You are on page 1of 301

De Chinese wereldorde komt eraan.

In oktober 2017 stippelde president


Xi de route uit: als in 2049 de Volksrepubliek zijn honderdste verjaardag
viert, moet zijn ‘Chinese droom’ zijn uitgekomen: China is dan de leider
van de wereld.

In een fascinerend betoog vol persoonlijke ervaringen betoogt Rob de


Wijk dat dit gaat lukken. Als China het mondiale machtsspel behendig
speelt en koploper wordt van de nieuwe industriële revolutie van Internet
of Things, nanotechnologie en Artificial Intelligence, zal het de
wereldorde gaan bepalen.

Geholpen door de financiële crisis van 2008, president Trumps


protectionisme, de ontregelende politiek van Poetin, de strijd om de
brexit en opkomend nationalisme in Europa wordt de eenentwintigste
eeuw de eeuw van China. Daardoor gaat de westerse wereldorde met zijn
vrijmarkteconomie, internationaal recht, internationale instituties,
democratie, mensenrechten en burgerlijke vrijheden op de schop. Hoe dit
tij te keren, wordt het belangrijkste vraagstuk van onze tijd.

1
Rob de Wijk is hoogleraar internationale betrekkingen aan de
Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor
Strategische Studies. Hij houdt zich bezig met geopolitiek en
internationale veiligheid. Hij publiceerde talloze boeken en artikelen, is
een veelgevraagd commentator voor radio en tv, columnist voor Trouw
en medepresentator van Boekestijn en De Wijk op BNR-radio.

2
Inhoud

De nieuwe wereldorde

Woord vooraf
Interregnum

I - De sloop van de westerse wereldorde


1 - De opkomst en ondergang van wereldordes
2 - De westerse wereldorde
3 - Weg met het Westen
4 - De aanval van binnenuit
5 - De sloper
6 - De ontregelaar

II - De opkomst van China


7 - De barbaren
8 - China’s groeiende assertiviteit
9 - De weg naar een militaire supermacht

III - De Chinese wereldorde


10 - De nieuwe geopolitiek
11 - De vierde industriële revolutie
12 - Een wereldorde met Chinese karakteristieken

Noten

Meer politiek?

3
Rob de Wijk
De nieuwe wereldorde
Hoe China sluipenderwijs de macht overneemt

Uitgeverij Balans

4
Copyright © 2019 Rob de Wijk/Uitgeverij Balans, Amsterdam

Alle rechten voorbehouden.

Omslag Nico Richter


Omslagfoto John Rocha Photo/China/Alamy Stock Photo
Infographics Aard Bakker
Verzorging e-book Ferdinand Rusch, Formaat

Deze digitale editie is gemaakt naar de eerste druk, 2019.

ISBN978 94 600 3992 8


NUR 740

www.uitgeverijbalans.nl

facebook.com/uitgeverijbalans
twitter.com/balansboeken
instagram.com/uitgeverijbalans

uitgeverijbalans.nl/nieuwsbrief

5
Woord vooraf

Zet u schrap: de nieuwe wereldorde komt eraan. Als wereldordes


veranderen, heeft dat grote gevolgen. Mijn moeder kon daarover
meepraten. Toen zij begin 2018 overleed, was ze aan haar vierde
wereldorde toe. Ze werd geboren in een tijd dat het Britse Rijk nog
machtig was. Ze zag hoe de Britten en de Amerikanen tijdens de Tweede
Wereldoorlog stuivertje wisselden. Na de oorlog zag ze hoe de wereld
werd verscheurd door de vijandschap tussen de communistische wereld
en het vrije, kapitalistische Westen. Tijdens die Koude Oorlog had ze het
gevoel dat de wereld door een kernwapenoorlog zou worden vernietigd.
Ze was verbijsterd toen aan die dreiging door het einde van de Koude
Oorlog in 1989 abrupt een einde kwam en ze dacht dat de voorspelling
van de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama bewaarheid werd.
Volgens hem was het einde van de geschiedenis nabij omdat de liberale,
westerse wereldorde nu definitief had gewonnen. Hij had het mis. Want
inmiddels wordt die orde – met zijn nadruk op democratie, vrijheid,
mensenrechten en de tucht van de vrije markt – aan alle kanten belaagd.
In Europa werd de aanval ingezet door radicale partijen links en rechts in
het politieke spectrum, terwijl president Trump aan de andere kant van
de Atlantische Oceaan daadwerkelijk met de sloop ervan is begonnen.
Mijn moeder zag het met een mengeling van ongeloof en woede aan.

De aanvallen op de westerse wereldorde bespoedigen de opkomst van


China, een land dat de huidige wereld onherkenbaar zal veranderen.
Opmerkelijk is dat pas nu in bredere kring het besef begint door te
dringen dat de huidige wereldorde, die wordt gedomineerd door
democratieën, wordt vervangen door een wereldorde waarin autocratieën
als China de dienst uitmaken. Dat dit ten koste van het Westen gaat, is
duidelijk. Wij westerlingen hebben die wereldorde met onze eigen
handen gebouwd. Die wereldorde heeft ons gemaakt tot wat wij vandaag
de dag zijn: vrij, welvarend en democratisch. Wordt die wereldorde
gesloopt, dan gaat dat per definitie ten koste van de wereld die wij zelf
hebben geschapen.

6
Dit boek is een pleidooi om de realiteit onder ogen te zien en ons lot in
eigen handen te nemen.

7
Interregnum

Iedereen die ooit over het Plein van de Hemelse Vrede heeft gelopen,
voelt zich niet alleen nietig, maar krijgt ook een besef van de
imponerende geschiedenis van China. Het plein ademt door zijn
immense afmetingen macht uit. Het portret van de stichter van de
Volksrepubliek China hangt aan de Tiananmen, de Poort van de Hemelse
Vrede. Dit is de oude toegangspoort tot de Verboden Stad, waar eens de
keizers huisden. Midden op het plein staat Mao’s mausoleum, waar
bezoekers strak in het gelid en met militaire precisie langs diens
gebalsemde lichaam worden gedirigeerd. Aan de westzijde vinden we de
grote Hal van het Volk. Daar vergadert het volkscongres en houden de
Chinese leiders hun belangrijkste redes. Die redes zullen in de toekomst
ook in het Westen worden gespeld. Sterker: in de toekomst zullen de
belangrijkste berichten niet meer uit het Witte Huis komen, maar uit
hartje Beijing.
De toespraak van president Xi Jinping op 18 oktober 2017 voor het
negentiende nationale congres van de communistische partij van China
gaat nu al de geschiedenis in als een van de belangrijkste toespraken ooit
gehouden. Geheel in lijn met de communistische traditie legde Xi uit
welke glorieuze ontwikkelingen zijn land de afgelopen decennia had
doorgemaakt en hoe de Chinese leiders in staat waren geweest om met
het socialisme met ‘Chinese karakteristieken’ een nieuw tijdperk te
openen. Zijn rede had de vorm en de lengte die we van communistische
leiders gewend zijn. Xi begon met een lofzang op wat het socialisme met
Chinese karakteristieken de afgelopen decennia allemaal voor elkaar had
gekregen. Maar na drieënhalf uur was het de 2280 afgevaardigden
duidelijk: China heeft een visie, een plan en een doelstelling. In 2035
moet China een welvarende staat zijn die wereldleider is op het gebied
van technologie en innovatie.1 In de daaropvolgende vijftien jaar moet
China worden uitgebouwd tot een wereldmacht die ‘welvarend, sterk,
democratisch, ontwikkeld, harmonieus en mooi’ is. In 2049, als de
Volksrepubliek zijn honderdste verjaardag viert, moet Xi’s ‘Chinese

8
droom’ zijn uitgekomen: China moet tegen die tijd de leider van de
wereld zijn. Dan is het moment aangebroken dat China definitief het
stokje van Amerika heeft overgenomen en de nieuwe wereldorde kan
bepalen. Een dergelijke visie en een dergelijk plan ontbreken in de
westerse wereld.
Als Xi’s beloftes uitkomen, zal de wereld er totaal anders uit gaan
zien. Die wereld doet dan nog maar vaag denken aan de huidige, door
het Westen ontworpen wereldorde. De vrijhandel zal wel blijven bestaan,
maar verandert mogelijk in protectionistisch cowboykapitalisme. Het
internationaal recht zal onherkenbaar veranderen en teruggrijpen op oude
ideeën over soevereiniteit, waardoor potentaten niet meer tot de orde
kunnen worden geroepen als ze genocide plegen of de mensenrechten op
grote schaal schenden. Den Haag zal niet langer de wereldhoofdstad van
recht en vrede zijn. De Veiligheidsraad van de VN zal wel blijven
bestaan, omdat die de enige plek is waar China op gelijke voet met
Amerika spreekt. Maar het is twijfelachtig of het Internationaal Monetair
Fonds (IMF) en de Wereldbank overleven. Misschien kwijnen ze weg of
worden ze vervangen door Chinese instituties. Dat laatste is het meest
waarschijnlijk.
Het resultaat is een wereldorde met Chinese karakteristieken. Eigenlijk
kunnen wij ons daar als westerlingen geen voorstelling van maken. We
vergeten dat de wereldorde waarin wij leven het gevolg is van de
bewuste keuze die de Britten en de Amerikanen al tijdens de Tweede
Wereldoorlog maakten en de uitdrukking is van onze westerse macht.
Want in de internationale betrekkingen heerst simpel gezegd het recht
van de sterkste. Of we het leuk vinden of niet, landen met de meeste
macht bepalen de wijze waarop de wereld is georganiseerd en exporteren
hun waarden naar andere delen van de wereld. Dat kan over een paar jaar
het autocratische en staatskapitalistische China zijn.
De gevolgen van de opkomst van China zijn nu al merkbaar. Op een
aantal terreinen is China al de grootste macht van de wereld. Het is de
grootse producent van staal, aluminium en goederen van de wereld. De
meeste kleding, computers en mobieltjes komen uit dat land. De meeste
auto’s worden daar geproduceerd en China is tevens de grootste markt
voor automobielen. Maar ook heeft China de meeste internetgebruikers,

9
is het land de mondiale leider op het gebied van e-commerce, is het de
grootste energieconsument en is het de grootste producent van ‘groene’
energie ter wereld. Volgens het IMF haalde China in 2014 de Verenigde
Staten in als grootste economie van de wereld, gemeten in termen van
purchasing power parity (PPP). Deze maatstaf geeft aan wat je in
verschillende landen met je geld kunt doen. Dit moet overigens wel
worden genuanceerd. In zich ontwikkelende landen liggen de prijzen van
mobiele telefoons, auto’s en andere duurzame consumptiegoederen lager.
Dat geldt overigens ook voor andere goederen. Een Big Mac kost in de
Verenigde Staten 1,8 maal zoveel als in China. In termen van wat het
land produceert en wat inwoners met hun geld kunnen doen, staat China
op nummer één.2 Maar feitelijk kan de koopkracht van Chinese burgers
niet tippen aan die van de rijkste landen van de wereld, zoals Qatar en
Luxemburg. Deels is China nog steeds een ontwikkelingsland. Maar juist
daarom heeft de Chinese economie een enorm groeipotentieel.
Kijken we naar de omvang van de Chinese economie, dan moeten we
constateren dat de Verenigde Staten nog steeds nummer één zijn. In 2030
zou China op dit op dit punt Amerika kunnen inhalen.

10
In 2018 constateerde het IMF dat China verantwoordelijk is voor een
derde van de mondiale economische groei en dat door die groei
inmiddels achthonderd miljoen mensen van de armoede zijn verlost.3
Ook op andere gebieden zijn de gevolgen goed merkbaar. De opkomst
van China zorgde voor hoge energie-, grondstoffen- en voedselprijzen.
Deze prijsstijgingen waren in belangrijke mate verantwoordelijk voor de
opstanden die in 2011 de hele Arabische wereld teisterden. De
handelsoorlog die president Trump in 2018 startte, was een reactie op de
opkomende economische macht van China. Datzelfde gold voor de
antidumpingmaatregelen voor staalimporten uit China die de Europese
Unie al jaren voor Trumps handelsoorlog had genomen. De Europese
Unie reageerde ook met een ‘connectiviteitsstrategie’ om Europa en Azië
met elkaar te verbinden.4 De directe aanleiding was de Nieuwe
Zijderoute of het Belt and Road Inititiative (BRI) waarmee China vanaf

11
2013 tientallen landen economisch en politiek naar zich toe trachtte te
trekken.
Ook op militair gebied begint de opkomst van China de verhoudingen
te beïnvloeden. Dat bleek toen de Amerikaanse admiraal Davidson door
de Senaat werd gehoord. Davidson zou de nieuwe bevelhebber van de
Pacific Command worden en daarmee een van de belangrijkste militaire
leiders van de Verenigde Staten. Hij vertelde het Congres dat China de
Zuid-Chinese Zee nu beheerst en dat de Verenigde Staten alleen met
behulp van een oorlog de toegang tot dit – voor de internationale
handelsvaart cruciale – zeegebied zouden kunnen verkrijgen.5
Deze voorbeelden geven aan dat we in een overgangstijd leven, die zal
eindigen als China zo sterk is dat het de nieuwe wereldorde kan bepalen.
De term die ik voor deze overgangstijd gebruik, is ‘interregnum’.
Oorspronkelijk was dit het tijdperk tussen de dood van een soeverein en
de kroning van zijn of haar opvolger. Ergens aan het einde van de jaren
twintig van de vorige eeuw moet Antonio Gramsci aan dit woord een
nieuwe betekenis hebben gegeven. Op dat moment zat deze eerste leider
van de communistische partij van Italië in de gevangenis. Ondanks zijn
parlementaire onschendbaarheid liet Benito Mussolini, de fascistische
leider die Italië de Tweede Wereldoorlog in loodste, hem in november
1926 oppakken nadat hij, als afgevaardigde van de provincie Veneto,
tegen het verbod op ‘geheime organisaties’ fulmineerde. Aanvankelijk
werd hij verbannen naar een gevangenenkolonie op het eiland Uscita,
maar al snel werd hij tot tien jaar cel veroordeeld. In de gevangenis
schreef hij zijn beroemde gevangenisdagboeken, de Quanderni del
carcere, waarin hij over de term ‘interregnum’ filosofeerde. Het idee van
een overgangstijd intrigeerde Gramsci. Hij zag die overgangsfase als een
crisis waarin ‘het oude stervende is en het nieuwe nog niet geboren kan
worden’. Daardoor doet zich volgens Gramsci ‘een grote
verscheidenheid aan ziekelijke symptomen’ voor. Door de opkomst van
het fascisme leefde hij inderdaad in een overgangstijd. De oude orde
werd door de fascisten letterlijk vernietigd, maar Gramsci zelf heeft het
ontstaan van de nieuwe orde niet kunnen meemaken. Hij werd ziek, werd
in 1937 vrijgelaten en overleed snel daarna in een Romeins ziekenhuis.

12
De betekenis die Gramsci aan het begrip ‘interregnum’ gaf, vormt de
rode draad van mijn betoog. We leven inderdaad in een overgangsfase.
We weten waar we nu in leven, namelijk een wereld die door westerse
macht en ideeën is vormgegeven. Deze wereld is zo ingericht dat hij
onze – westerse – belangen het best dient en ons de ongekende welvaart
heeft gebracht die we vandaag de dag genieten. Maar we weten niet waar
we naartoe gaan, omdat de nieuwe wereldorde nog niet bestaat. Wel
weten we dat, totdat China definitief de sterkste macht ter wereld is, de
wereld in beweging zal zijn. Opkomende landen zullen hun positie
trachten te verbeteren, het Westen zal trachten zijn positie te behouden
en andere landen, zoals Rusland, maken gebruik van de verzwakking van
het Westen om hun eigen positie te versterken.

Is China in 2049 dé supermacht?


Het is natuurlijk maar de vraag of China zich daadwerkelijk tot de leider
van de wereld gaat ontwikkelen via de route die Xi tijdens het
negentiende partijcongres ontvouwde. Voor China staan alle seinen
voorlopig op groei, maar kan China honderd jaar onafgebroken groei
waarmaken? Er zijn namelijk al geruime tijd tekenen dat de economie
hapert. De economische problemen bleken toen in 2015 de beurs
instortte en een derde van zijn waarde verloor. In augustus van dat jaar
devalueerde de Chinese centrale bank de munt om de export te
stimuleren. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat in die tijd de
economie slecht functioneerde. Dat vermoeden werd versterkt door de
cijfers. In 2015 toonden veel sectoren dalingen: vrachtvervoer over het
spoor (-7 procent), het handelsvolume (-6,9 procent) en de nieuwbouw
(-15,8 procent).
Anderzijds was er een forse groei van de dienstensector (+8,4 procent
gedurende het eerste halve jaar). Dat zou erop kunnen duiden dat de
economie zich transformeert van een economie gebaseerd op
maakindustrie naar een moderne diensteneconomie.6 De prioriteit die de
Chinese regering geeft aan de ontwikkeling van de digitale economie en
de hightechsectoren lijkt hier ook op te duiden.
Gedurende de eerste weken van 2016 kreeg de beurs opnieuw zware
klappen te verduren. Interventies van de Chinese centrale bank om de

13
beurs omhoog te krijgen, zoals makkelijker kunnen lenen om aandelen te
kopen, waren niet effectief. De alarmbellen gingen af omdat het bij
onvoldoende groei bijvoorbeeld onmogelijk is om de aanwas van nieuwe
arbeidskrachten te absorberen, waardoor sociale onlusten kunnen
ontstaan. Dat was slecht nieuws. Het IMF schreef in zijn World Economic
Outlook 2016 dat de plotseling sterk teruglopende groei van het land
gezien moest worden als een van de belangrijkste bedreigingen voor de
wereldeconomie. Daarbij werd er steeds meer getwijfeld aan de juistheid
van de groeicijfers. In januari 2016 werd het hoofd van het Chinese
bureau voor de statistiek, Wang Baoan, door de anticorruptiecommissie
van de communistische partij aan een onderzoek onderworpen. Zijn
groeicijfers klopten niet. Mogelijk kregen de Chinese leiders geflatteerde
cijfers voorgeschoteld om de bevolking gerust te stellen. De vraag was of
het officiële groeicijfer over 2015 van 6,9 procent wel klopte.
Die vrees werd versterkt door de zware beursdalingen en tegenstrijdige
cijfers. Het elektriciteitsverbruik, een belangrijke indicatie van de
economie, bleek gedurende het gehele jaar vrijwel ongewijzigd te zijn
gebleven.7 De twijfel over de groei van de Chinese economie werd ook
ingegeven door zorgen over het zogenoemde Lewis Turning Point. Dit
houdt in dat de aanwas van nieuwe arbeidskrachten afneemt. Dat heeft
onder meer te maken met de vergrijzing en de vergevorderde migratie
van het platteland naar de steden. Hierdoor ontstaat een tekort aan
arbeidskrachten op het platteland. Dit zorgt ervoor dat de lonen daar
stijgen, waardoor de motivatie om naar de stad te trekken afneemt. Dit
heeft weer tot gevolg dat arbeidskrachten in de steden relatief schaars
worden, waardoor de loonkosten zullen stijgen. Daarmee is China niet
langer een lagelonenland en zullen andere landen gemakkelijker met
China kunnen concurreren.
Voorts is er de schuldenberg, die volgens westerse deskundigen niet
goed is in te lossen. Tussen 2004 en de financiële crisis van 2009
schommelde de schuld tussen de 170 en 180 procent van het bruto
binnenlands product (bbp), wat voor een zich ontwikkelend land als
aanvaardbaar werd gezien. Toen de crisis toesloeg, reageerde de
overheid met een ongekend investeringsprogramma ter waarde van 12,5
procent van het bbp om de terugval van de export met 6 procent te

14
compenseren. Deze terugval bleek echter structureel, terwijl de
schuldenberg hoger werd. In 2018 zou deze schuld 299 procent van het
bbp zijn, terwijl de investeringen doorgingen. Het IMF constateerde dat
de schulden te snel stegen en dat hervormingen noodzakelijk waren. Dit
gold vooral voor de staatsbedrijven die te veel investeerden en daardoor
de binnenlandse consumptie remden.8
Tot slot zagen we in 2015 en 2016 dat de mondiale handel significant
afnam, waarna deze in 2017 weer toenam.9 De oorzaken waren de
verschuiving naar de binnenlandse vraag in landen als China, de
verminderde vraag uit ontwikkelde economieën, lage
grondstoffenprijzen en een verandering van de dynamiek van de
mondiale handel. Dat laatste heeft betrekking op de groeiende tegenstand
tegen de vrijhandel en de oneerlijke protectionistische praktijken van de
grotere spelers zoals China. Nog voor Trump zijn handelsoorlog begon,
waren er dus al aanwijzingen dat het tij voor China kon keren. In 2018
werden de effecten daarvan goed zichtbaar, toen de Chinese economie
haar slechtste prestaties sinds de financiële crisis boekte en de regering
gedwongen werd om 109 miljard dollar in die economie te pompen.10
Tegelijkertijd is China een goed geleid land met een machtige regering
en een kundige centrale bank die controle heeft over het hele bancaire
systeem. China kan dus wel tegen een stootje. Desondanks ziet de
invloedrijke commentator van de Financial Times, de econoom Martin
Wolf, de situatie somber in, ook al kan hij niet voorspellen welk scenario
zich zal ontrollen. Zeker is dat als China zijn schulden niet meer kan
terugbetalen, dat ook de economieën raakt van landen die voor hun
export van China afhankelijk zijn.11 Wolf voorziet wel een lagere groei
of mogelijk een recessie, voor zover die al niet aan de orde is, en
verwacht dat de autoriteiten zullen streven naar een zachte landing. Dat
moet dan wel gepaard gaan met een fundamentele hervorming van de
economie. Het IMF constateerde in 2018 dat die hervorming al is ingezet,
omdat de Chinese regering niet langer inzet op high-speed growth, maar
op high-quality growth.12 Als dat lukt, kan China een koploper in de
mondiale digitale wedloop worden. Precies om deze reden zet China
flink in op de ontwikkeling van 5G-netwerken voor mobiele technologie,
kunstmatige intelligentie, 3D-printing en robots.

15
Lukt deze economische transformatie niet, dan kan China instorten.
Dat zou een gebeurtenis zijn die vergelijkbaar is met de val van de
Berlijnse Muur in 1989, met dien verstande dat de economische
gevolgen voor het Westen momenteel niet te becijferen zijn. Precies
daarom is het van groot belang dat we ons een beeld van de opkomst of
misschien wel de ondergang van China vormen.

Wie bepaalt de nieuwe wereldorde?


Het is voor China dus erop of eronder. Als China daadwerkelijk de
koploper in de digitale wedloop wordt, dan is dat een ontwikkeling
zonder weerga, met als hoofdprijs de vorming van een nieuwe
wereldorde. Dit klinkt als de plot van een James Bondfilm waarin
superschurk Blofeld uit is op wereldoverheersing. Maar de geschiedenis
wijst uit dat de industriële koploper daadwerkelijk de wereldorde
bepaalt. De Britten gingen de Chinezen voor in de negentiende eeuw en
de Amerikanen deden dat in de twintigste eeuw.
Ik ga ervan uit dat China doorgroeit en dat Wolfs somberste scenario
niet uitkomt. Het gedachte-experiment van een Chinese wereldorde is
belangrijk, omdat we ons zo een beeld kunnen vormen van de gevolgen
ervan. Dat beeld hebben wij nodig om ons te kunnen wapenen tegen die
nieuwe wereldorde. Natuurlijk weten we niet precies hoe China zich echt
zal gedragen als het land werkelijk de dominante macht van de wereld
wordt. We weten uiteraard ook niet precies hoe het Westen hierop zal
reageren. Wel kunnen we ons een scenario voorstellen aan de hand van
historische analogieën, zichtbare trends, de theorievorming die
deskundigen in staat stelt de veranderende wereldorde te duiden,
uitspraken van politieke leiders als Xi en Trump, en anomalieën,
gebeurtenissen die niet passen in de bekende patronen.
Deze laatste zijn belangrijk, omdat ze tekenen van een ontluikende
nieuwe wereldorde kunnen zijn. Hoe die wereldorde eruit zou kunnen
zien, is speculatie en tevens het onderwerp van het slothoofdstuk. Toch is
het wel degelijk mogelijk om de contouren van die nieuwe wereldorde te
schetsen. Want internationale betrekkingen ontwikkelen zich volgens
wetmatigheden. Zo leiden geopolitieke veranderingen tot een strijd
tussen de grootmachten die per definitie gepaard gaat met oplopende

16
spanningen en mogelijk oorlogen. Een nieuwe hegemoniale macht zal de
wereldorde naar zijn hand willen zetten en zich daarbij laten leiden door
diepgewortelde opvattingen. Er wordt een route gevolgd die mede wordt
bepaald door de reacties van andere landen, want een opkomende macht
kan rekenen op weerstand. De acties van president Trump tegen China
moeten dan ook als zodanig worden beoordeeld.
Wie de signalen in een vroeg stadium onderkent, kan zich beter dan
anderen een beeld vormen van de fundamentele veranderingen die zullen
plaatsvinden en kan die op de juiste manier duiden. De eerste signalen
van de ontluikende nieuwe wereldorde bestaan uit de toenemende
assertiviteit van China, met Rusland in zijn kielzog. Voorbeelden zijn de
claims van China op de Zuid-Chinese Zee en de annexatie van de Krim
door Rusland in 2014. Ik zie ze niet uitsluitend als toegenomen
assertiviteit, maar ook als symptomen van een systeemcrisis: fricties die
ontstaan als de betrekkingen tussen landen fundamenteel veranderen.

Het systeem zelf bestaat momenteel uit het internationale recht, de


internationale instituties zoals de Verenigde Naties, internationale
overeenkomsten en verdragen, en zogenoemde ‘regimes’ of afspraken
over hoe landen zich ten opzichte van elkaar gedragen om de wereld zo
stabiel mogelijk te houden. Wie de macht heeft, bepaalt deze ordening.
De wereldorde werd tot nu toe door de Verenigde Staten bepaald. De
systeemcrisis duidt erop dat we naar een fundamenteel andere tijd gaan.
Fundamenteel, omdat de Amerikanen hun macht met de Chinezen
moeten delen en er een strijd zal ontbranden over wie de nieuwe
wereldorde gaat bepalen. Die wereldorde heeft te maken met de
inrichting van de wereld en wie daar de grootste invloed op heeft.

Het vertrouwde verdwijnt


Zonder enige twijfel is de aanstaande machtsverschuiving de meest
ingrijpende uit de geschiedenis. Nooit eerder hebben we meegemaakt dat
de opkomende macht geen westerse macht is. Daarom is het zeker dat er
grote veranderingen op komst zijn. Dat komt doordat het Chinese
politieke systeem haaks staat op dat van het Westen, waar de nadruk ligt
op vrijheid, democratie, internationaal recht, sterke internationale

17
instituties, mensenrechten en vrijemarkteconomie. China is een
autoritair, staatskapitalistisch land waar de mensenrechten op een laag
pitje staan. Als China opkomt, dan heeft dat gevolgen voor de wijze
waarop de wereld wordt ingericht, al was het alleen maar omdat een
zesde van de wereldbevolking uit Chinezen bestaat. Anders gezegd: als
China de machtigste wordt, ligt het voor de hand dat China de wereld
naar eigen inzicht en ten voordele van zichzelf gaat inrichten.
De Amerikaanse politiek wetenschapper Tod Lindberg stelt dat een
orde het gemakkelijkst door gelijkgestemde landen kan worden
gecreëerd. Voor de liberale orde zijn dat de westerse democratieën.13
Voor de verbouwing van de wereldorde zal China met gelijkgestemden
willen werken. Dat zijn per definitie geen westerse landen.
We staan daarom aan de vooravond van een machtsverschuiving
waarin het, om met Gramsci te spreken, voor het Westen vertrouwde
verdwijnt, en het nieuwe, door China bepaalde nog niet bestaat.
Wetenschappers zullen een zo objectief mogelijke inschatting van die
toekomst willen maken. Politici en andere beleidsmakers zullen zich de
vraag stellen welk antwoord ze op die nieuwe wereldorde moeten geven.
En de gemiddelde Amerikaan, Duitser of Nederlander zal vooral
normatieve vragen stellen.

Hoe erg is het voor het Westen als China de wereldorde gaat bepalen?
Hoofdstuk 1 van dit boek gaat over de wereldordes zelf. Hoe die
opkomen en ondergaan beschrijf ik in het volgende hoofdstuk. Daarna
laat ik zien hoe de huidige wereldorde van binnenuit wordt aangevallen
en hoe daarmee de opkomst van China wordt geholpen. De eerste
aanvallen vonden plaats in Europa (hoofdstuk 3). Maar het opmerkelijkst
is dat het land dat de huidige wereldorde zelf heeft gecreëerd nu de
grootste sloper ervan is geworden (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 beschrijft
hoe de niet-westerse landen het westerse machtsverval gebruiken om hun
eigen positie te versterken. Rusland neemt daarbij een bijzondere plaats
in als ontregelaar (hoofdstuk 6).
In deel 2 van het boek richt ik mij op China. Hoe dat land over de
buitenwereld denkt, beschrijf ik in hoofdstuk 7. China wordt duidelijk
assertiever (hoofdstuk 8) en ontwikkelt zich tot een militaire supermacht
(hoofdstuk 9).

18
Deel 3 gaat over de gevolgen. Hoofdstuk 10 behandelt de nieuwe
geopolitieke strijd. Een belangrijke constatering is dat het land dat de
industriële revolutie ‘wint’, de wereldorde bepaalt. In hoofdstuk 11
betoog ik dat China de beste kaarten heeft. Over hoe vervolgens een
‘wereldorde met Chinese karakteristieken’ eruit zal zien, speculeer ik in
het slothoofdstuk.

19
I
De sloop van de westerse
wereldorde

20
1
De opkomst en ondergang van
wereldordes

De opkomst van China is niet uniek. Al duizenden jaren komen


grootmachten op en gaan ze ten onder. Dergelijke machtsverschuivingen
zijn een sluipend proces, dat door de neergaande macht heel lang niet
wordt herkend. Ook in Amerika was dit het geval. Jarenlang werd de
neergang aan het zicht onttrokken doordat de Verenigde Staten zich na
het einde van de Koude Oorlog in 1989 tot de onbetwiste supermacht
van de wereld hadden ontwikkeld. Daardoor onderschatte men wat er in
China gebeurde. Hoe diep die ontkenning zat, bleek mij tijdens een
discussie met leden van de Amerikaanse verzamelde
inlichtingendiensten, de National Intelligence Council (NIC). De NIC
schrijft periodiek het Global trends-rapport, dat vervolgens aan de
Amerikaanse president wordt aangeboden. Vlak voordat de definitieve
versie van het rapport wordt opgeleverd, worden enkele experts van
buiten Amerika geconsulteerd. Het is hun taak om, nadat talloze binnen-
en buitenlandse experts zich al met het rapport hebben beziggehouden,
de laatste zwakke plekken en omissies bloot te leggen.
We kwamen medio 2008 bijeen in een van de duurste Amerikaanse
advocatenkantoren, op een steenworp afstand van het Witte Huis, waar
een paar maanden later Barack Obama zijn intrek zou nemen. Voorzitter
Michèle Flournoy zou even later tot zijn regering toetreden als
onderminister van Defensie. Het was haar taak om het nieuwe rapport
voor de inkomende Amerikaanse president te voltooien, ook al was toen
nog onduidelijk wie dat zou worden. Tijdens de discussie was ik onthutst
over het feit dat veel van de aanwezigen niet bereid waren na te denken
over het relatieve Amerikaanse machtsverval en de gevolgen daarvan.
Maar uiteindelijk ontstond een harde discussie, die tot enkele
aanpassingen zou leiden. In de definitieve versie was de conclusie van
het rapport Gobal trends 2025 dat er door grote machtsverschuivingen

21
een multipolaire wereld zou gaan ontstaan waarin de Verenigde Staten
minder dominant zouden zijn en landen als Rusland en China Amerika
zouden uitdagen en actiever zouden worden in bijvoorbeeld het Midden-
Oosten. Die voorspellingen van het rapport waren in elk geval correct.

Inmiddels worden de gevolgen van die machtsverschuiving ook in de


Verenigde Staten openlijk erkend. In Foreign Affairs schreven twee
vooraanstaande leden van de regering-Obama dat China zich tot de
meest formidabele uitdager in de moderne geschiedenis heeft
ontwikkeld.1 Hun artikel kwam in 2018 uit. Dat was rijkelijk laat. Direct
al na het einde van de Koude Oorlog kwam in de wetenschappelijke
wereld een debat op gang over de vraag of en zo ja wanneer de
ongebreidelde macht van Amerika en zijn bondgenoten zou worden
uitgedaagd.
Een van de eerste geruchtmakende artikelen was ‘The Unipolar
Moment’ van de Amerikaanse politiek commentator Charles
Krauthammer, die in 1990 voorspelde dat de wereld voorlopig unipolair
zou zijn. Daarvan is sprake als een land – in dit geval de Verenigde
Staten – de dominante macht van de wereld wordt en feitelijk de regels
voor de rest van de wereld bepaalt. Die macht wordt de hegemoon
genoemd. Krauthammer stelde dat de discussie over de wereldorde van
na de Koude Oorlog gebaseerd was op de gangbare, maar foute
veronderstelling dat er, nu de dreiging uit het Oosten en het gevaar van
communistische werelddominantie waren verdwenen, snel een nieuwe
multipolaire wereldorde zou ontstaan, omdat andere landen een
tegenwicht zouden gaan vormen tegen de ongebreidelde Amerikaanse
macht. Japan, Duitsland, China en zelfs de Europese Unie en een uit zijn
as herrezen Rusland zouden de Verenigde Staten kunnen gaan uitdagen.
De andere gangbare veronderstelling was dat Amerika, door het
ontbreken van een duidelijke vijand, weer isolationistisch zou worden.
Krauthammer stelde dat deze visies op niets gebaseerd waren en dat de
nieuwe wereldorde voorlopig unipolair zou zijn. De Verenigde Staten
zou de enige supermacht zijn en de wereldorde voor langere tijd
domineren. Hij kreeg gelijk. Amerika werd de onbetwiste supermacht
die decennialang de wereldorde zou bepalen. Daarmee leek de westerse

22
visie op hoe de wereld moest worden georganiseerd daadwerkelijk
onbetwist.
De kandidaten die de Verenigde Staten op termijn zouden kunnen
uitdagen, waren in die tijd dus ook al bekend. Japan leek in de jaren
tachtig van de vorige eeuw af te stevenen op de nummer 1-positie, maar
na de Koude Oorlog raakte de Japanse politiek haar bindende
anticommunistische focus kwijt, fragmenteerde het systeem en
stagneerde de economie decennialang. In de jaren negentig bleek
Duitsland als gevolg van zijn oorlogsverleden geen leidende rol te
ambiëren, Rusland was er nog lang niet aan toe de weg omhoog te
vinden en de Europese Unie bestond uit soevereine landen die politiek
geen vuist konden maken. Van alle mogelijke kandidaten om het
Amerikaanse leiderschap uiteindelijk uit te dagen, bleek China de beste
kaarten te hebben. Dit is tegenwoordig niet anders.
Tot ontsteltenis van andere kandidaat-uitdagers speelde China dan ook
een hoofdrol in het debat dat pas na de eeuwwisseling in beperkte kring
echt op gang kwam. In Amerika verschenen boeken als The end of the
American era (2002) van Charles Kupchan, die betoogde dat het einde
van de Koude Oorlog niet de definitieve overwinning van de liberale
wereldorde betekende, maar het begin van de ondergang van de
Amerikaanse hegemoniale macht. In 2008 beschreef Arshad Zakaria hoe
The post-American world eruit zou kunnen zien. Hij had het over een
wereld waarin als gevolg van het globalisme het nationalisme een
belangrijkere rol zou gaan spelen. Hij riep de Amerikaanse leiders op
hun obsessie met terrorisme, immigratie en nationale veiligheid op te
geven en te kijken naar de echte uitdaging: de opkomst van de rest van
de wereld. Mijn eerste boek over de ophanden zijnde mondiale
machtsverschuiving schreef ik in 2005. In Supermacht Europa betoogde
ik dat de Verenigde Staten door de opkomst van China en landen als
India noodgedwongen de aandacht meer op Azië zouden richten en de
lidstaten van de Europese Unie in dit machtsspel alleen overeind zouden
kunnen blijven als ze militair en economisch nauwer gingen
samenwerken. Deze constatering heeft niets aan actualiteit ingeboet.
Kortom, de mondiale machtsverschuiving kwam niet uit de lucht
vallen. Maar onderzoekers die op de gevolgen van mondiale

23
machtsverschuivingen wezen, werden als doemdenkers en somberaars
weggezet. Het probleem was dat westerse politici deze
machtsverschuiving negeerden en dachten dat het wel zou overwaaien of
dat het niet zo’n vaart zou lopen. Daardoor werden ze overvallen door
een ontwikkeling die ze hadden kunnen zien aankomen. Want de
wereldorde is mensenwerk en geen door God gegeven feit. De politici
die zich daar het meest bewust van waren, waren de leiders van niet-
westerse landen. Het is geen toeval dat de landen die het meest van de
door het Westen aangejaagde mondialisering of globalisering
profiteerden ontwikkelingslanden waren. Vanaf het midden van de jaren
negentig van de vorige eeuw lagen hun groeicijfers structureel hoger dan
die van de ontwikkelde landen en groeiden zij sneller dan het
wereldgemiddelde. Als je politici daarop wees, werd dat weggewoven
met: ‘Ja, maar ze hebben nog een hele weg te gaan.’ Dat klopt, maar de
opkomst van die landen was zonder twijfel adembenemend.

Globalisering en machtsverschuivingen
Globalisering is inmiddels voor velen een vies woord, dat gelijkstaat aan
uitbuiting, armoede en dominantie van grootmachten en instituties zoals
het IMF. Dit beeld is grotendeels ongefundeerd en gaat voorbij aan het

24
feit dat globalisering een gegeven is. Het is een proces van economische
integratie met als fundamenteel kenmerk het ontstaan van een mondiale
arbeidsverdeling. Geen land ter wereld is volledig autarkisch. Daarom is
internationale handel een bittere noodzaak. Die handel zorgt voor
onderlinge afhankelijkheden die nu door het opkomende protectionisme
onder vuur komen te liggen.
De globalisering werd versneld door de derde industriële revolutie, die
door geavanceerde communicatie- en informatietechnologie de
transactiekosten omlaag bracht en de mondiale handel en de
schaalgrootte stimuleerde. Daardoor ontstonden er mondiale
waardeketens, waarbij onderdelen van een product in verschillende
landen worden geproduceerd, en kregen het liberale kapitalisme en de
consumentencultuur vleugels. Zo werden niet alleen grote delen van de
wereld uit de armoede getrokken, maar werd ook een fundamentele
mondiale machtsverschuiving ingezet.
Die machtsverschuiving blijkt uit de kille cijfers. De G7 – de
belangrijkste westerse economieën – was in 1995 goed voor 45,3 procent
van de wereldeconomie, de zeven grootste zich ontwikkelende
economieën voor 22,6 procent. Binnen twintig jaar waren de
verhoudingen dramatisch veranderd: in 2015 waren die percentages
respectievelijk 31,5 en 36,3.2
Datzelfde beeld laat de wereldhandel zien. Tot rond de eeuwwisseling
schommelde het aandeel van de totale wereldhandel van de economisch
sterk ontwikkelde noordelijke landen rond de 50 procent. ‘Noord’ is een
relatief begrip, omdat dit niet alleen de ontwikkelde economieën van
West-Europa en Noord-Amerika omvat, maar ook die van Australië,
Nieuw-Zeeland en Japan. Maar na 2000 daalde de handel tussen de
noordelijke landen sterk en gebeurde het omgekeerde met de zich
ontwikkelende zuidelijke landen. Rond 2012 begon de zuid-zuidhandel
de noord-noordhandel in te halen. De handel tussen zuid en noord bleef
al die decennia relatief stabiel op iets minder dan 20 procent van het
mondiale handelsvolume.3 Hoe is het mogelijk dat in ongeveer dertig
jaar de zuid-zuidhandel driemaal in omvang toenam? Het antwoord is
simpel: door China. Alleen al met sub-Sahara-Afrika steeg volgens het

25
Human development report van de VN uit 2013 China’s handel van 1
naar 140 miljard dollar in 2013.

Als gevolg van deze geopolitieke veranderingen staat de liberale


wereldorde onder druk en kunnen Russische en Chinese leiders
zelfbewuster, assertiever en openlijk antiwesters zijn.
Denk niet dat hierover geen overeenstemming bestaat tussen westerse,
Chinese en Russische analyses. Overal waar ik kom, wordt op dezelfde
wijze tegen de mondiale ontwikkelingen aangekeken. Zo bereidde ik mij
in juni 2018 voor op een speech die ik in Moskou moest geven tijdens
een door de Doema georganiseerde conferentie. Het ‘analytische
materiaal’ dat de deelnemers vooraf kregen toegestuurd, zou ook
geschreven kunnen zijn door een medewerker van mijn instituut of de
universiteit waaraan ik verbonden ben. De geopolitieke veranderingen in
de richting van een multipolaire wereld werden goed beschreven en geen

26
enkel controversieel onderwerp, inclusief de verspreiding van nepnieuws
en de vrijheid van meningsuiting, werd geschuwd. De auteurs maakten
gebruik van dezelfde, veelal westerse bronnen.4
Als ik met mijn collega’s in andere landen spreek, zijn we het snel
eens. Het grote verschil zit in de kwalificatie die aan de opkomst van
zich ontwikkelende economieën en de relatieve neergang van het Westen
wordt gegeven. Daarmee krijgt de discussie een politieke lading. Mijn
collega’s vinden het goed dat het Westen eindelijk zijn machtspositie
kwijtraakt, zodat de ontsporingen van de huidige wereldorde ongedaan
kunnen worden gemaakt. Ik sta aan de verliezende kant en ben niet zo
enthousiast over wat ons te wachten staat.

Uit de volgende grafiek blijkt dat het proces van de relatieve westerse
verzwakking, dat zo goed in het Russische rapport werd beschreven, al
geruime tijd aan de gang is. Uit de grafiek blijkt tevens hoe snel de
economische machtsverschuivingen gaan.5

Uit deze grafiek blijkt ook dat China gedurende de negentiende eeuw
verreweg de grootste economie van de wereld was. De neergang daarna
heeft een belangrijk psychologisch effect gehad op China zelf, zeker

27
omdat het Westen daarvoor verantwoordelijk werd gehouden. Voor de
Chinese leiders gaat het daarom niet om de opkomst van China, maar om
de wederopstanding van het land en het terugwinnen van zijn
rechtmatige positie op het wereldtoneel. Wie China bezoekt, merkt dat
dit psychologische effect goed merkbaar is. Er hangt een sfeer van
overwinning en men heeft een mentaliteit van optimisme en doorpakken,
wat niet verwonderlijk is in een land dat zo snel verandert en zich zo snel
weet op te werken tot een supermacht.

Verschuivende wereldordes
Tot 1990 bestond de wereld uit drie kampen met verschillende visies op
de wereldorde: het kapitalistische, door Amerika geleide kamp, het
communistische kamp onder leiding van de Sovjet-Unie, en een aantal
niet-gebonden landen. Het communisme bleek geen lang leven
beschoren. In 1989 stortte het verrotte Sovjetsysteem ineen toen de muur
die Oost- en West-Berlijn scheidde en de symbolische grens vormde
tussen de beide kampen werd neergehaald. Snel daarna vielen in rap
tempo de communistische regimes die de afgelopen decennia in Oost-
Europa de dienst hadden uitgemaakt. In 1991 stortte de Sovjet-Unie zelf
in. Het werd toen duidelijk dat de belofte van een arbeidersparadijs niet
kon worden nagekomen door achterlopende economische groei en een
goed voor zichzelf zorgende communistische elite. Het communistische
experiment begon met de Russische Revolutie van 1918, toen een einde
werd gemaakt aan het tsaristische Rusland, dat geleidelijk plaatsmaakte
voor een communistische dictatuur. De communistische wereld bleef niet
meer dan een jaar of veertig overeind; de Sovjet-Unie zelf ongeveer
zestig jaar. Achteraf bleken het niet meer dan rimpelingen in de
geschiedenis. Nergens werd dat beter zichtbaar dan in landen waar
traditionele families hun posities weer geheel of gedeeltelijk innamen. In
Bulgarije werd ex-koning Simeon premier en in Roemenië werd ex-
koning Michael het geweten van de natie. In Tsjechië kregen adellijke
families als Lobkovic en Schwartzenberg hun bezittingen terug. Karl
Schwartzenberg, de man die een belangrijke rol op de achtergrond
speelde bij het organiseren van de anticommunistische opstand van 1968
die bekendstond als de Praagse Lente, pakte de traditionele leidende rol

28
van zijn familie op en werd minister van Buitenlandse Zaken onder
president Havel. In 2013 deed hij een gooi naar het presidentschap. Ook
dat was een logische stap. De president van Tsjechië heeft weinig
werkelijke macht, maar veel moreel gezag. Precies dat had Havel, en
precies dat wilde ook Schwartzenberg in het ambt leggen. Hij had weinig
op met populisme. Daarom was het voor hem zo tragisch dat hij juist
door de populistische Miloš Zeman werd verslagen.
Ook Rusland greep terug naar het verleden. Dat was te zien aan het
wapen van Rusland, met zijn gekroonde dubbele adelaar en andere
symbolen van de monarchie als de scepter en de rijksappel. Na mislukte
democratie-experimenten onder de eerste president van Rusland, Boris
Jeltsin, vonden de Russen dat het weer tijd werd voor een sterke man.
Dat werd Vladimir Poetin, die het land economisch vooruithielp en
Rusland zijn zelfbewustzijn teruggaf. Maar uiteindelijk regeerde hij als
een tsaar. In 2018 wist hij voor een vierde termijn gekozen te worden.
Onder het communisme werd de religie afgeschaft, maar na de val van
de Sovjet-Unie volgde snel eerherstel voor de orthodoxe kerk. De kerk
werd wederom een bindende kracht, met nauwe politieke relaties met het
centrum van de macht in het Kremlin. Hoe ver de restauratie van de
orthodoxe kerk ging, bleek wel uit de herbouw van de Christus
Verlosserkathedraal niet ver van het Kremlin. Deze werd in de jaren
dertig door de communisten gesloopt om plaats te maken voor een ruim
vierhonderd meter hoog Paleis van de Sovjets. Dat bouwwerk kwam er
nooit, omdat de ondergrond ongeschikt was. Vervolgens werd er een
zwembad gebouwd. Iets dergelijks gebeurde ook in Berlijn. Hier werd
het foeilelijke gebouw van het centraal comité van de communistische
partij van de DDR neergehaald en vervangen door een replica van een
koninklijk paleis. In veel landen in Midden- en Oost-Europa werd dus de
middelvinger naar het communisme opgestoken. Het lijken
onbeduidende incidenten, maar de symbolische waarde voor de
betrokken landen was groot.

Naast de communistische wereld bestond tijdens de Koude Oorlog een


groep landen die hun eigen plan trokken. Op initiatief van Egypte, India,
Indonesië en Joegoslavië werd in 1961 de organisatie van niet-gebonden

29
landen opgericht. Deze landen wilden zich niet aansluiten bij de twee
grote ideologische blokken, maar streefden naar onafhankelijkheid en
waren tegen het kolonialisme en imperialisme. De organisatie bestaat
nog steeds en heeft inmiddels 120 leden. Na de Koude Oorlog vielen de
ideologische tegenstellingen echter weg en was ongebondenheid niet
langer een werkzaam concept. Datzelfde gold voor neutraliteit. Daarom
is het niet verwonderlijk dat de organisatie zich nu richt op het op elkaar
afstemmen van standpunten ten behoeve van de besluitvorming in
internationale organisaties, zoals de VN.
Na de ondergang van het communisme werd ook niet-gebondenheid
irrelevant en bleef alleen het Amerikaanse kamp overeind. Dit werd
gezien als het bewijs van de superioriteit van de westerse wereldorde.
Het was dus niet verwonderlijk dat de Amerikaanse denker Francis
Fukuyama constateerde dat het einde van de geschiedenis was
aangebroken. In zijn veel geciteerde The end of history betoogde hij dat
met de val van het communisme de westerse visie op de wereldorde van
democratie, vrijheid en kapitalisme definitief had gewonnen en dat de
aantrekkingskracht ervan zo groot was dat dit nu een universeel model
was geworden. Die conclusie leek gerechtvaardigd nu het communisme
als richtinggevende ideologie had afgedaan, de Sovjet-Unie in chaos was
weggezakt, niet-gebondenheid haar betekenis had verloren en China
onder Deng Xiaoping nog maar net de luiken naar de buitenwereld had
opengezet. De verwachting was dat China zich, door economische
vooruitgang, uiteindelijk zou ontwikkelen als een staat naar westers
voorbeeld. Dat bleek een faliekante inschattingsfout.
Je zou kunnen denken dat door de opkomst van China het
communisme alsnog de wereldorde zal bepalen. Op het eerste gezicht
lijkt het land inderdaad communistisch. Er zijn naar goed
Sovjetvoorbeeld een politbureau en een centraal comité; in de Grote Hal
van het Volk komt het ‘parlement’ bijeen, dat niet meer dan een
applausmachine is; in redevoeringen spreken de Chinese leiders, net als
hun vroegere tegenhangers in de Sovjet-Unie, voortdurend over
‘socialisme’ en ‘democratie’, maar dan wel met Chinese
karakteristieken. Van socialisme is sprake omdat alles wat de leiders
zeggen te doen voor en in naam van het volk geschiedt. Van democratie

30
is sprake omdat de benoeming van de belangrijkste leiders door het
Nationaal Volkscongres wordt bekrachtigd. Tot slot ontbreken de typisch
communistische symbolen als hamer, sikkel en rode ster niet.
Maar wie China bezoekt, ziet geen communistische staat. Het land is
inmiddels een van de grootste exportmarkten voor Ferrari. Dat is niet
verbazingwekkend als je bedenkt dat het aantal Chinezen met minimaal
10 miljoen yuan op de bank (ruim 1 miljoen euro) tussen 2006 en 2016
steeg van 180.000 naar 1,6 miljoen. Bovendien lijkt de wijze waarop de
communistische leiders heersen sterk op de manier waarop de keizers dat
deden. Ze regeren op autocratische wijze vanuit de Zhongnanhai, de
oude keizerlijke tuin naast de Verboden Stad, en steunen op een
omvangrijke bureaucratie. Feitelijk is China alleen communistisch in
naam.

China is een oeroude, op zichzelf staande beschaving met een eigen


confuciaanse traditie, die gemengd wordt met tamelijk rauw
staatskapitalisme en leiders die sterk denken in termen van hiërarchie en
uitverkorenheid. Er is sprake van een typisch Chinees model van
autocratie en staatskapitalisme. Er ligt grote nadruk op soevereiniteit en
een eigen pad naar groei, welvaart en stabiliteit. Inmenging door
buitenstaanders in de interne aangelegenheden van China wordt niet
getolereerd. Dit model, ook wel de Beijing-consensus genoemd, zou een
alternatief kunnen zijn voor de Washington-consensus. Daarover later
meer.

De opmars van het Westen


Sinds de ontdekkingsreizen van Columbus hebben wij als westerlingen
ons stempel op de wereldgeschiedenis gedrukt. We zijn daarom al snel
geneigd om van een westerse wereldorde te spreken, terwijl grote delen
van de wereld daar heel anders tegen aankijken. Ons wereldbeeld is de
afgelopen eeuwen gevormd door de ongebreidelde macht van eerst
Groot-Brittannië en vervolgens de Verenigde Staten. Daarom kunnen wij
ons geen voorstelling maken van een wereld die niet door ons, maar door
een land als China, met een geheel andere cultuur, wordt gedomineerd.
En dan gaat het ook nog om een land dat we als een ontwikkelingsland

31
zagen, maar dat ooit een grootmacht was en zich door het Westen
vernederd voelt, en nu weer zijn rechtmatige plek onder de zon wil
innemen.
De Britse macht ontstond halverwege de zeventiende eeuw. Met de
executie van Karel I in 1649 werd een periode van burgeroorlogen
afgesloten. Er werd een gecentraliseerde staat gesticht met een
professionele bureaucratie en professionele politici die effectief
belastingen en importheffingen konden opleggen. Dit maakte het
mogelijk om binnen enkele jaren een marine van wereldklasse uit de
grond te stampen. Met de bestijging van de Britse troon door de
Nederlandse stadhouder Willem III in 1689 werd een naar Nederlands
model georganiseerd financieel systeem geïntroduceerd waardoor de
regering op grote schaal kon lenen. Daarmee werd de basis gelegd voor
de Britse macht, waarmee allereerst de rust in eigen land kon worden
verzekerd, vervolgens de oorlogen tegen de continentale machten
werden gevoerd en uiteindelijk een wereldrijk kon worden gesticht.
De ontwikkeling van dat wereldrijk kwam daarna nog meer in een
stroomversnelling door de industriële revolutie: in het begin van de
negentiende eeuw ontwikkelde de agrarische plattelandssamenleving
zich in hoog tempo tot een stedelijke, industriële samenleving. De
opkomende ijzer- en textielindustrie joegen die ontwikkeling aan. Dit
maakte het ook mogelijk om een geavanceerde krijgsmacht te
ontwikkelen. Vanaf het begin van de achttiende eeuw was de Royal Navy
de belangrijkste marine ter wereld, waardoor de Britse macht een
ongekende hoogte kon bereiken.
Met de uitvinding van de stoommachine in 1705 gaven Thomas
Newcomen en Thomas Savery de eerste aanzet tot de industriële
revolutie. Maar men had op dat moment nog niet in de gaten wat de
gevolgen van deze ontdekking zouden kunnen zijn. Men wist toen ook
nog niet dat de industriële revolutie de belangrijkste drijfveer voor
geopolitieke verandering zou worden. De industriële revolutie zorgde
ervoor dat Groot-Brittannië de belangrijkste macht op aarde werd en
legde de basis voor de huidige wereldorde, waarover in hoofdstuk 2
meer.

32
Rond 1900 begon de invloed van Groot-Brittannië te tanen en
verschoof de macht binnen enkele decennia naar de Verenigde Staten.
Het moment van dit Britse machtsverval is goed te markeren. In 1901
wisten de Britten ternauwernood de Boerenoorlog te winnen in wat nu
Zuid-Afrika is. Het kwam als een schok dat het meest geavanceerde
leger van de wereld slechts met veel bloed, zweet en tranen de slecht
bewapende Boeren of vrijheidsstrijders kon verslaan.
Feitelijk verschoof de macht echter al vanaf 1870 langzaam naar
Amerika. Het was een tijd van nieuwe uitvindingen, die het leven
ingrijpend zouden veranderen, zoals de verbrandingsmotor, de telefoon,
de gloeilamp en de fonograaf. Maar het was vooral de tweede industriële
revolutie waarin elektriciteit de massaproductie mogelijk maakte die
Amerika vleugels gaf. De Amerikanen werden de kampioen van de
massaproductie, met een iconische industrieel als Henry Ford als
onbetwist symbool.

Na 1945 was het echt gedaan met het Britse Rijk. De dominions
Australië en Canada waren al weggedreven en overzeese gebiedsdelen in
Afrika en India kostten meer dan ze opleverden. En in de hele westerse
wereld stond de dekolonisatie op het punt van uitbreken. Zowel Winston
Churchill als Roosevelt was zich bewust van de afnemende Britse macht
en maakte zich op voor een soepele machtsverschuiving van Londen
naar Washington op een zodanige wijze dat ze er beiden beter van
zouden worden. Dit was de tijd waarin de special relationship tussen
beide landen vorm kreeg. Dat gebeurde aanvankelijk door middel van de
Land Lease Act, getekend op 11 maart 1941. Deze wet maakte het
mogelijk om defensiematerieel te leveren aan landen die voor de
veiligheid van de Verenigde Staten van belang waren. Zo konden de
Amerikanen tijdens de Tweede Wereldoorlog hulp aan de Britten leveren
zonder hun toen nog neutrale positie te hoeven opgeven. Hiermee werd
duidelijk hoe de kaarten lagen. Niet Groot-Brittannië, maar de Verenigde
Staten waren de dominante wereldmacht geworden. Overigens waren de
Britten tot en met 2006 bezig met afbetalen. Op 31 december van dat jaar
werd de laatste tranche van 83,3 miljoen dollar overgemaakt, waarna de
Britse minister van Economische Zaken de Amerikanen formeel
bedankte voor hun steun tijdens de oorlog.

33
De Verenigde Staten hadden na de Tweede Wereldoorlog de Britse
positie dus definitief overgenomen. Maar de Britten bleven invloedrijk.
In lijn met de special relationship begonnen de Amerikanen en de Britten
al tijdens de oorlog gezamenlijk aan de opbouw van de westerse liberale
wereldorde. Ondanks, of misschien wel dankzij de competitie met de
communistische wereldorde werd in hoog tempo een mondiaal
bouwwerk van instituties en internationaal recht uit de grond gestampt
dat de westerse machtsbasis werd. De opbouw van die orde ging gepaard
met een indrukwekkende economische groei die schraagde op een even
indrukwekkende technologische ontwikkeling. Het door de Sovjet-Unie
geleide antagonistische communistische blok was geen partij. Het liep
technologisch en economisch achter, en de enige redenen waarom de
Russen met hun Oost-Europese vazalstaten een machtsfactor waren
waarmee rekening moest worden gehouden, was dat de Sovjet-Unie lid
van de VN-Veiligheidsraad was en over kernwapens beschikte.
Tijdens de Koude Oorlog werd duidelijk dat het politieke systeem in
belangrijke mate bepalend was voor de snelheid waarmee de economie,
en daarmee de westerse macht, zich kon ontwikkelen. Democratie en
individuele vrijheid stimuleren initiatief, eigen verantwoordelijkheid en
technologische en sociale innovatie. Dit was in de Sovjet-Unie volledig
afwezig.
Door de derde industriële revolutie van informatie- en
communicatietechnologie, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw
begon, ontwikkelden de Verenigde Staten zich tot de enige supermacht
van de wereld. Het innovatieve vermogen dat de Amerikanen tijdens
deze periode ontwikkelden, vormde de basis voor een economische en
militaire macht die geen of weinig historische precedenten kende. De
vierde industriële revolutie, de datarevolutie, die momenteel op het punt
van uitbreken staat, bouwt hierop voort en gaat uit van
hyperconnectiviteit van mensen en apparaten via het Internet of Things
en 5G-netwerken, kwantumcomputers en machine learning, autonoom
vervoer, 3D-printing, robots, maar ook nieuwe technologieën zoals
nanotechnologie, biotechnologie en artificiële intelligentie (AI). Tussen
2045 en 2060 moet AI in staat zijn om de meeste menselijke taken over

34
te nemen. Deze nieuwe industriële revolutie zal net als de voorgaande
industriële revoluties ons leven ingrijpend veranderen.
De hamvraag, die ik hoofdstuk 11 zal bespreken, is wie de vierde
industriële revolutie zal domineren. Zijn dat de Verenigde Staten of is het
China? Het antwoord op die vraag is bepalend voor onze toekomst.
Historisch gezien blijkt dat steeds het land dat het voortouw in een
industriële revolutie nam de spelbepaler in de wereld werd. Het feit dat
de westerse, liberale wereldorde door het Verenigde Koninkrijk en de
Verenigde Staten is vormgegeven, is het directe gevolg van de
technologische dominantie van deze landen. Technologie bepaalde de
sociale, economische en politieke structuren, die vervolgens werden
geëxporteerd naar gelijkgestemde landen in Europa en later naar landen
als Australië en Nieuw-Zeeland. Als deze historische ontwikkelingen iets
over de toekomst zeggen, dan zal de toekomstige wereldorde de uitkomst
zijn van een strijd tussen de Verenigde Staten en China, die beide hard
inzetten op nieuwe technologieën.
Het democratische systeem lijkt op het eerste gezicht niet het juiste
instrument te zijn om deze strijd te winnen. Door het ontbreken van grote
mondiale uitdagingen zijn de westerse leiders zich steeds meer gaan
richten op kortetermijnsuccessen. Daarmee konden ze mogelijk de
volgende verkiezingen winnen, maar geen echte visie ontwikkelen. Dan
is het niet raar dat veel mensen in de westerse wereld apathisch naar de
grote mondiale veranderingen staren, verbijsterd over de dynamiek die
zich overal, behalve in de Oude Wereld, lijkt te voltrekken. Ze zien met
een mengeling van vreugde en zorg een supermacht die niet wil leiden en
de opkomst van rechts-nationalistische populisten die willen terugkeren
naar een geïdealiseerd verleden. Hun apathie is het directe gevolg van de
snelle en grote mondiale veranderingen. Die maken onzeker, omdat ze
leiden tot het gevoel dat elke controle over de gebeurtenissen is
verdwenen en een welvarende en veilige samenleving, met een
duidelijke eigen identiteit, niet langer een vaststaand gegeven is.
De mondiale strijd die nu gaande is, is er een tussen een
behoudzuchtig Westen en een dynamisch China, waarbij het Westen
alleen overeind kan blijven als het radicaal van koers verandert. Er is een
grote kans dat China de wereldorde zal bepalen, omdat het de

35
technologische race gaat winnen. Maar laten we eerst kijken wat er voor
ons westerlingen op het spel staat.

36
2
De westerse wereldorde

Elk jaar reist begin januari een selecte groep politici en deskundigen op
uitnodiging van de regering van Litouwen naar het besneeuwde Trakaj
voor een discussie over internationale veiligheid. Traditiegetrouw wordt
eerst een bezoek aan het presidentieel paleis in Vilnius gebracht voor een
gedachtewisseling met de president. Tijdens deze snow meeting bestaat,
net zoals bij andere internationale conferenties, een onuitgesproken
hiërarchie die de machtsverhoudingen in de wereld reflecteert. Maar de
bijeenkomst van 2017 was anders. De Britten worstelden met de brexit
en de Amerikanen hadden Trump gekozen. Voor het eerst maakte ik mee
dat de vertegenwoordigers van deze landen zich op de achtergrond
hielden en zich verontschuldigden voor hun eigen kiezers, die volgens
hen aan de leiband liepen van populisten. Ik zag het verval van
leiderschap zich voor mijn ogen voltrekken. Mijn Amerikaanse en Britse
collega’s realiseerden zich dat er een historische omwenteling aan de
gang was met mogelijk grote gevolgen voor de – door hun voorgangers
gecreëerde – westerse liberale wereldorde.

De zegeningen van de huidige wereldorde


Zonder overdrijving kan worden geconstateerd dat de westerse liberale
orde heeft bijgedragen aan stabiliteit en welvaart in de wereld. Een blik
op de onderstaande grafiek zegt genoeg. De eerste industriële revolutie,
die in het begin van de negentiende eeuw letterlijk op stoom kwam, was
tevens het startsein voor de vrijwel onafgebroken groei van de welvaart
per hoofd van de bevolking. Het was de tijd waarin in Europa de
verzorgingsstaat opkwam en een vangnet voor minder bedeelden werd
gecreëerd.

37
De wereld werd ook veiliger. Nadat het aantal slachtoffers als gevolg van
oorlog en geweld eeuwenlang relatief constant was gebleven en de eerste
helft van de twintigste eeuw de dodelijkste periode ooit was, was de tijd
na de Tweede Wereldoorlog de vreedzaamste ooit. Ondanks alle
verschrikkingen die zich in het Midden-Oosten voltrokken, duurt die
situatie voort tot op de dag van vandaag. In Europa werden na de Tweede
Wereldoorlog integratie en overdracht van soevereiniteit aan een
autoriteit in Brussel als een probaat middel beschouwd om een einde aan
oorlogen te maken. Via de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
(EGKS), die de herbewapening van Duitsland belette, kwam uiteindelijk
de huidige Europese Unie tot stand. Als vredesproject was de Europese
integratie een ongeëvenaard succes. In de rest van de wereld werden
grenzen erkend en werd landjepik iets van voorbije tijden.

38
Dat de wereld een betere plaats is geworden, blijkt bijvoorbeeld ook uit
het succes van de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties.1
De levensstandaard in het armste deel van de wereld is de afgelopen
decennia spectaculair toegenomen. In september 2000 ondertekenden de
staatshoofden en regeringsleiders van 189 landen een verklaring waarin
zij zich verplichtten doelstellingen te behalen gericht op vermindering
van de armoede in de wereld. In 1990 moest ongeveer de helft van de
bevolking in ontwikkelingslanden van 1,25 dollar per dag rondkomen; in
2015 was dat nog 14 procent. Het aantal kinderen dat naar school kon,
steeg van 83 procent in 2000 naar 91 procent in 2015. De kindersterfte
nam tussen 1990 en 2015 af van 90 tot 43 doden per duizend geboortes
en de officiële ontwikkelingshulp steeg tussen 2000 en 2015 met 66
procent.
In zijn kritiek op het Westen schrijft de Singaporese oud-diplomaat en
denker Kishore Mahbubani deze positieve ontwikkelingen volledig op
het conto van het Westen. Het grootste cadeau dat het Westen de wereld
heeft gegeven, is volgens hem ‘de macht van de rede’, de mogelijkheid

39
om een complex vraagstuk op een logische manier door te denken.2
Uiteindelijk waren het de westerse wetenschap en technologie die met
hun uitvinding van medicijnen, spoorwegen en mobiele telefoons eerst
het Westen en vervolgens de rest van de wereld op een hoger plan
hebben gebracht. Dat gebeurde gedurende de afgelopen twee eeuwen,
die niet toevallig samenvielen met de industriële revoluties in het Westen
en de neergang van India en China.
Maar in hoeverre is er echt sprake van een westerse liberale
wereldorde? Die vraag is alleen te beantwoorden als we kijken naar de
afzonderlijke woorden ‘westers’, ‘liberaal’, ‘wereld’ en ‘orde’.

Wat is ‘westers’?
Geografisch bezien is ‘het Westen’ van oudsher het westelijke deel van
Europa. Het bestaat uit een aantal cultureel en etnisch verwante staten en
heeft in de loop van de eeuwen andere staten aan zich weten te binden.
De wortels van het Westen liggen diep. Als we van een religieus-
cultureel-filosofische benadering uitgaan, dan is het Westen gegrondvest
op het christendom. Het idee van ‘het Westen’ ten opzichte van ‘het
Oosten’ ontstond rond het jaar 500, toen het West-Romeinse Rijk ten
onder ging en het Oost-Romeinse Rijk zich verder ontwikkelde. Na de
val van het West-Romeinse Rijk volgden eeuwen van neergang, waarna
geleidelijk een culturele, wetenschappelijke en politieke opleving
ontstond. De renaissance, de verlichting, de industriële en
wetenschappelijke revoluties, het kolonialisme en het imperialisme
vormden de basis van wat we nu in culturele, religieuze en politieke zin
als het Westen beschouwen, met typische kenmerken zoals democratie,
pluralisme, recht, humaniteit, gelijkheid, vrijheid, emancipatie,
vooruitgangsdenken, geloof in technologie, en een belangrijke rol voor
de middenklasse.
Religieus en cultureel wordt dit ook wel de ‘westerse beschaving’ of
de ‘westerse traditie’ genoemd. Feitelijk werd het westelijke deel van
Europa dat deze ontwikkeling doormaakte gezien als de bakermat van de
westerse beschaving. In het oosten van Europa bleef na de val van het
Romeinse Rijk het Oost-Romeinse Rijk nog eeuwen intact, totdat door
het schisma van 1054 Europa definitief uiteenviel in een oosters-

40
orthodox en een katholiek gebied. Omdat de oosters-orthodoxe kerk ook
christelijk is, wordt Oost-Europa cultureel en religieus tot het Westen
gerekend, ook al kende dit deel van Europa een andere ontwikkeling.
Oost-Europa bleef tot diep in de twintigste eeuw feodaal en agrarisch,
terwijl het westen zich stormachtig moderniseerde.
Dit alles past in het beeld dat door de Amerikaanse politicoloog
Samuel P. Huntington werd geschetst. Hij betoogde in zijn Clash of
civilizations dat die culturele verdeling van Europa nooit weg is geweest.
Tijdens de Koude Oorlog waren de landen van de oosterse orthodoxie
sterk verbonden met Rusland, terwijl de katholieke en protestantse
landen zich door de Verenigde Staten lieten leiden. Huntington verklaart
de voortdurende fricties tussen Rusland en het Westen dus vanuit
cultureel perspectief. Hij voorspelde dat de wereld in de toekomst niet op
grond van economische beginselen, maar op basis van religieuze en
politieke ideologieën zou worden geordend. De consequenties daarvan
zijn verstrekkend. Over economische verschillen is altijd wel een
vergelijk te treffen; over religieuze en politieke ideologische
overtuigingen niet. Hier botsen waardesystemen die niet-
onderhandelbaar zijn.
Tegenwoordig wordt het Westen steeds meer gedefinieerd in
geopolitieke termen, dus in termen van gelijkgestemde landen. Ook dat
is niet nieuw. De Britse geograaf Halford Mackinder deed dat al in het
begin van de twintigste eeuw. In zijn beroemde boek Democratic ideas
and reality (1919) verdiepte hij zijn zogenoemde hartlandtheorie uit
1904, waarin hij geografie met de macht van staten verbond. Hij
verdeelde Europa in een maritiem en een continentaal deel, waarbij de
noord-zuidscheidslijn het huidige Duitsland in tweeën deelt, Zwitserland
en Italië bij het maritieme Europa horen en de oude Donaumonarchie en
het Ottomaanse Rijk bij het continentale Europa ofwel Oost-Europa
behoren. Het is ruwweg de hiervoor beschreven religieus-culturele
deling van Europa.
Oost-Europa zag Mackinder als het hartland. Volgens hem zou degene
die het continentale Europa beheerst het hartland beheersen; wie het
hartland beheerst, beheerst het wereldeiland dat uit Eurazië bestaat; en
wie het wereldeiland beheerst, beheerst de wereld. Mackinder

41
concludeerde dat de macht van het Britse Rijk het gevolg was van zijn
maritieme macht, en dat die uiteindelijk leidde tot Britannia rules the
waves. Hij concludeerde echter ook dat door betere verbindingen over
land een continentale mogendheid als Rusland machtiger zou kunnen
worden. De revolutie die de stoomtrein en later de auto veroorzaakte,
zou dat mogelijk maken.
Mackinders strijd om het hartland gaat feitelijk tot op de dag van
vandaag door. Tijdens de Koude Oorlog werd het continentale Europa
door de Sovjet-Unie beheerst, en na de ineenstorting ervan door de
maritieme landen onder aanvoering van de Verenigde Staten. Dit heeft
op zich weinig te maken met de door Mackinder voorziene
vervoersrevolutie, maar veel meer met de economische, en daarmee
militaire en politieke macht van dominante spelers: het westerse
maritieme blok versus de Sovjet-Unie, later Rusland.
Zo bezien is het dus geen wonder dat de uitbreiding van de NAVO en
van de Europese Unie door Rusland wordt gezien als regelrechte
westerse bedreiging van hun machtspositie. Het Kremlin streeft daarom
naar een Euraziatische Unie en China tracht invloed in het hele
wereldeiland te krijgen.
Een moderne geopolitieke interpretatie van het begrip ‘Westen’ zou
zijn: de landen met een christelijke cultuur die in de loop van de eeuwen
delen van de wereld aan zich hebben weten te binden, onder meer via de
vestiging van kolonies. Inmiddels bestaat de westerse wereld cultureel
gezien uit de Verenigde Staten en Canada, de Europese leden van de
NAVO en de EU, Israël, Australië en Nieuw-Zeeland. Aziatische landen
als Japan en Zuid-Korea maken geen deel uit van het ‘het Westen’ in
culturele en religieuze zin, maar kunnen wel tot het westerse kamp
worden gerekend. Dat geldt ook voor sommige kolonies die eeuwenlang
op afstand stonden, maar hun kolonisatoren inmiddels ruimschoots
hebben ingehaald als het om inkomen per hoofd van de bevolking gaat.
Dit geldt voor vrijwel alle oliestaten in het Midden-Oosten, voor een
vergelijkbaar Aziatisch land als Brunei en voor een succesvolle
handelsnatie als Singapore. Sommige van deze landen kunnen, hoewel
ze in culturele en religieuze zin niet westers zijn, ook tot het westerse
kamp worden gerekend.

42
Kortom, wat ‘het Westen’ precies is, laat zich niet gemakkelijk
definiëren. Een werkbaar uitgangspunt is dat ‘westerse landen’ landen
zijn die de christelijke cultuur delen en dat er voorts landen zijn die tot
het westerse kamp kunnen worden gerekend. Die laatste groep bestaat uit
landen die, althans in theorie, een aantal fundamentele rechtstatelijke en
economische uitgangspunten met ons delen, maar cultureel en historisch
volstrekt geen raakvlakken met ons hoeven te hebben. Japan is daarvan
een goed voorbeeld.
Landen kunnen van kamp wisselen als ze daar politiek en economisch
voordeel bij kunnen hebben. Suriname, Venezuela en Brazilië, die
aanvankelijk tot het westerse kamp gerekend werden, voelden zich
steeds meer aangetrokken tot China. Ze waren vaak teleurgesteld in
westerse landen, die zich in hun ogen te veel bemoeiden met hun
binnenlandse aangelegenheden, zoals democratie en mensenrechten. De
Chinese leiders stelden dat soort vragen niet. Die wilden slechts
samenwerking.

Wat is ‘liberaal’?
De liberale politiek-maatschappelijke stroming komt voort uit de
verlichting van de achttiende eeuw. John Locke (1632-1704) wordt als
de grondlegger gezien. Locke ontwikkelde de gedachte van
volkssoevereiniteit. Dat is de idee dat een vorst of de regering de wil van
het volk moet vertolken. In zijn denken over het sociale contract
verwierp hij de gedachte dat de staat door God gegeven is en hij ging uit
van een impliciete of expliciete overeenkomst tussen volk en staat,
waarbij het volk zich aan wetten onderwerpt en de staat voor veiligheid
en bestaanszekerheid zorgt. In zijn Two treatises of government (1690)
werkte hij deze ideeën uit. Ook denkers als Hugo de Groot, Emanuel
Kant, John Stuart Mill, Thomas Hobbes, Adam Smith en Baruch Spinoza
hebben belangrijke bijdragen geleverd aan dit denken. Het liberalisme
omarmt de hiervoor genoemde typische kenmerken van het Westen,
zoals vrijheid en vooruitgang, is tegen te grote macht van Staat en Kerk
en vóór de bescherming van grondrechten van burgers.

43
Economisch gaan liberalen uit van een vrijemarkteconomie met zo
weinig mogelijk invloed van de staat. Feitelijk is het liberalisme een
rationele denkstroming. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het
vooruitgangsdenken, dat door de eerste industriële revolutie een enorme
impuls kreeg op wetenschappelijk, maatschappelijk en politiek gebied.
De Britse filosoof Adam Smith (1723-1790) gaf een belangrijke impuls
aan het liberale economische denken. Zijn An inquiry into the nature and
causes of the wealth of nations (1776) wordt gezien als het eerste
moderne werk in de economie. Daarmee werd Smith de grondlegger van
het klassieke economisch liberalisme. Smith ging ervan uit dat streven
naar het individuele belang ook het maatschappelijke belang diende,
zolang dat niet zou doorslaan in egoïsme. In The wealth of nations
introduceerde Smith het begrip invisible hand om aan te geven hoe door
middel van eigenbelang en marktwerking harmonie en welvaart zouden
kunnen ontstaan. Dit begrip werd vervolgens gekaapt door degenen die
een politiek van laisser-faire voorstaan: het volledig in vrijheid kunnen
ontwikkelen van de economie, zonder overheidsingrijpen.
Precies dit denken wordt momenteel flink bekritiseerd. De Chicago
School of Economics is een belangrijke exponent van het dominante
neoklassieke denken, met Nobelprijswinnaar Milton Friedman (1912-
2006) als meest invloedrijke theoreticus. Veel te kort samengevat gaat
het neoliberale denken ervan uit dat markten efficiënter functioneren dan
overheden en dat overheden zich niet moeten richten op het creëren van
vraag. Een kleine, terughoudende overheid dus. Nauw verbonden met dit
neoliberale denken is de Washington-consensus, een term die in 1989
door de econoom John Williamson werd gegeven aan een
tienpuntenprogramma dat bedoeld was om landen die door een
economische crisis waren getroffen er weer bovenop te helpen. Deze
punten werden omarmd door in Washington gevestigde instituten als de
Wereldbank en het IMF. Zij pleitten consequent voor
begrotingsdiscipline, een verbod op overheidssubsidies, stimuleren van
overheidsinvesteringen, belastinghervormingen, concurrerende
valutakoersen en handelsliberalisatie, afschaffing van
concurrentiebelemmerende regels en privatisering van staatseigendom.

44
Critici betoogden dat landen hierdoor de speelbal zouden worden van
andere landen, instellingen als het IMF en investeerders. Immers, de kern
van de aanbevelingen was het terugdringen van de rol van de staat en
uitbreiding van de rol van de markt. De discussie bereikte een voorlopig
hoogtepunt tijdens de Griekse crisis. Om het land van een faillissement
te redden werd het feitelijk door de Europese Unie en het IMF onder
curatele gesteld. Alleen als aan harde eisen zou worden voldaan, zouden
reddingspakketten worden vrijgegeven. Een van de grootste critici was
de Griekse econoom Yanis Varoufakis, die tijdens de crisis in 2015
minister van Financiën werd. Hij moest snel het veld ruimen toen
Griekenland onder druk van de noordelijke lidstaten van de Europese
Unie, het IMF en ‘de markt’ – die het vertrouwen in het land hadden
verloren – gedwongen werd aan alle eisen te voldoen. Dit voorval toont
aan dat ondanks protesten het economische liberalisme nog steeds de
dominante stroming is.

Wat is ‘wereld’?
Dit brengt mij op de term ‘wereld’ van de liberale orde. Wereld
suggereert universaliteit. In de ogen van westerlingen is er zonder twijfel
sprake van universaliteit, omdat het liberale denken door westerse
filosofen en denkers werd ontwikkeld en vervolgens als universeel
toepasbaar werd gezien. Dit was op zich een logische gedachte, omdat
westerse landen de wereld economisch domineerden en daarmee de
macht hadden om andere landen te dwingen hun visie te volgen.
Bovendien had het liberale denken de westerse landen rijk en machtig
gemaakt. Dan is de conclusie snel getrokken dat wat goed is voor het
Westen ook goed moet zijn voor de rest van de wereld. Om deze reden
werd in het Westen vaak gedacht dat als landen zoals China gaan
groeien, zij net zo zouden worden als wij. Maar dit was, zoals uit
hoofdstuk 7 blijkt, een illusie. China wordt rijk en machtig, maar heeft
tot de dag van vandaag zijn politieke en sociale systeem niet aangepast
aan het westerse model en heeft een eigen variant van het kapitalistische
systeem ontwikkeld. Er is bovendien geen enkele reden om te
veronderstellen dat een land met een optimistische kijk op de eigen

45
toekomst en 1,3 miljard inwoners zich zal spiegelen aan een deel van de
wereld dat hen heeft vernederd en bovendien in verval is.
Het lijkt er soms op dat westerse waarden inderdaad universeel zijn,
maar schijn bedriegt. Neem de Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens, die op 10 december 1948 door de Algemene Vergadering
werd aanvaard en sinds die tijd onderdeel is geworden van het
internationaal aanvaarde gewoonterecht. De commissie die het document
opstelde, bestond uit achttien leden, afkomstig uit verschillende landen
met verschillende religieuze en politieke overtuigingen.3 Maar het idee
was westers en de voorzitter van de groep, Eleanor Roosevelt (weduwe
van de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt), was er de
drijvende kracht achter. De Fransman René Cassin schreef de eerste
versie en de Libanees Charles Malik, de Chinees Peng Chung Chang en
de Canadese jurist en belangrijkste ambtelijke ondersteuner John
Humphrey legden gezamenlijk de basis voor de definitieve verklaring.
Interessant is dat Roosevelt in haar memoires schreef dat Peng Chung
Chang erop aandrong dat de verklaring niet alleen maar de westerse visie
zou vertegenwoordigen en dat de commissie er goed aan zou doen om de
grondslagen van het confucianisme te bestuderen. Hij was het die erop
aandrong dat de verklaring daadwerkelijk universeel zou zijn. Maar
Chang was geen doorsnee-Chinees. Hij had aan Amerikaanse
universiteiten gestudeerd, waaronder die van Columbia, en was volledig
ingebed in de Amerikaanse academische wereld. Zijn confuciaanse
inzichten kwamen volgens Humphrey goed van pas om hem te helpen
met het formuleren van complexe, politiek geladen teksten. Ook Malik
had aan Amerikaanse universiteiten gestudeerd en was niet onbekend
met de westerse denkwereld.
Dit wil niet zeggen dat de verklaring slechts de westerse visie weergaf,
maar wie de moeite neemt het document te lezen, moet constateren dat
het vooral westerse landen zijn die zich aan de verklaring houden. De
verklaring is gebaseerd op liberale beginselen en gaat uit van de ratio,
zoals direct al uit artikel 1 blijkt: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in
waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en
geweten.’ Alle vrijheden die vervolgens worden opgesomd, van de
vrijheid van meningsuiting tot de vrijheid van gedachte, geweten en

46
godsdienst, zijn typische verlichtingsidealen die kenmerkend zijn voor
westerse individualistische samenlevingen.

