You are on page 1of 34

Samenvatting De Notariswet van J.C.H.

Melis / B.C.M. Waaijer (m.u.v. h14 en h25)

geschreven door

tandenfee

www.stuvia.nl

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Samenvatting Notariswet 5 punten

Week 1A

Hoofdstuk 1: De Notariswet in historisch perspectief


Inleiding
Typerende elementen voor de Latijnse notaris zijn dat hij een (semi)ambtenaar is, dus dat hem van overheidswege gezag is
toegekend (bewijskracht akten). Anderzijds is hij ook ondernemer; hij ontvangt zijn honorarium niet van de overheid maar
van cliënten.

De Ventôsewet van 1803: Franse wet


Het bestempelde het notariaat duidelijk tot ambt. De vermaatschappelijking van het notariaat had als eerste doel het geven
van betere waarborgsommen voor het publiek. De wet eiste ook een langere leertijd, waardoor het functioneren van het
notariaat op een hoger plan werd gebracht.

* In het hoorcollege zijn de gebeurtenissen in volgorde opgenomen. Daar wordt verder in de samenvatting geen aandacht
aanbesteed. Verder is alles wel uitgewerkt in de samenvatting.

Hoofdstuk 2: De wettelijke omschrijving van het ambt


De definitie van art. 2 Wna
Het ambt van de notaris is bevoegd om authentieke akten te verlijden in de gevallen waarin de wet dit aan hem opdraagt
of een partij zulks van hem verlangt. Authentieke akten zijn akten in de vereiste vorm en bevoegdelijk opgemaakt door
ambtenaren aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen op die wijze te doen blijken van door hen gedane waarnemingen
of verrichtingen, zie art. 156 lid 2 Rv.
 Verschil tussen authentieke en notariële akten. Als in BW of Kadasterwet wordt gesproken over notariële akte dan
worden bedoeld authentieke aktes die alleen door de notaris mogen worden opgesteld.
Het opmaken van een authentieke, notariële akte is soms de enige manier om een rechtshandeling vorm te geven. Het
voorschrift een rechtshandeling door middel van een authentieke akte te verrichten, is een vormvoorschrift. Tenzij uit de
wet anders voortvloeit, zijn rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht, nietig art. 3:39 BW.

Andere door de wet opgedragen werkzaamheden


Dit gebeurt zowel in als buiten de Notariswet. Hieronder vallen het afgeven van notariële afschriften, uittreksels en grossen
art. 49-50 Wna. Een onderhandse akte aan de kantonrechter aanbieden art. 47 Wna. Akten opnemen in zijn protocol art.
48 Wna. Handtekeningen legaliseren art. 52 Wna.

De notaris is een bestuursorgaan


De notaris is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Dit betekent dat hij ambtenaar is in de zin van de
Ambtenarenwet. De notaris dient te worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb: hij is
onmiskenbaar met enig openbaar gezag bekleed. Bekijk art. 16a Wna. Sommige delen van de Awb zijn niet van toepassing
op de werkzaamheden van de notaris.

De taak van de notaris


Vanuit de wetgever bezien kan in zijn algemeenheid worden gezegd dat de notaris een functie heeft bij de ordening van
het (civielrechtelijke) rechtsverkeer (bevorderen rechtszekerheid).
 Voor een doorzichtig rechtsverkeer in registergoederen zijn specialiteit (nauwkeurige omschrijving) en publiciteit
(inschrijving in de openbare registers) elementaire vereisten.
 De notaris heeft blijkens vaste jurisprudentie een zwaarwegende zorgplicht ter zake hetgeen nodig is voor het
intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in zijn notariële akte opgenomen rechtshandelingen.
Hij behartigt de belangen art. 17 lid 1 Wna. De notaris vervult daarbij zijn ambt in onafhankelijkheid. De notaris behoort
diverse registers te raadplegen. Het Reglement recherche registergoederen legt daartoe aan de notaris verplichtingen op.
De waarnemingen en verrichtingen die in notariële akten staan leveren dwingend bewijs op art. 157 lid 1 Rv. De notaris
moet ook rechtsbescherming bieden. Hij mag geen misbruik maken van juridische onkunde en feitelijk overwicht.
Gesproken wordt van de belehrungspflicht van de notaris art. 43 lid 1 Wna.

Het werkterrein van de notaris is in de eerste plaats het burgerlijk recht maar er is meer
Bij het opmaken van notariële akten houdt de notaris zich bezig met het burgerlijk recht. Kennis omtrent bestuur,
belastingen en strafrecht zijn van belang.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De notaris is een ondernemer


Hij is een vrije beroepsbeoefenaar die een publieke taak uitoefent zoals genoemd in art. 6:227a lid 2 BW. Hij krijgt geen
honorarium van de overheid, maar van zijn cliënten. In 1999 heeft de wetgever de marktomstandigheden gewijzigd. Vrijheid
om tot notaris te worden benoemd is toegenomen. De ondernemerskeuzen zijn niet onbegrensd. De notaris heeft namelijk
een ministerieplicht art. 21 lid 1 Wna. Sinds 2011 is het hem toegestaan om onder omstandigheden door te verwijzen naar
een andere notaris art. 21 lid 3 en 4 Wna. Specialisatie en niet algemeen gebruikelijke werkzaamheden kunnen dit
rechtvaardigen.

Het notarisambt vergeleken met andere ambten


De ambtenaar van de burgerlijke stand en de deurwaarden kunnen soms ook authentieke akten opmaken. Een verschil
tussen deze ambtenaren en de notaris dat dat de bevoegdheid van de notaris niet beperkt is tot het opmaken van bepaalde
bij of krachtens de wet aangewezen authentieke akten. De bevoegdheid van de notaris is van algemene aard.
 Overeenkomst deurwaarder en notaris: overheidstaak. Verschil: deurwaarder voert overheidsgezag uit.
 Overeenkomst rechter en notaris: ordenende functie. Verschil: rechter beslecht geschillen en notaris probeert ze
te voorkomen.

Voorwaarden van de ambtsbediening


Specifieke deskundigheid, persoonlijke geschiktheidstoets halen, voldoende praktische notariële ervaring hebben
opgedaan, moet van onbesproken gedrag zijn art. 6 lid 1 sub c Wna, betrouwbaar op financieel gebied, onafhankelijkheid,
onpartijdigheid, geheimhoudingsplicht, inzicht, besef van eer en het aanzien van het ambt.

Hoofdstuk 22: De notaris als ondernemer


Ambtenaar én ondernemer
Eén van de belangrijkste doeleinden die de wetgever bij het opstellen van de Notariswet in 1999 voor ogen heeft gestaan,
is het bevorderen van de marktwerking binnen het notariaat. Dit om de maatschappelijke kosten van de notariële
dienstverlening te verlagen, onder gelijktijdige handhaving of zelfs verbetering van de kwaliteit van het notariaat.
Overheden mogen zich niet bemoeien met de tarieven. Dit in afwijking met andere landen. De notaris moet de belangen
van iedereen behartigen. Als de continuïteit van een toegankelijke notariële dienstverlening niet meer kan worden
gewaarborgd, moet ingegrepen kunnen worden art. 54 lid 1 Wna.

Notaris en Mededingingswet
De Mededingingswet stelt grenzen. De mogelijkheden om bij verordening regelend op te treden, zijn aan de rechter
voorgelegd naar aanleiding van de Verordening van de Nederlandse Orde van Advocaten 1993. Die verordening bevat een
verbod van geïntegreerde samenwerkingsverbanden tussen advocaten en accountants.

Het honorarium van de notaris


Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te
verrichten, berust volgens art. 16 Wna op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6
BW. Meer specifiek is art. 7:405 lid 1 BW waaruit volgt dat indien de overeenkomst door de notaris in de uitoefening van
zijn beroep is aangegaan, de opdrachtgever hem loon verschuldigd is. De notaris mag hierbij een redelijk voorschot op het
honorarium vragen. Bij onroerende zaaktransacties is het vast gebruik dat het honorarium wordt afgerekend bij het
passeren van de akte.
Art. 55 lid 1 Wna verplicht de notaris om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke
werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in
rekening gebrachte bedrag is berekend.
Een belanghebbende wiens financiële draagkracht de in art. 34 WRB genoemde bedragen niet overschrijft, kan de voorzitter
van de kamer voor het notariaat vragen om een in het desbetreffende ressort gevestigde notaris op te dragen bepaalde
ambtelijke werkzaamheden te verrichten tegen een maximumbedrag art. 56 lid 1 Wna. Hij dient daartoe aan de voorzitter
de verklaring of de bescheiden als bedoeld in art. 25 lid 1 WRB te overleggen. De voorzitter dient dan te worden aangemerkt
als bestuursorgaan. WRB = Wet op de rechtsbijstand.

Financiële verbodsbepalingen voor de notaris in persoon


Art. 23 Wna verbiedt de notaris bepaalde handelingen aan te gaan die zodanig financieel risico met zich brengen dat de
notaris niet meer aan zijn financiële verplichtingen zou kunnen voldoen. De ratio van art. 23 Wna is minder evident, nu de
kwaliteitsrekening van art. 25 Wna een belangrijke zekerheid voor cliënten biedt bij financiële teloorgang van de notaris.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De bedoeling van art. 23 Wna is dan ook de notaris tegen zichzelf beschermen. Door inschakeling van een klerk,
geregistreerd partner of echtgenoot omzeilt men het artikel niet.

Administratieplichten en financieel toezicht


Art. 3:15a BW en 2:10 BW schrijven ieder die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent respectievelijk rechtspersonen,
voor een administratie te voeren, en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige
wijze te bewaren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van die persoon kunnen worden gekend. Deze regels
vormen de basis voor art. 24 Wna. De wetgever heeft evenwel zwaardere eisen gesteld voor de notaris.
In art. 24 lid 3 Wna is de wijze waarop kantoor- en privéadministratie moet worden ingericht vastgesteld bij de
Administratieverordening. De notaris dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar een financieel verslag bij het
BFT in te leveren art. 24 lid 4 Wna. Behoort de kantoor- en privéadministratie gedurende zeven jaar te bewaren art. 24 lid
6 Wna jo. 2:10 lid 3 BW.

Week 1B

Hoofdstuk 5: Benoeming
Benoemingsvereisten
Het Europese Hof van Justitie maakte uit dat de eis van de Nederlandse nationaliteit voor de benoeming als notaris in
Nederland, strijdt met Europees recht omdat notariële werkzaamheden niet worden verricht ter uitvoering van het
openbaar gezag in de zin van art. 49 VWEU (beginsel van vrije vestiging). De wil van partijen is van belang en de notaris
wordt gezien als ondernemer. Er mogen beperkingen aan de vrijheid van vestiging worden gebracht, maar die moeten wel
noodzakelijk en proportioneel zijn.
Er bestaat een Europese dienstenrichtlijn die ervoor moet zorgen dat dienstverleners makkelijk hun diensten kunnen
aanbieden in een andere EU-lidstaat. Art. 2 lid 2 sub l Europese dienstenrichtlijn bepaalt dat notarissen buiten het
werkingsgebied van de richtlijn vallen.
Het tijdstip tot benoeming is het tijdstip van het Koninklijk Besluit tot benoeming art. 3 Wna. In dat Besluit kan een andere
ingangsdatum staan van de bevoegdheid.
 Beheersing Nederlandse taal
 Theoretische scholing art. 6 lid 1 Wna. Dit bestaat uit het hebben van een universitaire diploma.
 Praktijkervaring en praktijkscholing.
o Stage van tenminste zes jaar art. 31 Wna
o Met goed gevolg het examen heeft afgelegd art. 33 Wna (beroepsopleiding)
 Ondernemingsplan art. 7 lid 1 Wna. Er is geen numerus clausus meer.
o Voldoende financiële middelen en op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de
praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.
 Verklaring omtrent gedrag art. 6 lid 1 sub c Wna.

Benoemingsprocedure
Art. 8 Wna behandelt de benoemingsprocedure. De verzoeker die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te
komen, dienst een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te
vestigen. Om détournement de pouvoir te voorkomen art. 3:3 Awb, zal het eerste verzoek het eerst behandeld moeten
worden.
De KNB en BFT kunnen met betrekking tot het verzoek advies uitbrengen art. 8 lid 6 Wna. Bij dat advies zal het moeten gaan
om eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden, welk naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden
kunnen leiden.
De minister van Justitie neemt een beschikking tot weigering van een benoeming. Daartegen kan bezwaar worden
aangetekend bij de minister. Beroep mogelijk bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State (Awb is hier van
belang).
Er is een selectieprocedure. Verzoekers worden getoetst op persoonlijke geschiktheid voor het ambt. De
benoemingsprocedure voorziet in een advies daarover van een Commissie toegang notariaat art. 8 lid 2 Wna. Deze
commissie is gevestigd bij de KNB. Belangrijke eigenschappen: integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid en kwaliteit.
Advies wordt uitgebracht aan de minister en niet aan de verzoeker.

Benoeming
Is er geen weigeringsgrond dan moet degene die om benoeming verzoekt, worden benoemd. De notaris wordt als zodanig
bij Koninklijk Besluit benoemd art. 3 lid 1 Wna. De notaris is in beginsel bevoegd met ingang van de dag na zijn eedsaflegging
art. 3 lid 5 Wna. Is de notaris waarnemer van het kantoor, dan is hij terstond na de eedsaflegging bevoegd. De uitvoerende
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

macht en de rechter kunnen een benoeming niet ongedaan maken. De benoeming is kenbaar door registratie in het centraal
register voor het notariaat art. 5 lid 2 Wna.

Eedsaflegging
Formele aspecten: De eed moet worden afgelegd voor de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort, waarin zijn plaats
van vestiging is gelegen. De eed art. 3 lid 2 Wna. In plaats van de eed kan ook de belofte worden afgelegd. Heeft hetzelfde
rechtsgevolg. De eedsaflegging kan worden gezien als een aanvaarding van het ambt door de benoemde. De eed moet
worden afgelegd binnen zes maanden na de dagtekening van zijn benoeming art. 3 lid 2 Wna. De eedsaflegging wordt
opgenomen in het centraal register voor het notariaat art. 5 Wna.
Materiële aspecten: De notaris zweert dat hij zich zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de verordeningen die
op het notarisambt van toepassing zijn.

De titel notaris
Pas na de beëdiging mag de titel notaris worden gevoerd. Deze bevoegdheid eindigt bij defungeren (vergelijk art. 2 lid 2
Wna). Kandidaat-notaris is geen beschermde titel.

Inschrijving en depot van handtekening en paraaf


Terstond na de eedsaflegging laat de notaris zich inschrijven in het centraal register voor het notariaat, onder overlegging
van het proces-verbaal van de eedsaflegging en deponeert de notaris zijn handtekening en paraaf art. 3 lid 5 Wna. Het
depot maakt de legalisatie van de handtekening van de notaris mogelijk art. 52 lid 3 Wna. Voorts is het depot van belang in
verband met het vermoeden van echtheid van de notariële akte art. 159 lid 1 Rv.

Hoofdstuk 15: Wettelijke en buitenwettelijke werkzaamheden


Inleiding
Werkzaamheden die de notaris in nauwe samenhang daarmee pleegt te verrichten art. 16 Wna zijn: beheer van gelden
samenhangend met overdracht en bezwaring van onroerende zaken: ontvangst nemen van waarborgsommen, ontvangst
van gelden voor aankoop en het verstrekken van hypothecaire geldleningen, en de doorbetalingen daarvan art. 726 lid 3
BW.
Wettelijke werkzaamheden zijn het geven van juridisch advies.
Bij buitenwettelijke werkzaamheden dient te worden gedacht aan het opmaken van onderhandse akten.

Relevantie van het onderscheid wettelijk-buitenwettelijk


A. Bij het verrichten van buitenwettelijke werkzaamheden is de notaris geen bestuursorgaan.
B. Titel III is volgens de toelichting ‘in beginsel’ niet van toepassing op buitenwettelijke werkzaamheden.
C. Art. 29 lid 9 Wna bepaalt dat de notaris en elke niet-ambtshalve benoemde waarnemer ieder voor de door de
laatste als zodanige verrichte werkzaamheden of gepleegde verzuimen jegens derden voor het geheel
aansprakelijk is (ook buitenwettelijke).
D. De notaris is bevoegd buiten zijn plaats van vestiging wettelijke (ambtelijke) werkzaamheden te verrichten, mits
op het grondgebied van Nederland.
E. Raad van State acht het onderscheid van belang voor de toepassing van art. 56 Wna.

Handelen als zodanig


Als er geen sprake is van als zodanig handelen, dan zijn de regels van de Notariswet nier meer van toepassing. Er is een
belangrijke uitzondering op dat uitgangspunt. Handelt de notaris niet in zijn hoedanigheid van notaris dan kan zijn optreden
niettemin van belang zijn voor de eer en het aanzien van het notarisambt. Indien dat het geval is kan zijn optreden
tuchtrechtelijk getoetst worden. Gesproken wordt over zogeheten fautes privées (bijvoorbeeld openbare dronkenschap).

Het zegel van de notaris


Iedere notaris moet een zegel hebben art. 51 Wna. Dat zegel moet het koninklijk wapen bevatten. De zegel moet worden
aangebracht op alle door hem uit te geven akten en af te geven grossen, afschriften en uittreksels, verklaringen van erfrecht,
legalisaties en andere verklaringen die door de notaris als zodanig worden uitgegeven art. 52 lid 2 Wna. Het doel van de
zegel:
 Echtheid handtekening bevestigen, authenticiteit bevestigen, vervalsing of namaak voorkomen.
Wanneer is sprake van uitgifte van een akte of een afschrift?
- Zodra de akte ter beschikking van de belanghebbende is gesteld, ook al zou die het notariskantoor (nog) niet
hebben verlaten.
- Het zegel wordt aan de stukken gehecht (fysiek verbonden).
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

- De zegel wordt gebezigd bij de verzegeling bedoeld in art. 658 Rv.


In de praktijk wordt gebruikgemaakt van inktstempels met het zegel. De aanhechting van de stukken aan de akten, vindt
plaats door de stukken met een bindtouwtje vast te maken.
 Onjuist gebruik van de zegel. Als de notaris het zegel ten onrechte aanbrengt zal hij daar tuchtrechtelijk op
aangesproken kunnen worden.
 Verzegeling art. 658 Rv. Handelt over de verzegeling van zaken die tot een nalatenschap (met één erfgenaam) of
een bijzondere gemeenschap als bedoeld in afdeling 3.7.2 BW behoren. In art. 665 lid 2 Rv is aangegeven welke
zaken niet in de verzegeling worden betrokken. Verzegeling is een ambtsplicht. Het is een conservatoire maatregel,
die normaliter voorafgaat aan een boedelbeschrijving. Het dient om te voorkomen dat zaken verdwijnen in een
situatie dat belanghebbenden nog niet bewijs in handen hebben dat zij er op het voor hun recht beslissende tijdstip
nog waren.
 Ontzegeling art. 668 Rv.

