You are on page 1of 6

77.

Inleidende opmerkingen
Wat er in de precontractuele fase afspeelt is van belang als de onderhandelingen voortijdig worden afgebroken. In
het eerste geval is hetgeen voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst is voorgevallen, van groot
belang voor de vaststelling van de inhoud van het overeengekomen uitleg en afhankelijk van de omstandigheden.
In het laatste geval kan de vraag reizen of en onder welke omstandigheden de ene partij tegenover de andere
aanspraak kan maken op vergoeding van door haar gemaakte kosten.

78. Toepasselijke normen; voorovereenkomst


Een belangrijke ommekeer in het denken over de precontractuele fase vormde de bekende overweging uit het
arrest Baris / Riezenkamp. Sinds het arrest gaat men er algemeen van uit dat de precontractuele fase niet door de
ongeschreven zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW, maar door de eisen van redelijkheid en billijkheid worden
geregeerd.
Partijen kunnen bij voorafgaande overeenkomst ook zelf regels voor de precontractuele fase geven  een
voorovereenkomst.

79. Rompovereenkomst
De precontractuele fase begint met een aanbod of uitnodiging om in onderhandeling te treden. Zij eindigt doordat
partijen hetzij een overeenkomst aangaan, hetzij zonder het sluiten van een overeenkomst de onderhandelingen
definitief beëindigen.
Met betrekking tot hetgeen waarover wel reeds overeenstemming bereikt is, kan een rompovereenkomst bestaan.
Daarvoor zijn twee dingen nodig:
1. De punten waarover partijen het eens zijn, moeten ten minste de essentialia van de overeenkomst omvatten.
Dus met behulp van wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW) moeten de leemten kunnen
worden opgevuld.
2. De bedoelingen van de partijen is duidelijk. Dus het is nodig dat partijen elkaars verklaringen en gedragingen
in de gegeven omstandigheden zo mogen begrijpen dat zij aan het tot dan toe bereikte
onderhandelingsresultaat inderdaad reeds gebonden zullen zijn.
Breekt een van de partijen, na de totstandkoming van de rompovereenkomst, de onderhandelingen over de laatste
nog overgebleven punten af, dan kan de ander in rechte nakoming van het overeengekomen vorderen.

80. De Plas/Valburg doctrine


Let op: dit arrest gebruik je om te kijken of er sprake is van precontractuele aansprakelijkheid en gebruik je dus
als hulpmiddel in je overwegingen. Het is niet de bedoeling om slechts dit arrest te gebruiken om zo tot een
conclusie te komen.
In het arrest Plas/Valburg stelt de Hoge Raad het antwoord op de vraag wat de eisen van redelijkheid en billijkheid
meebrengen afhankelijk van het stadium waarin de onderhandelingen op het moment van afbreken verkeerden. Er
zijn drie stadia:
1. Het eerste stadium waarin het afbreken van de onderhandelingen is toegestaan. Eenieder is vrij te beslissen of
en met wie men een overeenkomst aangaat.
2. Het tweede stadium waarin men weliswaar de onderhandelingen mag afbreken, maar niet zonder dat men
bepaalde door de wederpartij gemaakte kosten voor zijn rekening neemt. Negatief contractsbelang (=
gemaakte kosten tijdens precontractuele fase, gemiste kansen).
3. Het derde stadium staat het een partij niet langer vrij de onderhandelingen nog af te breken. Afbreken is in
strijd met redelijkheid en billijkheid. Negatief en positief contractsbelang (wederpartij moet zoveel mogelijk
in de positie worden gebracht worden indien er wel een overeenkomst tot stand was gekomen en deze
deugdelijk zou zijn uitgevoerd).

