanig aan hem toevertrouwd.

IV ‘Botsing met zorgplicht jegens partijen of derden.’


Dit blijkt uit het Groningse notarisarrest. Onder omstandigheden werkt de zorgplicht ook
jegens derden> Tilburgse bank.

De brandstichtende hypotheekgever: Hieruit blijkt dat zorgplicht en geheimhoudingsplicht


soms botsen. Client wordt klager. Koopt huis en zoek een bank voor de financiering. De
banken wijzen hem af omdat hij in het verleden brand heeft gesticht. De laatste keer
verzwijgt hij dit aan de bank en deze accepteert hem. Aan de notaris vertelt hij wel dat hij dit
verzweeg tegenover de bank. De notaris wilde dit aan de bank melden, waarop de klager
besloot om naar een andere notaris te gaan. De eerste notaris nam contact met een andere
notaris en lichte hem in. Client klaagt 1e notaris aan wegens schending van geheimhouding.
bij de tuchtrechter: Er moet gekeken worden naar de omstandigheden van het geval en een
belangenafweging. In dit geval had de notaris dus juist gehandeld. Het verschoningsrecht
moest wijken voor de belangen van de bank.

In het Hoger Maas arrest is juist bepaald dat in principe de geheimhoudingsplicht voor gaat.
De uitspraak van de brandstichtende hypotheekgever zou leiden tot rechtsonzekerheid. Er
dient rekening gehouden te worden met een gelijkwaardige afweging van belangen.

Vastgoedfraude deel 2: Het Surinaamse stromannenarrest, Hierbij gaat het om een vorm
van ABC fraude om een pand snel van de ene eigenaar naar de andere te doen overgaan om in
casu vennootschapsbelasting te voorkomen. Een andere vorm van ABC= hypotheekfraude.
zie tekening:
A----------->B---------->C
B ging de kroeg in huizen verkopen aan kansloze. B zou hier alles regelen,
huis--->100000--->200000.
maar C krijgt een huis op zijn naam en terwijl B hier 100000 winst op maakt. Hij kwam met
het verhaal dat hij de woningen zou opknappen en verhuren en zo kon de hypotheek van
betaald worden. B maakt een vervalste werkgeversverklaring en stelt ook een vervalste
werkgeversovereenkomst op en regelt een neppe taxatie. Eindstand maakt B winst en laat hij
C stukken. De bankt is hier nu ook de pineut want het huis is helemaal geen 200.000 waard .
Wat is de rol van de notaris hierin? De notaris had vragen moeten stellen bij de verhoging van
de waarde van het huis. De tuchtrechter: De notaris had de bank moeten waarschuwen, dat het
huis snel in waarde is gestegen. De zorgplicht jegens de bank is hier dus groter dan zijn
geheimhoudingsplicht.

Daarnaast moet er vermeld worden dat hypotheekbanken toen slordiger zijn. Er was toen
weinig controle ten opzichte van tegenwoordig.

De volgende vraag die gesteld moet worden in het licht van de bovenstaande casus is hoe
geheim de gegevens dan zijn? Dit is niet zo vertrouwelijk omdat in de openbare registers
gewoon te zien is dat het pand een week geleden voor 100.000 is gekocht. Daarnaast wilde de
bank de notaris civielrechtelijk aanspreken. Hadden zij ook informatie moeten opvragen?
Tuchtrechter: bank 50% schuld en notaris 50% schuld bij het dragen van verlies van de bank.
Er moet dus een verklaring zijn voor de prijsstijging: men kan denken aan een
verbouwing/renovatie of splitsing in appartementsrechten.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Formeel Tuchtrecht
Dit sluit civielrechtelijke aanspraken niet uit. Kamer van toezicht= onderzoekende kamer.
Vroeger velde dezelfde kamer ook oordeel over de onderzochte notaris, dit moest veranderd
worden. De kamer stond onder toezicht van de rechter president en deze had hier geen tijd
meer voor. Sinds 2013 is er een scheiding van toezicht en uitspraak ex art 110 Wna. Er zijn nu
ook 4 kamers van toezicht> dit is om meer eenheid te krijgen in de rechtspraak ex art 94 lid
1+3.

Voor 1 januari: 19 kamers van toezicht bij elke arrondissement. Toezicht wordt tegenwoordig
gehouden door de BFT, art110 Wna. Tegenwoordig heet bureau kamer van het notariaat De
kamer kan nog steeds onderzoek instellen maar alleen nav een klacht waarover ze meer
informatie nodig hebben om de klacht goed te beoordelen, artikel 99a lid 5 Wna, dit wordt
ook het vooronderzoek genoemd. De notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame
personen zijn niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 22 Wna
tijdens dit onderzoek. Als je niet aan je geheimhoudingsplicht bent gehouden dan heb je ook
geen verschoningsrecht. De notaris moet dan in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek
gewoon getuigen en alle dossiers en correspondentie mogen ingezien worden. Dit kan ook
voordelig zijn voor de notaris omdat hij dan voor zijn eigen verdediging vertrouwelijke info
mag aanvoeren.

Iedereen met een redelijk belang kan een zaak indienen, artikel 99 lid 1 Wna. Dit kunnen
cliënten, KNB of BFT; zij kunnen in principe uit eigen initiatief allerlei onderzoeken
verrichten. Als ze iets te weten komen en dat deugd niet dan is hun enige wapen om een
klacht in te dienen, artikel 111b Wna. Uit de jurisprudentie blijkt dat de mogelijkheid om als
collega notaris een klacht in te dienen afhangt van het feit of die collega notaris zelf in zijn
belangen wordt geschaad.> Bijv. bij ongeoorloofd reclame maken. Dus alleen als er sprake is
van een direct belang.

Artikel 94 lid 4 t t/m 7 bepaalt de samenstelling van de kamer. De notarissen in de minderheid


zijn, om collegas niet het hand boven het hoofd te houden. De voorzitter van de kamer is de
voorzitter van de rechtbank in dat arrondissement. Hij mag een plaatsvervanger aanwijzen.
Dat is een rechter in dat arrondissement. De voorzitter heeft een hele belangrijke rol dat niet
elke klacht ertoe leidt dat er daadwerkelijk een procedure gevoerd gaat worden.

Stappen tuchtrechter:
- Er komt een klacht binnen, artikel 99 Wna
lid 1; griffier moet behulpzaam zijn en uitleggen hoe een klacht moet worden ingediend.
Griffier moet helpen met het op papier stellen van de klacht
- De voorzitter gaat naar de klacht kijken, artikel 99 lid 4 Wna. Hij kan het eventueel
doorsturen naar een geschillencommissie, artikel 55 Wna. Indien de klacht niet geschikt voor
geschillencommissie? De voorzitter heeft een filterfunctie (art 99 lid 5 Wna) dan en moet
nagaan of een van de 3 omstandigheden spelen.
1. kennelijk niet ontvankelijk, bijvoorbeeld bij verkeerde kamer van notariaat. Je moet bij het
arrondissement waar de notaris is gevestigd waar jij over wilt klagen. 2. kennelijk ongegrond,
bijvoorbeeld als een klacht nergens op slaat. 3. onvoldoende gewicht, over kleinigheden en
onnuttigheden klagen.
Je kan tevens een klacht indienen tegen het afwijzen van die klacht.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

- Minnelijke schikking, artikel 99 lid 6 Wna. De voorzitter brengt notaris en cliënt bij elkaar
als hij denkt dat, dat nog kan. Als ze hier niet uitkomen of als dit niet mogelijk is dan ga je
verder naar lid 7.

- Klacht ter kennis van de kamer, artikel 99 lid 7 Wna

Artikel 94 lid 2 Wna in de tuchtrechtspraak is de notaris tegenover de kamer niet gebonden


aan zijn geheimhoudingsplicht. Dit betekend weer 2 dingen: 1. geen verschoningsrecht 2. je
mag vertrouwelijke info ter sprake brengen. (zelfde als artikel 99 lid 5)

Welke maatregelen kunnen worden opgelegd aan een notaris/kandidaat-notaris?


Formaliteiten.
Artikel 103 Wna
Lid 1 geeft in a t/m f mogelijke sancties.
- berisping
- geldboete je kan je schade niet vergoed krijgen. Er kan een geldboete worden opgelegd,
maar deze gaat naar de overheid en niet naar de klager.
- ontzegging toegevoegd notaris, je mag dan alleen kandidaat notarissen nemen. Een
toegevoegd notaris zit tussen notaris en kandidaat-notaris in.
- ontzegging ambt bepaalde tijd
- ontzetting uit het ambt van notaris

Lid 2: Klacht is gegrond zonder oplegging van een sanctie.


Lid 3: Tuchtrecht gaat niet alleen notarissen aan, maar ook kandidaat-notarissen. Kandidaat-
notarissen zijn geen ambtenaar. Je kan ze dus niet ontzeggen uit het ambt of ontzetten uit het
ambt, want ze hebben geen ambt. Wat kan je nu wel doen? Schorsing in de
waarnemingsbevoegdheid voor bepaalde tijd of de rest van je leven. Voor toegevoegde notaris
geldt dat je voor bepaalde tijd niet als toegevoegde notaris kan werken of de rest van je leven.

Artikel 106 Wna (artikel 26 en 27 Wna hangen hiermee samen) Notaris tijdelijk schorsen
gedurende de periode. Schorsing is geen straf, maar een ordemaatregel.
Artikel 26 Wna: Als een notaris failliet wordt verklaard leidt tot schorsing van zijn
bevoegdheden.
Artikel 27 Wna: Wegens al dan niet tijdelijke lichamelijke of geestelijke tekortkomingen dan
kan je voor onbepaalde tijd uit je ambt worden geschorst.
Artikel 107 Wna: Geen cassatie. Alles komt bij een instantie dan is er voldoende waarborg.

Vroeger had je een kamer van toezicht en die hield toezicht en die sprak recht, nu heb je het
kamer voor het notariaat en het BFT is de waakhond geworden(de algemene toezichthouder).
Bureau Financieel Toezicht, art 110 Wna.
Waarom BFT?
Voor de wijzigingen in 2013 bestond BFT al. Hun oorspronkelijke taak was het toezicht
houden op drie bepalingen die een financiele karakter hadden, namelijk art 23, 24 en 25 Wna.
In de loop der tijden is dat uitgebreidt. Voor 2013 was er al iets anders bijgekomen: de
WWFT, wet ter voorkomen witwassen en financiering terrorisme. Die wet legt ook allerlei
verplichtingen op de notaris namelijk
Goede identificatie en ook van de achterliggende personen en
Melden van ongebruikelijke transacties.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Voor de controle daarop het men het BFT aangewezen. Dus ze hadden al taken buiten het
financiele. Sinds 2013 zijn ze het algemeen toezichthoudend orgaan.
Hoe houdt het BFT toezicht?
BFT zou het kadaster kunnen raadplegen: kijken of er notarissen zijn bij wie het vaak
voorkomt dat een pand op de zelfde dag/een korte periode van eigenaar verwisseld. Als er
zo’n notaris voorkomt dan melden ze zich bij die notaris en delen mee dat ze op kantoor
komen kijken
Hoe ver gaan die bevoegdheden bij het BFT?
Bij het OM hebben we gezien dat huiszoekingen aan heel veel beperkingen onderhevig is.
Voor het BFT geldt dat niet. Die kunnen op grond van art 111a lid 3 Wna een huiszoeking
doen. In dat artikel staat de zinsnede: “Bij een onderzoek van het BFT is de notaris niet aan
zijn geheimhoudingsplicht gebonden.” Dat betekent dat hij ook geen verschoningsrecht heeft
en dus kan het BFT alle stukken in zien, alle computers met emailwisselingen, documentatie
etc.. Dus de bevoegdheden van het BFT gaat veel verder.
Holt dit niet de ratio van het geheimhoudingsplicht niet uit?
Want als de notaris alles moet laten inzien kan de cliënt zich belemmert voelen in het vrijelijk
alles tegen de notaris te uiten. Die principiële vraag is in het Tweede Kamer aan de orde
gesteldt en de minister heeft daarop geantwoord dat dit allemaal prima is geregeld, want (Zie
memorie van toelichting): BFT mag alles inzien, maar als ze dat doen hebben ze ten aanzien
van hetgeen ze hebben ingezien een afgeleide geheimhoudingsplicht. Dus ze moeten wat zij
inzien ook geheimhouden en worden cliënten niet benadeeld of in zijn vrijheid beperkt om
zich tegen te notaris te uiten. En dat gaat best ver.Het BFT heeft de taak het controleren van
het functioneren van de notaris. We hebben het niet over boeven vangen, want dat is de taak
van het OM. De minister zegt verder als toelichting op dat artikel: “Ook als het BFT bij het
onderzoek iets tegenkomt waaruit blijkt dat een bepaalde cliënt strafbare feiten heeft gepleegd
moet hij het geheimhouden.” Ze mogen dan niet naar het OM met deze informatie, want ook
dit valt onder het afgeleide informatieplicht. Je mag niet deze informatie rechtstreeks
gebruiken van de rechter, het OM moet dan zelf onderzoek gaan doen. Het BFT ziet dus
alleen op of alleen de notaris zijn werk goed doet en niet zijn er criminelen actief.
Als het BFT iets vindt qua informatie dan kan hij alleen maar een klacht indienen bij het
Kamer van het Notariaat en KvN gaat daarmee verder.
Voor paar vergrijpen kan het BFT een administratief boete opleggen  art 111b lid 2 Wna.
En voor het overige zijn ze afhankelijk van de rechter.
Collega-notarissen:
Als notarissen kun je ook bezoek krijgen van collega-notarissen. De vernieuwingen van 2013
van het wet op notarisambt is erop gericht om de controle op de notaris beter en groter te
maken. Maar daarnaast wilde men collega-toetsers (pure reviews): art 61a lid 3. Wordt vanuit
het KNB georganiseerd. Het KNB heeft immers de taak om het notariaat tot een hoger plan te
brengen. Het heeft minder met controle te maken dan het BFT doet, maar het meer gericht op
goede adviezen geven (best practices). Er zitten dus goede adviezen en tips bij om je
bedrijfsvoering te verbeteren.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

In art 61a lid 3 staat ook opgenomen dat je niet bent gebonden aan je geheimhoudingsplicht
en je niet kunt beroepen op je verschoningsrecht. Verder betekent dat dat de collega-toetsers
ook alle stukken mogen inzien. Maar ook zij hebben een afgeleide geheimhoudingsplicht.
Wat gebeurt er verder met de gevonden gegevens?
De collega-toetser maken allereerst een rapport op die gericht is met adviezen en
aanbevelingen voor de notaris of het kantoor dat ze bezocht hebben.
Toezichtarrangement: KNB en BFT hebben afgesproken dat bij sommmige vergrijpen de
collega-toetsers dat doorgeven aan het BFT.
Overzicht van alle artikelen: beperkingen geheimhoudingsplicht:
Art 99a lid 5 (onderzoek KvN)
Art 94 lid 2 (in tuchprocedure)
Art 111a lid 3 (bij onderzoek BFT)
Art 61a lid 3 (collega-toetsers)
Art 25 lid 8 en 9 (derdengeldenrekening inzien door OM): nog niet besproken, maar dat ziet
op de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie om derdengeldenrekening van de notaris in
te zien.
Artikelen 23,24,25, BFT
Dat zijn bepalingen die financiële eisen aan de notaris stellen. En ook eisen stellen aan de
manier waarop hij dat inzichtelijk maakt.
Hij moet een balans opmaken van zijn kantooradministratie
Hij moet een balans opmaken van zijn privé administratie
Hij mag bepaalde risicovolle transacties niet verrichten
Waarom is er al zo lang financieel toezicht op notarissen? Omdat de wetgever bang is dat de
notaris in financiële nood komt. Dit omdat er enorme grote hoeveelheden geld het kantoor
van de notaris passeren en door veel financieel toezicht te houden proberen ze de kans te
verkleinen dat de notaris misbruik gaat maken van de derdengeldenrekening.
Art 24: daar staat in dat je ieder jaar moet weergeven hoe je kantoor heeft gedraaid. Wat de
reserves zijn , hoeveel winst er is gemaakt en hoe de balans eruit ziet. Dat moet van je kantoor
maar ook hoe je er privé voor staat. Heb je schulden etc? Daar moet een
accountantsverklaring bijkomen en dat moet je jaarlijks inleveren bij het BFT. Als je negatief
staat dan komt de BFT om te kijken of er een verbeterplan denkbaar is en als je lang negatief
staat kan er een klacht worden ingedien wat leidt tot ontzetting.
Dat was ook aan de hand bij HR de Groningse notaris (toen bestond het BFT nog niet, maar
wel de voorganger van het BFT). De hele zaak begon met het feit dat de notaris in financiële
problemen zat, maar hij was buiten gemeenschap van goederen gehuwd en de andere notaris
heeft hem aangeraden om in G.V.G te huwen zodat hij financieel weer beter zou staan. Dit
arrest is nu weer aangehaald om te laten zien dat financieel toezicht toen ook al speelde.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Art 23: lid 1 zegt dat je niet al te risicovolle handelingen mag verrichten (kapstok artikel); je
mag niks doen wat ertoe zou leiden dat je op enig moment niet meer aan je financiele
verplichtingen kan doen.
Lid 2 geeft aan wat de wetgever risicovol vindt:
Je mag niet onbeperkt leningen aangaan, behalve als het nodig is voor het uitoefenen van je
ambt of persoonlijke doeleinden. Mag je mag niet geld lenen om veel aandelen te kopen.
Je mag je niet borgstellen
Je mag geen leningen verstrekken aan partijen die bij de akten zijn betrokken.
Art 25: gaat over derdengeldenrekening. Historie achter de derdengeldenrekening
HR Notaris Sliss Stroom (nr3 bundel) 1984: Er is een visrestaurant die van eigenaar gaat
wisselen. Koop en verkoop voor 3 miljoen gulden. De levering vindt plaats op een vrijdag
middag. Notaris Sliss Stroom werkt samen met een andere notaris en die andere notaris
passeert de akte. Wat is en was gebruikelijk ten aanzien van de koopsom?
Het is een goed gebruik dat bij koop en verkoop van onroerend goed de koopsom loopt via de
notaris. Dat maakt het mogelijk voor de partijen om gelijk over te steken; men wil ten alle
tijden voorkomen dat op enig moment de verkoop of de koper zowel de koopsom en het pand
hebben. Want als op een moment beide in een hand zijn en die partij gaat failliet dan is de
andere partij de dupe. Dit kun je voorkomen als je de notaris of een neutrale partij ertussen
zet. Op het moment dat de levering volmaakt is dan keert de notaris de geld pas uit. Zo
voorkom je dat alles gelijk overgaat. En dat gebeurde in het arrest ook en dat beschermt tegen
enige faillissement van de koper of verkoper. Voor 1984 dacht men niet zo vaak aan de
faillissement van degene aanwie het geld gestort werd. Dat was een probleem dat hier voor
het eerst aan de orde kwam. Het geld stond zoals gebruikelijk op een kantoorrekening, maar
dat waren in die tijd hele gewone rekening. Voordat de notaris het geld kon uitkeren werd hij
failliet verklaard
RV1: Had de verkoper t.a.v. het bedrag dat nog op de rekening stond een preferente positie?
RV2: Had de verkoper t.a.v. de gevonden (gestolen) cheques (t.w.v. 2miljoen) een preferente
positie?
De HR heeft gezegd dat paritas creditorum hier de hoofdregel is, en uit niets blijkt dat de
verkoper t.a.v. de rekening preferent is want de rekening staat op naam van Sliss Stroom. En
de cheques waren op naam van mevr. Sliss Stroom uitgeschreven en valt dus onder haar
vermogen en dus in het faillissement. Er is dus geen enkele bevoorrechte positie van de
verkoper omdat het een gewone bankrekening was.
Dit was een enorme klap voor de imago voor het notariaat, omdat iedereen dat notaris
beschouwde als een veilige haven. Het notariaat heeft toen het imago gered: Er is een
verordering gekomen waarin stond dat een notaris nooit op een gewone rekening, dat op hun
naam staat, derdengelden mag hebben. Ze moeten een stichting derdengelden oprichten. Dan
valt het niet in hun vermogen, als de notaris failliet gaat dan gaat de stichting niet failliet. Dan
moet je wel nog de stichting zo oprichten zodat het niet failliet kan gaan. Dit kun je doen door
het doel van stichting zo beperkt mogelijk te houden: Ze mogen alleen geld ontvangen en uit
betalen en alles daarbuiten is doeloverschrijdend.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

In 1999 is een nieuwe wet gekomen en toen is de bijzondere rekening van art. 25 in het leven
geroepen:
Lid 1: Iedere notaris moet in elk geval minstens 1 rekening openen op zijn naam MAAR met
vermelding van de hoedanigheid van notaris, en daarmee krijgt de rekening een andere
karakter dan de rekening die gewoon op je naam staat: het is een kwaliteitsrekening in de
hoedanigheid van notaris.
Lid 3: Daarin staat van wie het geld is dat op zo’n bijzondere rekening staat  de saldo
behoort toe aan de gezamelijke rechthebbenden. Dus het valt niet in het vermogen van de
notaris. Het valt in het vermogen van de partij. In het voorbeeld van HR Notaris Sliss Stroom
waren de rechthebbende partijen verkoper en koper de gezamelijke rechthebbenden. De
verkoper is rechthebbende onder de opschortende voorwaarde dat het pand zonder beslagen
en hypotheken wordt geleverd. Dus zodra hij aan de voorwaarde voldoet is het geld van hem.
Tot het moment dat het pand correct is koper rechthebbende op de saldo onder ontbindende
voorwaarde van correcte levering.
Lid 8 en 9:
Hr notaris/ ontvanger van Holst: In dat geval wilde de notaris niet de gevens aan de fiscus
geven van het rekeningnummer waarop een bepaald bedrag was overgemaakt, want dat viel
volgens de notaris onder zijn geheimhoudingsplicht. 20 jaar na dat arrest is er art 25 lid 8 en 9
opgenomen.
Lid 8 gaat over de mogellijkheid van de fiscale opsporingsautoriteit om onder
omstandigheden en zelfs met toestemming van de minister gegevens op te vragen bij de
notaris onder bepaalde voorwaarden.
Lid 9 ziet op het openbare ministerie om onder omstandigheden (bijv. als ze een
fraudeonderzoek houden wat niet aan belastingfraude gerelateerd is) gegevens uit de
financiele administratie van de notaris over die derdengeldenrekening op te vragen.
Lid 2: daarin staat dat de notaris de enige is die betalingsopdrachten aan de bank kan geven.
Dus het beschermd tegen het faillissement van de notaris, maar het beschermd niet tegen
doelbewust fraudeleus handelen van de notaris. De bank moet namelijk de opdrachten
uitvoering zonder dat verder te controleren.
Mocht er iets misgaan m.b.t. de derdengeldenrekening dan kan er ontzetting uit het ambt
volgen.

Samenvatting boek: ' de notariswet'


Hoofdstuk 21
De notaris neemt gelden onder zich en boekt die gelden weer uit naar degenen die daartoe
gerechtigd zijn, bij rechtshandelingen waarvoor hij bijstand verleent. In het Procall arrest
van 13 juni 2003, NJ 2004, 196 onderkent de HR dat vertrouwen van cruciaal belang is voor
het functioneren van het notariaat als geheel. Belangrijk is dat de gelden bij een persoonlijk
faillissement van de notaris niet in de failliete boedel vallen. Er moet dus voorkomen worden
dat de uiteindelijke rechthebbende niet meer resteert dan een concurrente vordering op boedel.
In het arrest Sliss-Stroom 3 februari 1984, 752 was er sprake van een faillissement van een
notaris. Een koper stortte voor het faillissement de koopsom voor een registergoed op een

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

bankrekening die was gesteld ten name van de notaris. Viel de koopsom hiermee in het
faillissement? HR: het ontvangen bedrag behoorde niet tot het vermogen van de notaris. Dit
bedrag kan aan de hand van de creditering van de bankrekening nog geheel of ten dele
geïdentificeerd worden. Daarnaast kan niet gezegd worden dat de notaris deze vordering
slechts als bewaarder of trustee beheert.
Om vermenging van de door de cliënten gestorte gelden met het vermogen van de notaris te
vermijden, werd er sedert juli 1995 door de KNB voorgeschreven dat notarissen een stichting
derdengelden moesten oprichten. In de wet werd art 25 Wna opgenomen. Doel bleef te
bewerkstelligen dat gelden die de rechthebbende op gelden die zich onder de notaris
bevinden, een positie zou krijgen als separatist. Dit in tegenstelling tot andere crediteuren,
bijvoorbeeld degenen die een vordering op de notaris hebben uit hoofde van een OD,
wanprestatie of onverschuldigde betaling.