Eedsaflegging voor de notaris


De wet geeft op enkele plaatsen aan dat de notaris bevoegd is de eed af te nemen. Art. 662 Rv bij sluiting van de verzegeling
door degenen die de zaken onder zich hadden of het huis bewonen, waar de verzegeling is gedaan, dat zij niets verduisterd
hebben, nog gezien hebben nog weten dat iets verduisterd is. Art. 674 Rv verplicht de notaris de eed af te nemen in het
kader van een notariële boedelbeschrijving.
Algemene bevoegdheid staat in art. 52 lid 1 Wna. De verklaring heeft geen dwingende bewijskracht, maar vrije bewijskracht
art. 179 lid 2 Rv.

Legalisatie
De wet kent de notaris de bevoegdheid toe handtekeningen te legaliseren. Dit houdt in dat hij op het aangeboden stuk of
op een daaraan aangehecht stuk een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring met ambtsstempel stelt waarin
hij de echtheid van de handtekening bevestigd art. 52 Wna. Legalisatieverklaring is een authentieke akte art. 157 Rv.
Legaliseert de notaris dan dient hij globaal kennis te nemen van de inhoud van het stuk waaronder de handtekening is
gesteld. Door zijn ambtelijke verklaring draagt hij een marginale verantwoordelijkheid voor de waarde die aan het stuk
wordt toegekend, en daarmee aan de verspreiding.

Afgifte van vergeleken afschriften


Art. 49 lid 3 Wna staat de notaris toe van niet tot zijn protocol behorende akten en stukken, afschriften en uittreksels uit te
gegeven aan degenen die over de akten of het stuk beschikken. Wordt ook wel copie collantionnée genoemd. De verklaring
van de notaris dient dus om te bewijzen dat de kopie overeenstemt met het origineel.

Hoofdstuk 16: Kantoor, organisatie en praktijkuitoefening


Bedrijfsvoering in het algemeen
Eén van de vereisten die art. 7 Wna noemt voor benoembaarheid is het bezit van een ondernemingsplan dat voldoet aan
de daarvoor gestelde eisen. Uit het ondernemingsplan moet blijken dat de verzoeker over voldoende financiële middelen
beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt. Met betrekking tot de
bedrijfsruimte is in de parlementaire stukken gewezen op de verplichting van art. 12 lid 3 Wna: het bewaren van het
protocol op ordelijke wijze. Essentieel is ook de wijze waarop partkijkvoering is georganiseerd.

Bewindvoering met betrekking tot de notarispraktijk


De aanbeveling van het rapport Hammerstein 2005 is uitgewerkt in art. 25b Wna. Voor bewindvoering is plaats indien de
continuïteit van een notarispraktijk vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen. De bewindvoerder is
stil. Deze wordt bekend gemaakt bij de KNB en BFT art. 5 lid 4 Wna.

Het repertorium
Art. 7 Rw schrijft de notaris voor een repertorium aan te houden. Het repertorium is een register waarin door of onder
verantwoordelijkheid van de notaris dagelijks enkele identificerende gegevens van de door hem opgemaakte akten worden
ingeschreven. In de huidige Notariswet is het repertorium uitsluitend genoemd in art. 1 sub e Wna. Het doel:
 Een middel om te komen tot een dergelijke, ordelijke notariële praktijkvoering. Bijvoorbeeld nagaan op welke dag
een bepaalde akte is verleden en of die akte zich op de aangewezen plaats op kantoor bevindt.
 De bevoegde Inspecteur van belastingen kan aan de hand van het repertorium controleren of de op het
repertorium geboekte akten ook ingevolge art. 3 Rw ter registratie zijn aangeboden art. 7 lid 2 Rw.
Ter zake de inrichting en de wijze van bijhouding van het repertorium verwijst art. 13 sub e Rw naar de voorschriften van
art. 20 Uitvoeringsbeschikking Rw.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het protocol
Art. 12 lid 1 Wna verplicht de notaris kantoor te houden in de plaats van vestiging die in het besluit van zijn benoeming is
vermeld en aldaar zijn protocol te bewaren. Art. 1 sub d Wna verstaat onder protocol: de minuten, notariële verklaringen,
registers, afschriften, repertoria en kaartsystemen die onder de notaris berusten. Het protocol is Staatseigendom. Dat
betekent dat het protocol geen eigendom van de notaris is, het valt derhalve niet in diens faillissement en er kan ook geen
beslag op worden gelegd. In art. 15 Wna wordt gesproken over de overige notariële bescheiden. Volgen de Memorie van
Toelichting moet worden gedacht aan bescheiden die volgens het gebruik met het protocol dienen te worden overgegeven
(kopieën van successiememories, de kladrepertoria, kantoorboekhouding en de dossiers). De overige notariële bescheiden
hoeft niet altijd te worden overgenomen. Dit zie je aan het woord eventueel art. 15 lid 1 Wna.
 Opname in het protocol op verzoek. De notaris is verplicht de voor hem verleden akten in zijn protocol op te nemen
art. 38 lid 1 Wna. Op verzoek van cliënten kunnen ook stukken in het protocol worden opgenomen art. 48 Wna.
Alleen ondertekende geschriften bestemd om tot bewijs te dienen vallen hieronder art. 156 lid 1 Rv. De notaris is
dan verplicht van de inhoud van de aangeboden akten kennis te nemen. Reden daarvoor is te voorkomen dat de
notaris door onwetendheid wordt ingeschakeld bij criminele activiteiten. En degene die de notaris verzoekt moet
een redelijk belang hebben bij de opneming. Tenslotte dienen de aangeboden stukken aan een akte gehecht te
kunnen worden.
 De notariële archieven. Art. 57, 58 en 59 Wna regelen de archivering van protocollen. Regelgeving met betrekking
tot archivering is in de eerste plaats te vinden in de Archiefwet 1995.
 De bewaarder. Gedeelten van protocollen die ouder zijn dat twintig jaar kunnen van het kantoor worden
overgebracht naar de algemene bewaarplaats binnen het arrondissement. De algemene bewaarplaats heeft een
bewaarder en een plaatsvervangend bewaarder.
 Overbrenging naar de algemene bewaarplaats art. 58 Wna. Is een tussenstation.
 Overbrenging naar de rijksarchiefbewaarplaats. Protocollen die ouder zijn dan 75 jaar moeten naar de
archiefbewaarplaats worden overgebracht. Aktes betreffende uiterste willen worden pas overgebracht indien ze
ouder zijn dan 100 jaar.

Hoofdstuk 17: Bevoegdheidsbeperkingen vanwege plaats en tijd van optreden


Inleiding
Dit kan vanwege een (mogelijk) tegenstrijdig belang met de bij de akte betrokken personen.

Bevoegdheid naar plaats


 Vestigingsplaats. In het benoemingsbesluit wordt een plaats van vestiging aangegeven art. 8 lid 1 jo. 3 lid 1 Wna.
De notaris is verplicht kantoor te houden in de plaats van vestiging die is vermeld in zijn benoemingsbesluit. Hij
dient in de vestigingsplaats ook zijn protocol te bewaren art. 12 Wna.
 Wijziging van de vestigingsplaats art. 10 Wna. Kan worden gewijzigd door de Minister van Justitie bij een
beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald. Dit notaris moet een verzoek sturen.
 Bevoegdheid op het gehele grondgebied van Nederland art. 13 Wna. De akte moet de plaats vermelden waar de
akte is opgemaakt art. 40 lid Wna.
 Bijkantoren en zitdagen. De mogelijkheid om ambtelijke werkzaamheden te verrichten binnen het gehele
Nederlandse grondgebied van Nederland is, in vergelijking met de oude wet, een belangrijke verruiming. De
beperkingen gelden voor de ambtelijke/wettelijke werkzaamheden en niet voor andere werkzaamheden. De
notaris niet bevoegd buiten zijn vestigingsplaats bijkantoren te hebben. Ook mag de notaris geen onregelmatige
zitdagen hebben buiten zijn plaats van vestiging art. 13 Wna.
 Bevoegdheid van een buitenlandse ‘notaris’? Nederlandse notaris moet een authentieke akte maken art. 3:31 BW.
 Consulaire wet. Akten opmaken van de burgerlijke stand. Art. 17 Consulaire wet: verrichtingen opgedragen aan de
notaris. Consulaire ambtenaren mogen hun bevoegdheden slechts uitoefenen binnen het hun toegekende ressort
art. 1 lid 4 Consulaire wet.

Bevoegdheid naar tijd


 Onbevoegdheid vóór de eedsaflegging art. 3 Wna.
 Onbevoegdheid na schorsing. Schorsing ontneemt de betrokkene niet het ambt, maar ontzegt hem tijdelijk de
bevoegdheid zijn ambt uit te oefenen. Bij tuchtmaatregel art. 103 Wna.
o Schorsing vanwege inwerkingtreding van maatregelen art. 26 Wna.
o Schorsing wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid art. 27 Wna.
o Schorsing bij wijze van tuchtmaatregel en onmiddellijke schorsing bij wijze van ordemaatregel art. 103 en
105 Wna.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 Onbevoegdheid tijdens de waarneming art. 29 lid 7 Wna. Notaris zelf.


 Onbevoegdheid als gevolg van ontzetting en ontslag art. 103 lid 1 en 105 Wna. Bij leeftijd art. 14 Wna.

Hoofdstuk 18: Kandidaat-notaris


Algemene aspecten
Onverenigbare betrekkingen voor de notaris zijn dat ook voor de kandidaat-notaris art. 9 Wna. Nevenbetrekkingen moeten
eveneens door de kandidaat-notaris worden opgegeven art. 11 lid 6 Wna. Kandidaat-notarissen kunnen lid zijn van de
kamer voor het notariaat art. 94 lid 7 Wna. De verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris vindt zijn pendant in het
tuchtrecht art. 94 lid 1 Wna.

Definitie kandidaat-notaris
Art. 1 lid 1 Wna. Hij moet in het notariaat werkzaam zijn. Hij is waarnemer.

Aansprakelijkheid
De kandidaat-notaris zal gewoonlijk werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Hij zal als ondergeschikte
moeten worden aangemerkt. De notaris is ook aansprakelijk voor de kandidaat gemaakte beroepsfouten jegens derden art.
6:170 BW. Is op grond van onrechtmatige daad.

Formaliteiten bij aanvang en einde van de werkzaamheden


De kandidaat-notaris die werkzaamheden op een notariskantoor heeft aanvaard, geeft hiervan binnen een week nadat hij
met de uitoefening van die werkzaamheden is begonnen, kennis aan de KNB art. 32 Wna. De kennisgeving is van belang
voor de aanvang van de stage art. 31 lid 1 Wna.

Stage
De wet kent een stage van drie jaren art. 29 Wna en een stage van zes jaren art. 31 lid 1 Wna, die zijn van belang voor de
bevoegdheid tot waarnemen en voor de benoembaarheid. De werkervaring dient te zijn opgedaan in de functie van
kandidaat-notaris. Voor de opbouw van de stage hoeft de kandidaat zijn werkzaamheden niet op basis van
arbeidsovereenkomst te verrichten.

Beroepsopleiding
Art. 33 Wna. Het is de KNB die zorg draagt voor de beroepsopleiding. De mogelijkheid om de beroepsopleiding te volgen,
dient tijdens de stage open te staan. Aan het einde van de beroepsopleiding wordt een examen afgenomen art. 33 Wna.
De opleiding duurt maximaal drie jaren en neemt tenminste twee maar per jaar aanvang. Het toezicht is opgedragen aan
een Commissie van Toezicht art. 34 Wna.

Hoofdstuk 19: De waarneming


Algemene aspecten
Het maatschappelijk belang eist dat de continuïteit van de ambtsuitoefening wordt gewaarborgd. Dat geldt voor de
behandeling van nieuwe zaken en meer nog voor de afhandeling van lopende zaken. Het fenomeen waarneming bevestigd
de publiekrechtelijke status van het notarisambt. Dat geldt temeer nu waarneming kan plaatsvinden na ontzetting, ontslag
of overlijden van een notaris art. 28 sub d,e,f Wna. Ook al is er dan geen notaris meer, het notarisambt is blijkbaar nog niet
beëindigd. Waarneming ziet per definitie op een overgangsperiode. Een ander belang dat daarmee is gediend, is dat een te
lange waarneming afbreuk kan doen aan de notariële vaardigheid van de notaris zelf.
In art. 29 lid 4 Wna is daarom bepaald dat de waarneming niet langer kan zijn dan één jaar in geval van een volledige
waarneming. Voor de benoeming van waarnemer stelt de wet ook eisen. De waarnemer wordt benoemd door de voorzitter
van de kamer van het notariaat en niet de koning. Waarnemingen worden geregistreerd in het centraal register voor het
notariaat art. 5 Wna.
Bij bestudering van de regelgeving over waarneming houde men het onderscheid in het oog tussen de lichte waarneming
en de zware waarneming, en tussen de ambtshalve en niet-ambtshalve benoeming van de waarnemer.

Bevoegdheden van de waarnemer en (on)bevoegdheden van de waargenomen notaris


In het algemeen kan worden gezegd dat de waarnemer tijdens de waarneming bevoegd is om alle ambtshandelingen te
verrichten waartoe ook de notaris bevoegd was. Een uitzondering is de situatie dat de notaris kennis heeft genomen van
(rechts)feiten die hij nog niet in een proces-verbaalakte heeft neergelegd. Dit behoort door dezelfde persoon te gebeuren.
De waarnemer handelt uitdrukkelijk niet onder verantwoordelijkheid van de notaris voor wie hij waarneemt art. 1 lid 1 sub
c Wna.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Een belangrijk rechtsgevolg van de waarnemer is dat zolang de waarnemer bevoegd is, de notaris onbevoegd is om het
notarisambt uit te oefenen met betrekking tot zijn eigen protocol art. 29 lid 7 Wna. De waarnemer is privatief bevoegd.

Verlijden in het protocol van de vervangen notaris; gebruikmaking van diens zegel
De waarnemer dient het stempel met zegel te gebruiken van de vervangen notaris art. 29 lid 10 Wna. Zie ook art. 40 lid 1
Wna.

Overdracht en overname van het protocol


Art. 29 lid 11 Wna. Zonder onderscheid te maken tussen lichte of zware waarneming.

Algemene vereisten om te kunnen waarnemen


Om te kunnen waarnemen dient de waarnemer notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris te zijn. Het notarisambt
kan slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt. En na
tuchtrechtmaatregel van ontzegging is waarneming ook niet meer mogelijk art. 103 lid 3 Wna.

De lichte (vaste) waarneming


Art. 28 Wna bepaalt dat in de waarneming van het notarisambt wordt voorzien in geval van afwezigheid of verhindering
van de notaris (sub a) en wanneer de notaris niet in staat is zijn ambt uit te oefenen wegens ziekte (sub b). Het ziet op
overzienbare, beperkte periode.
 Benoeming en uitoefening bevoegdheden. De lichte waarnemer wordt benoemd door de voorzitter van de kamer
voor het notariaat. Op verzoek van een notaris. De melding is nodig voor alle bevoegdheden van de notaris art. 29
lid 8 Wna. De melding moet inhouden dat zich een geval voordoet van afwezigheid, verhindering of ziekte. Een
toegevoegd notaris is uit hoofde van de wet vaste waarnemer art. 30B lid 3 Wna.
 Bijzondere benoemingsvereisten: wie kan lichte waarnemer zijn? art. 29 lid 1 Wna
o Afronding van drie jaar stage art. 31 Wna
o Behalen van het beroepsexamen dat is bedoeld in art. 33 Wna.
o Bezit van een verklaring omtrent gedrag.
o Onder verantwoordelijkheid van een notaris of waarnemer werkzaam zijn geweest gedreunde een al dan
niet aaneengesloten periode van een jaar binnen het tijdsbestek van drie jaar voorafgaande aan de
benoeming tot waarnemer.

De zware waarneming
De waarneming waarin wordt voorzien in geval van schorsing van de notaris art. 28 sub c Wna, in geval van zijn ontzetting
art. 28 sub d Wna, zijn ontslag of vestiging buiten het arrondissement waarin zijn vestigingsplaats is gelegen art. 28 sub e
Wna en in geval van zijn overlijden art. 28 sub f Wna.
Voor de zware waarneming gelden dezelfde eisen als voor de lichte waarneming met dien verstande dat voor wat betreft
de praktijkervaring meer wordt verlangd. Zes jaar relevante praktijkervaring. En een aaneengesloten periode van twee jaar
binnen het tijdsbestek van drie jaar voorafgaande.
Een ambtshalve benoeming kan niet zonder gegronde redenen worden geweigerd.

Onderwaarneming: waarneming voor een waarnemer


Art. 28 lid 6 Wna geeft de mogelijkheid. Het is een niet ambtshalve benoeming.

Aansprakelijkheid voor de niet-ambtshalve benoemde waarnemer


De notaris en elke niet-ambtshalve benoemde waarnemer zijn ieder voor de door de laatste als zodanig verrichte
werkzaamheden of gepleegde verzuimen jegens derden voor het geheel aansprakelijk art. 29 lid 9 Wna. Dit is het
belangrijkste verschil tussen benoeming van een waarnemer op verzoek van de notaris of ambtshalve.

Het honorarium tijdens de waarneming


De wet meldt hierover dat uitsluitend bij een ambtshalve benoeming de voorzitter van de kamer voor het notariaat
daaromtrent een regeling kan treffen art. 29 lid 2 Wna. Bedoeld wordt een regeling tussen de vervangen notaris en de
waarnemer. De voorzitter is niet bevoegd een regeling te treffen bij een niet-ambtshalve benoeming.

Het begin van de waarneming


Het exacte tijdstip waarop de waarneming begint, is van groot belang. Art. 30 Wna bepaalt dat de kandidaat-notaris die tot
waarnemer wordt benoemd de eed aflegt, in verband met de aanvaarding van zijn benoeming, indien dat nog niet eerder
is gebeurd. Art. 30 Wna jo. art. 3 lid 4 Wna regelt dan de bevoegdheid voor deze waarnemer.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het einde van de waarneming


 Algemene beëindigingsgronden:
o Overlijden, intrekking art. 103 lid 4, verstrijken vaste periode, oplegging van veen tuchtmaatregel art. 103
lid 3 Wna.
Intrekking staat in art. 29 lid 3 en lid 8 Wna. De intrekking vindt plaats door de kamer voor het notariaat, niet door de
benoemde voorzitter. De vervangen notaris is niet tot intrekking bevoegd.
 Bijzondere beëindigingsgronden
o Schorsing eindigt van de vervangen notaris art. 28 sub c Wna en toewijzing van het protocol van de
vervangen notaris aan een andere notaris art. 15 Wna.

