Professional Documents
Culture Documents
3:33 BW geeft aan wat voor een rechtshandeling nodig is: een rechtshandeling
vereist een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
4. Rechtshandelingen vs andere handelingen: Het gegeven dat zij op het intreden van rechtsgevolg moet zijn
gericht, onderscheidt de rechtshandeling van gewone handelingen.
5. Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen: De meerzijdige rechtshandeling laat zich omschrijven als een
rechtshandeling – dus een op rechtsgevolg gerichte handeling – die door meer dan één persoon wordt verricht. Het
prototype van deze meerzijdige rechtshandelingen is de overeenkomst, die tot stand wordt gebracht doordat de ene
persoon een aanbod doet, dat door een andere persoon wordt aanvaard.
Daar tegenover staat de eenzijdige rechtshandeling. Voor de geldigheid van veel van deze eenzijdige
rechtshandelingen is vereist dat de bewuste handeling een bepaalde andere persoon wordt gericht. De andere
persoon fungeert als ontvanger. Voor eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen is voor de totstandkoming hiervan
noch de instemming van een ander persoon, noch de ontvangst door een bepaalde andere persoon noodzakelijk.
8. Overeenkomst: Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij één of meer partijen jegens een
of meer anderen een verbintenis aangaat (art. 6:213 lid 1 BW). De overeenkomst wordt gekenmerkt door haar
verbintenis scheppende karakter.
14. Contractsvrijheid
Het grondbeginsel van de contractsvrijheid houdt in dat het partijen vrij staat een overeenkomst te sluiten met wie
zij wensen, met de inhoud welke zij wensen, en op het moment dat zij wensen. Maar er zijn uitzonderingen. De
contractsvrijheid vindt haar grens waar de uitoefening ervan in een concrete situatie in conflict komt met een
belang van hogere orde. Art. 3:40 BW kan een overeenkomst nietig verklaren in geval van strijd met een
dwingende wetsbepaling.
18. Kenbronnen
Kenbronnen van het burgerlijk recht zijn de wet, de rechtspraak, en de literatuur.
19. Rechtsvergelijking
Kennisneming van rechtsstelsels van andere landen kan gunstig zijn voor het Nederlandse rechtsstelsel. Ook is er
voor het overeenkomstenrecht inspiratie te halen uit drie internationale studies:
Principles of International Commercial Contracts (PICC), opgesteld door UNIDROIT;
Principles of European Contract Law (PECL), afkomstig van een niet-gouvernementele commissie van
juristen uit de EG-staten;
Draft Common Frame of Reference (DCFR), dat als mogelijk voorstadium van een eventueel te ontwikkelen
‘Europees Burgerlijk Wetboek’ is gepositioneerd.
29. Ontvangsttheorie
‘Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt,’
art. 3:37 lid 3 zin 1 BW. Dat betekent in de eerste plaats dat de verklaring die de wederpartij niet of niet tijdig
bereikt, nimmer werking verkrijgt. De afzender heeft weliswaar zijn wil verklaard, maar hij heeft dat niet gedaan
t.o.v. zijn wederpartij.
Uit de bepaling volgt ook dat het moment van ontvangst beslissend is voor het tijdstip waarop de verklaring haar
werking krijgt en waarop derhalve de rechtshandeling tot stand komt. Art. 3:37 lid 3 zin 2 BW nuanceert de eerste.
Maar wanneer de rechtshandeling tot stand komt, zegt art. 3:37 BW niets. Voor het geval van een niet of niet tijdig
ontvangen aanvaarding, gaat art. 6:224 BW uit van het tijdstip waarop de aanvaarding zonder de storende
omstandigheden zou zijn ontvangen.
31. Introductie
Tussen wil en verklaring kan door allerlei oorzaken discrepantie bestaan. De handelende persoon kan zich
versproken of verschreven hebben enz. Steeds rijst de vraag wat voorrang heeft, de schijn van de verklaring of de
daarvan afwijkende wil. Volgens art. 3:35 BW gaat de uiterlijke schijn van de verklaring boven de interne wil van
de handelende persoon, voor zover de wederpartij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat de verklaring
welgemeend was.
Het stelsel van art. 3:33 en 3:35 BW heet ‘wilsvertrouwensleer’.
Haviltex
Feiten: Bij de uitleg van een overeenkomst is het niet genoeg om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst
te kijken. Er dient ook gekeken te worden naar de bedoeling van partijen. Deze uitleg wordt sindsdien aangeduid
met de Haviltex-maatstaf, en wordt nog steeds in geschillen omtrent uitleg gebruikt..
Rechtsregel: Indien er sprake is van een zakelijke overeenkomst tussen commerciële partijen, komt er meer
waarde toe aan de taalkundige betekenis van woorden. Ook een dergelijke ‘objectieve’ uitleg dient echter steeds te
geschieden met inachtneming van de Haviltex-maatstaf, zie bv. HR Coface/Intergamma.
Pensioenfonds / Fox
Feiten: De Haviltex-norm en de cao-norm vormen geen tegenstelling, maar gaan vloeiend in elkaar over.