De rechthebbende van de gelden zijn degenen die het die het gestort hebben (bijv. kopers van
OZ, bestaande hypotheekhouders, beslagleggers en hypothecaire geldverstrekkers) en voor
degenen voor wie die gelden bestemd zijn (verkopers) tezamen (art 25 lid 3 Wna), naar
evenredigheid van de door of voor ieder van hen gestorte bedrag. Er is dan ook sprake van
een enkelvoudige gemeenschap ex titel 3.7 BW. De koper is vanaf het moment van een
geslaagde overdracht niet meer deelgenoot. Vermenging met het vermogen van de notaris kan
zich dus niet voordoen. De notaris blijft wel exclusief bevoegd tot beheer en beschikking over
de bijzondere rekening art 25 lid 2 Wna). De gestorte gelden gaan dus wel tot het vermogen
van de notaris behoren maar vormen daarvan een afgescheiden deel. De notaris is jegens de
rechthebbenden niet zelfstandig bevoegd tot overdracht van de vordering, noch tot verpanding
of verrekening met een priveschuld aan de bank. Art. 7:420 BW is hier niet van toepassing.
Uitsluitend de notaris kan het vorderingsrecht namens de rechthebbenden uitoefenen; jegens
de bank is alleen de notaris schuldeiser.

De regeling van art 25 Wna (bescherming van derden beogen) en de bepalingen van de in het
zevende lid bedoelde ministeriële regeling bevatten dwingend recht (art. 25 lid 10 Wna) De
stichtingen derdengelden zijn voor notarissen niet langer meer acceptabel en zijn dan ook
massaal ontbonden. De notaris dient een of meer bijzondere rekeningen aan te houden bij een
bank. Behoeven de gelden niet direct opeisbaar te zijn dan kunnen deze voor langere tijd op
een bijzondere rekening gestort, hetgeen een hogere rente voor de client kan opleveren.
voor gelden die per ongeluk op een andere rekening dan de bijzondere bankrekening en/of
contanten dient de notaris deze op derdengeldenrekening te storten.

De wet bepaalt dat ten laste van deze rekening slechts betalingen gedaan mogen worden in
opdracht van de rechthebbende. Het is praktisch niet mogelijk voor de bank om hier toezicht
op te houden, en deze toezicht kan ook niet verwacht worden. Dat impliceert dat het systeem
van de kwaliteitsrekening niet beschermt tegen fraude van de notaris. Het overboeken door de
notaris naar een privé-rekening wordt niet beschermd ex art. 25 lid 6 Wna.

Op grond van art. 25 lid 3 Wna is de notaris verplicht een tekort in het saldo van de
bijzondere rekening terstond aan te vullen. Hij is er zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij
aannemelijk kan maken dat hem geen enkel verwijt gemaakt kan worden.

Het recht op uitkering van een rechthebbende van zijn aandeel in het saldo van de bijzondere
rekening gaat niet door verjaring teniet.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Art 25 lid 5 Wna: Derdenbeslag kan wel onder de notaris plaatsvinden. Hij kan namelijk wel
weten wie als rechthebbende aangemerkt kan worden. Sinds de invoering van de Vormerkung
ex art. 7:3 BW komt het regelmatig voor dat door schuldeisers van de verkoper van een OZ
beslag wordt gelegd onder de notaris voor hetgeen deze aan de verkoper dient uit te betalen.

Art 25 lid 6 Wna: rechtshandelingen ism de bepalingen in art 25 Wna zijn vernietigbaar. Dit
kan ingeroepen worden door een rechtstreekse belanghebbende (dit zijn in ieder geval de
rechthebbenden) Rechten van derden die te goeder trouw en om niet hebben verkregen
worden wel beschermd. ter zake van de vernietiging zijn van toepassing art. 3:49 BW e.v.

Arrest KLegal: een aantal notarissen brachten hun praktijk in een NV. De financiële situatie
verslechterde en de notarissen probeerden hun vorderingen voldaan te krijgen door
afbetalingen van de derdengeldrekeningen. Onder de omstandigheden van het geval werden
de betalingen door de notarissen aan zichzelf als onrechtmatig aangemerkt.> hierdoor
ontstond de verplichting tot vergoeding van de schade.

Arrest notaris Van Olst/Ontvanger, HR 18 dec 1998, NJ 2000, 341.


Assen's Comby BV draagt bedrijfspanden over aan een derde. Hierna volgt er een naheffing
van de fiscus, nav een strafrechtelijk onderzoek dat leidde tot vermoeden van zwartwerken.
De ontvanger (fiscus) vraagt enkele stukken op om de invorderingsstrategie te bepalen. Hij
baseert zich op art. 58 Inw. Hij geeft aan dat de gevraagde gegevens omdat deze niet
vertrouwelijk van aard zouden zijn, het betreft namelijk een zakelijke transactie. De notaris
weigert afgifte ogv zijn verschoningsrecht. In casu had de fiscus geen zodanig belang dat het
verschoningsrecht voor zijn publieke taak moest wijken. > directe aanleiding voor een
wetswijziging want de beperkingen voor de belastingdienst werden als onaanvaardbaar
beschouwd.

Dit arrest leert dat de reikwijdte van het arrest Kilbarr Corporation minder groot is dan
wel werd aangenomen. Om het verschoningsrecht opzij te zetten is vereist
- er is sprake van een transactie die tegen derden moet kunnen worden ingeroepen om
haar volle werking te hebben.
- De derde moet stellen dat hij door die transactie in zijn belangen wordt benadeeld.
- De informatie die de derde over de transactie vraagt moet van essentieel belang zijn
om te kunnen bepalen of die transactie tegen hem kan worden ingeroepen.

De wetgever was van mening dat bij het doorbreken van de geheimhoudingsplicht de eisen
van subsidiariteit en proportionaliteit in acht genomen moesten worden. (het middel moet in
verhouding staan met het doel+ eerste andere minder verregaande middelen proberen)

Art 25 lid 8 en 9 behandelen de informatieverzoeken van de notaris. Lid 8 ziet op een plicht
tot het verstrekken van documenten transacties of handelingen zijn verwoord, waaruit de
betalingen voortvloeien(bankafschriften). De geheimhouding ex art 49 Wna wordt dus niet
opzij gezet. Voor deze informatieverzoeken heeft de fiscus wel een machtiging van de
Minister van Financiën nodig.

Lid 9 betreft een algemenere plicht om inlichtingen te verstrekken mbt de derdengeldrekening


tbv een opsporingsambtenaar/OvJ etc. Hiervoor zal in beginsel ten minste de verdenking van
een strafbaar feit vereist zijn.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Informatie die met toepassing van art 25 Wna is verkregen valt niet langer onder de notariële
geheimhoudingsplicht.

Wordt een aankoopsom of waarborgsom gefinancierd door een ander dan de koper of de
hypothecair financier zonder dat bekend is wat de relatie is tussen de financier en de client,
dan is dat een subjectieve indicator voor het melden van ongebruikelijke transacties in het
kader van de Wwft.

Arrest overdracht assurantieportefeuille, 20 december 2002, NJ 2003, 325: De HR heeft


een zwaarwegende zorgplicht voor de notaris aangenomen jegens degene die aan de notaris
gelden toevertrouwt met een betalingsopdracht.
- ingeval van twijfel over de strekking en inhoud van de opdracht moet de notaris
voorzover dit redelijkerwijs mogelijk is informatie inwinnen bij diegene die hem de
gelden heeft toevertrouwd.

Arrest Stichting Trustee Ilias, HR 12 juni 2009, NJ 2009, 274: De notaris volgde een
instructie op van een enig bestuurder tot uitbetaling op een Spaanse bankrekening van hem en
het restant aan zijn zus. De HR: de notaris had in dit geval rekening moeten houden met de
mogelijkheid dat de bestuurder hierdoor zijn bestuursbevoegdheden misbruikte door de aan
Ilias toebehorende gelden te verduisteren. Hij had bij een andere vertegenwoordiger van de
stichting navraag behoren te doen of het de werkelijke bedoeling was dat de koopsom niet aan
Ilias werd uitgekeerd maar aan de bestuurder en diens zuster.

Arrest 29 september 1999, NJ 2000, 287. Casus: man is bestuursbevoegd over registergoed
dat in een bestaande huwelijksgemeenschap valt. Op t oog op een aankomende scheiding
verkoopt en levert hij de woning en vraagt hij de notaris de verkoopopbrengst op een rekening
ten name van uitsluitend de man te storten. HR: De maatschappelijke functie van de notaris en
de zorgvuldigheid brengen met zich mee dat hij de belangen van de echtgenoot als
medegerechtigde tot de woning aantrekt. De notaris had kunnen weten (omdat echtlieden niet
meer samenwoonde) dat de man de opbrengst van de verkoop aan de huwelijksgemeenschap
zou onttrekken. Een behoorlijk handelende notaris behoort geen medewerking te verlenen
aan transacties waarbij een derde rechthebbende kan worden benadeeld onder die derde te
waarschuwen. De gedachte hier is dat de notaris zijn miniserie dient te weigeren indien de
man hem niet toestaat de vrouw over de voorgenomen overdracht te informeren.

Arrest Baarns beslag, 30 januari 1982, 56 bracht met zich mee dat uitbetaling op het juiste
moment dient plaats te vinden. Uitbetaling voordat vast stond dat de koper het registergoed
verkreeg vrij van hypotheken en beslagen, betekende een OD van de notaris, als dat
registergoed toch met beslag belast bleek.

Hoofdstuk 26
Een van de mogelijkheden is om een tuchtrechtprocedure aanhangig te maken. In praktijk
worden de klachten vaak eerst aangemeld bij de KNB. De KNB bemiddelt bij het zoeken naar
oplossingen.

Art. 2 Verordening Klachten- en geschillenregeling verplicht de notaris een


kantoorklachtenregeling te hebben en deze van toepassing te verklaren in de algemene

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

voorwaarden. Indien deze niet naar tevredenheid van de client opgelost wordt, wordt de hij
doorverwezen naar de geschillencommissie.

Art. 6 Verordening Klachten- en geschillenregeling opent de weg voor het Reglement


Geschillencommissie Notariaat. De commissie heeft tot taak geschillen tussen de client en de
notaris te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de
uitvoering van een voor de client door de notaris gegeven opdracht.
- heeft uitdrukkelijk de opdracht om schikkingen tussen partijen te bevorderen.
- maatstaaf handelen notaris: deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van
een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
- beslissing commissie: vaststellen schadevergoeding/ vaststellen
betalingsverplichting/ oplegging van nakoming aan een der pp/ ontbinding vd ovk/
bevestiging van de partijontbinding.
- biedt de notaris de mogelijkheid om declaraties te innen> via buitengerechtelijk
incassomaatregelen.

Het indienen van een klacht bij de tuchtrechter wordt niet uitgesloten door de mogelijkheid
gebruik te maken van de geschillenregeling. Wel biedt art 99 lid 4 Wna de voorzitter van de
kamer voor het notariaat de mogelijkheid de klacht , indien deze zich ervoor leent, ter
behandeling voor te leggen aan de geschillencommissie.

Hoofdstuk 28
Verschil met toezicht: biedt de mogelijkheden in een vroeg stadium dan dat van de
tuchtrechtprocedure om over te gaan tot onderzoek naar het gedrag van notarissen, nog
voordat er sprake is van een formele klacht.

Met het tuchtrecht wordt beoogd het niveau en het functioneren van het notariaat op peil te
houden en zonodig te verhogen om daarmee het belang te bewaken dat de maatschappij heeft
bij een deugdelijk notariaat. Arrest klager en claimant Portielje 10 januari 2003, NJ 2003,
537: HR: het gaat om bevordering in het algemeen belang van een goede wijze van
beroepsuitoefening. Daarom moeten notarissen ter verantwoording kunnen worden geroepen.
Daarnaast kan een tuchtrechtelijke procedure niet worden aangemerkt als een redelijke
maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat niet kan worden gezegd dat de kosten
daarvan redelijke kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijk als bedoel in art 6:96 lid 2b
BW.

Iedere notaris moet zich ervan bewust zijn dat zijn handelen of nalaten van invloed kan zijn
op het notariaat, ook al vindt dit niet direct in het kader van ambtsuitoefening plaats.
- evt aangesproken worden op fautes privés> bijv. openbaar dronkenschap in vrije tijd.

Veel schiet de klager er met een tuchtrechtelijke procedure niet op. De uitspraak is namelijk
geen titel voor schadevergoeding noch tot een veroordeling tot betaling van de proceskosten.
Maar de procedure functioneert vaak als 1) voortraject voor de klager voor een civiele
procedure, waarin de notaris aansprakelijk wordt gesteld voor de geleden schade, dan niet 2)
als drukmiddel om bij de notaris tot een schikking te komen waarbij hij financiële
genoegdoening biedt,

De notaris die niet handelt zoals in het ambt betaamt kan daar met succes tuchtrechtelijk op
worden aangesproken, ook als dit handelen niet heeft geleid tot schade bij de klager.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het handelen of nalaten in strijd met art 93 lid 1 Wna vormt een concreet en belangrijk aspect
van die algemene tuchtnorm. Iedere tuchtpleging begint met een schending van deze norm.

In de literatuur is vastgesteld dat indien een tuchtnorm is overtreden, daarmee in beginsel


vaststaat dat civielrechtelijk onrechtmatig is gehandeld. De tuchtnorm beschermt het belang
dat de maatschappij heeft bij een integer en capabel notariaat. De civiele norm richt zich
vooral op het nadeel dat voor een bepaalde cliënt of derde kan voortvloeien uit de
dienstverlening van de notaris.
- Uit arrest HR 15 november 1996, NJ 1997, 151 blijkt dat het echter te ver te stellen dat
indien door de tuchtrechter is geconstateerd dat een tuchtnorm is geschonden, per definitie
een civielrechtelijke norm is overtreden. Dit heeft bijv. te maken met andere maatstaven voor
de toetsing van gedrag.

Arrest Open deurtje, HR 13 januari 2006, NJ 2008, 545. Voor het passeren van een uiterste
wil waren er getuigen nodig die zich in een ander kamertje bevonden. De deur tussen beide
ruimtes stond open en er werd een intercom ingeschakeld zodat de getuigen goed konden
horen wat er in de passeerkamer werd gezegd. Ondertussen vervolgende ze wel hun
werkzaamheden (tel opnemen). Is hier dan wel voldaan aan het getuigenvereiste? (een
testament moet in tegenwoordigheid van getuigen te worden verleden)
HR: Het testament is niet nietig. Niet-naleving van het voorschrift wordt als een
tuchtrechtelijk verzuim beschouwd, maar is voor de civielrechtelijke gevolgen slechts van
beperkte betekenis.

Indien de tuchtrechter niet van een normoverschrijding spreekt, wil dat niet zeggen dat de
notaris niet civielrechtelijk aangesproken kan worden. Arrest Krans/Tan, 30 januari 1981,
NJ 1982, 668: Notaris Krans boekt een koopsom voor na recherche uit. Dit was destijds in het
notariaat niet ongebruikelijk. Toch bepaalde de HR dat er sprake was van wanprestatie.

Arrest Kromjongh/ notaris Van Dijk, HR 22 maart 1996, NJ1996, 668: de notaris
versterkte in het kader van een vrijwillige veiling onjuiste informatie met betrekking tot de
geoorloofdheid van het gebruik van een OZ als bedrijfspand. Hij deed geen navraag bij de
gemeente en voldeed dus niet aan de hoge mate van zorgvuldigheid.HR: dat het gebruikelijk
was voor notarissen om de nodige informatie op te vragen en zo een zeker risico te nemen
mbt de juistheid van de door hem aan t publiek verschafte info heeft niet tot gevolg dat een
dergelijke gedragslijn geacht moet worden overeen te komen met de hoge mate van
zorgvuldigheid.

In veel gevallen zal de civielrechtelijke onzorgvuldigheid eerder worden aangenomen dan


tuchtrechtelijke zorgvuldigheid omdat bij civiel persoonlijke verwijtbaarheid minder voorop
staat.

Bij de analyse van een tuchtrechtspraak komt naar voren dat van de notaris een aantal
eigenschappen mag worden verwacht:
- Kennis van zaken, deskundigheid. Hof A'dam, 1 februari 1996. Notaris adviseert cliënt
over opgelegde aanslag successiebelasting, waarin inspecteur afweek van de aangifte. De
kwestie moet met een fiscaal-adviseur besproken worden. Uit de uitspraak van de HR bleek
indd dat fiscus ongelijk had. Notaris werd toch aangesproken ogv onjuiste en onvolledige
voorlichting. Toch niet verwijtbaar geacht omdat hij advies gaf een adviseur te raadplegen.
-Onpartijdig en onafhankelijk. Hof A'dam, 17 juli 1995. Notaris wijkt van koopakte af door
er uit eigen beweging een boetebeding aan een kettingbeding toe te voegen. Hierover wordt

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

slechts een partij geïnformeerd. Hof: gedrag leidt niet tot een maatregel maar hij had partijen
gelijktijdig en op gelijke wijze moeten inlichten.
- Zorgvuldigheid.
- Voorzichtigheid. Hof A'dam, 6 mei 1993. De notaris behandelt een transport tussen
partijen. Klager verweet hem dat hij onnodig langdurig en uitgebreid onderzoek naar de
vertegenwoordigingsbevoegdheid van klager deed en wendde zich hiervoor naar het Bureau
van de KNB. Deze oordeelde dat zij geen antw konden geven. Hij passeerde uiteindelijk de
akte niet. Hij handelde hier overeenkomstig de zorgvuldigheid die hij tov de partijen diende te
betrachten.
- Voortvarendheid. Hof A'dam 25 juni 1992. Notaris laat een medewerker een concept
koopakte opstellen. Partijen vinden dan de ontbindende voorwaarden gewijzigd moeten
worden, maar deze worden niet gewijzigd omdat het voor beide partijen wel duidelijk was en
ze haast hadden. Hof oordeelt dat haast niet ten koste moet gaan van de zorgvuldigheid en het
ontwerp voor ondertekening aangepast diende te worden. Geen maatregel opgelegd.
Nog enkele voorbeelden:1) De notaris moest de geestesgesteldheid van een 98e man die
enkele dagen voor de huwelijksvoltrekking met zijn 50jr jongere vrouw testamenten en
huwelijksvoorwaarden moest opstellen. 2) Bij de afwikkeling van een nlp moet er volgens de
deelgenoten een onderzoek komen naar de omvang van de boedel. De notaris onderzoekt
bankafschriften tot een 1,5 jr voor overlijden. Het hof heeft t hier over beperkt inzicht, mede
omdat notaris op de hoogte was van schenkingen in t verleden en bepaalde erfgenamen een
mindering op hun erfdeel moest worden toegepast. 3) Er is een afspraak gemaakt om een
testament op te stellen van een tante. Deze belt de notaris in het weekend op om deze toch
eerder te maken. Hij geeft aan niet beschikbaar te zijn en verwijst door naar het telboek. Hij
had volgens het hof moeten helpen bij het vinden naar een beschikbare notaris.
- Organisatorisch vermogen: Verantwoordelijkheid gang van zaken op kantoor.
- Inzicht in notariële functie, integriteit. De ambt brengt met zich mee dat de notaris zichzelf
beperkingen dient op te leggen. Bijv door namens derden op grote schaal leningen van diverse
aard aan te bieden aan voornamelijk buitenlandse rechtspersonen> leidt tot afzetting vd
notaris.

Deontologie= beroepsethiek, plichtenleer> Bezint zich op de functie van het notariaat en leidt
daaruit af de normen die gesteld worden aan de correcte uitoefening van het ambt en van de
procedures die gelden indien niet aan die normen voldaan wordt.
- openbaart zich in de wet, verordeningen, jurisprudentie en literatuur.

Hoofdstuk 29
De tuchtrechter dient rekening te houden met de algemene regels voor behoorlijke
rechtspleging, voor zover deze niet al in de wet zijn neergelegd. Deze dienen ambtshalve
toegepast te worden voor zover dit van betekenis is en bij schending leidt dit tot vernietiging
van de beslissing.
- ne bis in idem, onpartijdigheid, openbare behandeling, hoor- en wederhoor.

Tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat ex art
94 lid 1 Wna. in de hoofdplaats van elk ressort is een kamer gevestigd. De kosten van de
werkzaamheden komen ten laste van de Staat art. 93 lid 3 Wna. De kamer is geen
bestuursorgaan in de zin van het AWB, dus geen beroepsmogelijkheden ogv die wet. De
toezichtstaken zijn sinds 2012 overgenomen door het BFT.

De kamer bestaat uit een voorzitter (president vd rechtbank waar de kamer voor het notariaat
is gevestigd) en vijf leden. Er zijn ten minste twee plaatsvervangende voorzitters, art 94 lid 4

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

en 5 Wna). Dit zijn leden van de rechtbank. De andere 2 leden moeten uit het notariaat komen
ex art 94 lid 7 Wna. Zij kunnen specifieke deskundigheid en ervaring betrekken bij de
oordeelsvorming. Dat ze in de minderheid zijn dient de onpartijdigheid.
Tussen de tuchtrechters mag ook geen nauwe relationele betrekking bestaan: bloedverwanten/
samenwerkingsverband ex art 94 lid 9 Wna. Art 100 Wna ziet erop om partijdigheid te
voorkomen en moet door het hof ambtshalve toegepast worden.

klachtprocedure:
- De klager dient belanghebbende te zijn. art. 99 lid 1 Wna. Schade is geen vereiste voor
toewijzing van een klacht.Het optreden van de notaris zal de klager dus persoonlijk aan
moeten gaan. Voorbeeld van afgeleide belanghebbenden zijn bijv rechtspersonen indien zij
zich de belangenbehartiging van het notariaat of de goede dienstverlening door het notariaat
ten doel stellen> KNB/ BFT ex art 111a Wna/ Kadaster/ OM. Rijksambtenaren vd
Rijksbelastingen zijn dit niet ogv art. 111c Wna. Zij moeten bij de BFT mededeling doen als
ze een klacht hebben. Een ambtgenoot is ook geen afgeleide belanghebbende. Enkel dat een
bepaald handelen van de notaris een smet werpt op het gehele notariaat is onvoldoende.
- De klacht dient schriftelijk en met redenen omkleed ingediend te worden bij de kamer voor
het notariaat. evt dient de secretaris van de kamer behulpzaam te zijn bij het op schrift te
stellen van de klacht, art. 99 Wna. Deze wordt ingediend bij de kamer waaronder de notaris
ressorteert, art. 99 lid 1 Wna. De klacht is niet ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft
op een gedraging waarvoor het BFT een boete is opgelegd, 99 lid 3 Wna.
- De procedure vangt aan als de tuchtrechter de klacht in behandeling neemt of als de
voorzitter van de kamer naar aanleiding van een klacht vooronderzoek gelast ex art 99 lid 1
Wna.> vooral bij klachten die niet door de BFT bij de tuchtrechter worden aangebracht. Het
ne bis in idem staat niet in de weg dat er eerst bij de geschillencommissie en vervolgens bij de
tuchtrechter een klacht aanhangig kan worden gemaakt ex art 99 lid 8 Wna.
Art. 99 lid 16 Wna bepaalt dat als de klacht eenmaal is ingediend en daarna ingetrokken
wordt, dit geen invloed heeft op de verdere behandeling, wanneer de kamer vindt dat het
algemeen belang voorzetting vordert of als degene over wie geklaagd wordt schriftelijk
verklaard behandeling van de klacht te verlangen. Het Hof heeft daarnaast ook bepaalt dat het
notariële tuchtrecht van openbare orde is, zodat een mededeling van een belanghebbende niet
kan leiden tot het verwerken van het recht van klager om alsnog een klacht in te dienen. ( Mr
x had namelijk eerder aangegeven dat hij geen tuchtklacht zou indienen en deed dit later wel)
Een notaris nam in zijn algemene bepalingen een bijzondere voorziening op mbt het klagen.
Als de klager in het ongelijk werd gesteld was deze gehouden alle kosten voor zijn rekening
te nemen die met de klachtbehandeling gepaard gingen en visa versa. De KNB meende dat
hier ten onrechte een drempel voor de klager werd opgeworpen. Het Hof bepaalde dat het
daarom niet toegestaan is.
- Art 99 lid 12 Wna bepaalt dat de klacht gedurende 3 jaren na de dag van kennisname van de
tuchtrechtelijke handelen/nalaten van de notaris kan worden ingediend. Dit vloeit ook voort
uit art 6 EVRM.> de ongeschreven redelijkheidsnorm. De notaris moet niet nog jaren
achtervolgd kunnen worden met klachten waarvan de feiten door het verstrijken van een te
lang termijn nog moeilijk en naar behoren vast te stellen zijn.

Een klacht tegen een kandidaat-notaris wordt vaak gecombineerd met een klacht tegen een
notaris, die ter zake het handelen of nalaten de kandidaat wellicht een gedeeltelijke
verantwoordelijkheid heeft. Indien een notaris die deel uitmaakt van een
samenwerkingsverband weet of behoort te weten dat een andere notaris zich laakbaar
gedraagt en zich van enig optreden jegens dit handelen onthoudt dan zal ook de gedogende

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

notaris daardoor niet handelen zoals betaamt. Dit wordt niet verhinderd door het verlaten van
de ambt art 93 lid 2 Wna.