Beroepsmogelijkheden tegen beslissingen inzake waarneming


De kamer voor het notariaat en de voorzitter zijn geen bestuursorganen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De
kamer is een onafhankelijk bij de wet ingesteld orgaan dat (mede) met rechtspraak is belast. Dit betekent dat geen
beroepsmogelijkheden op grond van die wet openstaan art. 1:1 lid 2 onder c Awb. De wet biedt in art. 29 lid 3 Wna de
mogelijkheid van die beslissingen tot benoeming en intrekking beroep in te stellen bij Hof Amsterdam.

Hoofdstuk 20: De toegevoegd notaris


Algemene aspecten
Het instituut voor toegevoegd notaris is gecreëerd om verschillende redenen. Een belangrijk aspect was het bieden van
perspectief voor ervaren, met name vrouwelijke kandidaat-notarissen die niet het ondernemerschap ambiëren maar wel
de notarieel ambtelijke aspecten van de notaris willen uitoefenen. In Frankrijk kent met notaire salarié. Wezenlijk voor de
wettelijke regeling is dat de toegevoegd notaris zijn bevoegdheden uitoefent krachtens mandaat van de notaris art. 30B-
30D Wna.

Definitie ‘toegevoegd notaris’


Art. 30B Wna. Een toegevoegd notaris is geen ambtsdrager, geen notaris.

Bevoegdheden en verplichtingen van de notaris met betrekking tot de toegevoegd notaris


De toegevoegd notaris is werkzaam onder verantwoordelijkheid en toezicht van de notaris aan wie hij is toegevoegd. De
Notariswet veronderstelt de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst met hem. Die notaris heeft een exclusieve
instructiebevoegdheid ten aanzien van de notariële werkzaamheden art. 30B lid 2 Wna jo. art. 10:6 Awb. Dit volgt uit de
wet. De notaris is eindverantwoordelijk voor de toegevoegd notaris.

Bevoegdheden van de toegevoegd notaris


Alles. In art. 40 lid 1 Wna: ook de akte moet worden voorzien van de toegevoegd notaris zijn naam en voornemen en
gegevens. Akten die de toegevoegd notaris verlijdt, worden opgenomen in het protocol van de notaris art. 30B lid 5 Wna.
Het is ook een beschermde titel art. 30B lid 6 Wna.

Aansprakelijkheid voor de toegevoegd notaris


Krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam.

Benoeming
De kandidaat-notaris die toegevoegd notaris wil zijn:
1. Dient te voldoen aan de eisen van art. 30C lid 1 Wna
2. Tezamen met de notaris een verzoek om goedkeuring van de toevoeging te doen
3. Goedkeuring van het verzoek te verkrijgen van de Minister van Justitie
Dus voldoen aan de vereisten om tot notaris te worden benoemd. Uiteraard hoeft hij geen ondernemingsplan te hebben.
Voor de uitoefening van zijn bevoegdheden, is de eedsaflegging van belang art. 30C lid 3 Wna jo. art. 3 lid 4 Wna.

Het einde van de toevoeging


Art. 30D Wna. De toevoeging eindigt als de bevoegdheden van de notaris eindigen. Ook het einde van de
arbeidsovereenkomst met de werkgever doet de toevoeging eindigen. Het einde betekent dat de toegevoegd notaris niet
langer meer bevoegd is tot ambtshandelingen: zijn akten niet langer authentiek.

Hoofdstuk 24: Beëindiging van de ambtelijke bevoegdheden


Inleiding
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de beëindiging van het notarisambt en het definitief beëindigen van de
bevoegdheden van de persoon die tot notaris is benoemd. Soms kan het notarisambt blijven voortbestaan art. 28 Wna.
 Leeftijdsontslag en ontslag op verzoek art. 14 Wna.
 Ontslag na een voordracht daartoe en ontzetting art. 27 lid 4 Wna. Bij blijvende ongeschiktheid.
 Vestiging buiten het arrondissement art. 10 Wna.
 Overdracht van het protocol art. 15 Wna.

Week 2B

Hoofdstuk 3: Onpartijdigheid en onafhankelijkheid


Algemene opmerkingen onpartijdigheid en onafhankelijkheid
De eis is in algemene bewoordingen in de wet te vinden in art. 17 lid 1 Wna. Hiermee hangt nauw samen:
- Onverenigbaarheid art. 9 Wna
- De verplichting om nevenbetrekkingen te melden art. 11 Wna
- Het verbod om het notarisambt uit te oefenen in dienstbetrekking art. 17 lid 2 Wna
- De voorwaarde om interdisciplinaire samenwerkingsverbanden alleen aan te gaan als.. art. 18 Wna
- Art. 19 en 20 Wna. 23 en 39 Wna.

De begrippen onpartijdigheid en onafhankelijkheid van art. 17 lid 1 Wna


Onpartijdigheid. Hoofdregel is dat de notaris belangen van bepaalde partijen zich niet méér zal mogen aantrekken dan die
van anderen. Hij mag bij zijn rechtsbedeling de één niet bevoordelen ten opzichte van de ander.
Onafhankelijkheid kan worden gezien als een voorwaarde voor onpartijdig optreden. Het houdt in dat de notaris dient te
voorkomen dat hij in een situatie geraakt waarin hij niet meer vrijstaat bij zijn handelen doordat zijn optreden wordt
beïnvloed door afspraken met anderen, of althans die schijn wordt gewekt.

Enkele praktijksituaties
Het niet van dezelfde informatie voorzien als de andere partij. In beginsel dient de notaris het beginsel van hoor en
wederhoor toe te passen. Ook de persoonlijke opstelling van de notaris is van belang. Ook de plaats van het verrichten van
de notariële diensten kan van belang zijn, namelijk als de notaris buiten zijn kantoor optreedt.

De notaris als uitlegger van zijn eigen akte


De werkzaamheden van de notaris vinden vaak hun neerslag in een notariële akte. Nadat de akte is gepasseerd kunnen
vragen over de akte opkomen. De notaris dient zich bij uitleggen terughoudend op te stellen (alleen wanneer alle partijen
op de hoogte zijn gebracht van de vraagstelling aan de notaris en daarop hebben kunnen reageren).

Onverenigbare betrekkingen
 Welke betrekkingen zijn onverenigbaar? Art. 9 Wna.
 Overtreding van art. 9 Wna; sancties. Aanvaring met de tuchtnorm van art. 93 Wna. Langs die weg kan hij
gedwongen worden zijn onverenigbare betrekkingen op te geven, op straffe van ontzetting uit het notarisambt.
Ook art. 14 lid 4 sub b Wna door de Minister van Justitie.
 De (toegevoegd) notaris in dienstbetrekking art. 17 lid 2 Wna. Met het oog op onafhankelijkheid kan de toegevoegd
notaris uitsluitend functioneren in het kader van een arbeidsrelatie met een notaris. Hij kan om die reden dus niet
in dienst zijn van derden.
 Nevenbetrekkingen. Art. 17 lid 2 Wna dient te worden gelezen in samenhang met art. 11 Wna. Dit verplicht de
notaris aan de KNB en de kamer voor het notariaat opgave te doen van het aanvaarden en beëindigen van een al
dan niet bezoldigde nevenbetrekking. Dit is voor persoonlijke relaties die klanten kunnen zien en voor controle.

Hoofdstuk 9: Bevoegdheidsbeperkingen van de notaris vanwege bij de akte betrokken personen


Tegenstrijdig belang met verschijnende personen en partijen bij de akte
Het verbod van art. 19 Wna. De notaris mag geen akte verlijden waarin hijzelf, zijn echtgenoot, zijn g.p. of een bloed- of een
aanverwant tot en met de derde graad optreedt.
Art. 1:3 lid 3 BW leert dat aanverwantschap niet door ontbinding van het huwelijk wordt opgeheven. Art. 19 Wna is een lex
specialis van art. 17 Wna.
 De uitzonderingen op het verbod van lid 1. Dit staat in lid 2. Het geldt niet voor akten waarbij openbare
verkopingen, openbare verhuringen, openbare verpachtingen of openbare aanbestedingen worden
geconstateerd. Het verbod geldt evenmin voor proces-verhaalakten van het verhandelde in een vergadering
waarin leden van de verboden familiegroep of verboden rechtspersoon daarin als deelnemer worden vermeld.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De gedachte is dat de notaris niet op voorhand zal kunnen weten of hij personen zal aantreffen waarvoor het
verbod van art. 19 lid 1 Wna geldt.
 Sanctie. Bij het wel passeren van zo’n akte, leidt dat tot gemis aan authenticiteit van de akte; de akte voldoet dan
niet aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist. Dit is anders bij een verboden
rechtspersoon. Bij overtredingen kunnen tuchtrechtelijke maatregelen worden genomen.
 De waarnemer. Geldt ook voor de waarnemer op grond van art. 20e Wna (oud). Dit kan ook worden opgemaakt
uit het gebruik van het woord ‘tevens’ in het vierde lid.

Tegenstrijdig belang wegens begunstiging


Het verbod van art. 20 Wna. De notaris mag geen akte verlijden die een begunstiging inhoudt van personen behorend tot
de verboden familiegroep of van de verboden rechtspersoon als bedoeld in art. 19 lid 1 Wna. Het is een uitwerking van de
eisen van onpartijdigheid en onafhankelijkheid (hieronder valt iedere uiterste wilsbeschikking art. 4:42 BW).
 De waarnemer. Zelfde als hierboven.
 Begunstiging van de notaris die een uiterste wil heeft verleden en de positie van de getuigen. Art. 4:61 BW: niet
kunnen worden bevoordeeld. Vernietigbaar art. 4:62 BW.
 Sanctie van overtreden art. 20 Wna. De verboden begunstiging is nietig.

Is samenloop tussen art. 19 en 20 Wna mogelijk?


Bij de wetswijziging van 1992 is in art. 21 Wna (oud) geschrapt dat de authentieke akte bij overtreding kracht van
onderhands geschrift heeft. De gevolgen van samenloop zouden zich dus doen gevoelen bij die rechtshandelingen die
evengoed in de vorm van een onderhandse akte zouden kunnen worden gegoten als in die van de notariële akte
(samenlevingsovereenkomst of geldlening).
Samenloop leidt tot onwenselijke gevolgen (teleologische uitleg).

De tuchtnorm als instructie bij tegenstrijdige belangen


Art. 19 Wna sluit niet uit dat de notaris een akte verlijdt voor zijn levensgezel. De notaris wordt hierbij tot onthouding
gemaand, want er zou sprake kunnen zijn van partijdigheid en afhankelijkheid.

Handelingsonbevoegdheid van art. 3:43 BW


Om redenen van doelmatigheid heeft art. 3:43 BW, voor zover betrekking hebbend op notarissen, zijn plaats gevonden in
het Burgerlijk Wetboek en niet in de Notariswet. Voor het notariaat is vooral van belang hetgeen is geregeld in art. 3:43 lid
1 sub a en b BW. De ratio van het artikel is het dienen van het algemeen belang, gelegen in de onkreukbaarheid van het
gerechtelijk apparaat in de ruime zin van het woord, en niet het bieden van bescherming aan de wederpartij van de in de
bepaling genoemde personen.
 Verkrijging van goederen waarover een geding aanhangig is. Arrest Muller/kandidaat-notaris Akkerman. Gezien
deze uitspraak kan niet worden uitgesloten dat hetzelfde moet gelden voor de overige leden van de verboden
familiegroep van art. 19 lid 1 Wna.
 Uitzondering op de onbevoegdheid van art. 43 lid 1 sub a BW. Hieronder vallen ook uiterste wilsbeschikkingen. Zie
lid 2.
 Verkrijgingen van goederen die door notarissen of te hunnen overstaan worden verkocht. Art. 3:43 lid 1 sub b BW.
 Samenloop. Tuchtrechtelijk.

Hoofdstuk 21: De derdengeldrekening


Algemene aspecten
De betrokkenheid van de notaris bij belangrijke vermogensrechtelijke transacties gaat normaliter gepaard met het
verlangen van betrokkenen hem de rol van vertrouwenspersoon ook te doen vervullen bij het betalingsverkeer ter zake die
transacties. De notaris neemt gelden onder zich en boekt die gelden weer uit naar degenen die daartoe gerechtigd zijn, bij
de rechtshandelingen waarvoor hij bijstand verleent. De notaris heft een functie als escrow.
Arrest ProCall: vertrouwen is van cruciaal belang voor het functioneren van het notariaat als geheel. De tuchtrechter dient
overtredingen streng te straffen, hetgeen dan ook gebeurt.
Belangrijk is dat gelden bij een persoonlijk faillissement van de notaris niet in de failliete boedel vallen. Arrest Slis/Stroom:
faillissement van de notaris. De cliënt stort het geld op rekening van de notaris. Er was toen nog geen derdenrekening. Was
dus sprake van vermenging?
Het verkeer dient sinds juli 1995 uitsluitend nog plaats te vinden via een ten name van die stichting gestelde rekening. De
wetgever heet gesteld dat de zekerheid over cliëntengelden in het geval van een déconfiture van de notaris van het grootste
belang is.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Er werd een geheel nieuwe regeling opgenomen. De stichting ging weg en er kwam een nieuwe constructie art. 25 Wna. De
notaris opent een of meer bijzondere bankrekeningen die op zijn naam luiden, met vermelding van zijn hoedanigheid.
Rechthebbenden op de gelden die op deze zogenaamde kwaliteitsrekeningen worden gestort, zijn degenen die de gelden
hebben gestort.
De gestorte gelden gaan wel tot het vermogen van de notaris behoren, maar vormen daarvan een afgescheiden deel.

De wettelijke regeling
 Het aanhouden van een derdengeldrekening is verplicht art. 25 lid 10 Wna. Dwingendrechtelijk.
Van de notaris mag worden verwacht dat hij het nodige verricht om de cliënt de zekerheid van de positie separatist
te verschaffen. Als het geld abusievelijk op een andere rekening wordt gestort of die ten onrechte op de bijzondere
rekening zijn gestort, is de notaris verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Zelfde geval bij
contanten (in handen gesteld). In art. 25 lid 1 Wna is voorts te lezen dat de bank de over de gelden gekweekte
rente toevoegt aan het saldo van de bijzondere rekening.
 Voor welke gelden is de derdenrekening bestemd? Voor gelden die de notaris in verband met zijn werkzaamheden
als zodanig onder zich neemt. In ieder geval bij het geldverkeer dat betrekking heeft op registergoederen en de
overdracht van aandelen op naam.
 De notaris als exclusief regisseur van de geldstromen art. 25 lid 2 Wna. De notaris is extern volledig bevoegd tot
het beheer (vaststellen van de rentevergoeding) en beschikking (disponeren over de rekening).
De notaris kan aan een onder zijn verantwoordelijke werkzame persoon volmacht verlenen. Van de bank mag
worden verwacht dat wordt gecontroleerd of deze volmacht aanwezig is. De wet bepaalt nog dat ten laste van
deze rekening slechts betalingen mogen worden gedaan in opdracht van een rechthebbende.
 Rechthebbenden op de derdengeldrekening art. 25 lid 3 Wna. Het vorderingsrecht uit de bijzondere rekening
behoort toe aan de gezamenlijke rechthebbenden. Het saldo op de bijzondere rekening vormt het onderwerp van
eenvoudige gemeenschap in de zin van titel 3.7 BW met als deelgenoten de gezamenlijke rechthebbenden.
 Derdenbeslag art. 25 lid 5 Wna. Dat kan niet plaatsvinden onder de bank, omdat deze niet kan weten wie de
rechthebbenden zijn. Kan wel onder de notaris plaatsvinden.
 Rechtshandelingen in strijd met de wet art. 25 lid 6 Wna. Zijn vernietigbaar. De vernietigingsgrond kan worden
ingeroepen door iedere rechtstreeks belanghebbende.

Geheimhouding jegens de fiscus en opsporingsautoriteiten


 Het arrest notaris van alost/ontvanger. Het beroep van de notaris op zijn verschoningsrecht is juist. Om het
verschoningsrecht opzij te kunnen zetten is vereist dat sprake is van een transactie die tegen derden moet kunnen
worden ingeroepen om haar volle werking te hebben. Daarnaast moet de derde stellen dat hij door die transactie
in zijn belangen wordt benadeeld. Dit arrest is directe aanleiding geweest voor een wetswijziging. De beperkingen
waarvoor de Belastingdienst zich gesteld zag bij het verkrijgen van informatie over de gelden die de
derdengeldrekening passeerden, werden onaanvaardbaar geacht.
 Voorwaardelijke openheid jegens de fiscus en opsporingsautoriteiten. In 2012 is art. 25 Wna gewijzigd met een
tweeledig doel: het doorbreken van de geheimhoudingsplicht over de derdengelden teneinde daardoor een
bijdrage te leveren aan enerzijds een correcte heffing en effectieve inning van belastingen en anderzijds een
doelmatige bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Hierbij zijn de eisen van proportionaliteit en
subsidiariteit van belang bij het doorbreken van de geheimhoudingsplicht.
De informatieverzoeken van art. 25 lid 8 en 9 Wna dienen te worden gericht tot de notaris. Op hem rust de plicht
tot informatieverstrekking, niet op derden op wie een afgeleide geheimhoudingsplicht rust.

Zorgplicht van de notaris bij aanvaarding van gelden


De afwikkeling van betalingsverkeer vereist een voortdurende nauwgezetheid en alertheid. De jurisprudentie maakt
duidelijk dat oplettendheid op straffe van aansprakelijkheid vereist is. Met betrekking tot inkomende gelden dient de
notaris zich voortdurend de vraag te stellen of het hem duidelijk is ten behoeve van wie hij op enig moment gelden onder
zich neemt en houdt. Mag alleen aanvaarden bij helderheid.
Zijn de inkomende gelden niet afkomstig van de koper dan dient de notaris nader te informeren naar de achtergronden van
de betalingsopdracht en de betaler.