Wat is ‘orde’?
Orde duidt op structuur, gericht op het bevorderen van de internationale
veiligheid. In de internationale betrekkingen wordt die structuur bepaald
door het internationale recht, internationale instituties en internationaal
aanvaarde standaarden voor het gedrag van staten. Dat was precies wat
de Amerikanen en de Britten na de Tweede Wereldoorlog voor ogen
hadden. De aanzet tot die structuur was het Atlantische Handvest, dat op
14 augustus 1941 als gezamenlijke verklaring door de Britse premier
Winston Churchill en de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt
werd gepresenteerd. De gebeurtenis staat bekend als de conferentie van
Placentia Bay, Newfoundland, en vond in het geheim plaats. In de baai
was de kruiser USS Augusta voor anker gegaan, met aan boord
Roosevelt, zogenaamd op visvakantie. Hij wachtte op de komst van de
HMS Prince of Wales, met aan boord Churchill. Het handvest bevestigde
dat de Amerikanen de Britse oorlogsinspanningen steunden, iets wat
feitelijk al enkele maanden daarvoor duidelijk was geworden met de
ondertekening van de eerdergenoemde Land Lease Act. Het handvest is
echter historisch, omdat het de basis legde voor de naoorlogse
wereldorde. Deze werd gebaseerd op Brits-Amerikaans internationalisme
en samenwerking ter bevordering van de internationale veiligheid. Het
handvest bevatte uitgangspunten als het recht op zelfbeschikking, het
afbreken van handelsbarrières, mondiale economische samenwerking en
sociale verbetering, het vrije gebruik van de zee en territoriale
wijzigingen met instemming van de betreffende bevolkingen. De
bondgenoten van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk,
inclusief de Sovjet-Unie, aanvaardden het handvest tijdens een
bijeenkomst in Londen op 24 september 1941.
Het is niet verbazingwekkend dat er tegen het recht op zelfbeschikking
verzet was in Groot-Brittannië zelf, maar ook in de Sovjet-Unie en
Nederland. Voor deze landen vormde het Atlantische Handvest een
regelrechte bedreiging voor hun koloniale rijken. Churchill paste het
recht op zelfbeschikking selectief toe op door Duitsland bezette landen;

47
Roosevelt had een veel bredere interpretatie. Roosevelt wilde het spel
echter niet te hard spelen en aanvaardde dat de Britse koloniën niet onder
de clausule vielen, omdat de Britten bij de oorlog betrokken waren,
terwijl de Verenigde Staten nog geen besluit hadden genomen over
deelname aan de oorlog. Dat zou pas vier maanden later gebeuren. Na de
oorlog bleek het Atlantische Handvest overigens wel degelijk een
katalysator voor de dekolonisatie. Het was tevens de aanzet tot
internationale verdragen zoals de General Agreement on Tariffs and
Trade (GATT), die kort na de oorlog werd gesloten. Deze overeenkomst
reflecteerde de wens om de mondiale economische samenwerking te
bevorderen en invoerheffingen af te breken.
De tweede belangrijke impuls voor de vorming van de nieuwe
wereldorde was het akkoord van Bretton Woods uit 1944. De kern van
dat akkoord was dat de Amerikaanse dollar inwisselbaar was voor goud
tegen een vaste prijs. Vreemde valuta’s hadden een vaste wisselkoers ten
opzichte van de dollar. Daarmee werd de Amerikaanse dollar de
belangrijkste munt van de wereld, wat de machtspositie van de
Verenigde Staten bevestigde. Daarnaast werden het IMF en de
Wereldbank opgericht. Beide kregen Washington als vestigingsplaats.
Het IMF ging zich richten op internationale monetaire samenwerking, het
oplossen van financiële crises en kredietverlening aan schuldenlanden.
De Wereldbank werd het instituut voor ontwikkelingssamenwerking en
armoedebestrijding. Het systeem van Bretton Woods werd in de jaren
zeventig opgeheven, nadat de Amerikanen eenzijdig hadden besloten af
te zien van de goudstandaard. Het IMF en de Wereldbank spelen tot op de
dag van vandaag een sleutelrol in de mondiale economische
ontwikkeling.
Op economisch gebied zette Amerika verder de toon door aan te
dringen op een Europees loket voor de besteding van de Marshall-gelden
voor de wederopbouw van het naoorlogse Europa. Dat kwam er in 1947
onder de naam Organisatie voor Europese Economische Samenwerking
(OEES), die in 1961 werd omgevormd tot Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Van een exclusieve
Amerikaans-Europese organisatie groeide de OESO uiteindelijk uit tot
een club van 35 landen die de beginselen van de vrijemarkteconomie

48
omarmden. Later ontstond de Groep van 7 (G7), een
intergouvernementeel forum van de zeven rijkste westerse
industrielanden, dat zich ontwikkelde tot het directorium van het – op
westerse leest geschoeide – kapitalistische systeem.

In 1944 werden de Verenigde Naties opgericht als mondiale organisatie


voor internationaal recht, veiligheid, mensenrechten en culturele
ontwikkeling. Al tijdens de Arcadia-conferentie in Washington (eind
1941, begin 1942) namen de Britten en Amerikanen het besluit om een
verklaring op te stellen om de Verenigde Naties op te richten als
tegenwicht tegen de asmogendheden Duitsland, Italië en Japan. Hierbij
werd expliciet het Atlantische Handvest als leidraad genomen. De
verklaring werd op 1 januari 1942 ondertekend en werd ondersteund
door 26 landen. Tijdens een conferentie in Moskou in oktober 1943
ontstond het idee van een permanente organisatie, dat uiteindelijk tijdens
de conferentie van San Francisco in 1945 werd uitgewerkt tot een
concrete organisatie. De grondwet daarvan, het Handvest van de
Verenigde Naties, werd op 26 juni door vijftig landen getekend. De
overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog vormden de Veiligheidsraad
en de zetel werd New York.
De aanzet voor de totstandkoming van deze orde lijkt te zijn ingegeven
door idealisme, en tot op zekere hoogte was dat ook zo. Maar de
nuchtere werkelijkheid was dat deze orde alleen tot stand kon komen
doordat de trans-Atlantische wereld van Amerika en zijn Europese
bondgenoten verreweg het machtigste deel van de wereld vormden. Hun
economische ontwikkeling werd geschraagd door de technologische
vooruitgang en samen vormden zij de basis voor een ongebreidelde
militaire macht, waarmee grote delen van de wereld de door het Westen
zo gewenste orde werd opgelegd. Militaire samenwerking was daarvoor
essentieel. Tijdens de Koude Oorlog werd de NAVO opgericht als
verdediging tegen het door Moskou geleide Warschaupact. In Europa
zelf werkten de geallieerden militair samen in de West-Europese Unie
(WEU), die later in de huidige Europese Unie (EU) opging. De
Amerikanen sloten met hun bondgenoten in Azië talloze defensiepacten
af, waaronder een veiligheidsverdrag met Japan dat in 1951 in San

49
Francisco werd ondertekend. Dit web van allianties en verdragen was
onderdeel van de door Amerika geleide wereldorde, die niet alleen
gericht was op het scheppen van veiligheid en welvaart, maar ook op
verspreiding van de westerse waarden.
Volgens de Amerikaanse hoogleraar internationale betrekkingen
Stephen Krasner leidden al die internationale instituties, rechtsregels en
andere bindende en niet-bindende afspraken tot samenwerking en
stabiliteit. Er is een hegemoniale macht voor nodig om daadwerkelijk al
deze ‘regimes’ te kunnen opleggen.4 Zonder die ‘ordenende’ macht
regeert het recht van de sterkste. De Verenigde Staten waren de macht
die tijdens de Koude Oorlog zijn ‘regime’ aan de niet-communistische
wereld kon opleggen en na de Europese revolutie van 1990 ook aan de
rest van de wereld.
Kortom, tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de basis gelegd voor de
westerse liberale wereldorde, die pas na de ineenstorting van de Sovjet-
Unie werkelijk mondiale trekken leek te krijgen. Die wereldorde was
medeverantwoordelijk voor de ongekende welvaart en de veiligheid die
na de oorlog ontstonden. Daarnaast was er sprake van unieke
omstandigheden die verhinderden dat de grootmachten met elkaar in
oorlog kwamen. Tijdens de Koude Oorlog was de wereld stabiel omdat
de dreiging van een confrontatie met kernwapens een rem op al te drieste
avonturen van de NAVO en het Warschaupact zette. Conflicten tussen de
grootmachten bleven weliswaar uit, maar er vonden wel kleinschalige
conflicten over invloedssferen plaats. Voor Harvard-professor Graham
Allison is de macht van de Verenigde Staten zelfs de belangrijkste
verklaring van zeventig jaar vrede en voorspoed in de westerse wereld.5
De aantrekkelijke gedachte dat door het einde van de Koude Oorlog de
westerse liberale wereldorde definitief had gewonnen, verklaarde het
succes van Fukuyama’s boek. Maar in tegenstelling tot wat hij dacht,
bleken democratie, vrijheid en kapitalisme niet universeel. In
werkelijkheid bleek de westerse liberale wereldorde in strikte zin fictie,
omdat slechts een deel van de landen deze aanvaardde. Tijdens de Koude
Oorlog wezen de communistische en niet-gebonden landen de door het
Westen gepropageerde orde resoluut af; na de Koude Oorlog hebben
landen als China en Rusland deze orde nooit echt omarmd en hebben tal

50
van andere landen, puur uit opportunistische overwegingen, er slechts
lippendienst aan bewezen. Weliswaar hebben alle landen van de wereld
zitting in de Verenigde Naties, maar een kroonjuweel als de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens bleek als gevolg van het grote
aantal landen dat nadruk legt op collectieve rechten minder universeel
dan werd gepretendeerd. Dat geldt ook voor het liberalisme met zijn
idealen van vrijheid en democratie. Ook die idealen worden niet door de
hele wereld omarmd. Dat is overigens wel het geval voor het uit het
liberalisme voortgekomen kapitalisme, al is inmiddels wel duidelijk dat
landen als China, met hun concept van staatskapitalisme, hieraan een
geheel eigen invulling geven. Omdat de wereldorde door de machtigste
landen wordt bepaald, is het logisch dat die orde door opkomende landen
ter discussie wordt gesteld. Maar de eerste aanvallen kwamen niet van
Rusland of China, maar van binnenuit.

51
3
Weg met het Westen

De Veiligheidsconferentie van München is een komen en gaan van


staatshoofden, regeringsleiders, militairen en deskundigen. Zo’n
conferentie is een veiligheidsoperatie zonder weerga. In Nederland
hebben we de grote demonstraties tegen het globalisme en de NAVO
allang achter ons gelaten, maar in Duitsland zijn die nog springlevend.
Duizenden demonstranten maken gebruik van de vrijheid van
meningsuiting en het recht om te demonstreren. Ze willen duidelijk
maken dat globalisering slechts tot armoede leidt, de NAVO tot oorlog en
het Westen gelijkstaat aan uitbuiting. Als ik zulke demonstraties
meemaak, word ik met de neus op de feiten gedrukt. Je zou denken dat
iedereen blij is met de constatering van Mahbubani dat het Westen voor
een ongekende toename van de welvaart en veiligheid en een hogere
levensstandaard in de gehele wereld heeft gezorgd. Maar dat is niet zo.
Kennelijk is de westerse wereldorde niet voor iedereen een lichtend
voorbeeld.
Ook in de conferentiezaal werd openlijk getwijfeld aan de zegeningen
van de door het Westen gestichte wereldorde. Tijdens de
Veiligheidsconferentie van 2016, toen de spanningen na de Russische
annexatie van de Krim hoog waren opgelopen, liet de Russische
president Poetin zich laatdunkend uit over de verdeeldheid van het
Westen. Fu Jing, de voorzitter van de defensiecommissie van het Chinese
Volkscongres, stelde dat haar land de internationale orde wel degelijk
respecteerde. Let wel: ze had het niet over de wereldorde, maar over het
VN-systeem waarin China een belangrijke rol speelde. De wereldorde
zelf, die ze een westers construct vond, verwierp ze.
De kritiek op het Westen is elke keer dezelfde: jullie meten met twee
maten, jullie hebben dubbele agenda’s en jullie verpakken keiharde
machtspolitiek en agressie in mooie woorden als vrijheid en democratie.
Vaak volgt dan de kwalificatie ‘hypocriet’. Dergelijke reacties maken het
lastig om westerse keuzen aan niet-westerlingen uit te leggen. Dat bleek

52
mij tijdens een bezoek aan Kazachstan. Na de NAVO-interventie in
Kosovo in 1999 trachtte ik deze oorlog uit te leggen aan studenten van
het instituut voor diplomatie in dat land. De Kosovo-oorlog was, in de
woorden van de Britse premier Tony Blair, de eerste humanitaire
interventie uit de geschiedenis. Het doel van het ingrijpen was volgens
hem duidelijk: het voorkomen van verdere escalatie van een humanitaire
tragedie die door de Servische president Slobodan Milošević was
aangericht. Maar mijn gesprekspartners waren niet van het idee af te
brengen dat de oorlog slechts tot doel had om Kosovo als onafhankelijk
prowesters land van Servië af te splitsen. Uiteindelijk was dat ook wat er
gebeurde. Door dit soort militaire acties zijn de doelstellingen van het
westerse beleid inderdaad lastig uit te leggen. Dat dit de twijfel over het
Westen aanwakkert, is verklaarbaar. Dat die uiteindelijk omslaat in
antiwesterse gevoelens ook.
Opmerkelijk genoeg kwam het eerste verzet tegen westerse
wereldorde niet van Chinezen of Russen, maar van de westerlingen zelf.
De schok was enorm toen in 1999 tijdens de ministeriële bijeenkomst
van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Seattle de antiglobalisten zo
hard tekeergingen dat de situatie compleet uit de hand liep. Vier dagen
lang vond er een veldslag plaats tussen de politie en demonstranten die
zijn weerga niet kende. Vensters sneuvelden, winkels werden
geplunderd. Seattle kwam tot stilstand en de conferentie werd
geblokkeerd. Op zich waren de protesten niets nieuws. Voorproefjes van
dit grootschalige protest waren er al geweest vanaf 1995. Of het nu ging
om een vergadering van de groep van de zeven rijkste industrielanden,
de G7, die samen met Rusland ook als G8 bijeenkwam, of om
bijeenkomsten van het IMF en de Wereldbank, elke keer liepen de
gemoederen steeds hoger op. Maar als gevolg van de gebeurtenissen in
Seattle verliep vervolgens geen enkele top van de typische instituties die
de liberale wereldorde had voortgebracht meer normaal. De bijeenkomst
van de G8 in Genua in 2001 ontaardde in een veldslag tussen de
autoriteiten en antiglobalisten die protesteerden tegen het westerse
imperialisme en degenen die ‘de touwtjes’ in handen hadden. Het waren
protesten tegen de – in hun ogen – uitwassen van de liberale orde. Die
orde leidde volgens de demonstranten tot een kapitalisme dat ontaard

53
was in een allesverwoestend neoliberalisme, cynische multinationals, de
mensheid bedreigende milieuvervuiling, verwoesting van de nationale
identiteit en soevereiniteit, een schrijnende sociale ongelijkheid, armoede
en werkloosheid. Internationale instituties zoals de Wereldbank, de G7,
later de G8, en de G20 waren daar het symbool van. In de ogen van de
antiglobalisten kwamen in Davos elk voorjaar de grote graaiers bijeen en
in München de vertegenwoordigers van het militair-industrieel complex.

De weifelende Oost-Europeanen
Maar als het allemaal zo dramatisch gesteld was met de globalisering,
dan kun je je afvragen waarom al die vroegere lidstaten van het
voormalige, door de Sovjet-Unie gedomineerde Warschaupact zich na
het einde van de Koude Oorlog zo snel mogelijk bij de westerse wereld
wilden aansluiten. Ze werden gedwongen hun economieën en
krijgsmachten te hervormen en bleven de gezamenlijke geschiedenis,
cultuur en waarden met de lidstaten van de NAVO en de Europese Unie
maar benadrukken. De jaren negentig van de vorige eeuw waren jaren
van hoop. Ik merkte dat toen ik als defensiemedewerker een rolletje
kreeg in het helpen van Midden- en Oost-Europese landen bij het
transformeren van hun krijgsmachten en het bijbrengen van ideeën over
democratische controle over die krijgsmacht. Ik zag hoe de officieren
van de voormalige legers van het Warschaupact in een identiteitscrisis
raakten omdat ze binnen een paar maanden van bondgenootschap
moesten wisselen. We vergaderden in zalen waar haastig opgehangen
gordijnen de socialistisch-realistische wandschilderingen aan het zicht
onttrokken die boeren, arbeiders en militairen verheerlijkten. Tijdens de
zogenoemde doctrineseminars van de toenmalige Conferentie voor
Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE) in Wenen luisterde ik
naar de hoogste militairen van de NAVO en van het inmiddels ter ziele
gegane Warschaupact. Zij trachtten elkaar ervan te overtuigen hoe
vredelievend hun krijgsmachten waren. Van de landen die zich uit het
Warschaupact hadden losgerukt, kwam weinig. Maar de spanning was te
snijden als de Russen spraken. Die waren nog duidelijk van de oude
stempel en konden niet wennen aan de nieuwe realiteit. Alle aanwezigen

54
behalve de Russen geloofden echter stellig dat de ondergang van het
Warschaupact een stap was op weg naar vrijheid, welvaart en veiligheid.
Veel leiders beschreven het lidmaatschap van de Europese Unie en de
NAVO dan ook als thuiskomen. De voormalige Poolse premier, minister
van Buitenlandse Zaken en parlementsvoorzitter Wlodzimierz
Cimoszewicz meende dat door tot de NAVO toe te treden, en daarmee tot
de familie van democratische landen, zijn land duidelijk maakte dat het
de Europese erfenis van een gezamenlijke cultuur met waarden als
individuele vrijheid en rechtsorde omarmde.1 In 1993 riep president
Vaclav Havel, in de aanloop naar de toetreding van Tsjechië tot de NAVO,
op om de voormalige communistische landen, die nu aan democratie en
markteconomie bouwden, niet buiten het bondgenootschap te houden.2
Ook hij wees veelvuldig op de waarden die de voormalige Europese
communistische landen deelden met het oude Europa.
In 1999 traden Polen, Tsjechië en Hongarije daadwerkelijk tot de
NAVO toe. Bij die gelegenheid sprak de toenmalige minister-president
van Hongarije, Viktor Orbán, mooie woorden over de Europese traditie
en de Europese waarden. Uitbreiding van de NAVO was volgens Orbán
niet alleen een verrijking van het bondgenootschap, maar ook de
wedergeboorte van Midden-Europa in de geest van een nobele
historische traditie van democratie en rechtsstatelijkheid.3 Dit waren in
die tijd geen opmerkelijke woorden, omdat iedereen zich er terdege van
bewust was dat Hongarije zich in oktober en november 1956 met een
democratische opstand tegen het dictatoriale bewind van de
Volksrepubliek en de Sovjet-Unie had verzet. Volgens premier Orbán
moest het NAVO-lidmaatschap daarom worden gezien als een beloning
voor wat de Hongaren toen deden. Hierop kan ‘elke westerse democratie
trots zijn’, aldus een premier die zich vijftien jaar later met de steun van
de meerderheid van de bevolking ontpopte als een autoritaire leider.
Kennelijk zat de liefde voor de democratische rechtsstaat bij Orbán en
zijn kiezers niet zo diep.
Toen Orbán in 2010 opnieuw premier werd, maakte hij er geen geheim
van zijn land te willen omvormen tot een autoritaire democratie met
hemzelf als sterke man. Hij putte inspiratie uit autocratische,
staatskapitalistische landen als China. De Hongaarse premier was van

55
alle Europese leiders het meest expliciet in zijn afkeer van de liberale
wereldorde. Volgens hem kan een land dat niet-liberaal is nog steeds een
democratie zijn. Hij vroeg zich af waarom de best presterende landen
geen liberale, westerse landen en geen democratieën zijn: ‘De sterren
zijn tegenwoordig Singapore, China, India, Turkije, Rusland.’4 Orbán
betoogde dat de welvaart van een land niet afhankelijk is van de
democratische regeringsvorm of liberalisme. Dit betekende in zijn ogen
dat politici een alternatief voor de westerse dogma’s moeten vinden.
Weliswaar gingen in oktober 2014 in Boedapest herhaaldelijk
duizenden mensen de straat op, maar het hielp weinig. De corruptie
binnen de regering-Orbán, de aantasting van de democratie, de plannen
om journalisten een verplichte drugstest te laten ondergaan en om het
surfen op internet aan banden te leggen, gingen gewoon door. Hiermee
werden de beginselen van de democratische rechtsstaat aangetast. Voor
de Europese Unie werd die antirechtstatelijke ommezwaai wat al te
gortig. In april 2018 presenteerde de Nederlandse Europarlementariër
Judith Sargentini een rapport waarin Hongarije beschuldigd werd van het
misbruiken van asielzoekers, het beperken van de persvrijheid, corruptie
en belangenconflicten van de kliek rond Orbán, gebrekkige
privacywetgeving en bescherming van gegevens, discriminatie van
vrouwen, een gebrekkig verkiezingssysteem en grondwettelijke
problemen zoals de ‘Stop Soros’-wet, die het personen en ngo’s verbiedt
om asielzoekers te helpen. George Soros, de Amerikaanse miljardair en
filantroop van Hongaarse afkomst, zou met zijn geld de massa-
immigratie in Hongarije steunen en het Europese Parlement in zijn zak
hebben. In september werden het rapport en de aanbeveling door twee
derde van het parlement aangenomen, waardoor de weg werd geopend
naar het activeren van artikel 7 van het Europese Verdrag. Daardoor
zouden de rechten van Hongarije, zoals het stemrecht, kunnen worden
geschorst.

Polen, de andere toetreder tot de NAVO, maakte een soortgelijke


ontwikkeling door. Ook hier staat de aantasting van de rechtsstaat in
schril contrast met de woorden van de toenmalige Poolse premier Jerzy
Buzek. Tijdens de feestelijke toetreding van zijn land in 1999 sprak ook

56
hij mooie woorden over de NAVO als gemeenschap waarin de Poolse
cultuur, waarden en politiek zijn geworteld.5 Maar onder leiding van de
populistische rechts-nationalistische leider Jaroslaw Kaczyński werd
later de aanval op de democratische rechtsstaat ingezet, te beginnen met
het beknotten van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Toen de nationalistisch-populistische regeringspartij PiS, de Partij van
Recht en Rechtvaardigheid, in 2015 aan de macht kwam, begon de
aanval direct. Al in december van datzelfde jaar gingen tienduizenden
burgers de straat op om tegen de nieuwe regering te protesteren, in het
bijzonder tegen het besluit om vijf nieuwe regeringsgezinde rechters in
het constitutionele hof te benoemen. Inderdaad was het besluit van de
Poolse politiek leider van de PiS, Kaczyński, een frontale aanval op de
democratische rechtsstaat, omdat het bewust een constitutionele crisis
uitlokte. Hij liet vijf benoemingen van de vorige regering voor het
grondwettelijk tribunaal blokkeren en trachtte drie van de vijf door de
vorige regering voorgedragen rechters te vervangen door PiS-kandidaten.
Het tribunaal oordeelde echter dat dit ongrondwettelijk was. Volgens
voormalig opperrechter Andrzej Zoll was vanaf dat moment duidelijk dat
Polen geen democratie meer was waar de wet gerespecteerd wordt. Nog
opmerkelijker was de gratieverlening van Mariusz Kaminski, de oud-
chef van het nationale anticorruptieagentschap, die tot drie jaar
gevangenis was veroordeeld wegens machtsmisbruik. Hij werd
gerehabiliteerd en benoemd tot de nieuwe coördinator voor de
veiligheidsdiensten.6
De Europese Commissie dreigde Polen met een procedure waardoor
het land zijn stemrecht zou worden ontnomen en betalingen zouden
worden gestopt als een aantal maatregelen niet werd teruggedraaid. Deze
‘nucleaire optie’ werd in december 2017 aangekondigd als vergelding
voor de fundamentele aantasting van het Poolse rechtssysteem waarover
het parlement zou stemmen. Deze maatregelen kwamen niet uit de lucht
vallen.

Waarom werden deze landen lid van de NAVO en de Europese Unie?


Ging het werkelijk om lidmaatschap van een club waarmee waarden
werden gedeeld? Was het te doen om een veiligheidsgarantie tegen

57
Rusland? Of waren ze vooral geïnteresseerd in de Brusselse
subsidiepotten? De Polen en Hongaren waren in overgrote meerderheid
prowesters en toonden aan dat politici bereid zijn de westerse waarden te
omarmen en als dat beter uitkomt ze net zo gemakkelijk te verwerpen.
Helemaal vreemd is de opstelling van deze landen niet. Allereerst
lijken de door mij genoemde oude scheidslijnen in Europa een
belangrijke reden te zijn waarom deze landen moeite hebben met de
fundamenten van de westerse wereldorde. Voorts waren deze landen,
afgezien van het gebrek aan democratische traditie, ook al binnen het
communistische Warschaupact buitenbeentjes, die, in tegenstelling tot de
Duitse Democratische Republiek, de onderdrukking van de Sovjet-Unie
nooit hebben geaccepteerd. Sterker: verzet tegen een machtige autoriteit
buiten de eigen landsgrenzen lijkt diep in het DNA te zitten van een
aantal Midden- en Oost-Europese landen. Tijdens de Koude Oorlog
waren de Sovjet-Unie en het Warschaupact die autoriteiten en
uiteindelijk werd dat de Europese Unie. De geschiedenis laat die cultuur
van verzet goed zien.
In juni 1956 ging het al mis in het Poolse Poznań, toen naar schatting
honderdduizend mensen de straat op gingen om te protesteren tegen het
communistische dictatoriale regime van de Volksrepubliek Polen. Net als
in Hongarije werden de betogingen hardhandig neergeslagen. In 1980
werden in Polen verregaande hervormingen afgedwongen. Zo werd
premier Piotr Jaroszewicz aansprakelijk gesteld voor het economische
wanbeleid en vervangen door Edward Babiuch. Toen Babiuch enorme
verhogingen van de levensmiddelenprijzen doorvoerde, leidde dit tot een
landelijke stakingsgolf. De Lenin-werf in Gdańsk was hiervan het
centrum en de stakingsleider was Lech Wałesa. Het Akkoord van Gdańsk
had verstrekkende gevolgen. De Poolse regering ging akkoord met de
oprichting van vrije vakbonden en economische hervormingen,
aanvaardde een nieuwe wet op de censuur, stond de uitzending toe van
de heilige mis op zondag via de radio en liet politiek gevangenen vrij. De
nieuwe vakbond Solidarność aanvaardde aanvankelijk de leidende rol
van de communistische partij en vormde de basis van waaruit Wałesa
zijn opmars naar het presidentschap in 1990 begon.

58
In 1956 ging het ook mis in Hongarije. In dat jaar lieten de Hongaren
blijken weinig op te hebben met de onderdrukking van Rusland en hun
eigen regering. Op 4 november vielen Sovjettroepen binnen om de
opstand neer te slaan. Daarna heeft het land altijd gezocht naar maximale
vrijheid in een repressief systeem. Toen ik aan het eind van de jaren
tachtig radioprogramma’s over Oost-Europa maakte, was Hongarije het
makkelijkste land om te werken. Het stond in die tijd bekend als de
vrolijkste barak van het kamp.
Dit laat echter onverlet dat deze landen enorm hebben geprofiteerd van
de toetreding tot de westerse liberale wereldorde, zowel in economische
als in politieke zin. De Transition Progess Index (TPI) van de European
Bank for Reconstruction and Development (EBRD) laat zien hoe
voormalig communistische landen zich na de val van de Muur in 1989
ontwikkelden. De index geeft aan in hoeverre een land zich heeft
getransformeerd van een starre, communistische planeconomie tot een
volwaardig geïndustrialiseerde markteconomie met bijbehorende
instituties. Het Cato Instituut trekt daaruit de conclusie dat landen die
met voortvarendheid en harde hand hun economieën liberaliseerden, de
grootste vooruitgang hebben geboekt en de meeste binnenlandse
stabiliteit en politieke vrijheden hebben bereikt. Tot deze zogenoemde
‘big bang’-landen behoren de Baltische staten, Polen, Tsjechië en
Slowakije. Landen zoals Kroatië en Hongarije, die voor een meer
geleidelijke ontwikkeling kozen omdat ze vreesden dat een ‘big bang’ tot
ontwrichting zou leiden, lopen nu achter. Dat geldt helemaal voor landen
die afzagen van een ‘big bang’ of ermee zijn gestopt, zoals Albanië,
Bulgarije en Rusland.7
Ondanks de enorme aantrekkingskracht van de westerse liberale
wereldorde winkelden talloze politici selectief en kozen ze eruit wat hun
het beste uitkwam. Veelal omarmden ze de liberale economische
beginselen, maar bleken ze, zoals in het geval van de leiders van Polen
en Hongarije, meer moeite te hebben met politieke liberale beginselen.
Het opzijschuiven daarvan was onderdeel van een keiharde politieke
machtsstrijd.

59
Het grote gevaar van dit gedrag is dat niet alleen de rechtsstaat, maar ook
de – op regels gebaseerde – internationale betrekkingen kunnen worden
aangetast. Naarmate de beginselen van de liberale wereldorde verder
onder druk komen te staan en hele generaties niet meer weten wat het is
om te leven in een wereld waarin politieke en burgerlijke vrijheden
vanzelfsprekend zijn, krijgt dit ook steeds meer repercussies voor de
internationale veiligheidssituatie. De consequenties zijn groot als politici
internationale politiek als een zero-sum game gaan zien en daarmee
waarden, internationaal recht en instituties verzwakken die de
internationale betrekkingen ordenen. De kans op conflicten neemt dan
snel toe.
Kortom, wat voor sommige Midden- en Oost-Europese landen na de
Koude Oorlog op thuiskomen leek, was in de praktijk vaak niet meer dan
lippendienst bewijzen aan de politieke waarden van de westerse
wereldorde.

Het vredelievende Westen


De gevestigde politici in de oude democratieën zagen dit alles met een
mengeling van woede en onbegrip aan. Landen die de liberale
economische uitgangspunten van de westerse wereldorde omarmden,
bleken immers de snelste groeiers. Democratieën waren ook nog eens
stabiel en vredelievend. Wie wil nu niet tot die club behoren?
Om de voorspoed en stabiliteit van democratieën te verklaren werd
teruggegrepen op het pamflet van Emanuel Kant, Zum ewigen Frieden
uit 1795. Hierin beschreef hij de voorwaarden waaronder landen een
stabiele vrede zouden kunnen bereiken. Volgens Kant zou dat onder
meer kunnen als ze een republikeinse constitutie zouden hebben. Omdat
hij zich verzette tegen autocratische monarchieën, werd het idee van de
republikeinse constitutie al snel vertaald als ‘democratisch’.
Pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw nam de Amerikaanse
politicoloog Michael Doyle het gedachtegoed van Kant als uitgangspunt
voor een theorie over democratische vrede. Die theorie ging uit van de
veronderstelling dat hoe meer landen democratisch zouden worden, hoe
minder oorlogen er zouden worden gevoerd. Deze gedachte lag ten
grondslag aan de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie in de

60
jaren negentig van de vorige eeuw en zelfs aan de Amerikaanse
interventie in Irak. De regering-Bush veronderstelde dat inwoners van
Irak naar vrijheid en democratie snakten, dat daardoor de
machtsoverdracht soepel zou verlopen en dat meer landen in die regio
voor deze verlokkingen zouden vallen. Dit bleek bitter tegen te vallen,
maar dat neemt niet weg dat de these van de democratische vrede een
van de weinige harde wetmatigheden in de internationale betrekkingen
is: democratieën voeren onderling geen oorlog.
Voorts zijn er nauwelijks oorlogen tegen de westerse democratieën
begonnen. Een van de weinige uitzonderingen is de raketaanval van
Libië op het Italiaanse eiland Lampedusa in april 1986.8 Deze aanval
was een vergelding voor een Amerikaanse aanval op Libië. Amerika
deed dit om het Libische regime te straffen voor zijn pogingen om een
anti-Amerikaanse federatie van moslimlanden op te richten en om een
kernwapen te ontwikkelen, en voor de steun aan de Sovjet-Unie en het
internationale terrorisme. De directe aanleiding voor de aanval was
echter de Libische betrokkenheid bij de aanslag op de La
Bellediscotheek in West-Berlijn op 5 april 1986.
De verklaring van het geringe aantal militaire acties tegen het Westen
is vooral de macht van het Westen: geen land ter wereld dat het
aandurfde om daar openlijk tegen in opstand te komen. De militaire en
economische repercussies zouden daarvoor te groot zijn. Maar onder de
oppervlakte werd in grote delen van de niet-westerse wereld
geprotesteerd tegen westerse waarden die door het Westen als universeel
werden gezien, maar door hen niet. Bovendien kreeg het Westen de
schuld van de misère waarin een land verkeerde of werd geprotesteerd
tegen de westerse invloed als verklaring voor binnenlandse crises.
Zolang het Westen het machtigste deel van de wereld bleef, waren die
protesten van niet-westerse landen krachteloos. Maar ze namen aan
kracht toe en kregen meer impact toen de macht in de wereld verschoof.
Te vaak wordt vergeten dat waarden en macht twee zijden van dezelfde
medaille zijn: zonder macht is het onmogelijk om waarden als humaniteit
en democratie als doelstelling te formuleren van bijvoorbeeld het
buitenlandbeleid en vervolgens op grond daarvan interventies in andere
landen uit te voeren.

61
Macht verklaart ook waarom westerse landen konden kiezen tussen
wars of necessity en wars of choice. De eerste categorie waren oorlogen
die gevoerd moesten worden omdat er vitale economische of territoriale
belangen op het spel stonden, of omdat er bondgenoten werden bedreigd.
De koloniale oorlogen vielen in deze categorie, evenals de Amerikaanse,
Canadese en Britse betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog.
Recentere voorbeelden zijn de inval in Koeweit om de Iraakse bezetting
van de olievelden ongedaan te maken en de interventie in Afghanistan in
2001 om te verhinderen dat dit land een vrijplaats zou blijven voor Al
Qaida, dat enkele maanden daarvoor de aanslagen op 11 september in
New York en Washington had gepleegd. Voor de rest waren westerse
interventies van na de Koude Oorlog, de tijd waarin de westerse macht
op zijn hoogtepunt stond, wars of choice. Die oorlogen werden gevoerd
omdat er een morele noodzaak toe werd gevoeld. Omdat er echter morele
en geen vitale belangen op het spel stonden, bleken landen niet bereid
om al te veel risico’s te nemen. De Kosovo-oorlog van 1999, die als doel
had om een einde te maken aan de verschrikkingen van het Servische
bewind van president Slobodan Milošević, werd slechts met air power
(vliegtuigen en raketten) uitgevoerd. Voor de eerste keer in de
geschiedenis werd een oorlog gewonnen zonder ook maar één slachtoffer
aan geallieerde kant. Er werden wel landstrijdkrachten ingezet tijdens de
oorlog tegen het regime van Saddam Hoessein. De interventie begon in
2003, maar faalde jammerlijk omdat het land wegzonk in een
burgeroorlog. Datzelfde gebeurde als gevolg van de oorlog tegen Libië
in 2011. Die moest worden gevoerd op de wijze waarop de NAVO in 1999
in Kosovo had gewonnen, maar deze keer ging het vreselijk mis.
In de ogen van de niet-westerse wereld waren de interventies van de
westerse landen helemaal niet zo vredelievend. Vele daarvan werden
echter wel degelijk uitgevoerd vanwege de westerse drang om de wereld
veiliger en beter te maken. Enerzijds was er ideologische gedrevenheid
die uitging van de noodzaak om overal ter wereld op te komen voor
mensenrechten en democratie; anderzijds was er de noodzaak om
conflicten te stabiliseren en economische belangen veilig te stellen. Maar
voor de gevolgen van hun gedrag zijn de westerse elites altijd blind
geweest. Zij werden gedreven door een – op hegemoniale macht

62
gebaseerd – moralisme waarvan zij gemakshalve aannamen dat de
waarden die daaraan ten grondslag lagen universeel geaccepteerd waren.
Dat dit een illusie was, bleek wel uit het feit dat veel interventies
mislukten.
Critici van de westerse interventies werden door de statistieken
gesteund. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten en
Israël behoren tot de landen die sinds de Tweede Wereldoorlog de meeste
interventies hebben uitgevoerd. China volgt op de voet, terwijl de Sovjet-
Unie, later Rusland, de top tien niet eens haalt. Opmerkelijk is dat alleen
Europese landen en Amerika buiten hun eigen regio intervenieerden.
Niet-westerse landen intervenieerden uitsluitend in de eigen regio,
hoewel ook dat relatief weinig voorkomt.
Bovendien steunde het Westen na de Koude Oorlog revoluties in
talloze landen, waaronder die in Joegoslavië in de jaren negentig van de
vorige eeuw, die in Georgië (2003) en die in Oekraïne (2005). Deze
opstanden werden in het Westen beschouwd als democratische
revoluties, dus goed. Maar veel van die revoluties faalden, waardoor de
positie van het Westen verder werd ondergraven.
Westerse interventies zijn belangrijke verklaringen voor de opkomst
van antiwesterse sentimenten en terrorisme. Wat westerse protesteerders
deelden met de niet-westerse wereld, was hun afkeer van al dan niet
vermeende ontsporingen van de Europese grootmachten, zoals de
kruistochten, de slavernij en het kolonialisme. Dit in combinatie met het
imperialisme en interventionisme van diezelfde machten en de Verenigde
Staten werd gezien als uiterst hypocriet. Daarnaast wezen ze ook het
kapitalistische systeem af, dat volgens hen op uitbuiting was gebaseerd.
In al die beschuldigingen zat wel degelijk een belangrijke kern van
waarheid, maar dat wilden de westerse leiders niet horen.

De Arabische Lente
De westerse spagaat tussen waarden en belangen werd nergens zo
duidelijk als tijdens de confrontaties met islamitische landen. Veel
westerse politici en commentatoren zagen moslimlanden als falende of
agressieve staten, die slechts broedplaatsen waren voor antiwesterse
terroristen. Die opvatting werd nog eens versterkt door de aanslagen van

63
11 september 2001 op het World Trade Centre in New York en het
Pentagon in Washington, waarbij bijna drieduizend Amerikanen
omkwamen. Op 29 oktober 2004 eiste Osama bin Laden, de leider van
de terreurorganisatie Al Qaida, de aanslagen nadrukkelijk op. Daarbij zei
hij dat een ‘nieuw Manhattan’ alleen kon worden vermeden door de
moslims in Palestina en Libanon niet langer te bedreigen.
Het ging pas goed mis tijdens de Arabische Lente van 2010 en 2011.
De term ‘lente’ alleen al sprak boekdelen. Het was een westerse vinding,
die de overtuiging uitdrukte dat de Arabische wereld snakte naar
democratie en vrijheid. In de westerse wereld was de gedachte
wijdverbreid dat als de Arabische wereld eenmaal de waarden van de
westerse wereldorde had, men daar ook vrij en welvarend zou worden.
Maar voor dit deel van de wereld gold ook dat weliswaar de westerse
liberale economische waarden werden omarmd, maar de politiek niet.
Bovendien raakte de westerse wereld veel krediet kwijt door de wijze
waarop men op de Arabische opstanden reageerde.
Het idee dat uit de Arabische Lente zou blijken dat de hele bevolking
voor vrijheid en democratie streed, bleek misplaatst. De Arabische Lente
was niet meer dan een broodoproer als gevolg van torenhoge energie-,
grondstoffen- en voedselprijzen. Dat bleek alleen al uit de ‘trigger’ van
de opstanden in 2010. In het Tunesische Sidi Boezid werd de
zevenentwintigjarige groenteverkoper Tarek al-Tayeb Mohamed
Bouazizi gedwongen zijn groentestal te ontruimen omdat hij zijn waar
zonder vergunning verkocht. Toen hij dat weigerde, werd hij door de
politie in elkaar geslagen en werd zijn groentestalletje geconfisqueerd.
Uit protest stak hij zichzelf op 17 december 2010 in brand. Dit werd de
katalysator voor de Tunesische Revolutie, waarna de opstand naar andere
landen oversloeg. Overal in de Arabische wereld werd met broden en
pannen in de hand geprotesteerd om duidelijk te maken waar het om
ging: door de hoge prijzen kon men niet meer in het basale
levensonderhoud voorzien.
De ware aanleiding voor de Arabische opstanden bleek moeilijk te
verkopen. Als ik dit in de media deed, dan werd ik meewarig aangekeken
en weggezet als pessimistische zwartkijker. Tv-programma’s nodigden
liever de meer optimistische deskundigen uit, die vol enthousiasme de

64
zegeningen van de opstanden belichtten. Het toekomstige Eerste
Kamerlid Petra Stienen mocht dat doen over Syrië, dat volgens haar
eindelijk een zonnige toekomst tegemoet zou gaan.
Natuurlijk waren er in de Arabische wereld ook groepen die pleitten
voor vrijheid en democratie. Dat waren echter overwegend
hoogopgeleiden die hun kans schoon zagen om voor het einde van de
dictatuur te pleiten. Het waren vooral deze groepen die hun weg naar de
westerse media wisten te vinden, al was het alleen maar omdat zij het
Engels goed beheersten. De groepen waren echter te klein om het
verschil te maken. De krachten die pleitten voor de restauratie van de
oude situatie hadden de overhand. Het was logisch dat zij alles liever bij
het oude lieten, want door de revoluties liepen zij het risico om hun
privileges kwijt te raken. Die pogingen tot restauratie leidden tot
desillusie in het Westen en de vraag wie moest worden gesteund. De
Arabische opstanden toonden de spagaat van het Westen aan tussen
democratische waarden enerzijds en de economische belangen
anderzijds. Uiteraard steunde het Westen de opstandelingen, maar toen
die het niet redden, werd even gemakkelijk een nieuwe leider gesteund.
Dit leidde in de hele Arabische wereld tot het idee dat het Westen er
dubbele standaarden op na hield.
De gebeurtenissen in Egypte zijn daarvan een goed voorbeeld. In dat
land werd in 2011 de autocratische president Hosni Moebarak opgepakt,
waarna vrije verkiezingen werden georganiseerd, die presidentskandidaat
Mohammed Morsi, een fundamentalistische moslim, aan de macht
brachten. Morsi gaf zichzelf een grondwettelijk mandaat waarmee hij
onbeperkte macht kon uitoefenen. Miljoenen mensen gingen daarop de
straat op en het leger zette hem af. Morsi werd vervolgens vervangen
door de autocraat generaal Abdul Fatah al-Sissi, waardoor Egypte weer
terug bij af was. De machtswisselingen in Egypte leverden voor het
Westen een ongemakkelijke situatie op. Enerzijds werd toegejuicht dat
dictator Moebarak werd verdreven, anderzijds verafschuwde men de
fundamentalistische Morsi, met als gevolg dat er in het Westen geen
grote protesten klonken toen vervolgens Al-Sissi de macht overnam. Een
stabiel Egypte was kennelijk belangrijker dan democratie.

65
In Libië speelde het Westen een dubieuze rol. In 2011 voerde een coalitie
onder leiding van Frankrijk en Groot-Brittannië een interventie ten
gunste van de opstandelingen uit. Gehoopt werd dat dit de anti-Khadaffi-
krachten zou ondersteunen. Maar dit bleek een faliekante misrekening.
De interventie vergrootte de binnenlandse chaos en er ontstond een
geopolitiek probleem toen de weg werd vrijgemaakt voor een regime
change. De Libische leider Muammar Khadaffi werd vermoord, ondanks
toezeggingen in de VN-Veiligheidsraad dat dit niet zou gebeuren en
ondanks de vastlegging van deze toezeggingen in resoluties. Rusland en
China reageerden woedend. De gebeurtenis zou de relatie met deze
landen bijna onherstelbaar beschadigen. Omdat het laatste restje
vertrouwen nu ook weg was, werd het Westen in de internationale arena
steeds minder gegund en trokken China en Rusland steeds meer hun
eigen plan, geholpen door het relatieve machtsverlies van Europa en
Amerika.
In Jemen leidde de Arabische Lente tot een opstand tegen president
Saleh, die uiteindelijk in februari 2012 aftrad. Daarop escaleerden de
onlusten tot een burgeroorlog en een proxy-oorlog tussen Saoedi-Arabië
en Iran, die respectievelijk de zittende president en de rebellen steunden.
Amerika steunde de door Saoedi-Arabië geleide coalitie, die
medeverantwoordelijk was voor de catastrofale ontwikkelingen in het
land. Deze steun viel bij veel landen niet in goede aarde en vergrootte de
overtuiging dat Amerika met twee maten mat. In elk geval versterkte dit
de woede die de Amerikaanse interventie in 2003 in Irak teweeg had
gebracht. Die interventie vond plaats op grond van valse informatie over
het vermeende nucleaire en chemische wapenprogramma van president
Saddam Hoessein. Bovendien zou het land steun verlenen aan Osama bin
Laden, maar ook dit bleek niet te kloppen. De interventie zelf liep uit op
een ramp. Saddam werd weliswaar verdreven, maar het land zonk weg in
een jarenlange burgeroorlog.
De onvoorwaardelijke steun van Amerika aan Israël was eveneens een
bron van ergernis. Dat land terroriseerde in de ogen van veel niet-
westerse landen de Palestijnen, maar kon niet ter verantwoording worden
geroepen. Niet-westerse landen beschuldigden Amerika van
opportunisme en dubbele standaarden. Waarom werd Israël gesteund in

66
zijn strijd tegen de Palestijnen, die voor zelfbeschikking vochten, en
werd in het voormalige Joegoslavië de zelfbeschikkingswens van de
Kosovaren in 1999 met de NAVO-interventie gesteund?
In Syrië leidde de Arabische Lente tot een opstand die zou uitmonden
in een van de bloedigste burgeroorlogen in de recente geschiedenis. De
oorlog werd aangejaagd door de expliciete westerse eis, omdat pas dan
een vredesproces kans van slagen zou hebben, de Syrische potentaat
Bashar al-Assad zou verdwijnen. Die eis zette Assad en de
bevolkingsgroepen die hem steunden, waaronder de Alawieten, voor het
blok: zij hadden de keus zich door hun tegenstanders te laten
vermoorden of door te vechten met een kleine kans op de overwinning.
Het voorbeeld van Irak, waar Saddam Hoessein en zijn vertrouwelingen
werden opgehangen en de soennieten hun macht kwijtraakten,
vergemakkelijkte de keuze. Syrië toonde ook aan dat de doctrine van
Responsibility to Protect (R2P) een holle frase was. R2P werd in 2005
door alle leden van de Verenigde Naties aanvaard en maakte de weg vrij
voor ingrijpen in een soevereine staat als de mensenrechten op grove
wijze worden geschonden of wanneer een leider niet in staat is de vrede
in eigen land te bewaren. Als er één land aan deze criteria voldeed, dan
was dat Syrië wel, maar er werd niet ingegrepen.
Het westerse beleid van tijdens en na de Arabische opstanden deed
meer kwaad dan goed. Antiwesterse gevoelens namen toe en in de chaos
van het Midden-Oosten konden terroristische groeperingen als Al Qaida
en Islamitische Staat floreren, waardoor de dreiging zich tegen de
westerse wereld zelf keerde. Als gevolg van de vluchtelingencrisis die in
2015 ontstond en door de grote terroristische aanslagen die Frankrijk
troffen, vreesden grote delen van de Europese bevolking dat terroristen
als vluchtelingen naar Europa kwamen om hier aanslagen te plegen.
Hierdoor raakte de Europese Unie in een crisis, omdat ze ervoor
verantwoordelijk werd gehouden dat de vluchtelingestromen niet onder
controle te krijgen waren.

De grote afrekening
Regeringen, gesteund door het overgrote deel van de bevolking, willen
uiteindelijk zelf hun politieke en economische agenda bepalen. Ze zijn

67
pas bereid met andere landen samen te werken als dat meer veiligheid en
welvaart oplevert. In toenemende mate wordt naar alternatieven voor
samenwerking met westerse landen gezocht, zoals ik al liet zien aan de
hand van de toename van de zuid-zuidhandel.
Overal ter wereld, van Azië tot Zuid-Amerika, neemt de wens toe om
de eigen agenda, zonder westerse inmenging, te bepalen. We zien dat de
samenwerking met westerse landen onder druk staat en dat deze
verschuift naar nieuwe verbanden, zoals de BRICS, het
samenwerkingsverband tussen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-
Afrika.
Ik krijg soms het gevoel dat de grote afrekening met het Westen is
gestart. Antiwesterse, beter gezegd: anti-Amerikaanse gevoelens worden
steeds sterker. Het Pew Research Centre toonde in 2017 aan dat door de
verkiezing van Trump het antiamerikanisme alleen maar is toegenomen.9
De relatieve verzwakking van het Westen maakt het voor niet-westerse
landen makkelijker om de westerse wereldorde te verwerpen en zich
tegen de Amerikaanse hegemonie te verzetten. Door de gelijktijdige
opkomst van China hebben antiwesterse landen immers een keus. Vooral
dat land kan steeds meer gebruikmaken van zijn soft power. Voor
autocratische, antiwesterse landen is het Chinese voorbeeld inderdaad
heel aantrekkelijk.
Chinese leiders hebben consequent laten weten niet gediend te zijn van
inmenging in binnenlandse aangelegenheden door andere landen, ook
niet als het om mensenrechten of het beschermen van democratie gaat.
De Volksrepubliek China legt de nadruk op collectieve rechten, zoals
sociaaleconomische ontwikkeling. Het land gaat uit van het idee dat
individuele rechten beter gewaarborgd zijn in een maatschappij die
voorrang geeft aan collectieve rechten, die primair sociaaleconomisch
van aard zijn. Dit staat haaks op de westerse gedachte, waarop ook de
Verklaring van de Rechten van de Mens is gebaseerd, dat collectieve
rechten vanzelf volgen uit stevig verankerde individuele rechten. Het is
dan ook niet verwonderlijk dat de Chinese regering de belangrijke rol die
Chang speelde bij de totstandkoming van de mensenrechtenverklaring
naar de achtergrond heeft geschoven.10 China heeft weinig op met de
westerse visie op democratie. Democratie betekent voor China dat het

68
zichzelf kan ontwikkelen op een manier die het goeddunkt en dat de
Chinese leiders door collega’s van andere landen gehoord en serieus
genomen worden.
Deze houding is goed verklaarbaar. Gedurende een eeuw, ruwweg van
halverwege de negentiende tot halverwege de twintigste eeuw, was
China het slachtoffer van westers en Japans imperialisme. De
vernedering begon met de nederlaag tegen de Britten tijdens de
Opiumoorlog (1839-1842), verdiepte zich tijdens de Bokseropstand
(1898-1901), waardoor het Chinese nationalisme een belangrijke impuls
kreeg, en eindigde met de tweede Japans-Chinese Oorlog (1937-1945),
die het Chinese nationalisme tot grote hoogte opstuwde. In de
tussenliggende periode trachtten Japan, Groot-Brittannië en Frankrijk
China onder controle te krijgen. De eeuw van de vernedering was pas
echt voorbij met de vestiging van de Volksrepubliek China in 1949. Maar
ook daarna vreesden de Chinese leiders dat vijandige westerse
mogendheden de nieuwe communistische staat onder druk wilden zetten
om die zo te verzwakken. Direct na de overwinning van de communisten
besloten de Amerikanen tot een totale handelsboycot en een verbod op
het verschaffen van welke vorm van hulp dan ook. Dit bleef twee
decennia lang van kracht. Ook daarna hielden de Amerikanen vast aan
exportcontroles, bijvoorbeeld op het gebied van hightech goederen, om
te voorkomen dat die door de Chinese krijgsmacht werden gebruikt.
Tot slot besloten de Amerikanen en de landen van de Europese Unie
sancties in te stellen na een gewelddadige onderdrukking op 4 juni 1989
van een opstand tegen het communistische regime op het Plein van de
Hemelse Vrede in Beijing. Bij die actie vielen mogelijk meer dan
vijftienhonderd doden. Dat kwam het vertrouwen tussen China en het
Westen niet ten goede, temeer omdat in die tijd het Warschaupact en de
Sovjet-Unie wankelden. De ondergang van het communistische blok was
een schok voor Beijing, waar werd gevreesd dat het Westen een domino-
effect zou willen veroorzaken. Hardliners zagen in de gebeurtenissen op
het Plein van de Hemelse Vrede en de ondergang van het Warschaupact
en de Sovjet-Unie de hand van het Westen, in het bijzonder Amerika.11
De uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie werd gezien als
onderdeel van een plan voor de omcirkeling van China.

69
Het wantrouwen werd verder aangewakkerd toen tijdens de Kosovo-
oorlog van 1999 de Amerikanen per ongeluk de Chinese ambassade in
Belgrado bombardeerden. Volgens uitgelekte notulen van een – in de
haast bijeengeroepen – vergadering van het politbureau toonde het
bombardement het ware gezicht van de Verenigde Staten, die in de ogen
van de aanwezigen niet minder dan de vijand van het Chinese volkwaren
en bleven.12
De afgelopen jaren zijn de Chinese leiders zich van een steeds meer
antiwesterse, patriottische ideologie gaan bedienen waarbij de aanval
wordt ingezet tegen ‘universele’ waarden die haaks zouden staan op die
van de oeroude beschaving die China is. Chinese leiders zien de liberale,
democratische waarden als onderdeel van een westerse traditie die
regimes ‘delegitimeert’ en ‘destabiliseert’. Bovendien zijn deze waarden
een obstakel voor alternatieven zoals socialisme en Aziatisch
autoritarisme die tot stabiliteit moeten leiden.13 Liberale interpretaties
van mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, democratie en
soevereiniteit moeten het daarbij ontgelden. Ze ondermijnen in de ogen
van Chinese leiders hun pogingen om welvaart en veiligheid voor het
volk te brengen. Dit wil niet zeggen dat Chinese leiders niet begrijpen
dat deze waarden voor het Westen belangrijk zijn. Tijdens een bezoek
aan een Chinees zusterinstituut brachten mijn gastheren het gesprek hier
zelf op. Toen ik aangaf geen behoefte te hebben aan een discussie over
dit soort onderwerpen, omdat ik nu eenmaal geen westerse politicus ben
die om ideologische reden hierover zijn punt moet maken, werd dat maar
raar gevonden. Ik wilde over de situatie in de Zuid-Chinese Zee, de
relatie met de Verenigde Staten en de Europese Unie spreken en zat niet
te wachten op politiek correcte teksten over westerse waarden.
Mijn ervaring lijkt te worden bevestigd door Michel Pillsbury, die
schreef dat de Chinese heersers een geavanceerd systeem hadden
ontwikkeld om het Westen te misleiden en hun wensdenken te
bevestigen. In het bijzonder deden de Chinese leiders veel moeite om
duidelijk te maken dat China wel degelijk marktliberalisatie en politieke
vrijheden omarmde.14 Ze gingen kennelijk zover dat ze een vorm van
democratie in dorpen introduceerden waarbij niet-partijleden zich ook
verkiesbaar mochten stellen.15

70
Maar onder president Xi is dit aan het veranderen. Wie nog illusies
had over de ontwikkeling van China in de richting van een democratie
naar westers voorbeeld, kwam bedrogen uit. Xi dwong af dat er geen
termijn meer kon worden gesteld aan zijn benoeming, en tijdens het
negentiende partijcongres in oktober 2017 kreeg hij voor elkaar dat zijn
leer in de grondwet werd opgenomen: zijn wil werd letterlijk wet. Dit
vormde de basis voor een nog autoritairdere regeervorm en pogingen om
door middel van de Nieuwe Zijderoute, of beter gezegd: het Belt and
Road Initiative (BRI), de economische en daarmee politieke invloed in
talloze landen te vergroten. We zien dat de toename van China’s macht
hand in hand gaat met het opvoeren van onderdrukking van de eigen
bevolking en politieke beïnvloeding van andere landen.
De gevolgen van deze ontwikkeling zijn groot. Ooit was Amerika het
lichtende voorbeeld voor grote delen van de wereld en spiegelden leiders
in de hele wereld zich aan de Amerikaanse waarden, cultuur en
economische inzichten. Maar deze soft power is op zijn retour, en vooral
de ondemocratische leiders van steeds meer landen in Azië, Afrika,
Zuid-Amerika en zelfs Europa zien China meer en meer als lichtend
voorbeeld van een land waar een autoritaire regeringsvorm en het
terzijde schuiven van democratie en mensenrechten het bewind geen
windeieren hebben gelegd. Wederom is dit een logische ontwikkeling.
Leiders willen zich immers bij de winnaar aansluiten. En die winnaar is
in de ogen van veel autoritaire leiders voorlopig China. Daardoor wordt
de Washington-consensus geleidelijk verdrongen door de Beijing-
consensus, met zijn nadruk op autocratie, staatskapitalisme en inperking
van de burgerlijke vrijheden.
In het kielzog van China voert ook Rusland een antiwesterse politiek.
Poetin heeft van zijn rancune ten opzichte van het Westen nooit een
geheim gemaakt. In 2005 noemde Poetin in zijn jaarlijkse rede voor het
Russische parlement de ondergang van de Sovjet-Unie de grootste
geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw, waardoor miljoenen
Russen van het moederland werden uitgesloten. Na de ondergang van de
Sovjet-Unie werd Rusland in zijn ogen de speelbal van het Westen. De
eenwording van Duitsland, de uitbreiding van de Europese Unie en de
NAVO en het militaire avonturisme waren voor Rusland niet minder dan

71
vernederingen, omdat misbruik werd gemaakt van de implosie van het
Sovjetrijk.
Antiwesterse gevoelens zijn ook inherent aan het feit dat Rusland en
het Westen weliswaar van oudsher tot de christelijke beschaving worden
gerekend, maar dat Rusland onder de orthodoxe kerk toch een andere
route is ingeslagen. Die route kenmerkt zich door traditionalisme en de
verwerping van westerse liberale denkbeelden. Na de het einde van de
Koude Oorlog hebben vooral extreem nationalistische politici zoals
Vladimir Zhirinovsky deze lijn aangehangen. Maar ook heeft Poetin zelf
zich verzet tegen liberale denkbeelden. Zo bezien is er in Rusland sprake
van een politiek-religieus verbond waarbij nationalisme hand in hand
gaat met sociaal en cultureel conservatisme. Zo kan wetgeving die
‘homopropaganda’ strafbaar stelt worden gezien als een dam tegen de
oprukkende invloed van het Westen. Poetin ziet het Westen als
‘decadent’ en in morele zin ‘corrupt’ omdat het haaks op christelijke
waarden staat. Bovendien is de huidige wereldorde in strijd met
Russische belangen.16 Het overnemen van westerse liberale waarden zou
volgens de president slechts tot de verzwakking van Rusland leiden.
Daarbij wijst hij op de ervaringen van het begin van de jaren negentig,
toen president Jeltsins pogingen tot democratisering het land in chaos
stortten.
De Amerikaanse hoogleraar Hal Brands is heel duidelijk over de
doelstellingen van Rusland en China. Hij stelt dat deze landen, door
middel van een strategie die is gericht op het uitbouwen van
invloedssferen, proberen hun antiwesterse, autocratische idealen ook in
andere landen vaste voet aan de grond te laten krijgen.17
Antiwesterse gevoelens, nationalisme, een steeds autoritairdere
regeerstijl en daarmee verwerping van westerse waarden als democratie
blijven niet beperkt tot Rusland en China. Neem Turkije. Hier trok
president Erdoğan alle macht naar zich toe door zijn land te veranderen
van een parlementaire democratie in een autoritair presidentieel systeem.
Na een mislukte poging tot een staatgreep in 2016 zette hij zijn plannen
in een hogere versnelling. Hij beperkte burgerlijke vrijheden, legde de
pers aan banden, nationaliseerde bedrijven, schroefde de strijd tegen de
Koerden op en schrok er niet voor terug om deze bevolkingsgroep ook in

72
Syrië te bevechten. Dit ging gepaard met een toenemende antiwesterse
retoriek.
De Europese Unie protesteerde tegen wijze waarop in haar ogen de
tegenstanders van het bewind als terroristen werden bestempeld en de
tamelijk willekeurige wijze waarop Erdoğan na de mislukte couppoging
duizenden leraren, militairen en anderen liet arresteren, omdat zij
sympathie voor de – in ballingschap levende – oppositieleider Gülen
zouden hebben. Deze zou volgens de Turkse president achter de
staatsgreep zitten. Maar ook voor Erdoğan heeft zijn afschuw van het
Westen een langere voorgeschiedenis. Ook in zijn ogen is het Westen een
onbetrouwbare partner die met twee maten meet. Hij ergerde zich
bijvoorbeeld aan de eindeloze discussies over de Turkse toetreding tot de
Europese Unie. Al in 1964 werd een associatieakkoord gesloten met de
toenmalige EEG. Dit was een voorportaal voor de aanvraag van het
lidmaatschap van de Europese Unie, die in 1987 formeel werd gedaan.
De Grieken, die Turkije als aartsvijand beschouwden, blokkeerden dit,
maar gaven in 1999 hun verzet op, waarna Turkije de status van
kandidaat-lid kreeg. Vooral West-Europese landen traineerden de
toetredingsonderhandelingen. Dat kwam doordat in dit deel van Europa
grote aarzeling bestond over de toetreding van een relatief arm land, dat
tevens de grootste lidstaat van de Unie zou worden. Daardoor zou
Turkije een te grote invloed krijgen, terwijl het gevaar bestond dat dit
land een te groot deel van de EU-steunprogramma’s zou ontvangen.
Bovendien voelde in dit deel van Europa een groot deel van de bevolking
weinig voor toetreding van een moslimland. Om al deze redenen voerden
de Duitse bondkanselier Merkel en de Franse president Sarkozy het
kamp van de tegenstanders aan, hoewel de opvolger van Sarkozy,
Hollande, net als landen als Nederland, een meer neutrale positie innam.
Italië, Spanje, Finland en Zweden en de meeste Oost-Europese landen
waren voorstander van toetreding. Van de rijke EU-landen was alleen het
Verenigd Koninkrijk voor. Maar waar Frankrijk en Duitsland vreesden
dat de Unie door toetreding van Turkije zou verwateren, was dit precies
het doel van de Britten, want die waren tegen een te sterke Unie. Deze
houding zou later tot de brexit leiden.

73
In 2013 legde de Europese Unie onder Duitse en Nederlandse druk alle
onderhandelingen stil. Dit was een reactie op de harde onderdrukking
van vreedzame protesten in Turkije. Daarna werd de situatie er niet beter
op toen Erdoğan via een grondwetswijziging een autoritair presidentieel
systeem invoerde. Ondanks zijn harde antiwesterse retoriek sloot
Erdoğan toetreding tot de Europese Unie niet uit. Nadat hij eerst had
gezegd dat Turkije geen lidmaatschap ambieerde, hield hij in maart 2018
de EU-leiders in Bulgarije voor dat lidmaatschap toch een ‘strategisch
doel’ was.18 Maar het is onmiskenbaar een feit dat Turkije wegdrijft van
het westerse kamp. De kans dat dit land ooit lid wordt van de Europese
Unie, lijkt mij nihil. De kans dat Turkije uit de NAVO treedt, lijkt mij
groter. De stap naar aansluiting bij door Rusland en China gedomineerde
veiligheidsinstituties zoals de Shanghai Cooperation Organisation (SCO)
ligt dan voor de hand. De levering van Russische S-400-
luchtdoelraketten, die de woede van de NAVO opriep, is wat dat betreft
een stap in die richting.
De Turkse verscheurdheid tussen Oost en West zien we ook in de hele
‘Indo-Pacific’: het immense gebied van de Indische Oceaan tot Grote
Oceaan, met inbegrip van de verbindingszeeën waarin Indonesië ligt. In
deze regio worden landen heen en weer geslingerd tussen loyaliteit aan
China en aan het Westen. Zoals we in hoofdstuk 10 zullen zien voelen
autocratieën zich meer tot China aangetrokken en staan democratieën
sympathieker tegenover het Westen. Die prowesterse houding betekent
overigens niet dat die landen per definitie pro-Europees zijn.
Antikoloniale sentimenten en het idee dat het Europese Avondland zijn
relevantie in de nieuwe wereld aan het verliezen is, zijn in de hele regio
voelbaar. Zelfs een land als Australië beschouwt het oude Europa soms
als een bemoeizuchtige pottenkijker uit een voorbije tijd. Dit verklaart
waarom de invloed van de Europese Unie in Azië nihil is en, in
tegenstelling tot de Verenigde Staten, nauwelijks een rol speelt in de
machtspolitieke strijd die vooral hier gaande is.

Afrika
Ook in Afrika is het antiwesterse sentiment toegenomen. Dat blijkt uit de
houding ten opzichte van het Internationale Strafhof – International

74
Criminal Court – in Den Haag. Vanaf 2002, het jaar van de
inwerkingtreding van het Strafhof, werkten de meeste Afrikaanse landen
mee. Maar vanaf 2008 beschuldigde de Afrikaanse Unie de lidstaten van
de Europese Unie ervan de universele jurisdictie te misbruiken door
daders niet in eigen land, maar in Den Haag te berechten. Het ICC zou
inbreuk maken op de ‘soevereiniteit en de territoriale integriteit’ van de
lidstaten.
Dit was een opmerkelijke stellingname, omdat Afrikaanse landen een
sleutelrol speelden in de oprichting van de organisatie. Landen als Zuid-
Afrika en Ghana hadden juist aangedrongen op een sterk hof met een
onafhankelijke aanklager. Een van de achterliggende doelen was om
democratische processen te bestendigen tijdens de overgang van een
conflict naar vrede en van een dictatuur naar meer verlichte
regeringsvormen. Senegal was de eerste ondertekenaar. Burundi was in
oktober 2017 de eerste staat die zich uit het ICC terugtrok. Maar een
aantal autoritaire staten met een reputatie van
mensenrechtenschendingen, waaronder Egypte en Libië, weigerde om lid
te worden en het zogenoemde Statuut van Rome te ondertekenen.
De Rwandese president Paul Kagame liep in de strijd tegen het ICC
voorop. Hij wist zijn land economisch en sociaal weer op te bouwen na
de afgrijselijke genocide in het midden van de jaren negentig van de
vorige eeuw, iets wat hem in 2010 een prijs van het Internationaal
Olympisch Comité opleverde voor het wereldwijd inspireren van jonge
mensen. Zijn model van verzoening zou een exportproduct moeten
worden voor het hele continent. Keerzijde van dit verzoeningsmodel was
dat de president zich snel ontwikkelde tot een autoritaire, meedogenloze
leider die weinig van kritiek moest hebben in zijn poging om een nieuwe
confrontatie tussen de bevolkingsgroepen te voorkomen. De
wederopbouw van Rwanda ging gepaard met felle antiwesterse retoriek
en het afwijzen van buitenlandse hulp, terwijl die overvloedig het land
binnenstroomde. Zijn antiwesterse houding richtte zich vooral tegen het
ICC. Dit hof zou een te sterke vooringenomenheid jegens Afrika hebben
en daarom niet onafhankelijk zijn. De Rwandese regering trachtte
vervolgens te voorkomen dat Tutsi-leiders, die na de genocide de macht
in handen hadden, als oorlogsmisdadigers naar Den Haag zouden worden

75
afgevoerd. Kagame klaagde dat het ICC zich met de hele wereld zou
moeten bezighouden, maar feitelijk alleen naar Afrika keek. Daarom is
het een ‘fraudulent institution’.19
De retoriek werd steeds meer antiwesters en bereikte een nieuwe
hoogte toen in 2009 een arrestatiebevel werd uitgevaardigd tegen de
Soedanese president Omar al-Bashir. De Comoren, Djibouti en Senegal,
gesteund door niet-lid Libië, drongen erop aan om het ICC te verlaten,
maar dit werd verworpen door de overige Afrikaanse leden. In januari
2016 trachtte de Afrikaanse Unie een roadmap voor terugtrekking uit de
organisatie te maken ‘indien noodzakelijk’. Het jaar daarop werd een
strategie ontwikkeld om zo veel mogelijk onder de jurisdictie van het ICC
uit te komen. Tot nu toe is het bij de uittreding van Burundi gebleven,
maar landen als Gambia en Kenia kunnen volgen. Burundi’s afscheid
van het ICC kwam overigens op het moment dat hoge
regeringsfunctionarissen ter verantwoording dreigden te worden
geroepen voor hun rol in de gewelddadigheden na de verkiezingen van
2015. Het argument? Het ICC was een instrument van machtige westerse
staten om de kleine Afrikaanse staten te onderdrukken.
Ook wakkerde het Amerikaanse beleid ten aanzien van Afrika
antiwesterse sentimenten aan. Dat was vooral het gevolg van het besluit
om na de aanslagen van september 2001 de aandacht meer op deze delen
van de wereld te richten. Het idee ontstond dat chaos en anarchisme een
voedingsbodem voor terrorisme waren en dat het daarom nodig was om
zich meer met deze gebieden te bemoeien. Dat gebeurde door middel van
interventies, zoals in 2003 in Irak, door militaire samenwerking via
Africom, het in 2007 opgerichte Afrika-commando, of door middel van
hulp. Ondanks al deze inspanningen namen de antiwesterse gevoelens
toe. Een belangrijke oorzaak was het einde van de Koude Oorlog,
waardoor de ideologische strijd tot het verleden behoorde en de
Amerikanen hun belangstelling voor steun begonnen te verliezen.
Chester A. Crocker, die onder president Reagan onderminister van
Buitenlandse Zaken voor Afrika was, constateerde dat daardoor in de
jaren negentig van de vorige eeuw de Amerikaanse invloed op het
continent dramatisch was afgenomen.20 Nu de Koude Oorlog was
gewonnen, trok Amerika zijn steun aan regeringen terug die in het

76
westerse kamp moesten worden gehouden, en richtten de Amerikanen
zich meer op handel met snelgroeiende nieuwe partners in Azië en Oost-
Europa. Doordat de Amerikanen zich terugtrokken, ontstonden er
oorlogen in Algerije, Congo, Liberia, Sierra Leone, Somalië en Rwanda.
Daarnaast speelde de toename van de zuid-zuidhandel een belangrijke
rol. Na het einde van de Koude Oorlog hadden landen in Afrika en het
Midden-Oosten alternatieven, in het bijzonder China. Daarin kwam na
de aanslagen van 11 september 2001 verandering. Om chaos, dus
broedplaatsen van het internationale terrorisme tegen te gaan begonnen
de Amerikanen weer hulp te verlenen aan arme risicolanden en werd
financieel bijgedragen aan de grote VN-vredesmissie in Congo.
Uiteindelijk bleken de Amerikanen vooral door eigenbelang gedreven te
worden en werden er geen duurzame banden met machthebbers
ontwikkeld.

Latijns-Amerika
In Latijns-Amerika is het niet veel anders. Dan heb ik het niet over Cuba
of Venezuela, waar president Chavez en zijn opvolger Maduro een
keihard antiwesterse, of beter gezegd: anti-Amerikaanse politiek
voerden. Mij was al jaren geleden opgevallen dat de toon van de retoriek
aan het veranderen was. De ‘gunfactor’ was zich tegen het Westen aan
het keren. In de talloze internationale veiligheidsconferenties die ik de
afgelopen decennia bijwoonde, keerde de stemming zich steeds sterker
tegen het Westen. Ik herinner me een bezoek aan Brazilië in mei 2013.
De bedoeling was om, samen met wetenschappers en opinieleiders, in
het kielzog van de secretaris-generaal van de NAVO een dialoog te starten
over de relatie van dat land met het Noord-Atlantische bondgenootschap.
Een dergelijk bezoek lag voor de hand omdat Brazilië, in de woorden
van de opperbevelhebber van de NAVO, belangrijk was voor de veiligheid
in de global south. Behalve dat Brazilië de zesde economie van de
wereld was, leverde het ook troepen aan vredesoperaties onder de vlag
van de VN. De ontvangst was buitengewoon kil en onze gesprekspartners
zetten de NAVO neer als een imperialistische club van
kernwapenliefhebbers die alleen maar kwamen om hun wil op te leggen
aan het vredelievende Zuid-Amerika. Het bezoek werd gekenmerkt door

77
een aaneenschakeling van beschuldigingen aan het adres van de NAVO,
variërend van het frustreren van de ontginning van de ‘Blauwe
Amazone’, ofwel de grondstoffenrijke kustwateren, door het stationeren
van NAVO-eskaders, tot het politiek knechten van de regering. Inderdaad
had Zuid-Amerika zich in 1967 met het Verdrag van Tlatelolco verplicht
kernwapenvrij te blijven. Landen met overzeese gebieden in dit deel van
de wereld – Amerika, Frankrijk, Nederland en Groot-Brittannië – hadden
in protocollen allang de belofte gedaan niets te ondernemen wat het
verdrag zou ondermijnen.
Mijn conclusie is dat in het Westen zelf al decennialang sprake is van
een onderstroom die ageert tegen de ‘uitwassen’ van de huidige
wereldorde, dubbele standaarden en dubbele agenda’s. Die onderstroom
was er ook in de niet-westerse wereld. In tal van opkomende landen
waren antiwesterse sentimenten zichtbaar die vaak geworteld waren in
het koloniale verleden. Niet-westerse landen bleken na de Koude Oorlog
in overgrote meerderheid de liberale economische beginselen van de
westerse wereldorde te omarmen, maar de politieke beginselen ervan,
zoals democratie, rechtsstaat en individuele vrijheid, te verwerpen. De
macht van het Westen maakte het mogelijk om al die protesten in
binnen- en buitenland te negeren. Dat werd anders toen de macht
langzamerhand naar het oosten begon te verschuiven. Toen konden
antiwesterse sentimenten ongestraft aan de oppervlakte komen en bleek
hoe er echt over het Westen werd gedacht. Maar de eerste echte aanval
op de westerse liberale wereldorde kwam van binnenuit.

78
4
De aanval van binnenuit

De toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 blijkt


achteraf gezien een keerpunt dat van grote invloed was op de westerse
wereldorde. De toetreding werd toegejuicht en gezien als de incorporatie
van China in de westerse instituties. De vaste overtuiging was dat China
zich nu zou voegen naar de mores van de liberale westerse wereldorde.
Robert Zoellick, onderminister van Buitenlandse Zaken onder president
George W. Bush, was er zelfs van overtuigd dat China een responsible
stakeholder in het bestaande internationale systeem zou worden.1 Dat
pakte echter anders uit.
Ten eerste bleek China protectionistisch. Dit druiste in tegen de geest
van de Wereldhandelsorganisatie. China werd beschuldigd van het
dumpen van aluminium en staal en het negeren van intellectuele
eigendomsrechten (IPS) door schaamteloos illegaal westerse vindingen te
kopiëren. Daarnaast maakte het zich schuldig aan industriële spionage,
gaf het staatssteun aan Chinese ondernemingen, gebruikte het
investeringen in het buitenland voor politieke doeleinden en verplichtte
het westerse bedrijven die toegang tot de Chinese markt wilden krijgen
om gevoelige technologie af te staan. Deze praktijken werden door de
toetreding tot de WTO eerder versterkt dan verminderd.
Ten tweede bleek dat de toetreding van China tot de
Wereldhandelsorganisatie perverse effecten had. Zoals gezegd werd het
handelsoverschot ten opzichte van de Verenigde Staten niet kleiner, maar
juist groter. Door het handelstekort kon China enorme valutareserves
opbouwen. Later zou Trump China ervan beschuldigen een
valutamanipulator te zijn, waartegen sancties moesten worden ingesteld.
Daarbij wees hij op de 3118 biljoen dollar aan reserves, maar hoe China
manipuleerde, maakte hij niet duidelijk.2
Verder had de toetreding grote gevolgen voor de koopkracht van
werknemers in het Westen. Door de opkomst van de Chinese
maakindustrie in de jaren negentig van de vorige eeuw werd het

79
aantrekkelijk om productie aan dit lagelonenland uit te besteden. De
keerzijde was dat banen in het Westen verloren gingen en de lonen
stagneerden. Dat laatste was het gevolg van de noodzaak om prijzen laag
te houden, zodat de in het Westen geproduceerde producten konden
concurreren met Chinese producten. Door de toetreding tot de
Wereldhandelsorganisatie stroomden bijna een miljard nieuwe
arbeidskrachten de liberale wereldorde binnen en raakte deze
ontwikkeling in een stroomversnelling. Vooral laaggeschoolde arbeiders
in het Westen concurreerden niet langer met collega’s in de westerse
wereld, maar met veel goedkopere Chinezen. De claim van president
Trump dat de ‘gewone Amerikaan’ hard werd getroffen door de opkomst
van China, is dus niet ongegrond.
De door Trump benoemde Amerikaanse handelsvertegenwoordiger
Robert Lighthizer betoogde zelfs dat het fout was dat China tot de
Wereldhandelsorganisatie was toegelaten. Deze organisatie was volgens
hem onmachtig om een niet-markteconomie als China te beteugelen. Dat
gold vooral voor antidumpingkwesties. Maar China ging ondanks
protesten van de Europese Unie en Amerika gewoon door met de
dumping van staal en aluminium.3
Overigens leverde ook de uitbreiding van de Europese Unie
‘oneerlijke’ concurrentie op. Na het einde van de Koude Oorlog werden
landen met een lagere levenstandaard lid van de Europese Unie.
Arbeiders uit die landen migreerden naar het rijke West-Europa en
namen genoegen met lagere lonen. Bedrijven verplaatsten hun productie
naar de nieuw toegetreden lagere-lonenlanden om concurrerend te
blijven. Zo kocht het Duitse Volkswagen het noodlijdende Tsjechische
Skoda op en Renault deed hetzelfde met het Roemeense Dacia. Dit
versterkte het effect van de toetreding van China tot de
Wereldhandelsorganisatie nog meer.
De Bank for International Settlements constateerde dat deze nieuwe
arbeidskrachten uit China en de Midden- en Oost-Europese landen de
lonen van de arbeiders in het Westen drukten en tegelijk het aandeel van
arbeid in de eigen nationale economie verkleinden, waardoor de
inkomensongelijkheid werd vergroot.4

80
Stagnerende lonen
De langdurige stagnatie van lonen en koopkracht leidde tot de
paradoxale conclusie dat de toetreding van China tot de
Wereldhandelsorganisatie bijdroeg aan de opkomst van het populisme in
Europa en Amerika. Deze conclusie wordt door meerdere studies
onderbouwd.5 De stagnatie bood namelijk aan populistische leiders de
mogelijkheid om een zwart beeld te schetsen van de situatie waarin hun
land verkeerde en zichzelf vervolgens als redder des vaderlands op te
werpen. Groepen die hier het meest ontvankelijk voor zijn, zijn de
degenen die de eindjes aan elkaar moeten knopen. Dit gold ook steeds
meer voor de middenklasse, die het gevoel had dat het alleen maar
slechter werd en dacht dat hun koopkracht niet meer zou stijgen.
Inkomens- en koopkrachtstagnatie zijn in de Verenigde Staten
inderdaad al heel lang gaande. In dit land waren de lagere en
middeninkomens niet in staat hun welvaart vast te houden. De cijfers zijn
onthutsend. In Amerika nam tussen 1948 en 1973 de productiviteit met
96,7 procent toe en de netto-inkomens met 91,3 procent. De
productiviteit steeg in de jaren van 1993 tot 2005 weliswaar met 73,4
procent, maar de lonen stegen slechts met 11,1 procent.6 In die periode
gingen grote groepen er gemiddeld 9 procent op achteruit en in de
periode van 2005 tot en met 2014 nog eens 7 procent. Als een
inflatiecorrectie op het loon van een gemiddelde werknemer wordt
toegepast, is dat sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige
eeuw met niet meer dan 0,2 procent per jaar gestegen.7
De opkomst van China speelde hierbij dus een belangrijke rol. Vanaf
1973 verdwenen banen naar lagelonenlanden, moesten Amerikaanse
werknemers de concurrentie met hun laagbetaalde collega’s in China
aangaan of werden ze door machines vervangen. In 1999 exporteerde
Amerika voor 13 miljard dollar aan goederen naar China, maar
importeerde voor 81 miljard dollar. De exporten waren goed voor
170.000 Amerikaanse banen.8 Maar vervolgens gingen volgens een
gezaghebbende studie alleen al in de Verenigde Staten tussen 1999 en
2011 mogelijk 2,4 miljoen banen verloren.9 Tot slot verarmde Amerika
door de financiële crisis van 2009.