259. Standaardregelingen
Art. 6:214 lid 1 geeft aan dat indien een overeenkomst door een der partijen in de uitoefening van haar bedrijf en
beroep wordt gesloten, deze overeenkomst ook aan een standaardregeling kan zijn onderworpen, namelijk dan,
wanneer voor de bewuste bedrijfstak of voor het bewuste beroep t.a.v. zo’n overeenkomst een standaardregeling
van kracht is.
Er is een groot verschil tussen algemene voorwaarden en standaardregelingen. Algemene voorwaarden zijn
contractuele bedingen, die door de ene partij, aan de wederpartij ter acceptatie worden voorgelegd. Een
standaardregeling is een vorm van wetgeving (wet in materiële zin), die van rechtswege toepasselijk is, ongeacht
de vraag of partijen dat willen of beseffen.

CBB/JPO
Feiten: Dit arrest van de Hoge Raad heeft betrekking op de precontractuele aansprakelijkheid, dat wil zeggen de
schadevergoedingsplicht na het afbreken van de onderhandelingen, en in het bijzonder de maatstaf voor de
omvang van de schadevergoeding. De Hoge Raad heeft in dit arrest een (gedeeltelijk) nieuwe maatstaf
geformuleerd voor de beoordeling van de aansprakelijkheid. Deze maatstaf houdt in dat ieder van de
onderhandelde partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd
vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst, of in verband met andere
omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Volgens de Hoge Raad is voornoemde maatstaf streng en
noopt deze tot terughoudendheid. Aansprakelijkheid voor afgebroken onderhandelingen zal dus in de praktijk niet
snel worden aangenomen.
Rechtsregel: De rechtsvraag betreft wat de maatstaf is voor de schadevergoedingsplicht als een partij de
onderhandelingen heeft afgebroken. Het antwoord op deze vraag is dat als maatstaf voor de beoordeling van de
schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden, dat ieder van de onderhandelde partijen
(die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen) vrij is de
onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het
totstandkomen van de overeenkomst, of in verband met de andere omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar
zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de
onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen, en met de gerechtvaardigde
belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene
omstandigheden hebben voorgedaan terwijl, in het geval onderhandelingen onder gewijzigde omstandigheden
over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent tenslotte op
het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele
verloop van de onderhandelingen.

Lundiform / Mexx
Hoewel in geval van commerciële overeenkomsten groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis, blijft de
Haviltex-maatstaf (d.w.z. subjectieve uitleg van de overeenkomst) beslissend bij de uitleg van (de tekst van) een
contract. Bij commerciële overeenkomsten mag de rechter de taalkundige uitleg van (de tekst van) een contract
voorshands bewezen achten, maar als daartegen voldoende wordt gesteld, moet de rechter (tegen)bewijs toelaten.
Entire agreement clause
De entire agreement clause is een relevante omstandigheid bij de uitleg van de overeenkomst waarin deze is
opgenomen, maar is op zichzelf geen uitlegnorm.
De rechtsverhouding tussen contractspartijen wordt niet alleen beheerst door wat partijen zijn overeengekomen,
hetgeen in geval van onduidelijkheid door de rechter aan de hand van de (op de redelijkheid en billijkheid
gebaseerde) Haviltex-maatstaf moet worden vastgesteld, maar ook door wat de redelijkheid en billijkheid van hen
eisen.
Contra proferentem-beginsel
Bedingen moeten duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding prevaleert
de voor de wederpartij (van de opsteller van het beding) gunstige uitleg (dus de wederpartij die niet bij het
opstellen betrokken is).