Zorgplicht van de notaris bij uitbetaling van gelden


De notaris dient te allen tijde te controleren of de overeengekomen koopsom waarvoor in de akte aan de kopende partij
kwijting wordt verleend daadwerkelijk aan de verkoper is voldaan. Uiteraard is van cruciaal belang dat aan de juiste persoon
wordt uitbetaald.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Hoofdstuk 23: Interdisciplinaire samenwerkingsverbanden


Inleiding art. 18 Wna
 Regelgeving. Onafhankelijk of onpartijdigheid moeten niet worden beïnvloed door het aangaan van een
samenwerkingsverband. De voor notarissen geldende Verordening IDS 2003 staat onder voorwaarden uitsluitend
hun samenwerking met advocaten en belastingadviseurs toe.
 Onafhankelijkheid?
 Onpartijdigheid.
 Geheimhouding en verschoningsrecht. Andere beroepsoefenaren hebben geen verschoningsrecht. De zorg voor
geheimhouding dient te worden vastgelegd in het samenwerkingscontract en zal door middel van de naleving van
praktische maatregelen moeten worden gewaarborgd. Het samenstel van maatregelen dat in dit verband wordt
genomen, wordt aangeduid met de term Chinese Walls art. 8 Verordening IDS.
 Financiële soliditeit. Met betrekking tot gelden die de notaris voor cliënten onder zich heeft.
 Aansprakelijkheid bij interdisciplinaire samenwerking. Dit dient aan de hand van civielrechtelijke leerstukken te
worden opgelost.
o Eerste vraag: of de gelden die hij de notaris heeft toevertrouwd, verhaalsobject kunnen zijn in geval van
een claim die via een kantoorgenoot bij het samenwerkingsverband wordt gelegd. Bescherming
derdengelden art. 25 Wna.
o Tweede vraag: in hoeverre aan een bij het samenwerkingsverband als geheel neergelegde claim kan
worden voldaan.

Week 3A

Hoofdstuk 8: Bewijsrechtelijke betekenis van de notariële akte


Algemeen
Een authentieke of onderhandse akte levert, ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd
is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid dier verklaring, tenzij
dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat, zie art. 157 Rv. De hoofdregel van
art. 152 lid 2 Rv dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten, is hier opzij gezet. De
persoon die ten behoeve van de wederpartij in een akte een verklaring heeft afgelegd met het oogmerk ten laste van
zichzelf bewijs te scheppen, heeft een preuve preconstituée gecreëerd. De notariële akte verdient de voorkeur boven de
onderhandse akte voor bewijsrechtelijke doeleinden. De notariële akte komt het vermoeden van echtheid toe art. 159 lid
1 Rv.

Verklaringen van de notaris met dwingende bewijskracht tegen een ieder


Iedere notariële akte, dus zowel de partij-akte als de proces-verbaalakte, bevat verklaringen van de notaris. Mits die
verklaringen zijn gedaan binnen de kring van zijn bevoegdheid, kan daaraan dwingende bewijskracht tegen een ieder
worden toegekend art. 178 Rv (?). Dit komt toe aan verklaringen van de notaris omtrent zijn waarnemingen en
verrichtingen. Om de ambtelijke bewijskracht van art. 157 lid 1 Rv te kunnen verkrijgen, moet het gaan om verklaringen
van de notaris over eigen waarnemingen of verrichtingen.
De notaris gaat zijn bevoegdheid te buiten indien hij handelt zonder opdracht. Het verlijden van een akte zonder opdracht
strijdt met art. 2 lid 1 Wna.
De notaris treedt ook buiten de kring van zijn bevoegdheid wanneer hij verklaringen zou opmaken die niet passen binnen
het kader van de notariële beroepsuitoefening doordat zij een specifieke, andersoortige deskundigheid vereisen.

De partij-akte ten opzichte van de proces-verbaalakte


De partij-akte wordt gekenmerkt door verklaringen van zowel de notaris als van een of meer partijen. Bij de partij-akte valt
de nadruk op de verklaringen van de partijen.
- Formele bewijskracht van de notariële akte: door de verklaring van de notaris in de akte dat partijen op een
bepaalde dag hebben verklaard zoals in de akte is vermeld, staat dát feit ook bewijsrechtelijk vast.
- Materiële bewijskracht: als het erom gaat te bewijzen of het waar is wat partijen verklaren, levert de notariële
partij-akte evenveel bewijs op als de onderhandse akte.
Proces-verbaalakten bevatten volgens art. 37 lid 2 Wna slechts waarnemingen van de notaris en eventueel bevestigingen
daarvan door getuigen. In de zuivere proces-verbaalakte komen partijen zelf niet aan het woord.

Het vermoeden van echtheid

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Een geschrift, dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, geldt als zodanig behoudens bewijs van het tegendeel art.
159 lid 1 Rv. Acta probant se ipsa = akten bewijzen zichzelf. Er kan een belangrijk onderscheid met de onderhandse akte
worden onderkend art. 159 lid 2 Rv. Daarbij moet het eerst bewezen worden.

Tegenbewijs tegen partijverklaringen in de notariële akte


Tegenbewijs, ook tegen dwingend bewijs, staat vrij, tenzij de wet het uitsluit art. 151 lid 2 Rv. De behoefte om dat
tegenbewijs te leveren, blijkt in de praktijk op te komen bij discrepanties tussen de notariële akte en de stukken waarop die
akte voortbouwt.

Hoofdstuk 10: Afschriften, uittreksels en grossen (expeditites)


Algemene opmerkingen
De in minuut opgemaakte notariële akte blijft in het protocol van de notaris art. 38 lid 1 Wna. De akte is als onderdeel van
het protocol staatseigendom en blijft onder beheer van de notaris. Van notariële akten behorende tot het protocol van de
notaris kunnen afschriften, uittreksels en grossen worden uitgegeven art. 49 Wna.
 Afschrift = schriftelijke en letterlijke weergave van de gehele inhoud van de notariële akte.
 Uittreksel = schriftelijke en letterlijke weergave van gedeelten van de akte.
 Grosse = een in executoriale vorm uitgegeven afschrift of uittreksel van een notariële akte.
Boven het bewijsrechtelijke voordeel komt bij de grosse dus nog dat het een middel is om tot executie over te gaan.
Anders dan de oude wet, kent de huidige Notariswet nog slechts één uitzondering daarop en wel de akte in originali van
volmachtverlening waarin uitdrukkelijk is vermeld dat zij aan de volmachtgever zal worden uitgegeven art. 38 lid 2 Wna.
De akten waarvan de notaris afschriften, uittreksels en grossen afgeeft, hoeft hij niet zelf opgemaakt te hebben. Kan
bijvoorbeeld van de ambtsvoorganger. Bepalend is of de akte behoort tot het protocol van de notaris. Zijn de akten
overgebracht naar de algemene bewaarplaats (art. 58 lid 1 Wna) dan is de bewaarder (en plaatsvervangend bewaarder)
bevoegd tot afgifte (art. 57 lid 3 Wna).
Art. 53 Wna opent de mogelijkheid om bij AMvB nadere regels te stellen omtrent de gegevens en verklaringen welke in
grossen, afschriften en uittreksels van akten dienen te worden opgenomen. Van die mogelijkheid is thans nog geen
gebruikgemaakt. Degene die recht heeft op een afschrift, uittreksel of grosse kan ook inzage in de akte of het
desbetreffende gedeelte van de akte verlangen art. 49 lid 4 Wna.

Bewijskracht van afschriften, uittreksels en grossen


Deze stukken geven hetzelfde bewijs op als de oorspronkelijke akte art. 160 lid 2 Rv. Hiervoor is wel nodig dat het afschrift
of uittreksel is voorzien van het zegel van de notaris.

Afschriften
Art. 356 Sv geeft een aanvulling op de definitie van afschrift. Het artikel ziet op het geval dat met betrekking tot een
authentieke akte valsheid in geschrift is aangenomen. Dat dient door de griffier op de akte te worden aangetekend. Valsheid
in geschrift art. 225 Sr.
Afschriften worden gecompleteerd door een onderschrift. De wet regelt niet hoe dat onderschrift moet luiden. Voorts is
het gebruikelijk dat de notaris onder het afschrift een verklaring stelt waarmee hij te kennen geeft dat het gaat om een stuk
eensluidend aan de originele akte. Het afschrift wordt voorzien van het ambtszegel van de notaris art. 51 Wna. Ook is niet
bepaald dat de notaris het afschrift tekent (wat wel moet voor bewijs opleveren).
Bijzondere aandacht verdient het afschrift van een akte indien daarin kennelijke schrijffouten of kennelijke misslagen
worden geconstateerd, die door middel van het proces-verbaal van rectificatie van art. 45 lid 2 Wna worden verbeterd.

Uittreksels
De wet bepaalt in art. 49 lid 1 Wna dat uittreksels uitsluitend als woordelijk gelijkluidend uittreksel kunnen worden
uitgegeven. Iedere door een individuele notaris opgestelde samenvatting kan onnodige interpretatie geschillen oproepen.
Art. 53 lid 1 Wna opent de mogelijkheid bij AMvB voorschriften te geven over de inhoud van grossen, afschriften en
uittreksels. Het uittreksel moet het hoofd en het slot van de akte vermelden. Aan het slot moet staan: Uitgegeven voor
woordelijke gelijkluidend uittreksel.
Onder het hoofd van de akte wordt verstaan de gedeelten van de akte die de notaris in elk geval dient voor te lezen, zoals
genoemd in art. 43 lid 1 sub a en b Wna, derhalve datgene wat in de praktijk de ‘comparitie’ wordt genoemd (voornamen,
naam, plaats, datum).
Ook de vermelding van de ondertekeningen zal in het uittreksel moeten worden opgenomen. Het spreekt vanzelf dat de
notaris het uittreksel tekent. En het dient te worden voorzien van het zegel van de notaris art. 51 Wna.

De bevoegdheid tot afgifte van afschriften etc.


Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het is een ambtsplicht zodra de notaris daartoe wordt aangezocht. Hij mag de aangifte niet weigeren aan degene die daarop
recht heeft. Art. 21 lid 1 Wna is ook hier toepasselijk. Voor de vraag wie recht heeft op afgifte is in de eerste plaats art. 49
Wna relevant. Zie ook de geheimhoudingsplicht van de notaris in dit artikel.
Een bijzonder geval is dat van art. 3:75 BW. Dit artikel geeft de volmachtgever de bevoegdheid na het eind van de volmacht
aan de notaris te verzoeken op de akte aan te tekenen dat de volmacht is geëindigd.

Elektronische afschriften en uittreksels


De notaris is een bestuursorgaan. Voor hem zijn de regel van afdeling 2.3 Awb van belang, over verkeer tussen burgers en
bestuursorganen. Art. 53 lid 2 Wna bouwt daarop voort. Het doel van deze regelingen is om een volwaardig elektronisch
alternatief te bieden voor de papieren afschriften en uittreksels, waarmee kan worden ingespeeld op de mogelijkheden die
de informatie- en communicatietechnologie bieden. Wordt vooral gebruik gemaakt in verband met de openbare registers
voor registergoederen.

Bedongen uitstel van de afgifte van expedities van een uiterste wil
De Notariswet bevat een bijzondere bepaling over de afgifte van afschriften, uittreksels en grossen van een notarieel
testament en een akte van bewaargeving die wordt opgemaakt ter zake het depot-testament. Art. 49a Wna biedt de
testateur de mogelijkheid te bepalen dat afschriften van zijn uiterste wil niet mogen worden afgegeven noch inzage in zijn
uiterste wil mag worden verleend, voordat zijn lijk is begraven of verbrand, met dien verstande dat zodanig uitstel niet meer
mag bedragen dan vijf dagen na het overlijden van de erflater.

Hoofdstuk 11: Executoriale kracht; grossen


Algemene opmerkingen
Art. 430 Rv bepaalt dat de grossen van in Nederland gewezen vonnissen, van beschikkingen van de Nederlandse rechter en
van in Nederland verleden authentieke akten in geheel Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd. Definitie grosse art.
1 Wna. De notariële akte wordt daarmee op één lijn gesteld met een rechterlijke uitspraak. De tenuitvoerlegging kan niet
plaatsvinden dan nadat betekening heeft plaatsgevonden aan de partij tegen wie de executie zich zal richten art. 430 Rv.
De debiteur heeft de notariële akte zelf getekend art. 43 lid 1 Wna.

Kunnen alle soorten verplichtingen met behulp van de grosse worden geëxecuteerd?
In ieder geval de verplichting tot betaling van een geldsom kan met behulp van een grosse worden geëxecuteerd. En de
geëxecuteerde kan tot ontruiming van de onroerende zaak worden genoodzaakt op het enkel vertoon van het proces-
verbaal (van toewijzing), zie art. 525 lid 3 Rv. Waarom dan zo terughoudend voor andere gevallen van reële executie?
Het is wel toegestaan om art. 3:299 BW buiten werking te stellen (regelend recht). Partijen spreken dan af dat de schuldeiser
geen machtiging hoeft te vragen. Hij mag dan zonder rechterlijke machtiging handelen.
Om met behulp van de notariële akte tot reële executie te komen, is het wel van belang de notariële akte zodanig in te
richten dat aan art. 3:296 BW e.v. recht wordt gedaan.
Alleen in de specifieke gevallen genoemd in art. 585 Rv kan een grosse van een notariële akte tot lijfsdwang leiden. Het
moet gaan om de tenuitvoerlegging van uitkeringen tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 BW verschuldigd. Daarvoor is
nodig dat de rechter de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaat.

De grondslag voor executoriale kracht


Aan de notariële akte is niet altijd executoriale kracht toegekend. In de 17e en 18e eeuw miste de notariële akte in de
Republiek der Verenigde Nederlanden executoriale kracht. Voor executie was een gerechtelijke vonnis nodig. In de akte
verbond de debiteur zich om voor de rechter geen tegenspraak te voeren en om zich daarmee te laten veroordelen tot
datgene waartoe de in de akte opgenomen verbintenis hem verplichtte. Dit was algemeen aanvaard. Gesproken werd over
het beding van ‘willige condemnatie’.
In het Burgerlijk Wetboek van 1838 is aan de notariële akte executoriale kracht toegekend, hetgeen werd bevestigd in de
Notariswet van 1842. Door ondertekening van de notariële akte onderwerpt de schuldenaar zich vrijwillig aan de
mogelijkheid van executie buiten de rechter om. Maar dat alleen is onvoldoende rechtvaardiging.
Aan de zuivere proces-verbaalakte kan geen executoriale kracht worden toegekend, omdat het slechts waarnemingen van
de notaris bevat en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen. De verklaringen worden opgetekend.

De inhoud van de akte


Het arrest Rabobank/Visser geeft de meest recente richtlijn van de HR voor de inhoud van de akte, om met een grosse
daarvan tot executie over te gaan. Ten eerste van belang: de bestaanseis van de vordering. Het kan ook bij een toekomstige
vordering, maar dan zal die zijn onmiddellijke grondslag moeten vinden in een rechtsverhouding die ten tijde van het

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

verlijden van de akte reeds bestaat en daarin is omschreven. De notariële akte zal de (toekomstige) vorderingen voldoende
bepaalbaar moeten aangeven.
Dit geldt ook voor de grootte van de schuld. Voor executoriale kracht is dan wel nodig dat de akte op een voor de
schuldenaar bindende wijze de weg aangeeft waarlangs de omvang van de schuld kan worden vastgesteld. Van een
bindende wijze van vaststelling van de grootte kan worden gesproken bij de zogeheten boekenclausule: als omvang van de
schuld van de debiteur geldt het bedrag dat de boeken van de crediteur vermelden, behoudens de mogelijkheid van
tegenbewijs te leveren door de debiteur.

Internationale aspecten
Met betrekking tot de beperking van ‘in Nederland’ (art. 430 Rv) verleden akten moet worden gewezen op art. 40 Statuut.
Ingevolge deze bepaling ook in Aruba, Curacao of Sint Maarten ten uitvoer worden gelegd.
* Kijk voor dit onderwerp naar de hoorcolleges.

De vorm van de grosse


Art. 50 Wna behandelt voornamelijk de vorm van de grosse. Het is een in de executoriale vorm uitgegeven afschrift of
uittreksel van een notariële akte art. 1 sub g Wna. In het hoofd van de grosse moeten de volgende woorden voorkomen: in
naam des Konings > In naam der Koningin.
Het slot moet de woorden bevatten: uitgegeven voor eerste grosse. Deze slotformule is niet te vinden in art. 430 Rv. Daarna
volgt de ondertekening door de notaris. En het moet worden voorzien van het zegel van de notaris art. 51 lid 1 Wna.
De wet schrijft niet meer voor dat de datum van uitgifte van de grosse moet worden vermeld, zoals dat wel het geval was
in art. 43 lid 1 (oud) Wna.
Van elke afgifte van een grosse dient de notaris een gewaarmerkt aantekening op de akte te stellen. Die aantekening moet
bevatten de dag van de afgifte, de rang van de grosse en de aanduiding van de partij aan welke zij werd uitgegeven. De
partij op wiens verzoek de grosse werd afgegeven moet worden vermeld.
De annexen aan een notariële akte gehecht maken geen deel uit van de akte. Het zijn en blijven afzonderlijke stukken.
Niet langer bepaalt de wet dat uitsluitend van in zijn protocol opgenomen (minuut)akten grossen kunnen worden
afgegeven, zie art. 40 lid 1 Wna (oud). In art. 38 Wna akten van volmachtverlening, die bij wijze van uitzondering niet in het
protocol wordt opgenomen, zouden onder de huidige wet dus ook een grosse van kunnen worden afgegeven.
Niet dan bij uitzondering mogen uittreksels als grossen worden uitgegeven art. 50 lid 2 Wna.

De tweede of verdere grosse


Art. 50 lid 1 laatste zin Wna geeft aan dat de notaris desverlangd een tweede of verdere grosse afgeeft aan iedere partij bij
de akte, dan wel aan hun rechtverkrijgende onder algemene titel. De belemmeringen die onder de oude wet golden werden
verklaard door te wijzen op het gevaar van dubbele executie (niet gerechtvaardigd). Sinds 1 januari 2002 in de wet gekomen.

Afgifte op elk moment en van elke akte?


Het mag worden bedongen dat een partij geen grosse zal krijgen voordat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het recht
op een grosse is een vermogensrecht waarvan afstand kan worden gedaan. Deze afstand wordt echter slechts gedaan ten
behoeve van de wederpartij.

Hoofdstuk 7: De Bewijslevering (Boek Burgerlijkprocesrecht)


Inleiding
De door partijen gestelde feiten mag de rechter pas gebruiken als zij als vaststaand kunnen worden aangemerkt art. 149 lid
1 Rv. Dit gebeurd door erkenning wederpartij, niet betwisten of onvoldoende betwisten dan wel doordat ze zijn bewezen.
Daarnaast kan de rechter sommige feiten zelf aandragen en voor zijn beslissingen gebruiken, namelijk processuele feiten
art. 149 lid 1 aanhef Rv alsmede feiten en omstandigheden van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels art. 149
lid 2 Rv.