Rol van de voorzitter: de eerste inhoudelijke toetsing van de tuchtrechtprocedure. Hij kan de
zaak naar de geschillencommissie verwijzen, een vooronderzoek gelasten, een minnelijke
schikking beproeven of de klacht afdoen. Ook kan hij diverse ordemaatregelen treffen zoals in
artt. 25b, 26, 27 en 106 Wna genoemd staat.

Een afwijzing is mogelijk als de klacht niet ontvankelijk/ ongegrond/ van onvoldoende
gewicht is. Indien na oproeping van beide partijen blijkt dat minnelijke schikking mogelijk is,
wordt dit op schrift gesteld en en door partijen+ voorzitter ondertekend art 99 lid 6 Wna.
Klachten die niet doorverwezen worden naar de geschillencommissie, niet geschikt of
afgewezen worden, worden ter kennis gebracht van de kamer, art 99 lid 7 Wna.

Bij een afwijzing van een klacht heeft de klager 14 dage de tijd na verzending van de afschrift
om schriftelijk verzet te doen bij de kamer voor het notariaat. Dit moet gemotiveerd worden
maar hoeft niet alle gronden te bevatten, een mededeling die de gronden in het vooruitzicht
stelt is voldoende. De voorzitter die de klacht heeft afgewezen neemt zelf niet deel aan de
behandeling, hij wijst een plaatsvervanger aan> art 99 lid 10 Wna. Tgv verzet vervalt de
afwijzing tenzij deze niet-ontvankelijk of ongegrond wordt verklaard (waarbij de klager nog
wel gehoord wordt). Deze beslissing moet gemotiveerd worden ex art 99 lid 13 Wna. Hier
staat in beg. geen rechtsmiddel open.

De bevoegdheid om een vooronderzoek in te stellen vloeit voort uit een ingediende klacht. Dit
kan zich strekken uit andere dan in de klacht vermelde feiten ex art 99a lid 3 Wna. De
toezichtstaak behoort niet meer tot de kamer voor het notariaat maar tot het BFT. De
vooronderzoekers zijn onderworpen aan de geheimhoudingsplicht van art 22 Wna.> art 99a
lid 5.

Een klacht is niet noodzakelijk voor het treffen van een ordemaatregel ex art 106 Wna. Dit
kan ook ambtshalve. Wel moet de notaris gehoord worden lid 3 2e zin. Dit is niet nodig als de
klacht er al ligt. Heeft de voorzitter een ernstig vermoeden tav de gegrondheid van de klacht/
benadeling dan kan hij een onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of
een andere onmiddellijke voorziening treffen.

Als de kamer een bedenking tegen de notaris als ongegrond wordt gegrond dan kan zij de
notaris de volgende sancties opleggen: waarschuwing/ berisping/ een geldboete/ ontzetting
van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris voor (on)bepaalde duur/
schorsing in uitoefening ambt voor max 6 mnden/ uitzetting uit het ambt. Deze maatregelen
kunnen slechts onvoorwaardelijk opgelegd worden en dienen onderscheiden te worden van de
ordemaatregelen ex artt 25b, 26, 27, 106 Wna.

De kamer kan ook een bedenking gegrond verklaring zonder oplegging van een maatregel ex
art 103 lid 1 en 2 Wna. De gegrondverklaring wordt door de klager gekoesterd op het oog op
een civiele procedure. art 103 lid 4 heeft aan dat lid 1 ™ 3 ook voor de waarnemer gelden.
Het is ook mogelijk om ter zake van een klacht meerdere maatregelen op te leggen.

De kamer kan ogv art 103 lid 5 Wna besluiten dat een waarschuwing, berisping of geldboete
openbaar gemaakt worden.> reputatieschade. Het belang dat dit kan dienen is een

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

maatschappelijk belang bijv als een notaris zo heeft gehandeld dat er maatschappelijke onrust
is ontstaan.

De tuchtrechtspraak wordt in HB uitgeoefend door Hof A'dam> art 107 lid 2 Wna. Er gelden
geen wettelijke richtlijnen voor samenstelling hof. Tegen de beslissing van de kamer kan
binnen 30 dagen na dag van verzending als de in art 104 Wna bedoelde brief HB worden
ingesteld, art 107 lid 1. Niet de datum van verzending maar datum van indiening is beslissend.
Ex art 94 lid 1 Wna is er tegen de beslissing van het hof geen hogere voorziening (cassatie)
toegelaten.> Omdat concentratie bij 1 hof de eenheid van rechtspraak reeds zou waarborgen.
Indien bepaalde tuchtmaatregelen zijn uitgesproken kan gratie ex art 109 Wna volgen.

Art 94 lid 2 Wna bepaalt dat de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame
personen tov de kamer en het hof niet gehouden zijn aan de geheimhoudingsplicht van art 22
Wna. Vanwege het neme teneture-beginsel kan de beklaagde niet gedwongen worden om
tijdens de tuchtrechtprocedure te spreken. De HR heeft beslist dat indien de notaris tijdens de
tuchtrechtprocedure van mening is dat de belangen van derden die informatie aan hem hebben
toevertrouw, wordt beschadigd kan hij een behandeling achter gesloten deuren verzoeken.
Het hof oordeelde dat indien na afweging van de daarbij betrokken belangen de rechter in de
procedure tot de conclusie komt dat de notaris terecht een beroep op zijn
geheimhoudingsplicht doet, hij zo nodig een verklaring kan leggen in afwezigheid van de
klager.

Art 102 lid 4 Wna is van belang als de notaris als getuige of deskundige wordt opgeroepen.
Art 219 Sv voorziet in een functioneel verschoningsrecht.

Hoofdstuk 30
Het toezicht streeft preventie na: onjuist handelen of nalaten dient zo mogelijk te worden
voorkomen/ gesignaleerd. De belangrijkste toezichthouder is het BFT ex art 110 Wna, de
rechtspraak is echter gehouden aan de tuchtrechter. Er is sprake van financieel toezicht bijv
toezicht op naleving van de WWFT en artt 23, 24, 25, 25a, 18 lid 2 Wna. Daarnaast is de
BFT ook een adviesorgaan art 83 lid 3 Wna en is het een dataverschaffer, ex art 7 lid 2 Wna
bijv.
De KNB heeft de bevordering van een goede beroepsuitoefening tot taak ex art 61 lid 1/ 61a
Wna.

De bevoegdheden BFT: art 5:15 Awb kantoor notaris binnentreden, art 5:16 Awb inlichtingen
vorderen, inzage in persoonlijke gegevens art 111a lid 2 Wna. Tegen een beslissing van de
BFT kan bezwaar aangetekend worden en in beroep bij de bestuursrechter.

Art 111a lid 3 Wna: de notaris en onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen zijn
jegens de BFT niet gehouden aan hun geheimhoudingsplicht ex art 22 Wna.

De KNB laat ook intercollegiale kwaliteitstoetsen uitvoeren ex art 61a Wna. Lid 3 geeft aan
dat ook hier de geheimhoudingsplicht niet geldt. Het KNB kan nav een toets een klacht
indienen of het BFT inschakelen. Art 2:5 Awb het BFT een geheimhoudingsplicht op (blijkt
uit 110 lid 8). Ook toezichthouders hebben een afgeleid geheimhoudingsplicht.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 7
Civielrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris
Schadevergoeding is ondenkbaar in een tuchtrechtzaak. Als je dit wel wil moet je je beroepen
op de civielrechtelijke aansprakelijkheid.
Grondslagen van civielrechtelijke aansprakelijkheid
Jegens cliënt: wanprestatie (6:74)
Jegens derden: de onrechtmatige daad (6:162)
En dat hangt ervan af in welke verhouding degene die schadevergoeding vordert stond
tegenover de notaris. Wat is er een contractuele verhouding?
Ad 1  Art 16 Wna: Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de
notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de
notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van boek 6 van het BW.
Er was voor 1999 enige twijfel of er een contractuele verhouding bestaat tussen client en
notaris bij wettelijke werkzaamheden. Waarom was daar twijfel over? De notaris was en is
een ambtenaar. En verhoudingen tussen een persoon en een ambtenaar zijn in beginsel niet op
grond van een overeenkomst. Art 16 is opgenomen ter verduidelijking van de discussie.
Over niet wettelijke werkzaamheden zegt de wet niks omdat de notaris niet handelt als
ambtenaar en dan is het vanzelfsprekend dat men op grond van een normale civielrechtelijke
overeenkomst handelt.
Als de notaris zijn wettelijke werkzaamheid niet goed nakomt, dan pleegt hij wanprestatie. Dit
leidt ertoe dat er schadevergoeding betaalt moet worden (mits er ook aan de andere
voorwaarden van schadevergoeding wordt voldaan).
Ad 2  Het gevaarlijke van het beroep van notaris is dat de aansprakelijkheden van de notaris
niet zijn beperkt tot overeenkomsten met zijn clienten. Derden kunnen hem ook aanspreken
tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad.
Waar kun je aan denken/voorbeelden?
Er is een testament gemaakt en bepaalde personen zijn tot erfgenaam benoemd en de notaris
heeft een fout gemaakt en de testament is nietig verklaard. Die erfgenamen kunnen dan als
betrokkene derden de notaris aanspreken op gelede schade.
Het kan ook voorkomen dat de notaris te traag reageert. Iemand is stervende en belt de notaris
op zaterdagmiddag of hij kan komen. De notaris verwijst haar naar maandag en ondertussen
overlijdt mevrouw op zondag. Ook dat kan ertoe leiden dat er derden zijn die benadeeld zijn
door het feit dat ze geen erfgenaam zijn geworden doordat er geen testament is opgemaakt en
om die reden de notaris aanspreken.
HR Tilburgse hypotheekbank: Een notaris ging maar door om ten behoeve van de bank
hypotheekakte te verlenen die eigenlijk niet gedekt waren door een onderpand. De bank gaat
failliet en allerlei schuldeisers, vertegenwoordigt door hun curator, spreken de notaris aan.
Verhouding tussen tuchtrecht en civiele aansprakelijkheidsrecht

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Verschillen in normen waaraan notarissen moeten voldoen


In civiele aangelegenheden wordt er altijd getoetst aan een redelijk handelend en redelijk
bekwaam vakgenoot.
Bij tuchtrecht is er een kapstok-norm, art 93 Wna: Notarissen zijn aan tuchtrechtspraak
onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze
wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris behoren te betrachten ten opzichte
van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een
behoorlijk notaris niet betaamt.
Deze normen liggen beide een beetje op een lijn. Overtreedt je de tuchtrechtelijke norm van
behoorlijk notaris dan handel je ook niet als redelijk bekwaam notaris. Theoretisch wil de HR
daarin niet meegaan.
HR: overtreden van de tuchtrechtelijke norm van art 93 Wna betekent niet automatisch dat je
de civielrechtelijke norm overtreedt.
Achtergrond daarvan dat civiel aansprakelijkheidsrecht en tuchtrecht een geheel andere doel
dienen. Doel van het tuchtrecht is gelegen in het bevorderen van de algemene
vakbekwaamheid van het beroep. Het algemeen belang dat notarissen hun werk behoorlijk
doen.
Achtergrond van het civiele aansprakelijkheidrecht is het verplaatsen van de schade en dient
individuele belang die schade heeft geleden.
En tegen deze achtergronden geeft de HR een overweging waar verder niet op wordt in
gegaan:
“In dit verband is van belang dat bij de beoordeling van de vraag of een tuchtklacht gegrond
is, andere maatstaven worden gehanteerd dan bij de beoordeling van de civiele
aansprakelijkheid..” (HR 10 januari 2003, R.O 3.3. NJ 2003, 537).
Dit is puur theoretisch. In de praktijk wordt de tuchtzaak buitengewoon belangrijk gevonden.
Win je in de tuchtzaak, dan sta je in de civiele zaak eigenlijk al met 1-0 voor. Veel mensen,
waarvan de algemene belang van goede beroepsbeoefening niet interesseert dienen toch wel
een klacht in bij de tuchtrechter om een veroordeling te krijgen. Zodat ze een goede opstap
hebben voor de civiele zaak.
Tuchtzaak aanspannen is overigens erg goedkoop: Je hoeft geen griffierecht te betalen, je hebt
geen verplichte procesvertegenwoordiger nodig, dus het zal je niks kosten.
In dezelfde uitspraak zegt de HR wel dat er een aanwijzing is dat er civielrechtelijk iets mis is.
En wijk je als civiele rechter af van de uitspraak van de tuchtrechter dan moet je dat goed
motiveren. Dus het is wel belangrijk om eerst een tuchtzaak aan te spannen.
Ook al ga je ervan uit dat de normen op elkaar lijken, dan is het ook belangrijk om vast te
stellen dat tuchtrechtelijke uitspraak niet automatisch leidt tot civielrechtelijke
schadevergoeding.
Eerste voor de handliggende geval is dat er geen schade is geleden. Je lijdt geen schade. Een
notaris heeft wel in strijd gehandeld met algemeen belang tot behoorlijk beroepsbeoefening

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Andere redenen waarom tuchtrechtelijke aansprakelijkheid niet per definitie leidt tot
civielrechtelijke aansprakelijkheid is het wezenlijke verschil in de bewijsrechtelijke regels die
gelden. De notaris wordt in het civiel recht meer beschermt met allerlei bepalingen dan in het
tuchtrecht.
Tot slot speelt in het civiel recht eigen schuld van de cliënt nog een rol. Dat speelt in het
geheel niet bij de tuchtrecht.
Exoneratie en beroepsaansprakelijkheidsverzekering
De notaris kan algemene voorwaarden opmaken en exonoratiebedingen opmaken en zijn
aansprakelijkheid daarmee uitsluiten. Kan dat, mag dat?
In zijn algemeenheid gaat dat niet zo gemakkelijk en snel en dat heeft te maken met het
leerstuk van algemene voorwaarden te maken. Als je een exoneratie wil maken dan moeten ze
in elk geval ter hand worden gesteld aan de wederpartij (6:234a BW), maar je mag ook
verwijzen naar een plek waar je ze kunt vinden. Maar er bestaan ook nog grijze en zwarte
lijsten, 6:237 BW. Als zo’n exoneratiebeding valt onder art 6:237 wordt het geacht onredelijk
bezwarend te zijn en moet de notaris bewijzen dat het niet onredelijk bezwarend is.
Maar er speelt andere discussie  Notaris is een ambtenaar. De principiële vraag dat bij
totstandkoming van de wet is opgeborgen of het geoorloofd is dat een ambtenaar zich
exonereert. Past dat wel bij zijn ambt. Dat is niet in de wet opgenomen. In de parlementaire
geschiedenis is opgenomen dat de minister vindt dat exoneratie door notaris wel mogelijk is,
mits voor zover dat het gaat om schade dat boven het verzekerbare bedrag ligt. Dus waarvoor
je, je kunt verzekeren mag je niet exoneren en moet je dat gewoon uitbetalen. Maar voor al de
schade dat erboven ligt mag de notaris zich exoneren en geoorloofd.
Een notaris moet zich verplicht verzekeren, art 15 gedragsregels. De notaris moet zelf zich
verzekeren voor schade lopend tot €1.000.000, maar hij moet zich via de KNB nog nader
verzekeren tot €25.000.000 per geval en €50.000.000 per jaar. Er zijn grote kantoren die
daarboven nog een verzekering nemen. Dat kan een middel zijn om grote buitenlandse
kantoren binnen te halen.
Probleem is dat de notaris er niet van beter wordt jegens derden. De algemene voorwaarden
gelden alleen tussen partijen en niet jegens derden.
Bewijs
Als iemand een notaris op grond van een van de twee manieren tot schadevergoeding wil
dwingen moet het een ander ander bewijzen. Men moet bewijen dat er onrechtmatige daad is,
en bewijzen dat er schade is geleden. Verder ook nog bewijzen dat er sprake is van een
causaal verband (art 6:162 BW). In beginsel geldt dat de cliënt moet bewijzen (wie stelt moet
bewijzen).
Soms is het moeilijk voor de client te bewijzen dat de notaris is tekortgeschoten in een
bepaalde advisering, omdat je niet alle stukken van het dossier van de notaris hebt. Dan wordt
de cliënt daarin tegemoet gekomen door aan de notaris een soort verzwaarde stelplicht op te
leggen: dat betekent dat hij meteen alle stukken moet overleggen waaruit blijkt dat hij wel zijn
werk goed heeft gedaan.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

HR Dickey Trading II
In Dicky trading 1 is vastgesteld dat de notaris was tekortgekomen, hij had Franken beter
moeten waarschuwen. Maar er volgde een nieuwe procedure. Stelling van de advocaat was
dat er geen causaal verband was tussen de fout van de notaris en de schade die Franken had
geleden.
Hoe motiveerde hij dat: hij zei dat Franken zo onder invloed stond van Willem, ook al had ik
het goed gewaarschuwd dan had het niet geholpen want hij zou luisteren naar Willem. De
schade zou sowieso ingetreden zijn. Er zit geen verband tussen de schade mijn fout.
HR weerlegt deze redenering : “Indien door een als onrechtmatgie daad of wanprestatie aan te
merken gedraging ( het niet waarschuwen van Franken) een risico ter zake van het ontstaan
van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het
causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven.”
Dit is een omkering van het bewijslast ten aanzien van het causaal verband!
Fiscaalrechtelijke aansprakelijkheid van de notaris
Is een notaris fiscaalrechtelijk aansprakelijk? Ja, bij alle onroerend goed transacties waar
overdrachtsbelasting is verschuldigd, is de notaris op grond van de invorderingswet hoofdelijk
aansprakelijk voor de betaling van dat bedrag.
Art 42 lid 1 Invorderingswet: “Indien krachtens art 19 Wet op belastingen van rechtsverkeer
overdrachtsbelasting ter zake van een verkrijging moet worden voldaan (...) is de notaris
hoofdelijk aansprakelijk voor die belastin tot het bedrag dat ingevolge de inhoudt van de akte
is verschuldigd.”
Waarom heeft de fiscus deze regeling laten invoeren: Dit maakt de heffing van
overdrachtsbelasting buitengewoon makkelijk. Want de notaris zal nooit een akte passeren
zonder dat hij het geld voor overdrachtsbelasting op zijn rekening heeft staan. Dat moet ook
met de koopsom mee worden betaalt aan de notaris. Want de notaris kan ook worden
aangesproken! Hierdoor is dit het best ingediende belasting omdat het perfect georganiseerd is
hierdoor.
(Invorderingswet hoef je niet mee te nemen naar het tentamen en dit artikel wordt niet
gevraagd)
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Valsheid in geschriften
Voorbeeld: Meneer A en meneer B hebben ten aanzien van een huis een koopovk. gesloten en
ze willen gaan leveren. De koopsom is €400.000. Om overdrachtsbelasting te besparen
zeggen ze tegen de notaris dat de koopsom bedraagt €300.000 en de overige €100.000 doet ze
onderling contant betalen. In de akte wordt opgenomen dat partijen verklaren dat de koopsom
3 ton is, terwijl de werkelijke koopsom 4ton is.
Partijen: Maken die partijen zich schuldig aan valsheid in geschriften ex. Art 225 Sr? Nee, de
partijen hebben niet zelf de geschriften opgemaakt, dat heeft de notaris gedaan. Partijen
kunnen zich wel op grond van art 227 schuldig maken aan valsheid in geschriften want die
partijen laten valse opgaven doen opnemen!

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Notaris: Stel de notaris weet van dit plannetje af en hij doet mee. Kan de notaris worden
aangeklaagd op grond van art 225? Maakt de notaris een geschrift dat bestemd is om tot
bewijs van enig feit te dienen valselijk op? Nee, want wat doet de notaris? Hij schrijft op wat
partijen zeggen. Hij noteert eerst de de partijen zijn verschenen. Vervolgens wordt
opgenomen dat de verschenen partijen verklaren... en dan volgt er een partijenverklaring. In
theorie van de akten is dat een partijenverklaring en tot de partijenverklaring behoort ook de
koopsom. Dat de partijen dat verklaren is correct, maar wat ze verklaren niet. Je kunt niet
zeggen dat de notaris de verklaring valselijk heeft opgemaakt, alleen de verklaring is onjuist.
Art 227 gaat hier ook niet op, want de notaris laat iets niet opnemen, hij doet dat zelf.
De notaris maakt zich hier schuldig aan art 48 Sr: Medeplichtig aan art 227 Sr (het
meewerken aan het doen opnemen).
Er is een zaak geweest dat een Officier van Justitie was die in een vergelijkbaar geval de
notaris op grond van art 225 Sr wilde aanspreken. Dat was een geval van koop en levering. In
de akten staat altijd opgenomen hoe de verkoper het pand hiervoor had verkregen. De notaris
die had dat onderzocht en het bleek dat de verkoper het pand had verkregen op grond van
schenking. De notaris maakte van ‘koop’ van die schenking. Op die grond werd de notaris
aangesproken. De notaris beweerde dat dat een verklaring van partijen was.Maar dat hield bij
de HR geen stand:
“dat, ofschoon in een akte van overdracht van onroerend goed de vermelding van de titel van
aankomst formeel pleegt te worden opgenomen als deel uitmakend van de verklaring van
degene die overdraagt, het hier, naar van algemene bekendheid is, in materiele zin gaat om
een gegeven dat de notaris met het oog op de eisen van het rechtsverkeer, in het bijzonder in
verband met de belangen van de verkrijger en diens rechtsopvolgers, zelfstandig naar
aanleiding van een eigen onderzoe dienaangaande in de akte opneemt, hetgeen beteketn dat
hij voor de juistheid daarvan bij uitstek zelf de verantwoordelijk draagt;”. (HR 26 juni 1984)
Verdere delicten:
Notaris kan ook bewust meedoen met witwassen: art 420bis Sr
Of eventueel art 321 en 325 Sr: diefstal en verduistering. Notaris maakt zich schuldig aan
verduistering, dat gaat namelijk om goederen die rechtmatig bij jou zijn gekomen en je eigent
het je onrechtmatig toe

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 5
5.1 Benoemingsvereisten
5.1.1 algemene opmerkingen
Het ambt van (toegevoegd) notaris kan worden gerekend tot de gereglementeerde, vrije
beroepen. De toetreding tot het notariaat is met waarborgen omgeven, zoals ook tijdens de
uitoefening van het ambt voortdurend toezicht bestaat en bij misstanden sancties kunnen
worden opgelegd. Die strenge eigen vormen de basis voor blijvens maatschappelijk
vertrouwen dat voor het functioneren van het notariaat essentieel is.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het Europese Hof van Justitie heeft zich gebogen over de vraag of en in hoeverre het beginsel
van vrije vestiging van art 47 VWEU de benoemingvereisten voor notarissen toelaat:
Het hof maakte uit dat de eis van de Nederlandse nationaliteit voor de benoeming als notaris
in Nederland, strijdt met Europees recht omdat notariele werkzaamheden niet worden verricht
ter uitvoering van het openbaar gezag in de zin van dat artikel.
Overwegingen die dat oordeel schragen zijn:
Dat het aan de cliënten zelf ter beoordeling is om al dan niet een notariële akte te doen
opmaken en om de inhoud daarvan te bepalen.
Ook de uitvoerbaarheid van da akte, waarbij moeten worden gedach aan de executoriale
kracht, berust op de wil van de partijen.
Van belang is ook dat de notaris ondernemer is (dit is atypisch voor uitoefening van openbaar
gezag).
Voorts is voor het hof relevant dat de notaris persoonlijk aansprakelijk is voor beroepsfouten,
terwijl de Staat aansprakelijk is voor fouten van openbare organen.
Door het hof is onderstreept dat de notaris werkzaam is in het algemeen belang. Naar
Europees recht rechtvaardigt dat beperkingen van de vrijheid van vestiging, maar die moeten
we noodzakelijk en proportioneel zijn.
Art 2 lid 2 sub 1 Europese dienstenrichtlijn (deze richtlijn moet ervoor zorgen dat
dienstverleners makkelijker hun diensten kunnen aanbieden in een andere EU-lidstaat) bepaalt
dat notarissen buiten het werkinggebied van de richtlijn vallen. Met die bepaling wordt
voorkomen dat notarissen in andere lidstaten van de Eudiensten kunnen aanbieden mits zij
voldoen aan de wet- en regelgeving van hun land van herkomst. Binnen de lidstaten kunnen
notariële diensten dus niet vrij circuleren.
Aan de benoemingsvereisten moeten zijn voldaan op het tijdstip van benoeming. Het tijdstop
van benoeming is het tijdstip van het Koninklijk Besluit tot benoeming (art.3 Wna). In het
Koninklijk Besluit kan een latere datum zijn genoemd dan die van het Koninklijk besluit zelf,
waarop de bevoegdheid van de notaris ingaat (art. 3 lid 4 Wna). Voldoet een eenmaal
benoemde notaris niet langer meer aan alle benoemingsvereisten dan doet dat niet af aan zijn
status van notaris.
5.1.2 Beheersing Nederlandse taal
Art. 6 lid 1 jo lid 2 sub d Wna: Om als notaris benoemd te worden, hoeft men niet langer de
Nederlandse nationaliteit te bezitten. Als nieuwe eis geldt dat de notaris de Nederlandse taal
in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het notarisambt.
5.1.3 Theoretische scholing
Art.6 lid 2 Wna eist in de eerst plaats dat degene die benoemd wil worden, theoretisch
geschoold moet zijn.
De rechtssystemen van de lidstaten wijken onderling af en dat geldt ook voor de juridische
scholing in die landen. De vraag kan dan ook worden gesteld of het bezit van een ten aanzien
van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene
wet erkenning EG-beroepskwalificaties wel voldoende is om de wet tot benoeming te openen.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