Rechtsregel: De Hoge Raad heeft in dit arrest duidelijk gemaakt wat de verhouding is tussen de Haviltex-norm en
de cao-norm. Deze twee normen vormen geen tegenstelling, maar gaan vloeiend in elkaar over. Beiden vinden hun
grondslag in de overkoepelende norm, die luidt dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst telkens van
beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven
van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Enerzijds moet de uitleg volgens de cao-norm niet als louter
taalkundig worden gezien, en anderzijds is er bij de Haviltex-norm ruimte voor uitleg naar objectieve maatstaven.
Aan de hand van alle omstandigheden van het geval wordt meer gewicht toegekend aan subjectieve óf aan
objectieve aanknopingsfactoren.
Lundiform / Mexx
Bij de uitleg van commerciële overeenkomsten is de Haviltex norm ook het uitgangspunt. Verklaringen van
betrokkenen en handelswijzen van partijen voorafgaand aan het sluiten van overeenkomsten zijn ook bij de uitleg
van commerciële overeenkomsten belangrijk, zelfs als de omstandigheden van het geval met zich meebrengen dat
aan de door partijen gekozen bewoordingen grote waarde wordt gehecht. Indien in de overeenkomst een ‘entire
agreement clause’ wordt opgenomen, hoeft dat niet te betekenen dat aan de uitleg van de overeenkomst geen
waarde wordt gehecht aan verklaringen of handelswijzen van partijen voorafgaand aan het sluiten van de
overeenkomst.
FNV / Condor
Een derde kan zich op subjectieve partijbedoelingen beroepen bij een cao-overeenkomst. Een van de
onderhandelaars is echter wel gehouden aan de cao-norm vanwege de grote gevolgen voor de derde.
Quint / Te Poel
Feiten: Hubertus te Poel had met Quint een overeenkomst gesloten waarin stond dat Quint twee winkelhuizen op
een terrein zou bouwen en Hubertus hem hiervoor zou betalen. Dit terrein behoorde echter niet aan Hubertus,
maar aan zijn broer Heinrich toe. Van belang in deze casus is het feit dat Quint niet wist dat het terrein niet aan
Hubertus maar aan zijn broer toebehoorde en tevens is van belang dat Quint heeft nagelaten om te controleren om
te controleren of het terrein daadwerkelijk van Hubertus was. Nadat de huizen waren opgeleverd bleef de betaling
van Hubertus echter uit. Toen Quint erachter kwam dat het terrein aan Heinrich toebehoorde en deze nu wegens
natrekking eigenaar van de panden was geworden, wilde Quint dat Heinrich hem op grond van
ongerechtvaardigde verrijking of op grond van de redelijkheid en billijkheid zou betalen.
Rechtsvraag: Kan Quint op grond van ongerechtvaardigde verrijking of op grond van de redelijkheid en
billijkheid de betaling van Heinrich vorderen?
Oordeel: Ten tijde van deze casus stond er in het oude artikel over de bronnen van verbintenissen dat
verbintenissen enkel uit de wet of uit een overeenkomst kunnen ontstaan. Volgens de rechtbank kan de verbintenis
wel degelijk in de redelijkheid en billijkheid worden gevonden, zij geeft Quint derhalve gelijk. Het Hof stelt Quint
in het ongelijk gezien het feit dat een verbintenis niet uit de redelijkheid en billijkheid kan ontstaan ingevolge het
oude artikel. De Hoge Raad overwoog dat het Hof het woord ‘uit de wet’ te nauw hanteerde en ging na of er een
verbintenis uit de wet was ontstaan; ongerechtvaardigde verrijking. Zij concludeerde echter dat dit niet het geval
was. Heinrich zou geen vergoeding aan Hubertus hoeven te betalen indien deze op het terrein van Heinrich een
pand zou bouwen. Nu Hubertus een aannemer, Quint, inhuurt om deze panden te bouwen is Heinrich dus geen
vergoeding verschuldigd aan Quint. Quint krijgt ook geen bescherming omdat hij zelf heeft nagelaten om de
openbare registers te bekijken, had hij dit wel gedaan dan had hij geweten dat het terrein niet aan Hubertus
toebehoorde, maar aan Heinrich.
Rechtsregel: Na dit arrest is het artikel over de bronnen van verbintenissen aangepast. Er staat niet meer dat een
verbintenis uit de wet moet ontstaan, maar dat de verbintenis hieruit moet voortvloeien. Indien de wet geen
regeling voor het geval kent moet er een oplossing worden gezocht die past in het stelsel van de wet die aansluit
bij wel in de wet geregelde gevallen.
Hoorcollege
Het verbintenissenrecht
Wat is een verbintenis?
o Een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking
o Tussen twee of meer personen
o Op grond waarvan de één een recht heeft op prestatie (dus op geld waardeerbaar)
o Waartoe de ander verplicht is die te verrichten.
Indien de wet geen regeling voor het geval kent moet er een oplossing worden gezocht die past in het
stelsel van de wet en die aansluit bij wel in de wet geregelde gevallen.