81
Vanaf 2014 stegen de lonen weer, maar voor de meeste werknemers
compenseerde dit niet de eerdere verliezen. Interessant is ook dat
volgens het Economic Policy Institute de Amerikaanse middenklasse
gemiddeld 17.867 dollar aan inkomen verloor door de toenemende
inkomensongelijkheid en de groei van de vermogens van de rijken.
Vanaf 1979 tot 2013 bleken de hoge inkomens met 138 procent te zijn
gegroeid, terwijl 90 procent van de bevolking een inkomensgroei van
gemiddeld 15 procent doormaakte. Wat dat laatste cijfer betreft, moet
worden opgemerkt dat de inkomens van de middeninkomens stagneerden
en die van de laagstbetaalden daalden. Ter vergelijking: de gemiddelde
Amerikaanse CEO verdient nu bijna driehonderdmaal zoveel als de
gemiddelde werknemer. In 1979 was dat nog dertigmaal zoveel.10

Om dezelfde redenen stagneerde ook in Europa de inkomensgroei. Vanaf


het einde van de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren 2000 namen het
nationaal inkomen en de werkgelegenheid in de westerse wereld toe.
Maar hieraan kwam een einde gedurende het eerste decennium van de
nieuwe eeuw. Volgens een onderzoek van het McKinsey Global Institute
gingen in de periode 2005-2014 in 25 ontwikkelde landen tussen de 540
en 580 miljoen ‘gemiddelde’ burgers, oftewel twee derde deel van de
bevolking, er niet op vooruit, of zelfs op achteruit.11
De gevolgen waren soms beperkt door belastingverlaging en andere
inkomensmaatregelen, maar uiteindelijk stagneerde in een kwart van de
gevallen het inkomen of daalde dat zelfs. De cijfers zijn onthutsend. Van
2010 tot 2017 daalden de inkomens in Griekenland (met 9,1 procent),
Cyprus (10,2 procent), Portugal (8,3 procent), Kroatië (7,9 procent),
Spanje (4,4 procent), Italië (4,3 procent), het Verenigd Koninkrijk (2,4
procent), België (1,1 procent) en Finland (1 procent).12 Maar dit is niet
het hele verhaal. Tijdens de financiële crisis daalden in de gehele
eurozone de netto-inkomens met gemiddeld 3,1 procent. Bovendien was
er sprake van achterblijvende investeringen, vergrijzing en stagnerende
productiviteit.13 En als de productiviteit steeg, dan hielden de lonen hier
geen gelijke tred mee. Alles bij elkaar bleek er vanaf het jaar 2000
feitelijk sprake van stagnatie te zijn.

82
Dat dit soort negatieve inkomensontwikkelingen bij de getroffen
groepen tot woede en onvrede leidde, is goed verklaarbaar. Deze emoties
baanden de weg voor de opkomst van rechts- en links-radicale populisten
in Europa, de brexit en de verkiezing van Trump. Zo was aan de
vooravond van het brexit-referendum al duidelijk dat onder de meest
getroffen groepen grote aversie tegen de Europese Unie bestond.14 Het
waren ook dit soort groepen die de harde kern van de aanhang van
Trump gingen vormen. Hillary Clinton noemde ze een ‘basket of
deplorables’. Daarmee gaf ze aan geen idee te hebben van de effecten
van de globalisering.
Die ontevredenheid werd nog eens vergroot door het feit dat de rijken
sneller rijk werden, terwijl de groep achterblijvers steeds groter leek te
worden. Het probleem werd als zo nijpend gezien dat het World
Economic Forum in Davos, waar de belangrijkste industriëlen, politiek
leiders en wetenschappers jaarlijks bijeenkwamen, in 2018 ongelijkheid
op de agenda zette. Een belangrijke aanleiding was de discussie die was
ontstaan als gevolg van het baanbrekende werk van de Franse econoom
Thomas Piketty, Le capital au XXIe siècle uit 2013. In zijn boek
constateerde Piketty dat het nettorendement op vermogen historisch
gezien vrijwel altijd hoger is dan de economische groei. Om die reden
worden de rijken relatief gezien steeds rijker en daalt het aandeel van
arbeid in het nationaal inkomen ten opzichte van het aandeel kapitaal.
Oxfam berekende dat 42 mensen evenveel bezitten als de helft van de
wereldbevolking, terwijl de rijkste 1 procent 82 procent van alle rijkdom
in handen heeft.15 De conclusie was snel getrokken: de rijken werden
slapend rijker, terwijl de gemiddelde burger de eindjes aan elkaar moest
knopen. De groep die in Davos bijeenkwam, had zeker wat te verliezen,
want zij behoorden tot de winnaars waar grote delen van de bevolking
zich tegen verzetten. Tot die conclusie was Piketty overigens ook
gekomen, omdat historisch gezien te grote ongelijkheid tot sociale
onlusten leidt.
De ‘rijken’ werden in het populistische discours al snel de zondebok
waar de woede zich op richtte. Fundamenteler was de discussie over het
‘doorgeschoten kapitalisme’ als gevolg van globalisering en
neoliberalisme, die de extreme ongelijkheid mogelijk zouden hebben

83
gemaakt. Zo werd in het Verenigd Koninkrijk Jeremy Corbyn gekozen
als leider van Labour op basis van een antineoliberale agenda. Corbyn
ging in tegen het bezuinigingsbeleid om uit de crisis te komen. Daarmee
raakte hij een gevoelige snaar bij een belangrijk deel van het electoraat.
Veel Britten hadden genoeg van het bezuinigingsbeleid als gevolg van de
financiële crisis. Corbyn verzette zich tegen de reeds door premier
Margaret Thatcher omarmde ideologie van de terugtredende overheid,
meer invloed voor grote bedrijven en een economische agenda die werd
afgedwongen door het financiële hart van Londen, de City. Critici als
Corbyn legden een verband tussen de deregulering van markten en de
financiële sector en de denkbeelden die door de Chicago School of
Economics werden ontwikkeld, waarbij de door de overheid gedreven
economische politiek plaatsmaakte voor monetarisme waarin vraag en
aanbod van geld leidend waren. In het verlengde hiervan ontstond de in
hoofdstuk 2 genoemde Washington-consensus. Voor velen waren de
redenen waarom zuidelijke lidstaten van de Europese Unie door de
financiële crisis verder in het moeras werden gezogen de deregulering,
de dominantie van geld en de begrotingsdiscipline, die investeren in de
economie vrijwel onmogelijk maakten.

De populistische opmars
Even leek erop dat Europa gespaard zou blijven van de definitieve
populistische opmars. Wilders kwam niet in de Nederlandse regering,
Marine Le Pen werd bij de Franse presidentsverkiezingen verslagen door
de hervormingsgezinde Emanuel Macron, terwijl in Oostenrijk de rechts-
populist Norbert Hofer het tijdens de presidentsverkiezingen aflegde
tegen de kandidaat van de Groenen, Alexander van der Bellen. Maar
schijn bedroog. Zoals gezegd was het anti-immigratiediscours in Europa
en Amerika gemeengoed geworden. In Oostenrijk werd Hofer weliswaar
geen president, maar kwam zijn rechts-populistische FPÖ uiteindelijk wel
in de regering. Hofer zelf werd minister en kreeg zo meer invloed dan hij
als president zou hebben gehad. In Zuid-Europa gaven grote delen van
de bevolking de Europese Unie de schuld van de malaise, wat leidde tot
de opkomst van het links-populistische Syriza in Griekenland en in 2018
in Italië tot de verkiezingsoverwinning van de rechts-nationalistische en

84
populistische combinatie van Lega Nord en de Vijfsterrenbeweging. Het
was veelzeggend dat Berlusconi door velen als redelijk alternatief voor
deze leiders werd gezien. Tot slot kreeg in 2017 de anti-immigratiepartij
Alternatieve für Deutschland 12,6 procent van de stemmen en kwam met
94 zetels in de Bondsdag.
De opkomst van radicale populisten droeg bij aan het ontstaan van het
breed gedragen beeld dat er een economische tweedeling ontstond van
haves en havenots, dat de multiculturele samenleving mislukt was, dat de
grenzen voor arbeidsmigranten of gelukszoekers gesloten moesten
worden en dat diegenen die voor oorlogen op de vlucht waren geslagen
in kampen buiten Europa en Amerika moesten worden opgevangen. Die
ommezwaai in het denken duidde erop dat de gevestigde politiek geen
eigen verhaal had en ook geen idee hoe er op die nieuwe uitdagingen
moest worden gereageerd.
Europese populisten richtten hun woede op de Europese Unie. Trump
gaf de schuld aan oneerlijke handelsverdragen. Maar veel van de
oorzaken van de malaise hadden daar weinig mee te maken. De
financiële crisis was ontstaan uit falende banken en gebrekkig
overheidstoezicht. De stagnerende loonontwikkeling was het gevolg van
geopolitieke veranderingen en in een aantal gevallen was er sprake van
politieke incompetentie. Zo liet The Economist zich over Berlusconi
weinig flatteus uit onder de kop ‘The man who screwed an entire
country’. In de jaren dat de Italiaanse leider aan de macht was, tussen
2001 en 2009, bleek de Italiaanse economie de enige te zijn die binnen
de eurozone kromp. In de jaren voordat hij aan de macht kwam, liep de
Italiaanse economie redelijk in de pas met het Europese gemiddelde,
terwijl de groei na de financiële crisis niet echt terugkwam. In het geval
van Italië was het slecht bestuur dat de economie nekte en niet de
knellende voorwaarden van de Europese Unie. Het bleken dus nog steeds
de nationale leiders die hun land economisch konden maken en breken.
In Griekenland was het nog slechter. De Griekse economie werd
gedupeerd door cliëntelisme, waardoor een kleine groep politiek
gelijkgestemden elkaar baantjes toespeelde, naar believen uit de
overheidsruif at en er nauwelijks belasting werd betaald.

85
Meer redenen tot klagen over de Europese Unie waren er ten aanzien
van het immigratiebeleid, hoewel de oorzaak elders lag. In 2015 werd
gesproken over een vluchtelingencrisis, die gedeeltelijk was ontstaan
door de oorlogen in Syrië en Libië, en door de arbeidsmigratie uit
Noord- en sub-Sahara-Afrika. De Europese Unie was onmachtig om
grote aantallen vluchtelingen op te vangen, zodat Griekenland en Italië
daarvan het slachtoffer werden. De Unie was eveneens onmachtig om
vluchtelingen te herverdelen vanwege de weigering van Midden-
Europese landen om hun aandeel vluchtelingen op te nemen. En de
Europese Unie was onmachtig om uitgeprocedeerde asielzoekers naar
het land van herkomst uit te zetten. De situatie verergerde in 2015 door
twee aanslagen in Frankrijk. In het voorjaar vond de aanslag op de
redactie van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo plaats, waarbij
vrijwel de gehele redactie werd uitgemoord. De aanslag werd opgeëist
door Al Qaida. In november vond een serie aanslagen in Parijs plaats,
onder meer op het theater Bataclan. Tijdens deze aanslagen kwamen 130
mensen om het leven. De aanslag werd door de Islamitische Staat
opgeëist. Door het samenvallen van de vluchtelingencrisis en de
aanslagen werd al snel een relatie tussen terrorisme en
vluchtelingenstromen gelegd. Hoe sterk het sentiment onder grote delen
van de bevolking was, bleek na de opmerking van bondskanselier
Angela Merkel: ‘Wir schaffen das’. Daarmee wilde zij duidelijk maken
dat Duitsland in staat was om grote aantallen vluchtelingen op te nemen.
Maar hiervoor bleek onvoldoende draagvlak en dit leidde uiteindelijk,
zoals gezegd, tot de opkomst van de rechts-radicale partij Alternatieve
für Deutschland.

Soevereinisme
Dergelijke bewegingen waren in heel Europa te zien en leidden tot een
verschijnsel dat als ‘soevereinisme’ te boek staat. Soevereinisme is een
vorm van nationalisme waarbij niet de handel en andere contacten met
het buitenland worden afgewezen, maar wel het ‘knellende keurslijf’ van
instituties als de EU. Landen zouden beter af zijn als zij hun
soevereiniteit terug zouden krijgen en bilaterale deals met andere landen
konden sluiten. Daarmee wezen soevereinisten een deel van de huidige

86
wereldorde af, namelijk het institutionalisme. Ze moeten weinig van
‘Brussel’ hebben en regeringen moeten weer baas in eigen land worden.
Soevereinisme is een essentieel onderdeel van de opkomst van vooral
radicaal-rechts-populistische stromingen. Volgens onderzoekers als
Mudde en Norris was de opkomst van deze bewegingen een reactie op de
mondialisering.16 Bovendien zouden samenlevingen individualistischer
zijn geworden door het vervagen van de traditionele klassenverschillen
en het verdwijnen van religie als dominante factor. Degenen die zich
buiten de maatschappij voelen staan, worden volgens de auteurs dan
gevoeliger voor de retoriek van radicale politici. Teleurstelling in het
bestaan maakt deze groep ook afkeriger van het systeem van
representatieve democratie, omdat zij het gevoel hebben dat die niet
opkomt voor ‘ons soort mensen’. Er ontstaat dan een algemeen gevoel
dat de democratische rechtsstaat hen niet meer beschermt en dat ze zich
beter kunnen overleveren aan een sterke man die wel naar hun grieven
luistert. Die sterke man zou in eigen land politiek orde op zaken moeten
stellen en de verloren gegane soevereiniteit moeten terugpakken. Deze
groepen denken niets te verliezen te hebben en verlangen naar radicale
veranderingen, waarbij het hun weinig uitmaakt of de verworvenheden
uit het verleden, zoals de rechtsstaat en het multilateralisme van de
liberale wereldorde, op de schroothoop terechtkomen. Deze situatie doet
sterk denken aan de periode van na de Eerste Wereldoorlog. Optimisme
over de toekomst en progressieve opvattingen waren de bodem in
geslagen en mensen leken uitgekeken op democratie en vooruitgang. De
tijd wordt dan rijp, zoals in het toenmalige Duitsland en Italië, voor de
omverwerping van het systeem en de adoratie van een sterke man.
Omdat deze stroming duidelijk een hang naar het autoritaire heeft, is het
niet verwonderlijk dat sterke leiders elders, zoals Poetin, werden
omarmd. Dit verscheurde de westerse wereld verder.

De aanvallen op de fundamenten van de westerse wereldorde en de


opkomst van antiwesterse gevoelens passen in een bredere trend. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit de index van Freedom House, die jaarlijks het
democratische gehalte van vrijwel alle landen ter wereld meet. In 2018
constateerde de organisatie dat de democratie in een crisis verkeert. In
2017 bleek dat de democratische beginselen op alle punten, meer dan in

87
andere jaren, onder druk zijn komen te staan, met inbegrip van vrije en
eerlijke verkiezingen, minderheidsrechten en de rechtsorde. Slechts 45
procent van alle landen was echt vrij, 25 procent was onvrij en 30
procent was gedeeltelijk vrij.17
Daarbij past echter wel een nuancerende opmerking: autoritaire
democratieën of autocratieën zijn niet per definitie slecht geregeerde
landen. China is een autocratie, maar wordt goed bestuurd. Datzelfde
geldt gedeeltelijk ook voor Rusland. Hun regeringen steunen op een
meerderheid van de bevolking, die zij in ruil voor steun welvaart en
veiligheid verschaffen. Het succes van deze regeringen, dat vooral tot
uitdrukking komt in langdurige economische groei en het idee dat zij
zich beter dan het Westen aan de nieuwe tijd kunnen aanpassen, speelt
autoritaire leiders in de kaart. Het is een feit dat functionele regeringen
tegenwoordig de norm zijn geworden, ook al zijn deze niet democratisch.
Sterker: overal ter wereld doen autocraten een greep naar de macht, het
land dat zichzelf altijd gezien heeft als de leider van de vrije wereld niet
uitgezonderd. Ze gebruiken daarbij het argument dat alleen een sterke
leider in staat is om hun land aan de nieuwe tijd aan te passen.
Rusland en China kunnen daardoor van hun autocratische visies een
exportproduct maken. Het is deze soft power die in de ogen van leiders
als Erdoğan en Orbán aantrekkelijker is dan de visie van de Verenigde
Staten. China exporteert zijn ideeën openlijk via vijfhonderd culturele
Confucius Centra die in de hele wereld zijn geopend. Door het
organiseren van discussies en seminars, het aanbieden van lesmateriaal
voor scholen en door samenwerking met lokale universiteiten, die
overigens vaak de helft van de exploitatie van een centrum voor hun
rekening nemen, wordt de officiële partijlijn uitgedragen. De landen die
aangesloten zijn bij de Nieuwe Zijderoute of het BRI krijgen bijzondere
aandacht. Economisch voordeel en politieke beïnvloeding gaan hier hand
in hand. Rusland doet hetzelfde op iets minder subtiele wijze. Ook dit
land verspreidt propaganda door middel van beïnvloedingscampagnes op
internet en hacks, het paaien van sympathisanten, het sluiten van
bondgenootschappen met gelijkgestemde landen en het organiseren van
grote internationale conferenties.

88
De liberale rechtsstaat lijkt dus het eerste slachtoffer te zijn geworden
van de zelfaangejaagde globalisering, waardoor autocratische, niet-
liberale westerse waarden in grote delen van de wereld lijken te winnen.
Hoe erg dit is, wordt bepaald door de rol die iemand in een maatschappij
wil spelen. Voor grote delen van de bevolking maakt het niet uit. Als de
regering voor welvaart en veiligheid zorgt, heeft men vrede met de
inperking van de burgerlijke vrijheden. Sterker: de kiezers van Trump en
de populistische partijen in Europa hebben er helemaal geen moeite mee
als burgerlijke vrijheden onder druk komen te staan. Zij zijn bereid om
een ‘sterke leider’ te accepteren, zolang zij er maar beter van worden.
Pew constateert dat er in de wereld nog steeds wereldwijde steun is voor
de democratie, maar dat grote delen van de bevolking ontvankelijk zijn
voor alternatieven.18

Het echte probleem met een niet-democratische regeringsvorm is dat


checks and balances ontbreken, waardoor corruptie en machtsmisbruik
op de loer liggen en degenen die tegen het bewind protesteren zo nodig
uit de weg worden geruimd. Als deze trend doorzet, gaan we naar een
wereld waarin politieke en burgerlijke vrijheden aan de kant worden
geschoven, verkiezingen worden gemanipuleerd en communicatie op
internet wordt gecensureerd. Internet zelf wordt dan gebruikt om de
bevolking te controleren, de pers aan banden te leggen, corruptie aan te
jagen en de staat onkwetsbaar te maken. De ondermijning van de

89
democratie is een sluipend proces dat wordt aangejaagd door politici die
misbruik maken van het democratische systeem om aan de macht te
komen.
Door dit soort ontwikkelingen kunnen westerse landen wegzakken in
een situatie die sterk doet denken aan de periode tussen de beide
wereldoorlogen. Fascisme-expert Paxton constateerde dat na de Eerste
Wereldoorlog de liberale waarden in diskrediet waren gebracht en dat dit
bijdroeg aan de opkomst van het fascisme en het ontstaan van de Tweede
Wereldoorlog.19
Maar geopolitiek gezien is het belangrijkste gevolg van de
populistische opmars dat landen vooral met zichzelf bezig zijn. Met hun
soevereinisme en protectionisme slopen zij de fundamenten van de
westerse wereldorde, waardoor de westerse wereld niet meer in staat is
om een antwoord op de opkomst van China te geven. Radicale
populisten verschansen zich met hun kiezers in de loopgraven en denken
dat ze zo een dam tegen het globalisme opwerpen. Maar in werkelijkheid
slopen ze het multilateralisme en aanvaardden ze de politieke beginselen
van de wereldorde niet. Want alleen door samenwerking kan een vuist
worden gemaakt. Deze ontwikkeling kwam in een stroomversnelling
toen Donald J. Trump tot vijfenveertigste president van de Verenigde
Staten werd gekozen. Niet zozeer de opkomst van China, maar de
opkomst van Trump werd daarmee de belangrijkste bedreiging voor de
huidige wereldorde. De nieuwe president ontpopte zich tot oppersloper
van de liberale westerse wereldorde, die nota bene door zijn voorgangers
was gecreëerd. Hij zette de aanval in tegen vrijwel alle onderdelen van
die wereldorde.

90
5
De sloper

‘Dit is foute boel.’ Dat was mijn eerste gedachte toen ik in een zaal in het
Haagse perscentrum Nieuwspoort naar de inaugurele rede van Trump
luisterde. De nieuwe Amerikaanse president klonk als een leider uit een
voorbij, zwart verleden. Een leider die behalve de sloop van de
wereldorde ook de democratische rechtsstaat om zeep wilde helpen. Hij
zette de aanval in tegen datgene wat burgers tegen willekeur moet
beschermen: pers, rechterlijke macht en het politieke systeem. Het past
in het tijdbeeld waarin delen van de bevolking hunkeren naar een nieuwe
autoritaire politiek, wat hand in hand gaat met het verlangen naar
radicale verandering en het afrekenen met de elite, de mondialisering,
moderniteit en het neoliberale gedachtegoed. Trump voelde dit goed aan
en betoogde dat 20 januari 2017 zou worden onthouden als de dag
waarop het volk weer het land zou gaan leiden.
Trumps inaugurele rede had veel weg van de retoriek van
communistische leiders tijdens de Koude Oorlog. Ook zij spraken
namens het volk en trachtten de elite te vernietigen. Het griezeligst vond
ik dat de toegestroomde menigte juichte en met onterechte hoop was
vervuld. Hoop op betere tijden. Precies zoals dat 85 jaar geleden
gebeurde toen de nationaalsocialistische leiders aan de macht kwamen.
Trump deed mij ook aan die leiders denken. Hij lijkt met zijn autoritaire
regeringsvorm en machismo, anti-intellectualisme, antiparlementarisme,
hang naar geweld en de opvatting dat de pers de grootste vijand van het
Amerikaanse volk is enigszins op de Italiaanse fascistenleider Benito
Mussolini.
Het is niet mijn bedoeling om Trump als een fascist weg te zetten,
maar ik zag opmerkelijke parallellen met de opkomst van Hitler. Met zijn
verkiezingsoverwinning in 1932 werd Hitlers NSDAP met 37,4 procent
van de stemmen de grootste partij van Duitsland. Rijkspresident Von
Hindenburg versloeg in 1932 weliswaar Hitler in de
presidentsverkiezingen, maar ontkwam er niet aan om, na een mislukte

91
kabinetsformatie door Kurt von Schleicher, Hitler als bondskanselier aan
te stellen. Von Hindenburg maakte daarbij een ernstige inschattingsfout.
De Duitse economie was in die tijd ingestort, acht miljoen werklozen
leefden in bittere armoede en zonder enig perspectief, omdat dit hun
ontnomen was door een gehate politieke elite. De regering had geen
antwoord op de crisis. Von Hindenburg wilde Hitler en zijn NSDAP
gebruiken voor het uitvoeren van zijn conservatieve agenda, die gericht
was op het herstel van de macht van die conservatieve elites. Dat lukte
niet. Hitler trok zijn eigen plan, manoeuvreerde de politieke elite eruit en
bond het volk aan zich met een populistische, nationaalsocialistische
politiek, erop gericht om Duitsland weer groot te maken. Hij bood
oplossingen en had de retorische gave om grote delen van de bevolking
aan zich te binden. Dat deed Trump ook, waarbij hij teruggreep op de
jaren twintig van de vorige eeuw. Toen verwierp Amerika ook het
multilateralisme en deelname aan organisaties als de Volkenbond, en
ging een protectionistisch beleid voeren dat uiteindelijk de economische
crisis van de jaren dertig verlengde en verdiepte.
De belangrijkste overeenkomst tussen de opkomst van Hitler en die
van Trump is dat beiden via een democratisch proces aan de macht
kwamen. Ze ontlenen hun legitimiteit exclusief aan het mandaat van ‘het
volk’ en trekken zich daarom niets aan van traditionele elites en politieke
partijen. Hiermee slopen ze het democratische systeem van binnenuit en
zetten ze de bestaande internationale orde naar hun hand. Een andere
overeenkomst is hun afkeer van bepaalde groepen: Hitler verachtte het
Joodse volk en Trump de immigranten, in het bijzonder de moslims. Een
laatste opmerkelijke overeenkomst is dat beide leiders gebruikmaakten
van dezelfde propagandatechniek. In Mein Kampf kwam Hitler met het
idee van de grote leugen. Hij beschreef die als ‘een zo kolossale leugen
dat niemand zou kunnen geloven dat iemand de waarheid zulk grof
geweld aan zou doen’.
Ook Trump bedient zich van hyperbolen en leugens om zijn doel te
bereiken. The Washington Post telde gedurende de eerste 497 dagen van
zijn ambtstermijn 3259 gelogen of misleidende uitspraken.1 Leugentjes
om bestwil en fouten komen bij de meest integere politici voor, maar
Trumps beleid was bewust gebaseerd op leugens en halve waarheden.

92
Daardoor concludeerde zijn aanhang dat liegen legitiem was en daalde
het vertrouwen van zijn tegenstanders in hun president nog verder. De
gevolgen waren toenemende polarisatie en aantasting van de rechtsstaat.
Dat werd nog versterkt door Trumps aanhoudende aanvallen op de
media, die hij consequent bestempelde als vijanden van het volk die
nepnieuws brachten. Daarmee probeerde hij zijn eigen leugens te
rechtvaardigen.
Hij wist dat grote delen van het electoraat niet op de waarheid, maar
op verandering zaten te wachten. Dat bleek uit zijn inaugurele rede, die
op zijn variant van de grote leugen was gebaseerd. Hij schetste een
inktzwart beeld van een volk dat uitgebuit werd en in armoede leefde,
terwijl de elite, waar hij overigens zelf ook toe behoorde, goed voor
zichzelf zorgde. Hij schetste een beeld van verkrotte fabrieken, vervallen
infrastructuur en een aftakelend onderwijssysteem. En hij constateerde
dat dit ‘Amerikaanse bloedbad’ moest stoppen. Hoe, dat was ook
duidelijk: Amerika had buitenlandse industrieën verrijkt ten koste van de
eigen productie, had buitenlandse legers gesubsidieerd en het eigen leger
verwaarloosd, en had ten koste van de eigen veiligheid de veiligheid van
andere landen vergroot. De oplossing van zijn problemen was America
First, waarbij alleen het Amerikaanse eigenbelang nog richtinggevend
zou zijn. Alleen dan zou Amerika weer rijk en machtig kunnen worden
en zou de Amerikaanse burger er wel bij kunnen varen. Ik hoorde het
verbijsterd aan, met een mengeling van woede en ongeloof. Amerika was
niet vergelijkbaar met het vernederde en failliete Duitsland waar Hitler
de macht greep, maar Trump stuurde desondanks wel op eenzelfde soort
revolutie aan. En ik had het gevoel dat deze man zou gaan doorpakken.
Hij had een mandaat van de kiezer, hij had een aansprekend verhaal en
hij was een man die zich door niets of niemand van zijn doelstellingen
zou laten afhouden. Hier werd geschiedenis geschreven.
Tegelijkertijd hoopte ik dat de gevolgen van de opkomst van Hitler ons
voldoende duidelijk hadden gemaakt dat de geschiedenis zich op dit punt
nooit meer zou mogen herhalen. In Nieuwspoort vroeg ik mij af wat de
gevolgen zouden zijn als Trump zijn plannen zou doorzetten. Ik was niet
de enige. De honderden genodigden die tijdens deze typisch
Amerikaanse bijeenkomst aanwezig waren, spraken schande van Trumps

93
woorden. Maar terwijl zij bezig waren hun hamburger naar binnen te
werken, concludeerden de meesten dat het allemaal zo’n vaart niet zou
lopen en klaagden ze dat er geen extra friet was.

Ik was overigens niet de eerste die parallellen met de opkomst van Hitler
trok. De Amerikaanse denker Robert Kagan stelde in een geruchtmakend
opiniestuk in de The Washington Post van 18 mei 2016 dat het fascisme
in de Verenigde Staten op de loer ligt. Volgens hem biedt Trump geen
oplossingen op basis van een duidelijk programma, maar staat hij voor
een houding van brute kracht, machismo, dedain, rancune, haat, woede
en disrespect ten opzichte van democratische beginselen. Deze
kenmerken behoren tot wat fascisme-expert Robert Paxton de
‘mobilizing passions’ van het fascisme noemt. Paxton definieert fascisme
als een vorm van politiek bedrijven die gekenmerkt wordt door een
obsessieve gerichtheid op de vermeende aftakeling van de maatschappij,
vernedering en slachtofferschap. Hij ziet het fascisme ook als een
dwangmatige cultus van eenheid, energie en zuiverheid, waarbij een
partij van toegewijde nationalistische militanten de massa mobiliseert,
een ongemakkelijke, maar effectieve samenwerking aangaat met de
traditionele elite, democratische vrijheden afschaft en zonder ethische of
juridische beperkingen onwelgevallige elementen uit de samenleving
verwijdert.2 Van fascisme is overigens pas echt sprake als geweld wordt
goedgepraat of wordt verheerlijkt. Dat doet deze president niet, maar hij
zit er wel dicht tegenaan.
Trump liet vlak na zijn aantreden overduidelijk zien waar zijn
sympathie ligt. Zo retweette hij berichten van Jayda Fransen, de leider
van de extreem-rechtse en uiterst marginale Britain First-beweging. In
augustus 2017 weigerde hij afstand te nemen van de neonazi’s en white
supremacists van de Alt Right-beweging, die in Charlottevile een
demonstratie organiseerden tegen de ontmanteling van het standbeeld
van generaal Lee, een held uit de Burgeroorlog. Deze Unite the Right-
demonstratie liep volledig uit de hand toen een demonstrant inreed op
een tegendemonstratie. Daarbij vielen een dode en negentien gewonden.
Trump zei dat er onder de rechtse betogers ‘very fine people’ zaten. Zijn
reactie paste in de trend die tijdens zijn verkiezingscampagne zichtbaar
werd. Vlak voor zijn verkiezing reageerde hij op het verwijderen van een

94
demonstrant met de opmerking dat hij zo iemand graag op zijn bek zou
slaan. Daarvóór had hij in Ceder Rapids, Iowa, al eens geroepen dat hij
bereid was de juridische bijstand te betalen voor iedereen die
demonstranten eens goed zou aanpakken. Keer op keer maakte Trump
het gebruik van geweld door extreem-rechts acceptabel.

Een jacksoniaanse revolutie


De Amerikaanse denker Walter Russell Mead spreekt van een
‘Jacksonian revolt’.3 Sinds de Tweede Wereldoorlog was de wereld
volgens hem gevorm door de ‘Hamiltonians’, die het in de geest van
achttiende-eeuwse minister van Financiën Alexander Hamilton van
belang vonden het leiderschap van de Britten over te nemen en een op
regels gebaseerde economische wereldorde te scheppen. ‘Wilsonians’
geloven, in de geest van de Amerikaanse president Woodrow Wilson
(1856-1924), dat het creëren van deze wereldorde een nationaal belang is
omdat die op basis van waarden als humaniteit en democratie wordt
vormgegeven. ‘Jeffersonians’, in de geest van president Thomas
Jefferson (1743-1826), geloven daarentegen dat een sterk Amerika de
kosten en risico’s van het buitenlandbeleid binnen de perken houdt.
Mead omschrijft Trump als een ‘Jacksonian’, omdat hij het rauwe
populistische nationalisme aanhangt van president Andrew Jackson
(1767-1845). Die werd bekend door zijn wetten waarmee de
oorspronkelijke Amerikanen naar een gebied ten westen van de
Mississippi werden verdreven, zijn bevoordeling van blanke
Amerikanen, zijn nadruk op de Amerikaanse, door God gegeven
uitverkorenheid, zijn oppositie tegen de macht van banken en zijn
praktijk om aanhangers aan baantjes in Washington te helpen en zelf
ongebreidelde macht te vergaren. Net als Jackson ziet Trump de
Amerikaanse uitverkorenheid niet als een opdracht om de wereld ten
goede te veranderen, maar om al die energie uitsluitend ten goede te
laten komen aan de Amerikanen.
Europese rechts-radicale politici omarmden Trump met groot
enthousiasme. Nigel Farage hielp Trump om zijn anti-Clinton-campagne
vorm te geven. Tijdens een debat na Trumps inauguratie verzuchtte
Wilders in het Nederlandse parlement: ‘Wat een verademing! Wat een

95
verademing vergeleken bij die linkse dictatuur van bange, laffe
wegkijkers die we in de rest van Europa hebben en ook hier in de hele
Kamer. Het is om te huilen.’ En zijn Franse collega Le Pen spoorde de
Amerikanen aan voor ‘elk alternatief voor Hillary Clinton’ te stemmen.
Ze voegde eraan toe dat ‘wat Amerikanen aanspreekt, is dat hij een man
is die onafhankelijk is van Wall Street, van financiële lobby’s en zelfs
van zijn eigen partij’. Matteo Salvini, de leider van de Italiaanse Lega
Nord, die in 2018 een van de kopstukken zou worden in het eerste
rechts-radicale kabinet binnen de Europese Unie, sprak niet alleen
lovende woorden over de Italiaanse fascist Mussolini, maar stelde ook
liever de ‘legaliteit en veiligheid’ van Trumps beleid te hebben dan het
desastreuze beleid van Barack Obama.4
Na Trumps inaugurele rede stonden de Europese populisten te juichen.
Ik vond dat, eufemistisch gezegd, merkwaardig. Want een
protectionistisch Amerika zou ook de aanval op de Europese
bondgenoten inzetten. America First ging immers niet over Frankrijk,
Nederland of Duitsland, waar rechts-radicale politici droomden van een
soortgelijke verkiezingsoverwinning. Ongetwijfeld zagen ze in hem de
sterke autocraat die zij ook wilden zijn, maar ze vergaten dat hun eigen
electoraat het eerste slachtoffer van Trumps protectionisme zou zijn.
Want Amerikaans protectionisme raakt ook Europa direct. Maar het
vermogen om de vreugde van de verkiezing van een vermeende
zielsverwant in een brede perspectief te plaatsen was niet aanwezig.
De positieve reacties in Europa van Le Pen, Wilders en nog wat leiders
in de radicaal-rechtse hoek zeiden mij veel over het klimaat in de
westerse wereld. Kennelijk was er een type leider opgestaan met radicale
denkbeelden over hoe het verder moest en die over de rug van
ontevredenen de macht naar zich toe wilde trekken. Die ontevredenen
werden gouden bergen beloofd, maar ze waren slechts pionnen in een
strijd om de macht, net als in de communistische tijd en onder
nationaalsocialistische leiders als Hitler en Mussolini.

De aanval op de deep state


Ik ben ervan overtuigd dat sommige populisten goede bedoelingen
hebben. Maar macht corrumpeert en door hun autocratische inslag wordt

96
macht vergaren een doel op zich. Daarvoor zijn zij bereid om de oude
orde op te offeren, zowel de binnenlandse als de wereldorde. Trump zette
daarvoor de aanval in op de deep state, een ongrijpbare, welhaast
mythische elite van politici, ambtenaren in ministeries, de rechterlijke
macht en de top van overheidsinstellingen. Die zouden elkaar de bal
toespelen, zich over de rug van de gewone man verrijken en hun positie
weten vast te houden, welke president er ook in het Witte Huis zetelt.
Wat Trump en zijn aanhangers de deep state noemen, is niet meer dan
de uitgebreide bureaucratie waarmee de politieke leiding het land
bestuurt. Dat zijn ministeries, agentschappen en andere organisaties die
het motorblok van elke staat vormen en die, los van de politieke leiding,
hun werk doen. De politiek slaat de piketpalen die de manoeuvreerruimte
van ambtenaren bepalen en formuleert de doelstellingen voor het beleid
dat zij moeten uitvoeren. Het opmerkelijke van Trump is dat hij de eerste
president is die geen belangstelling lijkt te hebben voor het besturen van
zijn land in de klassieke zin van het woord, namelijk door zijn ambtelijke
apparaat in te richten. In plaats daarvan zet hij de aanval in op de
bureaucratie door budgetten te korten, ambtenaren te ontslaan, zich niets
aan te trekken van de geldende procedures en de pijlers onder zijn eigen
regering, zoals de inlichtingendiensten, te schofferen.
Hoe je het ook wendt of keert, deze aanpak werkt uiteindelijk
contraproductief. Iedere willekeurige topambtenaar, in elke willekeurige
democratie, weet hoe gemakkelijk het is om het functioneren van een
bewindspersoon onmogelijk te maken en zelfs zijn of haar val te
bevorderen door op zich juiste, maar selectieve informatie te leveren of
informatie naar de pers te lekken. Loyaliteit moet van beide kanten
komen en als dat niet het geval is, trekt uiteindelijk de politiek leider, die
vaak als niet meer dan een passant wordt gezien, aan het kortste eind. In
Amerika leidde dit tot een tegenbeweging, die uiteindelijk de basis
vormde voor de steun van het Congres voor onderzoeken naar Trumps
betrokkenheid bij de Russische inmenging.5
De aanval op de deep state is geworteld in een vage ideologie die wat
doet denken aan die van de vroegere communistenleiders, zoals Lenin.
Helemaal toevallig is dit niet, want Trump wordt ideologisch beïnvloed
door Steve Bannon, de zelfbenoemde leninist die tot 18 augustus 2017 de

97
chief strategist en senior counselor van het Witte Huis was. De
antiglobalist Bannon is afkomstig van de radicaal-rechtse website
Breitbart en houdt er nationalistische en racistische denkbeelden op na.
Hij is overtuigd van de superioriteit van het blanke ras en de joods-
christelijke cultuur en haat het ‘islamitisch fascisme’. Hij gelooft in de
kracht van samenzweringen, mythes en beelden om angst aan te jagen,
en streeft de vernietiging na van het hele establishment, om daarna een
nieuwe en betere wereld te kunnen opbouwen.
Volgens Bannon heeft het neoliberalisme van de ‘elite’ geleid tot een
ontsporing van het gematigde of ‘verlichte’ kapitalisme, dat de burger
bescherming bood en gestoeld was op joods-christelijke waarden. Deze
ontsporing was verantwoordelijk voor de financiële crisis en de
afkalving van de welvaart van die burger. De elite heeft bovendien de
deur opengezet voor moslims die de joods-christelijke waarden niet
delen en de maatschappij met aanslagen willen vernietigen. Dit is tevens
het eerdergenoemde ‘Amerikaanse bloedbad’ uit Trumps inaugurele
rede, die hij samen met Bannon schreef. De wens om de Europese Unie
te vernietigen past in deze ideologie van dreiging en rot: de Europese
Unie is, met haar nadruk op pluralisme en de bescherming van
minderheden, in de ogen van Bannon het meest verachtelijke voorbeeld
van een liberale wereldorde die zo snel mogelijk vernietigd moet
worden. Trumps wereld sluit goed aan bij die van Bannon. Bij Trump
gaat het niet om overtuigen, maar om intimideren, om kapotmaken of
kapotgemaakt worden, om rancune, wraak en machtsbelustheid, en om
het fabriceren van een alternatieve waarheid die zijn doelstelling beter
ondersteunt.
Dit wereldbeeld wordt vertaald naar een racistisch beleid waarin de
blanke Amerikaan centraal staat en de immigranten worden geweerd.
The Washington Post meldde begin september 2018 dat, in een
kennelijke poging het ‘blanke’ Amerika te beschermen,6 hispanics in het
grensgebied met Mexico steeds vaker een paspoort wordt geweigerd en
dat ze zelfs werden opgesloten in detentiecentra voor illegalen, terwijl ze
over een Amerikaans geboortecertificaat beschikten.
Al direct na zijn aantreden wekte Trump de woede op van
moslimlanden toen hij een inreisverbod aankondigde voor de bewoners

98
van Iran, Irak, Libië, Somalië, Soedan, Syrië en Jemen. Hoewel de
plegers van de aanslag van 11 september 2001 hoofdzakelijk uit Saoedi-
Arabië afkomstig waren, bleef dit land buiten schot. Maar dat land was
dan ook een bondgenoot in de strijd tegen Iran en een belangrijke
afzetmarkt voor Amerikaanse wapens. Met zijn inreisverboden loste
Trump een verkiezingsbelofte in. Amerika zou volgens Trump alleen
gespaard kunnen worden voor aanslagen als moslims geweerd werden.
Van enige nuance was bij Trump geen sprake. Volgens de Global
Terrorism Index vindt 75 procent van de aanslagen plaats in vijf landen:
Afghanistan, Irak, Nigeria, Syrië en Pakistan. Israël is het enige
ontwikkelde land waar ook een aanzienlijk aantal aanslagen plaatsvindt.
Opmerkelijk is dat sinds 2000 99 procent van alle dodelijke slachtoffers
van terrorisme viel in landen waar conflicten plaatsvinden of waar sprake
is van een hoog niveau van politieke terreur. Statistisch gezien komt
terrorisme in het Westen nauwelijks voor. Sterker: Noord-Amerika was
de regio waar de terroristische dreiging zelfs afnam.7
Toch kondigde Trump een zero tolerance-beleid af ten aanzien van
illegale immigranten en droeg hij op om aan de grens kinderen van hun
ouders te scheiden. De beelden van kinderen in ‘kooien’ gingen de
wereld over en wekten afschuw bij Republikeinen en Democraten.
Ongebruikelijk was het protest dat door vier voormalige first ladies werd
aangetekend. Rosalyn Carter, Hillary Clinton, Michelle Obama en Laura
Bush zagen Trumps beleid als ‘immoreel’, ‘afstotelijk’ en een
‘humanitaire crisis’. Zelfs Ivanka Trump liet weten dat zij het scheiden
van kinderen van hun ouders haat en dat Amerika een land moet zijn dat
niet alleen de wet volgt, maar ook met ‘het hart’ wordt bestuurd.8 Maar
de president bleef onverbiddelijk. Hij twitterde op 19 oktober 2018 dat
de Democraten het probleem zijn. Het maakte hun volgens hem niet uit
hoe crimineel immigranten zijn. Volgens Trump laten de Democraten
immigranten toe omdat het toekomstige kiezers zijn. Het was een
volstrekt cynische reactie, waarbij de oppositie de schuld voor de
ontstane situatie kreeg op grond van het onjuiste argument dat de wet nu
eenmaal de scheiding van kinderen van hun ouders eist. Met zijn
uitspraken toonde Trump zich een antidemocraat zonder menselijk
gevoel en normbesef, die bereid was om een humanitaire crisis te

99
veroorzaken om zijn kiezers tevreden te houden. Maar daarmee
ondermijnde hij de ongeschreven regels die bepalend zijn voor de mate
van beschaving van de Amerikaanse rechtsstaat.
Hoe erg Trump zijn bondgenoten kan schofferen, bleek uit een Twitter-
kanonnade waarin hij bondskanselier Merkel keihard aanpakte. Sterker:
het had er alle schijn van dat Trump zijn belangrijkste bondgenoot ten
val wilde brengen en de Europese Unie wilde slopen. In het voorjaar van
2018 hitste Trump bewust een crisis op over de immigratie naar
Duitsland, waardoor Merkel in conflict was gekomen met de minister
van Binnenlandse Zaken Horst Seehofer. Deze was tevens de leider van
de Beierse CSU, die overigens pal achter hem stond. Seehofer wilde een
rem op de immigratie door alle migranten terug te sturen die al in een
andere lidstaat van de Unie geregistreerd staan. Merkel vreesde echter
dat als dit zou gebeuren, alle immigranten uiteindelijk weer terug zouden
komen in Griekenland en Italië. In potentie zou dit de Unie kunnen
opblazen, omdat deze landen de vluchtelingenstroom niet aan zouden
kunnen. Bovendien was het volgens Merkel in strijd met de Europese
regelgeving. Trump mengde zich in deze politieke strijd door te twitteren
dat de Duitsers tegen hun leiders in opstand kwamen. Volgens hem ging
de misdaad in Duitsland door al die immigratie omhoog. Dat bleek een
leugen; volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken was de
criminaliteit in 2017 juist op een zesentwintigjarig laagterecord
gekomen.9 Trump twitterde ook dat heel Europa een grote fout maakte
met het binnenlaten van miljoenen migranten, omdat daardoor de eigen
cultuur ‘heftig en gewelddadig’ zou worden veranderd.10 Met zijn tweets
schaarde Trump zich achter de rechts-radicale anti-immigratiepartij
Alternatieve für Deutschland en leek hij de leden van de Europese Unie
tegen elkaar uit te willen spelen om zo een definitief einde te maken aan
het multilateralisme.
Trumps hang naar partijen als Alternatieve für Deutschland past in het
beeld van zijn bewondering voor autoritaire leiders als Xi Jinping van
China, Erdoğan van Turkije en Kim Jong-un van Noord-Korea. Dit wil
echter niet zeggen dat hij per definitie vriendschappelijke banden met
deze landen aangaat. Zo kwam hij met Erdoğan op ramkoers te liggen
omdat dominee Andrew Brunson in Turkije gevangenzat. Hij werd

100
verdacht van het lidmaatschap van de beweging van de geestelijke
Fethullah Gülen, die achter de couppoging van 2016 zou zitten. De
gemoederen liepen zo hoog op dat Trump sancties instelde en de relatie
tussen de Verenigde Staten en Turkije verzuurde.

De handelsoorlog
Toen ik naar aanleiding van Trumps inauguratie in mijn column in Trouw
schreef dat ik vreesde dat hij de westerse liberale wereldorde ten grave
wilde dragen, werd ik door veel twitteraars voor gek verklaard. Mijn
collega’s uit de wetenschap vonden dat ik wel erg snel conclusies trok.
Maar al ruim voor zijn inauguratie ging Trump tekeer tegen een van de
fundamenten van de liberale wereldorde, het multilateralisme. Hij riep
consequent op tot importheffingen en het ontmantelen of
heronderhandelen van handelsakkoorden. Tijdens een bijeenkomst met
de redactie van The New York Times in januari 2016 stelde Trump dat hij
45 procent belasting op Chinese importen wilde heffen.11 Al snel bleek
dat dit land het primaire doelwit van de nieuwe Amerikaanse president
was. Toen Trump in 2015 zijn kandidatuur aankondigde, ging hij al
tekeer tegen China door de leiders in Beijing te beschuldigen van
dumping, technologiediefstal en valutamanipulatie. Alleen al door de
lage staalprijzen verloren 15.000 staalarbeiders hun baan. Hij zou, als
nieuwe president, deze praktijken aan de Amerikaanse rechter en de
Wereldhandelsorganisatie voorleggen. En als dat niet zou werken, zou hij
eenzijdige maatregelen nemen, waaronder het opleggen van
importheffingen. Trump was vooral woedend over de
handelsoverschotten die landen met Amerika zouden hebben. Dat weet
hij aan ‘oneerlijke’ importheffingen.
Na zijn beëdiging bleek dat Trump niet het geduld kon opbrengen om
klachtenprocedures bij de Wereldhandelsorganisatie op te starten en
legde hij eenzijdig importheffingen op. Niet alleen aan China, maar ook
aan bondgenoten. Ook al had Trump hier een punt, door zijn handelwijze
ondermijnde hij de Wereldhandelsorganisatie, de hoeksteen van de
wereldhandel en een pijler onder de westerse wereldorde. In een
interview met persbureau Bloomberg noemde Trump de oprichting van
de Wereldhandelsorganisatie ‘de slechtste handelsovereenkomst ooit’,

101
waaruit de Verenigde Staten zich zouden terugtrekken als deze niet zou
worden veranderd.12 De president vond dat de Verenigde Staten door
deze organisatie zeer slecht werden behandeld. Dat betrof vooral het
mechanisme voor geschillenbeslechting, waarbij inbreuk op de
Amerikaanse soevereiniteit zou worden gepleegd. Om die reden
blokkeren de Verenigde Staten nu de benoeming van rechters, zodat de
organisatie ineffectief wordt.
Het stoorde Trump dat hij in dumpingkwesties eerst de WTO-regels
voor arbitrage moest volgen. Pas daarna mocht hij importheffingen
opleggen. Hij was zich hiervan terdege bewust en daarom rechtvaardigde
hij zijn acties met een beroep op een obscure clausule in de Trade
Expansion Act van 1962. Die wet stelde dat de president maatregelen
kan treffen als de nationale veiligheid dat vereist. Trump greep dus terug
op wetgeving die tijdens de Koude Oorlog werd ontwikkeld. In die tijd
was daar iets voor te zeggen omdat Amerika, als de ‘verdediger van de
vrije wereld’, zich niet van andere landen afhankelijk zou mogen maken
voor kritische goederen – in het bijzonder voor militaire toepassingen –
die door onbetrouwbare landen werden geleverd. Het internationale recht
staat iets soortgelijks toe, maar beperkt zich tot wapens, munitie en
nucleaire materialen. Bovendien geldt de regel alleen in geval van een
noodtoestand, waaronder oorlog. Handelsminister Wilbur Russ stelde
echter dat economische veiligheid gelijkstaat aan militaire veiligheid. De
redenering was dat als Amerika niet zelfstandig bepaalde zaken zou
kunnen fabriceren, zoals aluminium en staal, het land in tijden van
oorlog niet meer zou kunnen worden verdedigd. Overigens was er wel
een precedent toen Rusland zich in 2017 op de nationale veiligheid
beriep bij het beperken van de doorvoer van gas door Oekraïne, waarmee
het Kremlin al jaren overhooplag.
In januari 2018 kondigde Trump daadwerkelijk heffingen aan van 30
procent, aflopend naar 15 procent, op zonnepanelen die vooral in China
werden gefabriceerd. Tegelijkertijd kondigde hij heffingen op
wasmachines aan. Dat deed hij nadat de Amerikaanse firma Whirlpool
hem had geschreven dat de concurrentie van de Zuid-Koreaanse
bedrijven LG Electronics en Samsung te hard was. Des te opmerkelijker
was de gang van zaken rond ZTE, een Chinese telecomgigant. Dit bedrijf

102
had op 380 punten de Amerikaanse wet geschonden door zaken te doen
met Iran en Noord-Korea. Het zag ernaar uit dat het bedrijf failliet zou
gaan als gevolg van Amerikaanse tegenmaatregelen, maar uiteindelijk
werd tot een schikking besloten. Trump wilde kennelijk de relatie met
China niet nog verder op het spel zetten en wilde tevens de druk op de
onderhandelingen opvoeren. Het faillissement werd voor 1 miljard dollar
afgekocht. De hele directie moest worden vervangen en de toezegging
moest worden gedaan dat er tien jaar lang Amerikaans toezicht zou
komen. Bovendien moest ZTE 340 miljoen borg in reserve houden voor
het geval men weer in de fout zou gaan.
Op 1 maart 2018 maakte Trump bekend dat er heffingen kwamen van
25 procent op staal en van 10 procent op aluminium. Samen waren deze
importproducten volgens Morgan Stanley slechts goed voor 4,1 procent
van de totale Amerikaanse importen, zodat de gevolgen voor de
Amerikaanse economie beperkt leken.13 De volgende dag meldde Trump
per tweet: ‘Trade wars are good, and easy to win.’
Op 22 maart ondertekende Trump een memorandum waarmee voor 50
miljard dollar aan heffingen zou worden opgelegd op een hele serie
Chinese goederen, waardoor Amerika een ‘much stronger and richer
nation’ zou worden.14 Begin april werd een lijst gepubliceerd met ruim
1300 goederen, variërend van flatscreentelevisies en medische
apparatuur tot satellieten en wapens, die aan importheffingen
onderworpen zouden worden. Aanvankelijk leek het Trump vooral te
doen om gedwongen technologieoverdracht en het tegengaan van de
schending van intellectuele eigendomsrechten. Hij bleek wel degelijk
een punt te hebben. Dat het China daadwerkelijk om
technologieoverdracht te doen was, bleek tijdens de discussies naar
aanleiding van Trumps eis dat de financiering zou worden beperkt van
het 300 miljard dollar kostende plan om China leidend te maken op het
gebied van kunstmatige intelligentie, halfgeleiders, elektrische en
autonoom rijdende auto’s en commerciële vliegtuigen.
China reageerde afwijzend. Tien jaar daarvoor zou dit ondenkbaar zijn
geweest, maar nu was het economisch sterk en zelfbewust genoeg om
Amerika te weerstaan. Bovendien stelden de Chinese leiders dat hun
burgers ongeveer twee vijfde deel van hun inkomen spaarden. Dat geld

103
stroomde vervolgens naar de Verenigde Staten en werd gebruikt om te
investeren in fabrieken, technologie en vastgoed.15 De Amerikanen
spaarden niets en gebruikten hun geld om producten uit China te kopen,
wat het handelstekort verder aanjoeg.
Nadat China op 9 mei 2018 de import van sojabonen had gestopt,
kwam Trump met een lijst goederen, ter waarde van 34 miljard dollar,
die onderworpen zouden worden aan een heffing van 25 procent. Daarna
volgende een tweede lijst met goederen ter waarde van 16 miljard dollar.
Vervolgens liet Trump nog eens een lijst van 6000 goederen ter waarde
van 200 miljard dollar opstellen, die in het najaar van 2018 zou moeten
ingaan. Bovendien dreigde Trump dit bedrag te verdubbelen als China
zijn ‘oneerlijke’ handelspraktijken zou voortzetten. Eind november 2018
sloten Trump en Xi tijdens de G20-top van Buenos Aires een tijdelijk
bestand om de onderhandelingen weer een kans te geven. Amerika zag af
van nieuwe heffingen en China ging akkoord met meer importen uit
Amerika.

Zeker was dat Trump een goed moment voor zijn protectionisme had
gekozen. In het tweede kwartaal was de Amerikaanse economie met 4,1
procent gegroeid en stond er ijzersterk voor. Dat bleek ook uit het
werkloosheidscijfer, dat van 10 naar 4 procent was gedaald. Trump
opereerde vanuit kracht. Desondanks waarschuwde de voorzitter van het
IMF, Christine Lagarde, na de chaotische verlopen G7-vergadering in
Canada dat protectionisme de wereldeconomie zou kunnen treffen.
Uiteindelijke bleken de Chinese autoriteiten bereid de economie iets
meer open te stellen, maar niet zodanig dat het industriële
moderniseringsplan Made in China 2025 schade zou kunnen oplopen.
Bovendien bleek er een zekere bereidheid te bestaan om het beleid rond
intellectueel eigendom aan te scherpen, waardoor buitenlandse
investeringen beter beschermd zouden worden.
Dat Trump de liberale wereldorde daadwerkelijk aanviel, bleek uit het
feit dat de Verenigde Staten de in het verleden aangegane verplichtingen
niet nakwamen. In 1995 was Washington akkoord gegaan met een
maximum op importheffingen op staal en aluminium, in ruil voor een
soortgelijke toezegging van andere landen. Bovendien verbrak Trump de

104
toezegging om niet tussen landen te discrimineren door aanvankelijk
alleen China heffingen op te leggen.
Maar daarin kwam snel verandering. Aanvankelijk meldde de
president dat Canada en Mexico voorlopig gespaard zouden worden en
dat hun lot afhankelijk zou zijn van de mate waarin zij hem tegemoet
zouden komen met het Noord-Amerikaanse vrijhandelsakkoord (NAFTA).
Dit verdrag met Canada en Mexico was volgens hem ‘the worst trade
deal the U.S. has ever signed anywhere’.16 Eerst wilde Trump
heronderhandelen over het vrijhandelsakkoord om er een betere deal
voor zijn land uit te slepen, vervolgens wilde hij een bilateraal akkoord
met Mexico en Canada en ten slotte heronderhandelde hij het hele
akkoord afzonderlijk met Mexico en vervolgens met Canada. Daarmee
trad Trump in de voetsporen van de Chinese leiders, die ook weinig zien
in multilaterale verdragen en de voorkeur geven aan bilaterale afspraken.
De NAFTA-onderhandelingen gingen door, ondanks het feit dat ze werden
doorkruist door de importheffingen voor staal en aluminium. Bovendien
eiste Trump een sunset clause, waarmee de Amerikanen het nieuwe
akkoord alsnog na vijf jaar konden opzeggen.
Kern van het dispuut was de productie van auto’s. Trump ergerde zich
aan bedrijven als Ford, die een deel van hun productie naar het lagere-
lonenland Mexico hadden verplaatst. Daar stond tegenover dat het
terughalen van de productie van Ford naar Amerika prijsopdrijvend zou
werken. Door de hogere lonen en productiekosten zouden de goedkope
modellen tot duizenden dollars duurder worden. Mexico vreesde dat deze
maatregelen de economie hard zouden raken. Maar na lange
onderhandelingen werd afgesproken dat driekwart van de auto-
onderdelen in Noord-Amerika moest worden geproduceerd om goedkope
importen uit China tegen te gaan. Bovendien moesten die onderdelen,
om concurrentie tussen de landen tegen te gaan, worden gefabriceerd
door werknemers die minimaal 16 dollar per uur verdienen. Dat daardoor
de auto’s duurder zouden worden, werd door Trump op de koop toe
genomen.
Vervolgens ging ook Canada akkoord met aanpassing van het verdrag
door toe te staan dat Amerikaanse boeren meer toegang tot de Canadese
zuivelmarkt kregen. Trump stond erop dat het verdrag een nieuwe naam

105
zou krijgen: het United States-Mexico-Canada-verdrag (USMCA), dat
eind november 2018 werd ondertekend. Omdat ook de Verenigde Staten
water bij de wijn deden, bijvoorbeeld door het onafhankelijke
arbitragemechanisme voor handelsgeschillen te handhaven, was de vraag
wat de nieuwe afspraken nu eigenlijk concreet hadden opgeleverd.

Ook van het Trans Pacific Partnership (TPP) moest Trump niets hebben.
Dit verdrag was volgens hem ‘the death blow for American
manufacturing’. Over dit vrijhandelsverdrag werd sinds 2005 tussen
Australië, Brunei, Canada, Chili, Japan, Maleisië, Mexico, Nieuw-
Zeeland, Peru, Singapore, de Verenigde Staten en Vietnam onderhandeld
om de handel en investeringen tussen de TPP-partners te bevorderen,
innovatie, economische groei en ontwikkeling te stimuleren en banen te
scheppen. Het belangrijkste doel van het verdrag was echter een dam op
te werpen tegen de toenemende Chinese invloed. Trump had er echter
geen boodschap aan. Op 23 januari, drie dagen voor zijn inauguratie,
kondigde hij aan de Verenigde Staten uit het TPP terug te zullen trekken
omdat dit verdrag de Amerikaanse soevereiniteit en economie zou
ondermijnen. Het TPP werd direct na aanvang van zijn presidentschap
inderdaad opgezegd. Dit was een uiterst merkwaardig besluit, dat
aantoonde dat Trump voor de geopolitieke strijd tegen China niet wilde
terugvallen op het traditionele multilateralisme.
Met de Europese bondgenoten ging het ook al snel fout. Nog voor zijn
aantreden dreigde hij Duitsland met een importheffing van 35 procent op
BMW’s die in Mexico werden geproduceerd. De president klaagde dat hij
te veel Duitse en te weinig Amerikaanse auto’s op Fifth Avenue in New
York zag. Daarbij ging hij voorbij aan het feit dat zowel BMW als
Mercedes in de Verenigde Staten vooral SUV’s bouwde. Als die industrie
werd getroffen, dan zou dat ook Amerikaanse arbeiders raken. De
perverse effecten van Trumps beleid zouden ook niet voorbijgaan aan
Spartanburg, waar Trump 63 procent van de stemmen kreeg. In deze stad
is de grootste BMW-fabriek ter wereld gevestigd, die 70 procent van de
geproduceerde auto’s exporteert. Importheffingen zouden volgens Allen
Smith, de voorzitter van de lokale Kamer van Koophandel, de economie
van de hele regio kunnen treffen.17 Bovendien bevatten alle auto’s

106
buitenlandse onderdelen, ook die van Amerikaanse fabrikanten. In een
Buick Encore is slechts 4 procent van de onderdelen Amerikaans, de rest
wordt geïmporteerd. Omdat heffingen de hele toeleveringsketen treffen,
worden ook Amerikaanse auto’s duurder. Zo zag de fabrikant van Tesla
zich gedwongen om voor China de prijs van zijn auto’s met 25 procent te
verhogen als gevolg van de sancties van dat land.
Europese leiders snapten niets van deze ongerijmdheden. Als Trump
het bij China zou hebben gelaten, dan zou hij bij zijn bondgenoten begrip
hebben ontmoet, want ook de Europese Unie ergerde zich aan de
Chinese overproductie van staal. China is de grootste staalproducent van
de wereld en goed voor de helft van de productie. Al jaren klaagde de
Europese Commissie over de Chinese praktijken om de export van
goedkoop staal te bevorderen door overheidssubsidies, waarop de
Europese Unie antidumpingmaatregelen nam. In 2015 werd bepaald dat
Chinese bedrijven importheffingen tot 25 procent moesten gaan
betalen.18 Het jaar erop zegde China toe 100 tot 150 ton staal minder te
zullen produceren, maar de klachten bleven, waarna de Europese Unie
tegen het einde van dat jaar nieuwe antidumpingmaatregelen voorstelde.
Het lag dus voor de hand dat de Europese Unie en Amerika samen een
vuist tegen het Chinese protectionisme zouden gaan maken. Maar
Trumps haat ten aanzien van multilaterale samenwerking stond dit in de
weg. De Europese leiders reageerden pas echt met woede en ongeloof
toen Trump een beroep op de nationale veiligheid deed om de
importheffingen te rechtvaardigen. Toch aarzelde Trump aanvankelijk
om door te pakken. Hij bleek aan de Europese Commissie een
formidabele tegenstander te hebben. Toen de handelsoorlog dreigde,
maakte de Commissie, die verantwoordelijk is voor het handelsbeleid
van alle lidstaten, onmiddellijk duidelijk met importheffingen te zullen
terugslaan.
Nadat Trump herhaalde malen de aanval op de ‘oneerlijke’
handelsverdragen met de Unie had ingezet, sloeg de voorzitter van de
Europese Raad, ‘president’ Donald Tusk, terug met de opmerking dat we
met zulke vrienden geen vijanden meer nodig hebben.19 Daarop twitterde
Trump dat de Unie, samen met China en nog wat landen, Amerika heel
slecht had behandeld.

107
Vervolgens twitterde hij dat Amerika met de Europese Unie een
handelstekort van 151 miljard dollar had, wat ten koste ging van de
Amerikaanse arbeiders. Hij meldde ook dat de Europese Unie slechts in
het leven was geroepen om sterker tegenover de Verenigde Staten te
kunnen staan. Op het moment van deze Twitter-kanonnade mochten de
Europanen zich nog verheugen in een uitzonderingspositie. De staal- en
aluminiumheffingen van respectievelijk 25 en 10 procent golden nog niet
voor Europa, maar al wel voor China.20 Maar met die
uitzonderingspositie werd vlak voor de G7 in Canada korte metten
gemaakt, want begin juni 2018 werden ook de trouwste bondgenoten van
Amerika getroffen door heffingen op staal en aluminium. De Franse
president Emanuel Macron belde met zijn Amerikaanse collega met de
mededeling dat de heffingen illegaal waren, maar Trump gaf geen krimp.
Macron liet zich ongemeen hard uit over Trumps maatregelen. Volgens
hem was dit een daad van nationalisme, en hij constateerde dat
nationalisme oorlog betekent, net zoals in de jaren dertig van de vorige
eeuw.21 Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Europese leiders
tijdens de G7-bijeenkomst op 8 en 9 juni in Canada verklaarden niet
onder druk met Trump te willen onderhandelen. Eerst moesten de
heffingen van tafel, pas daarna zou er gesproken kunnen worden.
Het dedain van Trump ten aanzien van de wereldorde die zijn
voorgangers zelf hadden gecreëerd, werd duidelijk toen hij niet alleen te
laat op de bijeenkomst in het Canadese Charlevoix kwam, maar ook
vroeger wegging, om vervolgens vanuit de Air Force 1 per tweet de hele
bijeenkomst alsnog te laten ontsporen. Aanleiding hiervoor waren de
opmerkingen van de Canadese premier Justin Trudeau. Na de
inwerkingtreding van de handelsbarrières had Trudeau al gezegd dat dit
niet van gezond verstand getuigde. Na afloop van de top zei hij dat het
inroepen van de nationale veiligheid om producten uit bevriende landen
met importheffingen te straffen niet minder dan een ‘belediging’ was. Hij
voegde eraan toe dat Canadezen beschaafd en redelijk zijn, maar niet met
zich laten sollen.
In reactie op deze opmerkingen twitterde Trump in blinde woede dat
hij zijn staf had geïnstrueerd om het communiqué niet te aanvaarden.
Ook zei hij dat hij importtarieven wilde op auto’s die de Amerikaanse

108
markt overspoelden. Het interesseerde hem niet dat er naast Trudeau nog
andere westerse leiders aan tafel zaten en dat hij aanvankelijk akkoord
was gegaan met het slotcommuniqué. Dat was overigens op zich al
opmerkelijk geweest. Eigenlijk ging het bij de eerste zinnen van het
communiqué al ‘mis’, omdat de leiders verklaarden zich te laten leiden
door de gedeelde waarden van vrijheid, democratie, rechtsorde en
respect voor mensenrechten en zich te verplichten tot een – op regels
gebaseerde – internationale orde. Hier werd een communiqué uitgegeven
dat geheel in de traditie van de westerse, liberale wereldorde was
geschreven.22 Er stond geen woord in waar een westerse leider het niet
mee eens kon zijn. Het waren de mantra’s waarmee elk communiqué van
de afgelopen zeven decennia was doorspekt.
Paragraaf 4 van de slotverklaring spoorde zeker niet met de inzichten
van Trump. Daar werd de noodzaak van een op regels gebaseerd
internationaal handelssysteem bekrachtigd en spraken de ondertekenaars
zich uit tegen protectionisme. Daarom onderschreven de leiders het
belang van overeenkomsten die open, transparant, inclusief en in lijn met
de WTO-regels zijn. Tot slot verplichtten de leiders zich tot het afbreken
van importbarrières en het verlagen van heffingen en subsidies. In het
licht van deze tekst wekt het terugtrekken van Trumps handtekening de
indruk dat de president naar een aanleiding zocht om de verklaring, met
zijn mooie woorden over multilateralisme, te kunnen torpederen. Het
was een gebeurtenis zonder weerga en gaf de westerse, liberale
wereldorde een enorme deuk.
Trump maakte zijn minachting voor zijn bondgenoten ook duidelijk
doordat hij na de genoemde G7 vroegtijdig doorreisde naar Singapore
voor een ontmoeting met de Noord-Koreaanse despoot Kim Jong-un.
Voor hem had hij, in tegenstelling tot Amerika’s bondgenoten, alleen
maar warme woorden. In Singapore sloot hij naar eigen zeggen een deal,
maar in feite was het slechts de intentieverklaring dat Noord-Korea
zichzelf zou denucleariseren in ruil voor veiligheidsgaranties. Tijdens de
persconferentie deed Trump, zonder enig overleg met zijn eigen staf en
bondgenoten, de toezegging om te stoppen met de jaarlijkse militaire
oefeningen met Zuid-Korea, die juist door dat land als een
veiligheidsgarantie worden gezien. Trump vond ze maar duur en

109
overbodig. Daarmee gaf hij Noord-Korea een veiligheidsgarantie en nam
er een van Zuid-Korea af.

De tegenreacties
Er is een fundamentele wet in de internationale betrekkingen die zegt dat
landen bereid zijn tot samenwerking tegen een land dat ze bedreigt of
uitdaagt. Die samenwerking kan zelfs de vorm krijgen van een
gelegenheidscoalitie van landen die eigenlijk elkaars concurrenten of
tegenstanders zijn. In jargon heet dit counterbalancing. Het is gericht op
het beschermen van het systeem van de internationale betrekkingen, of
het opwerpen van een verdedigingslinie tegen de boosdoener. Ook al
weet Trump tot deals te komen, het vertrouwen in hem is structureel
aangetast omdat hij een onberekenbare, vijandige president is gebleken,
die niet aarzelt om zijn bondgenoten te behandelen als vijanden. Dit
wordt nog versterkt door zijn toenadering tot de Russische president
Poetin en het opzeggen van de Iran-deal.
Uit Trumps acties blijkt dat de president een machtspoliticus pur sang
is, maar wel een met een volstrekt gebrek aan kennis van de werking van
de internationale betrekkingen en een overschatting van de macht van
Amerika. Hij laat zich leiden door aversie tegen multilaterale verdragen.
Die moeten plaatsmaken voor bilaterale handelsverdragen, omdat hij die,
vanwege de ongelijke machtsverhoudingen, in zijn voordeel kan
uitonderhandelen. Onderhandelen is feitelijk een verkeerd woord, omdat
het bij Trump om opleggen en afdwingen gaat. Deze aanpak is
onmogelijk met de lidstaten van de Europese Unie. Tijdens een
ontmoeting met bondkanselier Merkel in maart 2017 opperde Trump dat
hij bilaterale verdragen met Duitsland wilde. Daarop zette Merkel
koeltjes uiteen dat de Europese Unie als geheel onderhandelt en dat
Duitsland niet ineens tot eenzijdige onderhandelingen gerechtigd is.23
Handelsbeleid is in de Europese Unie communautair en een bevoegdheid
van Brussel.
Het bijzondere van het huidige counterbalancing is dat het zich richt
tegen de hegemoniale macht die feitelijk de poortwachter van de
wereldorde is. Een situatie waarin bondgenoten dat doen, hebben we in
de geschiedenis niet eerder meegemaakt. De gevolgen zijn wel te

110
beredeneren. Als ook bondgenoten zich gaan indekken tegen de
hegemoniale macht, in dit geval Amerika, zal uiteindelijk zijn macht
worden ingeperkt en zal de wereldorde fundamenteel veranderen. Dit
counterbalancing verschaft opkomende landen de mogelijkheid om de
rol van de Verenigde Staten over te nemen. Precies dit probeert Xi. China
omarmt, net als de rest van de wereld na de ondergang van de Sovjet-
Unie in 1991, wel de door het Westen gecreëerde economische orde.
Deze is echter door protectionisme en soevereinisme onder druk komen
te staan. Begin 2017 presenteerde president Xi zich in Davos als de
nieuwe leider van de liberale, kapitalistische wereldorde en ageerde hij
tegen de kwade krachten van protectionisme en antiglobalisme. Volgens
Xi streeft China naar wereldwijde vrijhandelsovereenkomsten en wil het
land het uiteenvallen van de wereld in economische blokken
tegengaan.24
Trumps beleid zorgt er dus voor dat bondgenoten niet alleen
wegdrijven van Amerika, maar ook aansluiting zoeken bij China. Voor
zowel de Europese Unie als China is het liberale element van de
wereldorde van vitaal belang. Als dat door Amerika wordt bedreigd, dan
dwingt hen dat tot anti-Amerikaanse samenwerking. Door die
samenwerking wordt het voor Trump steeds moeilijker om zijn agenda
door te zetten.
Dit proces van afstoten en toenadering zoeken is duidelijk aan de
gang. China en de Europese Unie wierpen zich op als de nieuwe
poortwachters van de wereldorde. Donald Tusk, de voorzitter van de
Europese Raad, stelde herhaaldelijk dat Trump bezig is met het
reconstrueren van de wereldorde, waardoor Amerika geen stabiele
vrienden, maar slechts ad-hocallianties zal overhouden. Tusk zag dat de
aanvallen van de president op de Europese Unie en de NAVO zonder
precedent zijn en dat er sprake is van een rebalancing van de trans-
Atlantische verhoudingen.25 Hij wilde koste wat het kost voorkomen dat
Trumps beleid zou ontaarden in een nieuwe post-westerse orde waarin de
democratische rechtsstaat en de fundamentele vrijheden zouden
ophouden te bestaan.26
De Chinezen, Canadezen, Mexicanen en Europanen kozen hun
tegenmaatregelen overigens zo dat de aanhangers van Trump het hardst

111
werden getroffen. Als onderdeel van een pakket van 1300 goederen ter
waarde van 50 miljard dollar legden de Chinezen de import van
sojabonen aan banden. Daardoor bleven Amerikaanse boeren met
enorme voorraden zitten of moesten hun oogsten met verlies verkopen.
Canada reageerde met eigen heffingen, die bij elkaar opgeteld even hoog
waren als de Amerikaanse heffingen op staal en aluminium. Dat was
legaal. Volgens de regels van de Wereldhandelsorganisatie mag een land
dat door importheffingen wordt getroffen terugslaan met heffingen ter
hoogte van de schade die wordt geleden. De Canadese sancties troffen,
behalve aluminium en staal, producten zoals opblaasboten, whisky,
slaapzakken en yoghurt. Mexico kondigde gelijksoortige tarieven aan ter
waarde van 3 miljard dollar. Tot slot startten China en de Europese Unie,
conform de regels, een klachtenprocedure bij de
Wereldhandelsorganisatie.
De Europese Unie legde, in antwoord op de Amerikaanse sancties,
heffingen op voor 180 producten ter waarde van ongeveer 3 miljard
dollar, waaronder kleding, wasmachines, cosmetica, boten en motoren.
Harley-Davidson kondigde daarop aan om een deel van de productie
naar buiten de Verenigde Staten te verplaatsen, waarop Trump de
fabrikant met maatregelen dreigde. Nadat de Europese Unie de
importheffingen had afgekondigd, kondigde Trump heffingen aan voor
Europese auto’s.
Om de lont uit het kruitvat te halen reisde commissievoorzitter Jean-
Claude Juncker eind juli 2018 af naar Washington. Trump had in de
dagen ervoor, in een interview met CBS, de Europese Unie ‘een
economische tegenstander’ en ‘even slecht als China’ genoemd. Juncker
kwam met Trump overeen dat, in ruil voor het afzien van verdere
importheffingen, de Europese Unie meer sojabonen en LNG of vloeibaar
gas zou gaan importeren. ‘Ik kwam voor een deal, en we maakten een
deal,’ zei Juncker na afloop.27 Trumps haat jegens de Europese Unie was
inmiddels omgeslagen: ‘Love each other,’ twitterde hij na afloop. Maar
gelijktijdig was onduidelijk hoe hard de deal was, omdat niet Juncker,
maar bedrijven over de import van sojabonen en LNG gaan.
Van groter belang was de afspraak om te streven naar het volledig
opheffen van alle heffingen en handelsbarrières. Daarmee kwam het

112
resultaat van de topontmoeting dicht bij de doelstelling van de
onderhandelingen over het Trans-Atlantic Trade and Investment
Partnership (TTIP), dat door Trump als ongewenst multilateralisme werd
gezien. Dit betekende overigens niet dat voor de Europese Unie de kou
uit de lucht was. De toenadering tot andere landen was al gezocht.
Afgezien dus van het feit dat vrijwel alle getroffen landen op Trumps
heffingen reageerden met een tit for tat-beleid, intensiveerde de
Europese Unie ook de samenwerking met China en Japan. Het eerste
initiatief om de multilaterale orde tegen Trump te beschermen, was het
versneld afronden van de onderhandelingen over een strategisch
partnership tussen de Europese Unie en Japan, na China de belangrijkste
handelspartner voor de Europese Unie. Ook hier ging het om algemene
uitgangspunten als handelsliberalisatie en een breed pakket van
onderwerpen, variërend van vrede, veiligheid en energie tot klimaat.
Naast dit in april 2018 gesloten partnerschap kwam in juli 2018 een
economisch partnerschap tot stand, dat resulteerde in de grootste
bilaterale vrijhandelszone ter wereld. De overeenkomst moet uiteindelijk
99 procent van de wederzijdse importheffingen elimineren.
Vervolgens werden de economische betrekkingen met China
geïntensiveerd. De diplomatieke betrekkingen stammen uit 1975 en zijn
vervolgens uitgebouwd tot topontmoetingen van staatshoofden en
regeringsleiders, ministeriële bijeenkomsten en overleg over meer dan
zestig verschillende onderwerpen. Aan het huidige beleid wordt richting
gegeven met een strategische samenwerkingsagenda voor 2020, die een
veelheid aan onderwerpen omvat: van vrede en veiligheid, handel en
investeringen tot samenwerking op het gebied van duurzame
ontwikkeling inzake energie, klimaat en zelfs ruimtevaart.28 De
strategische agenda is niet meer dan een intentieverklaring, die met
concrete projecten moet worden ingevuld. Het protectionisme van Trump
versnelde de discussie over een alomvattend akkoord over het
investeringsbeleid, waardoor er een gelijker speelveld zou ontstaan en
China kon worden verleid tot een echte invulling van de
vrijemarkteconomie en het aanvaarden van transparantie, internationale
normen en handelsregels. Met andere woorden: net als Amerika
beschuldigde ook de Europese Unie China van protectionisme. Ook

113
kwam de Europese Unie in 2018 met een connectiviteitsstrategie die een
antwoord moest geven op het Belt and Road Initiative-project waarmee
China landen economisch en politiek trachtte te binden. De Unie deed
met haar nieuwe strategie feitelijk hetzelfde als China. Landen in Azië
moesten op het gebied van energie en transport én digitaal met de
Europese Unie worden verbonden.
Dat er veel op het spel staat, blijkt uit het feit dat de Europese Unie
voor China de grootste handelspartner is en China voor de Europese
Unie de tweede, met in totaal een handelsvolume van 1,5 biljoen euro
per dag. Om een vuist te kunnen maken tegen Trumps praktijken reisden
de president van de Europese Raad en de voorzitter van de Europese
Commissie Tusk en Juncker af naar Beijing voor overleg met president
Xi en premier Li Keqiang. In Beijing bevestigden de leiders het op regels
gebaseerde handelssysteem en de internationale orde te zullen
eerbiedigen en samen te werken bij het hervormen van de
Wereldhandelsorganisatie.29 Doel van deze hervorming was de
consolidatie van het gelijke speelveld.

De NAVO
Tijdens zijn campagne nam Trump afstand van wat tot dan toe als de
hoeksteen van de trans-Atlantische relatie werd gezien door te stellen dat
de NAVO voor Amerika geen nut meer had: het bondgenootschap was
‘obsolete’ geworden.30 Ook constateerde hij nogmaals dat de NAVO-
landen zich nooit aan de afspraak van Wales van september 2014 hadden
gehouden, waarin men zich verplichtte het defensiebudget tot 2 procent
van het bbp te verhogen.
Wat de hoogte van de defensie-uitgaven betreft had Trump een punt.
Sommige landen haalden nog niet eens de helft en de nieuwe president
was niet van plan om voor de kosten van de verdediging van Europa op
te draaien zolang de Europese bondgenoten zelf te weinig bijdroegen.
Bovendien vroeg hij zich terecht af waarom Amerika Europa voor de
verdediging tegen Rusland zou moeten helpen als Duitsland zich met een
nieuwe North Stream 2-gaspijpleiding afhankelijker van Russisch gas
zou maken. Trumps aanvallen hadden wel het effect dat er twijfel
ontstond over de Amerikaanse veiligheidsgarantie, waarop de trans-

114
Atlantische relatie is gebaseerd. Trump viel vooral Duitsland aan, dat
inderdaad een onderpresteerder op defensiegebied is. Maar daarvoor zijn
goede redenen. Als gevolg van de Eerste en Tweede Wereldoorlog is
Duitsland terughoudend met het claimen van militair leiderschap in
Europa. Duitsland heeft na de wereldoorlogen een enorme verandering
ondergaan, waardoor het nu een van de meest pacifistische landen van
Europa is. Als Duitsland zich de afgelopen decennia vol overgave zou
zijn gaan herbewapenen en ook op militair gebied de dominante macht in
Europa zou zijn geworden, dan zouden andere landen dat met grote
argwaan hebben bekeken. Om deze reden wordt, informeel en tijdens
discussies waarbij ikzelf aanwezig ben, vaak aangenomen dat Duitsland
zich weliswaar committeert aan de afspraak om 2 procent van het bbp
aan defensie te spenderen, maar er in de praktijk voor zorgt nooit boven
het percentage uit te komen dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk
eraan uitgeven. Toen ik in mei 2018 in Bratislava in een forum met de
Duitse staatssecretaris van Defensie Thomas Silberhorn zat, bleek hij
hierover heel duidelijk: Duitsland zal nooit naar de 2 procent gaan.
Trump is de eerste Amerikaanse president die artikel 5 van het NAVO-
verdrag – de collectieve defensieclausule waarbij een aanval tegen één
als een aanval tegen allen wordt beschouwd – niet volledig omarmde.
Tijdens een bezoek aan Polen deed hij dat wel, maar de twijfel was
daarmee niet weggenomen.31 Europese leiders konden meegaan in zijn
wens om de defensiebegrotingen van de NAVO-lidstaten te verhogen,
maar werden onzeker van het feit dat deze president niet van plan was de
NAVO volledig te steunen. Daarnaast had Trump sympathie voor de
Russische leider Poetin, die in 2015 de Krim annexeerde en zo, in de
ogen van de Europese leiders, Europa op de rand van een nieuwe Koude
Oorlog bracht. Het vertrouwen bereikte een dieptepunt in juli 2018, toen
Trump tijdens een ontmoeting met president Poetin in Helsinki over de
kwestie van het onderzoek naar de Russische inmenging in de
Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 de Russische president
geloofde toen deze zei dat hij zich niet met de verkiezingen had
beziggehouden. Hiermee nam Trump afstand van zijn eigen
inlichtingendiensten, die hadden aangetoond dat dit wél het geval was.
De kritiek van Democratische én Republikeinse zijde was zo groot dat

115
hij na terugkeer in Washington op deze uitspraak moest terugkomen en
Rusland alsnog moest veroordelen.
Er kwam spoedig verzet tegen Trumps NAVO-beleid. Hoe de
bondgenoten aan damage control deden, bleek al tijdens de
kennismakingstop van mei 2017, waarbij Trump het nieuwe NAVO-
hoofdkwartier zou openen. Dat nieuwe hoofkwartier was noodzakelijk,
omdat het oude een verzameling was van verouderde gebouwen met
smalle gangen en kleine kamers. Met de bouw ervan was een halve eeuw
geleden begonnen in de veronderstelling dat het om tijdelijke huisvesting
ging. Het smoezelige gebouw deed in de verste verte niet denken aan het
hart van de belangrijkste militaire alliantie ter wereld. Althans, die
gedachte kwam altijd bij mij op als ik het binnentrad. Het nieuwe
hoofdkwartier is een futuristisch, asymmetrisch bouwwerk, waarvan de
oplevering vertraagd werd door de hoge eisen die werden gesteld aan de
veiligheid van de ICT-systemen. Ook bleek het te groot, omdat het
ontworpen was voordat de klad in de uitbreiding van de NAVO kwam en
er in die tijd nog geen grote defensiebezuinigingen waren.
De NAVO-raad, het hoogste orgaan van het bondgenootschap, had
besloten om de top zo kort mogelijk te houden om zo onaangename
discussies te vermijden en te voorkomen dat Trump de kans zou krijgen
om als een vastgoedman naar het nieuwe, te dure gebouw te kijken en dit
te koppelen aan een eis om meer aan defensie uit te geven. De opzet
lukte, maar tijdens zijn speech ter gelegenheid van de opening weigerde
Trump de waarde van artikel 5 te onderstrepen.
Diezelfde damage control was ook zichtbaar in de Verenigde Staten.
Dat bleek tijdens de NAVO-top van juli 2018 in Brussel. Daags voor de
top nam de Amerikaanse Senaat, met 97 stemmen voor en 2 tegen, een
niet-bindende resolutie aan waarin steun voor de NAVO en de collectieve
verdedigingsclausule werd uitgesproken en de president werd
opgeroepen om actief te verhinderen dat Rusland zich met de
binnenlandse aangelegenheden van Amerika en zijn bondgenoten zou
bemoeien. De resolutie beperkte, ondanks het niet-bindende karakter, de
bewegingsvrijheid van Trump. Hij wist dat als hij zijn dreigementen zou
uitvoeren, hij de voltallige Senaat tegen zich zou krijgen.