De ter uitwerking van die wet vastgestelde Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties


kandidaat-notaris maakt het mogelijk zo nodig te verlangen dat buitenlanders een proeve van
bekwaamheid afleggen.
Art 6 lid 3 Wna maakt het mogelijk bij AmvB regels vast te stellen met betrekking tot de
beroepsvereisten, waaraan hij die de opleiding heeft gevolgd, moet voldoen.
5.1.4 Praktijkervaring en –scholing
Art 6 lid 2 sub b jo art 31 Wna eist:
In de eerste plaats dat degene die voor benoeming in aanmerking wenst te komen een stage
van ten minste 6 jaar op één of meer notariskantoren in Nederland heeft doorlopen.
In de tweede plaats is voor benoeming nodig dat de kandidaat die voor benoeming in
aanmerking wil komen, met goed gevolg het examen heeft afgelegd, bedoeld in art 33 Wna,
m.a.w. dat hij de beroepsexamen heeft afgerond.
De KNB draagt zorg voor een opleiding voor kandidaat-notarissen gedurende de stage. De
opleiding neemt ten minste twee maal per jaar een aanvang en duurt 3 jaar. (art 33 lid 1 Wna).
Er is een commissie van toezicht die tot taak heeft toezicht te houden op de opleiding voor de
kandidaat-notarissen en op het examen (art 34 lid 1Wna). Art 36 Wna schrijft nog voor dat de
Commissie van Toezicht elk jaar aan de Minister van Justitie en aan het bestuur van de KNB
verslag uitbrengt over haar werkzaamheden.
In de derde plaats dient degene die voor benoeming in aanmerking wenst te komen, als
toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van
twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek om
benoeming, in het Koninkrijk in Europa onder verantwoordelijkheid van een notaris of een
waarnemer werkzaam te zijn geweest of het notarisambt te hebben waargenomen, dan wel als
notaris gedurende die periode het notarisambt te hebben vervuld, met dien verstande dat, in
geval van werkzaamheden in deeltijd(zie art 1 sub h Wna(36 werkuren)), deze termijnen naar
evenredigheid worden verlengd(art 6 lid 2 sub b onder 3 Wna).
Voor de kandidaat-notaris die in aanmerking wenst te komen voor benoeming geldt dat hij
voor de vervulling van het hier besproken vereiste van praktijkervaring, in zoverre afhankelijk
is van anderen dat hem de gelegenheid moet worden geboden om die praktijkervaring
desgewenst te verwerven. Dit betekent dat de beëindiging van de werkrelatie voor de
kandidaat-notaris zeer ingrijpende gevolgen kan hebben. Het kan betekenen dat hij ten tijde
van zijn verzoek tot benoeming niet voldoet aan het criterium van praktijkervaring. Om die
reden wordt van de notaris die onder die omstandigheden de werkrelatie beëindigt, prudentie
verwacht.
5.1.5 Ondernemingsplan
Een van de kenmerkende punten voor de huidige wet is het ontbreken van een numerus
clausus. Niet langer wordt het aantal te benoemen notarissen door de wet gemaximaliseerd.
Voor benoeming dient ook te worden overgelegd een ondernemingsplan dat voldoet aan de
voorwaarden van art 7 lid 1 Wna waarin moet blijken dat:
De verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om in de hem toegewezen plaats
van vestiging een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend
kan worden uitgeoefend. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een aanvaardbaar
honorarium van de notaris.
alsmede het advies daarover van de Commissie van deskundigen als bedoeld in art 7 lid 2
Wna. De commissie bestaat uit drie personen; de voorzitter en een van de leden bezitten
bedrijfseconomische deskundigheid, het andere lid is notaris.
De KNB en het BFT verstrekken de Commissie desgevraagd de door haar in het verband met
het onderzoek van het ondernemingsplan benodigde inlichtingen. Het advies wordt als bijlage
biij het ondernemingsplan gevoegd. Zie ook art 8 Wna; daarin is te lezen dat de Commissie
adviseert binnen 3 maanden na datum van ontvangst van het ondernemingsplan.
De advisering door de Commissie maakt geen onderdeel uit van de besluitvorming over het
benoemingsverzoek. De werkzaamheden van de Commissie resulteren in een advies, niet in
een besluit en dat betekent dat de AWB niet van toepassing is.
De wet stelt deze eis om het gevaar vvan het ontstaan van kleine, financieel slecht lopende
praktijken te bezweren. Het gevaar voor een kwalitatief onvoldoende dienstverlening is dan te
groot, hetgeen onacceptabel is met het oop op het vertrouwen in het gehele notariaat.
Een rol van betekenis dient eveneens te worden toegekend aan de eventuele toewijzing van
een protocol aan degene die benoemd wenst te worden. Die toewijzing kan in meer dan één
opzicht een factor van betekenis zijn bij de beoordeling of het ondernemingsplan voldoet aan
de criteria van art 7 lid 1 Wna.
In de eerste plaats zal het protocol een zekere goodwill voor de nieuwkomer
vertegenwoordigen, in die zin dat bepaalde cliënten zich uit gewoonte, gemakzucht of
onwetendheid zullen wenden tot degene die het protocol krijgt toegewezen.
In de tweede plaats: in de praktijk komt het voor dat voor die goodwill een vergoeding wordt
bedongen door de vertrekkende notaris van degene die voor overname van het protocol in
aanmerking wenst te komen.
Vergoeding die voor de goodwill wordt voldaan, vormt een eerste investering van de
nieuwkomer. De afschrijvingen vormen bedrijfslasten. In het ondernemingsplan zal daar
aandacht aan moeten worden besteed.
De eisen die aan het ondernemingsplan worden gesteld, variëren afhankelijk van het beoogde
type van benoeming:
Gaat het om een nieuwe vestigingsplaats dan dient het ondernemingsplan meer omvattend te
zijn dan wanneer het gaat om een benoeming in associatie of als opvolger in een gevestigde
praktijk.
Het antwoord op de vraag of het ondernemingsplan voldoet an de wet, is uiteindelijk
voorbehouden aan de Minister van Justitie.
5.1.6 Een verklaring ontrent het gedrag
Art 6 lid 2 sub c noemt ten slotte dat voor degene die voor benoeming in aanmerking wenst te
komen, is vereist dat hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven
volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit is geregeld in art 28 e.v. van de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het gaat om een verklaring van de Minister van Justitie dat uit een onderzoek dat met
betrekking tot het gedrag van degene die notaris wil worden , is ingesteld, gelet op het risico
voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging
van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. De
verklaring bevat geen andere mededelingen.
De informatie wordt opgeslagen in het register voor het notariaat, als bedoeld in art 5 Wna.
5.2. Benoemingsprocedure
5.2.1 Het verzoek tot benoeming
Art 8 Wna behandelt de benoemingsprocedure.
Lid 1: Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen dient bij de
KNB een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens
is zich als notaris te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij
voldoet aan de voorwaarden van artikel 6. In het verzoek doet hij tevens opgave van het
kantoor of de kantoren waar hij als kandidaat-notaris of toegevoegd notaris werkzaam is
geweest.
Als de verzoeker in aanmerking wenst te komen voor toewijzing van het protocol van een
ntoaris die defungeert, overlijdt of zich buiten het protocol vestigt zal dit uit zijn
ondernemingsplan moeten worden opgemaakt. De wet schrijft namelijk niet voor dat in het
verzoek zelf dit moet worden vermeld.
Valt een protocol vrij door defungeren, overlijden of vestiging buiten het protocol dan wordt
er geen sollicitatieronde geopend. De wet kent dus geen periode waarin sollicitaties kunnen
worden ingediend, die ongeacht het tijdstip van binnenkomst binnen die periode gelijkelijk
worden beoordeeld. Wat gebeurd er dan al er meerdere verzoeken om benoeming
binnenkomen voor één vestigingsplaats? Op het eerst binnengekomen verzoek zal een besluit
moeten volgen. Om détournement de pouvoir te voorkomen (art 3:3 Awb), zal het eerste
verzoek het eerst behandeld moeten worden.
Gelet op art 6 lid 2 sub b ten derde Wna (“twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren
voorafgaande aan zijn verzoek om benoeming”): wat is het tijdstip van indiening indien het
verzoek ten tijde van de aflevering bij de KNB niet compleet is? Pas na inzending van de
aanvullende stukken is sprake van een verzoek tot benoeming dat kan leiden tot benoeming.
5.2.2 Adviesmogelijkheid van KNB en BFT
De KNB en het BFT kunnen met betrekking tot het verzoek advies uitbrengen (art 8 lid 6
Wna). Bij dat adviess zal het moeten gaan om eventuele aan hen bekende feiten of
omstandigheden, welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen
leiden. Relevant zijn gegevens die zien op de in art 6 en 9 Wna genoemde voorwaarden, en
voorts gegevens die de Kroon, gelet op de antecendenten van de verzoeker, aanleiding kunnen
geven tot het oordeel dat er een gegronde vrees bestaat dat de verzoeker in strijd zal handelen
met de voor het notarisambt geldende regels, of uit anderen hoofde de eer en het aanzien van
het notarisambt zal schaden.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

5.2.3 Weigering om te benoemen


Weigering om te verzoeker te benoemen vindt niet plaats bij een Koninklijk Besluit. Het is de
Minister van Justitie die een minder formaliteiten vergende beschikking tot weigering van een
benoeming neemt.
Van die weigering kan bezwaar worden aangetekend bij de Minister van Justitie. Vervolgens
is er beroep mogelijk bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State. Voor die
beroepsmogelijkheden is de Awb van belang.
De minister kan vanwege bedrijfseconomische redenen van oordeel zijn dat in de beoogde
vestigingsplaats onvoldoende mogelijkheden bestaan om tot een verantwoorde pratijkvoering
te komen.
5.2.4 Selectieprocedure
In 2012 is in de Notariswet ruimte gemaakt voor een selectieprocedure: verzoekers worden
getoetst op persoonlijke geschiktheid voor het ambt. De benoemingsprocedure voorziet in een
advies daarover van een Commissie toegang notariaat (art 8 lid 2 Wna).
Bij het onderzoek naar geschiktheid dient te worden gekeken naar eigenschappen als
integriteit, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en kwaliteit (deskundigheid).
De adviesprocedure van de Commissie toegang notariaat wordt uitgewerkt in een AmvB.
Daarin worden ook de te hanteren selectiecriteria uitgewerkt.
Uiteindelijk is in de wetgevingsprocedure vastgelegd dat de Commissie advies uitgebrengt
aan de Minister en dus niet aan de verzoeker! Het is geen besluit in de zin van Awb en
daarmee ook niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
5.3. Benoeming
De besluitvorming door de Kroon eist zorgvuldigheid. Het besluit van de Commissie van
deskundigen over het ondernemingsplan dient in het kader van haar eigen besluitvormng te
worden getoetst op volledigheid, consistentie en zorgvuldigheid
Zo nodig dient de Kroon in haar besluit in te gaan op de verstrekte inlichtingen door de KNB
en het BFT, genoemd in art 7 lid 2 Wna. Datzelfde geldt voor het ingewonnen advies over de
persoonlijke geschiktheid van de verzoeker voor het ambt. Dit alles volgt uit het voorschrift
van art 3:46 Awb: een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
De weigeringsgronden voor benoeming zijn limitatief opgesomd. Is er geen weigeringsgrond
dan MOET degene die om benoeming verzoekt, worden benoemd (soort recht op benoeming).
De notaris wordt als zodanig bij Koninklijk Besluit benoemd (art 3 lid 1 Wna). Het moment
van benoeming moet worden onderscheiden van het moment waarop de notarisde aan het
ambt verbonden bevoegdheden kan uitoefenen. De notaris is in beginsel bevoegd met ingang
van de dag na zijn eedsaflegging (art 3 lid 4 Wna). Art 3 lid 2 Wna zegt dat de eedsaflegging
dient te geschieden door de notaris; die eedsaflegging kan dus eerst na die van het Koninklijk
Besluit plaatsvinden.
Art 3 lid 4 Wna noemt ook de situatie dat het Koninklijk Besluit aangeeft dat de notaris met
ingang van een latere dag is benoemd dan de dag van datering van dat besluit. Ook al zou
voor die dag van ingang van de benoeming de eed worden afgelegd, dan neemt dat niet weg

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

dat de persoon in kwestie in dat geval pas bevoegd is met ingang van de in het Koninklijk
Besluit genoemde toekomstige datum. Wacht hij met de eedsaflegging tot na de dag van
ingang van zijn benoeming dan is hij pas bevoegd met ingang van de dag na zijn
eedsaflegging. Is de notaris waarnemer van het kantoor dan is hij terstond na de eedsaflegging
bevoegd. Ook in dit laatste geval kan het Koninklijk Besluit een datum van benoeming
vermelden, die ligt na de datum van het Koninklijk Besluit.
Zou de Koning iemand tot notaris benoemen die niet voldoet aan de benoemingsvereiste dan
is de benoeming niettemin geldig. De uitvoerende macht zou deze benoeming NIET ongedaan
kunnen maken (onder het oude wet werd dat wel afgeleid uit het voorschrift dat de notaris
voor het leven is benoemd). De uitvoerende macht kan niet de notaris naar willekeur zijn
bevoegdheden ontnemen. Ook de rechter kan de benoeming niet ongedaan maken. De rechter
mag de eedsaflegging dan ook niet aan een op een dergelijke wijze benoemde persoon
weigeren, aangezien de wet hem in deze geen controlerende taak opgelegt.
Tegen een beschikking inhoudende de weigering van het verzoek tot benoeming staat geen
beroep open (art 8:4 Awb).
De benoeming is kenbaar door registratie in het centraal register voor het notariaat (art 5 lid 2
Wna).
5.4 Eedsaflegging
5.4.1 Formele aspecten van de eedsaflegging
Om bevoegd te zijn, is vereist dat de notaris de eed aflegt.. Dit dient te gebeuren voor de
rechtbank in de hoofdplaats van het ressort, waarin zijn plaats van vestiging is gelegen, art 3
lid 2 Wna. In plaats van de eed kan de belofte worden afgelegd
Art 1Eedswet beschrijft hoe je een eed of belofte moet afleggen(zie blz 79 boek)
In het tijdsbestek tussen de datum van benoeming die door het Koninklijke Besluit wordt
aangegeven enerzijds en de dag volgend op die van de beëdiging van de notaris, is de
benoemde persoon notaris, maar nog niet bevoegd!
De eed moet worden afgelegd binnen 6 maanden na de dagtekening van zijn benoeming (art 3
lid 2 Wna). Een termijn is gesteld om, met het oog op de beoordeling van
ondernemingsplannen, duidelijkheid te krijgen over het aantal notarissen dat in een bepaald
gebied gevestigd is of zich zullen vestigen.
Als de eed niet tijdig is afgelegd, vervalt de benoeming(art 3 lid 2 Wna). De notaris die dan
opnieuw voor benoeming in aanmerking wil komen, zal een nieuw benoemingsverzoek
moeten indienen.
De eedsaflegging wordt opgenomen in het centraal register voor het notariaat,art 5 Wna.
5.4.2 Materiële aspecten van de eedsaflegging
De notaris zweert dat hij zich zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de
verordeningen die op het notarisambt van toepassing zijn. Onder wetten zullen niet slechts
wetten in formele zin moeten worden begrepen; ook besluiten vallen daaronder.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

5.5 De titel ‘Notaris’


Pas na de beëdiging mag de titel notaris worden gevoerd. Deze bevoegdheid eindigt bij
defungeren (vergelijk art 2 lid 2 Wna).
Er kan gewezen worden op art 436 Sr dat als overtreding van de openbare orde strafbaar stelt
het onbevoegd uitoefenen van een beroep waarvoor de wet toelating vordert.
Kandidaat-notaris is geen beschermde titel.
Uit het arrest HR 5 december 2000, handelend over de Wet op de architectentitel, kan worden
afgeleid dat er geen bezwaar tegen bestaat om in de naam van een praktijkvennootschap of
een naamloze vennootschap het woord notaris, notarissen of notarispraktijk op te nemen, mits
de notariële activiteiten van die rechtspersoon worden uitgeoefend door of onder de feitelijke
leiding van natuurlijke personen die gerechtigd zijn de titel notaris te voeren.
Een geschorste of gedefungeerde notaris is terecht niet bevoegd de titel notaris te dragen.
5.6 Inschrijving en depot van handtekening en paraaf
Terstond na de eedsaflegging laat de notaris zich inschrijven in het centraal register voor het
notariaat, onder overlegging van het proces-verbaal van de eedsaflegging en deponeert de
notaris zijn handtekening en paraaf  art 5 lid 5 Wna.
Doel van het depot van handtekening en paraaf: het depot maakt de legalisatie van de
handtekening van de notaris mogelijk (art 52 lid 3 Wna). Voorts is het depot van belang in
verband met het vermoeden van echtheid van de notariële akte (art 159 lid 1 Rv: hieruit volgt
dat de notaris zijn akten, afschriften etc. moet ondertekenen en paraferen op de wijze van het
depot. En verder dat als de notaris zijn handtekening of paraaf wijzigt, een nieuw depot niet
achterwege mag blijven).
Het depot kan niet worden overgelaten aan een vertegenwoordiger, het is een persoonlijke
plicht van de notaris. De notaris die zijn depotverplichting niet nakomt, handelt niet zoals een
behoorlijk notaris betaamt. Hij kan daar tuchtrechtelijk op worden aangesproken.

Hoofdstuk 17
17.3. Bevoegdheid naar tijd
17.3.2. Onbevoegheid na schorsing
17.3.2.1. Algemene opmerkingen
Schorsing ontneemt de betrokkene niet het ambt maar ontzegt hem tijdelijk de bevoegdheid
zijn ambt uit te oefenen.
Schorsing kan op verschillende wijzen tot stand komen. Uitsluitend de schorsing bij wijze van
tuchtmaatregel (art 103 Wna) kan voor de tuchtrechter meewegen om bij een volgende
misstap over te gaan tot ontzetting.
Art 196 Sr bedreigt met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete
van de tweede categorie (vergelijk art 23 Sv) hem die een daad verricht behorend tot een ambt
dat hij niet bekleedt of die zijn ambtsmacht uitoefent na schorsing. Voor dergelijke
verrichtingen kan de notaris ook tuchtrechtelijk aangesproken worden.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

17.3.2.2. Schorsing vanwege inwerkingtreding maatregelen


Art 26 Wna geeft met het ook op het waarborgen van de integriteit en het aanzien van het
ambt, aan de voorzitter van de kamer voor het notariaat de opdracht notarissen in bepaalde
gevallen in de uitoefening van hun ambt te schorsen.
Schorsing van de notaris dient plaats te vinden in de volgende situaties:
De notaris bevindt zich in voorlopige hechtenis
Er is tegen hem een gerechtelijke vooronderzoek ter zake een misdrijf ingesteld
Hij is bij rechtelijke uitspraak wegens misdrijf veroordeeld dan wel aan hem is bij rechterlijke
uitspraak een maatregel opgelegd die vrijheids beneming tot gevolg heeft, ook al zijn die
rechterlijke uitspraken nog niet onherroepelijk geworden
De notaris wordt onder curatele gesteld, de notaris is in staat van faillissement verklaard, aan
de notaris is surséance van betaling verleend, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
is op hem van toepassing verklaard, dan wel de notaris wordt wegens schulden gegijzeld.
In al deze gevallen, en dus niet alleen die genoemd onder d, de schorsing geldt voor de duur
van de genoemde maatregelen.
Art 26 lid 4 Wna geeft aan dat indien tegen een notaris een gerechtelijk vooronderzoek ter
zake een misdrijf is ingesteld, de schorsing eindigt na drie maanden. Daarna zal de kamer
voor het notariaat de schorsing telkens verlengen maar voor niet langer dan steeds drie
maanden. Alleen in dat geval dient de tuchtrechter dus zelf te bezien of voortduring van de
schorsing noodzakelijk is. In andere gevalllen is het de notaris die in actie moet komen om de
schorsing aan te vechten (art 26 lid 2 Wna jo art 27 Wna).
Schorsing heeft tot gevolg dat door de notaris verleden akten niet authentiek zijn. Van
essentieel belang is dat het tijdstip van inwerkingtreding van de schorsing duidelijk is vast te
stellen. Spreekt de voorzitter de schorsing uit dan wordt de notaris daarvoor opgeroepen.
Denkbaar is dat de notaris geen gehoor geeft of kan geven aan de oproep. De mededeling aan
de notaris is dan gewaarborgd door een kennisgeving bij aangetekende brief (art 26 lid 2 jo art
27 lid 1 jo art 103 lid 6 Wna).
Uit art 105 Wna kan worden opgemaakt dat nodig is dat de voorzitter de kennisgeving van de
schorsing vooraf doet gaan aan de latere inwerkingtreding van de schorsing.
Art 26 Wna is krachtens lid 6 tevens van toepassing op de toegevoegd notaris.
17.3.2.3 Schorsing wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid
Is de notaris wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat tot het behoorlijk
errichten van zijn werkzaamheden, dan kan hij, na verhoor of behoorlijke oproeping, op grond
van art 27 Wna door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de
uitoefning van zijn ambt worden geschorst. Er is geen sprake van verplichting van de
voorzitter tot schorsing. Het betreft hier wederom een ordemaatregel met ver strekkende
gevolgen.
De door de voorzitter solitair genomen maatregel, dient binnen vier weken door de kamer
voor het notariaat te worden bekrachtigd(art 27 lid 1).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

De notaris kan de kamer voor het notariaat ten allen tijde verzoeken de schorsing op te heffen,
hetgeen van belang is omdat de schorsing voor onbepaalde tijd wordt uitgesproken.
Lid 2 bepaald dat de notaris binnen 6 weken na de dag van verzending van het afschrift van
de beslissing tot schorsing of tot weigering van de opheffing van de schorsing daartegen in
beroep kan komen bij het gerechtshof Amsterdam. Het beroep schorst de tenuitvoerlegging
van de maatregel niet. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen hogere voorziening
toegelaten.
Op de behandeling van zaak bij de kamer voor het notariaat en bij het gerechtshof Amsterdam
zijn de artikelen 101,102,104,105 en 107 van overeenkomstige toepassing, zie art 27 lid 3
Wna.
Schorsing met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
17.3.2.4. Schorsing bij wijze van tuchtmaatregel en onmiddellijke schorsing bij wijze
van ordemaatregel
Art 103 Wna biedt de tuchtrechter de mogelijkheid bij wijze van tuchtmaatregel de schorsing
uit te spreken in de uitoefening van het ambt voor ten hoogste zes maanden.
Voor het tijdstip van intreden van de onbevoegdheid van de geschorst notaris is art 105 Wna
weer van belang, waaruit blijkt dat de maatregel van een opschortende termijn kan worden
voorzien. De kamer voor het notariaat deelt de betrokken notaris bij aangetekende brief, nadat
de maatregel onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de maatregel van kracht
wordt. Deze bepaling is bedoeld om duidelijkheid voor de notaris te scheppen over de dag
waarop de schorsing van aanvangt.
Indien het betreft een klacht tegen een notaris van zeer ernsige aard, er kennelijk gevaar
bestaat voor benadeling van derden en de voorzitter van de kamer voor het notariaat een
ernstig vermoeden heeft te naanzien van de gegrondheid, kan hij de onmiddellijke schorsing
in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen. Die
voorzieningen zijn niet langer van kracht dan voor de duur van de behandeling van de klacht
(art 106 Wna).
Het betreft hier een ordemaatregel en dus geen tuchtmaatregel. Net zoals bij de schorsing
wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid geldt dat de maatregel van de voorzitter
door de kamer voor het notariaat dient te worden bekrachtigd en dat de kamer de schorsing te
allen tijde kan opheffen. Ter zake de beroepsmogelijkheden is art. 27 lid 2 Wna van
overeenkomstige toepassing verklaard.
17.3.3. Onbevoegheid tijdens de waarneming
Wordt in de waarneming van het ambt van de notaris voorzien dan is de notaris gedurende die
periode zelf onbevoegd. Dit blijkt uit art 29 lid 7 Wna.
17.3.4. Onbevoegdheid als gevolg van ontzetting en ontslag
De rechter kan als tuchtmaatregel de ontzetting uit het ambt opleggen (art 103 lid 1 Wna).
Voor het tijdstip van intreden van de onbevoegdheid van de notaris die is ontzet, is weer art
105 Wna van belang. Deze bepaling is bedoeld om duidelijkheid voor de notaris te scheppen
over de dag waarop de ontzetting aanvangt. Wordt de ontzetting in hoger beroep uitgesproken
dan zal de kamer dus meedelen wanneer de door het hof uitgesproken ontzetting van kracht
wordt.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het spreekt vanzelf dat de notaris die wordt ontslagen, niet langer bevoegd is. Voor de notaris
die het zogeheten leeftijdsontslag krijgt, hij bereikt de zeventigjarige leeftijd, bepaald art. 14
lid 1 Wna dat zijn ontslag en daarna zijn onbevoegdheid intreedt met ingang van de
eerstvolgende maand na het bereiken van de zeventigjarige leeftijd.
Verzoekt een notaris om ontslag voordat hij die leeftijd heeft bereikt dan wordt hem ontslag
verleend bij Koninklijk Besluit en dat tevens de datum van ingang daarvan vermeldt (art 14
lid 2 Wna). Ontslag met terugwerkende kracht verdraagt zich niet met de eisen van de
rechtszekerheid.