Werkcollege
Opdracht 1.
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling die partijen verbindt aan verbintenissen (art. 6:213 BW).
Een rechtshandeling bestaat uit een wil die door een verklaring is geopenbaard (art. 3:33 BW). Beide partijen
leken het in het begin eens te zijn over hun wil en verklaring en deze stemden dan ook overeen. Zeker door de reis
die georganiseerd is was er een zekere openbaarheid van interesse. Echter is er niks van een contract ondertekend
of opgesteld waardoor er wettelijk niets is vastgesteld. Ook is dhr. Van Goal niet verantwoordelijk voor de niet
geleden winst van € 250.000 door de klus af te blazen. Dit valt buiten zijn aansprakelijkheidskader.
 Argumenten voor een precontractuele aansprakelijkheid, de vordering heeft dus kans van slagen:
o Gerechtvaardigd vertrouwen;
o Nieuw ontwerp;
o Van Goal heeft geen inlichting gedaan dat de ‘deal’ niet door zou gaan, maar Bedeaux kwam
hierachter door de krant;
o Ontwerp en reiskosten.
o HR Plas / Valburg: in de 3e fase, dus positief contractsbelang.
 HR: Afbreken van onderhandelingen over een overeenkomst in bepaalde gevallen als strijd
met de goede trouw moet worden geacht. Dit, indien de onderhandelingen al in een ver
stadium zitten en partijen over en weer mochten vertrouwen dat uit deze onderhandelingen
een contract zou voortvloeien.
 1e fase: kosten die zijn gemaakt bij de eerste onderhandelingen;
 2e fase: kosten die worden gemaakt na het tijdstip waarop de opdrachtgever zich niet
meer terug kan trekken uit de onderhandelingen (HR CBB / JPO, alleen deze fase is
in de casus al gepasseerd).
 3e fase: gederfde winst = een deel van de schade moet vergoed worden.
 Argumenten tegen een precontractuele aansprakelijkheid, de vordering heeft dus geen kans van slagen:
o Onvoorziene omstandigheid;
o HR CBB / JPO: Bedeaux wist bij het sluiten van de onderhandelingen dat Willem II afhankelijk was
van de subsidie van de gemeente. (Dit arrest zet een groot vraagteken bij het stelsel van de drie fases.
Is als het ware een accentverschuiving geweest. Hierbij staat voorop de contractvrijheid van partijen,
tenzij er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen of van afbreken van redelijkheid en billijkheid).
o Reiskosten waren op eigen initiatief gemaakt, dus is hier voor Willem II geen schadevergoeding voor.
o Gerechtvaardigd vertrouwen op financiering Gemeente Tilburg, maar geen zekerheid m.b.t. gemeente.
Bedeaux mag er wel een beetje vanuit gaan, maar er is eigenlijk nooit iets over op papier gezet;
o Opdracht NAC was voor Willem II onbekend en valt dus buiten hun kader;
o Contractvrijheid, Willem II mag met iedereen in zee gaan op grond van dit beginsel.

Opdracht 2.
1. Bij commerciële contracten is enkel ruimte voor uitleg aan de hand van de taalkundige betekenis van de
bewoordingen: onjuist.
o Als het gaat om uitleg van overeenkomsten, noem altijd, ALTIJD, Haviltex. In Lundiform / Mexx is
hierover gezegd dat als twee grote commerciële partijen met elkaar in onderhandeling treden zij
voldoende juridische kennis hebben, of kunnen vergaren, wat er in een contract moet komen en wat de
consequenties van verkeerd opschrijven kunnen zijn. Er wordt dus een groter gewicht aan de
taalkundige uitleg gegeven, maar dat maakt niet dat er geen enkele ruimte meer is voor een uitleg aan
de hand van hun bedoelingen.
2. Wanneer een overeenkomst vooral rechtsgevolgen heeft voor derden wordt een meer objectieve (gelet op
feiten i.p.v. meningen) uitlegmaatstaf gebruikt: juist.
o Omdat derden de rechtsgevolgen alleen uit de overeenkomst kunnen halen, mogen de omstandigheden
van het geval bij de uitleg geen rol spelen.