116
De NAVO-top liet overigens ook zien dat wat Trump de deep state
noemde, bezig was het systeem te beschermen tegen een impulsieve
president die niet bereid was om naar zijn adviseurs te luisteren. Vlak na
de NAVO-top schreef een medewerker van Trump in een opiniestuk in
The New York Times dat hij onderdeel was van een verzetsbeweging die
in het Witte Huis om de president heen werkte, om zodoende de
Amerikaanse rechtsstaat overeind te houden.32 Tijdens de top zelf deed
veiligheidsadviseur John R. Bolton aan een opmerkelijke vorm van
schadebeperking. In de aanloop naar de top had hij zich intensief
bemoeid met de totstandkoming van de verklaring die de staatshoofden
en regeringsleiders tijdens de top zouden aanvaarden. Bolton wilde koste
wat het kost voorkomen dat de top zou mislukken als gevolg van een uit
de bocht vliegende president. Tijdens de G7-top in Canada had Trump
immers het communiqué getorpedeerd en dit mocht niet nog eens
gebeuren, want dat zou het einde van de NAVO kunnen beteken. The New
York Times noemde Boltons interventie een bewijs van hoe ver Trumps
adviseurs bereid zijn te gaan bij het beschermen van het systeem.33 De
onderhandelingen over het communiqué van de top werden zo ingericht
dat zo veel mogelijk rekening werd gehouden met de luimen van Trump.
De staatshoofden en regeringsleiders benadrukten nogmaals hun
commitment ten aanzien van de 2-procentkwestie.

Het ging overigens bijna mis toen Trump op de tweede dag van de
NAVO-top wederom de verplichting van de bondgenoten om 2 procent
van hun bbp aan defensie te spenderen aan de orde stelde en vooral
Duitsland hard aanpakte. Hij deed dat bij aanvang van een bespreking
met de presidenten van Georgië en Oekraïne, Giorgi Margvelasjvili en
Petro Porosjenko. Die bespreking werd gestaakt, de presidenten werden
de zaal uit gestuurd en de discussie werd omgezet in een crisisberaad van
de NAVO-raad. Bolton, een havik die pro-Trump is, zorgde ervoor dat de
verklaring niet ter sprake kwam, Trump stoom kon afblazen en de NAVO
niet verder werd beschadigd. De verplichtingen die de bondgenoten op
zich hadden genomen, stonden toen al in de aanvaarde verklaring, maar
die had Trump klaarblijkelijk niet gelezen.

117
De zichtbaar ontregelde presidenten van Oekraïne en Georgië meldden
zich intussen voor een discussie in een zaal elders op het nieuwe NAVO-
complex, waar ze duidelijk moeite hadden met hun interpretatie van wat
er gebeurd was. In elk geval ontweken ze onze vragen.
De wens om de NAVO te beschermen had er overigens al toe geleid dat
er geen nieuwe NAVO-strategie kwam. De oude strategie stamde uit 2010
en was volledig verouderd. Het werd daarom tijd voor een nieuwe, die
een antwoord zou geven op de nieuwe Russische assertiviteit. Die zou
dan tijdens de zeventigste verjaardag van het bondgenootschap in 2019
worden gepresenteerd. Een dergelijke strategie moet echter eenheid
uitstralen en de gezamenlijke weg vooruit uitstippelen. Maar bij de leden
van de Noord-Atlantische Raad was het wantrouwen jegens Trump zo
groot dat men niet het risico wilde lopen dat Trump op het laatste
moment het initiatief zou afschieten, net als bij de G7-top. Als dat zou
gebeuren, zou de NAVO onherstelbare schade lijden. Maar feitelijk had de
NAVO al enorme schade geleden. Dat er geen nieuwe strategie kwam en
er een feestelijke top van staatshoofden en regeringsleiders kwam, was
daarvan het ultieme bewijs.
Doordat de positie van de NAVO werd aangetast, ontstond er meer
ruimte voor de Europese Unie. Een van de gevolgen van het wantrouwen
jegens Trump was dat de veiligheidssamenwerking in de Europese Unie
onder de noemer Permanent Structured Cooperation (PESCO) werd
geïntensiveerd. Vervolgens lanceerden president Macron en
bondskanselier Merkel eind 2018 ideeën over een Europees leger. Het is
niet vreemd dat de twijfel die Trump over de NAVO zaait door de
Europese Unie wordt opgepakt om de defensie van de lidstaten te
versterken. Daardoor kan de NAVO minder relevant worden en de
Europese Unie zich ontwikkelen tot een echte geopolitieke speler. De
basis daarvoor bestaat al. Economisch is de Europese Unie al een
supermacht. Ook is de Europese Unie als ‘regelsupermacht’ de
belangrijkste factor voor het scheppen van een op regels gebaseerde
orde. De veranderde internationale veiligheidssituatie, die gedomineerd
wordt door aanhoudende crises in het Midden-Oosten en Afrika, de
nieuwe assertiviteit van Rusland, de geopolitieke verschuiving van de
macht naar Azië en het gebrekkige Amerikaanse leiderschap, dwingen de

118
Europese Unie tot een fundamenteel andere aanpak. De eerste aanzet
daarvoor werd gegeven met het aanvaarden van een nieuwe
veiligheidsstrategie in juni 2016.34 PESCO bouwt hierop voort en is een
harde, juridisch bindende afspraak die in 2017 tussen de deelnemende
lidstaten werd gemaakt om hun defensiesamenwerking te verdiepen.
Begin 2018 gingen ze akkoord met de eerste zeventien projecten,
variërend van military mobility, of het creëren van mogelijkheden om
troepen snel naar het oosten van Europa te dirigeren door het opheffen
van obstakels bij de grenzen, tot de ontwikkeling van semiautomatische
systemen om zeemijnen te bestrijden en de versterking van
cybersecurity.35 De uitvoering van PESCO is in handen gelegd van het
Europese Defensieagentschap (EDA) en de militaire staf van de EU.
Bovendien werd een Europees Defensiefonds opgericht, dat jaarlijks 5,5
miljard euro kan besteden aan de ontwikkeling van militaire capaciteit.
De ontwikkeling daarvan gaat traag. Niet alleen omdat de Europese Unie
complex georganiseerd is en een ingewikkelde regelgeving heeft, maar
ook omdat zoiets gemakkelijk tot vijftien jaar kan duren. Maar de trend
is onmiskenbaar en volgens het boekje: als een deel van de wereld
militair of economisch bedreigd wordt, gaan landen nauwer
samenwerken.
De afloop ervan is niet goed in te schatten, maar een plausibel scenario
is dat de NAVO en de Europese Unie zich als communicerende vaten
gaan gedragen. Ook al komt Rusland op, de NAVO wordt als gevolg van
de verschuiving van het geopolitieke zwaartepunt naar Azië minder
belangrijk. Bovendien wordt Amerika zelf door de groei van het
Aziatische en Spaanstalige deel van de bevolking minder ‘Europees’. De
Europese Unie is, althans op papier, beter uitgerust om Europa tegen
Rusland te beschermen. Immers, het Russische concept van strategische
afschrikking voorziet in de inzet van een heel scala aan instrumenten,
variërend van militaire en economische macht tot de inzet van
cyberwapens en desinformatie. Als militaire organisatie is de NAVO niet
in staat een adequaat antwoord te geven op deze uitdaging. De Europese
Unie kan dat wel, omdat de lidstaten over alle machtsinstrumenten
beschikken en als de politieke bereidheid er is, die ook in samenhang
kunnen inzetten. Daarmee wordt invulling gegeven aan een wederzijdse

119
bijstandsclausule in het Europese verdrag die bijna niemand kent. Artikel
42(.7) verplicht landen elkaar te bij te staan in geval van agressie.
Opmerkelijk is daarbij dat de formulering van deze clausule dwingender
is dan die van het roemruchte artikel 5 van het NAVO-verdrag.
De feiten die ik in dit hoofdstuk heb gegeven, spreken voor zich. De
Amerikaanse president kan de huidige wereldorde maken en breken.
Trump koos voor het laatste. Het feit dat hij het handelsconflict met
Mexico, Canada en de Europese Unie bijlegde, deed daar weinig aan af.
De druk op Europa om 2 procent van het bbp aan defensie te besteden
bleef groot. Ook kwam Trump op ramkoers over de Iran-deal. In mei
2018 zegde hij eenzijdig het Joint Comprehensive Plan of Action op,
waarmee Iran zich verplichtte zijn atoomprogramma aan banden te
leggen, zodat het land geen kernwapens zou kunnen maken. Volgens
Trump hield Iran zich niet aan de afspraken en steunden de ayatollahs
terroristische groeperingen, zoals Hezbollah in Syrië. Door opnieuw
sancties in te stellen hoopte Trump dat het regime zou vallen. De
Europese, Russische en Chinese leiders vonden dat Iran zich wel aan de
afspraken hield. Trump zette ook hen onder druk door bedrijven die
zaken met Iran deden en belangen in Amerika hadden met sancties te
dreigen. De Franse energiegigant Total trok daaruit zijn conclusies en
vertrok als een van de eersten uit Iran.
Door de wijze waarop Trump met zijn bondgenoten omging, schond
hij hun vertrouwen en voelden zij zich gechanteerd. Trumps koers was
duidelijk: geen multilateralisme. Begin december 2018 vatte de
Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken Michael R. Pompeo
tijdens een rede in Brussel deze koers kernachtig samen: multilateralisme
is doel op zich geworden, instituties leveren te weinig op en
handelsakkoorden leiden niet tot meer welvaart. Ondanks decennia van
vredesoperaties zijn volgens Pompeo de Verenigde Naties er niet in
geslaagd overal vrede te brengen, dragen de Wereldbank en het IMF niet
bij aan het verbeteren van de economie van de landen waaraan ze hulp
bieden, en gaan de belangen van de bureaucraten in Brussel voor die van
de inwoners van de Europe Unie. Welvaart en veiligheid kunnen alleen
door sterke soevereine staten gegarandeerd worden. Zijn opmerkingen
leidden tot bittere reacties. Dat was niet vreemd, omdat de organisator,

120
het German Marshall Fund, zich inzet voor trans-Atlantische
multilaterale samenwerking. Op één punt week Pompeo af van zijn baas,
namelijk met zijn ongeclausuleerde steun aan de NAVO.

Er zijn verschillende verklaringen waarom de president zijn koers kan


doorzetten. Ten eerste kan Trump zich gedragen als de autocraten die hij
zo bewondert. Feitelijk heeft Trump zelfs meer macht dan zijn
autocratische collega’s. Autocraten en dictators steunen per definitie op
vertrouwelingen of vertegenwoordigen een elite. Het Kremlin wordt in
Rusland gesteund door een groep loyale oligarchen, terwijl het Kremlin
hen voor die steun loyaal beloont. Trump steunt niet op een dergelijke
belangengroep, want hij heeft de politieke elite grotendeels buitenspel
gezet. Hij steunt op ruwweg de helft van het volk. Dit verschaft hem veel
meer speelruimte dan de gemiddelde autocraat of dictator en maakt zijn
acties in de ogen van een groot deel van de bevolking legitiem –
overigens totdat blijkt dat de beloofde welvaartsgroei uitblijft.
Ten tweede heeft Trump een zwak en verdeeld Congres tegenover
zich. De polarisatie van het Congres begon al in de jaren zeventig van de
vorige eeuw en nam in de jaren negentig flink toe. Een verklaring
hiervoor is het einde van de Koude Oorlog, waardoor een samenbindend
element wegviel. Dit verklaart ook het verdwijnen van expertise op het
gebied van buitenlandbeleid en defensie uit de
volksvertegenwoordiging.36 Inmiddels lijken twee ideologisch
onverzoenlijke blokken van Democraten en Republikeinen tegenover
elkaar te staan. Trump maakt daar gebruik van en pookt met zijn retoriek
de polarisatie verder op.
Ten derde kan iedere Amerikaanse president op buitenlands en
handelsgebied met presidentiële directieven om het Congres heen
werken. Een goed voorbeeld van hoe die macht werd gebruikt, is de
eerdergenoemde Iran-deal. Die overeenkomst werd met Iran gesloten
door president Obama, China, het Verenigd Koninkrijk, Rusland, de EU,
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Obama legde de afspraken niet
vast in een verdrag, maar gebruikte zijn presidentiële bevoegdheden om
met de Iraanse leiders overeen te komen dat, in ruil voor de afbouw van
sancties, Iran zijn activiteiten zou afbouwen. Hij schatte namelijk in dat,

121
vanwege de anti-Obama-stemming in het Congres, de Republikeinen
nooit met een verdrag zouden instemmen. Het resultaat was echter dat
zijn opvolger met één pennenstreek de overeenkomst kon beëindigen.
Trump voert zijn beleid dus uit buiten het Congres om en minacht
multilaterale organisaties. De sloop daarvan is het werk van een
president die hierbij nauwelijks in bedwang wordt gehouden door checks
and balances. Voor de binnenlandse politiek bestaan deze nog wel,
getuige de moeite die Trump heeft om de nationale gezondheidszorg of
Obama Care af te schaffen of drastisch te veranderen. De uitslag van de
midterm-verkiezingen van november 2018 versterkt deze conclusie.
Omdat de president door de Democratische overwinning in het Huis op
het gebied van de binnenlandse politiek vleugellam is geworden, ligt de
veronderstelling voor de hand dat hij door middel van een assertiever
buitenland- en defensiebeleid zijn plaats in de geschiedenisboeken zal
willen veiligstellen.
Nog nooit heeft een president zijn macht zo misbruikt. Nog nooit heeft
een president pogingen ondernomen om de door Amerika geschapen
wereldorde te verwoesten. En nog nooit ging een president zozeer uit van
een zero-sum game, waarbij jouw winst verlies voor de ander betekent.
‘Normale’ presidenten leggen zichzelf beperkingen op, kiezen voor de
weg van het redelijke midden en houden rekening met zo veel mogelijk
belangen. Een dergelijke benign hegemon, een vriendelijke hegemoniale
macht, werpt zich op als de poortwachter van de wereldorde. Het gevolg
van Trumps beleid is dat zelfs de trouwste bondgenoten van Amerika
worden vervreemd. Dat dit de hele westerse wereld in een ongunstige
positie brengt en daarmee de mogelijkheid om een antwoord te geven op
de opkomst van China in gevaar brengt, hoeft geen betoog. Bovendien
geeft het meer ruimte aan landen die juist van de huidige wereldorde af
willen. Rusland is daarvan een voorbeeld.

122
6
De ontregelaar

Rusland zet op eigen wijze de aanval op de huidige wereldorde in en


maakt daarvoor opportunistisch gebruik van de toenemende macht van
China en de afnemende macht van het Westen. Hoe dat gebeurt, wordt
duidelijk tijdens de jaarlijkse veiligheidsconferentie van Moskou. De
conferentie is de Russische tegenhanger van de veiligheidsconferentie
van München en wordt georganiseerd door het Russische ministerie van
Defensie. Waar in München het zwaartepunt ligt bij regeringsleiders,
staatshoofden en ministers van Buitenlandse Zaken, ligt in Moskou het
zwaartepunt bij de Defensieministers.
Deze conferenties zijn mooie graadmeters voor de temperatuur van de
internationale betrekkingen. Tijdens de veiligheidsconferentie van
Moskou van 2018 was een duidelijke omslag waarneembaar: de wereld
wordt grimmiger en verandert van aard, en nieuwe spelers dienen zich
aan. Dit was dan ook de boodschap van de Russische leiders die
aanwezig waren in het fraaie conferentiegebouw vlak naast een van de
parels van de stalinistische architectuur, het beroemde Hotel Ukraina. De
secretaris van de Nationale Veiligheidsraad, Patrushev, betoogde dat het
Westen maar niet kon aanvaarden dat er een multipolaire wereldorde
ontstond en wilde zijn belangen nu met militaire macht beschermen.
Defensieminister Shoygu sprak over een nieuwe wapenwedloop en een
wereld waarin wapengekletter normaal was geworden. Zijn verklaring
was eveneens dat Amerika aan zijn machtspositie wilde vasthouden. De
directeur van de Inlichtingendienst Buitenland Naryskiv constateerde dat
het Westen zich steeds meer ging bemoeien met crises elders in de
wereld. Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov beschuldigde het
Westen ongemeen hard van het opnieuw oppoken van de nucleaire
dreiging, het einde van de wapenbeheersing, de demonisering van
Rusland en de onmacht om te leren van de fouten uit het verleden.
Daarmee doelde hij op de rampzalig verlopen interventies in het
voormalige Joegoslavië, in het bijzonder Kosovo in 1999, Afghanistan,

123
Iran en Libië. EU-ambassadeur Chizkov vatte de Russische visie samen
met de observatie dat we getuige zijn van de ineenstorting van de
westerse veiligheidsorde. Daarin had hij gedeeltelijk gelijk.
De toon van de ministers van Defensie van landen als China en India
was veel meer gematigd, maar ook hier overheerste de visie dat de
wereld aan het veranderen was en dat nieuwe spelers de wereldorde
zouden gaan bepalen. Wei Fenghe, de Chinese Defensieminister,
constateerde als gevolg daarvan een onomkeerbare trend van polarisatie
tussen landen. Hij zei dat te betreuren, omdat China niets liever wil dan
een vredelievende ontwikkeling. Ook de Indiase Defensieminister,
mevrouw Sitharaman, sprak van een nieuwe orde waarin ook Rusland
een steeds belangrijkere rol zou gaan spelen.

Rusland is veel zelfbewuster geworden. Door de opkomst van China en


het westerse machtsverval heeft Rusland veel meer speelruimte in de
wereld gekregen. Dat komt ook doordat Poetin het land er na de
dramatische ondergang van de Sovjet-Unie weer bovenop heeft
gekregen.

124
Deze grafiek verklaart tevens waarom Poetin in 2018 wederom met 80
procent van de stemmen voor een nieuwe termijn werd gekozen. Ook al
maakte hij het tegenstanders onmogelijk om een serieuze gooi naar het
presidentschap te doen, feit is dat onder zijn bewind als president en dat
van premier Medvedev de Russische economie, na de rampzalige
ondergang van de Sovjet-Unie en de mislukte politieke en economische
experimenten onder Boris Jeltsin, gedurende vijftien jaar onafgebroken
gegroeid is.
Maar wie de moeite neemt om naar de omvang van de Russische
economie te kijken, moet constateren dat die niet groter is dan die van de
Benelux en gemiddeld een factor 10 kleiner dan de afzonderlijke
economieën van de Verenigde Staten, de EU-27 en China. De omvang
van de Russische economie rechtvaardigt niet de assertiviteit die Poetin
in zijn buitenlandbeleid aan den dag legt. De enige echte macht van
Rusland zit in het lidmaatschap van den VN-Veiligheidsraad en het feit
dat het een kernwapenmogendheid is. Poetins machtspolitiek is vooral
gericht op de Europese Unie, die nog steeds een economische reus is,

125
maar vanaf 1990 rigoureus op defensie heeft bezuinigd, politiek geen
eenheid is en niet langer bereid is om de militaire macht anders dan voor
vredes- en stabilisatiemissies in te zetten. Deze zwakte maakt de
Europese lidstaten van de Europese Unie en de NAVO kwetsbaar voor
chantage en verklaart waarom Poetin in 2014 kon besluiten om de Krim
te annexeren. Zeker toen de Amerikaanse president Obama verklaarde
dat de Krim geen oorlog waard is, wist Poetin dat hij de vrije hand had.
Vervolgens bemoeide hij zich steeds intensiever met de opstand in de
Donbass in het oosten van Oekraïne. Het jaar erop, in september 2015,
begon hij openlijk militaire steun aan het Assad-regime van Syrië te
verlenen. Daarmee kwam hij op ramkoers met het Westen, dat Assad
juist weg wilde hebben. Westerse leiders beschuldigden de Syrische
president ervan verantwoordelijk te zijn voor honderdduizenden doden
en miljoenen vluchtelingen en ontheemden sinds het begin van de
burgeroorlog in 2012. Kortom, Poetin maakt gebruik van een zwakte die
het Westen zelf heeft gecreëerd en het kan niet anders dan dat hij de
trans-Atlantische verwijdering toejuicht.
Poetin werkt al jaren aan dit nieuwe Russische zelfbewustzijn. Zijn
populariteit is niet alleen te danken aan zijn economische successen,
maar ook aan het feit dat hij de bevolking aan zich weet te binden door
voortdurend te wijzen op de vermeende vernedering van Rusland door
het Westen. Als gevolg daarvan benadrukte Poetin al in 2005 in het
parlement dat ‘wij een vrij land zijn en dat onze plaats in de moderne
wereld zal worden bepaald door ons succes en kracht’.1 Vooral in
verkiezingstijd pookte Poetin de antiwesterse gevoelens om electorale
redenen op. Dit is een beproefde methode van autocratische leiders om
zich naar het volk als redder des vaderlands te presenteren. Antiwesterse
retoriek gaat hand in hand met allerlei beschuldigingen, bijvoorbeeld dat
het Westen, in het bijzonder het Amerikaanse State Department, achter
de ‘kleurenrevoluties’ zat, waardoor delen van de voormalige Sovjet-
Unie onafhankelijk en prowesters werden en zich, zoals Georgië,
Oekraïne en Moldavië, bij de NAVO en de Europese Unie zouden willen
aansluiten. Na de traumatische gebeurtenis van het uiteenvallen van het
Warschaupact en het overlopen van de bondgenoten van de Sovjet-Unie

126
naar de NAVO en de EU, zou dat ten koste van alles moeten worden
voorkomen.

Het Russische gevaar


Hebt u iets met MADE IN RUSSIA erop in huis? Afgezien van souvenirs
zoals speldjes en speelgoedtanks uit de communistische tijd heb ik niets.
Misschien hebt u ooit Russische kaviaar gegeten, denkt u met
nostalgische gevoelens terug aan een Lada of bent u onder de indruk van
de Russische raketten, waarmee ook westerse satellieten en astronauten
de ruimte in worden geschoten. Voor de rest is er de afgelopen decennia
niet veel meer uit Rusland geëxporteerd dan olie, gas en wapens. Wil een
land echt iets in de internationale betrekkingen betekenen, dan zal het
vooral op industrieel gebied iets moeten voorstellen. Rusland doet dat
niet. Dit zegt iets over de werkelijke bedreiging die van Rusland uitgaat.
Ondanks de ondergang van de Sovjet-Unie is Rusland nog steeds het
land met het grootste grondoppervlak van de wereld. Daar staat
tegenover dat er sprake is van een demografische crisis, omdat de
bevolking in hoog tempo vergrijst en de afgelopen jaren in omvang is
afgenomen.

127
De grote zwakte van Rusland is de eenzijdige economie. De inkomsten
van de Russische staat zijn voor ruim 60 procent afkomstig uit de export
van olie en gas. Dit maakt de Russische economie extreem gevoelig voor
schommelingen in de energieprijzen en voor sancties. Tijdens en na de
economische crisis van 2009 vielen de olieprijzen binnen enkele
maanden terug van ruim 140 dollar naar minder dan 40 dollar per vat,
om vervolgens weer hard te stijgen tot ruim 120 dollar per vat. Maar in
2014 zette een daling in, waardoor de prijs terugliep tot een bedrag
tussen de 50 en 70 dollar per vat. In die jaren werd ook duidelijk dat de
olieprijs niet meer op het recordniveau zou terugkomen. Als gevolg van
de grote crisis van 2009 was de wereldvraag verminderd. De
Amerikanen hadden ingezet op de winning van schaliegas en -olie,
waardoor er te veel olie en gas op de markt kwam. De lidstaten van de
Europese Unie begonnen vaart te maken met de vergroening van hun
economieën. Sinds 2016 stegen de olieprijzen weer en kwam de
economie uit de recessie, maar Rusland was inmiddels in hoog tempo
door zijn financiële reserves heen gegaan. De olieprijzen bleven in 2017

128
en 2018 oplopen,2 maar volgens de Wereldbank zal de economische
groei tot 2020 niet boven de 1,5 tot 1,8 procent uitkomen. Dit percentage
is als gevolg van de schommelende olieprijzen onzeker.3
Het feit dat Rusland niet failliet is gegaan, is te danken aan verstandig
financieel beheer. De Russische rekenmeesters rekenden zich
bijvoorbeeld niet rijk. Voor het budget van 2017-2019 werd gecalculeerd
met een olieprijs van 40 dollar per vat, terwijl de markt rekening hield
met 60 dollar. Eind 2016 werd een draconische bezuiniging op de
overheidsbegroting van ruim 27 procent doorgevoerd. Daardoor kwamen
de uitgaven aan de gezondheidszorg en het onderwijs op het niveau van
voor 2006 uit. De defensie-uitgaven werden voorlopig gespaard en
bleven met 4,7 procent van het bbp en ruim 23 procent van de
overheidsuitgaven relatief hoog.4 Toen in 2018 het break-evenpoint voor
het budget op 53 dollar per vat werd gezet en de olieprijs boven de 70
dollar per vat kwam, werd de financiële situatie snel beter.
Behalve de schommelingen in de energieprijzen zijn de westerse
sancties een regelrechte bedreiging. Die sancties heeft Rusland aan
zichzelf te wijten. Ze zijn het gevolg van de annexatie van de Krim en de
steun aan rebellen in Oost-Oekraïne, en ze zijn bedoeld om de olie- en
gasindustrie hard te raken. Zo zou het, door een verbod op de levering
van hoogwaardige technologie voor de winning van olie en gas, voor
Rusland onmogelijk moeten worden om moeilijk te ontginnen voorraden
te winnen. Daarvoor zijn technieken noodzakelijk waarover alleen
westerse maatschappijen beschikken.
Als gevolg van de sancties en de schommelende energieprijzen werden
twee reservefondsen aangesproken. Op 1 januari 2018 hield het
reservefonds voor het dekken van begrotingstekorten op te bestaan. Het
fonds was in 2008 opgezet toen de olieprijzen maar bleven stijgen, maar
werd snel uitgehold toen de olieprijs beneden de 70 dollar per vat kwam.
Tegen het einde van 2017 was er slechts 17 miljard dollar over. Dit
bedrag werd op 1 januari overgeheveld naar een tweede reservefonds.
Dit fonds was echter bedoeld was om de pensioenuitkeringen te dekken.
Doordat het nu ook werd aangewend om gaten in de begroting te
dichten, nam Poetin grote risico’s. Dat bleek toen hij in 2018
aankondigde dat hij de pensioengerechtigde leeftijd, die op 55 jaar lag,

129
fors wilde verhogen. Zo niet, dan dreigden een ‘economische crisis en
hyperinflatie’.5 De verhoging veroorzaakte een storm van protest,
waardoor Poetin gedeeltelijk op zijn plannen moest terugkomen, omdat
dit zijn populariteit aantastte.
Het jojoën van de Russische economie zien we ook terug in de handel
met de Europese Unie. Sinds 2012 liepen de handelsvolumes terug. Was
het handelsvolume in 2012 nog 339 miljard euro, in 2016 was dit nog
slechts 161 miljard euro – een teruggang van 44 procent. Vervolgens was
er, ondanks de westerse sancties in 2017, een opleving. Die was het
gevolg van de groei die de Russische economie doormaakte. Ze was
echter van korte duur. Nieuwe Amerikaanse sancties, als vergelding voor
de Russische betrokkenheid bij de moordaanslag in het Britse Salisbury
op de Russische ex-spion Sergei Skripal en zijn dochter, in maart 2018,
leidden tot het ineenstorten van de koers van de roebel en tot grote
nervositeit op de Russische beurs. Premier Dmitri Medvedev noemde de
sancties een ‘economische oorlogsverklaring’, omdat de situatie deed
denken aan de gevolgen van de sancties die het Westen na de annexatie
van de Krim afkondigde. Trump moest knarsetandend met de nieuwe
sancties akkoord gaan, omdat deze werden afgedwongen door
Amerikaanse wetgeving waar de Amerikaanse president geen invloed op
had.
Kennelijk is Rusland bereid om de enorme economische risico’s van
een conflict met de Europese Unie te aanvaarden en daarvoor een prijs te
betalen. Deze ramkoers lijkt irrationeel. De Europese Unie is Ruslands
grootste handelspartner, Rusland kan niet zonder toegang tot de
Europese markt en westerse technologie.

130
Rusland heeft dus het hoofd boven water weten te houden door goed
financieel beheer, niet door economische hervormingen. Volgens een
studie van de Harvard-universiteit heeft Poetin economische en politieke
hervormingen zelfs afgewezen, omdat hij vreesde dat die zijn positie
zouden kunnen verzwakken.6 Gorbatsjov had met zijn politieke en
economische hervormingen in de jaren tachtig een dynamiek op gang
gebracht die hij niet meer in de hand kon houden en die uiteindelijk
leidde tot de ondergang van de Sovjet-Unie en van hemzelf. Dit wilde
Poetin ten koste van alles voorkomen. Dus besloot hij om de wereld om
zich heen te veranderen, als compensatie voor het gebrek aan
concurrentievermogen van de Russische economie en het onvermogen
om economische kracht om te zetten in politieke en diplomatieke kracht.
Dat deed hij door het Europese veiligheidssysteem van de NAVO en de
Europese Unie te ontregelen, de status quo rond Rusland te bevestigen en
te voorkomen dat Oekraïne en Georgië ooit lid van deze organisaties
zouden kunnen worden. Poetin koos dus voor een aanpak die gericht was
op politieke verdeeldheid zaaien in Europa en voor assertiviteit, erop
gericht een fait accompli te stellen. Europa is een makkelijk doelwit met
zijn soevereine staten, samenwerkend in multinationale organisaties, die
voortdurend ter discussie worden gesteld door populisten, eurosceptici

131
en antiglobalisten. Poken in de onderlinge verhoudingen en
ondermijning daarvan is relatief eenvoudig door zogenoemde informatie-
operaties. Dit is de verspreiding van nepnieuws gericht op deze groepen.
Bovendien ziet Rusland Europa als decadent, zwak en kwetsbaar, terwijl
het door middel van de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie
streeft naar de omcirkeling van Rusland, als onderdeel van een door
Amerika geleide unipolaire wereldorde.7 Dit buitenlandbeleid is zonder
twijfel succesvol geweest, omdat het de elite en de maatschappij
verenigde rond een duidelijk omschreven doel: de terugkeer van Rusland
op het wereldtoneel. Maar voor de rest van de wereld bleef onduidelijk
wat Rusland wilde. Het Westen zag Rusland vooral als een ontregelaar,
die dwarslag met zijn annexaties, inmenging in de binnenlandse
aangelegenheden van Oekraïne en zijn steun aan de Syrische leider
Assad.
De Russische commentator en wetenschapper Sergei Karaganov
juichte dat Rusland eindelijk overwinning na overwinning boekte en dat
een nieuwe, meer rechtvaardige wereldorde in zicht was. De olieprijzen
stabiliseerden, economisch ging het goed, in Azië werden strategische
partnerschappen gesloten die de westerse sancties compenseerden, de
Krim was weer Russisch, Oekraïne en Georgië kwamen niet bij de NAVO
en de Europese Unie, en er werden successen geboekt in Syrië, waar
Rusland nu een sleutelrol speelde in het vredesproces. Voorbij waren de
dagen dat Rusland door het Westen werd vernederd. Sterker nog: volgens
Karaganov zat het Westen juist in het defensief. 2016 was een keerpunt,
toen het zich steeds drukker ging maken over Russische hackers,
desinformatie en beïnvloeding van hun verkiezingen. Voor Karaganov
waren de westerse tegenmaatregelen het bewijs dat het Westen
verzwakte en om zich heen ging slaan.8 Hij zag een crisis in Europa die
verklaard kon worden door de opkomst van nieuwe machtscentra,
verzwakking van de Europese Unie door te snelle uitbreiding, een euro
die op politieke en niet op economische uitgangspunten was gebaseerd,
falende pogingen om tot Europese defensiesamenwerking te komen,
vergroting van de kloof tussen Europese elites en de burgers, de nieuwe
geopolitieke situatie aan de randen van Europa waardoor de Unie
gedesoriënteerd raakte, falend multiculturalisme en falende integratie

132
van nieuwkomers en – voor Karaganov het belangrijkste punt – het einde
van de Oost-Westconfrontatie, waardoor de lidstaten hun oriëntatie
verloren.9 Zijn analyse is grotendeels juist, behalve de conclusie dat door
deze crises de agressiviteit van de NAVO en de Europese Unie ten
opzichte van Rusland toenam. Democratieën zijn daartoe niet eens in
staat en kunnen alleen gezamenlijk handelen als ze worden uitgedaagd.
Dat bleek na de annexatie van de Krim, toen sancties werden
afgekondigd, Rusland opnieuw als een bedreiging werd gezien en de
Europese defensiesamenwerking een nieuwe impuls kreeg.

Naar een Groot-Eurazië


In het oosten werkte Poetins aanpak van ontregelen niet. Dus zocht hij
toenadering tot China. Vanaf 2005 werd aan die toenadering gewerkt,
maar pas in 2011 en 2012 leverde dat echt iets op. China begon
substantieel in Rusland te investeren, maar het was opmerkelijk dat
China geen haast maakte om Rusland aan te sluiten bij het
zijderouteproject. De grote infrastructuurprojecten, zoals
railverbindingen, waren door Kazachstan gepland, niet door Rusland.
Daardoor zou Rusland investeringen kunnen mislopen en zelfs de
toegang tot de Chinese markt zien afnemen. Bovendien bleken de
Chinese investeringen in Rusland gering: niet meer dan 2 procent van de
totale directe buitenlandse investeringen. Wel nam de bilaterale handel
gedurende de eerste helft van 2018 met 30 procent toe en werd hoop
geput uit het besluit om een gaspijpleiding van Siberië naar China aan te
leggen. De snelheid waarmee dit contract in 2014 rondkwam, was het
directe gevolg van de sancties die het Westen na de annexatie van de
Krim afkondigde. De bedoeling was dat in 2019 het eerste gas door de
leiding zou stromen, maar het project bleek te weinig voortgang te
boeken. De animo voor het project was in China niet groot, omdat het
niet verlegen zat om het Russische gas. Voor China waren deze importen
vooral een compensatie voor een mogelijke terugval van de levering uit
andere landen, in het bijzonder het Midden-Oosten. Dit verklaart
wellicht ook waarom China een bodemprijs kon bedwingen die geen
compensatie vormde voor de inkomstenverliezen als gevolg van de aan
Rusland opgelegde sancties.10 Ook de in 2015 opgerichte tegenhanger

133
van de Europese Unie, de Euraziatische Unie, opgericht om de
economische betrekkingen met de voormalige Sovjetrepublieken te
versterken, kwam maar traag van de grond. Een relatie tussen de
zijderoute en deze unie bleek al helemaal niet gelegd te kunnen worden,
al werd daar in het Kremlin wel op gehoopt.
In die hoop past ook de poging om een geopolitieke brug tussen China
en Europa te slaan. Het ontbreken van een gemeenschappelijke Chinees-
Russische opvatting over de wereld verschafte denkers als Karaganov de
mogelijkheid om nieuwe grootse ideeën te propageren.11 Dat werd
Groot-Eurazië. Dit sloot aan bij de heroriëntatie van de Russische elites
van Europa – lees: het westen van Rusland – op Azië. Er zou moeten
worden gestreefd naar nauwere economische en politieke samenwerking
met Aziatische landen, wat uiteindelijk zou leiden tot één economische
ruimte, die ook West-Europa zou kunnen omvatten. Dat viel althans op te
maken uit de reactie van Poetin, die dit idee omarmde tijdens het
International Economic Forum in Sint-Petersburg in 2016.12 De kern van
deze samenwerking moest een infrastructuur worden die Oost en West
met elkaar verbond en de economieën zou versterken. Noord-
zuidaftakkingen zouden vervolgens de onderontwikkelde delen van
Rusland kunnen bereiken. Het is geen toeval dat Karaganov een Groot-
Eurazië voor ogen had dat gebaseerd was op gelijkwaardigheid,
afwijzing van hegemonie, aanvaarding van soevereiniteit en bevordering
van vrede en stabiliteit. Tegelijkertijd vond Karaganov dat dit idee de
nieuwe geopolitieke realiteit uitdrukte.13
Maar die geopolitieke realiteit lag anders dan Karaganov dacht. China
zag Rusland als een juniorpartner en niet als gelijkwaardig. Feitelijk
geldt dat ook voor Amerika, dat Rusland sinds het einde van de Koude
Oorlog nooit meer serieus heeft genomen. Voor de Europese Unie ligt
dat niet veel anders. Rusland is van belang voor de import van olie en
gas. De handel zelf is, zoals gezegd, gestaag afgenomen.
De houding ten opzichte van Rusland is niet verbazingwekkend. Met
een inwoneraantal van 140 miljoen is Rusland zeker geen klein land,
maar geen partij voor China (1,4 miljard), de Europese Unie (512
miljoen) en de Verenigde Staten (324 miljoen). De verhoudingen worden
nog duidelijker als naar de omvang van de economie wordt gekeken: de

134
Verenigde Staten zijn volgens de cijfers van het IMF uit 2017 nummer
één (19.390.600 miljoen dollar), de Europese Unie komt op twee
(17.308.862 miljoen dollar), China op drie (12.014.601 miljoen dollar)
en Rusland komt op een twaalfde plaats (1.527.469 miljoen dollar). Een
land dat de ambitie heeft om wereldspeler te zijn, weet dat dat met deze
omvang alleen kan als er nauwe bondgenootschappen worden aangegaan
met gelijkgestemde landen. Dat geldt ook voor de beter presterende
landen als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, die
verankerd zijn in de westerse instituties als de NAVO en de Europese
Unie. Precies om die reden neemt na de brexit de macht van de Britten
significant af. Voor Rusland geldt dat het land geen bondgenootschappen
heeft die vergelijkbaar zijn met de trans-Atlantische betrekkingen, ook al
staan die momenteel onder druk. Een land als Rusland kan er, als het
gehoord wil worden, voor kiezen om een ontregelaar te worden, zoals
Poetin deed. Maar dat roept dan wel het beeld op van een kind dat
stampvoetend duidelijk maakt dat het niet in staat is om door
samenwerking zijn zin te krijgen.

Modernisering van de krijgsmacht


Op militair gebied verloopt de samenwerking met China goed. Chinese
oorlogsschepen oefenen samen met Russische, en in 2018 namen aan
Vostok, de grootse oefening van na de Koude Oorlog, ook Chinese
eenheden deel. Dit alles past binnen de modernisering die de Russische
krijgsmacht doormaakt. De aanzet daartoe vormde de weinig succesvol
verlopen oorlog met het nietige Georgië in 2008. Die oorlog werd wel
gewonnen en Abchazië en Zuid-Ossetië werden weliswaar geannexeerd,
of beter gezegd: hun onafhankelijkheid werd door Rusland erkend, maar
de strijd verliep in augustus van dat jaar enorm stroef. Een van de
problemen die tijdens de oorlog met Georgië aan het licht kwamen, was
dat de landmacht en de luchtmacht niet gecoördineerd optraden. Deze
ouderwetse werkwijze werd veranderd in een geïntegreerde manier van
optreden, zodat effectievere joint operations mogelijk werden. Een ander
probleem was dat niet meer dan 10 procent van de wapens bij de tijd
was. Rond 2020 zou dit 70 procent moeten zijn, maar wat dit in de
praktijk betekent, is niet duidelijk, omdat een goede definitie van

135
‘modern’ ontbreekt.14 Doordat de krijgsmacht totaal verouderd was,
bleek het onmogelijk om te voldoen aan de moderne eisen van
netwerkcentrisch optreden; hierbij worden wapensystemen,
inlichtingenmiddelen zoals sensoren en satellieten, en de
commandostructuur via geavanceerde IT-systemen aan elkaar gekoppeld.
Dit vereiste niet alleen investeringen in nieuwe wapens, voertuigen,
schepen en vliegtuigen, maar ook in die IT-systemen. Net als de
Russische civiele industrie bleek echter ook de militaire industrie te
kampen met een gebrek aan innovatie. Natuurlijk waren er doorbraken,
zoals het SU-35-gevechtsvliegtuig, de Iskander-raketten voor de korte
afstand en een standaardplatform voor gevechtsvoertuigen. Maar echte
doorbraken bleven voorlopig uit als gevolg van verouderde
productiefaciliteiten, centrale planning en incompetentie.15 Dit leidde in
2010 tot het instellen van vier strategische commando’s: oost, west, zuid
en centrum. Daarnaast werden in 2013 een cybercommando en een
commando voor speciale operaties in het leven geroepen. Maar ook ging
de structuur van de krijgsmacht op de schop. De kern van de
modernisering was de omvorming van het oude leger, dat gebaseerd was
op massamobilisatie in het geval van een aanval van de NAVO op
Rusland. Daartoe werden in 2009 skeleteenheden ontmanteld. De
omvang van de gehele krijgsmacht werd teruggebracht van 1,3 miljoen
naar 1 miljoen en het aantal reservisten van 20 miljoen naar 700.000.
Deze maatregelen werden ook ingegeven door de problemen om nieuwe
rekruten te vinden. Door vergrijzing en de onaantrekkelijkheid van het
werk in de Russische krijgsmacht, onder meer als gevolg van
dedovshchina, het systeem van vernederen van en geweld gebruiken
tegen rekruten, bleef de werving achter. Oude, logge divisies werden
opgeheven en vervangen door sneller inzetbare, parate en flexibele
kleine brigades. Maar uiteindelijk kreeg de landmacht te weinig geld om
echt te kunnen moderniseren. Bovendien kregen de generaals het
wervingsprobleem niet onder controle. In 2015 slaagde men er slechts
voor 78 procent in om de geplande 1 miljoen militairen te werven.16
Tegen het einde van 2017 tekende president Poetin het
moderniseringsprogramma 2018-2027. Ook voor dit plan was sprake van
een voortdurende strijd tussen het ministerie van Financiën, dat

136
aanvankelijk voor de modernisering voor een tienjarenperiode 14 miljard
roebel beschikbaar wilden stellen, en de generaals, die 30 tot 35 miljard
vroegen. Als gevolg van de recessie werden de plannen vervolgens naar
beneden bijgesteld. Het meeste geld ging naar de landmacht. Deze keuze
was mede ingegeven door de ervaringen na de annexatie van de Krim in
Oekraïne, waar de conclusie werd getrokken dat landstrijdkrachten de
kern van het toekomstige optreden zouden vormen. Sterker nog: de
conflicten van de afgelopen jaren – zoals de oorlogen in Tsjetsjenië
gedurende het laatste decennium van de vorige eeuw, de oorlog met
Georgië in 2008, de annexatie van de Krim en de oorlog in het oosten
van Oekraïne vanaf 2014, alsmede vanaf 2015 de betrokkenheid bij het
conflict in Syrië – waren een uitstekende leerschool en droegen bij aan
de verdere ontwikkeling van de Russische krijgsmacht. Dit gold zowel
voor de ontwikkeling van de doctrine die de wijze van oorlog voeren
voorschrijft, als voor de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen en
zogenoemde platforms. Het gevolg was dat westerse waarnemers tot de
conclusie kwamen dat de Russen inmiddels in staat zijn geavanceerde
oorlogen te voeren, inclusief de toepassing van onbemande vliegtuigen
en de nieuwste technieken voor elektronische en cyberoorlogvoering,
terwijl westerse krijgsmachten zich nog steeds toelegden op relatief
simpele stabilisatieoperaties in het lagere deel van het conflictspectrum.
Concreet slokte de modernisering van de landmacht, die zich onder
meer richtte op de ontwikkeling van T-90- en T-14-Armata-tanks,
Kurganets-25-infanterievoertuigen en Boomerangs (gepantserde
voertuigen), een flink deel van het budget op. Daarnaast werden nieuwe
meervoudige raketwerpers gepland, de Uragan en de Torpedo S, evenals
nieuwe luchtverdedigingsmiddelen. Tegelijkertijd bleken er twijfels te
bestaan over een nieuw brigadesysteem, zodat de testperiodes werden
verlengd. De marine werd de grote verliezer van de nieuwe strijd om de
budgetten. Op zich is dat begrijpelijk, omdat alle recente Russische
oorlogen zich op het vasteland afspeelden en Rusland nooit een
zeegaande natie is geweest. De enige innovatie was het plan om de
14.000 ton Lider-klasse fregatten te vervangen door de goedkopere en
praktischere 8000 ton metende Super Gorshkov-klasse. Wel werd
behoorlijk geïnvesteerd in de modernisering van de onderzeebootvloot,

137
waaronder nucleaire aanvalsboten Yasen M. Van groot belang was
overigens wel de introductie van Kalibr-antischipraketten en -
kruisvluchtwapens, die vanaf schepen kunnen worden gelanceerd en
waarmee vijandelijke marines effectief de toegang tot zeegebieden kan
worden ontzegd.
De luchtmacht investeerde flink in vijfdegeneratiegevechtsvliegtuigen,
de Sukoi SU-57, de aanschaf van nieuwe gevechtsvliegtuigen zoals de
SU-35D en nieuwe transportvliegtuigen.
Het oude 2020-moderniseringsplan en het nieuwe plan voor 2027 zijn
enorme stappen vooruit waar het Westen met argusogen naar kijkt. Het
Russische optreden in Oekraïne en Syrië, alsmede een grote oefening die
in 2017 werd gehouden, leken te bevestigen dat de Russen inderdaad
vooruitgang hadden geboekt op het gebied van de landoorlogvoering.
Vanaf 2013 hield de Russische krijgsmacht verrassingsoefeningen met
grote aantallen troepen. De vierjaarlijkse oefening Zapad (West) valt
daar niet onder, maar is een grote oefening voor land-, zee- en
luchtstrijdkrachten, gelegerd in het westen van Rusland en bedoeld voor
de verdediging tegen of invasie van de NAVO-landen. Tijdens deze
oefeningen ligt de nadruk op maskirovka: de tegenstander om de tuin
leiden. Zo kunnen raketten met civiele schepen worden getransporteerd
en kunnen informatieoperaties worden uitgevoerd gericht op vijandelijke
militairen die bijvoorbeeld nep-sms’jes op hun mobieltjes krijgen. Ook
wordt geoefend op het integreren van kernwapens op het slagveld en
wordt de inzet van kernwapens tegen westerse landen gesimuleerd. Tot
slot richt de oefening zich op samenwerking met andere landen, in het
bijzonder Wit-Rusland.17 Westerse deskundigen maakten zich vooral
druk om de omvang van de oefeningen, waaraan ruim honderdduizend
militairen zouden hebben meegedaan, maar de echte vraag was wat er
precies geoefend werd. Inderdaad kwamen alle operationele
onderwerpen aan bod. Wat daarbij vooral opviel, was het gebruik van
cyber- en kernwapens, asymmetrische tactieken zoals de inzet van
heimelijke gevechtsgroepen en het feit dat de lessen die in Syrië waren
opgedaan in het trainingsprogramma werden verwerkt. Maar het
belangrijkst was dat de hele oefening om de vermeende agressiviteit van
de NAVO draaide.18

138
Ondanks al deze oefeningen en moderniseringen leken er nog steeds
grote gaten in de kwaliteit van de Russische strijdkrachten te zitten. Zo
lag men ver achter bij het Westen wat betreft effectieve verzameling van
inlichtingen ten behoeve van precisiebombardementen. Maar ook dit gat
werd snel gedicht. Generaal McMaster, oud-voorzitter van de Nationale
Veiligheidsraad van de Verenigde Staten, verzuchtte dat hierdoor het
traditionele luchtoverwicht, dat de basis was voor de westerse militaire
superioriteit, in hoog tempo vervloog.19 Een rapport voor het
Amerikaanse Congres ging een stap verder en constateerde dat de
mogelijkheid voor Amerika om zijn bondgenoten te beschermen flink
was afgenomen.20 Vooral investeringen in Anti Access/Area Denial
(A2/AD)-capaciteiten baren zorgen. Dit zijn offensieve en defensieve
militaire capaciteiten om schepen, vliegtuigen en landstrijdkrachten te
verhinderen een gebied binnen te komen of handelsstromen te blokkeren.
Onder deze capaciteiten vallen onder meer de eerdergenoemde raketten
die vanaf schepen kunnen worden afgevuurd, maar ook de geavanceerde
S-400-langeafstandsraketten en de Pantsir voor de kortere afstand. Wat
dat betreft kijken de NAVO-planners met zorg naar de Oostzee, de Zwarte
Zee en het oosten van de Middellandse Zee, die in oorlogstijd effectief
kunnen worden geblokkeerd. De vrees dat hele gebieden kunnen worden
afgegrendeld heeft geleid tot een discussie over flow security.21 Deze
discussie werd al snel verbreed naar alles wat zich verplaatst: van
militaire eenheden tot goederen en van data tot geld. Westerse
deskundigen kwamen tot de conclusie dat de dreiging van alles wat zich
verplaatst mogelijk de grootste van de toekomst kan worden – een
dreiging waarop niet alleen een militair antwoord past, maar
bijvoorbeeld ook beschermende maatregelen voor de digitale
infrastructuur en de communicatie met satellieten.
Tot slot zet Rusland in op de modernisering van zijn
kernwapenarsenaal. Na de Koude Oorlog werden de nucleaire arsenalen
van Oost en West vergaand ontmanteld. Het zogenoemde Intermediate
Range Nuclear Forces (INF)-akkoord van 1987 voorzag bijvoorbeeld in
de eliminatie van een hele categorie nucleaire wapens, waaronder de
Amerikaanse ballistische raket Pershing 2, de nucleaire kruisraket
Tomahawk en de ballistische Russische SS-20-raket, die bedoeld waren

139
voor een kernwapenoorlog in Europa. Het Westen schafte bovendien
hele categorieën wapensystemen eenzijdig af, waaronder de nucleaire
dieptebommen tegen onderzeeboten, en de nucleaire houwitser en de
Lance-raket voor gebruik op het slagveld. In het Westen verschoof de
discussie naar nucleair terrorisme en de noodzaak om kernwapens in te
zetten tegen ondergrondse tunnelcomplexen waarin terreurorganisaties
als Al Qaida zich zouden schuilhouden.
Daarin kwam verandering na de Russische oorlog met Georgië in
2008. De NAVO concludeerde in haar nieuwe strategie dat kernwapens
weer belangrijk waren geworden om agressie af te schrikken, ook al was
het gebruik van kernwapens in de praktijk onwaarschijnlijk.22 Dergelijke
opvattingen klonken ook door in de daaropvolgende Nuclear Posture
Review, waarin het kernwapenbeleid tot in detail uiteen werd gezet.23
Ook aan Russische kant bleek dat de angst toenam. In de Russische
militaire doctrine van 2010 werd voor het eerst expliciet over de nieuwe
dreiging uit het Westen gesproken, in het bijzonder de westerse pogingen
om de ‘militaire infrastructuur’ tot aan de Russische grens uit te breiden.
Kernwapens werden in de doctrine als essentieel gezien om de agressie
van de NAVO af te schrikken.24 Bovendien kwamen discussies op gang
over de wijze waarop het beperkte gebruik van kernwapens de escalatie
van het conflict zou kunnen stoppen.25 Belangrijker nog was dat Poetin,
na de annexatie van de Krim, stelde dat kernwapens een cruciaal
onderdeel van de Russische afschrikking waren en dat niemand met
Rusland ‘moet rotzooien’, omdat Rusland nu eenmaal een van de
‘grootste kernmachten’ is. Hij voegde eraan toe dat dit niet slechts
woorden zijn, maar de realiteit, omdat Rusland zijn kernwapenarsenaal
versterkt.26 Daarmee deed Poetin iets wat not done was. Leiders dreigden
tijdens de Koude Oorlog nooit met kernwapens, omdat de consequenties
van de inzet van die wapens niet te overzien waren. De Amerikaanse
minister van Defensie, Ashton Carter, reageerde kribbig dat er geen
enkele reden was om dit te zeggen, omdat iedereen de nucleaire macht
van Rusland kende.27 Overigens ging Trump later diezelfde grens over,
toen hij Kim Jong-un duidelijk maakte dat zijn atoomknop groter en
machtiger is dan die van de Noord-Koreaanse leider.

140
Dit soort retoriek maakte duidelijk dat er daadwerkelijk iets aan het
veranderen was in de betrekkingen tussen landen en zette de
Amerikaanse en Russische moderniseringsplannen in een andere
perspectief. Opmerkelijk is dat president Obama, ondanks zijn plechtige
belofte naar een kernwapenvrije wereld te zullen streven, besloot tot het
grootste moderniseringsprogramma van de afgelopen decennia. Zo werd
de B-61-bom, die door geallieerde gevechtsvliegtuigen boven het
slagveld in Europa kon worden afgeworpen, getransformeerd tot een
smart bomb, die met grotere nauwkeurigheid naar zijn doel kan worden
geleid. Dit maakt het mogelijk om een kleinere explosieve lading te
gebruiken, waardoor het kernwapen feitelijk bruikbaarder wordt.
Daarnaast besloot Obama tot een complete vernieuwing van de
intercontinentale ballistische raket Minuteman III en de ballistische
Trident-raket, die vanaf een onderzeeboot worden gelanceerd. Ook werd
de relatief nieuwe B-2 aangepakt en werd besloten tot de ontwikkeling
van een nieuwe strategische bommenwerper, de B-21, evenals een nieuw
langeafstandswapen ter vervanging van de kruisraket. Trump nam het
programma van zijn voorganger volledig over en koppelde dit aan de
annexatie van de Krim en Moskous return to great power competition.28
Trumps Nuclear Posture Review van februari 2018, waarin hij zijn
kernwapenbeleid uiteenzette, zag deze modernisering ook als reactie op
de ontwikkeling van een Russische kruisraket, die een overtreding van
het INF-akkoord zou betekenen en een dreiging voor Europa was. Trump
ging nog een stap verder dan zijn voorganger door een vanaf
onderzeeboten te lanceren raket aan te kondigen met een kleine nucleaire
lading. Hiermee liep hij vooruit op een verdere verslechtering van de
relaties binnen de NAVO. De president meende dat de oorlog door de
inzet van een dergelijk wapen tot Europa beperkt kon blijven en daarmee
een alternatief vormde voor het besluit om alle Amerikaanse kernwapens
van Europees grondgebied te weren.
De reactie van Poetin kon niet uitblijven. In maart 2018 kwam hij met
een indrukwekkend, welhaast futuristisch moderniseringsprogramma.29
In zijn ‘troonrede’ presenteerde hij plannen voor de nieuwe
intercontinentale raket Sarmat met een ongelimiteerd bereik, een
kruisraket met nucleaire voortstuwing die zo ver als nodig kan vliegen

141
om de Amerikaanse raketverdediging te omzeilen, een raket met een
nucleaire kop die zo kan manoeuvreren dat daarmee ook de vijandelijke
luchtverdediging kan worden omzeild, een nucleaire onderwaterdrone
die tegen de snelste schepen moet worden ingezet, de hypersonische
raket Kinzhal, die tienmaal sneller dan het geluid moet gaan, en nieuwe
laserwapens.
De bombastische wijze waarop Poetin de plannen bekendmaakte, was
zelfs voor een Russische president opmerkelijk. Hij schreef ook nog een
wedstrijd uit voor een passende naam voor de onderwaterdrone. Veel
deskundigen haalden hun schouders op, maar duidelijk was dat hier een
president sprak van een macht waarmee rekening moest worden
gehouden – een president die de vernederingen van het Westen van zich
af schudde en af wilde van – een in zijn ogen – anti-Russische
wereldorde.

De strategie van het ontregelen


Daarmee zijn we beland bij de vraag wat Rusland met die
nieuwverworven militaire macht kan doen. Het antwoord is: in
strategische zin weinig. De modernisering is er vooral op gericht om
serieus te worden genomen. Veel meer andere opties daartoe heeft
Rusland niet. Rusland is lid van de Veiligheidsraad en is een nucleaire
mogendheid. Dat verschaft Rusland invloed op de wereldpolitiek, maar
niet meer dan dat. De Russen ontberen, in tegenstelling tot de
Amerikanen, shaping power, of het vermogen om de wereld naar hun
hand te zetten.
De strategie van het ontregelen bevat verschillende elementen. Het
eerste element is het stellen van voldongen feiten op een manier waarop
het Westen geen antwoord heeft. Dit kan de vorm krijgen van annexaties
of pseudo-annexaties, om te voorkomen dat landen in de eigen periferie
tot de NAVO of de Europese Unie toetreden. Het is geen wonder dat in
2008 de oorlog met Georgië uitbrak. Dit was een reactie op de
toezegging van de NAVO dat dit land, en Oekraïne, op de lange termijn
zicht zouden hebben op het NAVO-lidmaatschap. Dit, en de toenadering
van Oekraïne tot de Europese Unie, speelde ook tijdens de annexatie van
de Krim in 2014 en de steun van Rusland bij de opstand in de Donbass in

142
het oostelijke deel van Oekraïne. Op zich was deze reactie verklaarbaar.
Van oudsher heeft Rusland een ‘omsingelingscomplex’, waarbij wordt
gevreesd dat andere landen het op het grondgebied van Rusland hebben
voorzien. Dit maakt een bufferzone van neutrale of bevriende staten
nodig, omdat dit de veiligheid van het Russische grondgebied bevordert.
Toen in maart 1999 werd besloten tot de eerste ronde van uitbreiding van
de NAVO met Hongarije, Polen en Tsjechië, verklaarde de Russische
minister van Buitenlandse Zaken Igor Ivanov dat als de NAVO hiermee
door zou gaan en ook nog eens de Baltische staten als leden zou
accepteren, Rusland genoodzaakt zou zijn om maatregelen te nemen ten
behoeve van zijn veiligheid.30
In München herhaalde plaatsvervangend minister van Buitenlandse
Zaken Yevgeny Gusarov tijdens de veiligheidsconferentie van 1999 het
standpunt nog eens dat door het lidmaatschap van de NAVO een ‘rode
lijn’ zou worden overschreden. Het was dus geen wonder dat de toelating
van Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en
Bulgarije in maart 2004 als een regelrechte schoffering, een vernedering
en een aantasting van de Russische veiligheid werd gezien. Er werd dan
ook hevig geprotesteerd tegen het opendeurbeleid van de NAVO,
waarmee de Amerikaanse minister van Defensie William Cohen en
minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright de uitbreiding
rechtvaardigden.31 Het was de vrije keuze van landen om het
lidmaatschap aan te vragen. De NAVO dwong hen daar niet toe. Dit was
bovendien volledig in lijn met het Handvest van Parijs uit 1999, waarin
alle lidstaten van de Conferentie voor veiligheid en samenwerking in
Europa (CVSE) plechtig beloofden dat elk land zijn eigen lot mocht
bepalen en vrij was zich aan te sluiten bij bondgenootschappen van zijn
keuze. Dit beginsel werd vervolgens bevestigd in de Verklaring van
Washington, getekend tijdens de NAVO-top van april 1999.
Zeker was dat de NAVO niet toestond dat Rusland nieuwe
invloedssferen zou claimen op grond van historische aanspraken en
veiligheidspolitieke overwegingen. In april 2009 vond een
uitbreidingsronde plaats met Kroatië en Albanië, terwijl, zoals gezegd,
Georgië en Oekraïne zicht op toetreding kregen. NAVO-leiders waren
zich overigens terdege bewust van de gevoeligheden die bij Rusland

143
leefden. Voor de NAVO-top van Boekarest leek er overeenstemming te
zijn om Oekraïne en Georgië niet als potentiële leden te noemen, maar
door een interventie van de Amerikaanse president George W. Bush
werd in het communiqué expliciet vermeld dat deze landen in de
toekomst het lidmaatschap zouden krijgen.32 Voor het lidmaatschap van
zowel de NAVO als de Europese Unie is het een harde voorwaarde dat
landen hun conflicten met buurlanden bijleggen en oplossen. Daarom
was het vanuit Rusland gezien een verstandige strategie om juist
conflicten met deze landen aan te wakkeren. Daarbij werd
gebruikgemaakt van de labiele politieke situatie in die landen, die ertoe
leidde dat zowel Georgië als Oekraïne zelf de eerste stappen in de
richting van een oorlog zette. Na afloop van de crisis creëerde Rusland
bevroren conflicten door twee delen van Georgië, Abchazië en Zuid-
Ossetië, feitelijk te annexeren en vervolgens als onafhankelijke staten te
erkennen, daarmee een permanente crisis in de regio veroorzakend, die
een effectieve blokkade vormde tegen het lidmaatschap van de NAVO en
mogelijk de Europese Unie. Hetzelfde gebeurde enkele jaren later in
Oekraïne met de annexatie van de Krim en de steun aan de rebellen in de
Donbass. De situatie in die regio escaleerde in november 2018, toen de
Russische kustwacht twee Oekraïense oorlogsschepen en een sleepboot
de doorvaart belette door de Straat van Kertsj, de smalle zeestraat ten
westen van de Krim, die de Zwarte Zee met de Zee van Azov verbindt.
Bij de schermutselingen raakten zes Oekraïense opvarenden gewond en
werden er zes gevangengenomen. Dit voorval was een poging om de
Russische claim op de wateren rond de geannexeerde Krim kracht bij te
zetten, Oekraïense oorlogsschepen te beletten de Zee van Azov te
gebruiken, Oekraïne in de aangrenzende Donbass militair te verzwakken
en de westerse reacties te testen.
Het voordeel van deze aanpak is dat het initiatief in het Kremlin ligt.
Door de permanente crisis kan Rusland de spanningen naar believen
laten escaleren of de-escaleren en het Westen hiermee voor het blok
zetten. Het is een strategie waarbij de zwakte van Rusland
gecompenseerd wordt door chaos te scheppen teneinde het initiatief naar
zich toe te trekken. Een variant op deze aanpak is de steun die vanaf
2015 aan de Syrische president Assad werd gegeven. Die kwam op het

144
moment dat Assad dreigde te verliezen en het Westen de belangrijke
doelstelling van een regime change zou bereiken. Door de interventie
werd de situatie van het Westen in Syrië gecompliceerd. De westerse
inmenging beperkte zich tot steun aan de ‘gematigde’ oppositie tegen
Assad, de Koerden in het oosten van het land, de strijd tegen de
terreurbeweging Islamitische Staat en het faciliteren van een
vredesproces waarin geen plek voor Assad was. Deze aanpak werd
volledig doorkruist door de Russische hulp aan Assad. Hierdoor was
Syrië weer terug bij af, terwijl Rusland zelf vanuit zijn marinehaven
feitelijk het oostelijke deel van de Middellandse Zee beheerste, inclusief
de toegang tot het Suezkanaal. Deze strategie werd versterkt door de
bouw van een nieuwe marinefaciliteit in Libië.

Naast deze militaire campagnes startte ontregelaar Rusland


beïnvloedingsoperaties in het Westen zelf. Activiteiten als het
verspreiden van nepnieuws, inmenging in verkiezingen of beïnvloeding
van mensen om een beleidswijziging bij hun politici af te dwingen, zijn
kosteneffectieve en relatief risicoloze methoden om het vertrouwen in de
westerse instituties en leiders te ondermijnen. Het verspreiden van
nepnieuws via de sociale media is een simpele methode, die snel
plaatsmaakte voor een meer geavanceerde aanpak. Hierbij werd
gebruikgemaakt van artikelen die een kern van waarheid bevatten, maar
een beeld van de werkelijkheid geven dat bedoeld is om een
maatschappij te polariseren. De inmenging in de Amerikaanse verkiezing
werd bewezen. In oktober 2016 stelden het Office of the Director of
National Intelligence (OSNI) en het department van Homeland Security
(DHS) er zeker van te zijn dat de Russische regering het initiatief had
genomen voor het hacken van e-mails, met als doel de
verkiezingscampagne te beïnvloeden.33
Enkele maanden later, in januari 2017, meldde de OSNI dat Poetin een
duidelijke voorkeur had voor de kandidatuur van Donald J. Trump en
persoonlijk de opdracht had gegeven om de Clinton-campagne schade te
berokkenen. De Russische militaire inlichtingendienst (GRU) zou de
servers van het Democratic National Committee (DNC) hebben gehackt,
alsmede het persoonlijke Gmail-account van de campagneleider van

145
Clinton, John Podesta, en de mails vervolgens hebben doorgespeeld aan
Wikileaks.34 Diezelfde maand verklaarde de Director of National
Intelligence James Clapper dat de Russen ook door het verspreiden van
nepnieuws op sociale media de verkiezingen trachtten te beïnvloeden.35
De inmenging droeg aantoonbaar bij aan de verkiezingsoverwinning van
Trump, die, zoals we zagen, het politieke landschap in de Verenigde
Staten dramatisch veranderde.
Inmenging bleef niet tot Amerika beperkt. Iets dergelijks gebeurde ook
tijdens de Italiaanse verkiezingen. Socialemedia-accounts en bots, die
met Rusland in verband konden worden gebracht, brachten
afschrikwekkende verhalen over immigranten, gericht op het deel van de
bevolking dat de politieke elite niet meer vertrouwde. Dit droeg bij aan
de verkiezingsoverwinning van de populistische anti-establishment- en
anti-immigratiepartijen als de Vijfsterrenbeweging en de Lega Nord, die
in 2018 een regering mochten vormen. Ook hier was het resultaat een
ingrijpende verandering van het politieke landschap.
Tijdens het referendum over de Catalaanse onafhankelijkheid was een
grote activiteit vanuit Venezuela te zien. Ook nu werd getracht de uitslag
te beïnvloeden. Dat brengt mij tevens op het probleem van de attributie.
Alles wat via internet wordt gedistribueerd, kan door een Russische trol
ook vanuit een ander land worden verzonden. Dit maakt het soms lastig
om keihard bewijs op tafel te leggen dat Rusland daadwerkelijk achter
een beïnvloedingsoperatie zit, en maakt het voor Rusland eenvoudig om
glashard te ontkennen. Wel is bewezen dat Rusland
beïnvloedingsplatforms ‘exporteert’. Buiten Rusland kan gebruik worden
gemaakt van bijvoorbeeld Rusland-gezinde partijen, instellingen en
individuen die gemanipuleerde berichten verzenden.36

Als hoogleraar aan een universiteit maak ik vaak mee dat studenten niet
of nauwelijks de kwaliteit van nieuwsites kunnen beoordelen. Wie
Google gebruikt, zal het opvallen dat de eerste hits soms verwijzen naar
Russische sites als RT en Sputnik. De artikelen die daarop staan, ogen op
het eerste gezicht neutraal, maar zijn dat niet. Ze doen denken aan
Amerikaanse nieuwssites als Fox en Breitbart, die een sterke
ideologische inslag hebben. Deze sites verspreiden geen objectieve feiten

146
en nieuws, maar zijn uit op het beïnvloeden van de publieke opinie. In
tegenstelling tot westerse democratieën treedt de Russische overheid
sturend op in het verspreiden van deze desinformatie. Daarvoor worden
bedrijfjes ingezet, veelal reclamebureaus, die door de overheid worden
betaald.
Dit kwam aan het licht door de verklaringen van de Russische activiste
Ljoedmila Savtsjoek. Zij moest desinformatie verspreiden op
internetsites, sociale media en blogs en de boodschap verkondigen dat
Poetin geweldig is, de Oekraïners fascisten zijn en Europa decadent is.
Ze toonde aan dat de ‘Kremlin-trollen’ daadwerkelijk bestonden.37 The
New York Times beschreef in een lang artikel hoe ruim duizend
medewerkers van het Internet Research Agency in Sint-Petersburg dag in
dag uit propaganda in meerdere talen op sociale media verspreidden om
zo president Obama in diskrediet te brengen en verdeeldheid te zaaien in
Europa.38 Een inlichtingenrapport van januari 2017 zag de onderneming
als een ‘trollenboerderij’, die door Poetin werd gefinancierd en zich
bezighield met het opzetten van nepaccounts, discussiegroepen en
nepnieuws, om zo de belangen van het Kremlin, zowel nationaal als
internationaal, te bedienen. Ook zou deze organisatie achter de
beïnvloeding van de Amerikaanse verkiezingen in 2016 zitten.39
Tijdens de eerdergenoemde, door de Doema georganiseerde
conferentie in juni 2018 ondervond ik aan den lijve hoe partijen naar
Moskou werden gehaald en daar een podium kregen. Er waren
nauwelijks deelnemers uit westerse landen en als ze er waren, dan
kwamen ze uit de radicaal-rechtse hoek. Ik was niet verbaasd, omdat
Rusland ernaar streeft om de banden met gelijkgestemde, veelal rechts-
radicale, soms naar het fascisme neigende partijen aan te halen. Daarbij
horen partijen als de Griekse Gouden Dageraad, de Britse Nationale
Partij, het Bulgaarse ATAKA, Alternative für Deutschland, Ons
Slowakije, Forum voor Democratie en de Partij Voor de Vrijheid in
Nederland, en het Hongaarse Jobbik, dat tevens de Alliantie van
Europese Nationale Bewegingen leidt, waarvan het pro-Russische Franse
Front National (FN) lid is. Die laatste partij kreeg overigens in 2014 een
lening van 9 miljoen euro aan Russisch geld dat via de Eerste Tsjechisch-
Russische Bank werd overgemaakt. In februari 2016 vloog Le Pen naar

147
Moskou voor nog een lening, deze keer van 27 miljoen euro, voor de
verkiezingen van 2017. Al deze partijen zijn behalve pro-Russische
voorstanders van sterk, autoritair leiderschap wat hun economische
beleid betreft veelal anti-immigratie, nationalistisch en protectionistisch.
In veel gevallen legitimeren de politici van deze partijen de annexatie
van de Krim en betwijfelen ze de betrokkenheid van Rusland bij het
neerhalen van vlucht MH17 en de objectiviteit van de onderzoeken naar
deze ramp. Maar er kan ook worden teruggevallen op culturele en
historische banden. Griekenland is door de orthodoxie historisch,
cultureel en religieus nauw met Rusland verbonden. Dat geldt ook voor
Bulgarije. Oostenrijk is niet vergeten dat het door de Russen is bevrijd en
onderhoudt, als neutrale staat, innige politieke en economische banden
met het land. Voorts is er een verschijnsel dat tijdens de Koude Oorlog
fellow travellers of ‘nuttige idioten’ werd genoemd. Deze meelopers met
Rusland stemmen op een van de dertig hardcore antiwesterse partijen in
Europa, of een van de 31 meer gematigde antiwesterse partijen.40
Opmerkelijk is dat deze aanhang in Duitsland ook bij de traditionele
intelligentsia zit. In 2014 ondertekenden honderden Duitse advocaten,
journalisten, artsen, wetenschappers, diplomaten en historici een open
brief aan de Russische president Poetin, waarin de westerse Rusland-
fobie en de houding van de Duitse politiek werden gehekeld. Tot slot
staan vrijheid en democratie overal ter wereld onder druk en trachten
autocratische leiders de macht naar zich toe te trekken en elkaar de hand
boven het hoofd te houden. Dit maakt Trumps relatie met Poetin
interessant, ook omdat er een directe relatie is met zijn strijd tegen
China.
Voor zijn verkiezing tot president noemde Trump Poetin een leider van
het soort dat de Verenigde Staten helaas niet hebben en tijdens een
evenement in South Carolina noemde hij hem ‘briljant’. Weer later
bestempelde hij hem als genius.41 Wie goed naar hem luisterde tijdens
zijn campagne, kreeg de indruk dat hij goede relaties wilde aangaan met
Japan, India en Rusland. Dat was een logische strategie om steun te
krijgen in de strijd tegen China, dat hij als grootste bedreiging voor de
Amerikaanse hegemonie zag. De eerste leider die in november 2016 bij
toen nog president-elect Trump op bezoek kwam, was de Japanse

148
premier Shinzo Abe. Tijdens een telefoongesprek van meer dan een uur
feliciteerde Poetin de nieuwe president met zijn benoeming en meldde
het Kremlin dat beide landen de banden aanhaalden en streefden naar
goede betrekkingen. En een paar dagen na zijn aantreden nodigde Trump
de Indiase premier Modi telefonisch uit voor een bezoek. India was
volgens hem een echte vriend en een partner om de grote
wereldproblemen aan te pakken.42
Het plan om een hechte relatie met deze landen te smeden viel in
duigen toen de contacten tussen de Trump-campagne en Rusland
onderwerp werden van een juridisch onderzoek. Toch ging Trump door
met het aanhalen van de banden met Rusland. Zeer tegen de zin van zijn
staf pakte hij in maart 2018 de telefoon om Poetin met zijn
verkiezingsoverwinning te feliciteren. Amerikaanse presidenten hebben
geen traditie om autocratische collega’s onmiddellijk te feliciteren, zeker
niet als er twijfels zijn over de vraag of de verkiezingen vrij en eerlijk
zijn verlopen. Trump weigerde overigens te zeggen dat die twijfels er
waren. Bovendien was het ongebruikelijk dat hij niet begon over de
gifmoord op de Russische ex-spion Sergei Skripal. Trumps handelwijze
paste echter in een lange reeks van positieve uitspraken over Poetin, zijn
weigering om voluit te erkennen dat er daadwerkelijk sprake van
Russische inmenging in de Amerikaanse verkiezingen was en het gedraai
van zijn persdienst, in het bijzonder Sarah Sanders, om kritische
opmerkingen over Rusland te vermijden.43
Toch ziet het er niet naar uit dat Trump in staat is om hechte banden
met Rusland te ontwikkelen. De Russische betrokkenheid bij de
Amerikaanse presidentsverkiezingen staat dat in de weg. Dat roept de
vraag op wat we met Rusland aan moeten. Het is een land met
grootmachtsaspiraties dat een rol op het wereldtoneel wil spelen. Het is
ook een land dat van oudsher denkt dat andere landen zijn grondgebied
willen inpikken en het gevoel heeft naar de pijpen van het machtige
Westen te moeten dansen. Hoe gaan we om met een rancuneus en
revisionistisch land dat serieus genomen wil worden, maar in
tegenstelling tot China, Amerika en zelfs de Europese Unie de
economische en militaire kracht mist om de wereldorde mede te
bepalen? Zowel Amerika en de Europese Unie als China zien Rusland

149
niet als de gedroomde partner. Wat moeten we met een land dat qua
economie niet veel meer is dan Italië of de Benelux, economisch dus
geen vuist kan maken, maar met zijn assertiviteit wel westerse sancties
uitlokt? En wat moeten we met een land dat in demografische problemen
verkeert en door een gebrek aan innovatie zichzelf niet economisch
opnieuw kan uitvinden?
Rusland lift slechts mee op de Chinese macht, maakt gebruik van het
westerse machtsverval en kan geen echte aansluiting bij Trump krijgen.
De tragiek van Rusland is dat het land alleen maar serieus wordt
genomen omdat het lid is van de Veiligheidsraad, een atoommacht en een
ontregelaar is en niet in staat is een positieve rol op het wereldtoneel te
spelen. Rusland is geobsedeerd door militaire macht en ontbeert elke
vorm van soft power.
Door het ontbreken van een echte economische machtsbasis zijn
ontregelen en verbinden de twee enige strategieën die Rusland heeft in
zijn poging om door de rest van de wereld serieus te worden genomen.
De eerste strategie wordt toegepast op het Westen, de tweede strategie op
gelijkgezinde landen, als onderdeel van de strijd tegen het Westen. Deze
gecombineerde strategie past in de verhoogde assertiviteit van Rusland.
Omdat Rusland niet op basis van gelijkwaardigheid kan opereren, zijn
ideeën over hechte samenwerkingsverbanden met Aziatische landen
echter gedoemd te mislukken. Daarbij komt dat China dit
multilateralisme op basis van gelijkwaardigheid afwijst.

Op den duur is dit een onhoudbare aanpak. Maar zolang de Europese


Unie geen machtspolitieke speler is en Rusland niet keihard kan
aanpakken, kan Rusland als ontregelaar wel degelijk succesvol zijn en
blijven. Door tweedracht te zaaien wordt de eenheid binnen de Europese
Unie ondermijnd. Door het creëren en het oppoken van spanningen in
Oekraïne en Syrië wordt de impotentie van Amerika duidelijk gemaakt.
Het gevolg is dat de Europese Unie vooral met Rusland bezig is. Dit, en
de ondermijning van de trans-Atlantische band door Trump, maakt het
voor het Westen onmogelijk een effectief antwoord op de opkomst van
China te geven. Dat antwoord is absoluut nodig, zoals uit deel II zal
blijken.