Hoofdstuk 18
18.1 Algemene aspecten
Kandidaat-notaris komt in de wet op diverse plaatsen naar voren. De aandacht van de
wetgever voor notariële medewerkers is bepaald minder. Dat komt omdat de
verantwoordelijkheid voor de ambtsverrichtingen door de wet op de schouders van de notaris
en kandidaat-notaris zijn gelegd. In drie artikelen spreekt de wet over die onder
verantwoordelijkheid van de notaris werkzame personen:
In art 22 Wna (jo 61a en art 94, 99a, 111a Wna) over geheimhouding
Art 25 lid 2 Wna over het verlenen van een volmacht om over de derdengeldenrekening te
beheren en om daarover te beschikken en
In art 39 lid 1 Wna, dat handelt over het vaststellen van de identiteit.
18.2 Definitie ‘kandidaat-notaris’
De definitie van kandidaat-notaris in de zin van de wet is te vinden in art 1 sub c Wna.
Een belangrijk onderdeel van de definitie is dat de kandidaat-notaris in het notariaat
werkzaam moet zijn. Wie niet meer in het notariaat werkzaam is, is in beginsel nog slechts
notarieel jurist. Beëindigt een kandidaat-notaris zijn werkzaamheden in het notariaat dan biedt
art 30A Wna mogelijkheden om die status nog een jaar te behouden. Daartoe zal de
kandidaat-notariss een kennisgeving aan de KNB moeten doen (art 30A lid 4 Wna).
Wat kan gelden als het verrichten van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van een
notaris of waarnemer?
De notariskamer Hof Aamsterdam oordeelde op 30 maart 2000 als hoogste tuchtrechter over
een kandidaat-notaris die werd voorgedragen als vaste waarnemer in de zin van art 29 lid 2
Wna. De kandidaat notaris was werkzaam op de kantoorvestiging te Londen, alwaar geen
Nederlandse Notaris aanwezig was. Wel kwam vast te staan dat hij functioneerde in een
vennootschapspraktijk die gelijkenissen vertoonde met die van de vestigingen in Rotterdam
en Amsterdam. Hij verrichtte al het werd dat uiteindelijk leidde tot het passeren van de
notariële akten in Nederland. Hij overlegde met twee notarissen in Nederland; er was
intensief telefonisch, e-mail en faxverkeer. Hij ontving in Londen de Volledige documentatie
over de notariële pratijk.
De voorzitter van de kamer van toezicht vond dat onvoldoende om te kunnen spreken van het
verrichten van werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de notaris.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Het Hof oordeelde anders: Een opvallend ruimhartige uitspraak, omdat het dagelijks
persoonlijk contact tussen notaris en kandidaat een belangrijk element is van de vorming van
de kandidaat. Van de houding, doen en laten van de notaris in bijvoorbeeld besprekingen kan
moeilijk anders worden geleerd dan in elkaar fysieke aanwezigheid; dat is in de
vennootschapspraktijk niet anders dan in andere rechtsgebieden waarop de notaris actief is.
De hoedanigheden van toegevoegd notaris en kandidaat-notaris gaan niet samen.
Een notaris die defungeert kan desgewenst de hoedanigheid van kandidaat-notaris verkrijgen
gedurende een jaar na zijn ontslag (art 30A lid 1 Wna). Art 30 lid 3 Wna bepaalt dat de
gedefungeerde notaris, de gewezen toegevoegd notaris of kandidaat-notaris die ambtshalve is
benoemd tot waarnemer de hoedanigheid van kandidaat-notaris behoudt gedurende één jaar
na het einde van de laatste waarnemingsperiode. Uit art 30 lid 4 kan worden opgemaakt dat
hij hiervoor wel de melding moet doen aan de KNB.
18.3 Aansprakelijkheid
De kandidaat-notaris zal gewoonlijk werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
Hij zal als ondergeschikte moeten worden aangemerkt. Op grond van de wet zal daaruit
volgen dat de notaris naast de kandidaat-notaris aansprakelijk is voor door de kandidaat-
notaris gemaakte beroepsfouten jegens derden (art 6:170 BW): het gaat heir dus om
aansprakelijkheid o.g.v. onrechtmatige daad!
Voor de kandidaat-notaris geldt dat deze op grond van art 6:170 lid 3 BW in de onderlinge
verhouding met de notaris niet in de schade hoeft bij te dragen, tenzij de schade een gevolg is
van zijn opzet of roekeloosheid.
Schakelt de notaris de kandidaat-notaris in bij de uitvoering van een opdracht en is er sprake
van wanprestatie dan zijn de artikelen 6:74 en 6:76 BW van betekenis voor de
aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever.
Kan de notaris zich verhalen op de kandidaat-notaris in geval hij wordt aangesproken? Art
7:661 BW bepaalt dat de kandidaat-notaris in loondienst in beginsel niet aansprakelijk is
jegens de notaris, tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de
kandidaat-notaris.
Voor de kandidaat-notaris die als door de notaris aangedragen waarnemer optreedt is art 29
lid 9 Wna van belang.
18.4 Formaliteiten bij aanvang en einde van de werkzaamheden
Art 32 Wna: de kandidaat-notaris die werkzaamheden op een notariskantoor heeft aanvaard,
geeft hiervan binnen een week nadat hij met de uitoefening van die werkzaamheden is
begonnen, kennis aan de KNB.
De kennisgeving dient door de notaris ‘voor gezien’ te worden getekend; aanvaardt de
kandidaat-notaris zijn betrekking bij een maatschap van notarissen(en/of kandidaat-
notarissen), dan kan één van de notarissen tekenen.
Gaat het om de eerste betrekking dan dient tevens het getuigschrift van het door hem afgelegd
examen dan wel een erkenning van beroepskwalificaties aan de KNB te worden overgelegd.
Lid 2 van art 32 Wna geeft een aantal vereisten waaraan de kennisgeving dient te voldoen.
Vervolgens stuurt op grond van lid 3 de KNB de kandidaat-notaris een bewijs van ontvangt

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

van de kennisgeving. Zij zendt tevens het door haar voor ‘gezien’ getekende getuigschrift aan
de kandidaat-notaris terug.
Bij beëindiging van de werkzaamheden is het de notaris die daarvan schriftelijk opgaaf moet
doen aan de KNB binnen een week. De KNB registreert dat in het register voor het notariaat
van art 5 Wna.
18.5 Stage
Om tot notaris te kunnen worden benoemd, dient een kandidaat-notaris gedurende zes jaren
werkzaam te zijn geweest op één of meer notariskantoren in Nederland. Deze periode noemt
de wet ‘de stage’. De wet kent een stage van 3 jaren (art 29 Wna) en een stage van 6 jaren
(art 31 lid 1 Wna), die van belang zijn voor de bevoegdheid tot waarnemen en voor de
benoembaarheid.
De werkervaring dient te zijn opgedaan in de functie van kandidaat-notaris. De werkzame
periode als notarieel medewerker is dus voor de opbouw van de stage niet relevant. Voor de
opbouw van de stage hoeft de kandidaat-notaris zijn werkzaamheden niet op basis van
arbeidsovereenkomst te verrichten (freelancer of o.g.v. maatschapsovereenkomst kan ook).
De stage begint op de dag van de kennisgeving aan de KBG van de aanvaardig van
werkzaamheden op een notariskantoor (art 32 lid 1 Wna). Desgevraagd geeft de KNB aan de
kandidaat-notaris een stageverklaring af, ter bevestiging dat hij de stage van 6 jaren heeft
doorlopen (art 32 lid 5 Wna).
De stage van 6 jaren kan ook in deeltijd worden volbracht. In dat geval wordt de periode van
6 jaren volgens in art 31 lid 1 Wna naar evenredigheid verlengd.
Alhoewel de wet een stage in Nederland voorschrijft, kan een stage in het buitenland
voldoende zijn, mits het gaat om een wettelijk erkende stage.
Naast de eis van het voltooien van een stage voor benoeming of waarneming staat de eis van
het gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen een tijdsbestek
van drie jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële
werkzaamheden verrichten (art 6 en 29 Wna) Uitspraak Hof Amsterdam 30 maart 2000: op
grond van deze uitspraak zal moeten worden aangenomen dat het verrichten van die notariële
werkzaamheden ook buiten Nederland kan plaatsvinden. Bij notariële werkzaamheden geldt
dan wel dat die van het Nederlandse Notariaat moeten betreffen.
Uit art 1 Stageverordening volgt dat de notaris de kandidaat-notaris leiding, voorlichting en
raad geeft bij zijn functioneren als kandidaat-notaris; de notaris dient zorg te dragen voor
voldoende begeleidingvan de kandidaat. In lid 3 van art 1 is opgenomen dat de notaris de
kandidaat-notaris de mogelijkheid geeft om zich in alle gebruikelijke notariële
werkzaamheden te bekwamen. Dit is vrijblijvend maar het is in veel gevallen verstandig om
van deze mogelijkheid gebruik te maken als kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris die zich
gedurende 6 jaren in de praktijk uitsluitend met een onderdeel heeft bezig gehouden zal na die
periode moeilijk als alleenstaand notaris de praktijk kunnen oefenen..
Het handelen van de notaris als werkgever kan van invloed zijn oop het vertrouwen van het
publiek in het notariaat respectievelijk de individuele notaris. Het optreden als werkgever en
manager kan daarom niet los gezien worden van het handelen in de hoedanigheid van notaris.
Dit optreden kan dus door de tuchtrechter worden getoetst.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

18.6 Beroepsopleiding
Het doorlopen van de beroepsopleiding als bedoeld in art 33 Wna is van belang om tot notaris
te kunnen worden benoemd en om te kunnen waarnemen.
Het is de KNB die zorg draagt voor de beroepsopleiding. De mogelijkheid om de
beroepsopleiding te volgen, dient tijdens de stage open te staan. Aan het einde van de
beroepsopleiding wordt een examen afgenomen (art 33 Wna). De opleiding duurt maximaal 3
jaar en neemt ten minste 2x per jaar een aanvang.
Het cursus- en examengeld komt ten laste van het kantoor waar de kandidaat-notaris
werkzaam is.
Het toezicht op de beroepsopleiding is in art 34 Wna opgedragen aan een Commissie van
Toezicht. Deze commissie brengt elk jaar aan de Minister en aan het bestuur van de KNB
verslag uit over haar werkzaamheden (art 36 Wna).

Hoofdstuk 19
19.1 Algemene aspecten
Het is de bedoeling dat de notariële dienstverlening niet afhankelijk is van de notaris, maar
dat de werkzaamheden door kunnen blijven gaan als de notaris zijn werkzaamheden voor een
bepaalde tijd niet kan uitvoeren. Om hierin te kunnen voorzien kent de wet de waarneming.
Waarneming is geregeld in art. 28 t/m 30a Wna. In art. 28 Wna is geregeld in welke situaties
er van waarneming sprake kan zijn. Tot waarnemer kan worden benoemd: notaris, toegevoegd
notaris of kandidaat notaris (hiervoor zijn er extra eisen, zie verder).
Waarneming ziet op een overgangsperiode. In art. 29 lid 4 Wna is geregeld dat de
waarneming niet langer kan duren dan 1 jaar in geval van een volledige waarneming.
De waarnemer wordt benoemd door de voorzitter van de kamer voor het notariaat. Alleen als
de waarnemer voldoet aan de eisen van de wet, dan kan de voorzitter een persoon tijdelijk tot
ambtenaar maken. Als de voorzitter iemand onterecht tot waarnemer benoemt heeft dit
consequenties. De akten die de waarnemer gepasseerd heeft zijn geen notariële akten en de
clienten kunnen hiervan de dupe worden.
Waarnemingen worden geregistreerd in het centraal register voor het notariaat o.g.v. art. 5
Wna.
19.2 Bevoegdheden van de waarnemer en (on)bevoegdheden van de waargenomen
notaris
In het algemeen kan worden gezegd dat de waarnemer tijdens de waarneming bevoegd is om
alle ambtshandelingen te verrichten waartoe ook de notaris bevoegd was, denk aan alle
handelingen betreffende de kantoorvoering die nodig zijn voor een verantwoorde
praktijkuitoefening.
De waarnemer handelt niet onder verantwoordelijkheid van de notaris voor wie hij
waarneemt, maar onder eigen verantwoordelijkheid. Hij hoeft geen aanwijzingen op te
volgen, ook in de situatie als er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de waarnemer
en de afwezige notaris.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

In art. 29 lid 7 Wna is geregeld dat de notaris onbevoegd is om het notarisambt uit te oefenen
m.b.t. zijn eigen protocol als de waarnemer bevoegd is.
19.3 Verlijden in het protocol van de vervangen notaris
In art. 29 lid 10 Wna staat dat de waarnemer het stempel met zegel moet gebruiken van de
vervangen notaris en de door de waarnemer opgemaakte minuten behoren tot het protocol van
de vervangen notaris. De waarnemer mag niet zijn eigen zegel gebruiken. Laat de waarnemer
na dit zegel te gebruiken dan kan hij daar tuchtrechtelijk op worden aangesproken.
19.5 Algemene vereisten om te kunnen waarnemen
Om te kunnen waarnemen moet de waarnemer notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-
notaris zijn o.g.v. art. 29 lid 1 Wna. De waarnemer mag niet ouder zijn dan 70 jaar (art. 29 lid
1 laatste zin).
19.6 De lichte (vaste) waarneming
De lichte waarneming kan in de situaties van art. 28 sub a en b Wna (afwezigheid en ziekte).
Het gaat hier om waarneming over een overzienbare, beperkte periode. De notaris is verplicht
om voor de gevallen van art. 28 sub a en b Wna te verzoeken om benoeming van een
specifieke waarnemer. De notaris die op vakantie gaat zonder stappen te ondernemen om te
komen tot waarneming kan tuchtrechtelijk worden aangesproken.
De lichte waarnemer wordt benoemd door de voorzitter van de kamer voor het notariaat op
verzoek van een notaris. Gaat de voorzitter over tot benoeming dan krijgt de waarnemer niet
automatisch alle bevoegdheden van de notaris. Daarvoor is nodig dat de notaris een melding
doet in de zin van art. 29 lid 8 Wna. De lichte waarnemer behoudt zijn positie tot dat de
benoeming wordt ingetrokken (art. 29 lid 7 Wna).
O.g.v. art. 30b lid 3 Wna is een toegevoegd notaris uit hoofde van de wet vaste waarnemer.
Voor een benoeming tot lichte waarnemer moet de kandidaat-notaris voldoen aan bepaalde
eisen die genoemd zijn in art. 29 lid 1 Wna.
Voor waarneming van een notaris is niet vereist dat de notaris die wil waarnemen een
vestigingsplaats heeft in hetzelfde arrondissement als de vervangen notaris.
Een notaris die is geschorst kan niet als waarnemer voor een andere notaris optreden o.g.v.
art. 103 lid 7 Wna.
19.7 De zware waarneming
De zware waarneming is er voor de situaties van art. 28 sub c, d, e en f Wna.
Eisen voor de zware waarnemer: 6 jaar praktijkervaring, de waarnemer moet een periode van
2 jaar binnen het tijdsbestek van 3 jaren voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer onder
verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam zijn geweest of als
notaris het notarisambt hebben vervuld. Er gelden hier zwaardere eisen omdat de
omstandigheden lastiger kunnen zijn.
De zware waarnemer wordt ambtshalve benoemd door de voorzitter van de kamer van het
notariaat. Degene die benoemd is kan niet zonder gegronde redenen weigeren o.g.v. art. 29 lid
5 Wna.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

19.8 Onderwaarneming
O.g.v. art. 29 lid 6 Wna is het mogelijk om een zware waarnemer te vervangen door een lichte
waarnemer in geval van afwezigheid, verhindering of ziekte. De waarnemer kan aan de
voorzitter van de kamer voor het notariaat een verzoek indienen tot benoeming van een vaste
waarnemer.
Deze regel geldt alleen voor vervanging van de zware waarnemer en niet voor de lichte
waarnemer.
19.9 Aansprakelijkheid voor de niet-ambtshalve benoemde waarnemer
De notaris en elke niet-ambtshalve waarnemer zijn ieder voor de door de waarnemer verrichte
werkzaamheden jegens derden voor het geheel aansprakelijk (art. 29 lid 9 Wna). De
benadeelde kan ieder van hen voor het geheel aanspreken. Dit is niet het geval bij de
ambtshalve waarnemer. Voor het handelen van een waarnemer die ambtshalve is benoemd zal
de notaris in beginsel niet aansprakelijk zijn. De notaris kan wel aansprakelijk worden als de
fouten op hem terug te voeren zijn o.g.v. gebrekkige kantoororganisatie.
De waarnemer is bij de uitoefening van zijn ambtshandelingen niet hiërarchisch ondergeschikt
aan de notaris. De notaris is tijdens de waarneming niet meer bevoegd het notarisambt uit te
oefenen, zijn bevoegdheden komen aan de waarnemer toe. Is er sprake van een
arbeidsverhouding, dan kan de notaris de waarnemer geen aanwijzingen geven die hem
belemmeren bij de vervulling van zijn waarneming. De waarnemer mag zelf kijken of hij de
aanwijzingen opvolgt.
19.10 Het honorarium tijdens de waarneming
Art. 29 lid 2 laatste zin: In het geval van ambtshalve benoeming tot waarneming treft de
voorzitter van de kamer van het notariaat zo nodig een regeling omtrent het honorarium. De
voorzitter kan dus een regeling treffen als de notaris en de waarnemer geen overeenstemming
kunnen bereiken. De voorzitter is niet bevoegd een regeling te treffen bij een niet-ambtshalve
benoeming. Hier zal ook geen behoefte aan zijn aangezien de notaris zelf het verzoek heeft
gedaan om een persoon tot vaste waarnemer te benoemen.
19.11 Het begin van de waarneming
Art. 30 Wna bepaalt dat de kandidaat-notaris die tot waarnemer wordt benoemd een eed aflegt
als dat niet eerder is gebeurd.
Heeft de zware waarnemer de eed al afgelegd dan is hij bevoegd met ingang van de in het
benoemingsbesluit genoemde datum.
19.12 Het einde van de waarneming
Gronden waarop de waarneming eindigt: overlijden van de waarnemer, intrekking van de
waarnemer en het verstrijken van een vaste periode waarvoor de waarneming werd verleend.
Art. 29 lid 3 en 8 Wna  Intrekking van de waarneming.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Hoofdstuk 20
20.1 Algemene aspecten
Het instituur van toegevoegd notaris is gecreëerd om verschillende redenen. Een belangrijk
aspect was het bieden van perspectief voor ervaren kandidaat-notarissen die niet het
ondernemerschap ambiëren maar wel de notarieel ambtelijke aspecten van de notaris willen
uitoefenen.
Door het mogelijk te maken toegevoegd notaris te worden, zou voorkomen kunnen worden
dat waardevolle ervaring van kandidaat-notarissen verloren gaat.
Voor de notaris die tevens ondernemer is, heeft de aanwijzing van een of meer toegevoegd
notarissen tot voordeel dat de passeercapaciteit wordt vergroot.
Een notaris kan niet zijn een toegevoegd notaris voor een andere notaris.
 wezelijk voor de wettelijke regeling is dat de toegevoegd notaris zijn bevoegdheden
uitoefent krachtens mandaat van de notaris!!
20.2 Definitie ‘Toegevoegd notaris’
De definitie van toegevoegd notaris in art 1 Wna verwijst eenvoudig naar aart 30B Wna. Een
toegevoegd notaris is geen ambtsdrager, geen notaris. Een toegevoegd notaris is per definitie
ook geen kandidaat-notaris.
20.3 Bevoegdheden en verplichtingen van de notaris m.b.t. de toegevoegd notaris
De toegevoegd notaris is werkzaam onder verantwoordelijkheid en toezicht van de notaris aan
wie hij is toegevoegd. Er is een arbeidsovereenkomst tussen de toegevoegd notaris en de
notaris. Die notaris heeft een exclusieve instructiebevoegdheid ten aanzien van de notariële
werkzaamheden (art 30B lid 2 Wna jo. Art 10:6 Awb). Die instructiebevoegdheid volgt dus
uit de wet en is niet gebaseerd op de arbeidsovereenkomst met de betrokken notaris. Ook als
de toegevoegd notaris in dienst is van een NV of ander samenwerkingsverband waarbinnen de
notaris werkzaam is, blijft het dus exclusief de notaris die instructies kan geven. De notaris is
dus eindverantwoordelijk voor de toegevoegd notaris.
Uit de plicht van ‘toezicht houden’ vloeit voort dat de toegevoegd notaris daadwerkelijk op
het kantoor van de notaris werkzaam is. UITDRUKKELIJK wordt in de toelichting toezicht
op afstand afgewezen! Ook zullen notaris en toegevoegd notaris in beginsel tegelijkertijd op
het kantoor aanwezig moeten zijn (art 30C lid 1 en 2).
Uit de aard van de toevoeging: mandatering, volgt dat een notaris naast de toegevoegd notaris
bevoegd blijf! Dat is een belangrijk verschil met waarneming!
20.4 Bevoegdheden van de toegevoegd notaris
Binnen het geschetste kader kan de de toegevoegd notaris namens de notaris alle
ambtshandelingen uitoefenen, zie ook art 40 lid 1 2e zin Wna: ‘indien de akte wordt verleden
voor een toegevoegd notaris dan worden diens naam en voornamen vermeld alsmede de
aldaar bedoelde gegevens van de notaris tot wiens protocol de akte behoort. Gelijke
verplichtingen zullen gelden als de ambtshandelingen zien op andere stukken dan akten
(vergelijk art 10:1 Awb).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Akten die de toegevoegd notaris verlijdt, worden opgenomen in het protoco van de notaris (art
30B lid 5 Wna)
Evenals ‘notaris’ is ‘toegevoegd notaris’een beschermde titel (art 30B lid 6 Wna).
20.5 Aansprakelijkheid voor de toegevoegd notaris
Zoals eerder aangegeven is de toegevoegd notaris krachtens een arbeidsovereenkomst
werkzaam. Voor aansprakelijkheid zie hoofdstuk 18 paragraaf 3.
20.6 Benoeming
De kandidaat-notaris die toegevoegd notaris wil zijn dient:
te voldoen aan de eisen van art 30C lid 1 Wna
tezamen met de notaris een verzoek om goedkeuring van de toevoeging te doen
goedkeuring van het verzoek te verkrijgen van de Minister van Jusitie
De kandidaat- notaris hoeft geen ondernemingsplan te hebben.
Samen met de eis dat de notaris in staat dient te zijn toezicht te houden op de toegevoegd
notaris hangt de eis dat één notaris ten hoogste drie personen als toegevoegd notaris aan zich
kan doen toevoegen (art 30C lid 1 Wna).
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing, dat betekent dat evenals voor de notaris ook
voor de toegeveogd notaris moet blijken van de persoonlijke geschiktheid van de toegevoegd
notaris voor het notarisambt (art 30C lid 2 Wna).
Voor de uitoefening van zijn bevoegdheden, is de eedsaflegging van belang (art 30C lid 3
Wna jo. Art 3 lid 4 Wna.)
Het einde van de toevoeging
In art 30D Wna is het einde van de toevoeging geregeld.
Uit de karakter van de mandatering dat ten grondslag ligt aan de toevoeging, volgt: Dat de
toevoeging eindigt als de bevoegdheden van de notaris eindigen.
Ook het einde van de arbeidsovereenkomst met de werkgever doet de toevoeging eindigen.
Art 30D lid1 Wna spreekt van het eindigen van de toevoeging van rechtswege, bijv. bij
overlijden van de notaris.
Het einde van de toevoeging betekent dat de toegevoegd notaris niet langer meer bevoegd is
tot ambtshandelingen: zijn akten zijn niet langer authentiek.
De toegevoegd notaris is vaste waarnemer als bedoeld in artikel 29 Lid 2 Wna, teneinde de
notaris te vervangen in de in artikel 28 onderdelen a en b bedoelde gevallen (art 30B lid 3
Wna). Dat is ook van belang omdat de notaris tijdens zijn vakantie zelf niet in staat is om
aan de toegevoegd notaris instructies te geven zoals vereist (art 30B lid 2 Wna).
Bij schorsing van de notaris wordt de bevoegdheid van de toegevoegd notaris opgeschort (art
30D lid 3 Wna).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

De minister kan de toevoeging van intrekken op verzoek van de toegevoegd notaris, maar ook
de notaris kan een verzoek indienen (dit volgt uit het mandateringskarakter),art 30D lid 4
Wna.