Gevallen waarin het bewijsrecht niet of beperkt geldt


 In het kort geding mist het formele bewijsrecht toepassing ivm de snelheid.
 In het verzoekschriftprocedure geldt het bewijsrecht niet als de aard van de zaak zich daartegen verzet art. 284 lid
1 Rv. Dit is bij spoed (conservatoire maatregelen, voorlopige voorzieningen, ontbinding arbeidsovereenkomst).
 Schadevergoeding bij wanprestatie of onrechtmatige daad: voor de bepaling van de schade en de omvang gelden
de gewone regels van aan stelplicht gekoppelde bewijslast, maar de rechter is bevoegd de schade te begroten.
 In arbitrale procedure zijn arbiters niet gebonden aan de regels van het bewijsrecht. Partijen hebben alleen
aanspraak op toepassing van het bewijsrecht als zij dat uitdrukkelijk zijn overeengekomen.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Feiten die niet gesteld behoeven te worden


Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid (notoir feit) alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter
aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld art. 149 lid 2 Rv.
Een notoir feit is een omstandigheid die ieder beschaafd en op de hoogte van zijn tijd staand mens geacht moet worden te
kennen of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen. Een algemene
ervaringsregel is een op algemeen weten berustende gevolgtrekking.

Gestelde feiten die zijn erkend dan wel niet of onvoldoende zijn betwist
Het systeem van de wet brengt mee dat wanneer de ene partij door de andere partij gestelde feiten erkent, de rechter deze
als vaststaand moet beschouwen en ter zake dus geen bewijs mag opdragen art. 154 jo. art. 149 lid 1 eerste zin Rv.

Bewijslevering zonder bewijsopdracht


Schriftelijk bewijs, maar ook ander handzaam bewijs wordt veelal uit eigen beweging in het geding gebracht. Bij de
beoordeling van dit bewijs zijn de regels inzake de toelaatbaarheid en de bewijskracht van bewijsmiddelen en van
bewijswaardering volledig van toepassing. Pas als dit bewijsmateriaal de rechter onvoldoende uitsluitsel geeft kan met een
tussenvonnis de fase van bewijslevering onder toezicht van de rechter intreden.
Het (nader) te leveren bewijs betreft meestal bewijs door getuigen of deskundigen.

De hoofdregels van het bewijsrecht


1. In het civiele geding ligt initiatief bij partijen en niet bij de rechter.
2. De rechter moet getuigenbewijs opdragen als een partij daartoe een ter zake dienend bewijsaanbod heeft gedaan
art. 166 Rv.
3. Besluit de rechter tot bewijslevering dan vermeldt hij daarbij welke feiten bewezen moeten worden en door welke
procespartij.
4. De rechter kan alleen bewijs opdragen omtrent voldoende betwiste feiten art. 149 lid 1 tweede zin Rv.
5. Na bewijslevering door een partij staat het de wederpartij vrij tegenbewijs te leveren art. 151 lid 2 Rv.
6. De rechter waardeert het bewijs (hoe overtuigend het is). Soms is de rechter gebonden art. 152 lid 2 Rv.
7. Aan de bewijslast is het bewijsrisico verbonden. Voorbeeld: is aan de eiser opgedragen de door hem gestelde feiten
te bewijzen en slaagt hij daarin niet dan wordt zijn vordering afgewezen.

De bewijslastverdeling
Hoofdregel art. 150 Rv: de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten zal de
bewijslast van die feiten of rechten dragen. Dit is gebaseerd op objectiefrechtelijke leer van de bewijslastverdeling. Volgens
deze leer dient telkens uit de toepasselijke regel van materieel recht te worden afgeleid hoe de bewijslast verdeeld is.

Bewijsrisico
Aan de bewijslast is ook het bewijsrisico verbonden. Als de voor de ingenomen processuele positie aangevoerde feiten niet
zijn komen vast te staan, rechtvaardigen de regels van bewijslastverdeling dat het betreffende standpunt niet wordt
gehonoreerd. Dat de gestelde feiten niet zijn komen vast te staan, betekent nog niet dat daarmee het tegendeel is gebleken.

Rechtscheppende en bevrijdende rechtsfeiten


De rechter zal moeten nagaan welke van de door de eiser gestelde feiten ten grondslag worden gelegd aan zijn vordering,
de zogenaamde rechtscheppende feiten, of deze daartoe genoegzaam kunnen zijn en wat de bedoeling is van de overige
door de eiser aangevoerde feiten.
Het verweer van de gedaagde dat de door de eiser gestelde rechtscheppende feiten betwist wordt wel aangeduid als een
‘nee, want-verweer’.
Het verweer dat de rechtscheppende feiten niet betwist, maar daar ter afwering van de vordering, een bevrijdend rechtsfeit
tegenover stelt heet een ‘ja, maar-verweer’.

Regel/uitzondering
1. Bijzondere regeling. Voorbeeld art. 6:99 BW, 6:195 BW en 7:176 BW. Ook de strekking van een wettelijke regeling
kan leiden tot een van de hoofdregel afwijkende bewijslastverdeling (bij ontslagrecht).
2. Eisen van redelijkheid en billijkheid. De geïntroduceerde objectiefrechtelijke leer inzake de bewijslastverdeling,
heeft ook de billijkheidsleer. Deze leer is meer afgestemd op de bijzondere nuances van het individuele geval. Het
lijkt te moeten gaan om gevallen waarin een partij door toedoen van de ander in een onredelijk moeilijke
bewijspositie is geraakt.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Vermoedens: wettelijke, rechterlijke, jurisprudentiële


Vermoedens zijn gevolgtrekkingen welke de wet of de rechter uit een bekende tot een onbekende daadzaak afleidt (indirect
bewijs). Hier staat tegenbewijs altijd open.
Rechterlijk of feitelijk vermoeden is wanneer de rechter een op indirect gebaseerde bewijsredenering hanteert, hetzij als
jurisprudentiële regel, hetzij op grond van de concrete omstandigheden van het geval.

Voorshandse bewezenverklaring
Het aanwezige bewijsmateriaal is zo overtuigend dat het bewijs voor de bewijslastdrager voorshands geleverd kan worden.
De fase van bewijslevering door de partij met bewijslast wordt overgeslagen; de wederpartij wordt direct toegelaten tot
het leveren van tegenbewijs.

Inzagerecht/exhibitieplicht
Het gebeurt nogal eens dat een partij, voorafgaand of tijdens een procedure, niet de beschikking heeft over al het materiaal
dat hij zou willen gebruiken om haar stellingen te bewijzen. Voor zover het daarbij gaat om bescheiden die een ander wel
onder zich heeft, kan onder omstandigheden op grond van art. 843a Rv de aanspraak bestaan om daarvan inzage, afschrift
of uittreksel te verkrijgen. De corresponderende verplichting wordt exhibitieplicht genoemd.

Onrechtmatig bewijs
Onderscheiden kunnen worden de gevallen dat de verkrijgingen (bijv. de vastlegging) onrechtmatig was dan wel het gebruik
(de openbaarmaking in de civiele procedure).
Bij verkrijging is het alleen onrechtmatig als het een inbreuk maakt op de in art. 8 EVRM gewaarborgde bescherming van
de persoonlijke levenssfeer. Kan zelfs een rechtvaardigingsgrond bestaan.
Bij het gebruik wel sneller sprake van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.

Bewijswaardering
De rechter waardeert het bewijs en is daar vrij in voor zover de wet geen beperking inhoudt. De overtuiging dat het te
bewijzen feit bewezen is, zal uit de motivering moeten blijken. Ingrijpende en verstrekkende beslissingen nopen tot een
gedetailleerde redengeving.

Bewijskracht
Vrije bewijskracht heeft een bewijsmiddel als het aan de rechter wordt overgelaten welke overtuigingskracht hij aan het
bewijsmiddel hecht (getuigenverklaringen). Een bewijsmiddel heeft dwingende bewijskracht als de rechter verplicht is de
inhoud ervan als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet er aan verbindt art. 151
lid 1 Rv. Generlei bewijskracht heeft een bewijsmiddel als de wet de rechter verbiedt aan het middel bewijs te ontlenen.

Bewijsovereenkomst
In een overeenkomst kan de bewijskracht van bepaalde bewijsmiddelen worden geregeld in afwijking van de wettelijke
voorschriften.

Bewijs door geschriften


Aan het geschrift als bewijsmiddel is voor degene die zich ervan wil bedienen het voordeel verbonden dat het betrekkelijk
eenvoudig is en weinig kostbaar is om daarmee in rechte bewijs te leveren. Dat gebeurt doordat de partij die zich bij
dagvaarding, conclusie of akte op enig geschrift beroept, een afschrift van het stuk daarbij voegt art. 85 lid 1 Rv.
 Geschriften en akten. Een akte is een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen art. 156 lid 1 Rv.
Een geparafeerd geschrift kan gelden als akte als de paraaf de ondertekenaar voldoende individualiseert. Akten
worden op hun beurt onderverdeel in onderhandse en authentieke akten. Geschriften die geen akten zijn, zijn alle
geschriften die niet voldoen aan de bijzondere vereisten die voor akten gelden. Dergelijke geschriften hebben vrije
bewijskracht. Een authentieke akte is een akte, opgemaakt door een daartoe bevoegde ambtenaar art. 156 lid 2
Rv. Onderhandse akten zijn alle akten die geen authentieke akten zijn.
 Dwingende bewijskracht onderhandse akte art. 157 Rv.
De onderhandse akte, waarin de ondertekenaar verklaart een geldbedrag aan een ander te zijn verschuldigd, moet om
dwingend bewijs te leveren, aan bijzondere vereisten voldoen. De akte moet namelijk ingevolge art. 158 lid 1 Rv of door de
debiteur geheel met de hand zijn geschreven of door hem voorzien zijn van een goedschrift, een eigenhandig geschreven
goedkeuring die de geldsom voluit in letters vermeld. Dit geldt niet voor verbintenissen door de schuldenaar in zijn beroep
of bedrijf aangegaan art. 158 lid 2 Rv.
 Vermoeden van echtheid onderhandse akte art. 159 lid 2 Rv.
 Een onderhandse akte heeft vrije bewijskracht, wanneer zij door of tegen derden wordt ingeroepen.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

 Registratie onderhandse akte.


 Akte als ontstaansvereiste/uitsluitend bewijsmiddel. Bij bedrijven.
 Authentieke akte art. 156 Rv. Een notariële akte wordt, ten opzichte van een onderhandse akte, gekenmerkt door
drie bijzonderheden:
o Bijzondere bewijskracht (vermoeden van echtheid)
o Executoriale titel
o In sommige gevallen eist de wet een notariële akte voor de geldigheid van bepaalde rechtshandelingen.
 Rechtsopvolgers en vertegenwoordigers. De bewijskracht strekt zich ook uit ten voordele/nadele van hun
rechtsopvolgers of hun vertegenwoordigers.
 Bewijskracht vonnissen. Het strafvonnis art. 161 Rv. De vraag naar de bewijskracht van het civiele vonnis wordt
overschaduwd door de betekenis die het vonnis heeft door het gezag van het gewijsde. Dat gezag houdt in dat
onder zekere omstandigheden zowel partijen als de rechter de rechtsverhoudingen dienen te aanvaarden, zoals
deze in het vonnis is vastgelegd. Aan bewijskracht van het vonnis komt men dan niet meer toe.

Getuigenbewijs en het tussenvonnis tot bewijslevering


Ter gelegenheid van een comparitie (na antwoord) of nadat vonnis is gevraagd, zal de rechter nagaan of hij over voldoende
vaststaande feiten beschikt om een eindvonnis te wijzen. Is dat niet het geval, dan kan hij in een tussenvonnis een van hen
(of beiden) de gelegenheid geven om de gestelde feiten door middel van getuigen te bewijzen art. 166 Rv. Dit kan de rechter
eigener beweging (ambtshalve) doen en dus ook nalaten. Die vrijheid kan echter door partijen worden beperkt door een
bewijsaanbod te doen.
 De inhoud van het tussenvonnis tot getuigenverhoor. Over welke feiten de getuigen zullen worden gehoord. De
verschijningsplicht. Art. 166 lid 2 Sv voor de inhoud.
 Het tussenvonnis moet gemotiveerd zijn art. 230 lid 1 onder e Rv.

Week 4B

Hoofdstuk 6: De notariële akte; algemene aspecten


Typen akten
In de eerste plaats is er het onderscheid tussen partij-akten en proces-verbaalakten. Art. 37 lid 1 Wna deelt mee dat partij-
akten waarnemingen bevatten van de notaris, verklaringen van partijen en eventuele getuigen. Proces-verbaalakten
bevatten volgens het artikels slechts waarnemingen van de notaris en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen.
Een ander onderscheid is dat tussen minuutakten en originali- of brevetakten. Een minuut is het originele exemplaar van
een notariële akte art. 1 Wna. Het woord brevet duidt op het vroegere bestaande gebruik om bepaalde akten in veel kortere
vorm op te stellen.

Vormvoorschriften
Primaire taak voor de notaris is het bevorderen van de rechtszekerheid in het rechtsverkeer en het verlenen van
rechtsbescherming.
 Gemitigeerde vormvoorschriften voor bepaalde notariële akten. Bij de oprichting van rechtspersonen.
 Sancties op het veronachtzamen van vormvoorschriften. Hier kan een onderscheid worden gemaakt tussen het
burgerlijk recht enerzijds en anderzijds het burgerlijk procesrecht, meer specifiek: het bewijsrecht. Dit onderscheid
is te vinden in de sanctie die in de Notariswet herhaaldelijk op het veronachtzamen van vormvoorschriften wordt
opgelegd, namelijk dat de akte authenticiteit mist (een bewijsrechtelijke sanctie) en niet voldoet aan de
vormvoorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt voorgeschreven (een civielrechtelijke sanctie).
Deze gecombineerde banvloek is te vinden in art. 19 lid 3, 39 lid 5, 40 lid 4 en 43 lid 6 Wna.
 Ondanks gemis aan authenticiteit toch een onderhandse akte? Kijken naar de omstandigheden van het geval
waarbij de partijbedoeling van doorslaggevende betekenis is.
 Rechtvaardigingsgronden voor het negeren van vormvoorschriften. Voorbeeld een testament verlijden voor een
doodzieke cliënt, die hij nog niet eerder heeft ontvangen. Of als een partij de taal niet goed verstaat en er een tolk
bij is.
 Het uiterlijk van de akte en het aktemateriaal. Inrichting van de akte staat in art. 41 lid 1 Wna. De akte moet goed
leesbaar zijn en mag geen afkortingen bevatten. De tekst van de akte moet zo veel mogelijk ononderbroken
doorlopen. Ruimten die zijn opengebleven en onbeschreven vakken moeten vóór de ondertekening voor
beschrijving onbruikbaar worden gemaakt. Uitzondering art. 38 lid 3 Wna: getallen ter bepaling van het aantal
(geen huisnummer) moeten in schrijfletters worden uitgedrukt. De inhoud van de akte moet duurzaam op
deugdelijk materiaal worden gesteld art. 41 lid 2 Wna.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Ambtelijke verklaringen in de akte


De naam, de voornamen en de plaats van vestiging van de notaris moeten worden vermeld voor wie de akte wordt verleden
art. 40 lid 1 Wna. Er wordt geen sanctie genoemd voor het overtreden van dat gebod.
 Tijdstip van verlijden. De akte dient melding te maken van het jaar, de maand en de dag waarop de akte is verleden
art. 40 lid 2 Wna.

Taal van de akte


De hoofdregel is dat de akte wordt verleden in de Nederlandse taal art. 42 Wna. De akte kan in meer dan één taal worden
verleden. De tekst in de ene taal wordt dan gevolgd door de tekst in de andere taal, vóór het slot van de akte.

Verschillende rechtshandelingen in één akte?


Art. 20a Wna schrijft voor dat notariële akten die uiterste wilsbeschikkingen inhouden, geen andere rechtshandelingen
bevatten. De achtergrond van dit artikel is te vinden in art. 4:42 BW.

Renvooien en de akten van rectificatie en verbetering


Na het verlijden van de akte kunnen daarin geen wijzigingen meer worden aangebracht. Die regel volgt a contrario uit de
aanhef van art. 45 lid 1 Wna. Dat geldt ook als partijen, eventuele getuigen en de notaris bereid zouden zijn die na het
passeren aangebrachte wijzigingen te accorderen art. 43 lid 4 Wna. Voor het passeren mogen er wel wijzigingen worden
aangebracht art. 45 lid 1 Wna. De wijzigingen heten renvooien. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen
doorhalingen (waarover art. 45 lid 1 sub a Wna handelt) en toevoegingen (genoemd in art. 45 lid 1 sub b Wna) in de tekst
van de akte.
De wet schrijft in art. 45 lid 1 onder c Wna voor dat wijzigingen moeten worden goedgekeurd. Deze goedkeuring zal moeten
geschieden door allen die de akte ondertekenen.

Ambtelijk herstel van fouten in notariële akten


Een uitzondering is schrijffouten en kennelijke misslagen. In art. 45 lid 2 Wna is aangegeven hoe die verbeteringen moeten
worden vormgegeven. De notaris dient van de verbeteringen proces-verbaal op te maken. In die akten hoeven dus geen
partijverklaringen te worden opgenomen. De notaris dient een afschrift van het proces-verbaal van rectificatie aan partijen
toe te zenden art. 45 lid 2 laatste zin Wna.

Materiële vereisten
Kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen worden clerical error genoemd. De bevoegdheid van de notaris heeft niet
alleen betrekking op fouten in de ambtenaarsverklaring maar ook op fouten in de partijverklaringen. Met het woord
‘kennelijk’ wordt aangegeven dat het objectief duidelijk moet zijn dat er sprake is van een schrijffout of misslag. Daarvan is
sprake als een buitenstaander kan zien dat er ‘iets’ in de akte niet klopt.
Door de verbetering in het proces-verbaal van rectificatie mag de akte dus materieel geen andere inhoud krijgen dan
oorspronkelijk was bedoeld.

Aanhechting van stukken


De wet schrijft soms voor dat aan de akte stukken worden gehecht. Dat gebeurt in art. 44 lid 1 Wna: de volmachten waaraan
de comparanten hun bevoegdheid ontlenen en die niet behoren tot het protocol van een Nederlandse notaris worden aan
de akte gehecht.
Ook als de wet aanhechting niet voortschrijft, is die aanhechting mogelijk. Daaraan kan ten grondslag liggen een wens van
partijen of de wil van de notaris.

De verklaring van erfrecht en de registerverklaring


De wet draagt de notaris op om dit te verzorgen. In een verklaring van erfrecht vindt men uitsluitend verklaringen van de
notaris zelf. Bij de registerverklaringen als bedoeld in de Kadasterwet moet worden gedacht aan artikelen van de
Kadasterwet.
De reden om voor de inschrijving van rechtsfeiten en rechtshandelingen een notariële verklaring te eisen, is gelegen in die
bijdrage die van de notaris wordt verlangd bij het opmaken van de registerverklaring. Hij dient ervoor te waken dat zonder
meer allerlei verklaringen in de openbare registers terecht komen betreffende feiten ten aanzien waarvan geen enkele
waarborg bestaat dat zij zich hebben voorgedaan. Aldus wordt vervuiling van de openbare registers tegengegaan.