150
II
De opkomst van China

151
7
De barbaren

Wie met een officiële delegatie een bezoek aan China brengt, wordt in de
watten gelegd en vertrekt met wagonladingen cadeaus, die vervolgens in
hotelkamers worden achtergelaten als de koffers vol zitten. Die
gastvrijheid wringt met het feit dat je gastheren je ook duidelijk maken
hoe de verhoudingen liggen. Dat zullen de machthebbers van Spanje,
Portugal, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten
de afgelopen eeuwen ongetwijfeld ook hebben gedaan. Maar in China
gebeurt dat zo subtiel dat sommige bezoekers het niet eens in de gaten
hebben.
Dat bleek in november 2017, toen Trump een bezoek aan China
bracht. De president kreeg de ongebruikelijke eer om te dineren in het
Jianfu-paleis in de keizerlijke Verboden Stad. Hij was de eerste
buitenlandse leider sinds de stichting van de Volksrepubliek. De Chinese
leiders wisten dat Trump buitengewoon gesteld was op ontvangsten in
ruimtes die zijn voorbehouden aan de allergrootsten der aarde, waarbij
hij met eer en respect overladen wordt. Zo bezien lijkt Trump op een
eenentwintigste-eeuwse reïncarnatie van de Zonnekoning. Zijn Versailles
zijn de Trump Tower in New York en het opulente Mar-a-Lago in Palm
Beach. Maar toen ik beelden van het bezoek zag, dacht ik: Trump wordt
niet als president verwelkomd, maar als een barbaar uit een vreemd land.
Dat zit als volgt.
De machtsverschuiving naar China werd voorzichtig ingeleid met het
aantreden van Deng Xiaoping als leider, en het programma van
hervorming en openstelling naar de buitenwereld dat hij in 1978
lanceerde. Deng koos ervoor om het beleid van isolatie en autarkie op te
geven en China open te stellen voor de krachten van de markt, om
zodoende het land te integreren in de mondiale economie. De gevolgen
bleven niet uit: de economie van China groeide snel. Het is opmerkelijk
dat een land dat zegt communistisch te zijn enorm profiteerde van het
kapitalistische systeem dat in het Westen was ontstaan. Vermoedelijk zag

152
Deng China’s macht en welvaart als onderdeel van een strategie om de
toekomst van de communistische partij te verzekeren. Dit was een
risicovolle strategie, omdat openstellen naar het Westen tegelijkertijd
blootstelling kon betekenen aan ‘spirituele vervuiling’ en gevaarlijke
‘bourgeoisdenkbeelden’ over vrijheid, democratie en mensenrechten. Dit
zou, in de woorden van de Princeton-hoogleraar Aaron Friedberg, de
legitimiteit van het autocratische eenpartijbewind kunnen ondermijnen.1
In zijn visie konden de Chinese leiders de onvrede slechts afkopen door
de burgers mee te laten delen in de nieuw verworven welvaart, in ruil
voor hun loyaliteit aan het regime.
Als China inderdaad uitgroeit tot een supermacht die zijn stempel op
de wereld wil drukken, dan is het verstandig om nu al na te gaan of de
Chinese leiders zich door dezelfde ideologieën laten leiden als de
Amerikanen en in hun kielzog de rest van de westerse wereld. Wie een
idee wil krijgen van hoe de toekomstige wereldorde eruit kan gaan zien,
moet een poging doen om China te doorgronden. Wat is de Chinese
politieke cultuur? Met andere woorden: wat drijft het politieke proces
van dat land en wat bepaalt het Chinese politieke systeem? Wat is het
land eigenlijk? Communistisch, kapitalistisch of iets op zichzelf staands?
Wat is de Chinese strategische cultuur? Anders gezegd: wat bepaalt het
denken over het gebruik van militaire en economische
machtsinstrumenten? Hoe ziet China de buitenwereld? En gaat China, als
het eenmaal de machtigste staat op aarde is, op dezelfde wijze met die
buitenwereld om als wij westerlingen dat de afgelopen eeuwen deden?
Als de liberale wereldorde inderdaad ontworpen is op basis van westerse
inzichten en voorkeuren, dan ligt de veronderstelling voor de hand dat
China die zelf zal willen bepalen als het eenmaal de machtigste is. Welke
onderdelen van de liberale wereldorde worden dan omarmd en welke
niet?
Deze vragen zijn alleen relevant als de groei doorzet en China de
komende jaren niet ontspoort. Afgezien van de economische problemen
die ik in de inleiding beschreef, zijn er ook andere aanwijzingen voor
spanningen. In 2012 deden geruchten de ronde over een mislukte
staatsgreep.2 Op internet circuleerden beelden van pantserwagens in
steden, maar die bleken oud. De couppoging leek nooit te hebben

153
plaatsgevonden, maar feit was wel dat de politieke spanningen hoog
opliepen. Begin februari 2012 vluchtte Wang Lijung, de
plaatsvervangend burgemeester en politiechef van Chongquing, naar
Chendu en vroeg daar asiel aan. Dat lukte niet, waarop hij werd
weggevoerd en beschuldigd van corruptie in de hoogste regionen. Dat
trof vervolgens zijn baas, het politbureaulid en de partijchef van
Chongquing, Bo Xilai, die ook beschuldigd werd van betrokkenheid bij
de moord op Neil Heyword, een Britse zakenman met wie hij goede
contacten had. Vervolgens bemoeide premier Wen Jinbao zich met de
zaak en trok parallellen met de Culturele Revolutie, de chaotische
periode in de jaren zestig van de vorige eeuw die diepe wonden in de
Chinese maatschappij had geslagen. Het leek op een machtsstrijd met
aan de ene kant president Hu Jintao en premier Wen Jinbao, die door de
communistische jeugdorganisatie werden gesteund, en aan de andere
kant de Shanghai-factie of -clique: een groep functionarissen die tot
grote hoogte stegen tijdens de regeerperiode van Jiang Zemin, die als
secretaris-generaal van de communistische partij steeds autocratischer
werd. Coup of geen coup, het voorval toont aan dat spanningen tussen
rivaliserende facties voorkomen en destabiliserend kunnen werken. Het
is echter onduidelijk of het land als gevolg van een machtsovername
instort of dat er een vreedzame overgang plaatsvindt naar een nieuw
regime of politiek systeem. Als het eerste het geval is, is de situatie
vergelijkbaar met de val van de Berlijnse Muur en zal de rest van de
wereld hard door de gebeurtenissen worden getroffen en moeten
overgaan op crisisbeheersing. Als het tweede het geval is, is er relatief
weinig aan de hand en ligt het voor de hand te veronderstellen dat China
gewoon doorgroeit en in staat is zich tot een moderne diensteneconomie
te ontwikkelen. Maar zekerheid dat dit lukt is er niet.

Wordt China zoals wij?


Het is een breed verbreid westers idee dat wanneer China zich
ontwikkelt, het land vanzelf westerse waarden zal overnemen. De
redenering is eenvoudig: vrijheid en democratie hebben welvaart en
veiligheid voor het Westen gebracht, dus zijn dat essentiële voorwaarden
voor elk land dat zich wil ontwikkelen.

154
Wie naar de Chinese steden en infrastructuur kijkt, moet constateren
dat die er net zo uitzien als die van de grote westerse metropolen, maar
dan nog een slag groter. Chinezen kleden zich vaak net zoals
Amerikanen en Europeanen. Ze dragen dezelfde jeans met dezelfde
fabrieksmatig aangebrachte scheuren op precies dezelfde plaatsen. En
wie even genoeg heeft van de Chinese keuken, kan bij McDonald’s
terecht, die overal in het land te vinden is en waarvan het aantal
vestigingen nog steeds groeit. In 2017 lanceerde het bedrijf zijn Visie
2022, die stelt dat het aantal restaurants in China van 2500 op 4500 moet
worden gebracht.
Wat zegt dit over de westerse inslag van de gemiddelde Chinees?
Waarschijnlijk niets. Want China denkt en doet wezenlijk anders dan het
Westen. Al was het alleen maar omdat het Chinees of Mandarijn
verreweg de belangrijkste taal ter wereld is. Taal bepaalt je denken en
doen, wat je leest, met wie en hoe je communiceert, en zelfs hoe je tegen
de geschiedenis en cultuur van je land aankijkt. Wie zijn taal verliest,
verliest zijn identiteit. Opmerkelijk is dat de verspreiding van het Engels,
eerst van Groot-Brittannië naar de Britse koloniën en Amerika en
vervolgens naar de rest van de wereld, de lokale talen niet heeft
verdrongen. Ook in China heeft het Engels vaste grond onder de voeten
gekregen, al was het alleen maar omdat honderdduizenden Chinezen in
de westerse wereld hebben gestudeerd. Toch spreken maar weinig
Chinezen Engels. Dat blijkt ook uit de cijfers. Het Engels, de meest
gesproken tweede taal in het Westen, komt mondiaal gezien op de derde
plaats. Hier staat tegenover dat het Engels op internet wel de meest
gebruikte taal is.

155
156
Het universalisme en de gedachte van een lineaire ontwikkeling naar
sociale en politieke moderniteit als een land zich economisch snel
ontwikkelt, zijn typisch westers en niet typisch Chinees. Voor het Westen
zijn mensenrechten, en daarmee de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens, een belangrijke morele rechtvaardiging voor het
propageren en in stand houden van de economische en politieke orde die
na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan. In Europa kwam dit tot
uitdrukking in de verzorgingsstaat, die iedereen liet meedelen in de
voorspoed en de scherpe kantjes van het kapitalistische systeem haalde.
China sloeg een eigen weg in. Chinese leiders hebben nooit
meegedaan aan de vorming van nieuwe normen op het gebied van de
mensenrechten en democratie, maar hebben altijd gehamerd op de
gedachte dat sociaaleconomische ontwikkeling ook een mensenrecht is
en dat individuele rechten daaraan ondergeschikt zijn. Dit is volstrekt
anders dan de visie van het Westen, waar de overtuiging bestaat dat
iedereen behoefte heeft aan vrijheid en democratie, als voorwaarden voor
zelfontplooiing en economische ontwikkeling. In het Westen komt macht
met verantwoordelijkheid voor het individuele welbevinden.
Momenteel wordt in de westerse wereld geklaagd over ‘doorgeschoten
individualisme’, waarbij burgers zich als consumenten gedragen.
Verbeteren politici in de ogen van de burgers onvoldoende hun
persoonlijke levenssituatie, dan wordt van partij gewisseld of wordt uit
protest gestemd op radicale, veelal populistische partijen aan weerszijden
van het politieke spectrum. In China valt er niet te kiezen, behalve tussen
gehoorzaamheid en opstand. In dit land zijn macht en
verantwoordelijkheid voor het individuele welbevinden gescheiden,
vanuit het idee dat sommige dingen je nu eenmaal overkomen. De macht
werd aangewend voor het collectieve welzijn van de bevolking. Dit
denken is oeroud, opmerkelijk persistent en bepaalt nog steeds in
belangrijke mate de politiek van de huidige machthebbers. De staat, en
daarmee de communistische partij, is een essentieel onderdeel van de
Chinese maatschappij en niet, zoals in het Westen, een constructie die
mensen tot op zekere hoogte wantrouwen en waarvan de macht moet
worden ingeperkt.3 Zo bezien bestaat het oeroude keizerlijke concept van
het Hemelse Mandaat nog steeds. Is de regering niet in staat om voor

157
welvaart en veiligheid te zorgen, dan stort het land in chaos. Vroeger
werd de keizer vervangen, nu staat de positie van de communistische
regering op het spel. Feitelijk is het idee van het Hemelse Mandaat niet
meer dan een oerversie van het sociale contract van de Franse denker
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). Ook hij zag dat als een leider niet
leverde, de burgers niet bereid waren zich aan zijn gezag te onderwerpen.
Dat China uiteindelijk wordt zoals wij, is volgens mij een illusie. Het
politieke systeem dat in 1949 werd opgericht, heeft China geen
windeieren gelegd. Democratie en individuele vrijheid bleken dus geen
voorwaarden voor zijn opmars naar de status van supermacht.

De Chinese politieke cultuur


Politieke cultuur heeft betrekking op de politieke overtuigingen van een
land. Die zijn geworteld in geschiedenis en religie. China heeft nooit
eenzelfde ontwikkeling doorgemaakt als Europa en Amerika. In de
zeventiende eeuw kwam in Europa een einde aan de periode waarin
dynastieën, door huwelijk en vererving, bepaalden wie over welk land
regeerde. Na de Dertigjarige Oorlog binnen het Heilige Roomse Rijk en
de Tachtigjarige tussen Spanje en de Nederlanders werden met de Vrede
van Westfalen in 1648 de vorstendommen, hertogdommen en
prinsdommen waaruit het Heilige Roomse Rijk bestond feitelijk
onafhankelijke staten. Vanaf dat moment erkenden de grootmachten
elkaar als soevereine politieke eenheden. De Europese staatsvorming
kreeg een nieuwe impuls in de negentiende eeuw, toen de eerste
industriële revolutie een economische, sociale en politieke transformatie
op gang bracht waardoor de moderne natiestaat werd gevormd. Liberale
denkbeelden als individuele en politieke vrijheid en politieke
representatie werden langzaam gevormd. Van hoog tot laag ging de
levensstandaard omhoog en geleidelijk kregen burgers toegang tot de
producten van de industrialisatie. Ook gewone mensen kregen de
beschikking over horloges, kooktoestellen en uiteindelijk koelkasten en
auto’s. Dit proces van een zich almaar moderniserende maatschappij gaat
tot op de dag van vandaag door. Het is onderdeel van het concept van
‘moderniteit’, dat teruggaat tot de renaissance en tijdens de verlichting
een nieuwe impuls kreeg. Moderniteit wordt op cultureel en

158
wetenschappelijk gebied in verband gebracht met individuele
ontplooiing, wetenschappelijke ontwikkeling, ratio en het afwijzen van
de dominante invloed van religie en op politiek gebied met de
ontwikkeling en opkomst van de democratische rechtsstaat. Innovatie is
essentieel om het begrip ‘moderniteit’ te kunnen begrijpen. Amerika
werd tegen het einde van de negentiende eeuw het symbool van
moderniteit. Immers, het land kon vanaf de bodem worden opgebouwd
en de mentaliteit van de settlers was er een van aanpakken, voortgaan en
aanpassen, bijvoorbeeld aan de voortdurend veranderende samenstelling
van de bevolking. Dat was de tijd waarin de Verenigde Staten werden
gezien als een smeltkroes en het land van de onbegrensde
mogelijkheden.

Traditionele, niet-moderne culturen, waarvan de islamitische mogelijk


het beste voorbeeld is, oriënteren zich niet op de toekomst, maar op het
verleden. Dit verklaart waarom veel islamitische landen stagneren in hun
economische, sociale en politieke ontwikkeling. Wanneer zij welvarend
zijn, dan komt dat door de olie- en gaswinning. Dit werkt tevens het
fundamentalisme in de hand. Delen van de bevolking zetten zich
namelijk af tegen de onvoorstelbare rijkdom en vooral de verdorven
westerse levensstijl van hun leiders. Bij sommigen is de afkeer zo groot
dat zij zich tot het gewelddadige jihadisme bekeren en hun eigen leiders
en het Westen met aanslagen bevechten.
In China worden verleden en toekomst aan elkaar geknoopt op een
wijze die in het Westen ondenkbaar is. De toekomst is hier geworteld in
het verleden. De economische moderniteit, die zo goed zichtbaar is in de
snelgroeiende megasteden als Shanghai en Shenzen, wordt hier
verbonden met het gevoel onderdeel te zijn van de oudste politieke
entiteit van de wereld, met een cultuur en geschiedenis die volgens de
Chinezen zelf vijfduizend jaar teruggaan. President Xi was hier ook
duidelijk over tijdens het negentiende partijcongres in oktober 2017, toen
ook hij verwees naar China’s vijfduizend jaar oude geschiedenis en de
donkere tijden die na de Opiumoorlog waren uitgebroken en waarbij
China het slachtoffer werd van buitenlandse agressie, armoede en
wanhoop.4

159
Terwijl de gemiddelde Nederlander geen idee heeft hoe en wanneer
Nederland is ontstaan, geldt dat voor de gemiddelde Chinees niet. China
is als natiestaat relatief jong. Een goede startdatum is de revolutie van
1911, toen het keizerrijk omver werd geworpen. Maar als naar China als
entiteit wordt gekeken, gaat de geschiedenis zeker terug tot 221 voor
Christus, toen de Qin-dynastie de eerste Chinese staat stichtte. De
genoemde vijfduizend jaar verwijst naar de legende van Huang Di, de
Gele Keizer, die in 2704 voor Christus werd geboren en een rijk aan de
Gele Rivier stichtte. Dit mythische rijk wordt als de bakermat van het
moderne China gezien. Als vijfduizend jaar wordt aangenomen, dan
heeft de Chinese beschaving die van het oude Egypte en het Romeinse
Rijks ruimschoots overleefd. Wat dus ook meespeelt, is het
diepgewortelde idee dat China de oudste continue beschaving van de
wereld is. Zo bezien is de Chinese identiteit het product van de
geschiedenis van haar beschaving.5 De Britse journalist en
wetenschapper Martin Jacques ziet China dan ook niet zozeer als een
land dat te vergelijken is met de westerse natiestaat, maar meer als een
‘beschavingsstaat’.

De gemiddelde Chinees is zich eveneens sterk bewust van zijn spirituele


wortels, die teruggaan op de leer van Confucius (551-479 v.Chr.) en
bepalend zijn voor de manier waarop naar sociale en politieke verbanden
wordt gekeken. Centraal staat de groep, beter gezegd: de familie of clan,
en niet het individu, zoals in de westerse cultuur. Vooral in de familie
vindt het individu erkenning, bescherming en geborgenheid, niet door
wat hij slechts als individu presteert. Chinese kinderen leren al vroeg hun
plaats in de sociale hiërarchie en ze leren ook wat autoriteit is. In een
dergelijke cultuur worden schaamte en gezichtsverlies gevreesd, en gaat
het niet zoals in het Westen om schuld, of zoals in andere culturen om
eer. Conflicten worden in lijn met de confuciaanse traditie allereerst door
bemiddeling opgelost. In westerse maatschappijen worden conflicten
gejuridiseerd, waarna een rechter bepaalt of er wel of geen straf wordt
opgelegd.
In tegenstelling tot het Westen is China in belangrijke mate nog een
collectieve maatschappij. Nog niet zo lang geleden was dat bij ons ook
zo. Op het Franse platteland, waar ik dit boek schrijf, zijn die collectieve

160
tendensen zelfs nog goed zichtbaar. Het kost weinig moeite om daarin
mee te gaan. Het is een verzekering tegen ongemakken zoals
ingesneeuwd raken en stroomuitval, en daarnaast faciliteert het het ruilen
van appels, peren en eieren. Aansluiten bij de collectieve tendensen
gebeurt hier echter uit eigenbelang en is niet, zoals in China, geworteld
in een bijna 2500 jaar oude leer die uitgaat van harmonie door hiërarchie
of respect voor de meerdere. Confucius vond dat iedereen gelijk was,
aanvaardde de toenmalige standenmaatschappij, maar ging ervan uit dat
heersers aan de hoogste morele standaarden moesten voldoen. Hoe hoger
de rang, hoe hoger de morele standaarden, omdat alleen dan een
harmonieuze orde zou kunnen ontstaan. Nog steeds zijn orde, harmonie,
eenheid, stabiliteit en solidariteit essentiële kenmerken van de Chinese
maatschappij en wordt van de heersers verlangd dat zij deze waarden
beschermen. Vandaar dat Xi een hard punt van corruptiebestrijding in de
top van de partij maakt. Alleen zo kan de steun van het volk worden
behouden. In China ziet het volk zichzelf in termen van afhankelijkheid,
wat tot paternalistisch leiderschap leidt. Dit is niet wezenlijk veranderd,
ondanks de enorme ontwikkeling die China heeft doorgemaakt.6
Chinese burgers hebben, in lijn met de confuciaanse traditie, een groter
respect voor de staat dan de gemiddelde westerse burger, ook al
ontbreken in China democratie en individuele burgerlijke en politieke
vrijheden. Sterker: in een stuk over democratie verwierp de
communistische partij democratie naar westers voorbeeld, omdat dit
onverenigbaar zou zijn met de Chinese traditie en de eisen die de huidige
tijd aan goed bestuur stelt.7
Als we uitgaan van het idee van millennia oude continuïteit, dan moet
China als communistische staat op een andere wijze worden
geïnterpreteerd. De maoïstisch-leninistisch-marxistische leer, die
uiteindelijk tot het socialisme met Chinese karakteristieken heeft geleid,
werd verrijkt door de hiërarchische en ethische leer van het
confucianisme. Nog steeds vertegenwoordigt de staat – of beter gezegd:
de leiders van de communistische partij – het algemene belang en
moeten de heersers aan de hoogste ethische standaarden voldoen, ook al
is corruptie in China wijdverbreid. Nog steeds zien de leiders het als een
van hun belangrijkste opdrachten om het sociale contract tussen hen en

161
het volk te beschermen, om zo de politieke stabiliteit en de eenheid van
het land te bewaren. Dit laatste is mede te verklaren door het feit dat het
land, historisch gezien, voortdurend door vreemde volken en
mogendheden werd verscheurd, overheerst of uitgedaagd.
Deze historische en cultureel-religieuze wortels geven de Chinese
burger een identiteit die niet met die in het Westen te vergelijken is.
Daarbij komt dat China zich door het Westen vernederd voelt. In de
negentiende eeuw was China de grootste economie van de wereld. Dat
bleef zo, totdat de westerse mogendheden daar door de Opiumoorlog een
einde aan maakten en voor China de ‘eeuw van de vernedering’ of
westerse overheersing begon. Ik heb al eerder gewezen op het
antiwesterse sentiment dat overal ter wereld zichtbaar is, maar in China
is dat wel erg sterk het geval. Het gevoel van vernedering, waaraan pas
met de communistische machtsovername in 1949 een einde kwam, heeft
diepe wonden geslagen en een sterk gevoel van ressentiment ten opzichte
van het Westen ontwikkeld. Dit leidt tot de conclusie dat als China de
machtigste is, de Chinese leiders tot weinig compromissen bereid zullen
zijn. Feitelijk is dit nu al het geval. Deng Xiaping constateerde al dat
China niet alleen overeind is gebleven, maar zich ook kon ontwikkelen,
ondanks het feit dat het Westen sinds de stichting van de Volksrepubliek
China voortdurend met sancties in het gareel heeft gedrongen. De
Chinese leider stelde vast dat als China ergens goed in is, het wel het
overleven van sancties is.8 Deng koppelde dit aan de sterk gevoelde
wens om China nooit meer door andere landen te laten knechten. Ook
Deng kreeg met nieuwe sancties te maken naar aanleiding van de
gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989. Deze
sancties zijn nog steeds van kracht en vormen een belangrijk obstakel
voor volledig genormaliseerde betrekkingen. Het probleem met sancties
die als strafmaatregel worden opgelegd, is dat een gebeurtenis niet
ongedaan kan worden gemaakt. Hooguit kan een land zijn excuses
aanbieden, maar dat zullen de Chinese leiders, gezien de getroebleerde
relatie met het Westen, nooit doen. Het zou als een knieval worden
gezien en past daarom niet bij de zelfbewuste politiek die sinds 1949
wordt gevoerd.

162
De Chinese strategische cultuur
Strategische cultuur heeft betrekking op de wijze waarop een land tegen
macht aankijkt. De belangrijkste doelstellingen van het Chinese
buitenlandbeleid zijn formeel nog steeds de ‘vijf beginselen van
vreedzame co-existentie’ die China en India in 1954 overeenkwamen:
wederzijds respect voor soevereiniteit, wederzijdse non-agressie, niet-
inmenging in binnenlandse aangelegenheden, gelijkheid en
wederkerigheid, en vreedzame co-existentie. Het is echter maar de vraag
in hoeverre de Chinese leiders deze beginselen daadwerkelijk omarmen,
of dat het hele idee van vreedzame co-existentie en vreedzame
ontwikkeling vooral een middel is om het Westen zand in de ogen te
strooien. Zeker is dat een zich ontwikkelende economie gebaat is bij
goede betrekkingen met de rest van de wereld. Oorlogen en conflicten
gaan ten koste van die ontwikkeling. Maar de grote vraag is of China dat
nog steeds vindt als het eenmaal een ontwikkelde economie is.
Vermoedelijk niet. Ik heb er al op gewezen dat China assertiever wordt
en er niet voor terugdeinst om met militaire macht zijn claims op de
Zuid-Chinese Zee kracht bij te zetten, waarbij het internationale recht
overboord wordt gegooid.
Hoe moeten we dit duiden? De Chinese hoogleraar internationale
studies Zhu Liqun stelt dat shi het leidende concept is.9 Voor shi bestaat
geen westers equivalent. De term slaat op de kunst van het begrijpen van
de dynamiek van de omstandigheden. Dit is een typisch strategische
benadering, waarbij de strateeg eerst de dynamiek moet begrijpen van de
situatie waarin hij zich bevindt. Woorden die hierbij te binnen schieten,
zijn ‘holistisch’ en ‘het creëren van mogelijkheden of van een
momentum’. Liefst zodanig dat de opponent het niet in de gaten heeft.
Voor Zhu is ook het concept van identiteit belangrijk. Voor hem gaat dat
vooral terug op de eeuw van vernedering. Toen begon de zoektocht naar
wat China feitelijk is. Deze vraag heeft weer aan belang gewonnen sinds
China zich ontwikkelt tot een supermacht. Het derde belangrijke concept
is strategie, die richting geeft aan de doelstellingen en uitgangspunten
van het beleid.
Cruciaal is dat China een begrip als ‘soevereiniteit’ op een andere
wijze interpreteert dan het Westen. In het Westen heeft het begrip een

163
ontwikkeling doorgemaakt van absolute naar relatieve soevereiniteit. Het
is geworteld in de Vrede van Westfalen van 1648 en gaf heersers
aanvankelijk de vrije hand in het regeren van hun rijk. Weliswaar werd
het begrip een van de belangrijkste pijlers van het internationale recht,
maar het maakte ook een fundamentele ontwikkeling door. Geleidelijk
maakte de absolute soevereiniteit van na 1648 plaats voor relatieve
soevereiniteit, waarbij leiders verantwoordelijk werden gehouden voor
de wijze waarop zij over hun volk heersten. Het in 1951 in werking
getreden genocideverdrag bevat zelfs een clausule die het mogelijk
maakt om buitenlandse mogendheden in te laten grijpen bij een
dreigende of reeds uitgebroken genocide. Het eerdergenoemde beginsel
van de Responsibility to Protect maakte dit later ook mogelijk.
China-experts maken duidelijk dat het begrip ‘soevereiniteit’ van
oudsher gekoppeld is aan het Hemelse Mandaat, dat de keizers de
autoriteit verschaft om over hun rijk te heersen. Nog steeds wordt
soevereiniteit gezien in termen van het recht van de leider of staat. Deze
visie op soevereiniteit blijkt ook uit het buitenlandbeleid. China,
gesteund door Rusland, hield vol dat de binnenlandse veiligheid van
Syrië een verantwoordelijkheid van de Syrische regering was. In 2011 en
2012 ondernamen de Verenigde Staten verschillende pogingen om de
Responsibility to Protect te activeren en een interventie mogelijk te
maken. Alle pogingen kregen het veto van China en Rusland. Er
gebeurde ook niets toen de Raad voor de Mensenrechten van de VN
achtereenvolgens zestien resoluties aannam waarin de situatie werd
veroordeeld en tot actie werd opgeroepen. China en Rusland vreesden
dat de Amerikanen, onder de vlag van de Responsibility to Protect, een
regime change zouden trachten af te dwingen. Wat dit betreft wilden zij
geen herhaling van de situatie in Libië, waar het Westen eerst
uitdrukkelijk bezwoer dat het Khadaffi niet wilde verdrijven, maar dit
uiteindelijk toch deed. Li Baodong, de Chinese VN-ambassadeur, riep
Assad op om het conflict door middel van dialoog en hervormingen te
beëindigden en riep de rest van de wereld op om respect voor de
soevereiniteit van Syrië te hebben.10 Deze visie staat haaks op het idee
van beperkte soevereiniteit van het Westen, dat volgens China past in het

164
westerse kolonialisme en imperialisme en dat in Chinese ogen tot de
vernederendste episode in de geschiedenis heeft geleid.

Hoe denken de Chinese collega’s?


Is er een verschil in wetenschappelijke kijk op de internationale
betrekkingen tussen westerse en Chinese onderzoekers? Je zou denken
dat er een aparte Chinese denkschool bestaat, omdat Chinese leiders te
pas en te onpas het woord ‘wetenschappelijk’ in de mond nemen. Is er
zoiets als een Chinees equivalent voor de realistische of machtspolitieke
denkschool? Dit is de dominante stroming in het Westen, waartoe ik zelf
ook behoor. Deze stroming gaat ervan uit dat de wereld anarchistisch is,
omdat een centraal gezag ontbreekt. Staten zijn de belangrijkste actoren
van de internationale betrekkingen; zij handelen rationeel en zijn primair
gericht op hun eigen overleven. Daarom handelen staten elk voor zich en
hebben de machtigste het feitelijk voor het zeggen. In de internationale
betrekkingen zijn staten gelijk, maar voor de machtigste geldt dat niet.
Die kunnen andere landen door middel van regels en instituties tot de
orde dwingen, maar zullen altijd hun eigenbelang laten prevaleren. De
hegemoniale macht die Amerika in de westerse wereldorde is, bepaalt de
regels van het spel en ordent en stabiliseert het mondiale systeem van de
internationale betrekkingen. Samenwerking is mogelijk als landen
gedeelde waarden en belangen hebben.
De andere belangrijke stroming is de liberale denkschool. Deze is
meer economisch gericht en gaat ervan uit dat vooral economische
belangen samenvallen en dat landen daarom willen samenwerken. Deze
denkschool stelt dat op regels gebaseerde internationale betrekkingen
ontstaan door economische samenwerking en dat zelfs de wederzijdse
afhankelijkheden of interdependenties, die het gevolg zijn van deze
economische samenwerking, de stabiliteit tussen landen bevorderen.
Zelfbeheersing, matiging en gelijkheid worden dan belangrijke
beginselen.
Ook Chinese wetenschappers worstelen met vragen over macht,
samenwerking en een multipariteit, een wereld die uit meerdere
machtscentra bestaat. Zhang Xiaoming van de Peking-universiteit
constateerde in een PowerPoint-presentatie dat het denken sinds het

165
begin van de jaren tachtig sterk beïnvloed is door de klassieke westerse
denkscholen, in het bijzonder de realistische school, waarbij hij
vraagtekens zet bij de dominantie van Amerikaanse wetenschappers op
dit gebied.11 Interessant is zijn opmerking dat de bestudering van deze
westerse denkscholen geen eigen Chinese versie ervan heeft opgeleverd.
Er is, beter gezegd, geen internationale-betrekkingentheorie met
‘Chinese karakteristieken’. In het begin van deze eeuw werd door jonge
wetenschappers als Qin Yaqing van de Foreign Affairs University voor
diplomaten en Su Changhe en Ren Xiao van de Fudan-universiteit een
poging gedaan om een Chinese denkschool op te richten. Het idee was
dat er door de opkomst van China een eigen Chinese discipline zou
moeten ontstaan. Dit idee was niet nieuw. Het was al eens gelanceerd in
1987 door Huan Xiang, de voormalige secretaris voor buitenlandse
betrekkingen van de minister van Buitenlandse Zaken Zhou Enlai.
Dat er geen Chinese versie van de leer van de internationale
betrekkingen bestaat, is opmerkelijk, vindt ook Yan Xuetong, hoogleraar
politieke wetenschappen aan de Tsinghua-universiteit in Beijing. Als een
van de verklaringen komt hij met het argument dat China te groot en
divers is voor één theorie.12 Ik houd het er echter op dat een theorie
objectief en verklarend moet zijn en niet, zoals in China, moet uitgaan
van een wereldbeeld dat op ideologische pijlers is gegrondvest, zoals de
marxistische theorieën op het gebied van de internationale betrekkingen.

Interessant is wel dat Yan teruggrijpt op het denken van voor de Qin-
dynastie (221-206 v.Chr.), waarbij hij dit niet ziet als een alternatieve
theorie, maar als een verrijking van de bestaande theorie. Die tijd werd
gekenmerkt door rivaliserende staten, die opkwamen en ten onder
gingen. Op grond van de bestudering van een filosofie die ruim
tweeduizend jaar geleden werd ontwikkeld, kwam Yan tot de conclusie
dat China met zijn nieuwverworven macht humane autoriteit of
hegemonie kan nastreven. Volgens deze zienswijze is politieke macht de
sleutel tot internationale macht, en is politieke macht gebaseerd op de
morele uitgangspunten van de politiek leiders. Humane autoriteit steunt
dan ook op een ‘ultrakrachtige morele macht’ en niet alleen op militaire
macht.13 Dit lijkt sterk op het Amerikaanse concept van benign
hegemony, dat ook gebaseerd is op morele uitgangspunten als democratie

166
en mensenrechten.14 Volgens Yan betekent dit dat de leiders van
supermacht China zich moeten realiseren dat een dominante macht zijn
in een hiërarchische wereld speciale verantwoordelijkheden meebrengt,
zoals de economische ontwikkeling van arme landen en
veiligheidsgaranties voor niet-nucleaire staten: China moet een rolmodel
worden voor andere landen. Hij stelt dat dan respect zal worden
afgedwongen en dat het land elders in de wereld als leider zal worden
aanvaard als China zich aan vastgestelde normen in eigen land houdt. Dit
denken lijkt ook sterk op het concept van soft power van Joseph Nye en
het idee van een missionary nation van John Mearsheimer. Missionary
nation gaat ervan uit dat andere landen de westerse waarden als
democratie, individualisme en humaniteit, de rechtsorde en de
vrijemarkteconomie moeten aanvaarden en zich moeten onderwerpen
aan de instituties die op basis van deze waarden zijn gebouwd.15
Yan gaat zelfs zover dat hij het concept van humane autoriteit als de
nieuwe vorm van democratie ziet. Dit klinkt allemaal erg ethisch, maar
de vraag is wat China gaat doen als landen zich niet schikken naar zijn
normen. Zal dan hetzelfde gebeuren als wat westerse mogendheden
doen, namelijk interveniëren, omdat landen afwijken van het gedrag dat
het Westen wenselijk vindt?
In zekere zin voerden de Chinese wetenschappers dezelfde discussies
als hun westerse collega’s. In de jaren negentig ontspon zich een debat
over de vraag of de realistische of de liberale denkschool het best paste
bij de Chinese belangen. Vervolgens ontspon zich een debat over
theorievorming en vreedzame ontwikkeling.16 De aanhangers van de
realistische denkschool dachten dat vreedzame ontwikkeling uiteindelijk
niet mogelijk was; aanhangers van de liberale denkschool dachten van
wel. Chinese wetenschappers drijven mee op de golven van het westerse
– lees: Amerikaanse – debat, waarbij, net als in het Westen, de
realistische denkschool de meeste aanhangers heeft. Sterker: John
Mearsheimer ziet zijn Chinese collega’s als geestverwanten als hij
schrijft dat het voor hem in China een intellectueel thuiskomen is omdat
daar de realistische denkschool vaste grond onder de voeten heeft.17 Voor
mij geldt hetzelfde. Vreemd is dat niet, omdat de realistische denkschool
objectief vaststelt hoe de internationale betrekkingen feitelijk

167
functioneren. Dit staat los van Amerikaanse, Duitse of Chinese
ideologieën en beleidsvoorkeuren. De gevolgen hiervan zijn dat in het
Chinese denken, anders dan Yan suggereert, machtspolitiek centraal staat
en de ethische kant van de internationale betrekkingen geen rol van
betekenis speelt.
Michel Pillsbury, die schreef dat de Chinese heersers een geavanceerd
systeem hadden ontwikkeld om het Westen te misleiden en hun
wensdenken te bevestigen, stelt dat de studie van de rivaliserende staten
in het tijdperk voorafgaand aan de Qin-dynastie grote invloed heeft
gehad op het moderne denken van de haviken die streven naar Chinese
wereldhegemonie. Dit denken is puur strategisch en gericht op de lange
termijn, waarbij resultaat pas over decennia zichtbaar hoeft te zijn en
militaire macht niet de doorslaggevende factor is. De aanpak is eerder
gebaseerd op psychologische dan op militaire uitgangspunten. Zo wordt
uitgegaan van manipulatie door het aangaan van banden met de
adviseurs van de tegenstander, het vermijden van provocaties die de
tegenstander wakker zouden kunnen schudden, het stelen van zijn ideeën
en technologie, en het blijven wantrouwen van de tegenstander, die er
altijd op uit zal zijn om China te omcirkelen. Cruciaal is ook volgens
Pillsbury dat shi nooit uit het oog mag worden verloren.

Het tribuutsysteem
Ondanks zijn economische macht heeft China geen invloed op de wijze
waarop de wereld buiten China georganiseerd wordt, want China was
nooit meer dan een regionale macht. Sterker nog: de vroegere Chinese
keizers hadden helemaal geen mondiale aspiraties. Hun blik was
regionaal en zij vonden zichzelf verheven boven een rare en
onbeschaafde buitenwereld. In de tijd van Columbus trokken ook
Chinese ontdekkingsreizigers erop uit, zoals admiraal Zheng He. Hij
zeilde in het begin van de vijftiende eeuw met kolossale schepen naar
India, Arabië en Afrika en mogelijk zelfs Australië. De schepen van
Zheng waren met ruim 130 meter lengte en 500 opvarenden de grootste
en modernste van de wereld. De precieze afmetingen worden door
historici betwist, maar het is zeker dat de Santa Maria van Columbus,
met zijn lengte van 23 meter en 40 opvarenden, compleet in het niet zonk

168
bij de schepen van de Chinese ontdekkingsreiziger. Het opmerkelijkst,
althans vanuit westers perspectief, is dat Zheng He nooit in opdracht van
de keizer een poging heeft gewaagd om landen te koloniseren. Het bleef
bij handel en contacten met buitenlanders, ook al verliepen die soms
geheel in overeenstemming met de toenmalige Chinese mores: tamelijk
ruw en in lijn met het tribuutsysteem. In die zin waren de missies
bedoeld om barbaren ontzag bij te brengen voor de Chinese superioriteit
en autoriteit.18 Tegen het einde van de veertiende eeuw namen de keizers
zelfs een volledig tegenovergesteld besluit dan hun Europese collega’s.
In 1371 verbood de Ming-keizer zeereizen vanwege het gevaar van de
Japanse piraten en in 1390 volgde een verbod op contact met ‘barbaren’.
In 1436 kwam er een verbod op zeegaande schepen. In de
daaropvolgende eeuwen verboden de keizers eerst de private overzeese
handel en vervolgens de overheidshandel.
Het was het begin van een stagnatie die pas werd doorbroken door de
opendeurpolitiek van Deng in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Hij
formuleerde de ‘strategie van de 24 karakters’, die ervan uitging dat
China, gegeven zijn inherente zwakte, de kaarten op tafel moest leggen
en een conflict moest voorkomen. Overigens zou Deng, en niet Nixon of
Kissinger, het initiatief voor de toenadering tot Amerika hebben
genomen. Terwijl China en Amerika elkaar nog steeds als vijanden
beschouwden, zond Beijing een geheim bericht aan Nixon, waarin hij zei
dat Nixon welkom zou zijn in China.19 Uiteindelijk werd Nixons bezoek
door Kissinger voorbereid. Daarna ging het onder Dengs opvolgers Jiang
Zemin en Hu Jintao hard.
In 2008 brak de financiële crisis uit die het Westen economisch
verzwakte. China werd, net als Rusland, niet hard door de crisis
getroffen en zag als gevolg van de economische malaise in het Westen
zijn macht relatief toenemen. Net als in Rusland leidde dit tot een
assertievere, zelfbewustere buitenlandse politiek. Dat bleek bijvoorbeeld
in de Zuid- en Oost-Chinese Zeeën. Het was ook de tijd waarin voor het
eerst sinds eeuwen weer marineschepen op missie werden gestuurd
buiten de territoriale wateren. Tegen het einde van 2012 concludeerden
de Chinese leiders dat het Amerikaanse machtsverval, mede als gevolg
van de problemen van Amerika in Irak, harder ging dan verwacht. Deze

169
conclusie viel samen met de machtsoverdracht van Hu naar Xi Jinping.
Xi bouwde vervolgens de macht van China verder uit en begon zich te
gedragen als de gelijke van de Amerikaanse president. Tegelijkertijd
werd het nationalisme opgepookt om de bevolking achter de regering te
krijgen.
Europa ging tegen het einde van de veertiende eeuw precies de andere
kant op en legde in de middeleeuwen de basis voor zijn dominante
positie, die tot op de dag van vandaag voortduurt. In tegenstelling tot de
Chinese keizers hadden de Europese vorsten vanaf het einde van de
middeleeuwen wel mondiale aspiraties. Het keerpunt was 1492, toen
Columbus Amerika ontdekte. In de eeuwen die volgden, streden Spanje,
Portugal, Frankrijk, Nederland en Groot-Brittannië om de dominantie in
Europa en ver daarbuiten en trachtten ze hun imperiums uit te bouwen
door middel van handel en koloniale veroveringen. Door die handel en
de toe-eigening van stukken land over de hele wereld ontstonden
koloniale machten die een naar de buitenwereld gerichte imperialistische
cultuur ontwikkelden, die tot op de dag van vandaag bestaat.
Door de handel en koloniën ontstonden belangen die zo nodig met
militaire macht beschermd moesten worden. Aanvankelijk werden die
belangen in economische termen gedefinieerd, maar na de koloniale
periode werden ze ook in termen van waarden als democratie en
mensenrechten gezien. Deze voorgeschiedenis verklaart waarom alleen
westerse landen buiten hun eigen regio met militaire macht
interveniëren, de hele wereld als hun werkterrein zien en vinden dat ze
mondiale belangen hebben. Westerse landen vinden actieve bemoeienis
met landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika en zelfs militaire
interventies in die delen van de wereld volstrekt normaal, maar hebben er
grote moeite mee als opkomende landen datzelfde doen.
Als het zo is dat Europa in de vijftiende eeuw de basis legde voor zijn
wereldheerschappij, terwijl China juist besloot zich naar binnen te
richten en dat vervolgens tot het eind van de twintigste eeuw volhield,
dan is een van de belangrijkste vragen wat dit voor de toekomstige
wereldorde gaat betekenen. Om die vraag te beantwoorden is het nodig
om wat dieper in te gaan op de vraag hoe China tegen de rest van de
wereld aankijkt.

170
Het tribuutsysteem en een sinocentrische kijk op de wereld zijn twee
zijden van dezelfde medaille. Maar anders dan in het Westen leidde dit
niet tot het idee dat de rest van de wereld overheerst moest worden. De
keizers beschouwden zichzelf als het centrum van de kosmos en zagen
hun rijk als de meest ontwikkelde beschaving, die omringd werd door
barbaren. De buitenwereld stak schril af tegen de morele en ethische
verhevenheid van China, die gestoeld was op de confuciaanse leer van
dit ‘land onder de hemel’. Deze mentaliteit van het Rijk van het Midden,
met zijn universalistische kijk, rechtvaardigde tevens regionale
expansie.20 Aan dit denken kwam een einde met de westerse
overheersing in de negentiende eeuw en de val van het keizerrijk in
1911. De Chinezen moesten een nieuwe identiteit vinden. Tegelijkertijd
werd de kern van het confuciaanse denken niet aangetast. Het denken in
termen van superioriteit werd in het opkomende nationalisme van de
negentiende eeuw zelfs gekoppeld aan het ‘Han-volk’, om aan te geven
dat het Chinese volk geworteld was in de traditie van een van de eerste
keizerlijke dynastieën. In werkelijkheid bestond het Han-volk niet; China
was een samenraapsel van volkeren en rassen, net als andere landen.
China’s beeld van de omgang met andere landen kan niet los worden
gezien van het tribuutsysteem, dat kon ontstaan door de enorme
machtsongelijkheid tussen China en zijn buren. Dit systeem bestond tot
het einde van de negentiende eeuw, toen China gedwongen werd zich
aan het Westfaalse systeem van de natiestaat te conformeren. Maar hier
geldt hetzelfde als voor het Westen: oude opvattingen bepalen nog steeds
de kijk op de wereld. De westerse blik op de zich ontwikkelende landen
is beïnvloed door het imperialisme en het kolonialisme en heeft, net als
het Chinese denken, hiërarchische en morele kenmerken. Onze blik is
tevens het resultaat van de wereldorde die gedurende een periode van
tweehonderd jaar is ontstaan als gevolg van de opmars van het Westen.
Het is niet vreemd dat westerlingen door deze ontwikkeling een
superioriteitsgevoel hebben ontwikkeld.
Dat superioriteitsgevoel hebben de Chinezen ook en kwam tot
uitdrukking in het tribuutsysteem. De term is overigens westers, omdat er
geen Chinees woord is dat de betekenis dekt. Bovendien is het geen
systeem in de klassieke zin van het woord. Het concept werd ontwikkeld

171
door de Amerikaanse historicus John King Fairbank en verwees naar de
ideeën en gebruiken die over een periode van vele eeuwen door de
Chinese heersers zijn ontwikkeld. De ideeën zijn geworteld in het
confucianisme en gaan uit van hiërarchie en culturele superioriteit,
waarbij volkeren en landen China als hun meerdere beschouwen. Die
volkeren en landen waren feitelijk autonoom, hoefden zich niet te richten
op de Chinese gebruiken, maar moesten wel erkennen dat ze lager in de
hiërarchie stonden. Als respect en erkenning gaven ze tribuut of giften
aan de Chinese keizers. Het gebruik gaat terug tot de Tang-dynastie
(618-907), maar pas in 1401 knoopte de Japanse shogun Ashikaga
Yoshimitsu formele handelsrelaties aan met China. De Chinese keizer
gaf hem vervolgens de titel ‘koning van Japan’, waardoor een
tribuutrelatie ontstond. Vietnam werd in de periode van 1365 tot 1841
gedwongen tot onderwerping aan dit systeem. Het Vietnamese hof
erkende expliciet zijn ongelijke status en gedroeg zich als zodanig jegens
het Chinese hof.21 Dat gold ook voor het huidige Maleisië en Thailand.
Binnen het tribuutsysteem was de Chinese keizer in tijden van oorlog
een arbiter, die niet noodzakelijk partij hoefde te kiezen en te
interveniëren. Ook al bestaat het systeem niet meer, het is wel een
wezenlijk onderdeel van de Chinese geschiedenis en beschaving.
Daarom ligt het voor de hand dat elementen van het tribuutsysteem
bouwstenen zullen vormen van de toekomstige Chinese wereldorde.
Als we het over die historische bouwstenen hebben, dan lijkt China
niet imperialistisch in westerse zin. Tegen de achtergrond van het
tribuutsysteem, waarbij landen zich verplichten tot onderhorigheid aan
de Chinese keizers van het Hemelse Rijk van het Midden, zien de
huidige machthebbers de betrekkingen tussen landen ook nog steeds in
hiërarchische termen en hebben zij ook een idee van harmonie, die kan
ontstaan als landen zich schikken naar Chinese wensen. Een wezenlijk
verschil is dat China nooit op westerse wijze heeft gekoloniseerd.
Chinese heersers accepteerden de lokale politieke mores en hadden
weinig behoefte om te bepalen hoe een land moest worden geregeerd.
Maakt dit van China een andere hegemoniale macht dan Spanje en
Portugal in de vijftiende en zestiende eeuw, Nederland in de zeventiende
eeuw, het Verenigd Koninkrijk in de eeuwen daarna en de Verenigde

172
Staten nu? Vermoedelijk wel. Territoriale expansie, zoals tijdens de
koloniale periode van de Europese grootmachten, lijkt bij China niet aan
de orde. Daarom beperkt de expansie zich tot gebieden waarvan de
Chinese machthebbers vinden dat deze bij China horen. Het Taiwan-
beleid is daarvan een goed voorbeeld. Maar dit geldt ook voor de Zuid-
en Oost-Chinese Zeeën en Tibet.
Op het eerste gezicht lijkt er sprake van een opmerkelijke
overeenkomst met de Verenigde Staten wat de omgang met andere
landen betreft. Vanaf het midden van de negentiende eeuw raakten veel
Amerikanen in de ban van het idee dat hun land voorbeschikt was om uit
te groeien tot een van de machtigste landen op aarde. Volgens hen was
het Angelsaksische ras superieur en had het de plicht om elders in de
wereld beschaving te brengen. Deze visie, die bekendstaat als Manifest
Destiny, leidde tot het Amerikaanse imperialisme dat tot uitdrukking
kwam in het verdrijven van de oorspronkelijke bewoners van Amerika,
de indianen, de Spaans-Amerikaanse Oorlog en de Mexicaans-
Amerikaanse Oorlog. Dergelijke messiaanse gedachten zijn in de
internationale betrekkingen belangrijk, omdat ze een ideologische basis
en daarmee een breed gedeelde rechtvaardiging bevatten voor de
buitenlandse politiek van een land. Als de macht van een land afneemt,
krijgt dit messianisme ook een klap en komen leiders en volk erachter
dat de vanzelfsprekendheid waarmee zij hun waarden gebruikten als
rechtvaardiging voor diplomatie en zelfs militaire interventies er niet
meer is. Vrijwel iedere Amerikaanse president, tot en met Trump, en
vrijwel iedere andere westerse leider rechtvaardigde zijn militaire
interventies met een beroep op democratie, rechtsorde, humaniteit en
vrijheid, ook al ging het om platte belangenbehartiging. Daarnaast vond
iedere Amerikaanse leider dat de Verenigde Staten een bijzondere
mondiale rol te vervullen hadden. Madeleine Albright, die van 1997 tot
2001 minister van Buitenlandse Zaken was, sprak over haar land zelfs als
de indispensable nation, die in het geval van Irak militaire macht mocht
gebruiken ‘omdat het nu eenmaal Amerika is’. Die geest waart nog
steeds door Washington. Datzelfde kan worden gezegd van Chinese
denkbeelden over hiërarchie en tribuut. Trump kreeg ermee te maken
tijdens zijn eerdergenoemde bezoek aan Xi. Respect en eer vielen hem

173
ten deel, terwijl hem tevens duidelijk werd gemaakt hoe de verhoudingen
volgens de Chinese leiders liggen.

Eén land, twee systemen


Als het tribuutsysteem íéts zegt over China als supermacht, dan is het de
veronderstelling dat China er niet in de eerste plaats op uit is om delen
van de wereld te bezetten of zijn manier van denken op te leggen, maar
dat het de rest van de wereld vooral ziet als wingewest dat de macht en
autoriteit van China moet respecteren, maar verder vrij is om het
politieke systeem te bepalen dat het zelf wil. Er zijn in zekere zin al
aanwijzingen voor deze aanpak. Deng Xiaoping introduceerde het
beginsel ‘één land, twee systemen’, dat door Xi tijdens het negentiende
partijcongres nogmaals werd bevestigd. Macao en Hongkong zouden
hun eigen economische en politieke systeem mogen handhaven, als ze
zich maar ondergeschikt verklaarden aan China, dat volgens het systeem
van socialisme met Chinese karakteristieken werd bestuurd. Daarom is
het van belang te zien hoe China bijvoorbeeld omgaat met degenen die
zich in Hongkong tegen Beijing keren.
Toen de Britse lease van Hongkong in 1997 afliep, werden de
afspraken over het democratische politieke systeem van Hongkong
vastgelegd in een gezamenlijke Sino-Britse verklaring en gecodificeerd
in de Basic Law of Hongkong, een soort grondwet. Een van de
problemen was dat artikel 23 van die wet in de ogen van de
tegenstanders niet goed werd uitgevoerd. Dit artikel bepaalde dat de
regering van Hongkong wetten zou aannemen die moesten voorkomen
dat de belangen van de regering in Beijing werden aangetast. Maar er
werd gevreesd dat de nieuwe veiligheidswet voor Hongkong, die naar
artikel 23 verwees, ertoe zou leiden dat politiek activisten zonder vorm
van proces zouden worden opgepakt en veroordeeld. Dit leidde tot
protesten. Vooral in de eerste jaren van deze eeuw liepen de spanningen
soms hoog op als gevolg van verschillende interpretaties van het beginsel
‘één land, twee systemen’. In Hongkong vreesde men dat Beijing zich
met de interne zaken van de voormalige Britse kolonie wilde bemoeien
en naar assimilatie streefde. Dit werd nog versterkt door de kieswet van
2014, die China grote invloed zou geven bij het bepalen van de

174
uiteindelijke kandidaten. In Beijing bestond echter het gevoel dat
Hongkong ondankbaar was voor de vrijheid die het genoot.
De relatie tussen China en Hongkong is een permanente bron van
spanning, waarbij grote groepen in Hongkong vrezen dat China
uiteindelijk het eigen systeem niet zal tolereren. De gedachte dat China
binnen de eigen invloedssfeer op assimilatie aanstuurt, wordt versterkt
door het feit dat de afspraken slechts voor vijftig jaar gelden en dat Xi de
teugels steeds strakker aanhaalt. Daardoor is het denkbaar dat Hongkong
voor de honderdste verjaardag van de Volksrepubliek helemaal bij China
is ingelijfd. Deze vrees bestaat ook in Macau. Toen president Xi de
voormalige Portugese kolonie in december 2014 bezocht, gingen
duizenden de straat op om het belang van ‘één land, twee systemen’ te
benadrukken.22
Buiten de traditionele Chinese invloedssfeer is er, in tegenstelling tot
in het Westen, weinig behoefte om politieke systemen te veranderen.
Handel en toegang tot grondstoffen staan voorop. Om in aanmerking te
komen voor hulp en infrastructurele samenwerkingsprojecten stellen
westerse landen eisen aan goed bestuur, zoals minder corruptie,
democratie, vrijheid en eerbiediging van de mensenrechten. China doet
dat niet. Dit is dus essentieel anders dan wat westerse landen doen. Dat
vooral autocratische leiders de Chinese aanpak verwelkomen en bereid
zijn tot innige banden, hoeft geen betoog.

De langetermijndenkers
Heeft China een langetermijnstrategie? Je zou denken van wel. In 1953
lanceerde Mao zijn Chinese droom, in 1978 lanceerde Deng Xiaping zijn
opendeurpolitiek. Sinds die tijd is ook het socialisme met Chinese
karakteristieken de formele staatsideologie en wordt de markteconomie
omarmd om het land economisch te ontwikkelen. Van een soortgelijke
importantie was de visie van Xi om bij het honderdjarige bestaan van de
Volksrepubliek in 2049 van China de machtigste staat van de wereld
gemaakt te hebben. Xi loopt dan zelf tegen de honderd en zal het
vermoedelijk niet meer meemaken.
Zijn visie lijkt niet uit de lucht te komen vallen. In The Hundred-year
Marathon beschrijft Michael Pillsbury hoe de haviken hun denkbeelden

175
al decennia kunnen voortzetten.23 Volgens hem hebben deze haviken de
Chinese leiders, te beginnen met Mao Zedong, de eerste grondlegger van
de Volksrepubliek, consequent geadviseerd om bij de honderdste
verjaardag van de Volksrepubliek te vieren dat China de machtigste staat
ter wereld is. Het doel daarvan is om af te rekenen met de vernederingen
uit het verleden en een nieuwe wereldorde te vestigen die de Chinese
belangen zal dienen.
Het langetermijndenken heeft China geen windeieren gelegd. Het is
zonder enige twijfel een formidabele prestatie om meer dan een miljard
mensen uit de armoede te bevrijden. Xi bracht de ideologie van
socialisme met Chinese karakteristieken verder door deze expliciet te
koppelen aan een nieuw tijdperk. Dit tijdperk is gericht op het
zekerstellen van het leiderschap van de partij, beter bestuur, versterking
van de harmonie tussen mens en natuur, versterking van de rechtsorde,
nationale verjonging, het centraal stellen van de mens in de socialistische
modernisering en uiteindelijk een beter leven voor iedereen. Xi’s denken
over het socialisme met Chinese karakteristeken voor een nieuw tijdperk
en de wijze waarop dit moet worden uitgewerkt, werd door het
negentiende partijcongres vastgelegd in de grondwet van de partij.24
Daarmee werd tevens Xi’s onaantastbare machtspositie bevestigd. Dit
werd nog eens versterkt door het besluit van het congres om de clausule
van maximaal twee termijnen voor het presidentschap te schrappen. Zo
zou Xi, ook na het beëindigen van zijn termijn in 2023, aan de macht
kunnen blijven.25 Onderdeel van de in de grondwet vastgelegde strategie
is de ontwikkeling van een nieuwe krijgsmacht die kan vechten en
winnen, en een ‘nieuw type internationale betrekkingen’ gericht op ‘een
gedeelde toekomst voor de mensheid’.26 Daarmee lijkt China een grand
stategy te hebben gekregen die de status van wet heeft. Dit lijkt uniek te
zijn in de wereld.
In de periode tot 2020 moet de opbouw van een ‘gematigd welvarende
maatschappij’ worden voltooid. Daarna volgt de echte spurt naar een
mondiale toppositie: in de eerste fase, die van 2020 tot 2045 loopt, moet
China de mondiale leider op het gebied van innovatie worden, moet de
rechtsorde worden versterkt op een dusdanige wijze dat iedereen als
gelijke wordt beschouwd en dat ieders rechten worden beschermd, moet

176
China’s culturele soft power worden versterkt, waardoor China’s cultuur
een grotere aantrekkingskracht krijgt, en moet China zich tot een
middeninkomensland ontwikkelen met een maatschappij die ‘vitaal,
harmonieus en geordend’ is.27 In 2035 moet de tweede fase aanbreken,
die tot het midden van de eenentwintigste eeuw duurt. Dan moet China
zich tot een modern socialistisch land hebben ontwikkeld.28 China wordt
dan de ‘mondiale leider in termen van samengestelde macht en
internationale invloed’.29 Met samengestelde macht wordt onbetwiste
economische en militaire macht bedoeld. Wat dat laatste betreft, stelde
Xi dat China zich verplicht tot de ontwikkeling van een sterke
krijgsmacht.
Mijn bevinding is dat het weliswaar hachelijk is om harde conclusies
voor de toekomst te trekken, maar dat de geschiedenis van China wel
degelijk aanknopingspunten biedt om te bepalen hoe het land zich als
supermacht zou kunnen gaan gedragen. Het oude, officieel afgeschafte
tribuutsysteem is daarbij een belangrijk aanknopingspunt. Dit systeem,
gekoppeld aan denkbeelden over hiërarchie, superioriteit en culturele
soevereiniteit, een tamelijk absolute interpretatie van het begrip
‘soevereiniteit’ en de aanvaarding dat er in eigen land twee verschillende
systemen mogelijk zijn, economisch en politiek, doet vermoeden dat
China de rest van de wereld vooral als wingewest zal gaan zien en
weinig behoefte heeft om het economische en politieke systeem buiten
China te beïnvloeden anders dan via soft power of vergroting van de
culturele aantrekkingskracht van China. Aanvaarding van de pikorde, het
tonen van respect door de barbaren tegenover China en het bepalen van
een moderne vorm van tribuut in de vorm van gunstige
handelsovereenkomsten, lijken mij de basis te vormen van een
wereldorde met Chinese karakteristieken. De contouren van die
wereldorde werden zichtbaar tijdens het eerdergenoemde bezoek van
Trump in november 2017. Dit is dus wezenlijk anders dan het westerse
imperialisme, dat tijdens de koloniale periode grote delen van de wereld
overheerste en nadien zijn waarden aan de rest van de wereld wilde
opleggen. De grote vraag daarbij is natuurlijk wat China doet als landen
zich niet wensen te conformeren aan die wereldorde met Chinese
karakteristieken. Daarvoor is het belangrijk om eerst te kijken naar de

177
wijze waarop China zich als revisionistische en autoritaire grootmacht
momenteel in de wereld manifesteert.

178
8
China’s groeiende assertiviteit

Japan is een van de landen die zich ernstig zorgen maken over de
toenemende macht van China. Dat bleek mij tijdens een bezoek aan het
Japan Institute of International Affairs in Tokio, eind augustus 2016. Een
van de onderzoekers, Tetsuo Kotani, vertelde mij ervan overtuigd te zijn
dat China, ter ere van de honderdste verjaardag van de Volksrepubliek,
‘verloren gebieden’ met het land wilde verenigen: de gehele Zuid-
Chinese Zee, Taiwan en de eilanden in de Oost-Chinese Zee. In die
volgorde. Ik moest erkennen dat er inderdaad sterke aanwijzingen zijn dat
China daarop aanstuurt. Het is in elk geval in lijn met de nieuwe
assertiviteit die ook ik bij de Chinese leiders bespeurde en die niet
uitzonderlijk is voor een opkomende macht. Opkomende machten krijgen
vitale belangen die uitstijgen boven de belangen van kleine landen.
De toenemende Chinese assertiviteit past in een patroon dat al eeuwen
in de internationale betrekkingen te zien is. In een belangwekkende studie
beschreef Harvard-hoogleraar Graham Allison zestien van dergelijke
grote machtsverschuivingen sinds de middeleeuwen.1 De meeste strijd
om de macht vond plaats in wat we nu de westerse wereld noemen. Zo
streden aan het einde van de vijftiende eeuw Portugal en Spanje om de
macht; in de zestiende en zeventiende eeuw waren het de Habsburgers die
achtereenvolgens met Frankrijk, het Ottomaanse Rijk en Zweden streden;
Engeland vocht in de zeventiende en achttiende eeuw met Nederland en
Frankrijk, in de negentiende eeuw streed het samen met Frankrijk tegen
Rusland en Duitsland, en tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht
Engeland zij aan zij met de Amerikanen en Canadezen, wederom tegen
Duitsland. Tijdens de Koude Oorlog vonden confrontaties plaats tussen
het Westen en de Sovjet-Unie, en na de Koude Oorlog streden, vanaf de
jaren negentig van de vorige eeuw, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk
om de macht in Europa. In Azië vond pas tegen het einde van de
negentiende eeuw voor het eerst een machtsstrijd plaats, toen China en

179
Rusland tegen Japan streden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerden
de Amerikanen oorlog tegen Japan.
Allisons studie is van belang, omdat hij aantoont dat
machtsverschuivingen tot instabiliteit leiden. In twaalf van de zestien
door hem beschreven gevallen leidde de machtsverschuiving zelfs tot
oorlog. De uitzonderingen zijn verklaarbaar. In het geval van Spanje en
Portugal lagen de verschrikkingen van de Castiliaanse successieoorlogen,
die uiteindelijk tot een patstelling leidden, nog vers in het geheugen. Om
herhaling te voorkomen vroeg Spanje paus Alexander VI om
bemiddeling. Dit leidde in 1494 tot het Verdrag van Tordesillas. De
verschuiving van de machtsbalans van Groot-Brittannië naar de
Verenigde Staten was, zoals ik eerder beschreef, het resultaat van een
bewuste keuze, die leidde tot een special relationship tussen beide landen.
De machtsstrijd tussen het Westen en de Sovjet-Unie werd gevoerd met
de vernietiging van een kernwapenoorlog op de achtergrond.
Afschrikking is daarom de belangrijkste verklaring voor de vreedzame
afloop van de Koude Oorlog en bewees dat kernwapenmogendheden ten
opzichte van elkaar terughoudend zijn. Tot slot werd de machtsstrijd
tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk vanaf de jaren negentig
gevoerd door twee lidstaten van de Europese Unie en de NAVO.
Dergelijke lidmaatschappen werken pacificerend, omdat de echte
conflicten door de Europese en de NAVO-raad in Brussel worden beslecht.
Die pacificerende werking was ook precies een van de bedoelingen.

Economische machtspolitiek
Ik heb er al eerder op gewezen dat China’s opkomst gevoeld wordt in de
hele wereld. De leiders in Beijing voeren zowel met economische als met
militaire middelen een machtspolitiek. Beide zijn nauw met elkaar
verweven en goed verklaarbaar. Zo is slechts ruim 12 procent van het
landoppervlak beschikbaar om de Chinese bevolking te voeden. Om die
reden koopt China landbouwgebieden in andere landen op. Importen van
grondstoffen zijn nodig om de economie draaiende te houden.
Bescherming van overzeese landbouwgronden en toegang tot
grondstoffen worden daarmee belangen die het waard zijn om zo nodig
met militaire macht te beschermen.

180
Laten we eerst eens naar de economische machtspolitiek kijken. Die
maakt duidelijk dat China geen ontwikkelingsland is. Toen in 2005 het
automerk Landwind de Europese markt op wilde, bleek dat de inzittenden
in geen enkele crashtest overleefden. In de autobladen werd Landwind
wat lacherig afgeserveerd. Ik vond dit wat voorbarig. Immers, een eeuw
geleden waren Europese auto’s ook totaal onbetrouwbaar. Een industrie
moet nu eenmaal door een ontwikkelingsfase. Die ontwikkelingsfase
werd erg snel doorlopen. Al in 2009 werd China de grootste
autoproducent van de wereld. Op dat moment was de zware industrie
verantwoordelijk voor 54 procent van de totale energieconsumptie van de
wereld. Door die industrialisatie ontwikkelde China zich geleidelijk van
een overwegend autarkisch land tot een netto-importeur van grondstoffen,
olie en gas. In zijn ontwikkeling steunde het land fors op een
snelgroeiende sector van de zware industrie van staal, cement en
aluminium. Om in de behoefte aan grondstoffen te kunnen voorzien
werden inventieve ‘leningen voor olie’-deals gesloten met landen als
Rusland, Venezuela, Brazilië en Kazachstan. Voor deze leningen
gebruikte China zijn grote dollarreserves. De keerzijde van deze
toenemende afhankelijkheid en de vele investeringen die China deed, is
dat er voor China ‘vitale belangen’ of, in de Chinese terminologie,
‘kernbelangen’ elders in de wereld zijn ontstaan.
Daarmee krijgt de economische ontwikkeling een veiligheidsdimensie
die de toenemende assertiviteit van China mede bepaalt. Handelsbelangen
en toegang tot grondstoffen worden zo belangrijk dat die een nieuwe
strategie eisen. Een onderdeel daarvan was de volledige omarming van de
vrijhandel en een betere verankering in de westerse liberale wereldorde.
Dat lukte uitstekend, mede door een strikt protectionistisch beleid. De
toegang tot grondstoffen, voedsel, olie en gas werd verkregen door
overnames, van bedrijven en boerderijen tot mijnen. Het Chinese
staatskapitalisme, met zijn door de overheid gecontroleerde investeringen
of foreign direct investments en reservefondsen of sovereign wealth funds,
is een uitstekend instrument om dit soort strategische investeringen
slagvaardig te kunnen doen.
Het tweede element van de strategie was in lijn met het vorige: grip
krijgen op de aanvoer van grondstoffen en energie. In Beijing betoogden
collega’s van een zusterinstituut met grote nadruk tegen mij dat wanneer

181
die toegang er niet is, dit een bedreiging voor de stabiliteit van heel China
zal zijn. Mijn collega’s verweten het Westen dat het toegang tot de beste
grondstoffenvoorraden had, terwijl China het moest doen met de winning
van minder rendabele voorraden in onveilige landen. Hij noemde als
voorbeeld de winning van kobalt en koper in de door burgeroorlogen
geteisterde Democratische Republiek Congo, waarmee in 2007 een deal
ter waarde van 9 miljard dollar werd gesloten. Mijn collega had wel een
punt.
In 2007 wonnen Chinese bedrijven een tender voor een dertigjarige
lease van een kopermijn in Mes Aynak, Afghanistan. Spoedig kregen de
Chinezen te maken met enkele tientallen aanvallen door de taliban,
waardoor veel arbeiders om veiligheidsredenen werden teruggetrokken.
Deze eeuw werd Soedan een belangrijke olieleverancier voor China,
terwijl dat land in een burgeroorlog verkeerde (1983-2005) en het
separatisme hoogtij vierde. In 2012 ging het mis toen Soedan en het
separatistische Zuid-Soedan in conflict kwamen over de vergoeding van
het transport van olie en 29 Chinese wegarbeiders gijzelden.
Vermoedelijk zegde China toe geld te stoppen in de lokale ontwikkeling
van gebieden, waardoor de gijzelaars vrijkwamen.2
Het derde element is het aangaan van bilaterale handelscontacten,
waarbij de Nieuwe Zijderoute of het BRI een sleutelrol speelt. Daarmee
worden de economische en politieke banden met tientallen landen
aangehaald. Het vierde element is diversificatie. Door grondstoffen van
zo veel mogelijk leveranciers te betrekken worden de risico’s beperkt. Het
vijfde element van de strategie is het opvoeren van de binnenlandse
productie, maar daardoor wordt China feitelijk nog afhankelijker van de
import van grondstoffen. Een zesde en laatste onderdeel is investeren in
de krijgsmacht.
China voert alle onderdelen van de nieuwe strategie daadwerkelijk en
met veel succes uit. Het autocratische China voert dus een
revisionistische machtspolitiek met economische middelen. Als
staatskapitalistisch land kan China die economische middelen als geen
ander land ter wereld voor politieke doeleinden inzetten en zijn stempel
op de wereld drukken. Dat laatste is niet vreemd, omdat China inmiddels
de grootste handelspartner voor ruim 130 landen is.

182
Militaire machtspolitiek
Met deze geo-economische politiek streeft China ernaar om meer invloed
te krijgen, zonder bedreigend over te komen. Dit zou ook kunnen
verklaren waarom de investeringen in de Chinese krijgsmacht, ondanks
de stijgingen van de afgelopen jaren, verhoudingsgewijs bescheiden zijn.
Desondanks deinst China er niet voor terug om militaire macht aan te
wenden en neemt daarmee risico’s die soms niet goed uitpakken. Waar
die militaire macht tot nu toe voor werd ingezet, is ook duidelijk. Het gaat
om grenscorrecties en het terugkrijgen van verloren gegane gebieden.
Met humanitaire interventies, interventies voor het beschermen van vitale
belangen, zoals de toegang tot grondstoffen of het bewerkstelligen van
een regime change om van een onwelgevallige leider af te komen, heeft
China zich tot nu toe nooit beziggehouden.
De geschiedenis van de Volksrepubliek wordt gekenmerkt door
grensconflicten en pogingen om verloren gebieden weer in bezit te
krijgen of de Chinese invloedssfeer af te bakenen. Het meest pregnante
voorbeeld was de interventie in de Koreaanse Oorlog (1950-1953). Nadat
de Noord-Koreaanse leider Kim Il-sung een aanval op Zuid-Korea had
uitgevoerd en delen van dat land had veroverd, sloegen de Amerikanen
terug onder leiding van generaal MacArthur. MacArthur, die formeel het
commando voerde over een door de VN geautoriseerde multinationale
troepenmacht, dreef de Noord-Koreanen snel terug over de
achtendertigste breedtegraad, die de grens tussen Noord- en Zuid-Korea
vormde. Vervolgens rukte hij op naar de Yalu-rivier, die de grens met
China vormde. Chinese waarschuwingen dat deze opmars niet zou
worden getolereerd, werden genegeerd en tot zijn verbazing stond
MacArthur begin november 1950 opeens voor een Chinese strijdmacht
van 300.000 man. In de weken die daarop volgden, dreven de Chinezen
de VN-macht terug tot achter de achtendertigste breedtegraad, waarop de
generaal verzocht om kernwapens tegen China te mogen gebruiken. Dat
leidde tot zijn ontslag en de oorlog sleepte zich nog enkele jaren voort.3
Het meest tot de verbeelding spreekt echter de invasie door het
Volksbevrijdingsleger in Tibet in 1951, waarbij de Dalai Lama werd
verdreven. Tibet had zich, na de Xinhai-revolutie en de stichting van de
Republiek China in 1912, onafhankelijk verklaard en bleef dat tot het

183
begin van de jaren vijftig, toen het door het Volksbevrijdingsleger werd
bezet en opnieuw onderdeel van China werd.

Indirect was de annexatie van Tibet de oorzaak van een verslechterende


relatie met India. Daarnaast speelden grenskwesties, zoals de claim van
China op de Indiase deelstaat Arunachel Pradesh, dat door de Chinese
autoriteiten als Zuid-Tibet werd aangeduid, terwijl India rechten meende
te hebben op het door China gecontroleerde Akai Chin. Samen met de
kwestie-Tibet verzuren deze claims nog steeds de verhoudingen tussen
beide landen, ondanks de toenadering van de afgelopen decennia.
De eerste Chinees-Indiase oorlog brak op 20 oktober 1962 uit. De
Chinese annexatie van Akai Chin, dat grenst aan Kasjmir, was goed
getimed, omdat deze samenviel met de Cuba-crisis, waardoor Rusland en
Amerika op de rand van een kernwapenoorlog balanceerden. Zonder
enige twijfel was de Cuba-crisis belangrijker dan de Chinese oorlog tegen
India, omdat de consequenties daarvan minder groot waren. De Indiase
regering was al niet blij met de annexatie van Tibet en werd in
verlegenheid gebracht door de vlucht van de Dalai Lama, aan wie in 1959
asiel werd verstrekt. Ongeveer tachtigduizend Tibetanen volgden de Dalai
Lama, die vervolgens een regering in ballingschap opzette. De Chinese
oorlog tegen India zorgde ervoor dat de kwestie-Tibet een voortdurend
dispuut tussen beide landen werd. India beschuldigde China van
onderdrukking van de Tibetanen, terwijl China India beschuldigde van
ondermijning van zijn gezag in Tibet. De aanwezigheid van de Dalai
Lama in India heeft de relaties tussen beide landen permanent
vertroebeld. Dit wordt nog versterkt door de grote invloed die de Dalai
Lama nog steeds heeft onder zijn volgelingen in Tibet, waardoor hij in de
ogen van de leiders in Beijing een voortdurende bron van onrust is.
Eind 1967 was het weer raak, toen er een serie kleine confrontaties in
en nabij het Indiase protectoraat Sikkim plaatsvond. De gebeurtenissen
gingen de geschiedenis in als het ‘Nathu La en Cho La’-incident. China
bereikte zijn doelstelling deze keer niet en werd verjaagd door het Indiase
leger, dat sinds de oorlog van 1962 aanzienlijk was versterkt. Daarop
volgden in 1987 Chinees-Indiase schermutselingen, die door acties van
Indiase zijde vrij snel leidden tot een diplomatieke oplossing. In de jaren
tachtig leken de relaties tussen beide landen te verbeteren en werd steeds

184
nauwer samengewerkt op het gebied van handel en tal van andere zaken,
waaronder klimaatverandering. Dit voorkwam niet dat in 2017 de
spanningen weer opliepen. De situatie doet denken aan die in de Zuid-
Chinese Zee, waar China door ‘feiten op de grond’ te creëren een fait
accompli trachtte te bewerkstelligen. Deze keer ging het om de aanleg
van een weg door Doklam, een gebied dat zowel door China als door
India werd geclaimd. In juni trokken Indiase militairen met bulldozers het
gebied in, maar in augustus werd besloten om de troepen uit beide landen
uit het grensgebied terug te trekken. In alle conflicten met India ging het
dus vooral over grenskwesties.
Ook met de toenmalige Sovjet-Unie was het soms raak. In 1969 leidde
een grensconflict tot wat nu bekendstaat als het Oessoeri-incident, naar de
rivier die door het slagveld liep. De aanleiding was de Chinese claim op
door Rusland in de negentiende eeuw veroverde gebieden langs de ruim
4000 kilometer lange grens tussen beide landen. Als gevolg van de
verslechterde relatie tussen de landen vond rond het midden van de jaren
zestig van de vorige eeuw een troepenopbouw plaats, die in 1969 tot het
incident leidde. China nam daarbij de eerste stap, maar werd uiteindelijk
door de Russen teruggedreven. Zonder risico was dit oorlogje niet, want
in het Westen werd gevreesd dat het tot een regelrechte kernwapenoorlog
zou kunnen uitgroeien. Datzelfde jaar probeerde China het nog eens, nu
langs de grens met Kazachstan. Wederom werden de Chinezen door de
Russische troepen teruggedreven, waarna een akkoord werd getekend en
voorlopig de status quo werd erkend.

Chinese kernbelangen
Een opkomende supermacht heeft de neiging om vitale belangen te
definiëren en die ten koste van alles te beschermen. Vaak zijn dat
belangen die te maken hebben met het economisch overleven van het
land, zoals de toegang tot olievoorraden. China heeft ‘kernbelangen’ die
vanaf 2009 onderwerp van discussie zijn. Ze werden voor het eerst
expliciet genoemd door de Chinese president Hu Jintao tijdens zijn
ontmoeting met president Obama in China. Hu benadrukte dat het
normaal is dat landen het oneens zijn over bepaalde kwesties, maar dat
het noodzakelijk is om over en weer altijd rekening te houden met elkaars

185
kernbelangen, zonder dat hij precies aangaf waar het om ging.4 Wel
onderstreepte hij het belang van de ‘één China’-politiek en respect voor
China’s soevereiniteit, territoriale integriteit en het non-
interventiebeginsel. Daarbij maakte hij een koppeling met Taiwan, dat
sinds de oprichting van de Volksrepubliek zonder twijfel een van de
zwaarwegende kernbelangen is.
Kernbelangen zijn in beginsel niet-onderhandelbaar. Als ze worden
aangetast, moeten ze zo nodig met militaire macht worden verdedigd.
China heeft in de loop van de tijd een hele serie kernbelangen
gedefinieerd, variërend van een verbod op Amerikaanse wapenleveranties
aan Taiwan tot ontmoetingen tussen de Dalai Lama en buitenlandse
leiders, en natuurlijk de door China geclaimde gebieden in de Zuid- en
Oost-Chinese Zeeën. Voor de ontmoeting tussen de Chinese en
Amerikaanse leiders werd de term ‘kernbelangen’ ook wel gebruikt, maar
dan vooral om de belangen van andere landen te beschrijven. In de
Chinese krant People’s Daily explodeerde het gebruik van de term rond
2008. Dit correspondeert met de constatering dat in dat jaar, mede als
gevolg van de financiële crisis die het Westen hard trof, de assertiviteit
van China zienderogen toenam.5
Opkomende wereldmachten zijn dus per definitie assertieve machten,
omdat zij door hun opkomst mondiale belangen krijgen. Vooral van een
land als China, met een lange, trotse geschiedenis, is het ondenkbaar dat
het zich niet zelfbewuster zal gedragen naarmate de economie harder
groeit. Die assertiviteit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de wens om
grenzen aan te passen, de institutionele structuren zo te veranderen dat
China er het meest profijt van heeft en productiestandaarden zodanig te
veranderen dat het Chinese bedrijfsleven er wel bij vaart. De assertiviteit
wordt nog versterkt door het type regime. In een autocratie als de Chinese
hebben leiders voortdurend het gevoel dat ze bedreigd worden: het eigen
volk moet onder de duim worden gehouden omdat dissidente meningen
een bedreiging kunnen vormen, terwijl het regime zich tegen vreemde
mogendheden moet verdedigen omdat die de opkomst van China actief
trachten tegen te werken. De communistische ideologie versterkt dit
verder, omdat vreemde mogendheden alleen al op ideologische gronden
tot vijand kunnen worden verklaard. Kortom, Chinese leiders hebben het
gevoel omsingeld te worden door ideologisch vijandige mogendheden die

186
de opkomst van China actief willen frustreren. Dat kan door het gebruik
van militaire macht, maar ook door subversieve activiteiten in de vorm
van steun aan opstandige bewegingen in Tibet en Xingxiang of het
steunen van oppositionele groepen die liberaal-democratische waarden
aanhangen. Zo bezien wekt het geen verbazing dat Beijing met
maatregelen dreigt als buitenlandse leiders de Tibetaanse leider de Dalai
Lama ontvangen. Ook is het geen wonder dat in 2010 hard werd
geprotesteerd tegen de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan de
gevangengezette mensenrechtenactivist Liu Xiaobo en dat er met sancties
tegen Noorwegen werd gedreigd. Als vergeldingsmaatregel tegen deze
prijs werd de import van Noorse zalm aan banden gelegd. Dit geeft
wederom aan dat China bereid is sancties op te leggen aan landen
waarmee het een dispuut heeft. Tot zover is er dus niets nieuws onder de
zon.
Met de toenemende assertiviteit van China werd de retoriek ook in de
richting van Amerika opgevoerd en werd druk uitgeoefend op landen om
afstand te houden van de Verenigde Staten. Dit werd in sommige gevallen
een voorwaarde om te kunnen meeprofiteren van de economische opmars
van China. In 2017 werd als straf een keten van Zuid-Koreaanse
warenhuizen gesloten, omdat Zuid-Korea toestond dat er Amerikaanse
radarinstallaties op zijn grondgebied werden gestationeerd vanwege de
Noord-Koreaanse dreiging. Veel effect hadden deze dreigementen niet,
maar ze geven wel goed aan wat voor actie een assertiever China kan
ondernemen.
De belangrijkste kernbelangen waarover oorlogen kunnen ontstaan,
zijn de Senkaku-eilanden, de eilanden in de Zuid-Chinese Zee en, zoals
gezegd, Taiwan. De problemen met Japan over de onbewoonde Senkaku-
eilanden – die overigens volgens China Diaoyutai heten – zijn
veelzeggend. Volgens Japan, dat naar eigen zeggen eind negentiende
eeuw een onderzoek uitvoerde naar de status van de eilanden, waren de
eilanden van niemand. Waarom ze nu zo belangrijk zijn, ligt voor de
hand. Feitelijk zijn de eilanden nooit onderwerp van disputen geweest,
totdat er in 1968 olie werd gevonden. Tot die tijd waren ze de facto van
Japan, alhoewel China volhield dat ze tegen het einde van de negentiende
eeuw ‘onrechtmatig gestolen’ waren en door middel van schimmige deals
met de Amerikanen in handen van de Japanners zijn gebleven. De

187
Chinezen zeggen dat hun aanspraken teruggaan tot de veertiende eeuw.
Dat alleen al is voor de Chinezen een reden om hun ‘rechtmatige’
aanspraken kracht bij te zetten. De vraag is echter hoe rechtmatig die zijn.
Volgens het zeerecht mag China de gasvoorraden op het Aziatische
continentale plat ontginnen. Tegelijkertijd bepaalt het zeerecht ook dat
Japan rechten heeft binnen de Exclusieve Economische Zone, die zich tot
200 kilometer ten westen van de eilanden uitstrekt. Hier botsen dus
belangen.
Die botsende belangen zijn tot uitdrukking gekomen in talloze
incidenten. Het eerste grote incident vond plaats in 2008, toen een
Taiwanees vissersschip in aanvaring kwam met een Japanse
patrouilleboot. Serieuzer was de confrontatie in september 2010. Toen
vond in de wateren rond de eilanden een aanvaring plaats tussen een
Chinees vissersschip en twee Japanse patrouilleboten, waarbij de Chinese
kapitein gevangen werd genomen. De kwestie liep zo hoog op dat de
Chinese regering de export van zeldzame aardmetalen naar Japan tijdelijk
aan banden legde. Die grondstoffen zijn van groot belang voor de
hightechindustrie. Het gevolg daarvan was dat de productie van de Toyota
Prius, die onder meer neodymium voor de magneten in de elektromotoren
nodig heeft, hard werd getroffen. Vanwege het van overheidswege
aangewakkerde anti-Japanse nationalisme sloten Nissan, Toyota, Honda
en enkele andere Japanse bedrijven uit angst voor de volkswoede tijdelijk
hun fabrieken in China.
In die tijd voeren ook Chinese patrouilleschepen het Japanse gebied
binnen en vlogen Chinese vliegtuigen eroverheen. Het ging in 2012 echt
fout toen de Japanse premier Noda besloot om de onbewoonde eilanden,
die tot dan toe privébezit waren, te onteigenen. Vervolgens stuurden beide
partijen gevechtsvliegtuigen naar het gebied. De escalatie ging in 2013
door, waarbij een Japans oorlogsschip door een Chinees oorlogsschip met
zijn vuurgeleidingsradar werd aangestraald. In militaire termen is dat een
daad van agressie, ook al wordt er niet echt geschoten. Vervolgens was er
een dispuut over het mogelijk overvliegen van drones. Japan gaf aan dat
die zouden worden neergeschoten, waarop China meldde dat dit als een
daad van oorlog zou worden opgevat. Onderdeel van de escalatie was het
instellen van een air defense identification zone door China in november
2013, waarbij vreemde vliegtuigen verplicht waren om zich te melden

188
wanneer zij het gebied rond de eilanden over zouden vliegen. Vlak na de
afkondiging vlogen enkele Amerikaanse B52-bommenwerpers over het
gebied om de Chinese standvastigheid te testen. Deze actie was niet
zonder politieke lading, omdat volgens een Amerikaans-Japans verdrag
inzake samenwerking en veiligheid de Amerikanen verplicht zijn om
Japan te helpen met het verdedigen van de eilanden. Na de Tweede
Wereldoorlog was Japan gedwongen af te zien van de ontwikkeling van
een volwaardige krijgsmacht en het mocht slechts enkele troepen hebben
voor zelfverdediging. De Amerikaanse veiligheidsgarantie diende als
compensatie daarvoor. The Economist constateerde daarom terecht dat er
tussen China en Japan een regelrechte oorlog dreigde.6 Mogelijk was
deze serieuze oorlogsdreiging de reden waarom het vanaf eind 2013
relatief rustig rond de eilanden werd.