Hoofdstuk 24
24.1 Inleiding
Onderscheid moet worden gemaakt tussen de beëindiging van het notarisambt en het
definitief beëindigen van de bevoegdheden van de persoon die tot notaris is benoemd.
Het notarisambt kan blijkens de wet nog voortbestaan in gevallen waarin de persooon van de
notaris zijn bevoegdheden definitief niet meer kan uitoefenen, dit blijkt uit art 28 Wna. Het
notarisambt wordt beëindigd zodra sprake is van de benoeming van een notaris die het
protocol en de overige bescheiden van de vervangen notaris overneemt in de zin van art 15
Wna, zonder dat de vervangen notaris zich vestigt buiten het arrondissement wwaarin zijn
plaats van vestiging is gelegen.
Het definitief beëindigen van de bevoegdheden van de notaris is onder andere bij overlijden.
Daarnaast kan dat zijn in geval van ontslag en ontzetting.
Een ontslag of overlijden zal aangetekend moeten worden in het register voor het notariaat
(art 5. Lid 2 sub a Wna).
Verschillende soorten ontslag kunnen worden onderscheiden:
Leeftijdsontslag
Ontslag op verzoek
Ontslag na een voordracht daartoe en ontzetting
Een ontslag vindt plaats bij Koninklijk besluit (art 14 lid 2 Wna).
24.2 Leeftijdsontslag en ontslag op verzoek
Op grond van art 14 lid 1 is de notaris met ingang van de eerstvolgende maand na het
bereiken van de leeftijd van zeventig jaren ontslagen. Dit ontslag treedt in werking zonder dat
daarvoor van overheidswege nog enigerlei handeling noodzakelijk is. Een Koninklijk Besluit
is niet meer nodig.
De notaris kan oook vóór het bereiken van de de leeftijd van 70 jaren ontslag verzoeken (art
14 lid 2 Wna). In dat geval wordt ontslag verleend bij Koninklijk Besluit, dat tevens de datum
van ingang daarvan vermeldt.
24.3 Ontslag na een voordracht daartoe en ontzetting
Bij blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt dient ontslag te
geschieden op voordracht van de Minister van Justitie, de kamer voor het notariaat gehoord,
bij Koninklijk Besluit (art 27 lid 4 Wna).
Op voordracht van de minister van jusititie kan aan de notaris bij Koninklijk Besluit ontslag
worden verleend indien hij: Art 14 lid 3 Wna

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting tot het beëindigen van ongewenst verklaarde
nevenbetrekkingen
bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan
hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming
tot gevolg heeft.
Lid 4 geeft dwingender aan dat een voordracht plaatsvindt als de notaris een onverenigbaar
ambt of een onverenigbare betrekking aanvaardt.
De tuchtrechter kan de maatregel van ontzeting uit het ambt opleggen, art 103 lid1 Wna jo
105 Wna. Aantekening in het register voor het notariaat vindt plaats o.g.v. art 5 lid 2 Wna.
24.4 Vestiging buiten het arrondissement
Dit is een vreemde eend als het gaat om de beëindiging van de ambtelijke bevoegdheden. De
notaris die zich vestigt buiten het arrondissement blijft onverminderd notaris en dus bevoegd
ambtelijke werkzaamheden te verrichten. Die notaris is bevoegd, en dus niet verplicht, om
zijn protocol mee te nemen (art 10 lid 6 Wna). Kiest hij daar niet voor dan vervallen de
bevoegdheden van de ntoaris met betrekking tot het door hem in zijn oude plaats van
vestiging opgebouwde protocol en de overige notariële bescheiden. Dit geschiedt van
rechtswege en wel met ingang van de datum van wijziging van de vestigingsplaats.
24.5 Overdracht van het protocol
Indien de notaris overlijdt, defungeert (ontslag) of zich vestigt buiten het arrondissement
waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder dat hij zijn protocol wenst meee te nemen,
wijst de Minister van Justitie, gehoor de KNB, een notaris aan om het protocol en eventueel
de overige notariële bescheiden over te nemen, aldus art 15 lid 1 Wna.
Aangenomen moet worden dat bij ontzetting ook een notaris dient te worden aangewezen om
het protocol over tenemen
Ook in het kader van een waarneming kan overdracht van het protocol aan de orden zijn.
De overdracht van het protocol kan plaatsvinden aan een nieuw benoemde notaris of aan een
reeds gevestigde notaris. Duidelijk is dat een benoemingsbesluit dient te worden
onderscheiden van het besluit tot toewijzing van het protocol. Een zorgvuldige besluitvorming
zal eisen dat de benoeming van de verzoeker alleen plaatsvindt met toewijzing van het
protocol. In zo verre beperkt de eis van een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen,
onder die omstandigheden de beleidsvrijheid van de minister in zekere zin: het is alles of
niets.
Zoals gezegd dient het benoemingsbesluit te worden onderscheiden van het besluit tot
toewijzing van het protocol. Om voor benoeming in aamerking te komen dient een verzoek te
worden gedaan. De wet kent niet met zoveel woorden een verzoek om een protocol
toegewezen te krijgen, maar in de praktijk wordt dat wel gedaan.
In het kader van een verzoek om benoeming kan er in het ondernemingsplan van worden
uitgegaan dat die toewijzing een belangrijk facet is voor een succesvolle praktijkvoering. Dit
doet de vraag opkomen of de minister bij de toewijzing van het protcol dezelfde maatstaven in
acht moet nemen als bij de beoordeling van een verzoek tot benoeming. Oordeelt de minister
oover een verzoek tot benoeming dan geeft de wet hem weinig beleidsruimte. Degene die
voldoet aan de eisen die de wet stelt voor benoeming moet ook worden benoemd. Uit de

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

toelichting volgt dat bij toewijzing van het protcol de minister meer vrijheid heeft: ‘mochten
verschillende kandidaat-notarissen die een verzoek om benoeming hebben gedaan zich bereid
hebben verklaard het protocol van een defungerend notaris over te nemen, dan zal de minister
een keuze moeten maken.’ De keuze voor de tweede verzoeker zou gerechtvaardig zijn bijv.
omdat de minister ‘gezien de aard van de praktijk in het belang van cliënten een latere
sollicitant geschikter acht om het protocol over te nemen’.
De nadere voorschriften genoemd in art. 15 lid 1 laatste zin Wna over de wijze waarop de
overdracht en de overnaeme van het protocol dienen te gebeuren, zijn gegeven in de
Verordening Overdracht Protocol. Ter gelegenheid van de overname van een protocol behoeft
niet opnieuw een eedsaflegging plaats te vinden

Hoofdstuk 27
27.1 Inleiding
De aansprakelijkheid van de notaris kan voortvloeien uit:
het privaatrecht
het fiscaal recht
het strafrecht
het bestuursrecht
het tuchtrecht
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de punten 1, 2 en 3.
27.2 De privaatrechtelijke aansprakelijkheid
27.2.1 Inleiding
Doel van de privaatrechtelijke aansprakelijkheid is de vergoeding van de schade van de
benadeelde. Die aansprakelijkheid kan enerzijds worden geënt op een toerekenbare
tekortkoming van de notaris jegens de cliënt. Anderzijds kan de notaris aansprakelijk zijn
jegens deren dan zijn cliënt op grond van onrechtmatige daad.
Wat is de maatstaf die dient te worden aangelegd om te oordelen of de notaris met succces
kan worden aangesproken?
Uit de uitspraak van Hof A’dam 26 jan 1996 (Dick Trading II) is naar voren gekomen dat de
vraag moet worden beantwoord of de notaris de zorgvuldigheid heeft betracht van een redelijk
handelend en redelijk bekwaam vakgenoot.
Dit criterium wordt beschouwd als een concretisering van de maatstaf van de goed
opdrachtnemer van art 7:401 BW.
De vordering tot schadevergoeding verjaart na verloop van vijf jaren na de aanvang van de
dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor
aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren
na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt (art 3:310 BW).

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

27.2.2 De rechtsverhouding tussen de notaris en de cliënt


De vraag was opgeroepen hoe de rechtsverhouding van de notaris met zijn cliënt moet worden
aangeduid:
In het arrest Baarns beslag sprak de Hoge Raad zich uit over de handelwijze van een notaris
bij beheer van gelden in het kader van onroerend goedverkeer. In dat geval kan worden
gesproken van buitenwettelijke, nauw met wettelijke werkzaamheden samenhangende
verrichtingen. De Hoge Raad oordeelde dat de notaris kon worden aangesproken o.g.v.
wanprestatie.
Wordt bij de dienstverlening van de notaris minder de nadruk gelegd op het ambtelijke, dan
biedt dat ruimmte om de verhouding tussen de notaris en zijn cliënt te bestempelen tot een
overeenkomst. Bij een beroepsfout kan de notaris dan worden aangesproken wegens een
toerekenbare tekortkoming
 De wetgever heeft art 16 Wna in de wet opgenomen om zekerheid te scheppen: vastgelegd
is dat het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in
samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de
cliënt, bedoeld in titel 5 van boek 6 BW. De schrijver van het boek meent dat dit verder kan
worden geconcretiseerd tot een overeenkomst van opdracht als geregeld in titel 7.7 BW.
27.2.3 Aansprakelijkheid en praktijkvennootschap
Voor de praktijkvennootschap wordt vaak gekozen vanwege fiscale aspecten maar zeker ook
met het oog op aansprakelijkheid. De Notariswet houdt geen rekening met de zo vaak
gebruikte praktijkvennootschap en daardoor kan er geen duidelijk worden gegeven over de
betekenis van dat vehikel.
Aansprakelijkheid van een praktijkvennootschap is volgens de schrijver geheel niet
bezwaarlijk zolang door die vennootschap voldaan wordt aan de eis dat er een voldoende
verzekering is afgesloten tegen vermogensschade als gevolg van aansprakelijkheid. De
naleving van die verplichtin behoort naar zijn mening wel op de notaris persoonlijk te
drukken, al dan niet als bestuurder van die praktijkvennootschap.
27.2.4 Exoneratie en beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Voor fouten die de notaris maakt, zal hij aangesproken moten kunnen worden. Gaat het dan
aan dat de notaris zich aan die verantwoordelijkheid onttrekt, door zich voor
aansprakelijkheid te exonereren? Exoneratie door de notaris is niet per definitie uitgelsoten,
ook niet voor de wettelijke werkzaamheden en daarmee samenhangende werkzaamheden.
Naast ambtenaar is de notaris ondernemer. Als ondernemer is hij zelf verantwoordelijk voor
zijn bedrijfsvoering. In dat verband is risicobeperking in de vorm van beperking van
aansprakelijkheid aanvaardbaar net zo als die risicobeperking bij andere vrije
beroepsbeoefenaars wordt aanvaard.
De vraag rijst dan nog of en in hoeverre erbij het aangaan van de overeenkomst ruimte is om
de omvang van prestaties die normaliter van de notaris mogen worden verwacht, te beperken,
om langs die weg te komen tot een uitsluiting van de aansprakelijkheid: het zal afhangen van

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

de aard van de verlangde diensten, maar met name de openbare orde kan de mogelijkheden
daartoe beperken of uitsluiten (voor voorbeelden zie bladzijde 415).

27.2.5 Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Exoneratie zal slechts aanvaard kunnen worden indien voldoende recht gedaan wordt aan de
positie van de cliënt. In het notariaat wordt gebruikgemaakt van algemene voorwaarden.
Hierin exonereert de notaris zich voor zover de aansprakelijkheid het bedrag waarvoor hij
zich tegen beroepsaansprakelijkheid verzekerd heeft, te boven gaat.
Art 15 VBG 2011 schrijft de notaris voor voldoende verzekerd te zijn tegen vermogensschade
als gevolg van aansprakelijkheid, ongeacht uit welken hoofde deze aansprakelijkheid kan
ontstaan.
Kantoren die bijstand verlenen bij aangelegenheden waarmee bijzonder grote belangen en dus
risico’s zijn gemoeid, plegen zich dan nog eens extra te verzekeren.
27.2.6 Aansprakelijkheid jegens anderen dan de cliënt
In paragraaf 4.6 werd reeds aandacht besteed aan de positie van derden in het kader van de
dienstweigering. In het bijzonder kwamen twee aspecten aan de orde
In de eerste plaats de opstelling van de notaris in het geval de partijen bij de akte, een
rechtshandeling tot stand willen brengen die aldus vormgegeven onvermijdelijk met zich
meebrengt dat de positie van een of meer derden wordt geschaad.
Daarbij werd gewezen op het bijzondere geval van de zorgplicht van de notaris volgens de
Tilburgse Hypotheekbankarresten.
In de tweede plaats: de opstelling van de notaris in het kader van zijn opdracht
rechtszekerheid na te streven bij het rechtsverkeer in registergoederen en aandelen op naam in
nv’s en bv’s.
Het gehele leerstuk van de dienstweigering hangt ten nauwste samen met vragen over de
aansprakelijkheid uit wanprestatie of OD.
Maar niet alleen in de zojuist genoemde gevallen dient de notaris rekening te houden met de
positie van derden. Zijn uitstraling als vertrouwenspersoon heeft verderstrekkende implicaties
op het gebied van de aansprakelijkheid. Wordt vertrouwen beschaamd dan opent dat de weg
naar een aansprakelijkstelling.
Dat zal zich kunnen voordoen in de gevallen dat de notaris als zodanig juridische informatie
verstrekt waarop door derden zal worden afgegaan.
Aansprakelijkheid is eveneens denkbaar in gevallen waarin derden erop (mogen) afgaan dat
hun belangen bij de notaris in goede handen zijn, ofschoon zij niet als cliënt van de notaris
kunnen worden aangemerkt.
27.2.7 Medeaansprakelijkheid van de staat?
Het BW bevestigd in art. 3:30 dat tevens de Staat aansprakelijk is voor een tekortschieten van
de notaris op die gebieden waar zijn ambtelijk handelen door de overheid dwingend wordt
voorgeschreven.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Voorts kan worden gewezen op art 3:270 lid 6 BW en art 551 lid 4 Rv die handelen over
schade die ontstaat bij de executie door een hypotheekhouder. In de toelichting wordt
gewezen dat lid 6 nodig is om te bewerkstelligen dat de Staat hoofdelijk aansprakelijk is voor
fouten van het personeel van de notaris die ertoe leiden dat deze zijn verplichtingen uit art
3:270 BW niet nakomt.
HR 24 april 2009 (Heilbron/Rensa Groep) : hierin werd uitgemaakt dat de deurwaarder zijn
ambtshandelingen weliswaar verricht als openbaar ambtenaar en bestuursorgaan in de zin van
art 1:1 Awb maar niet als orgaan of vertegenwoordiger van de Staat. Die uitspraak is volgens
de schrijver ook relevant in die zin dat daaruit volgt dat algemene aansprakelijkheid van de
Staat voor beroepsfouten voortvloeiend uit wettelijke werkzaamheden van de notaris niet uit
de wet kan worden afgeleid.
27.2.8 Bewijs
Wie moet bewijzen of de notaris bepaalde verrichtingen heeft gedaan of juist heeft
nagelaten? Van belang is hier art 150 Rv: Wie stelt moet bewijzen.
Bewijsrechtelijke vragen kunnen in het bijzonder mede rijzen naar aanleiding van de
verplichting van de notaris om opgave te doen van de zakelijke inhoud van de akte, en om
zonodig tevens te wijzen op de gevolgen die voor partijen of één of meer hunner uit de inhoud
van de akte voortvloeien (art 43).
In de zaak Groningse Huwelijksvoorwaarden concludeerde het hof dat de stelling van notaris
Y dat deze een zakelijke toelichting had gegeven (welke later door de HR te beperkt werd
geoordeeld) niet gemotiveerd was betwist. Daarnaast wijst het hof op de verklaring in de akte
dat zakelijke opgave had plaatsgevonden. Vervolgens werd vastgesteld dat de rechtbank had
mogen oordelen dat die zakelijke opgave dus had plaatsgevonden.
Een andere vraag is die naar het bewijs van het causaal verband tussen de overtreden norm en
de schade. De HR formuleerde in zijn arrest van 26 januari 1996 (Dicky Trading II) de
volgende regel:
 Indien door een als onrechtsmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een
risico ter zake het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens
verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane
schade in beginsel gegeven. Dan is het aan degene die op grond van die gedraging wordt
aangesproken (notaris) om te stellen en te bewijzen dat die schaade ook zonder die gedraging
zou zijn ontstaan.
27.3 De fiscaalrechtelijke aansprakelijkheid
27.3.1 Aansprakelijkheid voor afdracht van overdrachtsbelasting
Van groot belang is de aansprakelijkheid die voortvloeit uit art 42 lid 1 IW 1990. De notaris is
hoofdelijk aansprakelijk voor de overdrachtsbelasting verschuldigd wegens een verkrijging
van een onroerende zaak, waarvan door hem een notariële akte is opgemaakt, zulks tot het
bedrag dat ingevolge de inhoud van die akte is verschuldigd.
Van de mogelijkheid van art 42 lid 1 IW 1990 zal eerst gebruik kunnen worden gemaakt
indien de belastingplichtige in gebreke is met betaling van zijn belastingschuld (art 49 IW
1990). Daardoor is niet nodig dat deze geen goederen meer heeft waarop verhaal kan

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

plaatsvinden. De notaris zal aangesproken worden indien het verhaal op de goederen van de
belastingplichtige moeilijk is.
Overdracht van economische eigendom van onroerende zaken behoeft niet bij notariële akte
te geschieden. In de praktijk zal die overdracht niettemin vaak bij notariële akte plaatsvinden.
In die gevallen doet zich ook de hoofdelijke aansprakelijkheid van art 42 lid 1 IW 1990 voor.
In art 42 lid 1 IW 1990 wordt gesproken over aansprakelijkheid voor de overdrachtsbelasting.
Die aansprakelijkheid kan mede omvatten de invorderingsrente, heffingsrente, kosten en zelfs
de bestuurlijke boete. Anderzijds is de aansprakelijkheid beperkt tot het bedrag dat ingevolge
de inhoud van de akte is verschuld (Bijv: geven de partijen de notaris een koopsom op die
lager is dan de koopsom die zin in werkelijkheid overeenkomen. Dan is de notaris dus slechts
aansprakelijkheid voor het in de akte vermelde bedrag).
27.3.2 Registratiewet 1970
Art 14 Rw noemt enige voorschriften waaraan de notaris zich moet houden op straffe van een
boete:
art 3 Rw: aanbieden van de akten ter registratie, binnen 10 dagen
art 4 Rw: aanbieding van testamenten ter registratie binnen een maand na het overlijden
art 7 Rw: aanhouden repertorium
art 8 Rw: verstrekken van gegevens en inlichtingen, het verstrekken van inzage in akten en
registers, het verstrekken van afschriften en uittreksels uit akten en registers
art 13e Rw: het bijhouden en inrichten van het repertorium
27.4 De strafrechtelijke aansprakelijkheid
Het wetboek van Strafrecht bevat een aantal bepalingen die voor notarissen en kandidaat-
notarissen van bijzonder belang zijn.
Titel XII, 2e boek Sr handelt over valsheid in geschrift: art 225, 226 en 227 Sr
De Rechtbank Amsterdam veroordeelde op 27 maart 2001 een notaris wegens het
valselijk opmaken van een aangiftebiljet voor het recht van successie door daarin onjuiste
opgaven te doen. De veroordeling vond plaats ondanks dat uitdrukkelijk werd overwogen dat
de notaris in kwestie niet uit was op persoonlijk gewin.
In HR 26 nov. 1934 stond een notaris terecht op verdenking van overtreding van art 227 Sr.
Dit arrest ging over de vraag of de opgave in de oprichtingsakte van NV Parkflat ‘Marlot’dat
f40.000 in contanten was gestort terwijl in werkelijkheid belangrijk minder was gestort, als
misdrijf kon worden aangemerkt in de zin van art 227 Sr. De HR oordeelde dat de bewuste
opgave betreft een feit, van welks waarheid de akte moet doen blijken.
Als de notaris optreedt als verslaggever van het door hem waargenomene, kan hij zich
schuldig mken aan valsheid in geschrift, door het onjuist relateren van het waargenomene.
Maar als hij juist relateert, is dat op zichzelf onvoldoende voor strafbaarheid
Wanneer een akte van levering van onroerend goed niet de koopprijs vermeldt die tussen
verkoper en koper werkelijk is overeenkomen en de notaris was niet op de hoogte van de
werkelijke verkoopprijs, is hij niet strafbaar. Hij is medeplichtig als hij dit wel wist.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

HR 26 juni 1984: De akte van levering van onroerend goed vermeldde als aankomsttitel:
koop; deze verklaring werd blijkens de akte aan de verkoper toegeschreven. De notaris wist
op grond van zijn recherche dat de titel schenking was. De valse verklaring, formeel
afkomstig van verkoper, werd aan de notaris toegerekend. Hij werd veroordeeld wegens
valsheid in geschrift als pleger.
Art 235 Sr bepaalt dat bijveroordeling wegens valsheid in geschrift ontzetting uit het ambt
betekent.
Titel XXIV, 2e boek Sr, art. 321-325 Sr, handelt over verduistering , ook een misdrijf.
Wat betreft art 321 Sr is van belang de vraag of geld(-sommen) verduisterd kunnen worden.
In strafrechtelijke zin is dat mogelijk
Titel XXVIII, 2e boek Sr, over ambtsmisdrijven, art 359 Sr(verduistering door een ambtenaar)
en art 360-363 Sr(knevelarij).In bepaalde gevallen met de mogelijkheid van de bijomende
straf van ontzetting uit het ambt (art 380 Sr)
Volgens art 91 Sr. Geldt het bepaalde van de titels I-VIII A van het 1e boek Sr ook bij feiten
waarop bij andere wetten of verordeningen, dus o.a. de Registratiewet 1970, straf is gesteld.
Van belang is ten slotte art 51 Sr waaruit blijkt dat ook een maatschap van notarissen of een
NV waarvan zij aandeelhouders zijn, strafrechtelijk kan worden vervolgd.
Zie verder nogmaals art 14 lid 3 Wna.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 8
Bewijskracht
Authentieke akten hebben op bepaalde punten een andere bewijskracht dan onderhandse
akten.
Uitwendig, formele en materiële bewijskracht. Dit is wat je uiteindelijk moet begrijpen.

Wat is een akte? Artikel 156 lid 1 RV

- geschrift; dragers van leestekens die gedachten inhoud vertolken; het hoeft niet van papier te
zijn als het maar leestekens zijn. Het kan dus ook op hout. Filmen kan niet, want dat bevat
geen leestekens.

- ondertekend; Lettertekens gesteld in het handschrift van de ondertekenaar die de


ondertekenaar beogen te individualiseren. Het boek zegt dat een stempeltje met handtekening
prima is. Als het maar bevoegd is gezet door de ondertekenaar.

Arrest: Er was een testament gemaakt met zo’n handtekening stempel. Als het testament
ongeldig is dan erven de erfgenamen niet. De RB oordeelde dat je jezelf ook kan
individualiseren met een stempeltje.

- bestemd om tot bewijs te dienen.

Artikel 3:15a BW zegt dat een elektronische handtekening dezelfde rechtgevolgen heeft als
een normale handtekening als het maar aan allerlei betrouwbaarheidseisen voldoet. Een
elektronische handtekening is gekoppeld aan een soort van datadocument. Is er dan wel
sprake van een akte? De wetgever heeft artikel 156a RV opgenomen om duidelijkheid
hierover te scheppen. Dit artikel zegt dat een onderhandse akten op andere wijzen dan bij
geschrift kan worden gemaakt. Artikel 3:15a BW Jo 156a RV elektronische onderhandse
akte. Een notariële akte kan dus niet elektronisch.