De notariële verklaringen die geen deel uitmaken van een akte

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Ambtelijke verklaringen van de notaris zijn ook te vinden in notariële verklaringen buiten het kader van de eigenlijke akte:
art. 2:318, 334n BW / art. 43 Kadw / 2 lid 1 Wet agrarisch grondverkeer.
Het gaat hier om zogeheten ambtelijke voetverklaringen: aan de voet van een notariële akte, na de handtekeningen van
de comparanten en de notaris, geplaatste verklaringen van de notaris. Deze verklaringen moeten goed worden
onderscheiden van de voetverklaring inzake overdrachtsbelasting art. 18 Wet belastingen op rechtsverkeer. En er zijn ook
verklaringen die fysiek een geheel eigen leven leiden, los van een notariële akte.

De notariële akte en nieuwe technologieën


Art. 41 lid 2 Wna gaat ervan uit dat de inhoud van de akte op duurzaam en deugdelijk materiaal wordt gesteld. Zie
Wet/Richtlijn Elektronische Handel uit 2000. De wet voorziet in een verregaande gelijkstelling van de elektronische met de
schriftelijke vorm van overeenkomsten en andere rechtshandelingen. Tegenwoordig bestaat bijvoorbeeld art. 6:227a BW
een koopcontract van onroerend goed op elektronische wijze.
Het verschil met een papieren en elektronische akte is dat de elektronische akte niet meer wordt afgedrukt op papier en
wordt voorgelegd ter ondertekening van de partijen en de notaris, maar dat ook deze ondertekening langs elektronische
weg zal verlopen zodat het gehele proces van begin tot einde geïnformatiseerd wordt.
 Wat zou er tegen zijn om het passeren op afstand mogelijk te maken? De waarborgen van partijen kunnen dan
niet in acht worden genomen. Er moet voor partijen een elektronisch communicatiekanaal worden gebruikt om
deel te nemen aan beraadslaging (verplicht).
o Postordernotaris arrest: de tuchtrechter hecht bijzonder aan een fysieke ontmoeting van de notaris met
zijn cliënten, een aan diens voorlichtende taak bij die gelegenheid.

Hoofdstuk 7: De notariële partijakte


De notaris als actor bij de totstandkoming van rechtshandelingen
Dit hoofdstuk is gewijd aan de notariële partij-akte, de akte die naast waarnemingen van de notaris, ook en vooral
verklaringen van partijen en eventuele getuigen bevat. Het zwaartepunt ligt daarin bij de verklaringen van partijen. De ware
betekenis van de notariële akte ligt in de actieve, deskundige bijstand bij de totstandkoming van de partijverklaringen.
Die bijdrage van de notaris overstijgt de betekenis van de bijzondere bewijskracht van de notariële akte verre.
In de eerste plaats komt die betekenis tot uiting in de redactionele bijstand, dus bij het redigeren van de akte. Om als notaris
te functioneren dient met specifieke kennis te bezitten art. 6 Wna en te onderhouden. Met die kennis geëquipeerd zal de
notariële jurist de vaak elementaire noties van de cliënt over tot stand te brengen rechtshandelingen in juridisch sluitende
begrippen dienen te vertalen.
Het redigeren van akten dient gepaard te gaan met voorlichting. Het is de taak van de notaris zich ervan te overtuigen dat
hetgeen in de akte wordt opgenomen ook inderdaad dor de partijen gewild en begrepen is.
De invloed die de notaris heeft op de tekst in de akte die aan de partijen dient te worden toegerekend, kan leiden tot een
zekere medeverantwoordelijkheid van de notaris voor die tekst. Die verantwoordelijkheid kan in extreme gevallen
uitmonden in strafrechtelijke maar ook in civielrechtelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid.

De informatieplicht van de notaris


Op de notaris rust een onderzoeksplicht. Cruciaal is de omstandigheid dat de notaris van de bijzonderheden van het geval
op de hoogte was. Daarvan uitgaande moest hij zich er zekerheid over verschaffen of partijen wisten welke risico’s zij liepen.
De Hoge Raad stelt vast dat de functie van de notaris in het rechtsverkeer meebrengt dat hij beroepshalve naar vermogen
dient te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht. De notaris dient zich actief
op te stellen teneinde rechtsbescherming te bieden.

Rechtsgevolgen van de actieve bijstand van de notaris


De notaris zal partijen wijzen op de consequenties van de wijze waarop zij de gewenste resultaten willen bereiken. Hij zal
zo nodig zelf alternatieven aandragen en bespreken. Wijst de notaris op de consequenties die nog niet zijn onderkend, dan
beïnvloedt hij de situatie tussen partijen. Zijn interventies zullen mogelijk leiden tot een gewijzigde opstelling van partijen.
De keerzijde daarvan is dat partijen als gevolg van de bijstand van de notaris geacht mogen worden zodanig inzicht te
hebben verkregen in de betekenis van de rechtshandeling in kwestie, dat discrepantie tussen wil en verklaring van een partij
casu quo wilsgebreken bepaald minder voor de hand liggen dan zonder notariële bijstand het geval zou zijn geweest.
Die gedachte spreekt ook uit art. 7:176 BW.
De enkele betrokkenheid van een notaris bij de totstandkoming van een rechtshandeling is anderzijds natuurlijk geen
garantie dat de wil van partijen in alle vrijheid is geuit. Ook de notaris maar een mens.

Het verlijden van akten

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Onder het verlijden van een akte verstaat de wet de gehele of gedeeltelijke voorlezing van de akte door de notaris aan de
verschijnende personen en eventuele getuigen, gevolg door ondertekening van de akte door ieder van hen. De wet spreekt
ook wel van het opmaken van een notariële akte art. 3:89 BW bijvoorbeeld. De voorschriften met betrekking tot het
verlijden van akten, dienen om te komen tot een zodanige procedure, dat daardoor de door de wet aan de akte toegekende
bijzondere betekenis kan worden gerechtvaardigd.

Wilscontrole
Op de notaris rust een zwaarwegende zorgplicht ter zake hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke
zijn beoogd met de in de akte opgenomen rechtshandelingen. In dat kader dient de notaris acht te slaan op art. 3:33 BW.
Hij zal moeten nagaan of de betrokkenen in staat zijn zich een rechtens relevante wil te vormen.

Kennisname van de inhoud van de akte; informatieplicht van de notaris


De partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen krijgen tijdig tevoren
de gelegenheid om van de inhoud van de akte kennis te nemen art. 43 lid 1 Wna. Deze eis biedt bescherming tegen een
overhaaste beslissing.
Een cliënt kan uitdrukkelijk afstand doen van het recht om ontwerpen van de akte te ontvangen.

Ondertekening van de akte


De akte wordt door ieder van de verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing ondertekend. Onmiddellijk daarna
ondertekent de notaris de akte.

Lichamelijk gehandicapte comparant


Mogelijk is dat de comparant door een ongeluk of ziekte niet in staat is om de akte te ondertekenen. Opvallend is dat de
Notariswet uitsluitend aandacht besteedt aan de persoon die verklaart niet te kunnen ondertekenen. Doet die situatie zich
voor dan zal van die verklaring, alsmede van de reden van verhindering, in de akte melding moeten worden gemaakt art.
43 lid 4 Wna.

Partij bij de akte en verschijnende persoon


De bij het verlijden van de akte verschijnende personen en getuigen moeten aan de notaris bekend zijn art. 39 lid 1 Wna.
Het niet naleven betekent volgens de letterlijke tekst van art. 39 lid 5 Wna: gemis aan authenticiteit en het niet voldoen
aan de voorschriften waarin de vorm van een notariële akte wordt geëist.
Vaststellen gebeurt aan de hand van de in art. 1 Wet op de identificatieplicht genoemde, in origineel aan hem getoonde
documenten; hij vermeldt de aard en het nummer daarvan in de akte.

Vertegenwoordiger van de partij bij de akte


Art. 44 Wna geeft een aantal regels die de notaris enerzijds verplichten het schriftelijk stuk waaruit een volmacht blijkt,
onder zich te nemen en anderzijds voorschrijven onderzoek te doen naar het bestaan van een volmacht.
Als de onderhandse akte van volmacht niet in het bijzijn van de notaris wordt ondertekend, zal hij legalisatie van de
handtekening van de volmachtgever verlangen. Die legalisatie vindt gewoonlijk en bij voorkeur plaats door een andere
notaris art. 17 lid 1 Wna.
Wordt krachtens een mondelinge volmacht gehandeld dan wordt zulks in de akte vermeld met de verklaring van de notaris
dat hem van het bestaan van de volmacht genoegzaam is gebleken. De notaris kan dat verklaren indien de volmachtgever
hem bekend is en hij bijvoorbeeld telefonisch heeft geverifieerd dat de volmacht is verleend. Indien de notaris deze
verklaring niet kan afleggen, dient een schriftelijke volmacht te worden overgelegd.
De notaris is bevoegd een notariële volmacht te eisen.

Getuigen
De notaris kan in alle gevallen de tegenwoordigheid van twee getuigen verlangen indien hij dit wenselijk acht art. 39 lid 2
Wna. Dat kan dus zowel bij partij-akten als bij proces-verbaalakten.
De eisen die de wet aan getuigen stelt, zijn te vinden in art. 39 Wna. De aldaar gestelde eisen vallen uiteen in positieve en
negatieve vereisten.
Een getuige bij een notariële akte is degene die schriftelijk (door ondertekening) verklaart wat hij persoonlijk heeft
waargenomen, en wel hetzij een handeling van een derde, hetzij een toestand, hetzij een gebeurtenis. Een getuige is dus
een derde. Zij kunnen worden beschouwd als controleurs van de notaris. De getuige dient de voorlezing waar te nemen en
daarnaar te luisteren.

Woonplaatskeuze in de akte
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

In bepaalde gevallen schrijft de wet voor dat in een notariële akte woonplaats wordt gekozen art. 3:260 lid 1 BW, 6:252 BW
en art. 18 lid 4 Kadw. Voor de gevolgen van die woonplaatskeuze met betrekking tot de openbare registers en het kadaster,
verwijs ik naar art. 47 Kadw. Woonplaats kan worden gekozen ten kantore van de notaris art. 662 Rv bijvoorbeeld. Daarnaast
maakt art. 1:15 BW duidelijk dat het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is woonplaats te kiezen, zonder dat men
daartoe wordt verplicht.

Week 5A

Hoofstuk 12: Ambtsgeheim, in het bijzonder met betrekking tot akten en expedities
Het wettelijk kader van het ambtsgeheim
De notaris is een vertrouwenspersoon art. 22 Wna. Dat het ambtsgeheim eigen is aan het functioneren van de notaris, niet
alleen op nationaalniveau maar ook op internationaal, blijkt uit de Code Européen de Déontologie Notariale. Deze code is
opgesteld door het Conseil des Notariats de l ‘Union Européenne (CNUE), waarbinnen samenwerken de notariële
beroepsorganisaties in de lidstaten. De code is opgesteld ten behoeve van de harmonisatie van bepaalde notariële
gebruiken in grensoverschrijdende zaken.

De ratio van het ambtsgeheim


Het ambtsgeheim is voor de notariële ambtsuitoefening onontbeerlijk als voorwaarde om een vertrouwensrelatie tussen
notaris en cliënt te creëren.

Inzage in het notarieel dossier


Art. 14 VBG 2011 draagt de notaris op ervoor zorg te dragen dat de inrichting en organisatie van zijn kantoor voldoet aan
een goede praktijkuitoefening. In dat kader heeft de notaris een dossierplicht. Hij dient de voor de opdracht relevante
gegevens daarin op te nemen en te bewaren.
Met betrekking tot correspondentie aan de cliënten ben ik van mening (schrijver boek) dat de cliënt recht heeft op kopieën
van de brief- en mailwisseling tussen de notaris en hemzelf, ook al ziet die correspondentie mede op andere partijen.

Geheimhouding van de inhoud van akten


De neerslag van de werkzaamheden van de notaris blijkt vooral uit de door hem opgemaakte akten. Vandaar dat de
wetgever bijzondere aandacht besteedt aan de geheimhouding van de inhoud van akten. Tegenwoordig art. 49 Wna en
daarvoor oude Notariswet van 1842. Dat ging over een algemene bepaling art. 42 (oud). Voor art. 49 Wna is het van belang
of akten al dan niet tot het protocol van de notaris behoren.
Anders dan onder de Notariswet van 1842 kent de wet dus niet langer één categorie van gerechtigden om afgifte, te weten
de groep van onmiddellijk belanghebbenden.

Partijen bij de akte


Zoals ook onder de Notariswet van 1842 gold, zijn in de eerste plaats de partijen bij de akte gerechtigd om afschriften,
uittreksels en grossen te verkrijgen. Partij bij de akte is degene aan wie, als gevolg door of namens hem in de notariële akte
afgelegde verklaringen, rechtsgevolgen van de in de akte vervatte rechtshandelingen worden toegerekend. Onder partijen
bij de akte begrijpt de wet rechtverkrijgende onder algemene titel van de partijen bij de akte.
De schrijver is van mening dat wie in hoedanigheid in een akte optreedt, als zodanig recht heeft op openbaring van de
inhoud van de akten (en de daaraan gehechte stukken), waarbij hij in die kwaliteit is optreden. Bij het uitoefenen van dat
recht treedt hij als vertegenwoordiger op. Wat als die kwaliteit inmiddels verloren is gegaan (geen bewindvoerder of voogd
meer). Dan geldt het nog.

Degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte


Naast de partijen bij de akte, komen volgens art. 49 Wna voor afgifte uitsluitend in aanmerking degenen die een recht
ontlenen aan de inhoud van de akte. Over de aard van dat recht zwijgt de wet. Indien de akte slechts gedeeltelijk
rechtstreeks van belang is voor dat recht, wordt slecht een uittreksel gegeven dat de voor dat recht relevante passages
bevat.

De verloren erfrechtelijke aanspraak; herroepen testamenten


De wetgever begrijpt in art. 49 lid 2 Wna onder degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte als bedoeld in
art. 49 lid 1 onder a en b Wna mede degene die door een uiterste wilsbeschikking een erfrechtelijke aanspraak hebben
verloren. Uitvloeisel van arrest Erven Ouwendijk.
Aan de orde was de vraag of personen die de erflater als versterferfgenamen heeft onterfd, recht hebben op een afschriften
van erflaters testamenten. Ja volgens de Hoge Raad. Thans voegt de wet daaraan toe dat de notaris hen expedities afgeeft
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

‘slechts ten aanzien van het desbetreffende onderdeel van die wilsbeschikking’. Tegenwoordig geen recht meer op afschrift,
maar alleen op een uittreksel van het laatste testament. Dat uittreksel zal alleen de passages mogen bevatten waaruit blijkt
dat eerdere uiterste wilsbeschikkingen zijn herroepen en wie de erfgenamen zijn.

Verklaring van erfrecht


Tot degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van een akte, meer het in het bijzonder van een testament of een
verklaring van erfrecht, horen niet de crediteuren van een erflater. Dat blijkt uit art. 49b Wna. Toch kunnen de crediteuren
belang hebben om de inhoud van die stukken te kennen. Zij willen weten tot wie zij zich na de dood van de erflater moeten
wenden om hun vorderingen te innen. Hij kan vragen om een verklaring van erfrecht. Het uittreksel mag niet meer bevatten
dan het gedeelte van de akte dat betrekking heeft op feiten die op grond van art. 4:188 BW in een verklaring van erfrecht
behoren te worden opgenomen.
Niet altijd zal een verklaring van erfrecht worden opgemaakt, of niet altijd met de voortvarendheid die de crediteur graag
ziet.

Vertrouwelijk of niet: zelfbeschikking?


Uit jurisprudentie van de HR is duidelijk geworden dat derden onder omstandigheden moeten worden geschaard onder
degenen die een recht ontlenen aan de inhoud van de akte. Cliënten zullen zich de mogelijkheid dat de notaris de inhoud
van de akte aan deze derden zal moeten openbare, niet steeds realiseren. In dat licht is het van belang dat de notaris de
partijen duidelijkheid kan laten scheppen over de vraag of openbaring door de notaris hen dan niet voor ogen staat.
Aanwijzingen van de cliënt over degenen aan wie de inhoud van de akte mag worden geopenbaard, zullen ten minste in
een dossiernotitie vastgelegd moeten worden. Beter is het daarvan aantekening te doen in de akte zelf.

Wettelijke uitzonderingen op de regel van art. 49 Wna


Art. 22 Wna schrijft voor dat de notaris, voor zover niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, ten aanzien van al hetgeen
waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt, tot geheimhouding verplicht is. Art. 49 Wna zou
als uitzondering op de hoofdregel van art. 22 Wna kunnen worden gezien. De bedoeling is geweest een opening voor de
wetgever te creëren die het mogelijk maakt om te bepalen dat de notaris ook in andere gevallen dan die van het eerste lid
, afschriften, uittreksels en grossen kan uitgeven. Voorbeelden zijn:
 Inschrijving in de openbare registers, zoals het Kadasters/openbare register, bij de KvK gedeponeerde stukken,
openbaar huwelijksgoederenregister. Die zijn voor een ieder te raadplegen. Door de openbaring in de openbare
registers is van toevertrouwen aan de notaris van de daarin opgenomen informatie, geen sprake meer.
 Registratie. Art. 3 lid 1 Rw schrijft voor dat akten van notarissen, welke niet zijn genoemd in art. 4 lid 1 Rw, binnen
tien dagen na de dag waarop de akten zijn opgemaakt, door die ambtenaren ter registratie moeten worden
aangeboden.
 Aangifte overdrachtsbelasting. Een uitzondering geldt voor verkrijgingen van aandelen of rechten als bedoeld in
art. 4 lid 1 letter a WBR.
 Openbaarmaking van testamenten. Bekijk art. 1 t/m 6 Wet CTR. Het centraal testamentenregister krijgt geen
opgave of inzage van de inhoud van de beschikking, alleen het enkele feit dat een beschikking is gemaakt en het
karakter van de beschikking wordt opgegeven.
 Verplichtingen in verband met administratie en archivering. Het overbrengen van akten naar de algemene
bewaarplaatsen art. 57 en 58 Wna en naar rijksarchiefbewaarplaatsen art. 59 Wna.
 Inzage protocol door BFT en KNB. Art. 5:17 Awb geeft het BFT de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke
gegevens en bescheiden, en om daarvan kopieën te maken. Onder die zakelijke bescheiden vallen zeker de tot het
protocol van de notaris behorende stukken, zoals minuten en notariële verklaringen.