Aantekeningen bij werkcollege


 Overeenkomst, 6:213 BW  afspraak tussen partij A en B
 Verbintenis, 6:1 BW
 Een overeenkomst is een verbintenis, maar niet iedere verbintenis is een overeenkomst.
o Ook bv. verplichting tot schadevergoeding, of onrechtmatige daad, kunnen verbintenissen zijn, maar
dit zijn geen overeenkomsten.
 Precontractuele fase: de fase voordat het contract daadwerkelijk is gesloten.
o Argumenten voor:
 Vertrouwensbeginsel / gerechtvaardigd vertrouwen.
 Geen risico lopen op misgelopen kosten.
 Exclusiviteit.
 Leuren voorkomen: partij A, B en C. Partij A verkoopt een boek aan B. Deze biedt €10, vindt
A niet genoeg dus deze zoekt nog verder. Partij C biedt €15. A gaat nu terug naar partij B, om
te kijken of deze over de prijs heen gaat. Dit blijft zich herhalen, tot er een opgeeft. Dit mag
niet volgens de Nederlandse wet.
 Zekerheid. Partijen kunnen elkaar serieus nemen als er een vorm van precontractuele
aansprakelijkheid bestaat.
o Argumenten tegen:
 Contractsvrijheid: partijen zijn vrij om over alles een overeenkomst te maken.
 Partijautonomie: men is vrij te kiezen met wie je een overeenkomst aangaat.
 Exclusiviteit.
 Remt totstandkoming overeenkomst, partijen worden terughoudend. Zij weten immers niet
waar de grens ligt wanneer er precontractuele aansprakelijkheid is of nog niet.
 Precontractuele fase is niet geregeld in de wet, maar in jurisprudentie:
o HR Baris / Riezenkamp: In de precontractuele fase moet rekening worden gehouden met de
redelijkheid en billijkheid. Partijen moeten dus rekening houden met elkaars belangen.
o HR Plas / Valburg: 3 fasen:
1. Afbreken geoorloofd. Weinig totstandkomingsvertrouwen, geen consequenties. Dit bijvoorbeeld
als Willem II naar Bedeaux belt, maar dan verder zoekt naar een ander architectenbureau.
2. Afbreken wordt moeilijker. Vergoeding mag gevraagd worden, namelijk vergoeding voor negatief
contractsbelang. Dit zijn kosten die Bedeaux niet had gemaakt als het niet met Willem II in zee
was gegaan. Dit is dus de reiskosten, ontwerpkosten, en de gemiste kans van NAC.
3. Afbreken niet meer mogelijk. Vergoeding mag gevraagd worden, namelijk vergoeding voor
positief contractsbelang. Dit zijn de kosten die Bedeaux had ontvangen mocht de overeenkomst
wel tot stand zijn gekomen. Dit is bijvoorbeeld de gederfde winst van €500.000,-. Let op: een
vergoeding van positief contractsbelang, sluit een vergoeding van negatief contractsbelang uit. Er
heeft immers nooit een situatie bestaan waarin Bedeaux €750.000,- heeft kunnen ontvangen.
 HR X / Shell: Er moet echt vanuit kunnen worden gegaan dat er een overeenkomst tot stand
mocht zijn gekomen, hier mag geen twijfel over bestaan, want erg terughoudend met positief
contractsbelang.
o HR CBB / JPO: Er wordt ‘vaag’ gedaan over de tweede fase. De precontractuele fase moet benaderd
worden dat het altijd mag, tenzij het onaanvaardbaar wordt. Wanneer dat dan precies is, ligt aan de
omstandigheden van het geval. Denk dan bijvoorbeeld aan gerechtvaardigd vertrouwen wat is
opgewekt.
o HR Ruiterij MBO / HR Hotel Maastricht 1: Gerechtvaardigd vertrouwen alleen is niet voldoende.
De afbrekende partij moet ook aan het ontstaan van het vertrouwen hebben bijgedragen, wil er een
precontractuele aansprakelijkheid zijn. Voorbeeld: als Bedeaux in de krant had gelezen dat Willem II

1
Arrest heeft twee verschillende namen, noem het maar HR Ruiterij MBO
ondersteuning van de gemeente zou krijgen, dan is het vertrouwen voor Bedeaux wel ontstaan dat er
een geldschieter zou zijn, maar heeft Willem II hier zelf niet aan bijgedragen.
 Er is een mogelijkheid de wederpartij aan te zetten opnieuw in onderhandeling te treden. Dit is niet wettelijk,
dus moet wel uit partijen zelf komen. Hier moet wel terughoudend mee worden omgegaan. Lees artikel prof.
Van Gulijk. Dooronderhandelingsplicht.

You might also like