- Bestemd om tot bewijs te dienen.

Artikel 156 lid 2 RV  Authentieke akte


- in vereiste vorm
- bevoegdelijk opgemaakt; een notaris is bevoegd. Niet als hij wordt waargenomen, want dan
is hij niet bevoegd.
-door ambtenaar aan wie de wet dit opdraagt. Wna draagt de notaris op om aktes op te maken.

Notariële aktes
- verplicht vormvoorschrift.
- Afgifte van een grosse
- Notariële akte heeft andere bewijskracht dan onderhandse akte

Afgifte van een grosse


Notariële akte wordt in minuut opgemaakt en bewaard in een protocol. Een afschrift wordt
afgegeven aan belanghebbende. Artikel 50 Wna zeg dat van een minuut akte ook een
bijzonder type afschrift kan worden afgegeven, namelijk de grosse. Grosse, begint met de
woorden in naam des Konings en eindigen met uitgegeven voor 1e, 2e, 3e grosse.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Grosse is een type afschrift dat gelijk staat aan een rechterlijk vonnis en werkt alleen indien in
de akte iets omschreven staat wat zich leent voor executie. Bijvoorbeeld een notariële akte
waarin geldleningsovereenkomst is opgenomen. De debiteur kan zich hiertegen verzetten door
een executiegeschil, geregeld in art 438 RV.

HR 26 juni 1992 Rabobank/Visser


Reeds bestaande en in de akte omschreven vordering, of toekomstige vordering die zijn
grondslag vindt in een bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.

In dit geval mocht er geen grosse worden afgegeven om de vordering te verhalen.


bankhypotheek ziet op alles wat je ooit uit hoofde aan de bank verschuldigd bent. Elke schuld
die je verschuldigd bent – bank mag verhaal halen op verhypothekeerde pand.
HR vond dit te ruim strekkend, je weet niet waaruit de geldlening gaat ontstaan. Concreet is af
te leiden welk bedrag er verschuldigd kan zijn, en op welke rechtsverhouding gebaseerd.

Pagina 204, noot 17 Hof Den Bosch, 19 oktober 2010


Overeenkomst tussen twee partijen waarin een boetebeding is opgenomen. De overeenkomst
en boetebeding zijn in een notariële akte opgenomen. Dit is niet mogelijk, want de
verplichting betreffende het boetebeding was onvoldoende concrete. Het was niet duidelijk
wat precies verschuldigd is, wat moet worden nagekomen, wie moet nakomen. Het was
onvoldoende concreet om met grosse te kunnen executeren.

College 9
Wat is de uitwendige, materiële en formele rechtskracht van een akte? We behandelen dit
door middel van een Model Onderhandse akte over Hendriks en Pietersen. Voor diegene die
deze niet hebben gehad, app mij dan zal ik een foto sturen .

Uitwendige bewijskracht
Stel dat de handtekeningen ontbreekt? Artikel 156 RV. Door wie niet is getekend, voor
diegene is het geen akte. Stel dat een van de partijen beweert dat dit zijn handtekening niet is,
is het dan wel een bruikbare akte? De hele problematiek hieromtrent heeft te maken met
uitwendige bewijskracht. Een onderhandse akte heeft geen uitwendige bewijskracht. Er is
geen vermoeden van echtheid, artikel 159 lid 2 RV. Dit artikel zegt dat: het levert geen
bewijskracht op als niet duidelijk is van wie de ondertekening afkomstig is. Bijvoorbeeld
Pietersen ontkent zijn handtekening en Hendriks moet bewijzen dat de handtekening wel van
Pietersen is. De wederpartij moet bewijzen dat de handtekening echt is. Dit is in het geval van
een onderhandse akte. Hoe zit het met een notariële akte? Pietersen zegt achteraf dat hij niet
heeft getekend. Bij een notariële akte moet Pietersen zelf bewijzen dat zijn handtekening niet
echt is. Een notariële akte heeft dus wel een uitwendige bewijskracht, het heeft vermoeden
van echtheid. Waar staat dat een notariële akte wel uitwendig bewijskracht heeft? Dit moet
worden afgeleid van artikel 159 lid 1 RV. Iets wat eruit ziet als een authentieke akte moet
geheel kloppen en beweer je dat het niet klopt dan moet je zelf het tegendeel bewijzen. Er is
geen akte tot stand gekomen als Pietersen kan bewijzen dat zijn handtekening niet echt is. Je
kunt uitwendige bewijskracht van een authentieke akte ook baseren op de materiële
bewijskracht van de notarisverklaring (hierover later in dit college meer).

Wat bewijst een akte meer dan andere bewijsmiddel? Voor beantwoorden van deze vraag
moeten we de formele en materiële bewijskracht behandelen. Voor materiële en formele
rechtskracht moeten we begrijpen wat dwingend bewijs inhoudt. In de model onderhandse

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

akte zien we dat er al een aanbetaling van €5000 is gedaan. Hier hoeft je niet per se een akte
voor te hebben. Artikel 152 RV: 1.Je kan met alle middelen feiten bewijzen, tenzij de wet
anders bepaald 2. De rechter kan zelf zeggen hoeveel bewijs hij nodig vindt om iets bewezen
te achten (hoofdregel), tenzij de wet iets anders bepaald.  vrije bewijsleer.
Wanneer bepaald de wet iets anders?
*Artikel 151 lid 1 RV
Dwingend bewijs is als de rechter iets voor waar aanneemt dan mag hij geen aanvullende
middelen opvragen. De rechter is verplicht om de inhoud van bepaalde middelen als waar aan
te nemen. lid 2 zegt dat er tegen dwingend bewijs wel tegenbewijs open staat. De dwingend
bewijs tast alleen de rechter aan niet anderen.

Formele bewijskracht
Bij formele bewijskracht gaat het om de vraag of met dwingend bewijs vaststaat dat partijen
hebben verklaard wat er boven hun handtekening staat. Het gaat niet om of het de waarheid is
wat partijen verklaard hebben. Nu gaan we ervan uit dat niemand zijn handtekening heeft
vervalst, maar in de model onderhandse akte staat 500o. Wie moet nu bewijzen of het 500 of
5000 is, want het kan zo zijn dat er een extra 0 is bijgeschreven (in dit geval o). Diegene die
zich op het knoeien beroept die moet bewijzen dat het niet klopt. Als Hendriks zegt dat
Pietersen heeft geknoeid dan moet Hendriks dit bewijzen. Als er is geknoeid dan is er geen
formele bewijskracht, want er staat niet met dwingend bewijs vast dat wat boven de
handtekening staat waar is.

HR Visser/Maho
Maho BV wil dat Visser zijn lening terugbetaald. Visser die overlegt een akte waarin staat dat
de heer Visser fantastisch werk verricht en een extra bonus krijgt en dat de schuld wordt
gecompenseerd. De directeur kan zich hiervan niets meer herinneren. De directeur zegt ik heb
dat niet verklaard. Het gaat niet om een nulletje maar de hele tekst. Wie moet nu bewijzen?
HR: In principe 156 RV wie stelt die moet bewijzen, dus in principe Maho BV. Maar de HR
zei het kan zijn dat we de bewijskracht moeten omkeren, vanwege onregelmatigheden van de
tekst of de onwaarschijnlijkheid van de stellingen. Er is geen formele rechtskracht, want de
rechter heeft vrijheid. Dit is m.b.t. de onderhandse akte.

Hoe zit het nu met een notariële akte? Wie moet bewijzen dat er geknoeid is in een notariële
akte? Ja, dat staat met dwingend bewijs vast. Een notariële akte heeft formele rechtskracht.
Diegene die zegt dat er geknoeid is die moet bewijzen. Bij een notariële akte is dit niet
moeilijk, want die hebben afschrift. Als je bij de rechter iets moet bewijzen dan kan je met
afschriften werken, want die heeft dezelfde kracht als een akte. Je kan altijd met het afschrift
naar de notaris gaan en deze naast de minuut leggen en kijken wat er anders is/veranderd is.

Conclusie:
Onderhandse akte Visser/ Maho BV
Authentieke akte artikel 159 RV

De formele bewijskracht van een notariële akte kan ook gebaseerd worden op de materiële
bewijskracht van de notaris verklaring. Wat dit is, komt zo aan de orde.

Materiële bewijskracht
Artikel 159 lid 2 RV spreekt over stellig ontkennen. Je moet stellig zeggen dat dit jouw
handtekening niet is en niet ik twijfel of dit mijn handtekening wel is. Als het om een
erfgenaam gaat dan kan je niet stellig ontkennen, dan kan je wel zeggen ik stel het in twijfel.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Een erfgenaam kan zeggen dit heeft mijn vader niet ondertekend, tweede zin artikel 159 lid 2
RV. Je hoeft het niet te erkennen. Bij materiële rechtskracht moet het met dwingend bewijs
vaststaan dat het waar is wat partijen in de akte verklaard hebben. Moet de rechter zonder
aanvullend bewijs te vragen, voor waar aannemen dat het inderdaad waar is dat Pietersen en
Hendriks op 30 december 2009 een overeenkomst aangegaan zijn en dat er een aanbetaling is
gedaan van €5000? Dat is de vraag van materiële bewijskracht. Het antwoord op deze vraag
vinden we in artikel 157 lid 2 RV. We beperken ons tot de onderhandse akte. Een authentieke
en onderhandse akte levert tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van
verklaringen van partijen. In de model onderhandse akte staat dat het op 30 december 2009 is
gesloten terwijl bovenin staat 9 januari 2010. Dit is fiscaal gunstig. Tegenover derden (de
fiscus) is het geen dwingend bewijs. Artikel 160 lid 1 RV zegt dat de kracht van het
schriftelijke bewijs in de oorspronkelijke akte ligt en een kopie is dus niet geldig. Een
afschrift wel, dat hebben we net gezien. Dit verklaart de clausule onder de akte ( getekend in
tweevoud). Dit geldt voor alle bewijskrachten, maar vooral van belang bij de materiële
rechtskracht. Wat geldt er nu bij een notariële akte? In lid 2 van artikel 157 RV zegt dat het
geldt voor onderhandse en authentieke akte.

Er kunnen onjuiste partijverklaringen in de notariële akte komen en daarom geldt dat het
alleen voor partijen dwingend bewijs oplevert en niet tegen derden. Je kunt wel in een
notariële akte verklaren dat je samenleeft, maar dat hoeft niet daadwerkelijk zo te zijn. Het
wordt niet meer waar door het in een notariële akte op te nemen. Bij de materiële rechtskracht
zouden de onderhandse en notariële akte gelijk zijn. Dit is echter niet waar. Een notariële akte
staat niet helemaal gelijk aan een onderhandse akte. Artikel 157 lid 1 RV, authentieke akte
leveren tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van
zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Bepaalde delen
van de notariële akte kunnen dus tegen een ieder gelden. Welke waarnemingen en
verrichtingen doen notarissen binnen de kring van hun bevoegdheid? Die dingen die je in de
notaris verklaring ziet. Denk aan de datum wanneer partijen voor de notaris verschenen. Een
ieder zegt dat de datum niet klopt die moet dit bewijzen. Er staat wel tegenbewijs open. Ook
de identiteit van de partijen stelt hij binnen de kring van zijn bevoegdheid vast. Dat partijen
hebben getekend dat valt ook binnen zijn bevoegdheid. Er is nog eentje en die zit in de
comparitie van akte. Dit is een belangrijke waarneming van de notaris: ‘ de verschenen
partijen verklaarden…’. Dit is een waarneming van de notaris die dwingende bewijskracht
heeft. Door die verklaring van de notaris staat het met dwingend bewijskracht vast dat de
partijen dat verklaard hebben. Dit is de formele bewijskracht dat is gebaseerd op de materiële
bewijskracht. Het gaat om de waarneming van de notaris, dat hij heeft waargenomen dat de
verschenen partijen hebben verklaard. Als je later zegt dat er is geknoeid in de akte dan moet
jij dit bewijzen.

Staat het nu me dwingend bewijs vast dat iemand erfgenaam is? Kan de notaris een verklaring
doen waarin hij de erfgenamen vaststelt?
HR: dit valt niet binnen de kring van de bevoegdheid van de notaris. Je kan niet waarnemen
wie erfgenaam is. Je kan dit door de regels van boek 4 toe te passen. Een juridisch oordeel is
geen waarneming. Een waarneming is meer objectief en feitelijk.

De uitwendige bewijskracht is gebaseerd op 159 lid 1 RV en op de materiële bewijskracht van


de notarisverklaring. Er staat met dwingend bewijs vast dat de notaris verklaard dat iemand
heeft getekend.

Het goedschrift, artikel 158 RV

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Artikel 158 RV geeft in bepaalde gevallen een uitzondering op artikel 157 lid 2 RV. Artikel
158 RV geeft alleen een uitzondering m.b.t. de onderhandse akte.

Voorbeeld
Iemand legt jou een papier voor waarin staat dat jij een schuld hebt bij iemand. Er is dan een
eenzijdige schuldbekentenis. Er staat niet waarom je een schuld hebt. Als het met de hand is
geschreven dan levert het een dwingend bewijs op. Als het niet met de hand is geschreven dan
niet. Je kan ook een goedkeuring onder de getypte stuk opnemen, waarin de schuld in letters
wordt vermeld( goed voor tienduizend euro). Dit moet je wel met de hand schrijven. Je wordt
dan bewust wat je schrijft. Als je dat niet doet dan hang je er niet bewijsrechtelijk aan.

Samenvatting boek ‘de notariswet’


Hoofdstuk 8
Hoofdregel bewijsrecht: artikel 152 lid 2 RV  waardering bewijs wordt overgelaten aan de
rechterlijke oordeel. In artikel 157 RV wordt de hoofdregel opzij gezet.
Artikel 151 lid 1 RV: de rechter is verplicht om de inhoud van de akte als waar aan te nemen.
Artikel 157 lid 2 RV: als het gaat om de bewijsrechtelijke betekenis van de partijverklaring in
een notariële akte dan staan de authentieke en onderhandse akte op gelijke hoogte. Ondanks
dit verdient de notariële akte voor bewijsrechtelijke doeleinden de voorkeur. Een notariële
akte bevat naast verklaringen van partijen en getuigen ook verklaringen van de notaris zelf.
Authentieke akte levert dwingend bewijs op van hetgeen deze ambtenaar binnen de kring van
zijn bevoegdheid heeft verklaard. De verklaring van de notaris is leveren bewijs op voor een
ieder en dus niet alleen partijen. Dit is zover het binnen zijn bevoegdheid valt.
Artikel 159 lid 1 RV: aan een notariële akte komt het vermoeden van echtheid toe.

Verklaringen van de notaris met dwingend bewijskracht tegen een ieder


De dwingende bewijskracht van het notariële relaas tegen een ieder, komt toe aan
verklaringen v/d notaris omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen. Verrichtingen=
verrichtingen die de Notariswet de notaris bij het verlijden van een akte opdraagt,
bijvoorbeeld artikel 43 Wna. Bij de verklaringen over waarnemingen of verrichtingen van de
notaris is buiten twijfel dat deze is gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid. Die
verklaringen hebben ambtelijk bewijskracht. Hoe ver reikt de bevoegdheid van de notaris om
dergelijke verklaringen te doen? Voor ambtelijke bewijskracht van artikel 157 lid 1 RV moet
het gaan om verklaringen van de notaris over eigen waarnemingen of verrichtingen. Alleen in
deze gevallen komt dwingende bewijskracht aan een ieder toe. Als een persoon zich als een
mondeling gevolmachtigde van een ander verklaart dan wil dat niet zeggen dat door de
verklaring van de notaris over de volmacht, deze volmacht is komen vast te staan. HR (1 juni
1984, Peeters/Van Rooj) zegt dat de akte op dit punt bewijskracht mist. De verklaring van
die persoon dat hij volmacht heeft gekregen staat wel tegenover een ieder vast.
De notaris mag geen akte maken zonder opdracht(vooral van belang bij proces-verbaalakte).
Het verlijden van een akte zonder opdracht is in strijd met artikel 2 lid 1 Wna. Als de notaris
eenmaal opdracht is verleend dan geeft hij alleen verklaringen binnen het kader van de hem
verleende opdracht.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

De notaris treedt ook buiten zijn bevoegdheid als hij verklaringen opmaakt die niet binnen de
notariële beroepsuitoefening vallen, doordat voor verklaring specifieke, andersoortige
deskundigheid voor is vereist. De notaris die ook architect is, is niet bevoegd om zelf
verklaringen af te leggen over de bouwkundige kwaliteiten van een gebouw. De notaris
onthoudt zich van verklaringen over waarnemingen of verrichtingen die voor hem niet
controleerbaar zijn.
RB A’dam KG 24 oktober 1985 Stichting Volkpetitionnement Komiteé Kruisraketten
Nee/Notaris. HR: Nog nader uitwerken.
Aan de ‘legal opinion’ van de notaris komt geen bewijskracht toe.
Partijakte
Verklaring notaris Verklaring partijen
Deze onderscheid is van belang om de bewijsrechtelijke aspecten van de notariële partij-akte
te doorgronden. Dit is tevens een kenmerk van de partijakte ( verklaring van een of meer
partijen en verklaring van notaris). De nadruk valt wel op de verklaringen van partijen.
Bewijsrechtelijk gezien versterken de verklaringen van de notaris de verklaringen van
partijen. De verklaringen van de notaris geven het kader weer waarbinnen de partijen zich
verklaarden.
De formele rechtskracht van de notariële akte de verklaring van de notaris bewijst niet
alleen of het inhoudelijk waar is wat partijen hebben verklaard maar ook dat partijen op een
bepaalde dag hebben verklaard zoals dat in de akte staat. Dit staat vast totdat het tegendeel is
bewezen.
De materiële bewijskracht van de notariële akte  Als het gaat om het bewijzen of wat
partijen zeggen waar is dan levert de notariële partijakte evenveel bewijskracht op als een
onderhandse akte. De verklaring van (een van ) de partijen levert dwingend bewijs op de
waarheid van die verklaring ( en niet de verklaring van de notaris).
De proces-verbaalakte
Artikel 37 lid 1 Wna zegt dat de proces-verbaalakte alleen waarnemingen van de notaris en
eventueel bevestiging daarvan door getuigen bevat. In een zuiver proces-verbaalakte komen
partijen zelf niet aan het woord. De notaris legt in de proces-verbaalakte ook inleidende en
afsluitende verklaringen af, zoals datum van opmaken akte en plaats van ondertekenen.
Artikel 37 lid 3 Wna zegt dat als een proces-verbaalakte ten bewijze van instemming is
meeondertekend door een of meer (bij de inhoud) belanghebbende personen, dan geldt die
akte ten opzichte van hen als een partijakte voor wat betreft de bewijskracht van de daarin
vermelde waarnemingen van de notaris. Als een verschijnende persoon de akte ter
instemming mee tekent dan is er geen sprake mee van een zuiver proces-verbaalakte.
Als de handtekening van de verschijnende persoon toch ontbreekt, wat is dan de
bewijsrechtelijke betekenis van het notarieel proces-verbaal?
In het bewijsrecht geldt de ondertekening als middel bij uitstek om (uit vrije wil) ten behoeve
van een ander en ten laste van hemzelf bewijs te scheppen. Maakt iemand gebruik van de
rechtens geboden vrijheid om bewijsrechtelijk te beschikken op de daarvoor geschikte wijze
(bijv. door zetten handtekening) dan zal de rechter aan die verklaring dwingend bewijskracht

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

t.o.v. de wederpartij toekennen. De rechter is dan niet meer vrij in de beoordeling van de
bewijskracht.
De auteur van het boek zegt: ik beschouw de verklaringen van de notaris over
wilsverklaringen als niet meer en niet minder dan een ambtelijke getuigenverklaring met vrije
bewijskracht. Ik ken de proces-verbaalakte uitwendige en formele bewijskracht toe, maar
onthoud daaraan de ambtelijke bewijskracht.

Het vermoeden van echtheid


Artikel 159 lid 1 RV; Vermoeden van echtheid is een geschrift dat het uiterlijk heeft van een
authentieke akte, geldt als zodanig behoudens bewijs van het tegendeel. Voor de notariële
akte betekend dit het volgende: het stuk dat eruit ziet als een notariële akte, geldt tot op bewijs
van het tegendeel als notariële akte, ook ‘acta probant se ipsa’. Als wordt betwist dat het stuk
ook daadwerkelijk een notariële akte is dan hoeft niet eerst worden onderzocht of het zo is. De
bewijskracht berust bij diegene die de authenticiteit betwist. De verklaringen van de notaris
moeten dus in beginsel tegen een ieder voor waar te worden aangemerkt; de verklaringen van
partijen dienen jegens elkaar als waar te worden aangemerkt. Als niet wordt bewezen dat de
akte niet authentiek is moet de rechter van de waarheid van partijen uit gaan. Dit is een
belangrijk onderscheid met de onderhandse akte. Artikel 159 lid 2 RV zegt dat een stellige
ontkenning of de verklaring dat men de echtheid van de ondertekening niet erkent, betekend
bij een onderhandse akte dat bewezen zal moeten worden van wie de ondertekening afkomstig
is om aan de verklaringen dwingend bewijskracht toe te kennen. Om aan verklaringen in een
geschrift dat eruit ziet als een notariële akte, bewijskracht te onthouden, volstaat het ook niet
om de ondertekening stellig te ontkennen of te verklaren dat men de echtheid van de akte niet
erkent. Voor het verkrijgen van het vermoeden van echtheid moet het gaan om een geschrift
dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte. Voor dat uiterlijk zijn vormvoorschriften
opgenomen in de notariswet, zie artikel 41 lid 2 Wna, artikel 41 lid 1 onder a Wna en artikel
51 Wna.
Synoniem van het vermoeden van echtheid is uitwendig bewijskracht!!
Tegenbewijs
Artikel 151 lid 2 RV zegt dat er tegenbewijs kan worden geleverd. Het tegenbewijs kan
worden geleverd met alle middelen. Zelfs bewijs door middel van enkele vermoedens kan
daarvoor voldoende zijn, dit blijkt uit HR 4 juni 1941, NJ 1942,228. De waardering van
tegenbewijs is aan de rechter. De ambtelijke betrokkenheid van de notaris zal betekenen dat
het tegenbewijs bij een notariële akte gewoonlijk minder makkelijk te leveren zal zijn dan bij
een onderhandse akte.

Hoofdstuk 10, paragraaf 10.2


Bewijskracht van afschriften, uitreksels en grossen
Volgens artikel 160 lid 2 RV leveren grossen en afschriften van een authentieke akte
afgegeven door een daartoe bevoegde ambtenaar hetzelfde bewijs op als de oorspronkelijke
akte. Afschriften levert dwingend bewijskracht op ten op zichte van een ieder als het de
verklaringen van de notaris weergeeft, artikel 157 lid 1 RV. lid 2 zegt dat het tegen partijen
dwingend bewijs oplevert. De afschrift of uitreksel moet wel zijn voorzien van een zegel van
de notaris.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Vroeger was er de zogeheten beredeneerde uitreksels dit wil zeggen uitreksels die niet zijn
samengesteld uit letterlijke weergaven van gedeelten van akten. Ze geven dus een uitreksel
van de akte naar inzicht van de samensteller. Die uitreksel valt buiten het bereik van artikel
160 lid 2 RV. Artikel 160 lid 2 RV kent dezelfde bewijskracht als originele akte, slechts toe
aan de authentieke akte die volgens wettelijk voorschrift moet worden bewaard. Dit is zo
omdat slechts door vergelijking met het origineel kan worden gecontroleerd of het maken van
een afschrift foutloos heeft plaatsgevonden of dat later niet is geknoeid met het afschrift. als
de controle niet mogelijk is dan mist de afschrift bijzondere bewijskracht. De aanwezigheid
van het afschrift in het protocol is bewijsrechtelijk relevant. Ratio 160 lid 2 RV=als originele
akten verloren gaan, de afschriften of uitreksel niet meer hetzelfde bewijs opleveren als de
oorspronkelijke akte.