Anno 2018 richt de zorg zich vooral op de Zuid-Chinese Zee. Het


strategische belang van dit gebied, waar jaarlijks voor 5 biljoen dollar aan
goederen doorheen gaat, kan nauwelijks worden overschat. Daarnaast is
het zeegebied goed voor 12 procent van de jaarlijkse mondiale visvangst
en beschikt het over aanzienlijke olie- en gasreserves. Er zou ongeveer
evenveel olie zitten als in Saoedi-Arabië en genoeg gas om China
vierhonderd jaar lang te voorzien. Door dit soort ontwikkelingen is het
geen wonder dat het vrije verkeer van goederen zowel voor het Westen
als voor China van cruciaal belang wordt. Het onderbreken of zelfs maar
vertragen van handelsstromen kan een land ruïneren. Dat is het geval als
de aanvoer van olie, gas en grondstoffen wordt vertraagd of wanneer de
mondiale aanvoer van onderdelen en halffabricaten wordt onderbroken,
waardoor het industriële just in time-beginsel wordt bedreigd. Omdat
onderdelen en halffabricaten soms een paar uur voordat ze nodig zijn
worden aangevoerd, zijn fabrieken, en daarmee nationale economieën,
afhankelijk van ongestoorde handelsstromen.
Het is geen wonder dat de Amerikanen zich voortdurend beroepen op
het aloude, door Hugo de Groot ontwikkelde concept van mare librum en
met oorlogsschepen en oefeningen de Chinese bereidheid testen om het
gebied gewapenderhand onder controle te houden. De confrontatie die in
2009 plaatsvond met het Amerikaanse waarnemingsschip Impeccable,
was wat dat betreft een keerpunt. Dit leidde tot het intensiveren van de

189
Freedom of Navigation Operations. Al in 1979 bepaalde de Amerikaanse
regering dat als landen zouden trachten het vrije verkeer in bepaalde
gebieden te verhinderen, bijvoorbeeld als onderdeel van pogingen een
gebied onder controle te krijgen, de Amerikanen dat actief met militaire
aanwezigheid zouden trachten te voorkomen. Vandaar dat Amerika
weinig van de Chinese claims op de Zuid-Chinese Zee moet hebben. Die
claims gaan terug op dubieuze aanspraken, die weer teruggaan tot de
dertiende eeuw. De Republiek China, van 1912 tot 1949, maakte gebruik
van kaarten waarop de Zuid-Chinese Zee bij China werd getekend.
Uiteindelijk werd deze kaart bekend als de ‘negenlijnenkaart’, waarvan
het exemplaar uit 1947 inzet werd van hevige disputen.

190
191
De kaart werd na 1949 door de Chinese Volksrepubliek overgenomen om
aan te tonen welke gebieden bij China zouden behoren. Net als voor de

192
Senkaku-eilanden geldt ook hier dat het lange tijd relatief rustig is
geweest en dat China nooit echt een punt heeft willen maken van zijn
aanspraken. Tot op de dag van vandaag is het bij relatief vage claims
gebleven. Volgens de kaart behoort de hele Zuid-Chinese Zee aan China.
Maar in de praktijk worden de Paracel-eilanden bezet door China en
betwist door Vietnam en Taiwan. Taiwan zelf bezet de Pratas-eilanden,
die op hun beurt geclaimd worden door China. De Macclesfield Bank en
het Scarborough-rif worden geclaimd door Taiwan, China en de
Filipijnen, en de Spratly-eilanden worden opgeëist door China, maar
worden bezet door de Filipijnen, Maleisië, Taiwan, Vietnam en deels door
China zelf.
Ook hier zien we dat China er niet voor terugdeinst geweld te
gebruiken om gebieden te ‘herenigen’ met het moederland. In 1974
veroverde China de Paracel-eilanden op Vietnam, waarbij zeventig
Vietnamezen omkwamen. In 1988 raakten beide landen in een zeeslag
verwikkeld om de controle over het Johnson South-rif, dat onderdeel is
van de Spratly-eilanden. Daarbij verloren zestig Vietnamezen het leven.
In mei 2014 kwam China opnieuw in conflict met Vietnam, ditmaal over
Chinese olieboringen in het door Vietnam opgeëiste deel van de Zuid-
Chinese Zee. Het gevolg was een aanvankelijk georkestreerd en later uit
de hand gelopen protest bij de Chinese ambassade in Hanoi en van
Vietnamese werknemers bij een vestiging van Formosa Plastics in de
Vietnamese provincie Ha Than – ironisch genoeg van een Taiwanese
eigenaar. Bij rellen tussen Vietnamese en Chinese werknemers vielen
twintig doden.
Diezelfde confrontaties zijn er ook tussen China en de Filipijnen. In
2012 liep het uit de hand tijdens een confrontatie tussen een Filipijns
oorlogsschip en acht Chinese vissersschepen. Filipijnse autoriteiten
stelden dat de vissersschepen grote hoeveelheden illegaal koraal en
illegale vis vervoerden. De kwestie ontaardde in een bijna-oorlog en liep
uit de hand toen Chinese patrouilleschepen trachtten de arrestatie van de
vissers te verhinderen. De echte inzet was zeggenschap over eilanden die
door beide landen werden opgeëist. Het gevolg was een rel die leidde tot
een handelsboycot van Filipijnse bananen door China. Bovendien startten
de Filipijnen en de Verenigde Staten militaire oefeningen, waarna China
stelde dat de Filipijnen met steun van de Verenigde Staten in het gebied

193
actief waren. In 2014 meldde de Filipijnse minister van Buitenlandse
Zaken, Del Rosario, dat China een landingsbaan ging aanleggen bij het
Johnson-rif. Kort daarna tekenden de Verenigde Staten en de Filipijnen
een militaire overeenkomst waarmee de Amerikanen gedurende tien jaar
toegang kregen tot militaire bases en het recht hadden om
oorlogsschepen, gevechtsvliegtuigen en militairen te stationeren.
Intussen is een verandering van het Chinese beleid zichtbaar. De
nieuwe assertiviteit kan worden gezien als onderdeel van de afrekening
met de eeuw van vernedering. Die nieuwe politiek bestaat uit het
opspuiten van rifformaties en kliffen, zodat er eilanden ontstaan. Op die
eilanden worden de facts on the ground gecreëerd die onomkeerbaar
duidelijk maken wie er de baas is. In lijn met de hardere toon van China
verordonneerde Xi dat op die kunstmatige eilanden marinefaciliteiten
worden gebouwd. In 2018 werd de laatste hand gelegd aan faciliteiten op
zeven van de Spratly-eilanden. Zo werden er op Fiery Cross, Subi en
Mischief gebouwen, landingsbanen, hangars en radarinstallaties
neergezet, terwijl er op kleinere eilanden observatie- en
communicatieposten werden ingericht. Alle eilanden werden door de
Filipijnen geclaimd. De Filipijnen zelf zaten in een lastige positie. In
2013 spande het land een zaak tegen China aan die bekendstaat als de
Zuid-Chinese Zee Arbitrage, om de Chinese claims te ontkrachten. De
juridische strijd om de eilanden is in meerdere opzichten interessant. In
Den Haag werden voor het Permanente Hof van Arbitrage de Chinese
aanspraken – interessant genoeg inclusief de legaliteit van de roemruchte
kaart – door de Filipijnen juridisch bevochten op een moment dat de
nieuwe president een pro-Chinees en anti-Amerikaans beleid ging voeren.
President Duterte, die in 2016 aan de macht kwam, was aanmerkelijk
vriendelijker tegen China dan zijn voorgangers en was bereid om de
Filipijnse aanspraken op de eilanden enigszins te nuanceren. Desondanks
werd in Manilla met enige zorg naar de bouw van de faciliteiten gekeken
en ging het proces gewoon door.
China stelde zich hard op door, al voordat het proces goed en wel
begon, te melden dat het de arbitrage niet erkende. Uiteindelijk oordeelde
het Hof in Den Haag in 2016 dat de aanspraken geen standhielden en dat
aan de kaart geen rechten konden worden ontleend. Het Hof oordeelde
dat het gebied niet uit eilanden bestaat waarop een 12-mijlszone van

194
toepassing is, maar uit rotsen die ongeschikt zijn voor bewoning,
waarvoor die zone niet geldt. Het feit dat China rotsen tot eilanden
ombouwde, deed voor het Hof niet ter zake: de oorspronkelijke toestand
gold.7 China legde zoals aangekondigd de uitspraak naast zich neer, net
als Taiwan. Twee jaar later maakte Xi de Amerikaanse minister van
Defensie Mattis nogmaals duidelijk dat de Chinese Zee bij China behoort:
‘We kunnen geen centimeter verspelen van het territorium dat door onze
voorouders is nagelaten. Wat van anderen is, willen we helemaal niet.’8
Historisch gezien is deze visie ongegrond, maar omdat China nu eenmaal
de sterkste macht in de regio is, is het lastig om dit soort claims van tafel
te vegen.
De wijze waarop China met deze kwesties omgaat, is in lijn met de
constatering van de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse
Zaken Henry Kissinger, die stelde dat Chinese staatslieden nooit de
uitkomst van een conflict willen beslechten in een alles-of-
nietsconfrontatie. In plaats daarvan kiezen ze voor een geleidelijke
aanpak, die jaren kan duren.9 Voor Chinese strategen zijn daarbij de
politieke en psychologische componenten van de strijd het belangrijkst.
Het gaat om het geleidelijk opvoeren van de druk, waardoor China
uiteindelijk de bovenliggende partij wordt.
De kwesties van de Zuid-Chinese Zee en de Senkaku-eilanden zijn om
verschillende reden van groot belang. Ten eerste laat het wederom zien
dat China bereid is militaire macht toe te passen om zijn doelen te
bereiken. Ten tweede deinst China er niet voor terug om op grond van
dubieuze historische verwijzingen zijn ‘recht’ op te eisen. Ten derde – en
dit is mogelijk het belangrijkste punt – is China niet bereid om een
uitspraak van een door de VN ingesteld Hof te erkennen. Verwerping van
de rechtsmacht van een dergelijk orgaan past in een opkomende
supermacht die zich niet de wet laat voorschrijven. Ten vierde blijkt
hieruit wat de strategie van China is: langzaam worden de duimschroeven
aangedraaid en worden er kleine stappen gezet, die op zich geen oorlog
waard zijn. Dat blijkt uit de bouw van eilanden in de Zuid-Chinese Zee en
het instellen van een air defense identification zone, zonder dat dit directe
consequenties heeft. Maar feitelijk valt hier ook het beleid ten aanzien
van Tibet onder. In het begin werd nog samengewerkt met de Dalai Lama,
die van de Chinese autoriteiten aanvankelijk ook de politieke functie van

195
staatshoofd mocht vervullen. Na de Tibetaanse opstand werden de teugels
echter verder aangetrokken. Daarna volgde er een actieve politiek van
‘sinoficatie’ door Han-Chinezen te entameren zich in Tibet te vestigen en
het land door middel van enorme infrastructuurprojecten te openen voor
de buitenwereld. Dit geleidelijke aandraaien zagen we, zoals gezegd, ook
in Hongkong.
Tot slot laten dergelijke kwesties zien dat China bereid is tot een
aanpak van de lange adem. Wat dat betreft kan mijn gesprekspartner
Tetsuo Kotani wel eens gelijk krijgen met zijn vrees dat China ernaar
streeft om ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de
Volksrepubliek de verloren gebieden weer in de moederschoot te laten
terugkeren.

De kwestie-Taiwan
Wat betekent dit voor Taiwan, mogelijk het belangrijkste kernbelang van
China? In elk geval zijn de historische aanspraken van de Volksrepubliek
overtuigender dan bij de twee hiervoor genoemde kwesties. In 1885
kwam het eiland los van de provincie Fujian en werd het de zelfstandige
provincie Taiwan. Die situatie was van korte duur, omdat tien jaar later de
provincie aan Japan werd afgestaan, op grond van het verdrag van
Shimonoseki, dat een einde maakte aan de Eerste Chinees-Japanse
Oorlog. Dit bleef zo totdat het eiland na de Tweede Chinees-Japanse
Oorlog door Japan moest worden teruggeven. Na de Tweede
Wereldoorlog vocht de nationalistische Chinese regering van Chiang Kai-
shek tegen de Chinese communisten onder leiding van Mao Zedong. De
communisten wonnen en in 1949 verdreven ze de nationalisten naar
Taiwan. China werd een communistische Volksrepubliek; Taiwan bleef
als Republiek China in handen van de nationalistische Kuomintang.
Formeel lijkt Taiwan dus nog steeds een onderdeel van de Volksrepubliek
China. De leiders in Beijing beschouwen het eiland daarom als een
opstandige provincie die uiteindelijk met het vasteland moet worden
herenigd. Niet vergeten mag worden dat tot in het begin van de jaren
zeventig van de vorige eeuw de regering in Taipei door de meeste
westerse landen als legitieme vertegenwoordiger van China werd gezien.
Een enkel westers land, waaronder Nederland en het Verenigd

196
Koninkrijk, deed dat niet, net zomin als de communistische wereld en de
leden van de groep van niet-gebonden landen. In 1979 gingen ook de
Verenigde Staten overstag en hadden vanaf dat moment nog uitsluitend
informele contacten met de Taiwanese regering. Op dit moment erkennen
zeventien leden van de VN en Vaticaanstad de Republiek China als
legitieme regering van China. Het gevolg is dat deze landen geen officiële
relaties met de communistische Volksrepubliek China hebben.
Ondanks de geringe formele steun hield de regering in Taipei voet bij
stuk. Dat bleek toen regeringsleider Chiang Ching-kuo een politiek van
driemaal nee formuleerde: geen hereniging, geen scheiding, geen
militaire interventie. Uiteindelijk werd er een compromis gevonden dat
bekendstaat als de Consensus van 1992. Beide landen kwamen overeen
de status van Taiwan in het midden te laten en geen actie te ondernemen
die door de andere partij als bedreigend zou kunnen worden gezien. Dit
betekende dat Taiwan geen stappen zou mogen ondernemen die zijn
soevereiniteit zouden onderstrepen. Tegen het einde van de vorige eeuw
verschoof de positie in beide landen en verhardden de standpunten. De
Volksrepubliek lanceerde zijn ‘één China’-politiek, terwijl Taiwan steeds
meer begon te hameren op onafhankelijkheid. Daardoor werden in het
eerste decennium van deze eeuw de betrekkingen op een laag pitje gezet.
In 2008 was er weer sprake van toenadering op het hoogste niveau, toen
Hu Jintao de aankomende Taiwanese vicepresident Vincent Siew
ontmoette. Maar Ma Ying-Jeou, die van 2008 tot 2016 president was van
Taiwan – of beter gezegd: de Republiek China – was een fanatiek
tegenstander van hereniging. Hij omarmde de politiek van driemaal nee,
die door het overgrote deel van de Taiwanezen werd gesteund. Dat was
logisch, omdat de Taiwanezen vreesden hun democratie en vrijheid te
moeten opgeven op het moment dat zij onderdeel zouden worden van de
Volksrepubliek. Dit alles wilde overigens niet zeggen dat de relatie tussen
de Volksrepubliek China en de Republiek China slecht was.
Niet geheel verbazingwekkend zette Xi Jinping, de secretaris-generaal
van de communistische partij van China, in september 2014 een hardere
koers in en verklaarde hij het ‘één land, twee systemen’-model van
toepassing op Taiwan. Daarmee kwam een einde aan de Consensus van
1992. Dat wil niet zeggen dat er geen ontmoetingen meer waren.
Integendeel. Het jaar erop ontmoetten – voor het eerst sinds de stichting

197
van de Volksrepubliek – de leiders van beide landen elkaar en in datzelfde
jaar werd er zelfs een hotline tussen beide landen geopend om in tijden
van crisis afstemming op hoog niveau mogelijk te maken. Maar het was
ook niet verbazingwekkend dat in 2016 Tsai Ing-wen aan de macht kwam
met een harde antiherenigingsagenda. Het stak de leiders in Beijing
vooral dat Tsai de Consensus van 1992 verwierp, terwijl die feitelijk ook
al door hen was verworpen. Toch werd wederom toenadering gezocht,
onder meer na het negentiende partijcongres in oktober 2017, toen Tsai
meldde dat de tijd rijp was voor nieuw overleg. Bovendien verloor de
partij van Tsai Ing-wen in november 2018 lokale verkiezingen en pleitte
de winnaar, de Kuomintang, voor een innige band met het vasteland.
De kwestie-Taiwan is nog steeds een belangrijke splijtzwam voor de
betrekkingen met China. In een interview met ABC News op 26 april 2001
zei president Bush dat als Taiwan zou worden aangevallen, hij er alles aan
zou doen dat land te beschermen. Tegelijkertijd besloot hij het land
vliegtuigen voor onderzeebootbestrijding, oorlogsschepen en
onderzeeboten te leveren. Amerika werd daarmee het enige land dat
wapens levert en een veiligheidsgarantie afgeeft. Die werd opgetekend in
de Taiwan Relations Act van 1979, op het moment dat Amerika China
erkende als de opvolger van het oude keizerrijk en de Republiek China,
die in 1949 eindigde. Deze wet verplicht de Verenigde Staten tot vaag
omschreven vormen van militaire bijstand in het geval Taiwan wordt
aangevallen. Intussen zijn er wel twijfels over de veiligheidsgarantie
ontstaan. Vooral de opbouw van het Chinese Volksbevrijdingsleger baart
de autoriteiten op het eiland zorgen. Gevreesd wordt dat Chinese Anti
Access/Area Denial (A2/AD)-capaciteiten de veiligheid van Taiwan en
China kunnen ontkoppelen. Want als die capaciteiten effectief zijn, is het
voor Amerika onmogelijk het eiland bij te staan en zal ook de veiligheid
van de handelsroutes en de militaire aan- en afvoerroutes in gevaar
worden gebracht.
Die twijfel werd nog versterkt door de aarzeling van de Verenigde
Staten om aan Taiwan vliegtuigen met de laatste technologie te verkopen.
Vooral de oplopende Chinese retoriek doet het ergste vermoeden. In april
2018 hield de Volksrepubliek de grootste oefeningen ooit in de wateren
nabij Taiwan. Een vertegenwoordiger van de regering in Beijing meldde

198
zelfs dat het vasteland over de capaciteiten beschikt om elke poging tot
zelfstandigheid te vernietigen. Die boodschap werd kracht bijgezet door
met vliegtuigen rond Taiwan te vliegen.10 Het was helder dat Xi Jinping
de hereniging met het vasteland als onderdeel ziet van zijn politiek om
China te ‘verjongen’.

Kortom, het is evident dat China de afgelopen decennia planmatig en stap


voor stap zichzelf heeft ontwikkeld. De nieuwe economische en militaire
assertiviteit is niet verbazingwekkend. Wil de bevolking niet in opstand
komen, dan is het essentieel dat er perspectief op welvaart is. Dit eist een
assertieve strategie, gericht op de import van grondstoffen en de export
van goederen en diensten. Dit leidt vervolgens weer tot handelsbelangen
die zo nodig militair beschermd moeten worden. Dat China de Zuid-
Chinese Zee, Taiwan en de Senkaku-eilanden met het ‘moederland’ wil
verenigen en daarvoor het internationale recht aan de kant schuift, hoeft
ook niet te verbazen als naar de geschiedenis van China wordt gekeken.
Vernedering door het Westen speelt een belangrijke rol en is een
motivatie om ‘historische ontsporingen’ recht te zetten. Wat China doet,
is voor een opkomend land dus niet vreemd. Het probleem zit in het feit
dat het hier om een revisionistisch en autocratisch geregeerd land gaat
met een staatskapitalistisch systeem met ruim een miljard inwoners. Als
een dergelijk land groeit, dan heeft dat gevolgen voor de hele wereld.
Vooral als die groei en assertiviteit gepaard gaan met de opbouw van een
formidabele krijgsmacht.

199
9
De weg naar een militaire supermacht

Toen ik de Chinese Defensienota van 2013 las, zag ik dezelfde


redeneringen als in de Nederlandse Defensienota van 1993 waaraan ik
destijds als defensiemedewerker had gewerkt. Na de Koude Oorlog was
het zinloos om te investeren in een krijgsmacht die uitsluitend gericht
was op de verdediging tegen Rusland. Langzaam moest er een
ommezwaai worden gemaakt naar een nieuwe beroepskrijgsmacht, die
de Nederlandse belangen ver buiten het eigen grondgebied zou kunnen
beschermen en die kon worden ingezet voor vredesoperaties overal ter
wereld. Veel Europese krijgsmachten, vooral die van de voormalige
koloniale machten, hebben na de Koude Oorlog een dergelijke transitie
doorgemaakt. Om ver van huis te kunnen worden ingezet werd stevig
geïnvesteerd in transportcapaciteit over zee en door de lucht.
De Chinezen sloegen nu een soortgelijke weg in. Dat gold vooral voor
de marine van het Chinese Volksbevrijdingsleger. De Chinese
Defensienota was duidelijk over het doel van deze moderniseringen. De
opstellers van de nota betoogden dat China in het mondiale economische
systeem integreert en dat daardoor overzeese belangen onderdeel worden
van het Chinese nationale belang. Zaken als energie, grondstoffen en
aanvoerlijnen over zee worden steeds belangrijker.
De Defensienota bevestigde mijn stelling dat de ware intenties van een
land niet kunnen worden opgemaakt uit politieke verklaringen of
retoriek, maar uit de concrete stappen die een land neemt om zijn
krijgsmacht te moderniseren. De wijze waarop over militaire macht
wordt gedacht, weerspiegelt nadrukkelijk de wijze waarop een land tegen
de wereld aankijkt. De Verenigde Staten hebben sinds het einde van de
Mexicaans-Amerikaanse Oorlog, die van 1847 tot 1848 woedde en
eindigde met de Vrede van Guadeloupe Hidalgo, nooit meer de dreiging
van buurlanden gekend. Daarom vertaalde het Amerikaanse
imperialisme zich in een expeditionaire krijgsmacht, die overal ter
wereld kon worden ingezet. Hetzelfde gold voor de oude koloniale

200
machten in Europa, die zich altijd op de handel hebben toegelegd.
Landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland zijn daarvan
goede voorbeelden. Zij richtten hun krijgsmachten hoofdzakelijk in voor
belangenbehartiging ver van huis. Marines spelen traditioneel een
sleutelrol voor deze landen. Continentale machten als Rusland hebben
als doel altijd veiligheid – in termen van het onder controle houden van
het grondgebied – gehad. Rusland legt daarom de nadruk op grote,
statische landlegers voor de bescherming van de grenzen.
Voor China was het niet anders. De Chinese krijgsmacht, later het
Volksbevrijdingsleger, had duidelijk een nationale functie, gericht op
interne stabiliteit en bescherming van de buitengrenzen. De krijgsmacht
leek daarmee op die van Rusland. Dit is logisch, omdat de Chinese
keizers in de vijftiende eeuw immers hadden besloten om zich niet meer
te bemoeien met de barbaren buiten het rijk. Maar daarin komt nu
verandering. In tegenstelling tot Rusland ontwikkelt China zich van een
regionale speler tot een mondiale supermacht. China lijkt zich daarom op
militaire gebied te gaan gedragen zoals van een opkomende supermacht
verwacht kan worden. Bij mondiale aspiraties hoort een expeditionaire
krijgsmacht. Stap voor stap heeft het Chinese Volksbevrijdingsleger
inderdaad karakteristieken voor operaties ver van huis gekregen. De
marine liep hierbij voorop, de luchtmacht volgde en de landmacht is nog
steeds sterk gebonden aan het Chinese grondgebied. Dat doet sterk
denken aan de evolutie die de westerse krijgsmachten hebben
doorgemaakt. Naarmate belangen verder buiten de landsgrenzen
beschermd moesten worden, werd het noodzakelijk om verder van huis
te kunnen optreden en de doctrines, de richtlijnen voor de inzet ervan,
aan te passen.

De opbouw van de krijgsmacht


Sinds het ontstaan van de Volksrepubliek zijn er negen opeenvolgende
militair-strategische richtlijnen gepubliceerd die deze veronderstelling
onderbouwen. In 1956 ging het nog uitsluitend om het verdedigen van
het moederland tegen de Verenigde Staten. Dit was een logische
ontwikkeling, omdat China in de jaren daarvoor Noord-Korea te hulp
was geschoten bij het terugdringen van Amerikaanse troepen tot achter

201
de achtendertigste breedtegraad. In 1993 verschoof de aandacht naar
lokale hightechoorlogen en werd de aandacht op Taiwan gericht, dat
door de Verenigde Staten zou worden gesteund. Van hightech verschoof
de aandacht in 2004 naar operaties in het informatietijdperk. Wederom
werden Taiwan en zijn bondgenoot Amerika als de belangrijkste
uitdagers gezien. Elke keer leidden de nieuwe veiligheidssituatie en de
technologische ontwikkelingen tot het bijstellen van de wijze waarop
militaire operaties werden uitgevoerd en tot aanpassingen in de
organisatie van het Chinese Volksbevrijdingsleger.1

De ontwikkeling van de marine verliep in verschillende fasen. De eerste


fase van de modernisering werd in 2000 afgerond en richtte zich op de
ontwikkeling van een vloot waarmee de nabij China gelegen zeeën, zoals
de Gele Zee, de Oost-Chinese Zee en de Zuid-Chinese Zee, onder
controle konden worden gehouden. Het ging hier feitelijk om het gebied
binnen de eerste eilandenketen. Tot die tijd richtte de marine zich dus op

202
operaties in de kustwateren. Maar als gevolg van de stormachtige
economische ontwikkeling ontstond de noodzaak om handelsroutes te
beveiligen en maatregelen te nemen om de aanvoer van grondstoffen,
olie en gas veilig te stellen. Hiervoor was inmiddels een investerings- en
oefenprogramma ontwikkeld, om de marine klaar te maken voor
operaties buiten de kustwateren. De eerste indicatie dat China
daadwerkelijk bereid was om buiten de kustwateren zijn marine in te
zetten, was het in december 2008 genomen besluit om een taskforce van
twee geleidewapenfregatten in te zetten voor de kust van Somalië, ten
behoeve van een internationale antipiraterijoperatie. Feitelijk was dit de
eerste keer sinds de reizen van Heng Ze dat China oorlogsschepen buiten
de territoriale wateren inzette. Het Westen beschouwde deze inzet als een
teken dat China bereid was om een belangrijkere militaire rol te gaan
spelen. In die tijd werd dat zeker verwelkomd. Uiteraard wilde China een
bijdrage leveren aan de bescherming van zijn handelsbelangen in plaats
van dit aan westerse mogendheden over te laten. Zo was het al eens
voorgekomen dat een Chinees vrachtschip door piraten werd
aangevallen, waarna een beroep op de marine van Maleisië moest
worden gedaan. Net als alle andere handelslanden zal ook China toen tot
de conclusie zijn gekomen dat het beschermen van handelsbelangen niet
alleen aan anderen kan worden overgelaten. De belangen waren
duidelijk. Uit Afrika werden grondstoffen geïmporteerd waarvan een
groot deel werd aangevoerd via de Golf van Aden, de wateren rond de
Hoorn van Afrika en de Indische Oceaan. Dat gold ook voor de
handelsroutes van en naar de Europese Unie – voor China de grootste
handelspartner – en voor het Midden-Oosten, dat cruciaal was voor de
energieleveranties. Tot slot had China visserijbelangen in de wateren
rond de Hoorn van Afrika.
De modernisering van de marine richtte zich aanvankelijk op de
zeegebieden binnen de zogeheten tweede eilandenketen, die vanaf de
Bonin-eilanden in het noorden via de Marianen en Guam naar de
Caroline-eilanden loopt. Een doorbraak kwam in 2010. In april van dat
jaar stelde viceadmiraal Zhang Huachen, de plaatsvervangend
commandant van de Oostzeevloot, dat China bezig was met een
omschakeling van kustverdediging naar operaties ver van huis. Het

203
gevolg daarvan was dat zowel de noordelijke als de zuidelijke vloot
buiten de eerste eilandenketen ging oefenen. Deze eilandenketen loopt
van de Aleoeten via de Koerillen, de Japanse eilanden, de Riukiu-
eilanden, Taiwan en de Filipijnen tot aan Borneo. In september 2009
waarschuwde de toenmalige Amerikaanse Defensieminister Robert
Gates dat de opbouw van het Chinese Volksbevrijdingsleger ertoe zou
kunnen leiden dat de Amerikaanse freedom of movement in de
zeegebieden rond China werd aangetast, waardoor het aantal
‘strategische opties’ zou verminderen.2

Onderdeel van de herstructurering van de Chinese marine was de bouw


van een vliegdekschip. Dat werd de Liaoning. Het schip was
oorspronkelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw als de Riga voor de
Sovjetmarine gebouwd, maar werd na het einde van de Koude Oorlog
niet meer afgebouwd en van de hand gedaan. Het schip werd door de
Chinese regering gekocht, die aanvankelijk beweerde er een drijvend
hotel annex casino van te willen maken. Later bleek dat de Chinese
marine ervaring wilde opdoen met de bouw van dit soort complexe
schepen en uiteindelijk een eigen vliegdekschip wilde hebben. In 2012
werd het schip, overigens nog zonder de benodigde vliegtuigen, in de
vaart genomen. In december 2016 werd het voor de eerste maal voor
oefeningen buiten de eerste eilandketen ingezet. Het verhaal van de
Liaoning is van belang, omdat vliegdekschepen voor een supermacht de
expeditionaire capaciteit bij uitstek zijn.
Technisch gesproken past dit in een ontwikkeling waarin de Chinese
marine evolueert van een marine voor sea control – de bescherming van
zeegebieden – naar sea denial – het ontzeggen van de toegang tot de
zeegebieden nabij China. Rond 2020 moeten de eerste hervormingen van
de krijgsmacht zijn afgerond. In 2035 moet de herstructurering van de
krijgsmacht zijn voltooid, zodat deze in de veiligheidsbehoeften voorziet,
en in het midden van de eenentwintigste eeuw moet deze van
wereldklasse zijn.3 Anders gezegd: in 2035 moet de Chinese krijgsmacht
wereldwijd expeditionaire operaties kunnen uitvoeren, terwijl rond 2050
China in staat moet zijn om elke oorlog, tegen welk land dan ook en met
inbegrip van de Verenigde Staten, te winnen. Te ambitieus?
Waarschijnlijk niet. Als de ontwikkeling van China op economisch en

204
militair gebied íéts zegt over de toekomst, dan is het dat deze
ontwikkeling mogelijk zelfs eerder voltooid wordt. Het zou de
superioriteit van het socialisme met Chinese karakteristieken
onderstrepen en de wijsheid en het goede leiderschap van de
communistische partij bevestigen. Het zou mij zelfs niet verbazen als de
Chinese leiders deze langetermijnstrategie bewust hebben gekozen, om
zo vrees bij het Westen, en daarmee reacties, te verminderen.
De aanpak zou passen in het in 2003 door president Hun Jintao
gepresenteerde concept van ‘China’s vreedzame opkomst’. Dit concept
benadrukt dat de ontwikkeling van China in een vreedzame,
internationale omgeving moest plaatsvinden. Later verving de president
het woord ‘opkomst’ door ‘ontwikkeling’ om minder bedreigend over te
komen. In 2009 stelde Hu Jintao dat die ontwikkeling betrekking had op
China’s economische en sociale ontwikkeling, zijn soevereiniteit in
termen van het primaat van de communistische partij, en politieke
stabiliteit en veiligheid of de territoriale nationale integriteit.4 Onder Xi
lijkt het strategische denken tot een nieuw hoogtepunt te zijn gekomen
en lijkt een nieuwe weg te zijn ingeslagen naar het einddoel om de
dominante macht in de wereld te zijn.

China op oorlogspad
Hoezeer het denken over oorlog voeren evolueerde, blijkt uit de
publicatie van Unrestricted Warfare door de kolonels Qiao Liang en
Wang Xiangsui in 1999. Zij bestudeerden de zwakke plekken van de
Amerikaanse macht en kwamen tot de conclusie dat Amerika alleen door
middel van asymmetrische oorlog zou kunnen worden aangepakt.5 Die
aanpak zou bestaan uit lawfare: Amerika confronteren met internationaal
recht en het ter verantwoording roepen in internationale instituties,
economische oorlogvoering, cyberaanvallen en zelfs terrorisme en het
biologische en chemische aanvallen. Deze aanpak ligt dicht tegen het
concept van strategische afschrikking van Rusland. Toevallig is dit niet.
Het is zinloos om op klassieke wijze oorlog te voeren met de Verenigde
Staten. Als gevolg van hun superieure militaire macht wordt die strijd
per definitie verloren. Waar separatisten zich verlaten op asymmetrische
tactieken als terrorisme, passen staten asymmetrische tactieken toe zoals

205
beschreven door de twee Chinese kolonels. Het zijn de tactieken van de
zwakkeren. Daarmee kunnen ze militair de oorlog niet winnen, maar ze
kunnen wel op langere termijn de tegenstander het leven zo zuur maken
dat ze een politieke overwinning boeken.
Qiao Liang en Wang Xiangsui schreven hun geruchtmakende studie in
een ander tijdsgewricht. De huidige defensie gaat uit van korte,
geweldsintensieve ‘beperkte lokale oorlogen’, met snel verplaatsbare
eenheden van land-, lucht- en zeemacht, die georkestreerd kunnen
optreden. Preëmptie en overvaltechnieken zijn daarvoor belangrijke
karakteristieken, die China in staat stellen om de overwinning al in het
begin van de oorlog veilig te stellen. Dit denken komt overeen met het
concept van shock and awe dat door de Amerikanen wordt aangehangen.
Het is een logische manier van denken, omdat een langdurige oorlog
onverantwoorde risico’s van escalatie meebrengt, mogelijk richting een
kernwapenoorlog, waardoor de overwinning steeds minder zeker wordt.
Slepende oorlogen moeten daarom worden vermeden. Een dergelijke
manier van oorlog voeren is vooral geschikt om belangen te verdedigen,
variërend van toegang tot grondstoffenvoorraden en de bescherming van
handelsroutes tot de verdediging van het eigen grondgebied. Voor
langdurige stabilisatieoperaties, zoals het Westen die in Irak en
Afghanistan uitvoerde, is deze aanpak minder geschikt.
De stelling dat de krijgsmacht is ingericht voor belangenbescherming
overal ter wereld, blijkt ook uit het feit dat de kern van het optreden zal
bestaan uit acties van een tiental snel inzetbare eenheden, met inbegrip
van drie luchtmobiele divisies, vier amfibische divisies en speciale
eenheden die eveneens bedoeld zijn voor optreden ver buiten de Chinese
grens. China geeft prioriteit aan militaire middelen om de Amerikanen
buiten de deur te houden, in het bijzonder buiten hun exclusieve
economische zone, waarin ook Taiwan ligt.6 Het defensieconcept is
daarom gebaseerd op afschrikking en het ontzeggen van de toegang tot
het zeegebied binnen de eerste eilandenketen.
Veelzeggend is dat China zich in toenemende mate bezighoudt met
evacuatieoperaties van Chinese onderdanen. In maart 2015 evacueerden
twee Chinese fregatten 629 Chinezen en 279 onderdanen van andere
landen uit het door oorlog verscheurde Jemen. Dit was een historische

206
gebeurtenis. Niet alleen evacueerde China voor het eerst zijn eigen
burgers, maar ook die van andere landen. Een nog grotere operatie vond
in het voorjaar van 2011 plaats, toen vier Chinese transportvliegtuigen
landden in de het zuiden van het door oorlog verscheurde Libië. Toen de
onlusten begonnen, waren ongeveer 36.000 Chinezen in het land
werkzaam. Zij werkten voor 75 Chinese bedrijven, die tegen de 19
miljard dollar in het land hadden geïnvesteerd. Binnen 12 dagen werden
alle Chinezen door de lucht en over zee geëvacueerd.
Dat China dit soort operaties ging uitvoeren, houdt verband met de
grotere internationale footprint van het land. China is inmiddels een van
de grootste investeerders van de wereld, en dit betekent dat elke
investering nieuwe belangen voor China creëert. Als bedrijven,
mijnbouwactiviteiten of de exploratie van olie en gas door binnenlandse
onlusten of oorlogen worden bedreigd, heeft China geen andere keuze
dan zich te mengen in de interne aangelegenheden van andere landen.
Dit wordt versterkt doordat Chinese staatsbedrijven veelal het voortouw
in deze activiteiten nemen en, in tegenstelling tot westerse bedrijven,
verplicht zijn een rol te spelen in de buitenlandse politiek van China. Ze
zijn zelfs verplicht om als verlengstuk van de inlichtingendiensten op te
treden. Want als een activiteit wordt geraakt, wordt per definitie de
Chinese staat geraakt. Door al die investeringen werkten begin 2014
ruim 850.000 Chinezen over zee. In Angola alleen al werkten 200.000
Chinezen.7 In landen als Tsjaad, Syrië, Irak, Oost-Timor en Vietnam
werden Chinezen belaagd en werden evacuatieoperaties uitgevoerd.8

China op vredespad
China is een land dat belangenbehartiging vooropstelt en zich weinig
gelegen laat liggen aan de morele en ethische kant van de internationale
betrekkingen. China is geen missionary nation, zoals zoveel westerse
landen. En toch wordt China steeds actiever op het gebied van
vredesoperaties. China doet tegenwoordig veel ervaring op met dit soort
operaties door deelname aan vredesmissies in VN-verband. China neemt
er zelfs steeds meer de leiding over. Een goede indicatie is de stijging
van de bijdrage aan het budget voor VN-vredesoperaties van ongeveer 3
procent in 2013 naar ruim 10 procent in 2018. Van alle permanente leden

207
van de Veiligheidsraad is China inmiddels de grootste leverancier van
troepen voor VN-missies. In 2017 zette China 2400 militairen in voor
zeven VN-missies in Afrika. Dit was in lijn met de toezegging van
president Xi in 2015 in de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties in New York. Daar maakte hij bekend dat China, speciaal voor
VN-operaties, een achtduizend militairen tellende eenheid zou gaan
oprichten en tweeduizend peacekeepers van andere landen wilde gaan
opleiden.9
In de Chinese media werd begin 2018 hoog opgegeven van de
successen en werd zelfs gesproken over een ‘Chinese standaard’.10 Een
van de redenen voor deze trots was dat de Chinese bijdrage aan de VN-
missie in Mali een eremedaille voor verdiensten had gekregen. Deze
discussie in de Chinese media kwam op gang op het moment dat
president Trump bekendmaakte dat de Amerikanen hun bijdrage op dit
gebied juist sterk zouden gaan terugbrengen. Daarmee springt China in
het gat dat de Amerikanen achterlieten toen het Amerikaanse Congres in
maart 2017 besloot om het budget voor buitenlandse hulp met 6 procent
te korten. Vervolgens stelde de Amerikaanse ambassadeur bij de VN,
Nikki Haley, dat de Verenigde Staten niet bereid waren om meer dan 25
procent van het VN-budget voor vredesmissies te dragen en dat er
daarom nieuwe kortingen zouden aankomen.
Er is een dus directe relatie tussen de verhoogde belangstelling voor
deelname aan VN-operaties en de opkomst van China als supermacht.
Maar die belangstelling voor vredesoperaties heeft niets te maken met
het westerse idee van humaniteit. Het is pure machtspolitiek. Niet alleen
springt China in het gat dat Amerika heeft gecreëerd, even belangrijk is
dat er ervaring wordt opgedaan met de inzet van eigen materieel en
inzetdoctrines onder operationele omstandigheden, terwijl dit door de
rest van de wereld als niet-bedreigend wordt gezien. Integendeel, door
duidelijk te maken dat China bereid is verantwoordelijkheid voor de
stabiliteit in de wereld te nemen, is Beijing tevens in staat zijn belangen
in Afrika beter te beschermen. China bouwt met dit soort activiteiten,
met name in Afrika, politiek kapitaal op. Hoezeer de deelname aan
vredesoperaties gekoppeld is aan het eigenbelang blijkt uit het feit dat
VN-missies soms hand in hand gaan met investeringen, bijvoorbeeld in

208
infrastructuur. Zo werd in Zuid-Soedan de Kuacjok-Wau-Tonj-
bevoorradingsweg gebouwd, waardoor het transport van hulpgoederen
sterk werd verbeterd.
Nadat president Xi zich in Davos begin 2017 al had opgeworpen als
beschermer van de liberale wereldorde, werpt hij zich nu dus ook op als
brenger van vrede en stabiliteit door volop in te zetten op VN-operaties.
Dit past in het beeld van een land dat de wereldorde naar zijn hand wil
zetten en, in de woorden van president Xi, wil bijdragen aan de oplossing
van internationale crises en conflicten.11 Deze visie past binnen het idee
dat China, met de nieuwe grootmacht- of zelfs supermachtstatus, nieuwe
verantwoordelijkheden krijgt. Maar ook ziet China zichzelf al sinds
decennia als leider van de zich ontwikkelende wereld. Met andere
woorden: VN-missies stellen China in staat zich aan de wereld te
presenteren als een niet-agressieve grootmacht, die zijn
verantwoordelijkheden kent en wil dragen, en het idee van een peaceful
rise serieus neemt. Bijkomend voordeel is dat geleidelijk de rol van de
Verenigde Staten kan worden overgenomen en, vooral in Afrika, de
positie kan worden versterkt. Gezien de terugtrekkende beweging die
president Trump maakte, kost dat weinig moeite. De Amerikaanse
president schetste in zijn National Security Strategy van 2017 een zwart
scenario van de mondiale veiligheid, waarin de Verenigde Staten door
Rusland en China worden bedreigd. China is niet langer een land
waarmee op goede voet kan worden samengewerkt, maar een strategic
competitor.12 Maar tegelijkertijd maakt de terugtrekkende beweging van
Amerika het voor China alleen maar makkelijker om zijn stempel op de
wereldorde te drukken.
Daardoor kan China op de ingeslagen weg doorgaan. Die weg
kenmerkt zich door geduld, het stap voor stap creëren van nieuwe feiten
die stuk voor stuk geen oorlog of een grote diplomatieke rel waard zijn,
maar uiteindelijk wel leiden tot een enorme verbetering van de positie
van China. Om het Westen niet onnodig de stuipen op het lijf te jagen
gaan deze ontwikkelingen gepaard met sussende retoriek. Anders dan
Rusland en Amerika kiest China daarom ook voor een nucleaire strategie
van minimale afschrikking. Daarvoor heeft China de beschikking over
‘slechts’ 270 kernwapens. Ter vergelijking: de Amerikanen hebben er

209
6550 en de Russen 6850. Chinese vliegtuigen zijn nog niet in staat om
kernwapens in te zetten; dat gebeurt voorlopig alleen met raketten die
vanaf land en schepen worden afgevuurd.
De hervorming van het Chinese Volksbevrijdingsleger leidt tot de
conclusie dat China naar een goede balans zoekt tussen militaire en niet-
militaire middelen. De opbouw van de Chinese krijgsmacht toont aan dat
China keiharde machtspolitiek verpakt in vreedzame retoriek. China mag
dan wel geen missionary nation zijn, maar Beijing zal er niet voor
terugdeinzen om met militaire macht zijn kernbelangen te verdedigen.
Deelname aan vredesoperaties heeft niets te maken met diepgeworteld
altruïsme en humaniteit. Het doel is politieke invloed. Zo bezien is het
ondenkbaar dat China zich altijd aan de – door Beijing heilig verklaarde
– beginselen van soevereiniteit en niet-inmenging houdt. Je bouwt
immers geen offensieve krijgsmacht op om alleen maar goed te doen in
de wereld. Een expeditionaire krijgsmacht hoort bij een opkomende
supermacht die zo nodig met dreiging of geweld zijn belangen wil
verdedigen. Daarom is het plausibel dat mijn Japanse collega gelijk heeft
en dat China voor 2049 de Zuid-Chinese Zee, Taiwan en de Senkaku-
eilanden weer ‘verenigd’ heeft met het moederland. Handelsbelangen en
de toegang tot grondstoffenvoorraden, olie en gas, zullen zo nodig
gewapenderhand worden veiliggesteld. Landen die China dwarszitten,
zullen uiteindelijk met militaire macht tot de orde worden geroepen. Het
BRI of de Nieuwe Zijderoute, waarbij tientallen landen economisch en
dus politiek naar China worden getrokken, speelt hierbij een sleutelrol.
Dit project is een belangrijke reden waarom de Chinese krijgsmacht
overal ter wereld moet kunnen optreden en waarom overal in de wereld
militaire bases worden opgericht. Kortom, als het nodig is, dan zal China
militaire macht gebruiken om zijn versie van de wereldorde te bouwen.
Hoe China dat doet en hoe de Nieuwe Zijderoute daarbij een sleutelrol
krijgt, beschrijf ik in deel III.

210
III
De Chinese wereldorde

211
10
De nieuwe geopolitiek

Ooit leek het aardig te lukken om China te verankeren in de westerse


wereldorde. Na de Tweede Wereldoorlog was China een van de
medeoprichters van essentiële onderdelen van de huidige wereldorde,
zoals de Verenigde Naties, het IMF en de Wereldbank. Daarmee verbond
het zich aan een aantal instituties waartoe het Westen het initiatief nam.
De economische toenadering van de Verenigde Staten gaf vervolgens een
impuls aan de Chinese economie. Dit werd versterkt doordat de
Amerikanen toestonden dat China als meestbegunstigde natie werd
behandeld. Het lidmaatschap in 2001 van de Wereldhandelsorganisatie
leek te leiden tot de definitieve incorporatie van China in de westerse
instituties. Deze gedachte werd versterkt door de plannen om de Chinese
munt officieel naast de dollar, de euro, de yen en de Britse pond de status
van reservevaluta te geven. Daartoe besloot het IMF in 2015.
Maar dit alles pakte anders uit. China’s lidmaatschap van de
Wereldhandelsorganisatie had geen invloed op China’s gedrag. Wel
bleken de lonen en koopkracht van werknemers in de westerse wereld te
stagneren. Daardoor, en als gevolg van China’s toenemende assertiviteit,
werd die toetreding een keerpunt. Dit werd nog versterkt doordat de
Verenigde Staten toestonden dat Chinese studenten in grote aantallen aan
Amerikaanse universiteiten gingen studeren.1 Ondanks zijn toegenomen
macht werd China overigens geen lid van de G7. Dat bleef een
exclusieve, door het Westen gedomineerde club.
Aan het Chinese lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie ging
een harde strijd vooraf, waarin China zijn ware gezicht liet zien. China
begon steeds sterker het Clinton-bestuur onder druk te zetten door een
koppeling aan te brengen tussen de doelstellingen van het
buitenlandbeleid en Amerikaanse commerciële belangen. Zo zette China
met name de vliegtuigfabrikant Boeing onder druk om bij de
Amerikaanse regering voor hen de status van meestbegunstigde natie en
het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie af te dwingen. Als

212
Boeing niet zou meewerken, zouden de Chinezen naar Airbus stappen,
de Europese concurrent. Deze aanpak werkte en het werd duidelijk dat
China zelf steeds moeilijker onder druk gezet kon worden. Toen het
Clinton-bestuur zich dit medio jaren negentig realiseerde, betekende het
een grote omslag in de betrekkingen tussen de beide landen, die tot de
vlucht naar voren leidde. Op 29 oktober 1997 tekenden Clinton en
president Jiang Zemin een verklaring dat zij zouden werken aan een
‘constructief strategisch partnerschap’. Dit leidde in 1999 tot de
conclusie dat permanent normal trading relations (PNTR) met China een
win-winsituatie zouden opleveren. Clintons verwachting was dat
daardoor het Amerikaanse handelstekort ten opzichte van China zou
verminderen en Amerika toegang zou krijgen tot de snelgroeiende
Chinese markt. Ook president George W. Bush, die in januari 2001 werd
ingezworen, was ervan overtuigd dat China met een goede handelsrelatie
op het ‘juiste spoor’ zou kunnen worden gemanoeuvreerd. Vlot na zijn
aantreden ondertekende hij de PNTR als opmaat naar het lidmaatschap
van de Wereldhandelsorganisatie in december van dat jaar.
Bush was ervan overtuigd dat deze stappen tot meer vrijheid in China
zouden leiden. China zou zelfs vrijer worden als het integreerde in de
wereldeconomie. Anderzijds zag de machtspoliticus Bush China niet,
zoals zijn voorganger, als strategische partner, maar als een concurrent,
zonder het land overigens direct als vijand te bestempelen.2 Dit maakte
hij duidelijk in de Quadrennial Defense Review van september 2001, het
belangrijkste vierjaarlijkse beleidsdocument van het Pentagon. Hierin
werd het concept uitgewerkt van strategic competitor, of strategische
uitdager. Die strategic competitor was China en dit vereiste dat de focus
van de Verenigde Staten werd verlegd van Europa naar Azië en de
Pacific. China was volgens het document een emerging great power.
Wat een strategische uitdager in de praktijk inhield, bleek op 1 april
2001, toen nabij het eiland Hainan een Amerikaans spionagevliegtuig in
botsing kwam met een Chinees gevechtstoestel. De piloot van het
Chinese toestel kwam om het leven en het Amerikaanse toestel werd
gedwongen te landen, waarna de bemanning gevangen werd genomen.
Toen de Amerikanen met een verklaring kwamen, die overigens op
meerdere wijzen uitlegbaar was, konden beide landen zonder

213
gezichtsverlies het incident achter zich laten. Het was een van de eerste
echte confrontaties tussen China en de Verenigde Staten en paste in de
lijn die verwacht kan worden als een land opkomt en een uitdaging voor
de macht van Amerika gaat vormen.
Deze gebeurtenis en de nadruk op China in het beleidsdocument van
het Pentagon raakten ondergesneeuwd door de aanslagen van 11
september 2001 tegen het World Trade Centre in New York, het
Pentagon in Washington en de daaropvolgende interventies in
Afghanistan en Irak.

De blunder van Bush


Clintons besluit om de handelsbetrekkingen te normaliseren en Bush’
besluit om die te formaliseren hadden een averechts effect. Clintons
voorspelling dat het openbreken van de Chinese markt tot een kleiner
handelstekort zou leiden, bleek, zoals gezegd, op niets te zijn gebaseerd.
Maar het ergste was wel de wijze waarop Bush op de aanslagen van 11
september 2001 reageerde. Zijn reactie droeg bij aan de relatieve
verzwakking van Amerika en daarmee van het Westen. Dat Bush
Afghanistan binnenviel omdat dit land onderdak bood aan Al Qaida, dat
verantwoordelijk was voor de aanslagen op het World Trade Centre en
het Pentagon, viel te rechtvaardigen. Maar de interventie in Irak in 2003
bleek een onvergeeflijke strategische blunder.
Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz en Harvard-budgetexpert Linda J.
Bilmes legden uit waarom. Als gevolg van de interventies gaf Bush 3
miljard dollar per week uit aan oorlogen.3 Dit droeg bij aan het sterk
toegenomen Amerikaanse begrotingstekort. Bovendien besloot hij in
2001 en 2003, voor het eerst in de geschiedenis, belastingen te verlagen
terwijl het land oorlogen voerde; normaal gesproken is het omgekeerde
het geval. Het gevolg was dat, al voor de financiële crisis, het
begrotingstekort van 6400 miljard dollar naar 10.000 miljard dollar
steeg. Daarmee kwamen de Verenigde Staten in een ongunstige situatie
terecht aan het begin van de kredietcrisis, die in 2008 uitbrak.
Dat het ernstig met de Amerikaanse overheidsfinanciën gesteld was,
constateerde ook een onderzoeksteam onder leiding van de
afgevaardigden Barney Frank (democraat, Massachusetts) en Ron Paul

214
(republikein, Texas). Zij concludeerden in 2008 dat het Amerikaanse
budget over een periode van tien jaar met 1000 miljard zou moeten
worden gekort. In 2011 stelde Frank zelfs dat het begrotingstekort zo
hoog was opgelopen dat de overheid 200 miljard per jaar zou moeten
besparen. Uiteindelijk kondigde president Obama in 2011 een
budgetvermindering aan voor Defensie van 400 miljard dollar over een
periode van twaalf jaar. Pogingen van de Republikeinse oppositie om de
bezuinigingen te beperken waren mede de oorzaak van de stijging van
het Amerikaanse begrotingstekort tot boven de 10 procent van het bruto
binnenlands product. Dit klassieke vervalscenario werd bevestigd toen
kredietbeoordelaar Standard & Poor stelde dat de kredietwaardigheid van
Amerika in het geding was en dat de Verenigde Staten mogelijk hun
hoogste Triple A-status zouden kwijtraken.
De Amerikaanse politicoloog John Mearsheimer en zijn collega
Stephen M. Walt kwamen met een tweede verklaring voor de
Amerikaanse machtsachteruitgang. Zij betoogden dat te veel
interventionisme een negatief effect op de hegemoniale positie van
Amerika zou hebben. Zij schreven aan de vooravond van de interventie
in Irak dat de Verenigde Staten daarom geen wars of choice zouden
moeten voeren. Zelfs als de oorlog goed zou verlopen, zouden er
gevolgen zijn voor het aanzien van Amerika in de wereld. Bovendien
zou de kans op terroristische aanslagen toenemen. Op deze
neveneffecten zou ook geen antwoord bestaan. Op basis van deze
redenering pleitten zij tegen de oorlog in Irak.4
Historicus Niall Fergusson had soortgelijke gedachten. Hij schreef in
Foreign Affairs dat een herhaling van de geschiedenis mogelijk zou zijn.
Een nederlaag in de Hindu Kush, een gebergte in het noordoosten van
Afghanistan, zou tot de ineenstorting van Amerika kunnen leiden.
Immers, de Sovjet-Unie trok zich in 1989 na een vruchteloze oorlog uit
Afghanistan terug; twee jaar later verdween het land zelf van de kaart.
Ferguson gaf dit voorbeeld om aan te tonen dat rijken, zeker als ze
vanbinnen toch al rot zijn of worden geconfronteerd met een financiële
crisis, plotseling door relatief geringe schokken ten onder kunnen gaan.5
Philip Gordon toonde jaren later in Survival het gelijk van dit soort
opinieleiders aan. Hij betoogde dat de strijd tegen het terrorisme had

215
gefaald, omdat de verkeerde oorlog werd gevoerd. Er was sprake van een
verkeerde diagnose van het probleem, te veel vertrouwen in een militaire
oplossing en oorlogszuchtige retoriek, vervreemding van bondgenoten en
vrienden, het verenigen van alle opponenten tot een enkele vijand, en een
misinterpretatie van ideologische grondslagen van de strijd.6 Daardoor
had Amerika zich van de wereld geïsoleerd.
In de wetenschappelijke wereld was inmiddels een zekere consensus
over de vraag of een land als Amerika zich moest beperken tot wars of
necessity, of dat er ook een argument voor wars of choice was. De eerste
categorie is een oorlog die onvermijdelijk is als er vitale belangen op het
spel staan. Dit komt weinig voor, maar als het voorkomt, heeft een land
geen keus. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er voor de Verenigde
Staten uiteindelijk weinig keuze, omdat Hitler de belangen van de
Verenigde Staten in Europa schaadde. De Vietnam-oorlog werd
aanvankelijk ook in deze categorie geplaatst, omdat deze noodzakelijk
was in de mondiale strijd tegen het communisme. Voor de interventie in
Afghanistan in 2001 gold dat deze noodzakelijk was, omdat het
ontoelaatbaar was dat het regime van de taliban aan Al Qaida een
vrijplaats bood, terwijl die de aanslagen van 11 september 2001 hadden
gepleegd.
Maar de meeste interventies bleken wars of choice. In dat geval is er
geen harde noodzaak. Deze interventies worden noodzakelijk geacht,
omdat er bijvoorbeeld sprake is van een humanitaire ramp. Uiteindelijk
bleek ook de oorlog in Vietnam veel meer in deze categorie te vallen
toen in de hele westerse wereld demonstranten de vraag stelden waarom
Amerikaanse militairen in Vietnam moesten sterven. Een ander
voorbeeld is Somalië, waar president George Bush in 1992 een
interventie uitvoerde omdat hij geraakt was door de menselijke tragedie
die daar plaatsvond. Maar toen een dode Amerikaanse soldaat door de
straten van Mogadishu werd gesleept, was het snel gebeurd met de
publieke steun en werd wederom de vraag gesteld wat Amerika hier
eigenlijk kwam doen. Dit incident leidde tot de terugtrekking van
Amerikaanse troepen uit het Afrikaanse land.
Los van de hoge kosten van dit soort oorlogen maakten de mislukte
interventies in Somalië en Irak duidelijk dat Amerika niet almachtig was.

216
Ook werd de Amerikaanse reputatie, zijn soft power, aangetast. Vooral
door de wijze waarop de Amerikanen met gevangenen omgingen raakten
de Verenigde Staten hun morele gezag kwijt. Terrorismeverdachten
werden opgesloten in geheime gevangenissen, werden gemarteld of
kwamen in mensonterende omstandigheden terecht in Guantánamo Bay
op Cuba en Abu Ghraib in Irak. Ook kwamen de trans-Atlantische
verhoudingen door de interventie in Irak onder druk te staan. De strijd in
Afghanistan verliep al slecht en werd aan de bondgenoten overgelaten,
die met lede ogen toezagen hoe Amerika de strijd naar Irak verlegde.
Irak werd vervolgens een puinhoop, Islamitische Staat kon in die chaos
gedijen en de oorlog in Afghanistan kon niet worden gewonnen. De al
eerder aangehaalde Kishore Mahbubani constateerde naar aanleiding van
deze gebeurtenissen terecht dat Bush een strategische actor was die was
gestopt met strategisch denken.7
Natuurlijk zou er historisch gezien ooit een einde komen aan de
Amerikaanse hegemoniale positie, maar de besluiten van Bush waren
zonder twijfel een belangrijke katalysator in het proces van het
Amerikaanse machtsverval. Dit is een bekend fenomeen in de
geschiedenis van de internationale betrekkingen. Als een land zo machtig
is dat geen enkel ander land een countervailing power kan zijn, kan
overmoed toeslaan. Daardoor kan zelfs een supermacht meer hooi op
zijn vork nemen dan hij uiteindelijk kan dragen. Het resultaat is
overstretch in militaire en financiële zin, waardoor dat land niet langer
de bepalende factor is en de wereldorde gaat veranderen.
Van overstretch was strikt genomen in Irak en Afghanistan geen
sprake. Wel toonden de oorlogen aan dat zelfs een supermacht niet
opgewassen is tegen een tegenstander die zich van asymmetrische
oorlogstactieken bedient. In beide gevallen werd het zittende regime snel
verdreven, maar uiteindelijk wist de door Amerika geleide coalitie de
situatie niet of nauwelijks onder controle te krijgen. De kern van het
probleem was dat de westerse krijgsmachten waren getraind en ingericht
voor grootschalige hightechconflicten, met gemechaniseerde eenheden
met tanks en artillerie, en het daarnaast moesten hebben van
luchtoverwicht, dat door een superieure luchtmacht werd afgedwongen.
Maar wat als de tegenstander voor een heel andere vorm van oorlog

217
voeren kiest? Precies dat deden de taliban en andere terreurorganisaties.
Zij kozen voor aanslagen en snelle, verrassende en kleinschalige
operaties met simpele wapens, waarop een hightechkrijgsmacht
historisch gezien geen goed antwoord heeft. De Amerikanen waren daar
al in Vietnam achter gekomen en de Europeanen in hun kolonies.
Door de blunders van Bush kon China zich relatief vrij verder
ontwikkelen. Dit dwong zijn opvolger, Barack Obama, om zich
nadrukkelijk op China te richten. Het leidde tot de Pivot to Asia, die in
oktober 2011 door toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hillary
Clinton werd aangekondigd in een geruchtmakend artikel in het vakblad
Foreign Policy. Bovendien had Obama na het mislukte avontuur in Irak
weinig behoefte aan nieuwe avonturen. Tijdens de interventie in Libië in
2011 namen de Britten en Fransen het voortouw en kozen de Verenigde
Staten voor een strategie van leading from behind. Amerika faciliteerde
met middelen voor inlichtingen en commandovoering, maar nam zelf
niet deel aan de gevechtsoperaties.

De strijd om technologie
Vanaf het moment dat China zijn stempel op de wereldeconomie ging
drukken, werd technologieoverdracht een conflictpunt. China heeft sinds
het moment dat Deng besloot zijn land voor de buitenwereld te openen
ten behoeve van zijn economische ontwikkeling een niet te stillen
behoefte aan technologie. Het Westen vreesde echter dat die technologie
ook gebruikt zou kunnen worden voor de ontwikkeling van wapens. Het
zevende vijfjarenplan, dat van 1986 tot 1990 liep, zag
technologieontwikkeling als prioriteit. Nieuwe technologieën moesten
het mogelijk maken dat de agrarische en de industriële productie werden
opgevoerd en ervoor zorgen dat de kwaliteit van de producten
verbeterde.
Met dat doel voor ogen wilde China op de lange termijn niet op
massaproductie en zware industrie alleen inzetten, maar op economische
groei, gebaseerd op hoogwaardige technologie. Al snel werd duidelijk
dat de Amerikaanse technologie de Chinezen zou kunnen helpen bij hun
economische ontwikkeling, maar dat tevens het gevaar bestond dat deze
technologie voor militaire toepassingen zou worden gebruikt.

218
Een Amerikaans overheidsrapport uit 1987 bood al vroeg
belangwekkende inzichten.8 Volgens het rapport is er een sterke relatie
tussen economische en politieke ontwikkeling en de overdracht van
technologie van Amerika naar China. Daarmee suggereerde het rapport
dat China uiteindelijk eenzelfde ontwikkeling als Amerika zou
doormaken. De conclusie was dat politieke hervormingen de
economische hervormingen zullen versterken, en zo niet, dan zal de
modernisering vertragen. Het rapport wees daarbij op de toenemende
sociale protesten in China, die uiteindelijk zouden leiden tot de opstand
in 1989. In 1989 verzuurde de relatie inderdaad als gevolg van de
gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede en de westerse
sancties die daarop volgden. Deng trachtte westerse bedrijven er nog toe
over te halen om druk op hun regeringen uit te oefenen, zodat ze weer
toegang zouden krijgen tot de Chinese markt.
Toch waren dit jaren waarin de Amerikanen de overdracht van
technologie aan China steunden, omdat de ontwikkeling van dat land in
het voordeel zou zijn van de Verenigde Staten zelf. De Amerikanen
gingen er in die tijd van uit dat er gedeelde belangen met China waren.
Immers, als China economisch zou groeien, dan zou dat goed zijn voor
de Verenigde Staten. Daarom gaven de Amerikanen iets meer ruimte
voor de transfer van technologieën, inclusief dual use-technologieën, die
voor zowel civiele als militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. Dit
alles betekende echter niet dat de nationale veiligheid uit het oog werd
verloren. Vooral dual use-technologie kon alleen onder strikte
voorwaarden aan China worden geleverd, en werd van geval tot geval
bekeken. Voor geavanceerde technologieën met een militaire toepassing
waren er meer restricties en werd alleen in uitzonderingsgevallen een
exportvergunning verleend. Sindsdien is sprake van een situatie van
weifelende toenadering en een grote beduchtheid om de
technologiehonger van China te veel te bevredigen.
Die honger naar technologie komt ook tot uitdrukking in grootschalige
spionagepraktijken. In 2013 confronteerde president Obama zijn Chinese
ambtsgenoot met gedetailleerd bewijs dat het Chinese Volksleger, door
middel van geavanceerde cybertechnieken, Amerikaanse bedrijven
bespioneerde. President Xi beloofde beterschap en legde dit soort

219
spionage inderdaad aan banden. Maar vervolgens werden Amerikaanse
bedrijven die de Chinese markt wilden betreden verplicht hun
technologie over te dragen aan een Chinees bedrijf, maar de gedroomde
markttoegang bleek vervolgens tegen te vallen. Een probleem was dat de
Amerikanen weinig tot geen wettelijke mogelijkheden hadden om iets
tegen deze handelwijze te doen. Precies om deze reden koos Trump voor
de aanval en startte een handelsoorlog om een eind te maken aan Chinese
partijken die zijn voorgangers Clinton en Bush feitelijk hadden
gefaciliteerd.

De Nieuwe Zijderoute
Dat China absoluut van plan is om de wereldorde naar zijn hand te
zetten, blijkt uit een serie initiatieven die de afgelopen jaren zijn
gelanceerd. De belangrijkste plannen zijn om met het Westen
concurrerende instituties op te zetten, die in de eerste plaats de Chinese
belangen dienen. In 2014 kwam China met een pan-Aziatisch plan voor
duurzame veiligheid. Een volgende stap was het omarmen van instituties
die zijn belangen dienen, zoals de Wereldhandelsorganisatie en de VN-
Veiligheidsraad, en het negeren van organisaties die zijn belangen
schaden, zoals het Permanente Hof van Arbitrage. Andere organisaties
tracht China naar zijn hand te zetten door topposities te claimen. Voor
Interpol werd plaatsvervangend minister voor Binnenlandse Veiligheid
Meng Hongwei naar voren geschoven. Daarop beschuldigden
mensenrechtengroeperingen China ervan dat het land eropuit was het red
notice-waarschuwingssysteem van Interpol te gebruiken om Oeigoeren
buiten China te kunnen opsporen en aanklagen.9 In de praktijk bleken er
binnen Interpol voldoende checks and balances te zijn om dit tegen te
gaan. Bovendien werd Hongwei in 2018 naar Beijing teruggeroepen en
verdween hij na beschuldigingen over corruptie uit beeld.
Tegelijkertijd bouwt China eigen instituties op, die een alternatief voor
de door het Westen opgerichte instituties kunnen zijn. Het beste
voorbeeld daarvan is de New Development Bank, die een concurrent van
de Wereldbank is. De bank komt voort uit het initiatief uit 2012 om een
bank voor de BRICS-landen op te richten, met als doel de economische
samenwerking tussen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika te

220
verbeteren. Samen omvatten deze landen ruim 40 procent van de
wereldbevolking. Besloten werd om de bank met een startkapitaal van
50 miljard dollar in Shanghai te vestigen. De bank zal zich niet
uitsluitend richten op de vijf lidstaten, maar ook op andere
ontwikkelingslanden, waarbij nauw wordt samengewerkt met de door
China geleide Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (AIIB), waarvan
inmiddels meer dan tachtig landen lid zijn.
Het belangrijkste project werd het genoemde BRI, de Nieuwe
Zijderoute. Dit plan voorziet feitelijk in drie routes: een maritieme
zijderoute, een route over land en een digitale zijderoute. De ambities
kunnen niet worden overschat en de effecten zullen wereldwijd voelbaar
zijn.
In mei 2017 kwamen ruim zestig landen in Beijing bijeen voor het
eerste Belt and Road Forum. Niet minder dan dertig daarvan vaardigden
hun staatshoofd of regeringsleider af, andere landen een minister of een
hoge ambtenaar. Het slotcommuniqué was een ode aan de
vrijemarkteconomie en een aanklacht tegen het protectionisme. In zijn
openingsrede greep president Xi terug op de gebeurtenissen van 140
v.Chr., toen Zhang Qian, een afgevaardigde van de keizer, voor het eerst
naar het Westen reisde om een handelsroute te openen.10
In de daaropvolgende eeuwen kreeg de zijderoute pas echt vorm en
zorgde voor een grote handelsstroom over land en over zee. Zhen He
nam met zijn zeven reizen naar de zeeën in het Westen volgens de
president een aparte plaats in. Volgens Xi duidden al die activiteiten erop
dat de Chinezen maar één ding wilden: vreedzame betrekkingen en
handel. Dit vereist volgens Xi een open wereldeconomie, een eerlijk en
transparant internationaal handels- en investeringssysteem en volledige
integratie van markten.
Wat hij er niet bij zei, was dat de ontwikkeling van de zijderoutes hand
in hand gaat met de ontwikkeling van de Chinese krijgsmacht.
Handelsbetrekkingen leveren zoals gezegd belangen op die beschermd
moeten worden. In Djibouti bijvoorbeeld worden de risico’s op
incidenten groter nu China militaire activiteiten ontplooit in hetzelfde
gebied als de Amerikanen, de Fransen en de Japanners. In de Indische

221
Oceaan stationeert China nu permanent onderzeeboten, waardoor er
confrontaties dreigen met die van India en de Verenigde Staten.
Maar Xi gaat onverstoorbaar verder met het uitventen van de
voordelen. Hij wil dat de zijderoutes zich concentreren op industriële
ontwikkeling, financiële integratie en hervorming van het financiële
stelsel en de infrastructuur. Dat laatste bleek ook uit het rijtje
succesverhalen dat Xi tijdens zijn openingsspeech noemde: de
hogesnelheidslijnen van Jakarta naar Bandung, de
spoorwegverbindingen tussen China en Laos, Ababa en Djibouti,
Hongarije en Servië, en de verbetering van de havens van Piraeus en
Gwadar. Maar Xi benadrukte dat ook de digitale infrastructuur hieronder
valt, met inbegrip van kunstmatige intelligentie, kwantumcomputers en
nanotechnologie.
Het forum ging verder dan het afgeven van een verklaring. Niet
minder dan 68 landen en organisaties tekenden overeenkomsten met
China, waaronder een vrijhandelsverdrag (Georgië) en
energieovereenkomsten (Azerbeidzjan, Rusland en Saoedi-Arabië).
Daarmee zette het forum direct de toon: het bleek een paraplu voor het
afsluiten van bilaterale verdragen. Al die activiteiten droegen ertoe bij
dat volgens Xi de handel met de zijderoutelanden in de periode van 2014
tot 2016 de grens van 3 biljoen dollar moet hebben overschreden en dat
China meer dan 50 miljard dollar in deze landen heeft geïnvesteerd. Die
investeringen verliepen via de AIIB en het Silk Road Fund, dat met nog
eens 14,5 miljard dollar zou worden verhoogd.
De geopolitieke implicaties van het project zijn in potentie enorm. Xi
was zich daarvan zeer bewust en meldde in zijn openingsspeech expliciet
dat China geen behoefte heeft zich met de interne aangelegenheden van
andere landen te bemoeien, zijn eigen sociale systeem te exporteren, het
eigen ontwikkelingsmodel aan anderen op te dringen of de
revisionistische doelstellingen van het buitenlandbeleid tot uitvoer te
brengen. Volgens de president ging het om een win-winsituatie voor alle
deelnemende landen en niet om ‘ouderwets geopolitiek handelen’. Dat
mag zo zijn, maar dat nam de vrees niet weg dat China’s geopolitieke
invloed daadwerkelijk enorm zou toenemen en grote gevolgen voor
bestaande instituties zou hebben. Dat was ook de reden waarom bepaalde

222
landen schitterden door afwezigheid, waaronder India. Dat protesteert
vooral tegen de Chinees-Pakistaanse economische corridor, die door
Kasjmir moet gaan lopen, dat door India wordt opgeëist. Japan was
aanwezig om de vinger aan de pols te houden. Japan ziet het
zijderouteproject ook als een Chinese machtsgreep. De Europese Unie
moet weinig van het project hebben. Begin 2018 lekte een rapport uit
van 27 van de 28 ambassadeurs van de EU-landen in China, die schreven
dat het project op gespannen voet staat met de EU-agenda van
handelsliberalisatie, omdat de machtsbalans omslaat ten voordele van
gesubsidieerde Chinese staatsbedrijven.11 De Franse president Macron
vreest, met de Duitse bondskanselier Merkel, dat de zijderoutes vooral
machtspolitieke projecten zijn. Precies om deze reden lanceerde de
Europese Commissie de eerdergenoemde connectiviteitsstrategie om
Aziatische landen economisch aan de Europese Unie te binden.
Dat de vrees voor economische en politieke dominantie gegrond is,
blijkt uit het 16+1-mechanisme van China en zestien landen in Midden-
en Oost-Europa. Daarmee heeft de Europese Unie het paard van Troje
binnengehaald. Het mechanisme dat in 2012 is opgezet, is vooral
bedoeld voor samenwerking op het gebied van infrastructuur. Maar de
fysieke infrastructuur van wegen, spoorlijnen en pijpleidingen voor de
energievoorziening is essentieel voor de nationale veiligheid. Door
samenwerking en investeringen, veelal op basis van geheime contracten,
krijgt China dus grote zeggenschap over sectoren die van vitaal belang
zijn voor de nationale veiligheid.
De vrees bestaat dat door deze investeringen en samenwerking
afhankelijkheden ontstaan die China zal uitbaten. Dat sommige Europese
leiders dat toejuichen, doet de vrees van hun collega’s in andere landen
dat door het zijderouteproject de Europese Unie politiek uit elkaar wordt
gespeeld alleen maar toenemen. Dit blijkt al het geval. De Tsjechische
president Miloš Zeman beschreef zijn land als een ‘onzinkbaar
vliegdekschip voor China in Europa’ en de Hongaarse leider Viktor
Orbán maakte er geen geheim van dat hij met grote belangstelling naar
het Chinese voorbeeld keek om zijn land verder te ontwikkelen, met
inbegrip van de vestiging van een autoritaire democratie. De Hongaarse

223
ambassadeur was dan ook de enige van de 28 ambassadeurs die zijn
handtekening niet onder de kritiek op de zijderoute zette.
Deze nieuwe vormen van samenwerking worden door China al
politiek ingezet. In 2016 eisten Hongarije en Griekenland dat een – toch
al verwaterde – verklaring van de Europese Unie over China’s illegale
acties in de Zuid-Chinese Zee verder zou worden afgezwakt. In 2017
weigerde Hongarije zijn handtekening te zetten onder een brief van de
Europese Unie waarin de marteling van opgepakte advocaten in China
werd veroordeeld. In datzelfde jaar blokkeerde Griekenland een
verklaring over de Chinese mensenrechtenpraktijken in de VN.12
Hoe de Europese Unie politiek klem dreigt te worden gezet, blijkt ook
uit de Chinese avances naar Servië, dat aangegeven heeft lid van de
Europese Unie te willen worden. In werkelijkheid heeft China voor
president Aleksandar Vučić prioriteit. Servië heeft weinig keus. De
zeven miljoen inwoners horen tot de armsten van Europa en elke
mogelijkheid om hun levensstandaard op te vijzelen wordt aangegrepen,
dus ook nauwe samenwerking met China. Wederom werd hier het
gebruikelijke patroon zichtbaar, zoals een lening van 170 miljoen euro
voor de bouw van infrastructuur, waaronder een brug over de Donau, 3
miljard euro voor de bouw van een hogesnelheidslijn tussen Belgrado en
Boedapest en 700 miljoen euro voor de bouw van een
elektriciteitscentrale. En dat allemaal onder voorwaarden die zachter zijn
dan die van de Wereldbank. Chinese leningen hebben meestal een
looptijd van twintig tot dertig jaar tegen een rente van 2 tot 2,5 procent.
Ook steekt China geld in onrendabele projecten, zoals de 600 miljoen
euro die de bouw van een snelweg tussen Belgrado en Bar in
Montenegro kost en waarvan duidelijk is dat de kosten de baten blijven
overschrijden. Kennelijk zijn voor China de politieke beïnvloeding en
het uit elkaar spelen van de Europese Unie of het voorkomen van het
Servische lidmaatschap dit waard. Bovendien gaat het hier om
langetermijninvesteringen, omdat deze infrastructuur het mogelijk maakt
om Chinese goederen in Zuidoost-Europa en mogelijk Midden-Europa af
te zetten. Daarbij speelt ook de door China geleasede haven van Piraeus
in Griekenland een rol. Het uiteindelijke doel is om een hechte
verbinding met Duitsland aan te gaan. De verbetering van de

224
infrastructuur van Griekenland tot de Baltische staten is daarvoor een
eerste stap.13 Inmiddels heeft Italië China aangeboden de haven van
Genua te gebruiken. Maar ook breidt het BRI zich uit naar het zuidwesten
van de Europese Unie. In 2018 kondigde Portugal aan de banden met
China te willen aanhalen, terwijl de Chinezen in de jaren ervoor al 12
miljard euro in het land hadden geïnvesteerd. Portugal wil de spil worden
tussen Europa en Azië. De langjarige lease van de haven van Sines aan
het Chinese staatsbedrijf Cosco past daarin. Duitsland onderhoudt onder
bondskanselier Merkel overigens de beste economische betrekkingen
met China.

De houdgreep van de zijderoutes


De aanpak van China is zonder twijfel strategisch. Door te investeren in
landen die ooit lid van de Europese Unie worden, wordt politieke invloed
in het belangrijkste handelsblok van de wereld gekocht. Bovendien
wordt gebruikgemaakt van de onvrede over de traagheid, de regels en de
bureaucratie van Brussel, die het onmogelijk maken om snel projecten
van de grond krijgen. Ook binnen de Europese Unie zelf bestaat onvrede.
Als gevolg van de toestroom van Roemenen, Polen en Bulgaren en de
aanhoudende corruptie van de EU-leden in Oost-Europa zijn er in
sommige landen, waaronder Nederland, grote politieke aarzelingen over
de toetreding van nieuwe leden. Gevreesd wordt voor nog meer
goedkope arbeidskrachten en nog meer corruptie, waardoor deze landen
een bodemloze put van EU-subsidies worden. Met deze percepties wordt
in Brussel rekening gehouden, ook al zijn er
toetredingsonderhandelingen begonnen met Montenegro, Servië en
Albanië. Met Macedonië, dat in 2004 verzocht om de onderhandelingen
te starten, gebeurde dat nog niet, onder meer vanwege de controverse
over de naamgeving van dat land met Griekenland. Turkije laat zien
hoelang de onderhandelingen kunnen duren. Dat land deed de aanvraag
voor het lidmaatschap in 1987, maar er is vanwege oppositie in sommige
lidstaten van de Europese Unie geen enkel zicht op toetreding. Dat is na
de machtsgreep van president Erdoğan, die in 2018 via verkiezingen de
parlementaire democratie afschafte en een autoritair presidentieel stelsel
introduceerde, verder weg dan ooit.