Hoofdstuk 13 Het verschoningsrecht


Algemene opmerkingen
Onder het verschoningsrecht moet worden verstaan het recht om zich ten overstaan van de rechter te onthouden van het
doen van getuigenis. Twee soorten verschoningsrecht kunnen worden onderscheiden. In de eerste plaats is het
verschoningsrecht dat wordt toegekend vanwege het gegeven dat degeen die getuigenis zou moeten afleggen in een familie
staat tot degene over wie de getuigenis handelt. Dit zogeheten familiale verschoningsrecht blijft verder buiten
beschouwing. Voorts kennen we het zogenaamde professionele of functionele verschoningsrecht, geldend voor bepaalde
beroepsbeoefenaren en dat relevant is voor de beroepsuitoefening van de notaris.
Arrest Ogem/notaris Maas: professionele verschoningsrecht kom toe aan de beperkte groep van personen die uit hoofde
van de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid
wordt toevertrouwd. Voorwaarde voor het professioneel verschoningsrecht is dus een geheimhoudingsplicht (men
vergelijke art. 165 Rv).
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Tot de beperkte groep van personen aan wie in beginsel een professioneel verschoningsrecht toekomt, behoort het
zogenaamde klassieke kwartet: de geestelijke, de arts, de advocaat en de notaris.

Nadere afbakening van de reikwijdte van het verschoningsrecht


Als uitgangspunt heeft te gelden dat het verschoningsrecht zich alleen uitstrekt over datgene waarvan de wetenschap de
notaris als zodanig is toevertrouwd.
Arrest Tomol/notaris van Eijk: twee situaties dienen te worden onderscheiden:
1. De onderhandelingen hebben tot overeenstemming geleid die onder leiding van de notaris in enigerlei vorm is
vastgelegd. Niet van belang is dus of die vastlegging plaatsvindt in een notariële akte, in een onderhandse akte of
in een notariële verklaring. Is het tot vastlegging gekomen dan heeft de notaris in een geschil tussen partijen geen
verschoningsrecht. Hij zal over de totstandkoming en de uitleg van de rechtshandeling moeten getuigen.
2. De onderhandelingen hebben tot overeenstemming geleid en de intentie bestond tot vastlegging door de notaris,
zonder dat het tot vastlegging is gekomen. In beginsel is hetgeen de notaris werd meegedeeld hem dan niet
toevertrouwd en komt hem mitsdien ook geen verschoningsrecht toe.

Het verschoningsrecht jegens derden


Jegens de derde geldt het verschoningsrecht slechts voor bepaalde feiten. Arrest Notaris van Olst/Ontvanger: in dit arrest
was de derde die de geheimhoudingsplicht van de notaris betwiste de Belastingdienst. Aan de orde was de vraag of deze
overheidsdienst bij de notaris stukken kon opvragen, te weten een kopie van de afrekening van de verkoop van de
bedrijfspanden, kopie(ën) van alle stukken met daarop de bankrekeningen waarheen de ontvangen koopsom is
overgeboekt, en een kopie van de leveringsakte te verstrekken. Anders dan wellicht op basis van het arrest Killbarr
Corporation werd verwacht oordeelde de HR dat de notaris zich terecht beriep op zijn verschoningsrecht en
geheimhoudingsplicht. In hoofdstuk 21 meer hierover.

Grenzen aan het verschoningsrecht (en de geheimhoudingsplicht)


 Informatie moet zijn toevertrouwd (arrest Ogem/Maas). Gaat het niet om toevertrouwde informatie, dan is er dus
geen verschoningsrecht. Essentieel voor toevertrouwen is of de informatie die ter kennis van de notaris is gekomen
voor derden verborgen dient te blijven.
 Het verschoningsrecht komt de notaris alleen toe in zijn hoedanigheid art. 22 Wna. De maatschappelijke functie
en het daarbij behorende werkterrein zijn niet onbepaald en onbeperkt. De notaris werkt niet mee aan strafbare
feiten. Arrest verschoningsrechtnotaris/mediator: in beginsel zal hebben te gelden dat informatie die hem in het
kader van de mediation is medegedeeld of anderszins ter kennis is gekomen, niet heeft te gelden als aan hem in
zijn hoedanigheid van beroepsoefenaar toevertrouwd. Dit kan in bijzondere omstandigheden anders zijn.
 Het verschoningsrecht is niet absoluut. De geheimhoudingsplicht dient het maatschappelijk belang dat een ieder
zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om advies en bijstand tot de
verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. De geheimhoudingsplicht conflicteert altijd met een ander belang,
namelijk met het belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt.
 Geschillen tussen notaris en cliënt; de notaris als partijgetuige. Een uitweg wordt gezocht doordat de rechter de
notaris in kwestie opdraagt om het dossier ter inzage te geven aan een deskundige derde, die dient te bezien of
de notaris met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld zonder dat die derde daarbij meer openbaart dan
noodzakelijk in het kader van de geheimhouding.
 Verschoningsrecht en zorgplicht. Arrest brandstichtende echtpaar: Collegiale verhoudingen tussen notarissen
brengen op zichzelf niet mee dat een notaris die dienst weigerde een collega desgevraagd de reden daarvan zonder
de schending van zijn geheimhoudingsplicht kan mededelen. Doorbreking hiervan is wel mogelijk, maar hierbij
moeten de zorgplicht jegens de partijen en derden worden afgewogen tegenover de geheimhoudingsplicht.
 Verschoningsrecht en verhaal via de notaris. Verklaring van vorderingen art. 4476a lid 2 Rv. De notaris zal de
verklaring moeten afleggen art. 25 lid 5 Wna. Het verschoningsrecht kan geen dienst doen om
vermogensbestanddelen aan het zicht van crediteuren te onttrekken.
 Wie beoordeelt in concreto of sprake is van een verschoningsrecht? De HR heeft herhaaldelijk uitgemaakt dat het
in beginsel slechts de notaris is die in detail, aan de hand van de door de wet en het college gegeven richtlijnen,
kan uitmaken of hetgeen hem als notaris is geopenbaard, heeft te gelden als hem toevertrouwd. Het mag duidelijk
zijn dat zulks een allesbehalve eenvoudige opdracht is. De rechter toetst marginaal of de notaris zich op het
verschoningsrecht kan beroepen. De notaris behartigd juist de materiële belangen van zijn cliënten. Arrest
huiszoeking notaris: was van belang of aan de notaris in depot gegeven brieven en geschriften voorwerp
uitmaakten van strafbare feiten of tot het begaan daarvan hadden gediend. De notaris stelde dat zulks niet het
geval was. Zo’n mededeling is dan voldoende om huiszoeking te voorkomen, indien het hof overigens van oordeel
is dat er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt van de notaris juist is.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het afgeleid verschoningsrecht


Met een afgeleid verschoningsrecht wordt bedoeld een verschoningsrecht dat de verschoningsgerechtigde niet uit eigen
hoofde toekomt. Het gaat om een verschoningsrecht dat een persoon ontleent aan de notaris als de eigenlijke
verschoningsgerechtigde. De notaris moet die informatie openbaren, zonder dat hij het vertrouwelijk karakter van het hem
toevertrouwde wil prijsgeven. Dit komt door de eisen van de praktijk (notaris kan niet alles zelf doen, medewerkers). Of de
noodzaak om kennis te openbaren.
 Kantoormedewerkers art. 22 lid 1 Wna.
 Andere vrije beroepsoefenaren (collegiaal verkeer tussen notarissen). De notaris is door inschakeling van de niet-
verschoningsgerechtigde deskundige, derde in staat tot een betere advisering van de cliënt.
 Een afgeleid verschoningsrecht is ook toegedacht aan de tuchtrechter, de toezichthouders van het BFT en aan de
kwaliteitstoetsers die namens de KNB onderzoek doen. De ziet op hetgeen de notaris op grond van wettelijke
uitzonderingen op diens geheimhoudingsplicht, aan hen dient te openbaren.

Week 6A

Hoofdstuk 4: Ministerieplicht en dienstweigering


Algemene opmerkingen over ministerieplicht en dienstweigering
De ministerieplicht dient om de toegankelijkheid van notariële diensten voor een ieder te waarborgen. Het publieke recht
van de notaris is tevens publieke plicht art. 21 lid 1 Wna. In de woorden van het rapport van de commissie Hammerstein is
de ministerieplicht de natuurlijke tegenhanger van het domeinmonopolie.
De notaris dient zijn dienst te weigeren wanneer; naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van
hem verlangd wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij
handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering
heeft art. 21 lid 2 Wna. Ook is er de weigeringsgrond van art. 48 lid 2 Wna.
Onder de oude Notariswet van 1842 werd geleerd dat de notaris dienst moest weigeren indien kennelijk elk
maatschappelijk belang ontbrak. Onder de huidige wet is het anders. De notaris kán op grond van art. 48 lid 2 Wna dienst
weigeren. Voorts valt op dat de verzoeker het redelijk belang bij die opneming aannemelijk moet maken; het is niet de
notaris die het ontbreken van een redelijke belang aannemelijk moet maken.

Balanceren tussen ministerieplicht en dienstweigering


De notaris beslist zelf of er een gegronde reden is om zijn ministerie te weigeren. Een verkeerde afweging kan tot schade
leiden. De notaris kan het risico van aansprakelijkheid minimaliseren door een uitspraak in kort geding uit te lokken van de
voorzieningenrechter art. 254 Rv. De cliënt kan de notaris dagvaarden in kort geding. Cliënt en notaris kunnen ook vrijwillig
verschijnen. De uitspraak van de voorzieningenrechter zal zijn ‘een voorziening bij voorraad’. Hetzij een bevel om zijn dienst
te verlenen, hetzij een ontzegging van de eis van diens tegenpartij om zulks te doen, hetzij in een uitspraak dat de notaris
zijn dienst terecht weigert.
Vragen om een uitspraak van de voorzieningenrechter is volgens het hof geboden in die gevallen waarin de notaris 'gelet
op de complexiteit van de zaak redelijkerwijze niet in staat is om op basis van eigen deskundigheid een afweging te maken’.

Doorverwijzing naar een andere notaris


Tot de wetswijziging van 2012 betekende de ministerieplicht dat de notaris ervoor diende te zorgen dat zijn kantoor alle
gebruikelijke notariële diensten kon verrichten. Doorverwijzing naar een andere, niet aan zijn eigen kantoor verbonden
notaris is mogelijk bij werkzaamheden van specialistische aard. Doorverwijzing naar een andere notaris binnen zijn kantoor
is mogelijk indien binnen dat kantoor een werkverdeling bestaat. De doorverwijzing leidt dan tot een hoogwaardiger
dienstverlening, al dan niet in combinatie met efficiency art. 21 lid 3 en 4 Wna.

Sancties
De notaris die ten onrechte weigert zijn ministerie te verlenen, handelt in strijd met de tuchtnorm van art. 93 Wna. De
notaris zal dan mogelijk ook civielrechtelijk worden aangesproken wegens wanprestatie/onrechtmatige daad.

Gegronde redenen voor dienstweigering


1. Dienst niet kan verlenen zonder in strijd met de ambtsvoorschriften te komen.
2. Indien sprake is van handelingen met een kennelijk ongeoorloofd doel of gevolg.
3. In geval van schijnhandelingen.
4. Indien de notaris wordt gevraagd een akte te passeren met een belang dat de door zijn assuradeur normaliter te
dekken schade bij beroepsfouten overstijgt, zonder dat partijen een redelijke uitsluiting voor aansprakelijkheid van
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

de notaris van schade voor het excedent wensen te aanvaarden of zonder dat partijen de kosten voor een
aanvullende verzekering voor hun rekening wensen te nemen.
5. In geval van dienstverlening van de notaris geen toegevoegde waarde heeft.

Gegronde redenen voor dienstweigering wanneer de positie van derden wordt geschaad
Twee kampen in discussie: de rekkelijken en preciezen.
De rekkelijken menen dat de notaris geen rechter is. Hij er niet voor toegerust om zich als rechter te gedragen en dienst
daarom ook niet op diens stoel te zitten. De notaris moet wel waarschuwen en voorlichten maar daar blijft het bij.
Aan de andere kant zijn er de al even vasthouden preciezen. Zij verdedigen dat de notaris dient te waken voor het standpunt
dat het zijn taak is om notariële akten te maken, zonder zich op enigerlei wijze rekenschap te geven van de morele
geoorloofdheid van hetgeen daarin is neergelegd. De notaris kan zich niet onttrekken aan een innerlijk oordeel over doel
en strekking hetgeen cliënten met behulp van zijn tussenkomst wensen. Niet lijdelijk opstellen maar gewoon uitvoeren wat
partijen willen.

ABC-transacties
Bij abc-transacties moet worden gedacht aan twee of meer elkaar opvolgende transacties met betrekking tot
registergoederen. Indien de elkaar opvolgende transacties sprake is van op het eerste oog niet verklaarbare prijs- of
waardeverschillen, behoeven deze transacties bijzondere aandacht van de notaris. Er kan sprake zijn van witwassen van
gelden.

Notaris en pauliana
De actio pauliana (pauliaanse vordering) is de bevoegdheid om op te komen tegen rechtshandelingen van een debiteur
waardoor zijn schuldeisers worden benadeeld. Het gaat bijvoorbeeld om situaties waarin de debiteur (in het zicht van een
faillissement) zijn bezittingen voor een zeer laag bedrag heeft verkocht, waardoor schuldeisers geen verhaal meer kunnen
halen op die bezittingen.

Week 6B

Hoofdstuk 26: Klachten over de notaris


Inleiding
Bij klachten zijn er verschillende mogelijkheden. De eerste is een tuchtrechtprocedure te starten. In het kader van een
tuchtrechtprocedure staat niet het belang van de klager voorop. Dat is bij de klachten- en geschillenregeling waarin art. 55
lid 2 Wna de basis voor is gecreëerd. In 2011 van kracht geworden.
In de praktijk worden klachten voordat deze als zodanig in rechte aanhangig worden gemaakt, nog vaak aangemeld bij de
KNB. Een formele basis daarvoor ontbreekt. De KNB bemiddelt bij het zoeken naar oplossingen.

Klachtbehandeling op kantoor
Art. 2 Verordening Klachten- en geschillenregeling verplicht de notaris een kantoorklachtenregeling te hebben. Die
verordening verplicht de klachten- en geschillenregeling van toepassing te verklaren in zijn algemene voorwaarden.

Externe klachtbehandeling door de geschillencommissie notariaat


Art. 6 Verordening Klachten- en geschillenregeling opent de weg voor het Reglement Geschillencommissie Notariaat. De
commissie heeft tot taak geschillen tussen de cliënt en de notaris te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de
totstandkoming of uitvoering van een door de cliënt aan de notaris gegeven opdracht. Ingevolge art. 17 Verordening
Klachten- en geschillenregeling beslist de commissie naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen
partijen gesloten overeenkomst. Als maatstaf voor het handelen van de notaris wordt gehanteerd dat deze heeft gehandeld
zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.

Hoofdstuk 27 Beroepsaansprakelijkheid
De privaatrechtelijke aansprakelijkheid
Doel van de privaatrechtelijke aansprakelijkheid is de vergoeding van de schade van de benadeelde. Die aansprakelijkheid
kan enerzijds worden geënt op een toerekenbare tekortkoming van de notaris jegens zijn cliënt. Anderzijds kan de notaris
aansprakelijk zijn jegens anderen dan zijn cliënt (onrechtmatige daad art. 6:162 BW). Specifieke aard art. 2:27 lid 5 BW en
2:286 lid 5 BW.
Uit jurisprudentie is naar voren gekomen dat de vraag moet worden beantwoord of de notaris de zorgvuldigheid heeft
betracht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot. Dit criterium wordt beschouwd als een concretisering

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

van de maatstaf van de goed opdrachtnemer van art. 7:401 BW. Bij de invulling van dit criterium zullen de normen
neergelegd in de beroeps- en gedragsregels een belangrijke rol spelen.
De vordering tot schadevergoeding verjaart na verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de
benadeelde zowel met de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door
verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt art. 3:310 BW.
 Beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Exoneratie kan slechts aanvaard worden indien voldoende recht gedaan
wordt aan de positie van de cliënt. In het notariaat wordt gebruikgemaakt van algemene voorwaarden, tot stand
gekomen op instigatie van de KNB. Hierin exonereert de notaris zich voor zover de aansprakelijkheid het bedrag
waarvoor hij zich tegen beroepsaansprakelijkheid verzekerd heeft, te boven gaat. Exoneratie voor schade onder
het verplicht te verzekeren bedrag zal niet aanvaard worden.
Art. 15 VBG 2011 schrijft de notaris voor voldoende verzekerd te zijn tegen vermogensschade als gevolg van
aansprakelijk, ongeacht uit welken hoofde deze aansprakelijkheid kan ontstaan. Ingevolge deze beroepsregel
dienen notarissen zich individueel te verzekeren, mede tegen beroepsaansprakelijkheid. Daarnaast worden
vanwege de KNB aanvullende collectieve verzekeringen gesloten voor het gehele notariaat.
 Mede-aansprakelijkheid van de staat? Ja art. 3:30 BW. Bepleit is dat deze lijn dient te worden doorgetrokken, aldus
dat de Staat aansprakelijk is voor alle beroepsfouten begaan bij wettelijke werkzaamheden. Aangetekend dat zij
het praktische belang daarvan zich uitsluitend zal doen gevoelen indien geen of onvoldoende verhaal op de notaris
mogelijk is.
 Bewijs. Van belang is hier art. 150 Rv. Wie stelt, moet bewijzen.