Je hebt een schuldeiser en een schuldenaar
Rechtsfeit
o Feitelijke handeling
Onrechtmatige daad (6:162)
Je pleegt een onrechtmatige daad, dus je bent schadeplichtig. Zo is dit een bron
van verbintenis net zoals een overeenkomst.
Rechtmatige daad
o Rechtshandeling (3:33 BW) (wil en verklaring)
Eenzijdig
Gericht
Ongericht
Meerzijdig > overeenkomst (aanbod en aanvaarding) (6:217)
Aanbod en aanvaarding
Art. 6:217 BW
o Welke elementen moet een aanbod bevatten?
o Art. 6:227 BW bepaalbaarheidsvereiste
Art. 3:37 lid 3 BW
o Wat is een rechtsgeldige aanvaarding?
o Een vormvrije wilsverklaring van de wederpartij dat zij het aanbod aanvaardt en die de persoon
tot wie zij is gericht heeft bereikt.
Wilsvertrouwensleer
Wat als wil en verklaring uiteenlopen?
o Verschrijving, verspreking, ‘grapje’ etc. (oneigenlijke dwaling)
o HR Bunde / Erckens
Feiten: In onderhavige zaak is een misverstand ontstaan over welke betekenis aan het begrip
‘belastingschade’ toegerekend moet worden.
Rechtsregel: Indien partijen die een overeenkomst wensen te sluiten, daarin een voor misverstand
vatbare uitdrukking bezigen, die zij elk in verschillende zin hebben opgevat, hangt het antwoord
op de vraag, of al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen, in beginsel af van wat beide
partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen,
overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten
toekennen, hebben afgeleid.
Daarbij kan onder meer een rol spelen: a) of de betekenis waarin de ene partij de uitdrukking
heeft opgevat meer voor de hand lag dan die waarin de ander haar heeft opgevat; b) of, indien
deze uitdrukking een vaststaande technische betekenis zou toekennen; c) of de andere partij zich
had voorzien van deskundige bijstand en de wederpartij mocht verwachten dat deze die betekenis
kende en die andere partij daaromtrent voorlichtte; d) of één der door partijen aan de uitdrukking
gehechte betekenissen zou leiden tot een resultaat dat met hetgeen partijen met de overeenkomst
beoogden minder goed zou zijn te rijmen.
Gevolg? Er komt geen overeenkomst tot stand (wilsontbreken)
o Tenzij: gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij (3:35)
Onderzoeksplicht wp (3:11)
HR Eelman / Hin
Feiten: In casu gaat het om de vraag of een koopovereenkomst op grond van een
geestelijke stoornis krachtens art. 3:34 BW vernietigbaar is wanneer de koper krachtens
art. 3:35 BW er gerechtvaardigd op kon vertrouwen dat de verkoper het goed ook echt
wilde verkopen.
Rechtsregel: Rechtshandelingen van handelingsonbekwamen zijn vernietigbaar indien
duidelijk sprake is van wilsontbreken krachtens art. 3:33 BW. Hierbij is van belang of de
wederpartij van de handelingsonbekwame er gerechtvaardigd op heeft kunnen vertrouwen
dat de onbekwame wel handelingsbekwaam was. Als dit het geval is, is de overeenkomst
geldig.
Haviltex criterium
Een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract is onvoldoende om de verhoudingen van
partijen te bepalen en een leemte aan te vullen.
Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs over en weer aan deze
bepalingen mochten toekennen en zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Toepassing
Relevante omstandigheden zijn o.m. de maatschappelijke kring waartoe partijen behoren, de rechtskennis
die van partijen kan worden verwacht, eventuele juridische bijstand, mate van gedetailleerdheid van de
overeenkomst, gedrag van partijen etc.
Positie van derden
o Relativiteitsbeginsel en partijautonomie
o Derden die geen partij zijn bij de overeenkomst kunnen er wel rechten aan ontlenen
o Cao-norm
Cao-norm
HR Pensioenfonds / Fox
HR FNV / Condor
HR over ratio van de cao-norm: “(…) strekt de cao-norm er in de eerste plaats toe te voorkomen dat niet
kenbare partijbedoelingen worden tegengeworpen aan derden. Niet kan worden aanvaard dat een
bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naargelang de personen die
bij een geschil daaromtrent als procespartij in het geding zijn betrokken.”
Bestaansgrond is i) derdenbescherming; en ii) de noodzaak van een eenvormige uitleg voor partijen.
Commerciële verhoudingen
Commerciële verhouding: sterke nadruk op taalkundige uitleg, maar nog steeds Haviltex leidend
“Beslissend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden voer en weer redelijkerwijs aan deze
bepaling mochten toekennen en wat zij van elkaar mochten verwachten. De bedoeling prefereert dus
boven de letterlijke tekst.”
Entire agreement clause paste deze figuur uit de common law wel in het Nederlands recht?
o Achtergrond common law, de ‘parol evidence rule’
o Toepassing in Nederland anders dan in common law?