225
Het is evident dat voor sommige Midden- en Oost-Europese leiders
een hechte relatie met China een enorm voordeel betekent. Zij kunnen
ondanks protesten van de Europese Unie hun populistische, autoritaire
agenda doorzetten omdat zij zakendoen met een land dat volstrekt niet
geïnteresseerd is in mensenrechten en de wijze waarop een land wordt
bestuurd. China blijkt het zijderouteproject puur transactioneel in te
zetten. Beijing wil zijn eigen economische positie verbeteren en politiek
sterker staan. Door relaties aan te gaan met landen die China accepteren
zoals het land is, wordt het voor andere landen moeilijker om effectief
oppositie te voeren en bijvoorbeeld de mensenrechtensituatie of de
aanspraken van China in de Zuid-Chinese Zee, in Taiwan en op de
Senkaku-eilanden te veroordelen.
Landen die de genereuze leningen van China niet kunnen terugbetalen,
worden in de houdgreep genomen. Soms lijkt het erop dat China
aanstuurt op betalingsproblemen, om concessies af te dwingen die anders
onmogelijk zouden zijn. Nadat in 2006 grote schade was aangericht
tijdens rellen tegen het autoritaire bewind in Nuku’alofa, de hoofdstad
van het koninkrijk Tonga in de Stille Zuidzee, besloot de regering met
steun van China de stad te repareren en de economie een impuls te geven
met de bouw van een nieuwe cruiseterminal. China verstrekte voor meer
dan 160 miljoen dollar aan leningen, waardoor de schuldenberg alleen
maar groter werd en Tonga China om kwijtschelding moest verzoeken.14
Deze kwestie bleek door Beijing te worden gekoppeld aan de wens een
basis in de Stille Zuidzee te krijgen die een grote geopolitieke impact zou
kunnen hebben. Met deze basis zou China zijn militaire positie ten
opzichte van Australië en de Verenigde Staten aanzienlijk versterken.
Om die reden had Beijing in 2018 ook de republiek Vanuatu benaderd.15
Elders in de Indische Oceaan voltrok zich een soortgelijk proces. In 2017
kreeg een Chinees staatsbedrijf het recht op een negenennegentigjarige
lease van de haven van Hambantota in Sri Lanka, als onderdeel van de
kwijtschelding van een lening van 6 miljard dollar die de regering in
Colombo niet kon terugbetalen. Bovendien mogen Chinese
onderzeeboten gebruikmaken van een containerterminal nabij Colombo.
Tussen 1988 en 2013 heeft China fors geïnvesteerd in de infrastructuur
voor olie en gas, havens en dammen. Dezelfde strategie zien we in het

226
Caribisch gebied, waar China overheidsgebouwen, havens, wegen,
vliegvelden en stadions in tal van landen heeft aangelegd en afspraken
heeft gemaakt over de winning van grondstoffen en houtkap.16
Kortom, door deze politiek is China in staat zijn geopolitieke footprint
uit te breiden en gunstig stemgedrag af te dwingen in bijvoorbeeld de
VN. Ook Papoea-Nieuw-Guinea kreeg hiermee te maken toen China in
2018 vroeg om de naam van de vertegenwoordiging van Taiwan aan te
passen en niet langer diplomatieke nummerplaten aan de diplomaten van
Taiwan te verstrekken. Volgens een economische commissie van het
Amerikaanse Congres was er sprake van een nieuw diplomatiek
offensief richting de Stille Zuidzeestaten, met als doel stemmen te
winnen voor het anti-Taiwan-beleid van China.17

Niet alle Europese zijderouteprojecten zijn succesvol en het is niet altijd


vanzelfsprekend dat er politieke munt uit de samenwerkingsprojecten
kan worden geslagen. De eerdergenoemde hogesnelheidslijn die
Belgrado met Boedapest moet verbinden, werd door de Europese
Commissie gezien als een project dat onderworpen moet worden aan het
Europese mededingingsrecht, dat in deze gevallen eist dat er tenders
worden uitgeschreven, waarvoor ook andere partijen dan Chinezen zich
kunnen inschrijven. Voor China zou dit een slag betekenen, omdat dit
indruist tegen de praktijk om voor dit soort projecten grote aantallen
Chinese arbeiders in te vliegen. Voor de Europese Commissie is het
mededingingsrecht een belangrijk instrument om te grote invloed van
andere landen in de Europese Unie tegen te gaan. Dat ondervond het
Russische Gasprom toen de Europese Commissie door toepassing van
het mededingingsrecht na de annexatie van de Krim een streep zette door
een lucratieve pijpleiding van Rusland naar Zuidoost-Europa. De
Europese Commissie stoort zich ook aan alle geheimzinnigheid die de
zijderouteprojecten omgeven. Alle contracten zijn geheim en de
voorwaarden waaronder de projecten worden uitgevoerd, zijn daarmee
onbekend. De Nieuwe Zijderoute is niet transparant en bilateraal.
De invloed van China komt ook tot uitdrukking in grote projecten die
zowel economische als politieke impact hebben. Zo is er een Pakistaans-
Chinese economische corridor gepland om de route van de Indische

227
Oceaan naar China aanzienlijk te verkorten. Dit gebeurt met een directe
verbinding van de Golf van Bengalen naar het zuiden van China.
Hierdoor wordt de – ook in Chinese ogen – risicovolle Straat van
Malakka vermeden. De eerste stap was de aankoop van de haven van
Gwandar. Maar de verbinding met China heeft ook een
veiligheidspolitieke reden. Door de zuid-noordverbindingen kan China
het westen van het land, waar de opstandige Oeigoeren wonen,
economisch ontwikkelen, waardoor de stabiliteit in dat gebied moet
toenemen. Daarvoor zijn ook de investeringen in Myanmar van belang.
Met zachte leningen wordt bovendien de gunst van Myanmar ‘gekocht’.
Voor Myanmar is China, met een aandeel van 42 procent, de grootste
investeerder. China steekt 7,3 miljard dollar in de haven van Kyaukphyu
en de aangrenzende economische zone. Daardoor kan vervolgens de
zuidwestelijke Chinese provincie Yunnan een verbinding met zee
krijgen, terwijl de haven zelf ook een militaire bestemming kan
krijgen.18 In Bangladesh is geïnvesteerd in de belangrijke haven van
Chittagong en er worden nieuwe investeringen gedaan in de haven van
Paira in India; de Verenigde Staten en Japan vreesden dat China die
haven zou gaan gebruiken als marinefaciliteit, met grote gevolgen voor
de machtsverhoudingen in het gebied. Overigens zijn niet alle projecten
in Azië geslaagd. Sommige deals, zoals de poging om de haven van
Sondia in Bangladesh in handen te krijgen, mislukten, terwijl andere
overeenkomsten, zoals de haven van Gwandar, verliesgevend zijn. China
vindt dit echter ondergeschikt aan het hogere doel om een strategische
positie in de regio te verwerven.

De bondgenoten van morgen


Wie iets in de internationale betrekkingen tot stand wil brengen of zijn
belangen wil verdedigen, moet bondgenoten zoeken. China doet dat dus
via de drie zijderoutes. Het ligt voor de hand dat de opkomst van China
landen in de regio ongerust maakt, waardoor deze landen zullen gaan
samenwerken met gelijkgestemde landen elders in de wereld.
Japan hecht om die reden veel belang aan de samenwerking met de
Verenigde Staten, die stamt van na de Tweede Wereldoorlog. Nadat de
geallieerde bezetting van Japan was beëindigd, werd in 1954 het Verdrag

228
voor Wederzijdse Samenwerking en Veiligheid getekend, waarin werd
bepaald dat beide landen zullen samenwerken als de veiligheid in het
geding is. Daarbij was een belangrijke rol voor de VN weggelegd. Japan
mocht zich uitsluitend voor zelfverdediging herbewapenen, maar daar
stond tegenover dat beide landen elkaar zouden steunen in geval van een
gewapende aanval. Dit was in lijn met de Japanse grondwet, die
bepaalde dat zijn troepen niet buiten Japan mochten worden ingezet.
Geen ander land in de regio heeft een dergelijke vergaande
overeenkomst met de Verenigde Staten, die geworteld is in de oude
vijandschap tussen Japan en China. Samenwerking op het gebied van
veiligheid wordt voor een aantal landen steeds belangrijker, omdat door
de opbouw van de Chinese militaire macht de bewegingsvrijheid van de
Amerikanen in de regio, in het bijzonder de Zuid- en Oost-Chinese
Zeeën, wordt beperkt. Deze ontwikkeling baart de Amerikaanse
strategen zorgen, omdat hierop slechts twee antwoorden mogelijk zijn.
Allereerst kan Amerika zijn invloed in de regio verminderen en toestaan
dat China een invloedssfeer opbouwt. Daarmee zouden de Amerikanen
een Aziatische versie creëren van hun eigen Monroe-doctrine, die in de
negentiende eeuw het westelijk halfrond tot invloedssfeer van Amerika
verklaarde.
Ten tweede kunnen de Amerikanen ervoor kiezen om hun militaire
opbouw te intensiveren en capaciteiten te ontwikkelen waarmee de
Chinese wapensystemen, die een bedreiging voor de Amerikaanse
schepen en vliegtuigen vormen, al in het begin van de strijd kunnen
worden vernietigd. Omdat een supermacht de eerste optie als capitulatie
ziet, wordt per definitie voor de tweede gekozen. Als hier niet voor
wordt gekozen, dan zou China de vrije hand krijgen om ook elders in de
wereld zijn invloed uit te breiden. Terugtrekken zou neerkomen op
appeasement, een van de aanleidingen voor de Tweede Wereldoorlog. De
naam van de Britse premier Chamberlain is hiermee onlosmakelijk
verbonden. In 1938 ging hij akkoord met de annexatie door Hitler van
Sudetenland, het Duitstalige gedeelte van Tsjecho-Slowakije.
Chamberlain accepteerde dat Duitsland het gebied annexeerde in ruil
voor stopzetting van verdere expansie. Maar Hitler negeerde uiteindelijk
het Verdrag van München, waardoor de appeasement-politiek precies het

229
tegenovergestelde bereikte van wat de bedoeling was. Datzelfde speelt
nu weer en plaatst de Amerikanen voor een lastig dilemma, dat tevens
duidelijk maakt waarom geopolitieke machtsverschuivingen zo risicovol
zijn.
Natuurlijk zijn er goede argumenten voor een Aziatisch equivalent van
de Monroe-doctrine, maar de gevolgen die dat kan hebben voor de
stabiliteit in de hele wereld dwingen de Amerikanen ertoe hiermee alleen
onder dwang akkoord te gaan. Voorlopig is het onduidelijk of China
bereid is om voor het vastleggen van zijn invloedssfeer daadwerkelijk
oorlog met Amerika te voeren. Als China zijn invloed in de Zuid-
Chinese Zee door middel van een formele annexatie definitief zou willen
vestigen, dan dreigt niet alleen een conflict met de Verenigde Staten,
maar ook met de omringende landen. Tot nu toe kiest China zoals gezegd
voor een strategie van geleidelijkheid. De echte test is wanneer het
Amerikaanse Freedom of Navigation Operations gaat verstoren.
Tot nu toe is het voor China onmogelijk om met zijn luchtmacht en
marine het hele gebied van de Zuid- en Oost-Chinese Zeeën onder
controle te krijgen. Daarvoor zijn de machtsverhoudingen tussen
Amerika en de landen in de regio nog te veel in zijn nadeel.19 Niet alleen
China heeft capaciteiten om vijandelijke schepen en vliegtuigen snel en
effectief te vernietigen; ook de landen in de regio bouwen ze op. Voorts
is de slagkracht van de Verenigde Staten toegenomen, ondanks de
toegenomen kwetsbaarheid van hun vliegkampschepen voor de DF-21D,
de eerste ballistische raket ter wereld die met een niet-nucleaire lading
een vliegdekschip tot zinken kan brengen.
De Verenigde Staten hebben op de toegenomen dreiging tegen hun
schepen en vliegtuigen gereageerd met aanpassingen van hun militaire
plannen. Het eerste operationele concept stond bekend als Air-Sea Battle
en ging ervan uit dat kwetsbare vliegkampschepen de regio niet direct in
zouden gaan, maar dat een mogelijke oorlog zou beginnen met
strategische bommenwerpers, voorzien van raketten met een groot bereik
of zelfs van raketten van het Prompt Global Strike-systeem.20 Dit
systeem zou moeten gaan bestaan uit omgebouwde intercontinentale
raketten die vanuit de Verenigde Staten of vanaf onderzeeboten
gelanceerd kunnen worden. De nucleaire lading zou daarbij worden

230
vervangen door een conventionele lading. Ook werden hypersonische
kruisraketten in het concept opgenomen. Later werd Air-Sea Battle
vervangen door het Joint Concept for Access and Maneuver in the
Global Commons (JAM-GC), maar dat veranderde weinig aan de
achterliggende filosofie. De politieke leiding moest militaire opties
krijgen voor het geval China wapensystemen tegen schepen en
vliegtuigen zou ontwikkelen, waardoor de Verenigde Staten niet langer
onbelemmerd toegang tot de Zuid- en Oost-Chinese Zeeën zouden
hebben. Dit zou uiteindelijk de handelsstromen kunnen belemmeren. Als
de Amerikaanse president die opties niet zou hebben, dan zou hij kunnen
besluiten om niet te reageren, waardoor Amerika een slag zou verliezen
zonder dat er oorlog zou zijn gevoerd. Onderzoekers als Michael
Beckley bevelen daarom aan dat de Verenigde Staten ook landen in de
regio helpen met het ontwikkelen van hun eigen wapensystemen, om zo
vijanden te beletten hun gebieden binnen te varen of over te vliegen,
Amerikaanse troepen verspreid over Azië in bunkers te stationeren zodat
ze onkwetsbaar zijn voor Chinese aanvallen, en een strategie te
ontwikkelen waarbij Amerika met niet-militaire middelen, zoals sancties,
cyberaanvallen en militaire steun aan bondgenoten, China afschrikt of
bestrijdt.21
Als China’s macht verder wordt uitgebouwd en de Amerikanen niet
meer in staat zijn de Zuid- en Oost-Chinese Zeeën ongehinderd te
bevaren, dan wordt het steeds belangrijker dat ze een hecht
bondgenootschap in Azië creëren. Als onderdeel van zijn Pivot to Asia
zette president Obama zijn schouders onder het eerdergenoemde Trans
Pacific Partnership. Het besluit van zijn opvolger Trump om het verdrag
direct na zijn aantreden dood te verklaren getuigde van strategisch
onbenul zonder precedent in de moderne geschiedenis. Vervolgens nam
Japan het voortouw om het verdrag nieuw leven in te blazen, maar nu
zonder de Verenigde Staten. Dit leidde ertoe dat op 8 maart 2018 het
Comprehensive and Progressive Agreement for Trans-Pacific
Partnership werd getekend in Santiago in Chili, waarna wederom de
ratificatieprocedure kon starten om dat verdrag daadwerkelijk in werking
te laten treden. Het nieuwe verdrag, een uitgeklede versie van het
verdrag waaruit vooral alle punten waren verwijderd die Amerika had

231
ingebracht, heeft betrekking op 13,4 procent van het mondiale bbp en
creëert een van de grootste vrijhandelszones van de wereld. Het gemak
waarmee het tot stand kwam, is niet verbazingwekkend: landen die een
vuist tegen China willen maken, hebben geen andere keus.
Het belang van de gehele regio kan niet worden onderschat. Zonder
China hebben de landen van de Associatie van Zuidoost-Aziatische
Naties (ASEAN) 636 miljoen inwoners. Economisch gezien is dit de
snelst groeiende regio van de wereld. In 2016 groeiden de lidstaten
gezamenlijk met 4,6 procent, met Vietnam als koploper met 6,7
procent.22 De lidstaten zijn niet onbekend met het voortdurend aanpassen
aan de geopolitieke strijd. Vietnam voerde een verschrikkelijke oorlog
tegen de Verenigde Staten, maar is nu een bondgenoot, omdat de
opkomst van China voor Vietnam pas echt een bedreiging is. Om niet de
speelbal van een geopolitieke strijd te worden verklaarde ASEAN zich in
1971 tot Zone van Vrede, Vrijheid en Neutraliteit.
Hoogleraar Azië-studies David Shambaugh beschrijft hoe de lidstaten
van ASEAN in de loop van de tijd meesters zijn geworden in het spel van
het aangaan van allianties, het opzeggen ervan en het aangaan van
nieuwe, om tot een nieuwe machtsbalans te komen.23 Sommige landen,
zoals Indonesië, Vietnam en Singapore, bewaren gepaste afstand van
China. Aan de andere kant van het spectrum staat Cambodja, dat zich
feitelijk aan China heeft overgeleverd; Myanmar en Laos doen dat ook,
maar met tegenzin. De meeste landen nemen een middenpositie in.
Als gevolg van Trumps retoriek van America First en het opzeggen
van het TPP is de overtuiging alleen maar sterker geworden dat de
Aziatische landen er uiteindelijk alleen voor staan en dat de Verenigde
Staten een wispelturige en onbetrouwbare bondgenoot zijn, voor zover
dat land nog als een bondgenoot kan worden beschouwd.24 Dit werd
verder versterkt door Trumps aanvankelijke toenadering tot de Chinese
president Xi en zijn pogingen om een inreisverbod af te kondigen voor
burgers van moslimlanden. Vervolgens trachtte Trump door
ontmoetingen met de leiders van Maleisië, Singapore, Thailand en
Vietnam de schade te repareren. Later dat jaar, in november 2017, vloog
Trump naar Azië om steun te krijgen voor zijn beleid inzake Noord-
Korea en om landen ervan te overtuigen dat zakendoen met de Verenigde

232
Staten in hun voordeel is. Maar in Da Nang in Vietnam stelde hij dat
Amerika niet langer met zich wilde laten sollen, geen handelstekorten
meer zou accepteren en nog slechts geïnteresseerd was in bilaterale
handelsakkoorden.25 De president deed dit ten overstaan van de
verzamelde leiders van de Asia-Pacific Economic Cooperation (APEC),
een organisatie van Aziatische landen en landen die aan de Grote Oceaan
grenzen en die tot doel heeft om de economische groei, samenwerking,
handel en investering in de regio te versterken. Daarmee bekrachtigde hij
het beeld van zijn economisch nationalisme en een Amerika dat een
andere weg was ingeslagen. Hij voedde de overtuiging van de aanwezige
leiders dat ze niet al te veel meer op de Verenigde Staten hoefden te
rekenen. Dit is in strijd met de ‘normale’ dynamiek van de internationale
betrekkingen, terwijl de opkomst van een land als China andere landen
juist dwingt tot samenwerking.
Door de koers die de lidstaten van ASEAN en APEC varen, en de
vaardigheid van de individuele lidstaten om van bondgenoot te wisselen,
lijkt het voor China onmogelijk om echt grip op al deze landen te
krijgen. ASEAN zelf tracht in het geopolitieke geweld neutraal te blijven,
terwijl Amerika, Australië, India en Japan, die zich informeel in de
‘Quad’ hebben verenigd, een steeds assertiever anti-China-beleid voeren.
Dit zijn overigens ook de natuurlijke partners voor de Europese Unie om
tegenwicht tegen China te bieden. Shambaugh voegt hieraan toe dat
China’s invloed in de regio op dit moment vooral economisch is, dat er
weinig diplomatieke toenadering wordt gezocht en dat de militaire steun
aan landen in de regio minimaal is. Wel nemen de contacten snel toe in
aantal en wordt in talloze fora in ASEAN-verband steeds intensiever
samengewerkt. Een doorbraak was ongetwijfeld de oprichting in 2010
van de China-ASEAN-vrijhandelszone (CAFTA), die 1,9 miljard mensen
omvat en een handelsvolume heeft van 4,5 biljoen dollar. Interessant is
dat de verhouding van China tot die landen sterk wordt beïnvloed door
het verleden.26 Net als de voormalige koloniën van de westerse
grootmachten zijn ook Aziatische landen het tribuutsysteem niet
vergeten. Veel leiders in de regio vrezen dat China deze praktijk nieuw
leven wil inblazen en bewaren daarom afstand tot Beijing. Daarnaast

233
hebben veel landen het koloniale verleden nog vers in het geheugen en
zijn ze ook daarom niet bereid om hun onafhankelijkheid op te geven.

Samenvattend zien we dat China met zijn nieuwe zijderoutes strategisch


aan een nieuwe wereldorde werkt door landen economisch, en daarmee
politiek, aan zich te binden. De opbouw van de Chinese krijgsmacht
houdt gelijke tred met deze uitdijende mondiale macht van China.
Daarmee doet China precies het tegenovergestelde van het Westen, waar
beproefde samenwerkingen juist worden ondermijnd en – vooral in
Europa – krijgsmachten worden verwaarloosd. De gevolgen hiervan
worden pas echt duidelijk als we de gevolgen van de nieuwe industriële
revolutie op ons laten inwerken.

234
11
De vierde industriële revolutie

Voor mij vielen in mei 2017 veel puzzelstukjes op hun plek. Kijkend
naar de beelden van afgevaardigden van zestig landen die in Beijing
bijeenkwamen voor de Zijderoutetop, begreep ik pas goed waar de
Chinese leiders mee bezig waren. Zij snapten dat economische
samenwerking en politieke beïnvloeding twee zijden van dezelfde
medaille zijn. Hier werd een China First-politiek gevoerd, verpakt in
mooie woorden over wereldvrede, toenadering, en ‘win-win’. Wat een
verschil met de visieloze, agressieve, holle, protectionistische en
soevereinistische retoriek van Trump en zijn Europese geestverwanten.
Ik raakte ervan overtuigd dat wanneer China het spel goed speelt, Xi zijn
Chinese droom daadwerkelijk kan waarmaken en de wereldorde naar
zijn hand zou kunnen zetten. Op één voorwaarde: dat China koploper
van de vierde industriële revolutie wordt. Daarbij gaat het om de
ontwikkeling van bijvoorbeeld 5G-netwerken voor mobiele
telecommunicatie, kunstmatige intelligentie, 3D-printers, robots,
machine learning en supercomputers. China heeft een goede kans om op
al deze gebieden een voorsprong te nemen, of minimaal op gelijke voet
met Amerika te komen.1 Vorige technologische races werden door Groot-
Brittannië in de negentiende eeuw en door de Verenigde Staten in de
twintigste eeuw gewonnen. De eenentwintigste eeuw zou wel eens de
eeuw van China kunnen worden.

Big data
China heeft het tij mee. Tijdens de eerste twee revoluties, de revoluties
van mechanisatie en massaproductie, draaide het om steenkool en olie.
De derde industriële revolutie werd aangejaagd door hightech, in het
bijzonder computers. Voor de vierde industriële revolutie, die nu op het
punt van uitbreken staat, zijn data de brandstof. Als het om de
beschikbaarheid van data gaat, heeft China een bijna niet in te halen

235
voorsprong. Dat stelt het land in staat de toekomstige industriële
standaarden te bepalen, die vervolgens over de hele wereld kunnen
worden uitgerold. Als China dit voor elkaar krijgt, kan het land de
wereldorde bepalen. De uitleg hiervan is tamelijk complex.
Bij de nieuwe industriële revolutie draait alles dus om big data.
Kunstmatige intelligentie maakt het mogelijk om enorme datasets snel
op patronen, overeenkomsten en inzichten te doorzoeken. Daardoor
kunnen menselijke taken sneller, efficiënter en foutloos worden
uitgevoerd. Kunstmatige intelligentie maakt het mogelijk dat computers
taken uitvoeren die voorheen aan mensen waren voorbehouden. Ze is
daarmee een enabler die alle processen, van productie tot handel en van
besluitvorming tot logistiek, sneller, beter en slimmer maakt en nieuwe
toepassingen voortbrengt, zoals autonoom rijden. Nanotechnologie en
kwantumcomputers zorgen voor nog meer enorme doorbraken. Machines
kunnen hierdoor leren, zichzelf corrigeren en uiteindelijk redeneren.
De eerste grote doorbraken in deze datarevolutie zijn al een feit. In
2015 vond bijvoorbeeld een experiment plaats met Go. Go is een
bordspel dat ongeveer 2500 jaar geleden in China is ontstaan en
bekendstaat als een van de meest complexe spellen ter wereld. Het aantal
variaties op een 19 × 19-bord is met 2 × 10170 vrijwel oneindig. Het spel
is veel complexer dan schaken, waarmee het enigszins vergeleken kan
worden. AlphaGo is een computerprogramma, ontwikkeld door
DeepMind in Londen, een onderdeel van Google-moederbedrijf
Alphabet, voor onderzoek naar neurale netwerken en deep learning. Dit
programma wist in 2015 een professionele Go-speler te verslaan. In 2017
versloeg de computer zelfs Ke Jie, de nummer één van de wereld.
Het bijzondere van AlphaGo is dat de computer kan leren van de
fouten die bij eerdere wedstrijden zijn gemaakt. Dit was een doorbraak
vergeleken met de computer Deep Blue, die in 1997 de wereldkampioen
schaken, Garry Kasparov, versloeg. AlphaGo laat zien hoe machines
kunnen leren en, beter dan mensen, complexe taken kunnen uitvoeren.
Go was een interessante test, maar nu al is het mogelijk om kunstmatige
intelligentie in te zetten voor het oplossen van criminele cold cases door
middel van IBM’s Watson. Artsen kunnen nu al beter tot een diagnose
komen doordat de gegevens van en inzichten in gelijke of bijna gelijke

236
ziektes wereldwijd met elkaar kunnen worden vergeleken en
geanalyseerd. In de nabije toekomst wordt het mogelijk om automatisch
betalen door middel van een gezichtsscan de standaard te maken, om
uiteindelijk tot onbemande winkels te komen.
De Chinese revolutie op het gebied van kunstmatige intelligentie
wordt geleid door techgiganten als Alibaba, Baidu en Tencent. Zij
trekken enorme aantallen kunstmatige-intelligentie-experts aan, en
investeren in datacentra die de concurrentie kunnen doorstaan met die
van Amazon, Google en Microsoft. Daarnaast wordt doelgericht in start-
ups geïnvesteerd. Baidu bouwde in 2014 zelfs zijn hele businessmodel
om, zodat deep learning, op basis van AI, in alle onderdelen van de
activiteiten van het bedrijf kon worden geïntroduceerd. Daarna volgden
meer Chinese bedrijven, inclusief Tencent, gevestigd in Shenzhen, een
van China’s Speciale Economische Zones. Shenzhen, nabij Hongkong,
groeide in enkele decennia uit van een onbeduidend plaatsje met
dertigduizend inwoners tot een metropool met ruim elf miljoen inwoners.
In 2014 bezocht ik met een handelsdelegatie uit Den Haag Shenzhen,
waar techgigant Huawei en smartphonefabrikant ZTE gevestigd zijn.
Tussen de verplichte groepsfoto en het overhandigen van presentjes in
werd in een moordend tempo en op uiterst efficiënte wijze een fabriek
van ongekende afmetingen getoond, waar communicatieapparatuur,
mobieltjes en tablets worden ontwikkeld. Alles was er overweldigend.
Dat begon al met de immense ontvangsthal, die feitelijk een
demonstratie van technologisch kunnen is. We bezochten niet alleen het
grootste bedrijf ter wereld op het gebied van communicatieapparatuur,
maar ook een sleutelspeler op het gebied van 5G-netwerken. Wie een
dergelijke plek bezoekt, begrijpt waar China mee bezig is.
Cruciaal is dat China beschikt over de rekencapaciteit voor de
grootschalige toepassing van kunstmatige intelligentie. Het aantal
Chinese supercomputers is tegenwoordig groter dan het aantal
Amerikaanse. De Sunway TaihuLight-computer heeft een
rekencapaciteit van 93 petaflops en werd in 2017 de snelste computer ter
wereld. Opmerkelijk was dat de Amerikanen geen supercomputer meer
in de top drie hadden staan.

237
Volgens het in 2015 gestarte project Made in China 2025 zou smart
manufacturing de toekomst hebben. Om de doelstellingen van het project
te behalen investeert de Chinese regering planmatig in de ontwikkeling
van kunstmatige intelligentie. Het dertiende vijfjarenplan (2016-2020)
voor de ontwikkeling van nationale, strategische en zich ontwikkelende
industrieën plaatste kunstmatige intelligentie op de zesde plaats in een
ranglijst van 69 taken die de regering moet uitvoeren om het
vijfjarenplan te kunnen halen. Het plan gaf een financiële injectie van
150 miljard dollar aan Chinese chipfabricage die specifiek op
kunstmatige intelligentie was gericht. Vervolgens was er het plan
‘internet plus’, gekoppeld aan een driejarig implementatieplan (2016-
2018), dat bepaalde dat de industrie voor kunstmatige intelligentie een
omvang van honderden miljoenen yuan moest gaan krijgen. Voorts was
er het ontwikkelingsplan voor de robotindustrie (2016-2020) dat in 2020
van China de leidende fabrikant van robots moest maken, waarbij
kunstmatige intelligentie ook weer een cruciale rol speelde. AI 2.0 was
een voorstel van de Chinese Academie van Ingenieurs, die kunstmatige
intelligentie als een van de megaprojecten tot aan 2030 voorstelde. Ook
werd een driejarig actieplan gepresenteerd voor de ontwikkeling van een
nieuwe generatie AI-industrie.2 Dit alles ging gepaard met
miljardeninvesteringen. Tot slot werd in januari 2017 een catalogus voor
belangrijke producten en diensten gepubliceerd waarin kunstmatige
intelligentie voor de eerste maal werd opgevoerd.
Het 5G-communicatienetwerk is nauw met deze ontwikkeling
verbonden. Het probleem van het huidige 4G-netwerk is snelheid en
capaciteit. 5G maakt het mogelijk om grote hoeveelheden data met
ongekende snelheid door de ether in plaats van door de kabel te laten
gaan. Met 5G wordt het mogelijk om binnen enkele secondes een
speelfilm op je smartphone te downloaden. Dat is handig, maar de echte
doorbraak is dat door 5G het Internet of Things echt betekenis gaat
krijgen. Dat blijkt uit de cijfers. 4G kan tot tweeduizend mobiele
apparaten per vierkante kilometer aan elkaar koppelen; 5G kan dat met
een miljoen apparaten. AI en 5G zullen daarom onze levens ingrijpend
veranderen. Ze maken autonoom rijden mogelijk en ze zullen industriële

238
processen ingrijpend veranderen, omdat bijvoorbeeld 3D-printen op grote
schaal kan worden ingevoerd. De impact van deze ontwikkeling is zo
ingrijpend dat de Finse regering als eerste besloot om een – voor alle
burgers begrijpelijke – cursus kunstmatige intelligentie te ontwikkelen.

Geotechnologie
De enorme potentie die AI en 5G hebben voor de economische, en
daarmee de militaire ontwikkeling, heeft geleid tot een nieuwe term:
geotechnologie. Marc Goodman en Parag Khanna, de bedenkers van de
term, stelden dat deze technologie de geopolitiek drastisch kan
veranderen.3 De grote verandering ten opzichte van vroegere
technologische ontwikkelingen betreft de snelheid en de impact waarmee
deze zich voltrekken.
De term ‘geotechnologie’ is goed gekozen. Hij geeft aan hoe het
veranderen van de economische hiërarchie en de technologische
verandering van de arbeidsmarkten tot geopolitieke fricties kunnen
leiden. Het land dat met zijn bedrijfsleven de koploper in deze
technologierace wordt, kan de mondiale technische standaarden voor AI,
5G en de toepassingen binnen het Internet of Things bepalen.
De gevolgen kunnen enorm zijn als één land dominant wordt in het
bepalen van de standaarden en regelgevingskaders. Daarom gaat de
feitelijke strijd tegenwoordig over de vraag wie dat wordt. Allereerst zijn
er de internationale commerciële standaarden. Dit zijn vrijwillige
internationale afspraken, bijvoorbeeld over transparantie, milieueisen,
social responsibility en financiële transacties. Deze standaarden bepalen
samen de kwaliteit van de industrie. China gaat met zulke eisen losser
om, en bovendien is de transparantie in een staatskapitalistisch systeem
per definitie een ondergeschoven kindje.
Voorts zijn er de industriële of technische standaarden. Dit zijn normen
of eisen die van toepassing zijn op technische systemen en
productieprocessen. Via een proces van standaardisatie wordt getracht
die normen en eisen over de hele wereld gelijk te trekken. Als die
standaarden door fabrikanten over de hele wereld worden geaccepteerd,
vergemakkelijkt dit de productie, de handel en het onderhoud. De
introductie van gestandaardiseerde zeecontainers maakte het vervoer en

239
de opslag van goederen veel efficiënter en goedkoper. Een ander
voorbeeld is het feit dat het metrieke stelsel nu bijna overal ter wereld als
standaard wordt gehanteerd en het oude Britse Imperial Standard
System, en het daaraan verwante Amerikaanse Customary System, voor
industriële en wetenschappelijke toepassingen goeddeels heeft
verdrongen. Zouden de Britten en Amerikanen aan de oude maten
hebben vastgehouden, dan zouden ze geen auto meer aan de rest van de
wereld kunnen verkopen. Het voorbeeld van deze oude systemen maakt
ook duidelijk wie de standaarden aanvankelijk bepaalt. De Britten
ontwikkelden dit systeem tijdens de eerste industriële revolutie aan het
begin van de negentiende eeuw. Maar als gevolg van de globalisering
raakte het deels in onbruik.
Recentere voorbeelden zijn de standaarden voor internet en het 4G-
netwerk voor mobiele communicatie. Amerikanen bepaalden de
technische standaarden, waardoor bedrijven als Microsoft, Google en
Apple wereldspelers konden worden en Amerika zijn hegemoniale
positie kon vasthouden. De Amerikaanse technologische dominantie op
het gebied van 4G heeft ongeveer 125 miljard dollar aan inkomsten voor
het Amerikaanse bedrijfsleven opgebracht en het aantal banen in de
wireless industry tussen 2011 en 2014 van 2,5 miljoen naar 4,6 miljoen
doen groeien. Zonder de 4G-netwerken en de nieuwe technologie zouden
we nu geen bedrijven hebben als Instagram, Snapchat, Uber en mogelijk
zelfs Netflix.4
Met andere woorden: het land dat de koploper is in de industriële
revolutie, bepaalt de industriële standaarden en bevoordeelt daarmee zijn
eigen bedrijven, dus zijn economie. Macht en standaarden zijn dus ook
weer twee zijden van dezelfde medaille. De cruciale vraag is dus wie de
toekomstige standaarden gaat bepalen voor zaken als mobiele
communicatie en kunstmatige intelligentie. Gezien de China First- en
America First-politiek van de leiders in Beijing en Washington, lijkt het
op een keiharde confrontatie te zullen uitdraaien.
Natuurlijk is het mogelijk om meerdere standaarden naast elkaar te
laten bestaan, maar dat zal de efficiëntie van de wereldhandel
ondergraven, waardoor landen en bedrijven uiteindelijk toch gedwongen
zullen worden zich aan een van de standaarden te conformeren. China is

240
zich hiervan terdege bewust en tracht ze actief te bepalen voor een heel
scala aan opkomende industriële activiteiten.
In 2012 nam de International Telecommunications Union (ITU) van de
Verenigde Naties het initiatief om het 5G-landschap voor de jaren na
2020 in kaart te brengen en een aanzet te geven tot de ontwikkeling van
standaarden. De ITU ontwikkelt daarvoor niet-bindende aanbevelingen,
die veelal worden opgevolgd. Om dit proces te beïnvloeden creëerde de
Chinese regering een jaar later een lobbyorganisatie van overheid en
bedrijven, Chinese Standards 2013. Deze moet de Chinese inbreng in de
ITU gaan coördineren.5 Maar het feitelijke proces van het bepalen van de
standaarden vindt plaats door samenwerking van nationale organisaties,
wat volgens experts een tamelijk ondoorzichtig proces is.6
China heeft alle ruimte om standaarden uit te rollen in de landen langs
de drie zijderoutes.7 Daardoor kan het mondiale standaardisatieproces
worden beïnvloed. Om dit te faciliteren lanceerde de Chinese
standaardisatieautoriteit het BRI-actieplan 2018-2020. Dit proces wordt
vergemakkelijkt doordat Huawei in veel landen, vooral in Afrika, al de
helft van alle draadloze stations heeft gebouwd en 70 procent van de 4G-
netwerken en tienduizenden kilometers optische kabel bezit.8 Veel
landen reageren dan ook positief op deze ontwikkeling, die een grote
bijdrage aan de economie kan leveren.9 De meer ontwikkelde landen
vrezen echter dat spionage hierdoor wel erg gemakkelijk wordt
gemaakt.10
Als China de race om kunstmatige intelligentie en 5G wint, verliezen
de Verenigde Staten concurrentievermogen en daarmee macht – precies
zoals in de twintigste eeuw het Verenigd Koninkrijk zijn macht aan de
Verenigde Staten moest afstaan. Chinese bedrijven moeten dan allereerst
gaan stijgen op de Global Value Chain, de mondiale waardeketen. De
afgelopen jaren is een consequent, protectionistisch beleid gevoerd om
waarde vooral in eigen land toe te voegen. Daarmee gaat China tegen de
trend in. Een bedrijf als Apple ontwerpt bijvoorbeeld zijn iPhone in
Californië, maar assembleert deze in China. China streeft er echter naar
om zowel het ontwerpen als het assembleren in eigen land te laten
plaatsvinden. Dit wordt gefaciliteerd door vrijhandel, grootschalige
technologische investeringsprogramma’s, steun aan lokale bedrijven en,

241
in ruil voor markttoegang, de verplichte overdracht van technologische
kennis door buitenlandse bedrijven aan Chinese partners.
Technologische superioriteit moet er ook toe leiden dat China de
wereldhandelsstromen gaat domineren door te bepalen hoe de global
supply chains, de mondiale bevoorradingsketens, worden ingericht. De
combinatie van 5G, kunstmatige intelligentie en de brute rekenkracht van
supercomputers maakt het ook hier mogelijk om de standaarden te
bepalen, waardoor Chinese bedrijven ten koste van bijvoorbeeld
westerse bedrijven een enorme groeispurt kunnen doormaken.
Mondiale bevoorradingsketens zijn te complex om zonder computers
te kunnen managen. Hier komen de maritieme, land- en digitale
zijderoutes samen. Als nieuwe technologieën worden ingezet, kunnen
enorme voordelen worden behaald, omdat de risico’s, die nu eenmaal
inherent zijn aan de mondiale bevoorradingsketens, kunnen worden
geëlimineerd. Door het invoeren van data kan beter worden
geanticipeerd op risico’s onderweg. Die risico’s kunnen variëren van
slecht weer en stagnatie van de productie en aanvoer van grondstoffen
tot conflicten en bedreiging van de eerdergenoemde flow security. Dit
vereist dat continu enorme hoeveelheden gegevens beschikbaar zijn en
verwerkt worden, inclusief nieuwsberichten, blogs en sociale media. Als
op grond van computermodellen risico’s kunnen worden voorspeld,
wordt het mogelijk om de handelsstroom aan te passen door bijvoorbeeld
een andere route te nemen. Ook wordt het mogelijk om het gedrag van
afnemers beter te voorspellen, waardoor het weer mogelijk wordt precies
de juiste grondstoffen, goederen of hoeveelheden aan te voeren en te
versturen. De opslagcapaciteit kan hierop worden afgestemd, terwijl
opslagplaatsen zelf volledig geautomatiseerd kunnen worden. Het ziet
ernaar uit dat deze ontwikkelingen de mondiale bevoorradingsketens
volledig op hun kop zullen zetten. Dat komt vooral door het lerende
vermogen van dit soort systemen, waardoor het hele systeem zelfs een
voorspellend vermogen kan krijgen. China’s staatskapitalistische
systeem is hier enorm in het voordeel, omdat de overheid sterk sturend
kan optreden.
Omdat bevoorradingsketens te complex zijn, menen experts dat de
meeste bedrijven niet goed in staat zijn om hun risico’s te managen,

242
waardoor ze feitelijk inefficiënt zijn. Managers worden daardoor
reactief.11 Als China in staat is dit probleem onder de knie te krijgen, ligt
de weg open naar een anticiperende logistiek, die zo efficiënt is dat de
kosten en leveringstijden omlaaggaan. Dit zal van China de dominante
speler in de wereldeconomie maken. Deze conclusie wordt onderbouwd
door het feit dat China nu al ongeveer twee derde van het mondiale
containerverkeer afwikkelt en de nieuwe zijderoutes de mogelijkheid
bieden om mondiale bevoorradingsketen in handen te krijgen. De
Griekse haven van Piraeus is, zoals gezegd, een belangrijk
aanlandingspunt van de maritieme zijderoute en die zeeroutes worden in
toenemende mate door in China gebouwde vrachtschepen bevaren.
China kan door deze dominante positie de handelsstromen beïnvloeden,
prijzen bepalen en de levering van grondstoffen manipuleren.
Daar staat tegenover dat de wereldhandel met 25 tot 40 procent kan
teruglopen door de grootschalige introductie van 3D-printers, volgens
een berekening van ING. De inschatting is dat in 2060 de helft van de
producten door 3D-printers kan worden gemaakt, waardoor de productie
meer lokaal wordt. Als de investeringen worden versneld, kan al rond
2040 de helft van de goederen worden geprint.12 Dit zou de effecten
kunnen verkleinen van de Chinese dominantie van de mondiale
bevoorradingsketens, maar zal geen gevolgen hebben voor de discussie
over standaardisatie. Wel zullen er dan minder industriële machines en
consumentenproducten door China worden gefabriceerd. Het directe
gevolg van deze ontwikkeling is dat het door Trump zo gehate
handelstekort met China zal worden verkleind. Dat geldt overigens ook
voor de handelstekorten met Mexico en Duitsland, die vooral auto’s naar
Amerika exporteren.

Wie wint de technologierace?


Dat er voor China weinig andere keus is dan volop in te zetten op deze
economische transformatie, is mede ingegeven door de economische
problemen die ik in hoofdstuk 2 beschreef. De Verenigde Staten en de
rest van de westerse wereld maken zich dus terecht zorgen. Trump lijkt
heel goed in te zien dat degene die de nieuwe industriële revolutie gaat
‘winnen’, de dominante macht van de wereld zal worden. Trumps

243
America First-politiek lijkt een methode om te voorkomen dat China dat
wordt.
Hoezeer Trump vreest dat China wel eens als winnaar uit de strijd kan
komen, blijkt uit zijn reactie op de overnamestrijd tussen Broadcom en
Qualcomm. Broadcom is een belangrijke leverancier aan de
Amerikaanse overheid en is de belangrijkste partij voor de ontwikkeling
van 5G. Buitenlandse partijen, vooral die uit China, worden ervan
verdacht dit soort netwerken te kunnen compromitteren. Spionage,
sabotage en criminaliteit worden dan makkelijker. Dus gingen de
wenkbrauwen omhoog toen in maart 2018 het in Singapore gevestigde,
oorspronkelijk Amerikaanse Broadcom een vijandelijk overnamebod
uitbracht op de Amerikaanse chipfabrikant Qualcomm. Hier werd de
grootste deal ooit tussen twee technologiegiganten gesmeed.
In Amerikaanse overheidskringen werd gevreesd dat de overname de
Verenigde Staten zou kunnen verzwakken. China zou dan makkelijker
invloed op het nieuwe conglomeraat kunnen krijgen. Het Amerikaanse
ministerie van Financiën riep op de deal te herzien en beriep zich daarbij
op de nationale veiligheid. Het Committee on Foreign Investment in the
United States (CFIUS) speelde daarbij een hoofdrol en werd onder Trump
de spil van het verzet tegen de Chinese technologische ontwikkeling. Het
CFIUS trachtte vooral overnames door Chinese kopers tegen te gaan, met
als doel de technologieoverdracht te stoppen dan wel te bemoeilijken.
Om die reden werd Huawei het functioneren in de Verenigde Staten
vrijwel onmogelijk gemaakt. De vier grootste telecomproviders in de
Verenigde Staten – AT&T, Verizon, T-Mobile en Sprint – wordt het
feitelijk verboden om hardware van dit bedrijf te gebruiken. In januari
2018 kwam de Republikeinse afgevaardigde Mike Conanway met een
wetsvoorstel dat het voor de Amerikaanse overheid onmogelijk zou
maken om zaken te doen met bedrijven of instellingen die hardware van
Huawei gebruiken. Gevreesd wordt dat in de hardware van het Chinese
bedrijf achterdeurtjes worden ingebouwd. Maar door de fusie zouden de
Chinezen via Qualcomm alsnog een vinger in de pap kunnen krijgen. Dat
zou kunnen doordat de nieuwe leider van het gefuseerde bedrijf, de uit
Maleisië afkomstige Hock Tan, al dan niet met voorbedachten rade
Chinese bedrijven zou kunnen inschakelen bij de ontwikkeling van het

244
5G-netwerk en daardoor ook de intellectuele eigendomsrechten onder
controle zou kunnen krijgen. Overigens vergold de Chinese
toezichthouder de Amerikaanse blokkade door op zijn beurt in 2018 de
overname van het Nederlandse NXP, dat halfgeleiders maakt en
vestigingen in veertien Chinese steden heeft, door Qualcomm te
blokkeren.
De Amerikaanse overheidsinterventie in de strijd tussen de twee
techgiganten onderstreept nog eens de inzet van de strijd: wie bepaalt de
standaarden voor het 5G-netwerk als voorwaarde voor de toekomstige
economische ontwikkeling? Om dezelfde reden besloot de Australische
regering in augustus 2018 om Huawei en ZTE te verbieden de
technologie voor 5G-netwerken te leveren. Omdat Chinese bedrijven bij
wet verplicht zijn om spionageactiviteiten voor de Chinese regering uit te
voeren, vreesde de Australische regering dat ze een bedreiging voor de
nationale veiligheid zouden kunnen vormen.
Omdat 5G een sleutelrol speelt in de race om de hegemoniale macht,
ging het nieuws dat de Amerikaanse overheid een dergelijk netwerk in
eigen beheer wil bouwen niet aan China voorbij.13 Het doel van zo’n
nationaal netwerk zou de verdediging tegen de cyber- en economische
dreigingen van China zijn. Het ging hier om het Manhattan Project van
de eenentwintigste eeuw. Dit zou van eenzelfde orde moeten zijn als het
project dat leidde tot de atoombom waarmee een einde aan de Tweede
Wereldoorlog werd gemaakt. Het Witte Huis erkende vervolgens het
bestaan van een PowerPoint-presentatie waarin dit idee gelanceerd werd,
maar ontkende dat het daadwerkelijk de bedoeling was om het netwerk
en een deel van de industrie te nationaliseren. Toch stelde China Daily
dat de Amerikanen een digitaal IJzeren Gordijn wilden bouwen en bezig
waren met de retoriek en strategieën uit de Koude Oorlog. Chinese
reacties bleven niet uit. Op 31 januari 2018 kondigde het Chinese ZTE
aan dat zij 13 miljard yuan of 2,1 miljard dollar willen ophalen voor de
ontwikkeling van 5G-technologie. Daarnaast moet bijna het drievoudige
worden gestoken in een netwerk zelf, dat moet leiden tot de bouw ervan
in 2020.

245
Wie ligt voorop? Als het gaat om hardware, de financiering van
chipfabrikanten, het aantal AI-bedrijven en de totale hoeveelheid
investeringen leiden de Amerikanen. Op het gebied van mobiele
telefonie en investeringen in start-ups leiden de Chinezen. Maar wie naar
de grootste techbedrijven van de wereld kijkt, moet constateren dat
Amerikaanse giganten als Apple, Amazon en Alphabet nu directe
concurrentie krijgen van het Chinese Tencent en Alibaba.
Volgens Mark Greeven, werkzaam aan de Zhejiang University in
Hangzhou, is China het Westen digitaal al de baas. Hij stelt dat de
Chinezen heel goed weten dat voor een digitale toppositie creativiteit
vereist is. Die ontstaat via het onderwijs en door een grote mate van
vrijheid voor het bedrijfsleven.14 In Europa is dat moeilijk, omdat de
Europese Unie overgereguleerd is. China is volgens hem een groot
experimenteel laboratorium. Bovendien creëren grote bedrijven als
Baidu en Alibaba ecosystemen van duizenden kleine bedrijfjes, waarmee
intensief wordt samengewerkt. Deze grote bedrijven hebben een
marktwaarde van meer dan 600 miljard dollar, hebben gezamenlijk ruim
duizend nieuwe bedrijfjes opgericht en groeien met gemiddeld 50
procent per jaar. Dat maakt ze een grote uitdager voor de westerse
techbedrijven als Amazon, Apple, Google, Microsoft en IBM. Hoe verder
van Beijing, hoe minder de invloed van de overheid en hoe meer armslag
deze bedrijven hebben. Door dit systeem van decentralisatie en weinig
regelgeving kunnen Chinese bedrijven volgens Greeven echt
experimenteren, gaan de ontwikkelingen er sneller en zijn zij de
Amerikanen de baas op het gebied van digitale gezondheidszorg, e-
commerce en fintech.15
Betalen met de smartphone en andere digitale betalingsmethodes zijn
in China verder ontwikkeld dan in het Westen. Op het gebied van fintech
kan China een grote uitdager worden als de Volksbank van China de
eerste centrale bank ter wereld wordt die een digitale munt gaat uitgeven.
Mits goed gespeeld kan een Chinese cryptomunt de positie van de dollar
ondermijnen, omdat het hele systeem waarop de munt drijft, van Wall
Street tot banken, overbodig wordt.16 China ziet blockchain als essentieel
in deze ontwikkeling. Sterker: blockchain kan ook helpen de Chinese

246
positie te versterken als het gaat om het beheersen van de mondiale
bevoorradingsketens.
Greevens constateringen worden onderbouwd door ontwikkelingen
buiten het digitale domein. Wie in China komt, ziet met eigen ogen wat
de Chinezen in korte tijd kunnen bereiken. Aan het begin van deze eeuw
kondigde de Chinese regering aan dat er een netwerk van
hogesnelheidstreinen moest komen. Binnen korte tijd werd dit
vervoerssysteem inderdaad uit de grond gestampt en nu is het mogelijk
het meest geavanceerde van de wereld.
Of China daadwerkelijk in staat is de Verenigde Staten voorbij te
streven en zich te ontwikkelen tot de onbetwiste supermacht die de
mondiale regels bepaalt, is de vraag. Maar de tekenen dat dit kan lukken,
zijn er. Een belangrijke opsteker voor China is het Westen zelf. De
Europese Unie staat onder druk en vertoont als gevolg van opkomend
soevereinisme tekenen van desintegratie. Zeker is dat voor Europese
landen, in het bijzonder de landen in Oost-Europa die zich hebben
aangesloten bij het Belt and Road Initiative-project van China, de
verleiding erg groot is zich aan te sluiten bij de Chinese standaarden,
temeer omdat er plannen zijn om het Chinese 5G-netwerk uit te rollen in
de aangesloten landen. Daarmee wordt de Europese Unie uit elkaar
gespeeld en verder verzwakt. Dit maakt de strijd om de wereldorde ook
zo fundamenteel: het gaat er niet om of de lidstaten van de Europese
Unie een eigen equipe in deze technologische race willen brengen, maar
of zij zich bij China of bij de Verenigde Staten willen aansluiten.
Het antwoord op deze vraag zou simpel moeten zijn: de Europese
landen sluiten zich bij hun bondgenoot Amerika aan. Maar als gevolg
van het nieuwe protectionistische America First-beleid is een trans-
Atlantische verwijdering ontstaan die Europese landen tot een nieuwe
keuze kan dwingen. Tegelijkertijd investeert China structureel en
planmatig in de eigen ontwikkeling. Als staatskapitalistische autocratie
lijkt China bovendien beter geëquipeerd voor een dergelijke
transformatie.
Nog belangrijker is dat de omvang van de Chinese bevolking een
ongekend reservoir is van talent. Google beschikt momenteel over 50
procent van de topexperts op het gebied van kunstmatige intelligentie,

247
maar Baidu trekt snel bij. Dat geldt ook voor de kwaliteit van
wetenschappelijke publicaties. Chinese wetenschappers zijn nu
verantwoordelijk voor 43 procent van alle publicaties op het gebied van
kunstmatige intelligentie in de top honderd van tijdschriften en op
conferenties.17 Bovendien is China verreweg de grootste markt voor
robots. Dit is onder meer het gevolg van het tienjarenplan Made in China
2025, dat expliciet hun ontwikkeling en productie aanmoedigt. Grote
vooruitgang wordt bereikt op het gebied van halfgeleiders, die specifiek
ontworpen zijn voor AI-algoritmen. Alles is erop gericht om, conform het
AI-ontwikkelingsplan van de State Council van juli 2017, van China in
2030 de leidende AI-macht van de wereld te maken, waarbij de omzet
van de industrie oploopt van 150 miljard tot 1000 miljard yuan.
Gelijktijdig moet dan ook kunstmatige intelligentie onderdeel zijn
geworden van Defensie en een pijler zijn van het sociale functioneren
van China.18

Banenverlies
De nieuwe industriële revolutie maakt vergaande automatisering
mogelijk. Daardoor heeft de combinatie van 5G en AI de neiging banen
te vernietigen. Feitelijk kan al het werk in algoritmen worden gevat.
Daardoor wordt de factor arbeid steeds onbelangrijker en treedt
baanpolarisatie op. Hooggeschoolde arbeid blijft voor de
hightechindustrie noodzakelijk, maar voor veel andere banen zullen deze
technici een oplossing vinden en ze overbodig maken. Daarnaast is er
behoefte aan lager gekwalificeerd werk. De middengroepen worden van
deze ontwikkeling de dupe. Dit past in een trend die al sinds de eerste
industriële revolutie zichtbaar is, namelijk die van het opvoeren van de
efficiëntie van de productie en gelijktijdig het verlagen van de kosten
van arbeid. Dat dit leidt tot de vernietiging van banen, is al enige tijd
bekend.
De economen Paul Krugman en Lawrence Summers, en Erik
Brynjolfsson en Andrew McAfee, die in 2011 Race against the machine
schreven en in 2014 The second machine age: work, progress, and
prosperity in a time of briljant technologies, maakten er al melding van.
Twee onderzoekers van de universiteit van Oxford, Carl Frey en Michael

248
Osborne, voorspelden dat in de Verenigde Staten door dit soort
ontwikkelingen uiteindelijk 47 procent van het werk door computers zou
worden vervangen.19 De komende tien tot twintig jaar zal volgens deze
onderzoekers bijna de helft van de totale beroepsbevolking met
automatisering te maken krijgen, waardoor vooral administratieve
functies en dienstverlenende en aan sales gerelateerde functies zullen
verdwijnen.
Dit vormt niet alleen een grote uitdaging voor de regering van China,
maar ook voor die van de Verenigde Staten en de landen van de
Europese Unie. De Europese Unie kan hierbij terugvallen op het
uitgebreide stelsel van sociale voorzieningen en dat aanpassen door het
introduceren van bijvoorbeeld een basisinkomen, waardoor mensen niet
per definitie hoeven te werken voor hun geld. Amerika ontbeert een
dergelijk systeem, terwijl de bevolking meer gewend is om voor zichzelf
op te komen. Echter, de opkomst van Trump laat zien dat
sociaaleconomische achterblijvers het politieke systeem drastisch kunnen
veranderen. China lijkt een vergelijkbaar probleem te hebben. Goede
sociale voorzieningen ontbreken, mensen steunen nog steeds op hun
familie en de regering is altijd beducht voor maatschappelijke
ontwrichting. Bovendien drijft een groot deel van de economie op
sectoren als de maakindustrie en de landbouw, die vergaand
geautomatiseerd zullen gaan worden. Naar schatting kan 51 procent van
de banen in China worden getroffen, wat overeenkomt met 394 miljoen
werknemers.20 Een ander probleem voor China kunnen de gevolgen zijn
van het op grote schaal invoeren van 3D-printers, die kunnen leiden tot
het terughalen van productie door westerse landen.
Toch lijkt het probleem voor China kleiner dan voor de Europese
Unie. Als in 2055 ongeveer 90 procent van de daarvoor in aanmerking
komende banen daadwerkelijk is geautomatiseerd, kan er toch nog steeds
een gebrek aan arbeidskrachten zijn als China met 4 tot 5 procent per
jaar blijft doorgroeien. De oorzaak is vergrijzing, waardoor problemen
op de arbeidsmarkt ontstaan. Het enige alternatief is om de productie
enorm op te voeren.21 Bovendien zal door de baanpolarisatie de
ongelijkheid toenemen, waardoor sociale spanningen kunnen ontstaan.
Dat geldt zeker voor een ‘communistisch’ land als China.

249
Orwell 2.0
Een moeilijk te beantwoorden vraag is of de grootschalige toepassing
van kunstmatige intelligentie voor de sociale controle in China een
positieve of negatieve invloed zal hebben op de mondiale machtspositie
van China. Paul Kennedy constateerde in zijn Rise and fall of the great
powers dat historisch gezien landen alleen economisch en militair de top
kunnen bereiken als er sprake is van vrijemarktdenken, pluralisme en
intellectuele vrijheden.22 De vraag is of dit ook voor China geldt. Wat is
er aan de hand? De afgelopen jaren heeft een ingrijpende revolutie
plaatsgevonden, die bezoekers niet kan zijn ontgaan: contant geld is
vrijwel uit de Chinese economie verdwenen en daarvoor in de plaats
wordt betaald met Alipay van het Alibaba-conglomeraat en WeChat Pay
van Tencent. Om toegang tot het betalingssysteem te krijgen moet men
zijn mobiele nummer opgeven en identificatiekaart laten scannen. Tot
zover niets vreemds voor de westerling, behalve voor sommigen die
China nog steeds als een achtergebleven gebied zien.
Maar een dienst als Alipay biedt meer dan alleen betalen. Je kunt
ermee parkeren, doktersafspraken maken, verzekeringen afsluiten, je
gas-, water- en elektrarekening betalen – kortom, je kunt er alle
mogelijke dagelijkse handelingen mee verrichten, tot en met toegang
krijgen tot de Chinese versies van Uber en Airbnb. Inmiddels is aan
Alipay een Zhima Credit verbonden, waarmee Chinezen punten kunnen
verdienen en leuke voordelen kunnen krijgen. Het lijkt geen toeval dat
op het moment dat Alipay met het vrijwillige puntensysteem kwam, de
Chinese regering aankondigde een sociaal puntensysteem te zullen
ontwikkelen dat de hele maatschappij zou omvatten. Het bleek de
opmaat naar een controlemaatschappij die zelfs de fantasie van George
Orwell te boven zou gaan, zeker als die gecombineerd wordt met het
grootschalig verzamelen en opslaan van biometrische data van alle
Chinese burgers. Vingerafdrukken, DNA-profielen en ouderwetse foto’s
zijn bekende biometrische gegevens. Die worden nu aangevuld met
stem- en gezichtsherkenning. Wie het vliegveld van Singapore wil
verlaten, moet tegenwoordig niet meer vreemd opkijken als ook een scan
van zijn stem wordt verlangd.

250
Zoals gebruikelijk werd Zhima Credit ontwikkeld uit
veiligheidsoverwegingen. Veiligheid is een machtig argument om
repressieve systemen te ontwikkelen. Lucy Peng van Ant Financial, de
organisatie achter het sociale puntensysteem, stelde dat Zhima Credit
‘ervoor zorgt dat slechte mensen in de maatschappij geen plek meer
hebben om naartoe te gaan, terwijl de goede mensen zich vrij en zonder
barrières kunnen bewegen’.23 Science-correspondent Mara Hvistendahl,
die een deel van haar leven in China doorbracht en in 2014 het land
verliet, werd als buitenlander met het systeem geconfronteerd bij
terugkeer naar China. Door het ontbreken van een hoge score bleek het
onmogelijk te zijn om zonder borg een fiets of auto te huren. Mensen
met een hoge score kunnen zelfs zonder veiligheidscheck het vliegveld
van Beijing op en komen in aanmerking voor betere voorwaarden voor
leningen, het huren van een appartement en het verkrijgen van
uitreisvisa. Hvistendahl geeft aan dat de gemiddelde Chinees beducht is
voor pianzi of zwendelaars, en dat dit een verklaring is waarom de
Chinezen dit systeem accepteren.24
Het hele systeem is gebaseerd op conditionering door positieve
prikkels. Wie zich goed gedraagt, krijgt meer. Daarnaast is er de neiging
om een zo hoog mogelijke score na te streven, om daarmee te kunnen
opscheppen. Op kleinere schaal bestaat dit fenomeen ook in de westerse
wereld. Een variant is Uber, waar de taxichauffeurs door hun klanten
worden beoordeeld. Wie laag scoort, mag in het slechtste geval een tijd
niet rijden. In 2012 patenteerde Facebook een systeem waarmee jouw
scores met die van je vrienden in het netwerk konden worden vergeleken
en waarmee de kredietwaardigheid van een persoon kon worden bepaald.
Maar Facebook veranderde het systeem uiteindelijk toch, zodat
aanbieders van buiten geen mogelijkheid hadden de data te gebruiken
voor het bepalen van de kredietwaardigheid. Financiële instellingen in de
Verenigde Staten gebruiken zelf de FICO-score, waarmee zij snel en
accuraat iemands kredietwaardigheid kunnen inschatten. Toch is een
koppeling van data gericht op de controle van personen in het Westen
minder denkbaar dan in China. Het lijkt erop dat de bevolking in de
westerse wereld een dergelijke inbreuk op de privacy moeilijker zal
accepteren dan de Chinezen.

251
De vergaande controle en het aan de kant schuiven van privacy maken
het mogelijk om data van miljoenen mensen te gebruiken voor de
verdere ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. Dit wordt versterkt
doordat de Chinese regering kunstmatige intelligentie volledig omarmt
en de industrie stimuleert om te investeren en talent aan te trekken.
Hiermee zijn we bij de kern van de vierde industriële revolutie
aangekomen: de beschikbaarheid van data. Dit bepaalt het succes van
kunstmatige intelligentie. China heeft die gegevens in overvloed. Ze
worden gegenereerd door ruim een miljard Chinezen, die niet
terughoudend zijn in het beschikbaar stellen ervan. China heeft verreweg
het grootste aantal gebruikers van mobiele telefoons en internet ter
wereld, respectievelijk 1,39 miljoen en 800 miljoen. Bovendien
gebruiken Chinezen hun mobiel vijftigmaal zo vaak voor betalingen als
Amerikanen en ze bestellen tienmaal zoveel maaltijden online.25
In westerse landen zijn er privacywaakhonden en stringente
wetgeving, zoals de in 2018 ingevoerde General Data Protection
Regulation van de EU, die strikt bepaalt hoe bedrijven moeten omgaan
met de verwerking van persoonlijke data van klanten en bezoekers van
hun websites, en die mensen te allen tijde het recht geeft om hun data in
te zien en te laten verwijderen. Deze regelgeving toont goed hoe in
democratieën naar privacy wordt gekeken.
Vergelijkbare regels om de privacy te beschermen kent China niet.
Integendeel, Chinese leiders zien de loyaliteit van hun onderdanen niet
als een vanzelfsprekendheid en menen dat onderdrukking van de
bevolking de stabiliteit van het land ten goede komt. Bovendien zou
afnemende economische groei tot sociale onlusten kunnen leiden.
Interessant is dat de anticorruptiecampagne van president Xi een rol zou
spelen in de neergang van de economie. Die campagne heeft overigens
de steun van grote delen van de bevolking. Vanaf 2000 lijkt ongeveer 80
procent van de bevolking een matig of groot vertrouwen in de leiders te
hebben.26 Opvallend is daarbij dat er sprake is van hiërarchisch
vertrouwen: het vertrouwen in de leiders in Beijing is groter dan het
vertrouwen in de regionale of lokale leiders. Volgens onderzoek in 2008
bleek 85 procent van de bevolking vertrouwen in de regering te hebben.
Ander onderzoek trok deze resultaten in twijfel en stelde dat er sprake

252
was van significant minder hiërarchisch vertrouwen.27 Wat de relatie met
het enorme aantal jaarlijkse ‘massa-incidenten’ is, is niet duidelijk.
Jaarlijks zouden vele tienduizenden incidenten plaatsvinden, die volgens
de officiële lezing spontaan ontstaan of worden georganiseerd,
waaronder protesten tegen de milieuomstandigheden en corruptie,
lezingen waar veel mensen op af komen en andere vormen van protest,
waardoor de maatschappelijke stabiliteit kan worden ondermijnd. Een
wezenlijk probleem is dat er geen aanvaarde definitie is van het door
overheidswege omarmde concept van ‘massa-incidenten’. Daarom is het
niet duidelijk wat daar precies onder valt. Bovendien stopte het
ministerie van Publieke Veiligheid in 2005 met het publiceren van data.28
De meeste protesten waren lokaal. Om die reden maakte de centrale
overheid zich er kennelijk niet erg druk om. Tegenwoordig wordt in de
literatuur 130.000 incidenten per jaar aangehouden, hoewel daarvoor
geen harde bewijzen bestaan.29
Zo bezien is het geen wonder dat de Chinese leiders voor steeds
geavanceerdere methoden van controle kiezen. Inmiddels is China
uitgegroeid tot een controlestaat die zijn weerga niet kent en dreigt het
streven naar privacy een misdrijf te worden. De controle over de burger
begint met ‘patriottische educatie’ van de jeugd, terwijl met de
toepassing van geavanceerde communicatie- en informatietechnologie
een controlestaat wordt gecreëerd.
Hoe ver de controle kan gaan, bleek al in 2010, toen in Suining werd
geëxperimenteerd met het beïnvloeden van maatschappelijk gedrag.
Burgers konden punten verdienen door voor ouderen en armen te zorgen
en het kostte hun punten als ze bijvoorbeeld onder invloed reden. Sinds
die tijd is het systeem op vele plaatsen geperfectioneerd en zijn er
voorbeelden van steden die door middel van gezichtsherkenning punten
van iemand afpakken als die door rood licht rijdt of onverantwoord
oversteekt. Dat laatste gebeurt in Fuzhou, dat de namen van deze
onbesuisde overstekers vervolgens in de lokale krant publiceert.
Inmiddels verlies je al punten als je alcohol nuttigt of bepaalde video’s
bekijkt. Naar westerse maatstaven is het nog problematischer wanneer
het gedrag van je familie of vrienden jouw scores beïnvloedt,
bijvoorbeeld omdat iemand zich schuldig maakt aan propaganda tegen

253
de overheid. Daarmee wordt het systeem een controlesysteem van een
totalitaire staat zoals we dat nooit eerder in de geschiedenis hebben
gezien. In potentie moet het mogelijk zijn dissidenten totaal te isoleren
van de rest van de maatschappij. Nauw verwant met het sociale
puntensysteem is de ontwikkeling van een netwerk van
observatiecamera’s dat, volgens een uitspraak van de nationale politie in
2015, het hele land moet dekken. Bedrijven moeten hieraan meewerken,
net zoals ze moeten meewerken aan spionageactiviteiten van de
overheid. Toen de regering het systeem in 2014 uiteenzette, was een van
de doelstellingen om het vertrouwen onder de bevolking te bewaren en
beperkingen op te leggen aan degenen die het vertrouwen
beschaamden.30
Het gecensureerde Chinese internet en de door de overheid gestuurde
internetpropaganda passen helemaal in deze ontwikkeling. Zo worden
jaarlijks, onder overheidstoezicht, door ongeveer 2 miljoen Chinezen
bijna een half miljard berichten op de sociale media gezet met als doel
het debat over gevoelige kwesties anders te framen en de burgers te
beïnvloeden. Omdat voor elke uiting op sociale media 50 cent werd
betaald, stond deze groep al snel bekend als de Vijftig Cent Partij.31
Van alle landen ter wereld filtert China internet het meest enthousiast.
Bepaalde zoektermen, zoals Falun Gong, de spirituele beweging die door
de staat als oppositie wordt gezien, komen niet meer naar boven. Er is op
het Chinese internet niet tot nauwelijks informatie te vinden over de
opstand van 1989 of de kwestie-Tibet. Ook worden hele platforms
geblokkeerd, zoals Facebook en Twitter. Daarvoor heeft China zijn eigen
platforms, die tevens veel beter door de staat kunnen worden
gecontroleerd. Platforms als Sina Weibo en Renren zijn kruisingen
tussen Facebook, Twitter en andere westerse socialemediaplatforms. Ook
worden westerse media soms volledig geblokkeerd. Dat overkwam de
gerespecteerde New York Times na het brengen van een verhaal over Wen
Jiaboa32 en Bloomberg toen het schreef over het familie-imperium van
toen nog vicepresident Xi Jinping.33
In 2010 verscheen een witboek, waarin de regering meldde dat internet
weliswaar een rijkdom aan wijsheid bevat, maar dat China’s wetten
expliciet verbieden om staatsondermijnende informatie te verspreiden.

254
Daarom valt internet, voor zover het zich op het Chinese grondgebied
bevindt, onder de Chinese jurisdictie.34
De vraag is echter wat deze ongebreidelde controle met de bevolking
doet. Een innovatief land heeft baat bij creativiteit, en de ontwikkeling
van creativiteit wordt gesmoord als er te veel beperkingen zijn, zoals het
sociale puntensysteem en de alom aanwezige camera’s, die het doen en
laten van iedereen vastleggen. Naar westerse maatsteven creëert dit een
land van modelburgers of robots, die eerder risicomijdend worden dan
innovatief, omdat dat laatste risico’s meebrengt en dus punten kan
kosten. Ongetwijfeld kan het systeem zo worden ingericht dat er punten
te verdienen zijn met innovatief gedrag. Maar dan nog is het de vraag of
de maatschappelijke effecten uiteindelijk niet negatief uitpakken.
Voorlopig lijkt dit niet aan de orde, omdat het systeem in de ogen van de
bevolking een goede methode is voor het opbouwen van vertrouwen.
Maar op de lange termijn kan niet worden uitgesloten dat een dergelijk
systeem als knellend wordt beschouwd en uiteindelijk een rem wordt op
de doelstelling van de regering om van China het innovatiefste en
technologisch meest vooruitstrevende land te maken. Dat zou de
Amerikanen in de kaart spelen.
Wie denkt dat de controlepraktijken tot China beperkt blijven heeft het
mis. Door middel van de strategie van het Verenigd Front proberen de
Chinese leiders controle op de diaspora te krijgen. Het United Front
Work Department (UFWD) speelt een centrale rol. Medewerkers van dit
front werken als diplomaat en richten zich op de Chinese diaspora, maar
werven ook bondgenoten in andere landen, waaronder politici,
beleidsmakers, zakenlieden en opinieleiders. Hun taak is de officiële
partijlijn uit te dragen en steun voor het officiële beleid te krijgen. Vooral
Australië heeft met de Chinese soft power te maken gekregen. In dit land
is inmiddels een politicus afgetreden die door een Chinese geldschieter
werd gechanteerd. Hij moest het officiële beleid van Beijing in de Zuid-
Chinese Zee verdedigen op straffe van intrekking van een donatie aan
zijn Labourpartij. Gelijktijdig waren in de digitale wereld trollen actief
die desinformatie verspreidden en cyberaanvallen uitvoerden. Ook uit
Nieuw-Zeeland, Duitsland, Noorwegen en Zwitserland kwamen
meldingen van infiltraties in parlementen en overheden. Zelfs lagere

255
overheden zijn doelwit. Dat laatste gebeurde bijvoorbeeld in het
Zweedse Lysekil. Daar trachtte een consortium met nauwe banden met
de communistische leiders in China de lokale overheid over te halen tot
een schimmige deal over een nieuwe diepzeehaven, infrastructuur en
zelfs de bouw van scholen en investeringen in de gezondheidszorg.
Lysekil werd uitgekozen omdat lokale deals volgens de Zweedse wet niet
door de landelijke overheid ongedaan kunnen worden gemaakt.
Is de Chinese controledrift een inspiratiebron voor westerse leiders
zelf? Ook hier worden bestanden aan elkaar gekoppeld om fraude of
terroristen op te sporen. Maar het grote verschil is dat in het Westen de
privacy een groot goed is en dat burgers niet zonder meer bereid zijn hun
data over te dragen. Dit bleek in 2018, toen bekend werd dat het Britse
bedrijf Cambridge Analytica 87 miljoen gegevens van Facebook-
gebruikers had gebruikt voor het beïnvloeden van verkiezingsuitslagen.
Het Britse bedrijf verkocht zijn diensten aan politici, waarmee duidelijk
werd wat de maatschappelijke impact van de technologie kon zijn.
Facebook moest daarop diep door het stof. Deze kwestie paste in de in
2017 gestarte discussie over buitenlandse beïnvloeding via digitale
kanalen en nepnieuws. Zeker is dat in de internationale betrekkingen de
digitale wereld steeds belangrijker wordt om de tegenpartij te
manipuleren door middel van informatieoperaties, waaronder het
verspreiden van nepnieuws. Bovendien krijgen ngo’s een steeds
belangrijkere positie in het internationale publieke debat, omdat ze via
internet mensen kunnen mobiliseren. Een variant hierop was de #MeToo-
discussie.
De #MeToo-discussie bleef hoofdzakelijk beperkt tot de vrije,
westerse wereld. Dit past overigens in het beeld van een maatschappij
waarin individuele vrijheid en vrijheid van meningsuiting centraal staan
en waarin politiek leiders zich publiekelijk moeten verantwoorden. In
Rusland, China en de islamitische wereld zou dit ondenkbaar zijn.
Het Chinese internet functioneert achter de Grote Chinese Firewall.
Rusland gaat diezelfde kant op, met wetgeving die bedrijven kan
verplichten om data op servers in Rusland op te slaan, die de staat
toestaat het berichtenverkeer te censureren en die websites kan blokkeren
en providers kan verplichten om gegevens van alle dataverkeer op te

256
slaan. Bovendien heeft Rusland als gevolg van de oplopende spanningen
met het Westen een parallel internet, dat volgens een hoge Russische
functionaris ‘met één druk op de knop’ van het wereldwijde net kan
worden afgekoppeld.35 Ook Iran ontwikkelt een parallel internet, terwijl
in talloze landen bedrijven en instellingen gedwongen zijn om gegevens
op servers in eigen land te bewaren. Dit laatste is een direct gevolg van
de actie van NSA-medewerker Edward Snowdon, die in 2013
Amerikaanse staatsgeheimen lekte. Daardoor ontstond het idee dat data
niet veilig waren op Amerikaanse servers. Tot slot is er bij overheden
overal ter wereld een sterke neiging om controle over internet te krijgen
en deze onder de nationale wetgeving te laten vallen. De
privacywetgeving van de Europese Unie is een van de beste
voorbeelden. Daardoor wordt internet onderdeel van de soevereiniteit
van een land en wordt het oorspronkelijke idee van een zelfregulerende
vrijplaats voor mondiale discussies geweld aangedaan. Op zich is dit een
logische ontwikkeling, omdat internet de basis wordt van de toekomstige
economie en de bescherming ervan daardoor een nationaal belang wordt.

Hyper war
Kunstmatige intelligentie en machine learning zullen het militaire
slagveld onherkenbaar veranderen. Al jarenlang woedt er in de westerse
wereld een ethische discussie over de acceptatie van autonome
wapensystemen. Helemaal nieuw is dat niet. Als tijdens de Koude
Oorlog mensen wilden vluchten van Oost- naar West-Duitsland, dan
liepen ze het risico om in een strook niemandsland door automatisch
werkende machinegeweren te worden neergeschoten. In de strook lagen
ook mijnen, een ander vroeg voorbeeld van een automatisch opererend
wapensysteem. In de nieuwe eeuw kwam de discussie in een
stroomversnelling door de ontwikkeling van drones: onbemande
vliegtuigen die eerst voor verkenningsdoeleinden konden worden
gebruikt en vervolgens als onbemande bommenwerpers. Ze werden
onder meer ingezet tegen Al Qaida-stellingen in het grensgebied van
Afghanistan en Pakistan en konden worden bediend vanuit Amerika.
Maar ook fregatten hebben luchtdoelraketten die vrijwel automatisch
kunnen functioneren.

257
De mens zit alleen nog aan de knoppen omdat in vredestijd een
volledig geautomatiseerd systeem tot dramatische vergissingen kan
leiden. Het is dan ontoelaatbaar dat een vliegtuig onterecht wordt
neergehaald, terwijl dit risico in oorlogstijd wel kan worden genomen.
Human Rights Watch pleitte in 2013 al eens voor een totaal verbod op
killer robots. In de praktijk zal dit niet werken, omdat er in de civiele
markt voldoende alternatieven voorhanden zijn. Bovendien zullen
krijgsmachten zich geen technologische beperkingen willen laten
opleggen als dit tot operationele nadelen kan leiden. Hoezeer civiele
technologie al voor oorlogvoering kan worden toegepast, bleek uit het
feit dat de terreurbeweging Islamitische Staat in Syrië en Irak
commerciële minidrones gebruikte die ze zelf bewapende en die uiterst
effectief konden worden ingezet.
Door de toepassing van kunstmatige intelligentie kan niet langer
gesproken worden van automatische systemen, maar hebben we het over
autonome systemen. Net als de mens moet een dergelijk systeem
waarnemen, een interpretatie van die waarneming maken en vervolgens
een besluit nemen over de te nemen actie. Autonoom vliegen op basis
van gps-coördinaten of de contouren in het terrein is relatief simpel. Het
wordt lastiger in de dynamische omgeving van een oorlog. Als het
systeem een lerend vermogen heeft, zullen in het begin bovendien fouten
worden gemaakt. AlphaGo won in eerste instantie ook niet alles. De
Pruisische strateeg Von Clausewitz sprak al over de mist die over het
slagveld hing: het is vaak onduidelijk wat er zich precies afspeelt en de
commandant met het beste overzicht en inzicht in wat er gedaan moet
worden, heeft de grootste kans op de overwinning. Juist in deze vage en
ogenschijnlijk tegenstrijdige situaties zijn de huidige algoritmen nog niet
in staat om de juiste besluiten te nemen. Maar zo gauw dit wel mogelijk
is, ontstaat een totaal andere situatie en is er sprake van een complete
revolutie in de oorlogvoering.
De ethische vraag is of dergelijke systemen nog wel passen binnen de
beschaafde vormen van oorlogvoering. De mens kan op basis van zijn
vermogen tot redeneren een moreel besluit nemen, maar kan een
machine dat uiteindelijk ook? In zekere zin is het nu al mogelijk. Het
eerdergenoemde Watson van IBM, dat bestaat uit negentig servers, kan

258
beter redeneren dan mensen en is in staat gebleken om sommige cold
cases op te lossen. Watson ziet verbanden die mensen niet zien, want
mensen kunnen aan tunnelvisie lijden en vooringenomen zijn. Eén ding
is zeker: een computer heeft hiervan geen last. Maar Watson is niet
gebaseerd op het type AI dat noodzakelijk is voor autonome
wapensystemen. Die technologie is er nog niet, omdat het voor
computers nog steeds lastig is om met een grote mate van zekerheid
objecten te benoemen, variërend van een hond tot een kat. Daarom duurt
het ten minste nog enkele jaren voordat bijvoorbeeld een bewapende
drone zelfstandig kan bepalen welk object wat is en of dat object wel of
niet moet worden aangevallen. En ook dan is het ondenkbaar dat de
computer geen fouten zal maken.
Afgezien van de technische obstakels zijn er ook culturele barrières
die overwonnen moeten worden. Een piloot laat zich niet zomaar uit de
cockpit verbannen, en zeker bij westerse krijgsmachten bestaat een breed
gedragen aversie tegen te veel autonome systemen. Interessant is dat de
grootste investering in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van
autonome systemen niet bij defensie zit, maar bij de automobielindustrie,
die autonoom rijden als een kans ziet, en bij IT-technologie, die
voorwaardenscheppend aan autonoom rijden is. Mondiaal gezien
besteedt defensie niet meer dan 15 procent van de onderzoeks- en
ontwikkelingskosten aan autonome systemen.36 Op zich zeggen deze
verschillen niet alles, omdat militairen in toenemende mate
gebruikmaken van civiele technologie.
Ook al speelt de mens bij moderne gevechtsdrones een rol op afstand,
commandanten zijn nog wel betrokken bij de besluitvorming. Dat kan
veranderen als kunstmatige intelligentie haar intrede doet in de
oorlogvoering. Een van de bepalende factoren voor succes is de
zogenoemde OODA Loop, waarbij OODA staat voor observe, orient,
decide, act. Het verkorten van deze loop, of de tijd die verstrijkt tussen
een eerste waarneming van een probleem en de actie om bijvoorbeeld
een tegenstander uit te schakelen, vormt een van de belangrijkste
militair-technische vraagstukken van de afgelopen eeuwen. Technologie
maakte het mogelijk om die tijd te beperken, eerst in de vorm van de
telegraaf, later als telefoon en nog veel later met netwerkcentrische

259
systemen. Daarin waren alle elementen van de OODA Loop
samengebracht, zodat besluitvormers via waarnemingen op de grond
door onbemande en bemande vliegtuigen, satellieten en geavanceerde
informatietechnologie snel konden bepalen met welke wapens een actie
wel of niet moest worden uitgevoerd. De OODA Loop kon zo soms
worden verkort van dagen naar minuten. In Afghanistan werd hiermee
geëxperimenteerd door special forces, die op hun militaire smartphones
vrijwel onmiddellijk instructies kregen.
Als er in de toekomst sprake is van bijvoorbeeld gezichtsherkenning,
kan de OODA Loop verder worden verkort, en mogelijk ontstaat er dan
een situatie waarin autonome wapens een tegenstander kunnen
uitschakelen. Maar feitelijk geldt dit voor alles. Als tankcolonnes
oprukken, kunnen die door automatische systemen, die met AI het
onderscheid kunnen maken tussen vriend en vijand, worden vernietigd.
Als raketten op een fregat worden afgevuurd, geldt hetzelfde, net als bij
jachtvliegtuigen of grondtroepen die onder vijandelijk vuur komen te
liggen. Je hoeft je maar even een voorstelling van een dergelijke oorlog
te maken om te weten dat als die automatisch wordt gevoerd, deze kort
zal duren en van een extreme geweldsintensiteit is. De grote vraag is in
hoeverre de mens nog in de loop moet blijven: moet uiteindelijk het
besluit tot vuren door de mens worden genomen of door een computer?
In mei 2018 woonde ik de jaarlijkse GLOBSEC-conferentie in
Bratislava bij. Vele honderden politici en wetenschappers uit de hele
wereld kwamen in de Slowaakse hoofdstad bijeen om daar over
internationale politiek te spreken. Voor dat jaar stond de invloed van
technologie op de agenda, in het bijzonder kunstmatige intelligentie.
Generaal John Allen, oud-commandant van de International Security
Assistance Force in Afghanistan en nu president van het gerenommeerde
Brookings Institute in Washington, was hier duidelijk over: de mens
moet uiteindelijk beslissen. Elke andere optie is onethisch. Vanuit
westers perspectief kon ik deze redenering goed volgen. Maar ik vroeg
me af wat er gebeurt als een tegenstander niet dezelfde maatstaven
hanteert. Wat gebeurt er als een land geen ethische beperkingen heeft en
de besluitvorming aan de computer overlaat? Dat zou de OODA Loop
flink verkorten, waardoor de tegenstander in het voordeel zou zijn.