De fiscaalrechtelijke aansprakelijkheid
Van groot belang is de aansprakelijkheid die voortvloeit uit art. 42 lid 1 IW 1990. De notaris is hoofdelijk aansprakelijk voor
de overdrachtsbelasting verschuldigd wegens een verkrijging van een onroerende zaak, waarvan door hem een notariële
akte is opgemaakt, zulks tot het bedrag dat ingevolge de inhoud van die akte is verschuldigd. Aldus wordt
overdrachtsbelasting geheven zonder dat nog een aparte aangifte behoeft te worden gedaan. Van die mogelijkheid zal eerst
gebruik kunnen worden gemaakt indien de belastingschuldige in gebreke is met de betaling van zijn belastingschuld art. 49
IW 1990. Daarvoor is niet nodig dat deze geen goederen meer heeft waarop verhaal kan plaatsvinden. De notaris zal
aangesproken kunnen worden indien het verhaal op de goederen van de belastingschuldige moeilijk is (incourante
goederen of goederen in buitenland). Overdracht van economische eigendom van onroerende zaken behoeft niet bij
notariële akte te geschieden. Financiers zullen dat gewoonlijk eisen. In die gevallen doet zich ook hoofdelijke
aansprakelijkheid voor art. 42 lid 1 IW 1990. De overdrachtsbelasting kan mede omvatten de invorderingsrente,
heffingsrente, kosten en zelfs de bestuurlijke boete.
De Wet op belastingen van rechtsverkeer kent een aantal vrijstellingen art. 15 WBR en de uitwerking van een aantal
onderdelen in het Uitvoeringsbesluit WBR.
Art. 14 Rw noemt enkele voorschriften waaraan de notaris zich moet behouden op straffe van een boete:
- Art. 3 Rw: aanbieden van de akten ter registratie, binnen tien dagen (geldboete eerste categorie).
- Art. 4 Rw: aanbieding van testamenten ter registratie binnen een maand na overlijden (geldboete eerste
categorie).
- Art. 7 Rw: aanhouden repertorium (geldboete eerste categorie).
- Art. 8 Rw: verstrekken van gegevens en inlichtingen etc (geldboete tweede casu quo derde categorie).
- Art. 13e Rw: het bijhouden en inrichten van het repertorium (geldboete eerste categorie).

De strafrechtelijke aansprakelijkheid
De notaris kan ook worden gestraft wanneer hij ‘doet plegen’ of ‘medepleegt’ art. 47 en 48 Sr.
 Art. 225 t/m 227 Sr.
 Art. 235 Sr.
 Art. 359 t/m 366 Sr.

Hoofdstuk 28: Tuchtrecht


Inleiding
Het tuchtrecht geeft regels voor een toetsing achteraf door de rechter van het doen en laten van notarissen, toegevoegd
notarissen en kandidaat-notarissen. Het tuchtrecht dient te worden onderscheiden van het toezicht.

Doelstellingen van het tuchtrecht


Met het tuchtrecht wordt beoogd het niveau van het functioneren van het notariaat op peil te houden, en zonodig te
verhogen, om daarmee het belang te bewaken dat de maatschappij heeft bij een deugdelijk notariaat.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Geschiedenis van het notarieel toezicht en tuchtrecht


Volgens de Ventôsewet werd het tuchtrecht uitgeoefend door de Chambres des Notaires. Deze werden door en uit de
notarissen van ieder arrondissement samengesteld. Dit klopt niet, want het algemeen belang eist een onpartijdig toezicht
van overheidswegen en niet een toezicht van de betrokken ambtenaren op zichzelf.
Bij de Notariswet van 1842 kwam het toezicht bij de officieren van justitie. Dit klopte ook niet, want het toezicht miste
praktijkervaring en specifieke vakkennis.
In 1904 werd het toezicht vertrouwd aan kamers van toezicht. Dit bleef gelden tot de inwerkingtreding van de wijziging van
de Notariswet in 2013.

Het materieel tuchtrecht


Art. 93 lid 1 Wna: zijn aan tuchtrecht onderworpen.

Tuchtnorm en civielrechtelijke norm


Er is nauwelijks verschil tussen de notariële tuchtnorm en de civielrechtelijke norm die bepalend is voor de vraag of de
notaris wanprestatie pleegt dan wel onrechtmatig handelt. In de literatuur is vastgesteld dat indien die tuchtnorm is
overtreden daarmee in beginsel tevens vaststaat dat civielrechtelijk onrechtmatig is gehandeld.
De tuchtnorm beschermt het belang dat de maatschappij heeft bij een integer en capabel notariaat. De civiele norm richt
zich op het nadeel dat voor een bepaalde cliënt of een derde kan voortvloeien uit de dienstverlening van de notaris. In een
civiele procedure gelden dan ook eigen spelregels.
In veel gevallen zal civielrechtelijke onzorgvuldigheid eerder worden aangenomen dan tuchtrechtelijke onzorgvuldigheid,
omdat bij civielrechtelijke onzorgvuldigheid persoonlijke verwijtbaarheid minder voorop staat.

De tuchtnorm in concreto
Van de notaris mag een aantal eigenschappen worden verwacht:
1. Kennis van zaken, deskundigheid
2. Onpartijdigheid en onafhankelijkheid
3. Zorgvuldigheid
4. Voorzichtigheid
5. Voortvarendheid
6. Organisatorisch vermogen
7. Inzicht in de notariële functie; integriteit
Het ambt van de notaris brengt met zich mee dat de notaris zichzelf beperkingen dient op te leggen. Het is hem niet
toegestaan om zijn werkgebied onbeperkt uit te breiden buiten de traditionele, gebruikelijke werkzaamheden.

Deontologie
Bij de deontologie van het notarisambt gaat het om de vraag wat de beroepsuitoefening van de notaris en kandidaat-notaris
verlangt in het specifieke kader van het gewenste functioneren van het notariaat als geheel. Letterlijk betekent deontologie:
plichtenleer. De deontologie bezint zich op de functie van het notariaat en leidt daaruit af de normen die gesteld (moeten)
worden aan een correcte uitoefening van het ambt en de procedures die gelden indien niet aan die normen wordt voldaan.
Vanuit het inzicht in de functie kunnen regels worden afgeleid die bepalen wat een notaris in zijn ambt betaamt. Dat inzicht
is een juridisch inzicht. Ook kan worden gesproken over beroepsethiek.
De notariële deontologie openbaart zich in de eerste plaats in regelgeving. Speciaal zijn van belang de Notariswet, de
belangrijke Verordening beroeps- en gedragsregels en de Verordening Interdisciplinaire Samenwerking. Voorts is de
jurisprudentie van de tuchtrechter van belang. Ten slotte kan de literatuur als belangrijkste bron worden genoemd, voor
zover daarin sprake is van reflectie over de wijze waarop (toegevoegd) notaris en kandidaat-notaris behoren te
functioneren. Van 1986 dateert het door de KNB geïnitieerde rapport van de Commissie Verantwoordelijkheid Notariaat,
handelend over de verantwoordelijkheid van de notaris ter zake de voorlichting van cliënten, de kennis van en medewerking
aan rechtshandelingen waardoor civielrechtelijke aanspraken van derden (kunnen) worden geschaad en de plicht derden
daarvan op de hoogte te stellen, zulks in samenhang met vraagstukken van lijdelijkheid en geheimhouding.

Hoofdstuk 29: Het formeel tuchtrecht


Beginselen van behoorlijke tuchtrechtspleging
Art. 113 lid 2 Gw luidt: tuchtrechtspraak door de overheid ingesteld, wordt bij de wet geregeld.
In de Notariswet is een regeling opgenomen van de rechtspleging in tuchtrechtprocedures. Herhaaldelijk en met recht is
gebleken dat niet slechts datgene wat in de Notariswet met zoveel woorden is neergelegd relevant is voor die rechtspleging.
De tuchtrechter dient ook rekening te houden met algemene regels van behoorlijke rechtspleging, voor zover die regels
niet al in de wet zijn neergelegd. Ambtshalve dienen die te worden toegepast.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Overgangsrecht
De wijzigingen van de Notariswet in 2013 brengt belangrijke veranderingen met zich mee, in de eerste plaats van formeel
tuchtrechtelijke aard. Art. VII Notariswet.

De kamers voor het notariaat


De tuchtrechtspraak wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat art. 94 lid 1 Wna. In de
hoofdplaats van ieder ressort is een kamer voor het notariaat gevestigd, waaraan het rechtsgebied samenvalt met het
ressort. In totaal zijn er negentien kamers voor het notariaat maar dit aantal wordt teruggebracht tot vier.
De kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van de kamers, komen ten laste van de Staat art. 93 lid 3 Wna.
Een kamer voor het notariaat is geen bestuursorgaan in de zin van de Awb. Dit betekent dat er geen beroepsmogelijkheden
op grond van die wet openstaan art. 1:1 lid 2 sub c Awb. Het is ook geen formeel onderdeel van de rechterlijke macht,
ofschoon deze wel is gevestigd bij de rechtbank. Wel is de kamer een onafhankelijk bij de wet ingesteld orgaan dat (mede)
met rechtspraak is belast.
Sedert de wetswijziging van 2012 berusten toezichttaken niet langer meer bij de tuchtrechter maar bij het BFT. Om die
reden spreekt de wet niet langer meer over de kamers van toezicht maar wordt de naam kamers voor het notariaat gebruikt.
 Samenstelling. Een kamer voor het notariaat bestaat uit vijf leden, een voorzitter en vier leden. Voorzitter is de
president van de rechtbank waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de plaats waar de kamer voor het notariaat is
gevestigd. Er zijn ten minste twee plaatsvervangende voorzitters art. 94 lid 4 en 5 Wna. De meerderheid van de
leden is niet uit het notariaat afkomstig (3 van 5). De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters zijn leden van de
rechtbank. Het tweede lid wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen binnen het
rechtsgebied van de desbetreffende kamer. Het derde lid is de in art. 94 lid 6 Wna bedoelde belastinginspecteur.
De twee overige leden komen uit het notariaat: zij moeten zijn (toegevoegd) notaris of kandidaat-notaris art. 94
lid 7 Wna.
o Het doel van e regel dat twee leden van de kamer (toegevoegd) notaris of kandidaat-notaris moeten zijn,
is om hun specifieke notariële deskundigheid en ervaring bij de oordeelsvorming te kunnen betrekken.
De kamers worden bijgestaan door een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris. Zij worden
door de voorzitter van de kamer aangewezen uit de gerechtssecretarissen. Het lidmaatschap van de leden
van de kamers voor het notariaat vervalt van rechtswege indien zij de kwaliteit verliezen waarin zij zijn
benoemd. Een notarieel lid blijft lid van de kamer, mits hij een van de hoedanigheden van (toegevoegd)
notaris of kandidaat-notaris behoudt.
 Rechterlijke onpartijdigheid (verschoning en wraking). Art. 94 lid 9 Wna bepaalt dat tussen de tuchtrechters geen
nauwe relationele betrekkingen bestaan, meer concreet dat tussen hen niet mag bestaan de verhouding van
echtgenoten, bloedverwanten etc. De regeling over verschoning en wraking art.100 lid 1 Wna.

De klager
Een belanghebbende kan een klacht indienen art. 99 lid 1 Wna. In beginsel zal moeten gelden dat het optreden van de
notaris de klager op enigerlei wijze persoonlijke aangaat. Een onderscheid kan worden gemaakt tussen direct
belanghebbenden en indirect/afgeleid belanghebbenden. Onder laatstbedoelde groep vallen in ieder geval ook
rechtspersonen indien zij zich de belangenbehartiging van het notariaat of de goede dienstverlening door het notariaat ten
doel stellen. Gezien haar doelstelling zal in ieder geval de KNB normaliter ontvankelijk zijn. Het BFT is dat al op grond van
art. 111a Wna. Voor het kadaster is het notariaat een belangrijke verschaffen van brondocumenten. Om die reden kan ook
het kadaster als zodanig gelden.

De klacht
Een tuchtrechtprocedure begint met een klacht. Een klacht dient schriftelijk en met redenen omkleed te worden ingediend
bij de kamers voor het notariaat. De tuchtrechtprocedure is bedoeld als laagdrempelige rechtsgang. Om die reden dient de
secretaris van de kamer de klager desgevraagd behulpzaam te zijn bij het op schrift stellen van de klacht art. 99 lid 1 Wna.
De klacht dient voldoende concreet te zijn.
Opvallend is dat voor het indienen van een klacht geen griffierecht verschuldigd is.
Van de kant van de tuchtrechter kan de tuchtzaak beginnen doordat de tuchtrechter de klacht in behandeling neemt. Een
tuchtrechtprocedure kan ook beginnen doordat de voorzitter van de kamer voor het notariaat naar aanleiding van een
klacht een vooronderzoek gelast art. 99a lid 1 Wna. Deze voorziening is vooral gecreëerd voor klachten die niet door het
BFT bij de tuchtrechter worden aangebracht.
Een klacht is niet ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op een gedraging waarvoor door het BFT een boete is
opgelegd art. 99 lid 3 Wna. Wie eerst een klacht aanhangig heeft gemaakt bij de geschillencommissie bedoeld in art. 55 lid
2 Wna, zal vervolgens alsnog bij de tuchtrechter een klacht aanhangig kunnen maken art. 99 lid 8 Wna.
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het is dienstbaar aan het algemeen belang art. 99 lid 16 Wna.

De rol van de voorzitter van de kamer


De voorzitter heeft binnen de kamer de rol van primus inter pares. Aan hem is de eerste inhoudelijke toetsing in het kader
van de tuchtrechtprocedure opgedragen. Hij kan vervolgens sturend optreden. Hij kan de zaak naar de geschillencommissie
verwijzen, hij kan een minnelijke schikking beproeven of kan de klacht zelf afdoen. Ook kan de voorzitter naar aanleiding
van een klacht een vooronderzoek gelasten. Belangrijk is voorts dat de voorzitter diverse ordemaatregelen kan treffen
genoemd in art. 25b, 26, 27 en 106 Wna.
 Art. 99 lid 5 Wna afwijzing met redenen omkleed. Afwijzing is mogelijk bij kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk
ongegrond of van onvoldoende gewicht. Voor de afwijzing dient een summier onderzoek voldoende te zijn. De
minimus non curat preator (de rechter is er niet voor beuzelarijen). Bij onvoldoende gewicht.
 Art. 99 lid 6 Wna minnelijke schikking.
 Art. 99 lid 7 Wna klachten die niet kunnen worden doorverwezen naar de geschillencommissie, niet worden
geschikt of door de voorzitter worden afgewezen, brengt hij ter kennis van de kamer.
 Art. 99 lid 8 Wna op de hoogte brengen van de klager en beklaagd door de secretaris.
 Verzet tegen de beslissing van de voorzitter kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van de
beslissing schriftelijk bij de kamer van het notariaat.
o Het schriftelijk verzet moet gemotiveerd aangeven met welke overwegingen van de voorzitter de klager
zich niet kan verenigen (pro forma verzet). De voorzitter die de klacht heeft afgewezen neemt niet deel
aan de behandeling van het verzet art. 99 lid 10 Wna. Plaatsvervanger aanwijzen. Ten gevolge van het
verzet vervalt de afwijzing, tenzij de kamer het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart art. 99 lid
11 Wna. Gemotiveerd art. 99 lid 13 Wna. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Het moet
nu uit zijn met de strijd: litis finiri oportet.
 Vooronderzoek.
o De wet regelt het vooronderzoek in art. 99a Wna. Alleen zinvol als het BFT niet als klager optreedt. Lees
artikel even goed door.
 Tuchtrechtelijke ordemaatregelen.
o Als er een klacht van zeer ernstige aard tegen een notaris wordt ingediend, dan wel indien er kennelijk
gevaar bestaat voor benadeling van derden, biedt de Notariswet de mogelijkheid aan e voorzitter om een
ordemaatregel te treffen art. 106 Wna. Een klacht is dus niet noodzakelijk. Noodzakelijk is dat de
voorzitter een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de
benadeling. Om tot dat oordeel te komen zal de voorzitter de notaris horen. De Notariswet dwingt de
voorzitter tot voortvarendheid om tot zijn oordeel te komen art. 106 lid 3 Wna.

Behandeling van de klacht


De art. 101 en 102 Wna geven voorschriften over de behandeling van de klacht door de kamer voor het notariaat. De
oproepingen geschieden bij aangetekende brief ten minste zeven werkdagen voor het verhoor. Uitdrukkelijk wordt de
bevoegdheid gegeven aan de klager en beklaagde om zich te doen bijstaan door een raadsman art. 101 lid 2 Wna. Die
raadsman hoeft geen advocaat of procureur te zijn.
De behandeling door de kamer geschiedt in het openbaar. Kan anders zijn art. 101 lid 4 Wna.
Fait trial art. 6 EVRM houdt in de openbare behandeling. Hier was eigenlijk het omgekeerde aan de orde: bescherming van
de rechten van de maatschappij tegenover de schijn van protectie van andere belangen.

Tuchtmaatregelen
De sancties staan in art. 103 Wna. De kamer kan een bedenking ook gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel
art. 103 lid 2 Wna. Tuchtmaatregelen dienen te worden onderscheiden van de ordemaatregelen art. 25b, 26, 27 en 106
Wna. De maatregelen kunnen slechts onvoorwaardelijk worden opgelegd, dus niet voorwaardelijk.

Hoofdstuk 30: het extern preventief toezicht


Inleiding
Het notariaat dient maatschappelijke belangen. De bewaking van die belangen verdient dan ook toezicht. Het toezicht
streeft preventie na. Het tuchtrecht treedt als reactie op klachten door anderen (repressief werkend correctief).

Het Bureau Financieel Toezicht


De belangrijkste notariële toezichthouder is het Bureau Financieel Toezicht geworden. De taak wordt in art. 110 Wna
omschreven: het BFT is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door (toegevoegd) notarissen en kandidaat-
notarissen van het bepaalde bij of krachtens de Notariswet, met inbegrip van toezicht op de zorg die zij behoren te
Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake enig handelen of nalaten dat een behoorlijk
(toegevoegd) notaris of kandidaat-notaris niet betaamt (aangesloten tuchtnorm art. 93 lid 1 Wna). Toezicht BFT en
rechtspraak tuchtrechter.
De toezichtstaken kunnen in drieën worden onderverdeeld.
1. Financieel toezicht.
2. Algemeen toezicht.
3. Toezicht op naleving van de WWFT.
Het BFT is ook een adviesorgaan: de KNB dient over verordeningen het advies in te winnen van het BFT art. 89 lid 3 Wna.
Voorts kan het BFT worden aangemerkt als dataverschaffer, namelijk aan de Commissie van deskundigen art. 7 lid 2 Wna
en aan de minister art. 20 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
 Het BFT is een zelfstandig bestuursorgaan. Het BFT is een rechtspersoon art. 110 Wna.
 Financieel toezicht: art. 23/24/25/18 lid 2 Wna.
 Algemeen toezicht: integriteit van de notaris art. 61 Wna de eer en het aanzien van het notarisambt.
 Toezicht op naleving van de WWFT.
 Bevoegdheden BFT: art. 5:15-5:17 Awb.
 Sancties op te leggen door het BFT: bestuurlijke boete of dwangsom art. 111b lid 2 Wna. De bevoegdheden zien
op overtredingen van administratieve aard, waarbij het tuchtrecht minder goed past, vanwege de daaraan
verbonden morele lading en het risico op reputatieschade.
 Toezichthouder in de zin van art. 5:11 Awb. Regel van titel 5.2 zijn daarop van toepassing.

Gedownload door: daniquuee | danique.westerbeek@casema.nl


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)

You might also like