Hoofdstuk 11
Grosse van een notariële akte = een in executoriale vorm uitgegeven afschrift of uitreksel van
een notariële akte (artikel 1 Wna). Op deze manier wordt de notariële akte gelijkgesteld met
een rechterlijke uitspraak. Je kan met een grosse dus de verschuldigde prestatie van een
debiteur afdwingen.
Artikel 430 lid 3 RV; tenuitvoerlegging kan niet plaatsvinden dan nadat betekening heeft
plaatsgevonden aan de partij tegen wie de executie zich zal richten. De kostbare tijdrovende
gang naar de rechter kan dan achterwege blijven. De schaduwzijde is de positie van de
debiteur, want de crediteur heeft aan de grosse een machtig wapen. Wordt de debiteur
hiermee niet tekort gedaan? Nee, want hij is het zelf geweest die de notariële akte in vrijheid
heeft getekend. De notaris zal hebben gewezen op de gevolgen voor partijen, volgens artikel
43 lid 1 Wna. De simpele executiemogelijkheid van de crediteur is aanvaardbaar als men zich
realiseert dat de debiteur een executiegeding aanhangig kan maken, artikel 438 RV. Men zal
moeten accepteren dat het de debiteur is die ter bescherming van zijn positie een geding
aanhangig moet maken en dat niet de crediteur een procedure moet beginnen om zijn recht te
halen.
Kunnen ook andere verplichtingen dan een geldsom via een grosse worden geëxecuteerd? Je
kan denken aan bijvoorbeeld een goed of het genot van een zaak, maar ook verplichtingen om
te doen of niet doen. In artikel 430 RV wordt geen onderscheid gemaakt tussen de werking
van grossen van enerzijds in NL verleden authentieke akten en anderzijds andere grossen.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat als met de grosse van een rechterlijke vonnis andere
verplichtingen dan een geldsom kunnen worden afgedwongen dat in beginsel ook zal moeten
kunnen met de grosse van een authentieke akte. Dit is mogelijk, maar om met behulp van een
grosse van een notariële akte tot een reële executie te komen, is het wel van belang de
notariële akte als zodanig in te richten dat aan artikel 3:296 BW e.v. recht wordt gedaan. Je
kan bijvoorbeeld denken aan het opnemen dat de schuldenaar de schuldeiser in de akte moet
machtigen om zonder gerechtelijke tussenkomst op te treden. In de gevallen genoemd in
artikel 585 RV kan een grosse van een notariële akte tot lijfsdwang leiden.
grondslag voor executoriale kracht
Aan de notariële akte is niet altijd executoriale kracht toegekend, dit was het geval in de 17de
en 18de eeuw. De debiteur verbond zich in de akte om voor de rechter geen tegenspraak te
voeren en om zich daarmee te laten veroordelen tot datgene waartoe de in de akte opgenomen
verbintenis zich verplichte. Dit werd ook werd willekeurige condemnatie genoemd. In het BW
van 1838 is aan de notariële akte executoriale kracht toegekend. De wil van de partijen maakt
executoriale kracht acceptabel. Door ondertekening van de notariële akte onderwerpt de

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

schuldenaar zich vrijwillig aan de mogelijkheid van executie buiten de rechter om. Aan de
zuivere proces-verbaalakte (alleen verklaring notaris en eventueel getuigen) kan geen
executoriale kracht worden gegeven, omdat onvoldoende vaststaat dat de persoon wiens
verklaringen worden opgetekend, zich vrijwillig onderwerpt aan de executie mogelijkheden
buiten de rechter om. Daarnaast kan de grosse van een akte alleen executoriale titel opleveren
tegen de debiteur en niet jegens anderen die de notariële akte niet mede-ondertekenden.

Inhoud akte
Rabobank/Visser arrest geeft de meest recente richtlijnen van de HR voor de inhoud van de
akte, om met een grosse daarvan tot executie te kunnen overgaan. Executie is in beginsel
mogelijk indien de schuld ten tijde van het opmaken van de akte bestaat en in de akte is
omschreven. Als dit niet het geval is dan gaat het om een toekomstige vordering. Is dan ook
executie met de grosse van de notariële akte mogelijk? ja, maar die toekomstige vordering
moet zijn onmiddellijke grondslag vinden in een rechtsverhouding die ten tijde van het
verlijden van de akte reeds bestaat en daarin is omschreven. De notariële akte zal de
(toekomstige) vorderingen voldoende bepaalbaar moeten aangeven. Bijvoorbeeld de
rechtsverhouding bestond al op het tijdstip van het verlijden van de akte van huwelijkse
voorwaarden. De akte werd voor de voltrekking van het huwelijk verleden. Dit was volgens
de rechter geen beletsel voor executoriale kracht. De rechtsverhouding waaruit de
verrekeningsvordering voortvloeide ontstond zeer kort na het verlijden van de akte.

Internationale aspecten
Kan ook buiten NL aan grossen rechtskracht worden toegekend? Artikel 40 statuut voor de
Koninkrijk der Nederlanden worden beperkingen gegeven van de in NL verleden akten.
Grossen die zijn opgemaakt in NL, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, in het gehele Koninkrijk
ter uitvoer worden gelegd. Dit met inachtneming van de bepalingen van het land waar het
tenuitvoerlegging plaats vindt.

Op 1 maart 2002 is de EG Executieverorderning in werking getreden (EEX- Vo). Voor het


notariaat is in het bijzonder artikel 57 EEX-Vo van belang. In het eerste lid van dit artikel is
bepaald dat op verzoek authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een lidstaat,
overeenkomstig de in artikel 38 e.v. EEX-Vo beschreven procedure, in een andere lidstaat
uitvoerbaar worden verklaard. Voor tenuitvoerlegging is in de lidstaat van tenuitvoerlegging
een exequatur (verklaring van uitvoerbaarheid) nodig. De bevoegdheid om die te verlenen op
een authentieke akte in NL, is toegekend aan de voorzieningenrechter; de notaris is daar dus
niet toe bevoegd. Wat wordt nog meer als authentieke akte aangemerkt, buiten de notariële
akte om?

Deense gaeldsbrev (HVJEU 17 juni 1999, NJ 2000, 478): De HvJEU boog zich over de
status van een Deense onderhandse schuldbekentenis in het kader van artikel 50 EEX-verdrag.
Dit stuk was in Denemarken uitvoerbaar. In Denemarken is de Latijnse notaris onbekend.
HvJEU: het authentieke karakter dient onomstotelijk vast te staan. Dat vereist de tussenkomst
van een overheidsorgaan of van een andere bevoegde autoriteit van de staat van herkomst. De
Deense onderhandse schuldbekentenis voldeed hier niet aan.

Lid 4 van artikel 57 EEX zegt dat de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een authentieke
akte is verleden, op verzoek van de belanghebbende partij een certificaat afgeeft volgens de
voorgeschreven modelformulier. In het certificaat wordt aangegeven over welke lidstaat het
gaat, welke autoriteit het certificaat heeft afgegeven en voor welke autoriteit de authentieke
akte is verleden en wie de partijen zijn. Artikel 6 uitvoeringswet EG-executieverordening is

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

de notaris aangewezen die de akte heeft verleden of de notaris die zijn protocol heeft
overgenomen. Met het certificaat kan vervolgens in de lidstaat waar executie wordt verlangd,
om tenuitvoerlegging worden verzocht. De uitvoerbaarheid wordt slechts geweigerd of
ingetrokken als de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de
openbare orde van de aangezochte staat.

Een alternatief voor de EEX-Vo is de Europese executoriale titel (EET). Deze ziet op de
schuldvorderingen die niet worden betwist. Een schuldvordering wordt niet betwist als het is
neergelegd in een authentieke akte. De voorzieningenrechter kan een certificaat afgeven
waarin hij verklaard dat het gaat om een EET. Voorwaarde voor dat certificaat: de akte moet
een uitvoerbaarheid van de akte bevatten en de schuldenaar moet over de rechtstreekse
uitvoerbaarheid van de akte in lidstaten zijn ingelicht. Aan executie van een EET staat niet in
de weg dat de tenuitvoerlegging in strijd is met de openbare orde.
Voordeel EET: het maakt een exequatur in een lidstaat overbodig. De EET kan meteen
worden overlegd aan de autoriteit die bevoegd is om de tenuitvoerlegging uit te voeren. In NL
is dat de deurwaarder. Wilt de schuldenaar zich tegen die executie wenst te verzetten, dan
moet hij in het land van tenuitvoerlegging een executiegeding aanhangig maken.

Vorm van de grosse


artikel 50 Wna behandelt voornamelijk de vorm van de grosse. Definitie grosse is te vinden in
artikel 1 sub g Wna. Hoofd van de grosse: in naam des Konings, bekijk ook artikel 2 wet
i.v.m. het overgaan Kroon op een Koningin ’in naam der Koningin’. Slot grosse: uitgegeven
voor eerste grosse. Hierna volgt de ondertekening door de notaris. De grossen moet, volgens
artikel 51 lid 1 Wna, worden voorzien door een zegel van de notaris. De grosse hoeft nu niet
meer(artikel 43 lid 2 oud) de datum van uitgifte te vermelden. Ontbreekt iets aan het opschrift
dan is het stuk niet voor executie vatbaar. Is ook een fout in het onderschrift fataal? Ja, zowel
ontbreken aan de opschrift als afschrift zorg voor gebreken. Wat is de consequentie van het
ontbreken van de zegel van de notaris op de grosse? De zegel maakt duidelijk dat het stuk
afkomstig is van een ambtenaar die met openbaar gezag is bekleed. Ontbreken van de zegel
kan ervoor zorgen dat er twijfel ontstaat of het stuk wel van de notaris afkomstig is, het
vermoeden van echtheid komt in gevaar. Van elke afgifte van een grosse dient de notaris een
gewaarmerkte aantekening op de akte te stellen. Die aantekening moet bevatten de dag van de
afgifte, de rang van de grosse en de aanduiding van de partij aan welke zij werd uitgegeven.
De partij op wiens verzoek de grosse werd afgegeven moet worden vermeld. Let op: dat hoeft
niet de persoon te zijn aan wie de afgifte geschiedde. Je mag deze wel vermelden, maar het is
niet noodzakelijk.

De annexen aan een notariële akte, bijvoorbeeld de volmacht, maken geen deel uit van de
akte. Het blijven afzonderlijke stukken en zijn geen deel van de grosse. Het onderschrift van
de grosse heeft dus geen betrekking op de annexen.

Artikel 50 lid 2 Wna noemt wanneer uitreksels als grosse mogen worden afgegeven. De
achtergrond hiervan is dat uit een grosse het verschuldigde duidelijk moet kunnen worden
afgeleid.

Tweede of verdere grosse


Artikel 50 lid 1 Wna geeft aan dat de notaris desverlangd een tweede of verdere grosse afgeeft
aan iedere partij bij de akte of aan hun rechtverkrijgenden onder algemene titel. Voorheen
golden strenge voorschriften voor de afgifte van tweede of verdere grossen. Dit is nu niet
meer het geval. Zo hoeft de partij die om een tweede grosse vraagt niet langer een

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank. Van de notaris wordt geen onderzoek verlangd
naar de gronden voor het verzoek om een tweede of verdere grosse. Hij kan ook niet
aansprakelijk worden gesteld voor lichtvaardige afgifte van die grosse. De notaris kan alsnog
afgifte weigeren, omdat de afgifte van een tweede of verdere grosse in het belang van de
debiteur onverantwoord is. In dat geval kan de crediteur in kort geding een voorlopige
voorziening aan de voorzieningenrechter vragen.

Afgifte op elk moment en van elke akte?


Het recht op een grosse is een vermogensrecht, waarvan afstand kan worden gedaan. Deze
afstand kan slechts worden gedaan ten behoeve van de wederpartij. Men verbindt zich de
grosse niet te vragen. Vraagt die partij de notaris om daar toch om dan handelt hij in strijd met
een verplichting om niet te doen. Moet de notaris in dit geval afgifte weigeren? Uitgangspunt:
de notaris moet de grosse afgeven zonder bewijs te kunnen verlangen dat de koper aan zijn
verplichtingen voldeed. Is buiten redelijke twijfel dat een grosse wordt verzocht zonder dat de
verzoeker aan zijn verplichtingen heeft voldaan, dan dient de notaris afgifte te weigeren. Het
past niet in de taak van de notaris om mee te werken aan onrechtmatige executie. Bij gerede
twijfel dient de notaris te weigeren.

Artikel 50 lid 1 eerste zin Wna, de notaris kan aan iedere partij bij een akte daarvan een
grosse afgeven. Voor afgifte is niet vereist dat de grosse direct op het moment van afgifte
dienst kan doen voor zijn executie. Artikel 50 lid 3 Wna zegt dat er geen grossen mag worden
afgegeven van verklaringen van erfrecht en van registerverklaringen, ondanks dat deze
verklaringen niet tot executie zouden kunnen leiden. Met betrekking tot het moment van
afgifte van een grosse kan worden verwezen naar artikel 49a Wna.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

College 10 Oefententamen
VRAAGSTUK I
Notaris Algeda assisteert makelaar Van Boven bij het opmaken van koopovereenkomsten ten
behoeve van de cliënten van laatstgenoemde. Algeda rekent hiervoor een prijs die ver onder
de marktwaarde ligt, in de hoop dat Van Boven zijn cliënten voor de leverings- en
hypotheekakte naar hem doorverwijst.

1. Handelt Algeda tuchtrechtelijk laakbaar?


De prijs is hier niet marktconform. Makelaars maken een koopakte op. Ze hebben geen
verschoningsrecht. De notaris bemoeit zich hiermee en is geheimhoudingsplichtig. Artikel 9
verordening spreekt over het provisieverbod. Daar is hier sprake van. Dit in combinatie met
de uitspraak van het Hof Amsterdam ‘makelaarsland’. Een notaris mag niet tegen een
makelaar zeggen jij hebt een hele interessante poule van mensen waar ik belangstelling voor
heb. Kunnen wij niet afspreken dat als jij zorgt dat ik een van jou kopers bij mij een
leveringsakte komt opmaken dat ik jou daarvoor geld geef? De notaris mag dit niet afspreken.
Hier wordt niet rechtstreeks van de notaris aan de makelaar 100 euro gegeven. Indirect krijgt
de makelaar er wel geld voor. De notaris maakt nu akte op van 50 terwijl het normaal
gesproken150 kost, dus indirect krijgt makelaar 100 voor brengen van klant = retourprovisie.
Dit mag niet. Notaris plaatst zich in een afhankelijke positie t.o.v. de makelaar.

Conclusie:
*Provisieverbod: art. 9 verordening: het is de notaris niet geoorloofd provisie te ontvangen
voor het aannemen van opdrachten, helemaal niet bij notaris/makelaar.
*Arrest Makelaarsland: vergelijkbare constructie met de casus. Het wordt genoemd
retourprovisie (directe provisie) de notaris geeft direct 50 euro aan de makelaar. In de casus is
er sprake van indirect provisie: hij verleent een dienst waar 100 voor moet maar in feite 50
wordt geleverd. Dit is indirecte provisie: je verleent een dienst extra goedkoop. Dit is ook in
strijd met het provisieverbod. Hof: Dit mag ook niet!

Stel dat de Kamer van Toezicht besluit een onderzoek in te stellen naar het handelen van
Algeda.

2. Is de Kamer van Toezicht in het kader van dit onderzoek bevoegd om de dossiers van
Algeda in te zien?
Deze vraag is van vóór 1 januari 2013. Notariswet 2013: heet nu Kamer van het Notariaat. De
vraag moet nu luiden kan de kamer van toezicht een onderzoek instellen? Het is niet
uitgesloten, Artikel 99a lid 5 Wna. Ten behoeve van dat onderzoek is de notaris net aan zijn
geheimhoudingsplicht gebonden. Lid 1 zegt dat de kamer van het notariaat een vooronderzoek
instelt naar aanleiding van een klacht. Artikel 111a lid 3 Wna zegt dat de notaris niet aan de
geheimhoudingsplicht is gebonden als de BFT een onderzoek instelt.

Artikel 111a lid 3 van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de notarisambt bepaalt dat
een notaris in het kader van een onderzoek van het Bureau (het huidige Bureau Financieel
Toezicht)’niet gehouden is aan zijn geheimhoudingsplicht, bedoeld in art. 22 Wna’.

3. Noem twee andere regelingen uit het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het
notarisambt in het kader waarvan de notaris niet gebonden is aan zijn
geheimhoudingsplicht.
Notaris is niet gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht:

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

1. artikel 61a lid 3 Wna; collegatoets


2. artikel 94 lid 2 Wna

Vraagstuk II
1. Kandidaat-notaris A werkt al jaren op het kantoor van haar vader, notaris B. De dochter
wil haar vaders kantoor voortzetten en diens protocol overnemen. Beschrijf aan de hand van
de Wet op het notarisambt hoe A en B de overname van het protocol vorm kunnen geven.
1. Ontslag; dit heeft als gevolg voor het protocol dat het protocol vrijkomt/ verweesd raakt.
Artikel 15 lid 1 Wna.
2. Dochter verzoek tot benoeming. Bij het verzoek moet je aangeven dat je belangstelling hebt
voor het verweesde protocol.
3. ondernemingsplan, artikel 7 Wna; je solliciteert voor de protocol van jouw vader.
4. Koninklijk besluit; Als het verzoek wordt goedgekeurd, dan wordt ze bij KB benoemd.

2.In art. 29 lid 9 Wna wordt gesproken van een ‘niet-ambtshalve benoemde waarnemer’. Zet
uiteen wat voor waarnemer een dergelijke waarnemer is en in welke gevallen deze kan
optreden.
Dat is een vaste waarnemer als bedoeld in artikel 29 lid 2 Wna. Hij kan in lichte gevallen
waarnemen, artikel 28 sub a en sub b Wna. Iedere notaris kan een bij hem werkzame
kandidaat als zogenaamde vaste waarnemer laten benoemen. Je hoeft alleen nog te melden bij
de Kamer wanneer er wordt waargenomen. Lichte waarneming, bijvoorbeeld bij ziekte of
vakantie van de notaris.

Ambtshalve waarnemer: benoemd door Kamer van het Notariaat.


Vaste waarnemer: (niet ambtshalve) 29 lid 2 verwijzing naar 28 a en b

VRAAGSTUK III
De heren Frech en Goedhart zijn een geldleningsovereenkomst aangegaan, inhoudende dat
Frech een bedrag van 50.000 euro uitleent aan Goedhart tegen een jaarlijkse rente van 5 %.
De overeenkomst wordt vastgelegd in een voor notaris Hanssen verleden notariële akte. Bij
het passeren van de akte heeft Hanssen de identiteit van Frech vastgesteld aan de hand van
een verlopen paspoort.

1. Heeft het bovenstaande gevolgen voor de authenticiteit van de geldleningsakte?


Wat is het gevolg als het paspoort niet geldig is? Er zijn veel vormvoorschriften voor
authenticiteit. Artikel 1 wet op de identificatieplicht staat dat het moet gaan om een geldig ID.
In lid 5 van artikel 39 Wna staat dat de akte authenticiteit mist als niet aan de voorwaarden
van artikel 1 wet op de identificatieplicht is voldaan. In de 2e en 4e volzin van artikel 39 lid 1
staan uitzonderingen.

Conclusie:
In artikel 39 lid Wna staat dit vormvoorschrift. Op basis van lid 5 zou het authenticiteit
missen bij het ontbreken daarvan, maar lid 5 sluit lid 1 uit voor deze bepaling. Dus geen
gevolgen voor de authenticiteit.

Stel dat het bovenstaande geen gevolgen heeft voor de authenticiteit van de geldleningsakte.

2. Wat bewijst de akte in dat geval precies ten aanzien van de hierin opgenomen
verklaring van Goedhart dat hij het uitgeleende bedrag inmiddels heeft ontvangen?

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

Artikel 157 lid 2 RV dwingend bewijs. Hier wordt gevraagd naar de materiële
bewijskracht. ( 2 woorden onderstrepen in dat artikel: tussen partijen, dwingend bewijs van
de waarheid van die verklaring) Wat is dwingend bewijs nou? Het wil niet zeggen dat het
klopt, maar bewijslast verdeling. Tegenbewijs is mogelijk.

Hanssen verkondigt tijdens het passeren van de akte dat ‘de uitwendige bewijskracht van een
notariële akte samenhangt met de materiële bewijskracht van zijn notarisverklaring’.

3. Leg uit wat Hanssen met de bovenstaande opmerking bedoelt.


Hij bedoelt dat de uitwendige bewijskracht van de authentieke akte gebaseerd kan worden op
de materiële bewijskracht. Uitwendige bewijskracht: wie wat moet bewijzen als iemand zijn
handtekening ontkent. Met andere woorden: bij uitwendige bewijskracht gaat het om de vraag
of met dwingend bewijs vaststaat de handtekening in de akte ECHT is. Artikel 159 lid 2 RV:
het staat niet vast dat diegene heeft ondertekend en diegene die het ontkent moet het
bewijzen notariële akte. Bij de onderhandse akte is dit precies andersom. Bij de
onderhandse akte geldt art. 159 lid 2; er is geen dwingend bewijs. De verklaring van de
notaris omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen staan tegenover een ieder vast. In de slot
van de notariële akte kan je dit terugzien: ‘deze is door partijen en mij ondertekend op die en
die datum’.

Vraagstuk IV
De Stichting ‘Zuid-Hollandse natuurreservaten’ heeft op korte termijn behoefte aan contant
geld. Zij beschikt over een pakket aandelen met een waarde van €3.000.000. Die enige
bestuurder van de Stichting, de heer Adriaanse, komt met de heer Beugel overeen dat deze
het pakket tijdelijk zal overnemen. De koopsom bedraagt €3.000.000 en in de
koopovereenkomst wordt overeengekomen dat de Stichting het aandelenpakket een jaar later
weer zal terugkopen voor een bedrag van €3.300.000. Adriaanse stelt zich persoonlijk borg
voor de nakoming van de verplichtingen van de Stichting. Andere zekerheden worden niet
verstrekt. Notaris Veenstra is van begin af aan betrokken bij de transactie en heeft de
notariële koopovereenkomst en de notariële leveringsakte opgesteld.

1. Stel dat er- na het verlijden van de akten- een conflict ontstaat tussen de Stichting en
Beugel over de precieze inhoud van de koopakte en de wijze waarop deze moet worden
uitgelegd. Kan de notaris zich alsdan in een civiele procedure beroepen op zijn
verschoningsrecht, wanneer hij door één van de partijen als getuige wordt opgeroepen?

Tomad/van Eijck geen verschoningsrecht als er geen overeenkomst is. Er was een
overeenkomst en vastgelegd in een akte. De notaris moet getuigen als dat wordt gevraagd.

De Stichting blijkt een jaar later niet in staat om aan haar terugkoopverplichting te voldoen.
Ook de borg, de heer Adriaanse, blijkt geen verhaal te bieden. De waarde van het
aandelenpakket is inmiddels gedaald tot €2.000.000. Beugel overweegt een civiele en/of een
tuchtprocedure in te stellen tegen notaris Veenstra.

2. Op overtreding van welke vorm uit de Wet op het notarisambt zou Beugel zich
kunnen beroepen wanneer hij een tuchtrechtprocedure aanspant jegens notaris
Veenstra?
Informatieplicht, artikel 43 lid 1 Wna Groningse luxe voorwaarden. Een notaris moet
informatie geven over de inhoud van de akte. Als de Stichting niet kan nakomen dan is de

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)


lOMoARcPSD|239055

directeur ook aansprakelijk. Hier speelt ook de belehrungsplicht en bijzonder


waarschuwingsplicht.
- ‘Zo nodig wijst hij daarbij op de gevolgen die voor de partijen’ artikel 43 Wna.

3. Waarom kan een civiele procedure het belang van Beugel in dit geval beter dienen
dan een tuchtprocedure?
Bij tuchtrechtelijke procedure geen schadevergoeding. Hij moet ook civielrechtelijke
procedure aanspannen om zijn geld terug te krijgen.

4. Wie moet in een civiele procedure het causale verband bewijzen tussen een
(eventuele) overtreding van een gedragsnorm en de geleden schade?
Het verband tussen de schade en het gedragsnorm moet worden bewezen door: de notaris
vanwege het in Dicky Trading II arrest geformuleerde regel. Indien door een uit ORMD of
wanprestatie aan te merken gedraging een risico ter zake van ontstaan van schade in het leven
is geroepen en het risico zich heeft verwezenlijkt dan is het causaal verband tussen schade en
gedrag gegeven. Veenstra moet dus bewijzen. Tegenbewijs is mogelijk. Als er geen causaal
verband is dan geen schadevergoeding.

Hoofdregel =Beugel, artikel 150 RV

Arrest Dicky Trading II


In dit arrest ging het om een beroepsfout van een notaris. De Hoge Raad heeft de
omkeringsregel (die we kennen van BPR) van toepassing verklaard op alle gevallen waarin
sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging die een risico
voor het ontstaan van schade in het leven roept en waarin dit risico zich vervolgens
verwezenlijkt. In die gevallen is het causale verband tussen gedraging en schade in beginsel
gegeven en is het aan de aangesprokene om te stellen en te bewijzen dat de schade ook zonder
zijn gedraging zou zijn ontstaan.
Verzwaarde stelplicht van de notaris:
Notaris heeft een verzwaarde stelplicht. Hij hoeft niet helemaal te bewijzen dat hij onschuldig
is, maar zoveel mogelijk bewijs op tafel leggen dossiers enz. zodat daarover kan worden
geprocedeerd. Geen volledige omkering maar enkel de gegevens/dossiers op tafel leggen.

Gedownload door Danique Westerbeek (danique.westerbeek@casema.nl)

You might also like