260
De geschiedenis wijst uit dat het overgeven van de besluitvormig aan
computers desastreus kan uitpakken en zelfs een kernwapenoorlog tot
gevolg kan hebben. Een mooi voorbeeld zijn de gebeurtenissen die in
1983 plaatsvonden vlak na het neerhalen door de Sovjet-Unie van een
Koreaans lijnvliegtuig, vlucht 007, ten westen van het schiereiland
Sachalin. Het vliegtuig vloog door een navigatiefout het luchtruim van
de Sovjet-Unie binnen en werd neergeschoten door een raket, gelanceerd
door een Russische straaljager. De verklaring was dat de Sovjet-Unie
dacht dat het om een provocatie van een militair toestel ging om
reactietijden te testen. Alle 269 bemanningsleden kwamen om.
In de weken erna liepen de spanningen op. Toen het early warning-
systeem van de Sovjet-Unie aangaf dat de Amerikaanse nucleaire ICBM
Minuteman en vervolgens nog eens vijf raketten waren gelanceerd, werd
gedacht dat er daadwerkelijk een nucleaire aanval op de Sovjet-Unie
plaatsvond. Het was te danken aan één man, een
luchtverdedigingsofficier met de relatief lage rang van luitenant-kolonel,
dat de Sovjetraketten niet werden afgeschoten. Deze Stanislav Petrov
vermoedde dat er iets niet klopte en wist zijn superieuren ervan te
overtuigen dat het om een valse melding ging, wat uiteindelijk ook door
een grondradar werd bevestigd. Voor zijn optreden kreeg Petrov in
januari 2013 de Dresden-prijs voor zijn rol in het voorkomen van de
Derde Wereldoorlog en in 2014 verscheen over hem de documentaire
The man who saved the world van regisseur Peter Anthony.
Het voorval, een van de vele voorbeelden van het bijna-uitbreken van
een kernwapenoorlog door foute inschattingen, maakt duidelijk dat
mensen intuïtief een andere inschatting kunnen maken dan een
computersysteem. Natuurlijk zijn de huidige computersystemen niet te
vergelijken met die van toen en zullen de systemen van de toekomst
zeker door de toepassing van kunstmatige intelligentie nog veel beter
zijn, maar garanties dat ze honderd procent betrouwbaar zijn kunnen niet
worden gegeven. Bovendien kan de inschatting worden gemaakt dat de
lancering mogelijk echt is, maar dat het in een bepaald geval om een
accidental launch gaat waartegen niet vergolden moet worden om erger
te voorkomen.

261
Hyper war maakt de risico’s nog groter. Een scenario zoals de Flash
Crash van 2010 is niet uit te sluiten. In mei van dat jaar stortte de beurs
van New York op onverklaarbare wijze in. Aanvankelijk werd de schuld
bij automatische aan- en verkoopprogramma’s gelegd, maar later bleek
dat het computersysteem was gemanipuleerd. Iets dergelijks kan ook
gebeuren met de computersystemen die een hyper war aansturen.
Terwijl het Westen altijd zal trachten de mens in de besluitvorming te
houden om ongelukken te voorkomen, is China een land dat weinig
moeite heeft met het overdragen van verantwoordelijkheden aan
computers. Ethische opvattingen spelen daar nu eenmaal een minder
grote rol. Precies daarom is de discussie over de acceptatie door de
Chinese bevolking van een controlemaatschappij zo belangrijk. Als
Chinezen die accepteren, en bovendien als gevolg van de Grote Chinese
Firewall geen ongecensureerde informatie krijgen, dan ligt het voor de
hand dat de Chinese autoriteiten de vrije hand hebben om oorlog te
voeren op een wijze die zij willen. De eerst test voor deze
veronderstelling zal vermoedelijke plaatsvinden in de Zuid-Chinese Zee,
waar de spanningen het hoogst oplopen en de Amerikanen nu al voor een
onoverkomelijke dreiging staan. De systemen voor Anti Access/Area
Denial, die de Amerikanen moeten beletten het gebied in te varen, zijn
belangrijke kandidaten om als eerste volledig geautomatiseerd te
worden. Dat de eerste hyper war daar kan uitbarsten, ligt daarom voor de
hand.

Samenvattend: er is een grote kans dat China de technologierace met


Amerika wint. De winnaar mag bepalen wat de standaarden zullen
worden voor het 5G-netwerk en het Internet of Things. Dit bepaalt op
zijn beurt de standaarden van kunstmatige intelligentie, 3D-printen,
cryptomunten, autonoom vervoer, mondiale bevoorradingsketens
enzovoort. De winnaar bepaalt dus in belangrijke mate de inrichting van
de mondiale economie, die ook in de toekomst door interdependentie zal
worden gekarakteriseerd. Uiteindelijk zal hij zijn krijgsmacht versterken,
onder meer door de toepassing van AI, wat de introductie van autonome
wapens en daarmee hyper war tot gevolg heeft. Zo kan het winnen van
de technologische race economische en militaire dominantie opleveren

262
en de voorwaarden scheppen voor het bepalen van de toekomstige
wereldorde. Europese landen doen aan deze wedstrijd niet of nauwelijks
mee. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, mits men zich aansluit bij
een bondgenoot die de wedstrijd wel speelt. Maar de relatie met de enige
kandidaat die daarvoor in aanmerking komt, is zoals bekend slecht.

263
12
Een wereldorde met Chinese
karakteristieken

Aan het einde van zijn rede tijdens het negentiende partijcongres vatte
president Xi nogmaals de historische opdracht samen die hij zichzelf had
opgelegd. Geïnspireerd door het socialisme met Chinese karakteristieken
sprak hij over een Chinese droom van ‘nationale verjonging’, gericht op
modernisering, hereniging van gebieden met China en wereldvrede. Dat
zou op korte termijn leiden tot ‘gematigde welvaart’ en tegen 2049 tot
supermacht China. De nieuwe industriële revolutie is de motor van die
modernisering, industriële standaarden zijn de ‘wapens’ in de strijd tegen
het Westen en de krijgsmacht moet zo nodig Taiwan, de Senkaku-
eilanden, de Zuid-Chinese Zee, Hongkong en Macao dwingen zich weer
met het moederland te verenigen. China’s nieuwverworven macht moet
leiden tot een ‘democratisering’ van de internationale betrekkingen,
waardoor volgens Xi een vreedzame wereld ontstaat. Uiteindelijk levert
dit een wereldorde met Chinese karakteristieken op. Daarmee zou de
strijd tussen de westerse wereldorde, gebouwd op liberaal-democratische
beginselen, zijn beslecht in het voordeel van een wereldorde gebouwd op
autocratische en staatskapitalistische beginselen.
Alle seinen staan voor Xi voorlopig op groen om deze Chinese droom
al ver voor de honderdste verjaardag van de Volksrepubliek te laten
uitkomen en de status quo te veranderen. Voor China is het positief dat
het Westen collectief suïcidaal is. Het wantrouwen tussen Europa en
president Trump heeft geleid tot verzwakking van de trans-Atlantische
band. De Europese Unie is politiek verdeeld en laat toe dat China met
zijn 16+1-overleg de lidstaten uit elkaar speelt. De NAVO lijkt
disfunctioneel te worden. Trump blaast internationale instellingen, die
een tegenwicht tegen China kunnen vormen, op of af. Het TPP komt er
zonder Amerika, het TTIP komt er waarschijnlijk helemaal niet.

264
Internationale organisaties die China kunnen disciplineren, zoals de
Wereldhandelsorganisatie, worden verzwakt of met opheffen bedreigd.
Wie dacht dat dit soort voornemens holle retoriek is, kwam tijdens de
jaarlijkse algemene vergadering van de VN in september 2018 bedrogen
uit. Hier benadrukte Trump nogmaals dat hij de ‘ideologie van
globalisme’ verwerpt en de ‘doctrine van patriottisme’ omarmt. Daarmee
bedoelde hij dat soevereine, onafhankelijke landen het enige vehikel zijn
voor vrijheid, democratie en vrede, en dat elke vorm van samenwerking
waarbij een ander land iets over de Verenigde Staten te zeggen heeft
moet worden verworpen. Internationale samenwerking zou nog
uitsluitend op basis van bilaterale verdragen en onder Amerikaanse
voorwaarden kunnen plaatsvinden. China was natuurlijk de grootste
boosdoener met zijn oneerlijke handelspraktijken. China zelf was
inmiddels druk doende zijn machtsinstrumenten georkestreerd in te
zetten. Democratieën zijn daartoe vanwege bureaucratische verkokering
en politieke fragmentatie minder goed in staat.
De huidige wereldorde wordt in hoog tempo door China en in zijn
kielzog Rusland gesloopt, terwijl Trump de opmars van China tot staan
wil brengen. De president heeft in één opzicht gelijk: China is inderdaad
protectionistisch en bedient zich bij zijn opmars van onoorbare
praktijken. Maar door zijn belangrijkste bondgenoten te schofferen heeft
Trump een sfeer gecreëerd waardoor het Westen niet langer gezamenlijk
een vuist kan maken. Die schofferingen zullen in de verhoudingen nog
lang doorwerken. Ook maakte hij duidelijk dat, ondanks het feit dat de
wereldeconomie geglobaliseerd is en dat zal blijven, de natiestaat
versterkt moet worden en economische competitie een zero-sum game
wordt, wat per definitie tot conflicten kan leiden. Bovendien is zijn
handelsoorlog slechts het begin van een lange reeks van aanvaringen met
China.
Hier wordt een poging ondernomen om China te beletten wereldleider
te worden. Die poging zal mislukken als Trumps beleid tot overstrech
leidt. Paul Kennedy beschrijft dit fenomeen in zijn eerder aangehaalde
Rise and fall of great powers uit 1987. Daarin schrijft hij hoe
grootmachten zichzelf kunnen overschatten, te veel hooi op hun vork
nemen en daarmee hun eigen ondergang organiseren. Trump is een

265
aantrekkelijke kandidaat voor deze these. Zelfs Amerika kan zich niet
veroorloven om gelijktijdig overal ter wereld handelsoorlogen uit te
vechten, multilaterale instituties op te blazen of te verzwakken, met Iran
en Noord-Korea in conflict te komen en op ramkoers te gaan liggen met
zijn bondgenoten. Het aandeel van de Verenigde Staten in het mondiale
bbp is minder dan 25 procent. Daardoor zijn de Verenigde Staten
weliswaar de belangrijkste macht ter wereld, maar die macht is tevens
onvoldoende om de wereld naar hun hand te zetten of echt een vuist
tegen China en Rusland te maken. Dat kan alleen wanneer met
bondgenoten in Europa en Azië wordt samengewerkt. Jim Mattis wees
Trump hierop in de brief waarmee hij zijn ontslag als defensieminister
aankondigde. In december 2018 schreef hij dat bondgenoten
onontbeerlijk zijn voor het handhaven van een wereldorde die de
veiligheid, welvaart en waarden van Amerika waarborgt, en dat hij
besloten had op te stappen om Trump de gelegenheid te geven een
minister aan te stellen die beter bij zijn opvattingen past.
Voor China betekenen Trumps destructiviteit en de Europese
verdeeldheid dat een gehate orde juist gemakkelijker in zijn voordeel kan
worden omgebogen. Fu Ying, de voorzitter van het comité van
buitenlandse zaken van het Chinese Volkscongres, was over de huidige
wereldorde heel duidelijk.1 De Verenigde Staten zouden volgens Fu
nooit echt de veiligheidsbelangen van China in acht hebben genomen en
China zou nooit echt het door Amerika geleide systeem hebben omarmd.
Maar hoe die nieuwe, eerlijke wereldorde er dan zou gaan uitzien, daar
moesten we naar gissen.

Het einde van de status quo


Het is zeker dat als China de status quo doorbreekt, dat slecht nieuws is
voor de bouwers van de huidige wereldorde. Door de revisionistische
Chinese politiek zullen voor het Westen houvast en zekerheid
verdwijnen. Die afbraak van oude zekerheden tijdens het interregnum,
waar Gramsci al over sprak, is nu al zichtbaar. Ik heb uiteengezet hoe
China’s opkomst door het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie
vergaande gevolgen had voor de inkomens- en loonontwikkeling in de
westerse wereld. De aanhoudende spanningen in de Zuid-Chinese Zee

266
zouden niet hebben kunnen plaatsvinden als China niet zo machtig was
geworden. En Rusland zou zich niet als een ontregelaar hebben kunnen
ontwikkelen als het Westen niet verzwakt was ten opzichte van China.
De economisch groei van China leidde tot een all time high van de
energie- en grondstoffenprijzen, waardoor de voedselprijzen naar
recordhoogtes stegen. Het gevolg was de Arabische Lente, die vooral een
reactie was op deze prijsstijgingen. De gevolgen daarvan zijn bekend:
burgeroorlogen, een impuls voor terrorisme en een vluchtelingencrisis
die Europa hard raakte. De reacties op deze ontwikkelingen waren ook
duidelijk: onvrede onder de bevolking en de opkomst van radicale
populisten, die leidden tot de brexit en Trumps protectionisme.
De grote omslag moet nog komen. Als het aan China ligt, gebeurt dat
voor 2049. In dat jaar bestaat de Volksrepubliek honderd jaar en moet
China een supermacht zijn. Dat gaat zeker lukken als China de koploper
in de vierde industriële revolutie wordt van 5G-netwerken, Internet of
Things, machine learning, nanotechnologie, kunstmatige intelligentie en
supercomputers. Omdat macht een optelsom is van economische kracht,
technologische innovatie, soft power en militaire macht, is het
onvermijdelijk dat in die nieuwe wereldorde de Chinese voorkeuren en
ideeën pas echt tot uitdrukking komen. De consequenties zijn immens, te
beginnen met het bepalen van de mondiale standaarden voor
bijvoorbeeld autonoom rijden, het beheersen van de mondiale supply
chains en het intomen van het westerse ‘imperialisme’. Het BRI speelt bij
dit alles een sleutelrol. Bovendien leidt technologische superioriteit tot
militaire superioriteit.
Als dit gebeurt, zijn niet langer de Verenigde Staten, maar is China de
hegemoniale macht. Die hegemoniale macht kan dan het gedrag van
andere landen beïnvloeden en de stabiliteit van het mondiale systeem of
de wereldorde bepalen. Daarmee wordt China de spelbepaler die kan
stabiliseren of ontregelen. Gezien de opvattingen over de eigen positie
als het centrum van de wereld en de neiging om andere landen als
ondergeschikt te zien, zal China zich ongetwijfeld als hegemoniale
macht gaan gedragen en de nieuwe poortwachter van een nieuwe
wereldorde worden.

267
Kan dit tot oorlogen leiden? De eerder aangehaalde Graham Allison
betoogde dat machtstransities in de meeste gevallen gepaard gaan met
conflicten. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook nu geldt. De conflicten in
de Zuid-Chinese Zee tonen immers aan dat een opkomend China zijn
kernbelangen zo nodig gewapenderhand wil beschermen. Begin januari
2019 ging president Xi een stap verder door Taiwan met militair
ingrijpen te dreigen als dat land zich al dan niet met steun van de
Verenigde Staten van het vaste land zou afkeren.2 Bovendien zullen
westerse landen zich niet als makke schapen naar de slachtbank willen
laten leiden. De handelsoorlog van Trump, de connectiviteitsstrategie
van de Europese Unie en de toenadering van Brussel tot landen als
Japan, India en Australië zijn tekenen van verzet.
De Chinese leiders realiseren zich heel goed dat de weg naar Chinese
hegemoniale macht vol met kuilen zit, waardoor de internationale
betrekkingen kunnen ontsporen. Ze hoeven daarvoor slechts te rade te
gaan bij Harvard-professor Robert Keohane. Hij veronderstelde dat
wanneer er sprake is van mondiale machtsverschuivingen en de
hegemoniale macht zijn positie verliest, de instabiliteit in de wereld zal
toenemen. De stabiliteit van het internationale systeem staat of valt, zoals
gezegd, met de macht van de poortwachter. Cruciaal is dat de hegemoon
over de middelen beschikt om andere landen tot de orde te kunnen
roepen, de mondiale spelregels te bepalen en landen te dwingen tot
samenwerking. Daarom stelde de Britse expert op het gebied van
politieke economie Suzan Strange dat de Wereldbank, de GATT, het IMF
en de andere organisaties die op initiatief van Amerika zijn opgericht,
vooral bedoeld zijn om de belangen van de Amerikanen te behartigen.
Trump ziet zijn land weliswaar als hegemoniale macht, maar gebruikt
die macht niet om de wereldorde te versterken. Hij wil deze juist
verzwakken, omdat dit in het belang van Amerika zou zijn. Maar als de
poortwachter van de orde zijn rol niet meer op zich wil nemen, dan
blaast hij, bewust of onbewust, de hele orde op en ontstaan er crises.
Precies om die reden verklaarde de scheidende voorzitter van de
Europese Commissie Jean Claude Juncker tijdens zijn laatste ‘troonrede’
in september 2018 dat de Europese Unie zich moet ontwikkelen van een
global payer naar een global player. In een hartstochtelijk pleidooi stelde

268
hij dat Europa zijn eigen lot in handen moest nemen en
Weltpolitikfähigkeit moest gaat tonen.3 Daarmee bedoelde hij het
vermogen om het multilaterale systeem en de wereldorde te beschermen.
Daarvoor zijn kracht en eenheid nodig.
Met deze opvatting zat Juncker dicht bij die van de Amerikaanse
politiek wetenschappers Daniel Deudney en G. John Ikenberry, die
stellen dat de liberale wereldorde onvervangbaar is.4 Er is volgens hen
geen alternatief voor landen om samen te werken in instituties die, samen
met het internationale recht, de wereld ordenen. Bovendien zou het
overleven van de liberale orde niet afhangen van de westerse wereld
alleen. Inderdaad hebben Deudney en Ikenberry een punt wanneer zij
zeggen dat de orde zoals wij die kennen niet ontworpen is om alleen
maar de democratie en mensenrechten te bevorderen, maar ook om de
belangen van soevereine staten te dienen, of dit nu democratieën of
autocratieën zijn. Dat mag zo zijn, maar het is ook onmiskenbaar dat het
een bewuste Amerikaans-Britse keuze is geweest, waaraan typisch
westerse waarden ten grondslag lagen – andere spelers, andere
grondslagen. Tegelijkertijd is het ondenkbaar dat een opkomende macht
die orde niet naar zijn hand zal trachten te zetten.

Een studie van de Amerikaanse RAND-corporation kwam tot de conclusie


dat de huidige orde nog steeds stabiel is en geen tekenen van een snelle
afbraak vertoont. De internationale instituties en de op regels gebaseerde
wereldorde zijn nog steeds robuust, hoewel de auteurs erkenden dat die
orde wel onder druk staat door de nieuwe Russische assertiviteit en de
opkomst van antiliberale, pro-Russische partijen. Bovendien konden de
onderzoekers geen garantie geven voor de toekomst van de huidige
wereldorde.5
Ook al blijven opkomende machten als China de liberale, economische
orde omarmen, het is niet gezegd dat dit ook geldt voor de overige
onderdelen van de westerse wereldorde. Die zal zeker gaan veranderen
en daarvoor is geen China nodig. De reden is dat Amerika zélf aan het
veranderen is. De bevolkingssamenstelling verandert ten gunste van de
hispanics en de Aziaten. Rond het midden van deze eeuw zullen de witte
Amerikanen in de minderheid zijn, maar nu al is duidelijk dat het

269
economische en politieke zwaartepunt verschuift van de van oudsher
pro-Europese elite van de oostkust naar het zuiden en het westen van het
land. De verschuiving van de aandacht naar Zuid-Amerika en vooral
Azië heeft geopolitieke gevolgen die per definitie ten koste gaan van de
trans-Atlantische verhoudingen, omdat deze vooral de
machtsverhoudingen van de Koude Oorlog uitdrukken. Het is geen
toeval dat China sinds het aantreden van president George W. Bush voor
alle presidenten de belangrijkste strategische uitdaging is, op terrorisme
na. De demografische verschuiving betekent ook dat de trans-Atlantische
betrekkingen steeds minder gebaseerd zijn op gedeelde waarden.
Daarmee wordt de NAVO ook steeds minder de waardegemeenschap die
het zegt te zijn. Immers, hispanics, Aziaten en Afro-Afrikanen delen niet
per definitie de waarden van witte Amerikanen. En hun oriëntatie is
zeker niet Europa. De ondermijning van de trans-Atlantische
betrekkingen en daarmee van de NAVO wordt versterkt door de brexit en
Trumps America First-beleid.
Als de Verenigde Staten niet meer in staat of bereid zijn te leiden,
moet Europa, precies zoals Juncker zei, het heft in eigen handen nemen.
Binnen de Europese Unie dienen zich inmiddels twee nieuwe leiders aan:
Frankrijk op militair gebied en Duitsland op economisch gebied.
Opmerkelijk genoeg hebben de brexit en Trump het vertrouwen in de
Europese Unie niet verder ondermijnd. Ondanks het feit dat in 2018 een
populistische regering in Italië aan de macht kwam en Polen en
Hongarije zich afkeren van de Europese waarden, is de Europese Unie
niet merkbaar verzwakt. Het populistische anti-EU-geluid is door de
brexit, Trump en de opkomst van Azië afgenomen. De Europese leiders
hebben een ambitieuze hervormingsagenda afgesproken die de Unie
weerbaarder moet maken tegen nieuwe financiële crises, en op
defensiegebied is de samenwerking hechter geworden. De Europese
Unie heeft ook de samenwerking met landen als China en Japan
geïntensiveerd.

De wereldorde met Chinese karakteristieken


In hoofdstuk 2 stelde ik dat de ongehinderde groei van China geen
gegeven is. China kan zelfs instorten. Als dat gebeurt, zal die klap in de

270
hele wereld nog jaren nadreunen. De kans lijkt mij voorlopig groter dat
Xi daadwerkelijk zijn Chinese droom kan waarmaken. Hoe gaat de
wereld dan veranderen? Zal China zich daadwerkelijk anders gedragen
dan de Verenigde Staten? Wordt het, met andere woorden, een
goedaardige hegemoon die anderen in hun waarde laat en van de wereld
een mooie, duurzame plek om te leven maakt? Dat lijkt ondenkbaar.
China is immers een revisionistische macht die de wereld naar zijn hand
wil zetten.
Net zoals de Verenigde Staten nu zullen niet alle landen alle
onderdelen van de Chinese westerse wereldorde omarmen. Maar op een
aantal punten is er geen ontkomen aan. Dat geldt vooral voor
economische en commerciële standaarden. China zal dus, net als de
Verenigde Staten, niet de hele wereld onder controle krijgen, maar zal
wel zijn stempel op die wereldorde drukken, waardoor het Westen niet
langer kan bepalen hoe het zijn welvaart en veiligheid wil beschermen.
Er zullen twee concurrerende systemen ontstaan: het ene is gebaseerd op
democratische beginselen, het andere op autocratische. Ik zie dan tien
grote veranderingen:

1. China koerst aan op een tribuutsysteem 2.0. Het tribuutsysteem


bestaat niet meer, maar de strategische cultuur van China is er nog
steeds in geworteld. Net zoals in het buitenlandbeleid van de westerse
landen de oude reflexen doorklinken van het imperialisme en het
kolonialisme, waardoor zij zich actief bemoeien met de rest van de
wereld, wordt het wereldbeeld van China evenzeer door het verleden
bepaald. In China is dat zelfs veel nadrukkelijker het geval dan in het
Westen, waar elk historisch besef verdwenen lijkt. Dat blijkt ook uit
de terminologie en de doelstellingen die de Chinese leiders hanteren.
China zegt te streven naar een ‘harmonieuze’ wereld en
‘democratisering’ van de internationale betrekkingen. Dat zijn softe
woorden, waarin een harde boodschap is verpakt: als China aan de
top van de mondiale hiërarchie staat en een systeem van politieke en
economische afhankelijkheden schept, zal het de wereldorde mede
bepalen. Het BRI is daarvoor het aangewezen instrument. Wij
westerlingen zouden zoiets hegemoniale macht noemen, maar een

271
betere beschrijving is het tribuutsysteem 2.0. Dit betekent dat China
erkenning en respect wil hebben voor zijn positie aan de top en dat
het zijn belangen, desnoods met militaire macht, zal beschermen.
Landen die China niet uitdagen, hebben weinig te vrezen. In
tegenstelling tot westerse landen heeft China geen messiaanse
trekken en heeft het niet de neiging zich te bemoeien met conflicten
elders in de wereld. Het valt daarom niet te verwachten dat China zijn
politieke, sociale en economische systeem aan andere landen wil
opdringen, maar zich beperkt tot beïnvloedingscampagnes gericht op
het bevorderen van een China-vriendelijke houding. Hongkong,
Macao, de Zuid-Chinese Zee, de Senkaku-eilanden en Taiwan zijn
uitzonderingen. Die zullen moeten ‘terugkeren’ naar het moederland
en zich uiteindelijk conformeren aan het Chinese systeem.
2. De internationale betrekkingen worden meer transactioneel. Het
beginsel van ‘voor wat hoort wat’ zal, sterker dan nu, de
internationale betrekkingen gaan domineren. Kijk hoe China omgaat
met de Nieuwe Zijderoute. Er wordt geïnvesteerd in een
infrastructuur die, zo benadrukken de Chinese leiders, een
economische win-winsituatie moet opleveren. Maar impliciet vraagt
China om steun voor zijn beleid ten aanzien van de hereniging met de
Zuid-Chinese Zee, Taiwan en de Senkaku-eilanden, en bijvoorbeeld
het tegengaan van veroordelingen door de Verenigde Naties van het
Chinese mensenrechtenbeleid. Hebben landen zich te diep in de
schulden gestoken, dan zal China daarvoor een aanzienlijke prijs
bedingen, zoals het gebruik van havens voor militaire doeleinden.
Daardoor wordt op goedkope wijze de geopolitieke footprint van
China uitgebreid. Uiteindelijk betekent dit dat China zich dus niet
altijd afzijdig zal houden van de interne aangelegenheden van een
land. Als een land in Chinese ogen over de schreef gaat, of zijn
belangen bedreigt, wordt er ingegrepen. Net zoals westerse landen
dat zouden doen. De redenen waarom verschillen echter. Het draait
niet om waarden, maar om keiharde belangen. Zakelijkheid is troef.
3. Mercantilisme en zero-sum game-denken worden sterker. De
handelsoorlog die Trump tegen China begon, was deels terecht.
China is mercantilistisch en protectionistisch, en schrikt niet terug

272
voor dumpingpraktijken om zijn eigen staalindustrie te beschermen
en die van andere landen uit de markt te concurreren. Bedrijven die
zich in China willen vestigen, wordt het moeilijk gemaakt en ze
moeten als entreeprijs gevoelige technologie overdragen.
Staatsbedrijven en investeringen in het buitenland worden voor
politieke doeleinden ingezet. Daarvoor wordt geput uit de enorme
reserves aan buitenlandse valuta’s. China wil absoluut de leidende
techmacht van de wereld worden en gaat ver om die doelstelling te
bereiken. Economisch gezien is het China First en er zijn geen
aanwijzingen dat dit zal gaan veranderen. Integendeel, als China de
top van de hiërarchie wil bereiken, zal het mercantilistische China
First-beleid alleen maar sterker worden. Daartoe zal China de
regelgeving willen bepalen, van commerciële en technische
standaarden voor het bedrijfsleven tot de regels die bepalen hoe
landen met elkaar omgaan.
4. Het institutionele landschap zal onherkenbaar veranderen.
Institutioneel staat China dicht bij de Verenigde Staten. Beide landen
hebben een instrumentele kijk op internationale instituties: ze worden
gebruikt als ze van belang zijn en anders worden ze, op zijn best,
gemarginaliseerd of afgeschaft. Trump en Xi zien bovendien meer in
bilaterale betrekkingen, gebaseerd op persoonlijke relaties. Een
organisatie als de VN zal blijven bestaan, omdat dit het enige forum is
waarin alle landen zijn vertegenwoordigd en de supermachten een
sleutelrol spelen. Andere organisaties, zoals de Wereldbank, het IMF
en mogelijk de Wereldhandelsorganisatie, zullen van aard veranderen
als het economisch zwaartepunt verder naar het Oosten verschuift en
daarmee ook de stemverhoudingen in deze organisaties in het nadeel
van het Westen veranderen, of als China zijn eigen concurrerende
instituties, zoals de New Development Bank, succesvol weet uit te
bouwen. Het feit dat China, net als Amerika, na de Tweede
Wereldoorlog zijn eigen instituties heeft opgericht, toont aan dat het
als opkomende macht de wereldorde naar zijn hand wil zetten. Van
echt multilateralisme is overigens geen sprake, omdat China deze
instituties ziet als een paraplu waaronder bilaterale afspraken kunnen
worden gemaakt. Dit staat haaks op de Europese opvatting van

273
multilateralisme, die uitgaat van afspraken tussen kleinere groepen
van landen. Deze trend naar een andere invulling van het
multilateralisme is overigens al langer zichtbaar. Rond 2012 kwam de
term ‘plurilateralisme’ op, waarbij kleine groepen gelijkgestemde
landen, eventueel binnen een groter geheel, samenwerken. De
eurozone binnen de grotere Europese Unie is daarvan een voorbeeld.
Maar net als binnen de Europese Unie kan deze praktijk het uit elkaar
lopen van belangen en daarmee de fragmentatie bevorderen. De
fragmentatie van de Unie zelf wordt voorts in de hand gewerkt door
de Russische beïnvloedingscampagnes en het Chinese Belt and Road
Initiative-project dat Oost-Europese landen kan dwingen van
loyaliteit te wisselen. Door al deze ontwikkelingen dreigt de wereld
te fragmenteren en kunnen multilaterale handelsakkoorden moeilijker
worden uitonderhandeld. Zet het plurilateralisme door, dat zal de rest
van de wereld steeds meer de speelbal van de Amerikanen en
Chinezen worden, behalve als de Europese Unie op dit punt politiek
verenigd blijft en het klassieke multilateralisme beschermt en zo haar
status als regelsupermacht waarmaakt.
5. Invloedssferen en blokvorming worden belangrijker. Voor landen die
de westerse bemoeienis zat zijn, is het tribuutsysteem 2.0 een
verademing. Opkomende, middelgrote landen met autocratische
trekken in Azië, Afrika, Zuid-Amerika en zelfs Europa worden tot de
Chinese soft power aangetrokken. De oude hoeders van de westerse
liberale wereldorde zullen dat verafschuwen en in actie komen. Nu al
laten de claims van China in de regio, de annexatie van de Krim door
Rusland en de voortgaande strijd om invloed in Oekraïne zien dat het
klassieke denken in invloedssferen terug is van weggeweest. De
wereld zal niet uiteenvallen in keurig afgebakende blokken zoals
tijdens de Koude Oorlog, maar zal bestaan uit machtscentra die
bondgenoten aan zich trachten te binden. De fragmentatie van de
digitale wereld, die nu al zichtbaar is door de ontwikkeling van
parallelle internetten, zal door deze ontwikkeling alleen maar verder
worden versterkt. Het Westen zal als reactie op de opkomst van
China de banden aanhalen met gelijkgestemde landen of China-
vrezers, zoals Australië, Nieuw-Zeeland, India en Japan. De

274
Europese Unie zelf is enerzijds onderhevig aan desintegrerende
krachten, maar zal anderzijds streven naar eenheid en uitbreiding met
nieuwe leden in de Balkan en mogelijk leden die te veel richting
China afdrijven vaarwel zeggen. China zal zoals gezegd trachten
‘verloren’ gebieden terug te krijgen en bindt via het zijderouteproject
andere landen aan zich. Rusland zal gebruikmaken van de nieuwe
dynamiek van de internationale betrekkingen en zal zijn invloed
binnen de grenzen van de voormalige Sovjet-Unie trachten te
vergroten. Daartoe ontwikkelt het Kremlin nieuwe instituties, zoals
de organisatie voor collectieve veiligheid als tegenhanger van de
NAVO, en de in 2015 in werking getreden Euraziatische Unie als
tegenhanger van de Europese Unie. Ook zal Rusland de banden met
gelijkgestemde landen verder aanhalen. Ideeën over een Groot
Eurazië en bestaande instituties als de Shanghai Cooperation
Organization helpen daarbij. Maar een echt partnerschap tussen
Rusland en China lijkt er niet te komen vanwege de Chinese afkeer
van multilateralisme.
6. Flow security zal het veiligheidsdebat domineren. Of de annexatie
van de Krim een trend heeft ingeluid is onduidelijk, maar dat er de
komende jaren annexaties zullen plaatvinden, lijkt aannemelijk.
China zal steeds minder terughoudend zijn om zijn claims met
militaire middelen kracht bij te zetten en Rusland zal in zijn periferie
hetzelfde doen. Maar de strijd tussen de nieuw spelers en blokken zal
zich vooral richten op alles wat stroomt en zich verplaatst: de
handelsstromen kunnen door sancties worden getroffen, de
datastromen door cyberaanvallen, internet kan worden misbruikt voor
desinformatiecampagnes, in de ruimte kan het dataverkeer via
satellieten worden verstoord, krijgsmachten en handelsvloten kan de
toegang tot gebieden worden ontzegd met steeds geavanceerdere
wapensystemen, die mogelijk worden door de toepassing van
kunstmatige intelligentie. Deze ontwikkeling eist tegenmaatregelen,
zoals de ontwikkeling van parallelle internetten. De keerzijde is dat
dit onvoorspelbare gevolgen voor de mondiale economie kan hebben,
in het bijzonder voor de mondiale bevoorradingsketens.

275
7. Liberale waarden, democratie en mensenrechten raken in de
betrekkingen tussen landen op de achtergrond. Waarden en macht
zijn twee zijden van dezelfde medaille. Een machtig land kan
waarden opleggen en tot beleidsdoelstelling verheffen. Bij vrijwel
alle interventies die het Westen de afgelopen decennia uitvoerde,
beriep men zich erop democratie en mensenrechten te bevorderen.
Zoals gezegd drukt de huidige orde de Europese waarden uit, die
grotendeels door de Verenigde Staten zijn overgenomen. In An
American Dilemma: The Negro Problem and Modern Democracy, de
beroemde, uit 1944 stammende studie van de Zweedse
Nobelprijswinnaar Gunnar Myrdal, staat het concept van de
American creed centraal. Dit zijn de kenmerken die Amerika groot
hebben gemaakt, zoals individualisme, burgerlijke vrijheden, en
gelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. Bovendien is de
Amerikaanse identiteit gevormd door settlers, die de ontberingen van
de overtocht trotseerden en wisten dat ze met eigen handen een land
moesten opbouwen. Onderdeel daarvan waren de trek naar het
westen, waarbij de cultuur van de oorspronkelijke bewoners werd
verwoest, en de slavernij in het zuiden. Hoezeer deze cultuur de
identiteit van de Amerikanen heeft gevormd, blijkt uit het
wapenbezit, dat door velen als een onverbrekelijk recht van het
individu wordt gezien. Het recht van de sterkste is daarmee een
essentieel onderdeel van de Amerikaanse cultuur. Amerika heeft deze
identiteit vertaald in een visie op de wereldorde die enerzijds bepaald
is door waarden en anderzijds gegrond is op macht. Het zal steeds
moeilijker worden om een beroep te doen op de op deze waarden
gebaseerde beginselen. Waarden gebaseerd op humanitaire en
democratische doelstellingen van het buitenlandbeleid, die zo
kenmerkend zijn voor westerse landen, zullen uit het zicht
verdwijnen. Zoals het door de VN aanvaarde Responsibility to Protect
(R2P), dat landen autoriseert om in te grijpen als een leider niet in
staat is om zijn eigen bevolking te beschermen of deze op
beestachtige wijze onderdrukt. Autocratische leiders hebben niets
met dit soort beginselen, omdat die zich tegen hen kunnen keren.

276
8. De wereld gaat terug naar een klassieke opvatting van soevereiniteit.
De Chinese leiders, gesteund door de Russische, laten zich leiden
door klassieke opvattingen van soevereiniteit. Dit betekent dat andere
waarden zullen domineren: het non-interventiebeginsel en een
beperkte interpretatie van soevereiniteit. In het Westen heeft het
denken over dit begrip de afgelopen decennia niet stilgestaan.
Soevereiniteit werd steeds meer iets voorwaardelijks. Als een regime
de veiligheid van de regio, of zelfs van zijn eigen bevolking in gevaar
bracht, waren er gronden om te interveniëren. Voor het Westen
konden humanitaire overwegingen ook een reden voor ingrijpen zijn.
Voor China, dat minder nadruk op zulke waarden legt, geldt dit niet.
Naar verwachting zal China uitsluitend nog interveniëren als zijn
economische belangen in het geding zijn of de Chinese macht wordt
uitgedaagd. Door de veranderende machtsverhoudingen zal ook het
Westen aan banden worden gelegd. Dit betekent dat in de toekomst
wars of choice steeds minder zullen voorkomen en wars of necessity
de norm zullen worden.
9. De wereld wordt na het interregnum niet per definitie onveiliger. Een
wereldorde met meerdere machtscentra is per definitie instabieler dan
de bi- of unipolaire wereld die we de afgelopen zeventig jaar hebben
gekend. Meer spelers betekent meer kans op foute inschattingen en
instabiliteit door wisselende coalities. Conflicten zullen ontstaan op
plaatsen waarvan het onduidelijk is binnen welke invloedssfeer deze
vallen, of waar landen geen behoefte hebben zich aan de grillen van
een grootmacht te onderwerpen. De claims van China zullen daarom
voor onrust blijven zorgen, net als landen als Georgië en Oekraïne,
die zich aan de Russische invloedssfeer trachten te onttrekken. Maar
op de lange termijn hoeft een Chinese wereldorde niet onveiliger te
zijn, ook al wordt die wereld wel rauwer en cynischer. Regimes
kunnen hun gang gaan met het terroriseren van hun bevolking.
Democratie is slechts weggelegd voor een beperkt aantal,
hoofdzakelijk westerse landen. China zal er weinig aan willen doen,
want het land is geen missionary nation. Daardoor komt er een eind
aan de eindeloze reeks weinig succesvolle westerse militaire
interventies, die meer kwaad dan goed hebben gebracht. China zal

277
bovendien elke poging van westerse landen om een mandaat te
krijgen voor een interventie blokkeren in de Veiligheidsraad. Ik heb
er al op gewezen dat ethische concepten als humanitaire interventies
en de Responsibility to Protect moeilijker uitvoerbaar worden. Maar
feitelijk geldt dit voor elke interventie waar een mandaat van de
Veiligheidsraad voor nodig is. Dat zal slechts bij hoge uitzondering
en onder zeer bijzondere omstandigheden worden gesteund door
landen als Rusland en China, die het beginsel van niet-inmenging
hoog in het vaandel hebben staan en niet langer bereid zijn mee te
gaan met westerse opvattingen over goed en fout. Bovendien is, door
de relatieve verzwakking van het Westen, de tijd voorbij dat het
zonder mandaat van de VN kon interveniëren zonder dat dit gevolgen
had.
10. Nucleaire afschrikking wordt belangrijker. De belangrijkste spelers
zijn kernwapenmogendheden: China, Rusland en de Verenigde
Staten. Na de oorlog tussen Georgië en Rusland in 2008 verschoof de
nadruk in het Amerikaanse kernbeleid van nucleair terrorisme naar de
Russische dreiging. Beide landen zijn bovendien voor verstrekkende
modernisering van hun kernwapenarsenalen. Dit is een teken dat de
internationale betrekkingen in een instabiele overgangsfase zitten en
dat kernwapens worden gezien als de ultieme veiligheidsgarantie.
Daarom is het geen toeval dat juist nu ook Duitse experts nadenken
over een Duits kernwapen.6 Dit is een logische gedachte, aangezien
de geloofwaardigheid van de Amerikaanse atoomparaplu voor
Europa onzeker is geworden, omdat de relatie tussen de Europese
Unie en de Verenigde Staten, en daarmee de toekomst van de NAVO,
onzeker is. China houdt vast aan een beleid van minimale
afschrikking en richt zich daarbij op kwalitatieve verbetering van het
beperkte kernwapenarsenaal, in een poging naar het Westen niet te
bedreigend over te komen. Daarin kan verandering komen als de
nieuwe wereldorde verder wordt vormgegeven en er nieuwe
machtsbalansen tussen nieuwe machtsblokken ontstaan. De rol van
kernwapens zal dan toenemen, omdat die avonturen door rivalen
afschrikken en de betrekkingen tussen de grootmachten stabiel
houden. Althans, dat is de gedachte.

278
Alle tekenen zijn aanwezig dat er een nieuwe wereldorde met Chinese
karakteristieken aan het ontstaan is. Net zoals bij de huidige wereldorde
zal ook in de toekomst geen sprake zijn van een model dat de hele
wereld omarmt. Dus van één wereldorde kan ook in de toekomst niet
worden gesproken. Het zullen ordes zijn die naast elkaar bestaan. Maar
de gevolgen voor de restanten van de westerse wereldorde zullen enorm
zijn als China in staat is om met het Westen concurrerende instituties op
te richten die, net zoals de westerse instituties, vooral het eigen belang
dienen.
Hoe snel die nieuwe orde zich ontwikkelt en hoe ingrijpend de
veranderingen zijn, hangt in belangrijke mate van de westerse wereld
zelf af. De combinatie van Europese Unie en Verenigde Staten blijft voor
China, zelfs na 2049, een geduchte partij. Maar dan dienen de Europese
leiders de economische en militaire eenheid van de Europese Unie wel te
versterken en moeten zij met Amerika voor een constructieve, op
wederzijdse belangen gebaseerde samenwerking kiezen. De drijvende
kracht achter deze samenwerking zijn geen gedeelde waarden, maar is de
noodzaak om samen sterker te staan. Zo bezien houdt het Westen nog
steeds zeggenschap over zijn eigen toekomst.
Dit betekent dat politiek leiders aan weerszijden van de Atlantische
Oceaan tot inkeer moeten komen. Ze moeten zich realiseren dat
individuele westerse landen te zwak zijn om in het geopolitieke geweld
overeind te blijven. Dat geldt zelfs voor de Verenigde Staten.
Een andere voorwaarde is dat de westerse wereld wordt verlost van
geopolitiek amateurisme. Strategisch denken en gezamenlijk de koers
bepalen zijn cruciaal. Wie dat niet doet, gaat dwalen en wordt de
speelbal van de opkomende macht. Gezien de antiwesterse houding van
opkomende machten als China valt te verwachten dat deze de ‘oude
wereld’ weinig zullen gunnen. Dit betekent dat de strijd om de toegang
tot afzetmarkten, handelsroutes en grondstoffen verscherpt en dat
opkomende machten niet met het Westen samenwerken bij het tegengaan
van massamigratie, terrorisme en andere bedreigingen.

Politiek leiders doen er daarom goed aan Alice in Wonderland nog eens
open te slaan. Op een gegeven moment vraagt Alice aan de kat: ‘Kun je
me misschien ook vertellen welke weg ik nu moet nemen?’ ‘Dat hangt er

279
heel erg van af waar je naartoe wilt,’ antwoordt de kat. ‘Dat maakt mij
niet zoveel uit,’ zegt Alice. ‘Dan maakt het ook niet uit welke weg je
neemt,’ zegt de kat. Kortom, wie zijn lot in eigen hand wil nemen en zelf
zijn weg wil bepalen, moet wel weten waar die weg naartoe leidt.

280
Noten

INTERREGNUM
1. Xi Jinping, ‘Secure a decisive victory in building a moderately
prosperous society in all respects and strive for the great success of
socialism with Chinese characteristics for a new era’, gepresenteerd
op het negentiende nationale congres van de communistische partij
in China, 18 oktober 2017, www.xinhuanet.comf.
2. Noah Smith, ‘Who has the world’s no. 1 economy? Not the U.S.’,
Bloomberg, 18 oktober 2017, www.bloomberg.com.
3. IMF, World Economic Outlook 2018, Country focus China, 26 juli
2018, www.imf.org.
4. European Commission, Connecting Europe and Asia. Building
blocks for an EU Strategy, Brussel, 19 september 2018.
5. www.news.com.au.
6. Mark Magnier, ‘As growth slows, China highlights transition from
manufacturing to service’, The Wall Street Journal, 19 januari 2016,
www.wsj.com.
7. Keith Bradsher, ‘Inquiry in China Adds to Doubt Over Rialibility of
its Economic Data’, International New York Times, 26 januari 2016,
www.nytimes.com.
8. IMF, World Economic Outlook 2018, Country focus China.
9. United Nations Conference on Trade and Development, Key
statistics and trends in international trade 2017, New York en
Genève, 2018, unctad.org.
10. Kevin Yao, ‘Trade war cost: China’s third quarter GDP growth seen
hitting lowest since 2009’, Reuters, 16 oktober 2018,
www.reuters.com.
11. Martin Wolf, ‘China’s debt threat: time to rein in the lending boom’,
Financial Times, 25 juli 2018.
12. IMF, World Economic Outlook 2018, Country focus China.
13. Tod Lindberg, ‘Making sense of the “international community”’,
Council of Foreign Relations, working paper, januari 2014.

281
1 DE OPKOMST EN ONDERGANG VAN WERELDORDES
1. Kurt Cambell en Ely Rather, ‘The China Reconing: How Beijing
Defied American Expectations’, Foreign Affairs, maart-april 2018, p.
70.
2. IMF, database en Economic Outlook 2017.
3. https://ourworldindata.org/international-trade.
4. Development of Parliamentarism International Forum, Analytical
materials for Working Events of the Forum, Moskou, 4-5 juni 2018.
5. www.weforum.org.

2 DE WESTERSE WERELDORDE
1. United Nations, The Millennium Development Goals Report 2015,
www.un.org
2. Kishore Mahbubani, Has the West Lost It?, Londen: Allan Lane,
2018.
3. Glen Johnson en Januz Symonides, The Universal Declaration of
Human Rights: A history of its creation and implementation 1948-
1998, Parijs: Unesco Publishing, 1998, unesdoc.unesco.org.
4. Stephen D. Krasner, (red), International Regimes, Ithaca, NY:
Cornell University Press, 1983.
5. Graham Allison, ‘The myth of the liberal order’, Foreign Affairs,
juli-augustus 2018.

3 WEG MET HET WESTEN


1. Wlodzimierz Cimoszewicz, ‘Building Poland’s Security:
Membership of NATO a Key Objective’, NATO Review 44 (1996).
2. Vaclav Havel, ‘New democracies for old Europe’, The New York
Times, 17 oktober 1993.
3. Viktor Orbán, rede bij de toetreding van Hongarije tot de NAVO,
Brussel 16 maart 1999, www.nato.int.
4. Viktor Orbáns rede in Băile Tuşnad (Tusnádfürdő) op 26 juli 2014,
budapestbeacon.com.
5. Jerzy Buzek, rede bij de toetreding van Hongarije tot de NAVO,
Brussel, 16 maart 1999, www.nato.int.

282
6. Roeland Termote, ‘Strijd om de staat is nu al begonnen’, NRC
Handelsblad, 7 december 2015, www.nrc.nl.
7. Oleh Harvrylyshyn, Xiaofan Meng en Marian L. Tupy, ‘15 Years of
reforms in ex-communist countries: far and extensive reforms led to
higher growth and more political freedom’, CATO-Institute, policy
analysis 795, 12 juli 2016.
8. Het gedeclassificeerde Amerikaanse document over deze aanval:
www.thereaganfiles.com/19860415-libya.pdf.
9. Richard Wike, Bruce Stokes, Jacob Poushter en Janell Fetterolf, ‘The
tarnished American brand’, Pew Research Centre, 26 juni 2017,
www.pewglobal.org.
10. Sonya Sceats en Shaun Breslin, China and the international human
rights system, Londen: Chatham House, oktober 2012, p. 3
11. Michel Pillsbury, The Hundred-year Marathon: China’s secret
strategy to replace America as the global superpower, New York:
Henry Holt, 2015, p. 100.
12. Pillsbury, Hundred-year Marathon, p. 95.
13. Andrew Nathan en Andrew Scobell, China’s search for security,
New York: Columbia University Press, 2015, pp. 97-98.
14. Pillsbury, Hundred-year Marathon, p. 115.
15. James Mann, The China fantasy: how our leaders away Chinese
repression, New York: Viking, 2007, pp. 19-20.
16. Bijeenkomst van de Valdai International Discussion Club te Sochi,
24 oktober 2014, en.kremlin.ru.
17. Hal Brands, ‘Democracy vs authoritarianism: how ideology shapes
great power conflict’, Survival, vol. 60, nr. 5, oktober-november
2018, p. 75.
18. Tom Batchelor, ‘Turkey still wants “full membership” of EU,
Erdoğan says’, The Independent, 26 maart 2018,
www.independent.co.uk.
19. ‘Kagame tells why he is against ICC charging Bashir’, Daily Nation,
3 augustus 2008, www.nation.co.ke.
20. Jeffrey Gettleman, ‘Anti-American sentiment is sweeping across
Africa’, The New York Times, 24 december 2006.

283
4 DE AANVAL VAN BINNENUIT
1. Robert B. Zoellick, ‘Whither China: From Membership to
Responsibility?’ 21 september 2005. 2001-2009.state.gov
2. Mark Sobel, Trump wide of mark on ‘manipulation’, OMFIF,
www.omfif.org.
3. John Micklethwait, Margaret Talev en Jennifer Jacobs, ‘Trump
Threatens to Pull U.S. Out of WTO If It Doesn’t ‘Shape Up’,
Bloomberg, 30 augustus 2018, www.bloomberg.com.
4. Charles Goodhart en Manoj Pradhan, Demographics will reverse
three multi-decade global trends Bank for International Settlements,
BIS Working Papers nr. 656, augustus 2017.
5. Zie bijvoorbeeld mijn eigen De Nieuwe Revolutionaire Golf
(Amsterdam: UAP, 2017); Ernesto Dal Bó, Frederico Finan, Olle
Folke, Torsten Persson en Johanna Rickne, ‘Economic Losers and
Political Winners: Sweden’s Radical Right’, Institute for
International Economic Studies, Zweden, augustus 2018,
erseus.iies.su.se; Sascha O. Becker, Thiemo Fetzer en Dennis Novy,
‘Who voted for Brexit? A comprehensive district-level analysis’,
Centre for Competitive Advantage in the Global Economy (CAGE)
en de University of Warwick, Economic Policy, vol. 32, nr. 92, 1
oktober 2017, pp. 601-650, doi.org.
6. R.W. Johnson, ‘Trump: Some Numbers’, The London Review of
Books, 14 november 2016.
7. Jay Shambaugh en Ryan Nunn, ‘Why wages aren’t growing in
America’, Harvard Business Rewiew, 24 oktober 2017.
8. Robert E. Scott, The High Cost of the China-wto Deal, Economic
Policy Institute, 1 februari 2001, www.epi.org.
9. David H. Autor, David Dorn en Gordon H. Hanson, The China
Shock, Working Paper 21906, National Bureau of Economic
Research, Cambridge, januari 2016, www.nber.org.
10. Lawrence Mishel, Elise Gould en Josh Bivens: ‘Wage Stagnation in
Nine Charts’, Economic Policy Institute, 6 januari 2015,
www.epi.org.
11. Richard Dobbs, Anu Madgavkar, James Manyika, Eric Labaye en
Pranav Kashyap, Poorer than their parents?, McKinsey Global

284
Institute, juli 2016.
12. Adam Jezard, ‘Where in Europe have wages fallen most?’, World
Economic Forum, 3 april 2018, www.weforum.org.
13. Laura Tyson en Anu Madgavkar, The great income stagnation,
McKinsey, 7 september 2016, www.mckinsey.com.
14. Sarah Neville, ‘UK areas with stagnant wages are most anti-EU’,
Financial Times, 23 juni 2016, www.ft.com.
15. Oxfam, Reward work, not wealth, 2018, www.oxfam.org.
16. Cas Mudde, Populist radical right parties in Europe, Cambridge:
Cambridge University Press, 2007; Pippa Noris, Radical right:
voters and parties in electoral market, Cambridge: Cambridge
University Press, 2005.
17. Freedom House, Freedom in the World 2018, freedomhouse.org.
18. Pew Research Centre, ‘Democracy widely supported, little backing
for rule by strong leader or military’, 16 oktober 2017,
www.pewglobal.org.
19. Robert O. Paxton, The anatomy of fascism, Londen: Penguin Books,
2005, p. 28.

5 DE SLOPER
1. Glenn Kessler en Salvador Rizzo, ‘President Trump has made 3,251
false or misleading claims in 497 days’, The Washington Post, 1 juni
2018, www.washingtonpost.com.
2. Robert O. Paxton, The Anatomy of Fascism, p. 218.
3. Walter Russell Mead, ‘The Jacksonian revolt’, Foreign Affairs, 20
januari 2017, www.foreignaffairs.com.
4. Jelmer Kos, ‘Deze internationale politieke zwaargewichten steunen
Donald Trump’, Elsevier Weekblad, 27 oktober 2016,
www.elsevierweekblad.nl.
5. Jon D. Michaels, ‘Trump and the “Deep State”’, Foreign Affairs,
september-oktober 2017, p. 52.
6. Kevin Sieff, ‘U.S. is denying passports to Americans along the
border, throwing their citizenship into question’, The Washington
Post, 1 september 2018, www.washingtonpost.com.

285
7. Institute for Economic & Peace, Global Terrorism Index 2017,
visionofhumanity.org.
8. Matt Stevens en Sarah Mervosh, ‘All 4 Living Former First Ladies
Condemn Trump Border Policy That Separates Families’, The New
York Times, 19 juni 2018, www.nytimes.com.
9. www.bmi.bund.de.
10. Juurd Eijsvogel, ‘Sluiten de Europese rijen zich nu Trump Merkel
aanvalt?’, NRC Handelsblad, 19 juni 2018.
11. www.nytimes.com.
12. John Micklethwait, Margaret Talev en Jennifer Jacobs, ‘Trump
Threatens to Pull U.S. Out of WTO If It Doesn’t “Shape Up”’,
Bloomberg, 30 augustus 2018.
13. David Chance ‘Trumps trade tariffs: Long on rhetoric, short on
impact?’, Reuters, 5 maart 2018.
14. www.whitehouse.gov.
15. Keith Bradsher, ‘China is set to take a hard line on Trumps trade
demands’, The New York Times, 30 april 2018, www.nytimes.com.
16. www.cbc.ca, 27 september 2016.
17. Jack Ewing, ‘Trump voters may be the biggest losers from Trump’s
auto tariffs’, The New York Times, 3 juli 2018.
18. Eric Maurice, ‘EU imposes anti-dumping tariffs on steel from China
and Taiwan’, EUobserver, 25 maart 2015, euobserver.com.
19. www.nytimes.com.
20. Daniel Bellamy ‘Trump: “The European Union has been terrible to
the United States on trade”’, Euronews, 18 mei 2018,
www.euronews.com.
21. AFP, ‘Macron warns Trump US tariffs are “illegal” and EU will
respond’, 1 juni 2018, www.thelocal.fr.
22. ‘The Charlevoix G7 summit communiqué’, www.reuters.com.
23. Linette Lopez, ‘Trump repeated a delusion about Germany that’s
been floating around the White House’, Business Insider, 18 maart
2017, www.businessinsider.nl.
24. Xi Jinping, Jointly shoulder responsibility of our times, promote
global growth, World Economic Forum Annual Meeting 2017,
Davos, 17 januari 2017.

286
25. Marek Strzelecki, ‘Trumps “Flexible” World Order Is Risk for EU’s
East, Tusk Says’, Bloomberg, 14 juli 2018, www.bloomberg.com.
26. Andrew Buncombe, ‘Trump is “undermining” world order the US
created, says top EU official in withering attack’, The Independent, 8
juni 2018, www.independent.co.uk.
27. Emmet Livingstone en Kalina Oroschakoff, ‘Trump and Juncker:
The art of the no-deal’, Politico, 30 juli 2018, www.politico.eu.
28. Europese Unie, ‘EU-China 2020 Strategic Agenda for Cooperation’,
eeas.europa.eu.
29. Resultaten van de informele top tussen EU en China, Beijing, 16 juli
2018, www.consilium.europa.eu.
30. www.bbc.com.
31. Jacob Pramuk ‘Trump endorses NATO’s mutual defense pact in
Poland, after failing to do so on first Europe trip’, CNBC, 6 juli 2017,
www.cnbc.com.
32. Anoniem, ‘I Am Part of the Resistance Inside the Trump
Administration’, The New York Times, 5 september 2018,
www.nytimes.com.
33. Helene Cooper en Julian E. Barnes, ‘U.S. officials scrambled behind
the scenes to shield NATO deal from Trump’, The New York Times, 9
augustus 2018, www.nytimes.com.
34. Europese Unie, ‘Shared Vision, Common Action: A Stronger
Europe’, juni 2016, europa.eu.
35. ‘Council decision on establishing the list of projects to be developed
under PESCO’, Brussel, 1 maart 2018,
www.consilium.europa.eu/media/33065/st06393-en18-council-
decision-pesco_press.pdf.
36. James Goldgeier en Elisabeth N. Saunders, ‘The unconstrained
presidency’, Foreign Affairs, september-oktober 2018, p. 147.

6 DE ONTREGELAAR
1. BBC News, ‘Putin deplores collapse of USSR’, 25 april 2005,
news.bbc.co.uk.

287
2. ‘Russia’s Reserve Fund Ceases to Exist’, The Moscow Times, 11
januari 2018, themoscowtimes.com.
3. The World Bank, Russia Economic Report 2018-2020,
www.worldbank.org.
4. Kathrin Hille, ‘Russia prepares for deep budget cuts that may even
hit defence’, Financial Times, 30 oktober 2016, www.ft.com.
5. Marc Bennetts, ‘Putin appeals to Russians to accept “painful”
pension changes’, The Guardian, 29 augustus 2018,
www.theguardian.com.
6. S.R. Covington, Putin’s choice for Russia, Cambridge MA: Harvard
University, Belfer Center, augustus 2015, p. 2.
7. Poetin was hier volstrekt duidelijk over: Covington, Putin’s choice
for Russia, p. 5.
8. Sergei Karakanov, ‘A year of victories. What’s next?’, we.hse.ru. Het
origineel werd geplaatst in Rossiyskaya Gazeta, 15 januari 2017,
(Federal issue nr. 7173 (7)).
9. Sergei Karakanov, ‘No easy solutions. On perspectives of the
Russian-European relations’, www.karaganov.ru.
10. Pete Baumgartner, ‘China’s Massive “One Road” Project Largely
Bypasses Russia, But Moscow Still On Board’, Radio Free Europe,
26 juni 2017, www.rferl.org.
11. Sergey Karakanov, ‘Global challenges and Russia’s foreign policy’,
Strategic Analyses, vol. 40, nr. 6, 2016, p. 469.
12. Anna Kuznetsova, ‘Greater Eurasia: perceptions from Russia, the
European Union, and China’, RIAC, 1 september 2017,
russiancouncil.ru.
13. Sergei Karaganov, ‘From the pivot to the east to greater Eurazia’,
Russia in Global Affairs, 25 oktober 2016, eng.globalaffairs.ru.
14. Keir Gilles, Assessing Russia’s reorganized and rearmed military,
Carnegie Endowment for International Peace, Military Task Force
White Paper, 3 mei 2017, carnegieendowment.org.
15. Margarete Klein en Kristian Pester, Russia’s armed forces on
modernization course, SWP-Comments, nr. 9, januari 2014.
16. Gilles, Assessing Russia’s reorganized and rearmed military.

288
17. Nicholas J. Myers, ‘Everything You Wanted to Know about Zapad
2017’, The National Interest, 8 oktober 2017, nationalinterest.org.
18. Mathieu Boulègue, ‘Five Things to Know About the Zapad-2017
Military Exercise’, Chatham House, 25 september 2017,
www.chathamhouse.org.
19. Patrick Tucker, ‘How the Pentagon is Preparing for a Tank War With
Russia’, Defense One, 19 mei 2016, www.defenseone.com.
20. National Defense Strategy Commission, Eric Edelman en Gary
Roughead (vicevoorzitters), Providing for the Common Defense,
United States Institute of Peace, november 2018, www.usip.org.
21. Tim Sweijs, Hugo van Manen, Katarina Kertysova en Frank
Bekkers, Flow security and Dutch defense and security policies, Den
Haag: HCSS, 2018.
22. NATO, The Alliance’s Strategic Concept, goedgekeurd door
staatshoofden en regeringsleiders die deelnamen aan de vergadering
van de Noord-Atlantische Raad in Washington DC, 24 april 1999.
23. NATO, Deterrence and Defence Posture Review, Brussel, 20 mei.
2012.
24. Military Doctrine of the Russian Federation, goedgekeurd door
middel van een presidentieel decreet van de Russische Federatie op 5
februari 2010.
25. Kristin Ven Bruusgaard, ‘Russian Strategic Deterrence’, Survival,
IISS, vol. 58, nr. 4, augustus-september 2016, p. 12
26. Geciteerd door Alexey Arbatov, in ‘Understanding the US-Russian
Nuclear Schism’, Survival, vol. 59, nr. 2, april-mei 2017, p. 33.
27. Margaret Brennan, ‘Carter Laments Putin’s “Loose Rhetoric” on
Nukes’, CBS News, 22 juni 2015, www.cbsnews.com.
28. Nuclear Posture Review 2018, p. II.
29. Alec Luhn en Roland Oliphant, ‘Vladimir Putin claims Russia has
developed nuclear weapons “invulnerable” to US missile defence’,
The Telegraph, 1 maart 2018, www.telegraph.co.uk.
30. RFE/RL Newsline, 18 februari 1999. Geciteerd uit een ongedateerde
paper van Igor Zevelev, NATO’s Enlargement and Russian
Perceptions of Eurasian Political Frontiers, George Marshall

289
European Center for Security Studies, Garmisch-Partenkirchen,
www.nato.int.
31. Robert Burns, ‘Russian Opposes More NATO Expansion’, Associated
Press, 7 februari 1999.
32. ‘Bucharest Summit Declaration’, uitgegeven door de staatshoofden
en regeringsleiders die deelnamen aan de bijeenkomst van de Noord-
Atlantische Raad in Boekarest op 3 april 2008, www.summit-
bucharest.ro.
33. ‘Joint Statement from the Department of Homeland Security and
Office of the Director of National Intelligence on Election Security’,
Department of Homeland Security, 7 oktober 2016.
34. Assessing Russian Activities and Intentions in Recent us Elections,
Office of the Director of National Intelligence, 6 januari 2017,
www.dni.gov.
35. ‘Top U.S. intelligence official: Russia meddled in election by
hacking, spreading of propaganda’, The Washington Post, 5 januari,
2017.
36. Anders Fogh Rasmussen en Michael Chertoff, ‘The West still isn’t
prepared to stop Russia meddling in our elections’, Politico
Magazine, 5 juni 2018.
37. Cyrille Klaassen, ‘Poetins trollenleger krijgt gevoelige tik’, Trouw,
19 augustus 2015, www.trouw.nl.
38. Adrian Chen, ‘The Agency’, The New York Times, 2 juni 2015.
39. Assessing Russian Activities.
40. Voor een overzicht: Gustav Gressel, ‘Fellow travellers: Russia, anti-
Westernism, and Europe’s political parties’, European Council on
Foreign Relations, 14 juli 2017.
41. Andrew Kaczynski, Chris Massie en Nathan McDermott, ‘80 times
Trump talked about Putin’, CNN, maart 2017, edition.cnn.com.
42. US President Donald Trump invites Narendra Modi, BBC, 25 januari
2017, www.bbc.com.
43. David Graham, ‘The Strange Tale of Trumps Phone Call to Putin’,
The Atlantic, 21 maart 2018, www.theatlantic.com.

7 DE BARBAREN

290
1. Aaron L. Friedberg, ‘Globalisation and Chinese Grand Strategy’,
Survival, vol. 60, nr. 1, p. 8.
2. Daiman Grammaticas, ‘Damaging coup rumours ricochet across
China’, BBC News, www.bbc.com.
3. Martin Jacques, When China Rules the World, Londen: Penguin
Books, 2012, p. 157.
4. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres van de
communistische partij van China, 18 oktober 2017, p. 11.
5. Jacques, When China Rules, p. 244.
6. Lucian W. Pye, Asian power and politics: the cultural dimension of
authority, Cambridge: Harvard University Press, p. X.
7. Jacques, When China Rules, p. 281.
8. Deng Xiapoing, ‘China will never allow other countries to interfere
in its internal affairs’, 11 juli 1990,
en.people.cn/dengxp/vol3/text/d1150.html
9. Zhu Liqun, China’s foreign policy debates, Parijs: EU Institute for
Security Studies, Chaillot Paper 121, september 2010, pp. 11-12.
10. ‘Security Council Fails to Adopt Draft Resolution Condemning
Syria’s Crackdown on Anti-Government Protestors, Owing to Veto
by Russian Federation’, China, 4 oktober 2011, www.un.org.
11. Zhang Xiaoming, International relations theory in China,
d3qi0qp55mx5f5.cloudfront.net/cpost/i/docs/Zhang_PPT.pdf.
12. Yan Xuetong, Ancient Chinese thought. Modern Chinese power
(vertaald uit het Chinees), Princeton: Princeton University Press,
2011, p. 254.
13. Yan Xuetong, Ancient Chinese thought, p. 211.
14. John J. Mearsheimer, ‘Benign Hegenomy’, International Studies
Review, 2016, pp. 1-3
15. Huntington, Clash of civilizations, p. 184.
16. Yaqing Qin, ‘Development of international relations theory in China:
progress through debates’, International Relations of the Asia-
Pacific, vol. 11, nr. 2, 1 mei 2011, pp. 231-257, doi.org.
17. Mearsheimer, ‘Benign Hegenomy’, p. 2.
18. Jacques, When China Rules, p. 502.
19. Pillsbury, Hundred-year Marathon, p. 55

291
20. William A. Callahan, Contingent states: greater China and
transnational relations, Minneapolis: University of Minnesota Press,
2004, p. 34.
21. ‘War, rebellion, and intervention under hierarchy: Vietnam-China
relations, 1365-1841’, Journal of Conflict Resolution, 3 mei 2018.
22. BBC World Service, ‘Protests as China’s leader Xi Jinping visits
Macau’, 20 december 2014, www.bbc.com.
23. Pillsbury, Hundred-year Marathon, p. 12.
24. ‘Xi’s thought and “absolute” Party leadership of PLA written into the
Constitution’, China Daily, www.chinadaily.com.cn.
25. ‘China’s Xi allowed to remain “president for life” as term limits
removed’, BBC News, 11 maart 2018, www.bbc.com.
26. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres, p. 17.
27. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres, p. 24.
28. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres, p. 25.
29. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres, ibidem.

8 CHINA’S GROEIENDE ASSERTIVITEIT


1. Graham Allison, ‘The Thucydides Trap. Are the U.S. and China
Headed for War?’, The Atlantic, 24 september 2015.
2. Jonas Parello-Plesner en Mathieu Duchatel, China’s strong arm,
Londen: IISS, Adelphi 451, 2015, p. 134.
3. T.R. Fernbach, This kind of war: a study on unpreparedness, New
York: MacMillan, 1963, pp. 184-196.
4. ‘Hu Jintao and Barack Obama, remarks on their meetings and joint
statement’, 17 november 2009, china.usc.edu.
5. Micheal D. Swaine, ‘China’s Assertive Behaviour’, China
Leadership Monitor 34, 2011, p. 4.
6. ‘Dangerous Shoals’, The Economist 19 januari 2013.
7. Uitspraak van het permanente Hof van Arbitrage te Den Haag, 12
juli 2016, pca-cpa.org.
8. Garrie van Pinxteren, ‘China zal “geen centimeter” wijken in de
Zuid-Chinese Zee, zegt Xi tegen Mattis’, NRC Handelsblad, 28 juni
2018.
9. Henry Kissinger, On China, Londen: Penguin Books, 2011, p. 23.

292
10. Ben Brimelow, ‘China is getting increasingly aggressive with Taiwan
– but war would be disastrous for both sides’, Business Insider, 23
april 2018, www.businessinsider.com.

9 DE WEG NAAR EEN MILITAIRE SUPERMACHT


1. M. Taylor Fravel, ‘Shifts in Warfare and Party Unity’, International
Security, vol. 42, nr. 3, winter 2017, pp. 50-51.
2. Tony Capaccio, ‘China’s New Weapons May Threaten US bases,
Ships, Gates Sais’, Bloomberg, 19 september 2009.
3. Xi Jinping, rede voor het negentiende nationale congres, p. 48.
4. European Council of Foreign Relations, ‘Grand Designs: does China
have a “grand strategy”?’, oktober 2017, p. 3, www.ecfr.eu.
5. Qiao Liang en Wang Xiangsui, Unrestricted Warfare, Beijing: PLA
Literature and Arts Publishing House, 1999, archive.org.
6. Ibidem, p. 41.
7. Parello-Plesner en Duchatel, China’s strong arm, p. 26.
8. Parello-Plesner en Duchatel, China’s strong arm, pp. 28-29.
9. ‘Chinese President Xi Jinping pledges 8,000 UN peacekeeping
troops, US $1 billion to peace fund’, South China Morning Post, 29
september 2015, www.scmp.com.
10. Logan Pauley, ‘China takes the lead in UN peacekeeping’, The
Diplomat, 17 april 2018, sustainablesecurity.org.
11. ‘China will take a more active role in world problems, Xi Jinping
says’, South China Morning Post, 1 december 2017,
www.scmp.com.
12. Donald J. Trump, National Security Strategy, december 2017, p. 2,
www.whitehouse.gov.

10 DE NIEUWE GEOPOLITIEK
1. Friedberg, ‘Globalization and Chinese Grand Strategy’, p. 14.
2. ‘In Bush’s Words: “Join Together in Making China a Normal
Trading Partner”’, The New York Times, 18 mei 2000,
www.nytimes.com.

293
3. Linda J. Bilmes en Joseph E. Stiglitz, The three trillion dollar war:
the true cost of the Iraq conflict, New York: W.W. Norton &
Company, 2008.
4. J.J. Mearsheimer en S.M. Walt, ‘An Unnecessary War’, Foreign
Policy, januari-februari 2003, nr. 134, pp. 51-59.
5. N. Ferguson, ‘Complexity and Collapse’, Foreign Affairs, maart-
april 2010, p. 32.
6. P. Gordon, ‘Winning the Right War’, Survival, winter 2007-2008.
7. K. Mahbubani, ‘Strategy and Common Sense’, Survival, vol. 50, nr.
1, februari-maart 2008, pp. 78-90.
8. U.S. Congress, Office of Technology Assessment, Technology
Transfer to China, OTA-ISC-340, Washington, DC: U.S. Government
Printing Office, juli 1987, p. 9.
9. Philip Wen, ‘China’s Xi says will support Interpol raising its profile’,
Reuters, 26 september 2017, www.reuters.com.
10. President Xi’s openingsspeech voor het Belt and Road Forum, 14
mei 2017, www.chinadaily.com.cn.
11. Dana Heide, Till Hoppe, Stephan Scheuer en Klaus Stratmann, ‘EU
ambassadors band together against Silk Road’, Handelsblatt, 17 april
2018, global.handelsblatt.com.
12. Andrew Witthoeft, ‘What Is China’s Objective With the 2018 16+1
Summit?’, The Diplomat, 8 juni 2018, thediplomat.com.
13. Matthew Karnitschnig, ‘China is investing heavily in countries that
might one day join the EU’, 18 juli 2017, www.politico.eu.
14. Liam Fox, ‘Tonga to start paying back controversial Chinese loans
described by some as “debt-trap diplomacy”’, 19 juli 2018,
www.abc.net.au.
15. David Wroe, ‘China eyes Vanuatu military base in plan with global
ramifications’, 10 april 2018, www.stuff.co.nz.
16. Willem Oosterveld, Katarina Kertysova en Eric Wilms, The BRI is
going East: China in the Caribbean and the South Pacific, Den
Haag: HCSS, 24 oktober 2018.
17. Charlotte Greenfield en Jonathan Barrett, ‘Payment due: Pacific
islands in the red as debts to China mount’, Reuters, 31 juli 2018,
www.reuters.com.

294
18. ‘China has a vastly ambitious plan to connect the world’, The
Economist, 26 juli 2018, www.economist.com.
19. Zie hiervoor de uitgebreide analyse van Michael Beckley, ‘The
Energing Military Balance in East Asia’, International Security, vol.
42, nr. 2, pp. 78-119.
20. Voor een beschrijving van Air-Sea Battle: Aaron L. Friedberg,
Beyond Air-Sea Battle, Londen: IISS, Adelphi 444, 2014, hoofdstuk
3: ‘The direct approach: Air-Sea Battle’, pp. 73-104.
21. Michael Beckley, ‘The Emerging Military Balance in East Asia’, p.
117.
22. ‘South-East Asian economies, Okay, for now’, The Economist, 14
april 2016, www.economist.com.
23. David Schambaugh, ‘U.S.-China Rivalry in Southeast Asia’,
International Security, vol. 42, nr. 4, voorjaar 2018, pp. 85-127.
24. Jeevan Vasagar, ‘US allies in Asia dismayed by “America First”’,
Financial Times, 4 juni 2017, www.ft.com.
25. Kevin Liptak en Dan Merica, ‘Trump delivers “America first”
speech at Asia-Pacific economic summit’, CNN, 10 november 2017,
edition.cnn.com.
26. Schambaugh, ‘U.S.-China Rivalry in Southeast Asia’, p. 114. Zie
ook Howard W. French, Everything under the heavens: how the past
helps save China’s push for global power, New York: Alfred A.
Knopf, 2017.

11 DE VIERDE INDUSTRIËLE REVOLUTIE


1. Ian Bremmer, ‘China Embrances AI’, Eurazia Group, december
2017, www.eurasiagroup.net.
2. Jeffry Ding, ‘Deciphering China’s AI Dream’, University of Oxford,
maart 2018, www.fhi.ox.ac.uk.
3. Marc Goodman en Parag Khanna ‘The Power of Moore’s Law in a
World of Geotechnology’, The National Interest, januari-februari
2013, nationalinterest.org.
4. Stu Woo, ‘Why Being First in 5G Matters’, The Wall Street Journal,
12 september 2018, www.wsj.com.

295
5. Introduction on Chinese Evaluation Group (ChEG), www.itu.int.
6. Paul Nikolich, Chih-Lin I, Jouni Korhonen, Roger Marks, Blake Tye,
Gang Li, Jiqing Ni en Siming Zhang, ‘Standards for 5G and Beyond:
Their Use Cases and Applications’, IEEE 5G Tech Focus, vol. 1, nr. 2,
juni 2017, futurenetworks.ieee.org.
7. ‘China talks of building a “digital Silk Road”’, The Economist, 31
mei 2018, www.economist.com.
8. epaper.21jingji.com.
9. Xinhua, ‘Belt and Road Forum a dreamed venue to discuss digital
silk road: European expert’, 5 februari 2017, www.xinhuanet.com.
10. Danielle Cave, ‘Huawei highlights China’s expansion dilemma:
espionage or profit?’, The Strategist, 15 juni 2018,
www.aspistrategist.org.au.
11. ‘IDC: Launch of Watson Supply Chain Looks to Address Gaps in
Data Analytics and Resources’, IBM Watson Customer Engagement
blog, www.ibm.com.
12. ING, ‘3D printing: a threat to global trade’, 28 september 2017,
www.ing.nl.
13. www.axios.com.
14. Mark Greeven, Business ecosystems in China: Alibaba and
competing Baidu, Tencent, Xiaomi en LeEco, Londen: Routledge,
2017.
15. Eefje Rammeloo, ‘In digitaal opzicht is China ons de baas’, NRC
Handelsblad, 24 mei 2018, www.nrc.nl.
16. Andy Yee, ’Beyond the US-China Race for Geotechnological
Supremacy’, Asia Global Online, 1 februari 2018,
www.asiaglobalonline.hku.hk.
17. ‘Artificial Intelligence: Implications for China’, McKinsey Global
Institute, april 2017, www.mckinsey.com.
18. Bremmer, ‘China embraces AI’, p. 10.
19. C. Frey en M. Osborne, ‘The future of employment: how susceptible
are jobs to computerization?’, Working paper, september 2013.
20. ‘A future that works: Automation, employment, and productivity’,
McKinsey Global Institute, januari 2017.

296
21. ‘Global growth: Can productivity save the day in an aging world?’,
McKinsey Global Institute, januari 2015.
22. Paul Kennedy, Rise and fall of the great powers, New York: Vintage,
1988, p. 30.
23. Geciteerd door Mara Hvistendahl, ‘Inside China’s vast experiment in
social ranking’, Wired, 14 december 2017, www.wired.com.
24. Hvistendahl, ‘Inside China’s vast experiment in social ranking’.
25. Bremmer, ‘China embraces AI’, p. 7.
26. Zie hiervoor ‘waves’ onderzocht door het project World Values
Survey, www.worldvaluessurvey.org.
27. Lianjian Li, ‘Reassessing Trust in the Central Governement:
Evidence from Five National Survey’s’, The China Quarterly, 2016,
1 februari 2016, www.cambridge.org.
28. Will Freeman, ‘The accuracy of China’s mass incidents’, Financial
Times, 2 maart 2010.
29. Tyler Headley en Cole Tanigawa-Lau, ‘Measuring Chinese
Discontent’, Foreign Affairs, 10 maart 2016,
www.foreignaffairs.com.
30. Ana Michell en Marry Diamond, ‘China’s Surveillance State Should
Scare Everyone’, The Atlantic, 2 februari 2018,
www.theatlantic.com.
31. Gary King, Jennifer Pan en Margaret E. Roberts, ‘How the Chinese
Government Fabricates Social Media Posts for Strategic Distraction,
not Engaged Argument’, 1 juli 2016, gking.harvard.edu
32. Craig S. Smith, ‘The New York Times vs. the “Great Firewall” of
China’, The New York Times, 31 maart 2017, www.nytimes.com.
33. ‘Bloomberg sites blocked in China days after Xi family wealth
story’, Reuters, 4 juli 2012, www.reuters.com.
34. Eric Schmidt en Jared Chen, The new digital age, New York:
Vintage Books, 2014.
35. Damien Sharkov, ‘Russia can launch its own internet if rift with west
escalates, Moscow warns’, Newsweek, 7 maart 2018,
www.newsweek.com.
36. M.L. Cummings, Artificial Intelligence and the future of warfare,
Chatham House, januari 2017, www.chathamhouse.org.

297
12 EEN WERELDORDE MET CHINESE KARAKTERISTIEKEN
1. Fu Ying, China and the future of international order, rede voor
Chatham House, 6 juli 2016, www.chathamhouse.org.
2. Chris Buckley en Chris Horton, ‘Xi Jinping Warns Taiwan That
Unification Is the Goal and Force Is an Option’, The New York
Times, 1 januari 2019.
3. Jean-Claude Juncker, State of the Union 2018: the hour of European
sovereignty, Brussel, 12, september 2018, ec.europa.eu.
4. Daniel Deudney en G. John Ikenberry, ‘The Resilient Order’,
Foreign Affairs, juli-augustus 2018, pp. 16-24.
5. Michael J. Mazarr e.a., Measuring the health of the liberal
international order, Santa Monica: Rand, 2017.
6. Matthew Karnitschnig, ‘German bomb debate goes nuclear’,
Politico, 13 augustus 2018, www.politico.eu.

298
Dit boek wordt je aangeboden door Vitesse & Soundwave :-)

299
Inhoudsopgave
Inhoud 3
De nieuwe wereldorde 4
Woord vooraf 6
Interregnum 8
I - De sloop van de westerse wereldorde 20
1 - De opkomst en ondergang van wereldordes 21
2 - De westerse wereldorde 37
3 - Weg met het Westen 52
4 - De aanval van binnenuit 79
5 - De sloper 91
6 - De ontregelaar 123
II - De opkomst van China 151
7 - De barbaren 152
8 - China’s groeiende assertiviteit 179
9 - De weg naar een militaire supermacht 200
III - De Chinese wereldorde 211
10 - De nieuwe geopolitiek 212
11 - De vierde industriële revolutie 235
12 - Een wereldorde met Chinese karakteristieken 264
Noten 281
Meer politiek? 299

300

You might also like