You are on page 1of 5

Departement Handelswetenschappen

Korte Nieuwstraat 33 - 2000 ANTWERPEN


Ba3, Handelswetenschappen
Academiejaar 2006-2007
Examen Internationale Economie
dr. Trudo Dejonghe
Datum : 3 februari 2007

Naam: ………….…………………………………..

1. Verklaar volgende termen in telkens maximaal 40 woorden en/of een overzichtelijke


figuur

- Het triadisch netwerk van de wereldhandel

- Dynamisch toenemende schaalvoordelen

- Complexe integratie strategie

- De 4 motieven om te I in het buitenland

- Strategisch handelsbeleid

2006-2007: Examen Internationale Economie –reeks A 1


2. Waarom staan wij machteloos tegen delokalisatie? Of is dit niet zo voor alle
sectoren? Toon voor de sectoren waar we zwak in staan via de neo-klassieke
modellen(Smith, Ricardo, HO, SS, factorprijsegalisatie, …) aan dat protectionisme
geen zin heeft en zelfs nefast is voor onze economie op de lange termijn.

Bespreek deze vraag uitvoerig met GRAFIEKEN EN THEORIEEN maar beperk je tot
voor en achterzijde van deze pagina.

2006-2007: Examen Internationale Economie –reeks A 2


3. Beantwoord deze vragen op de daartoe voorziene ruimte.

a.) Toon grafisch aan dat volgens de neo-klassieke modellen vrijhandel tussen twee landen
beter is dan autarkie

b.) Geef volgens het eclectisch paradigma van Dunning redenen om in België te investeren.

c.) Welke theorieën stellen dat innovatie de drijvende kracht is voor een ontwikkelde
economie? (gebruik hier de achterzijde van dit blad voor)

2006-2007: Examen Internationale Economie –reeks A 3


d.) Welke vorm van handelsbelemmering is dit? Toon grafisch de consequenties aan.
Waarom waren voornamelijk Italië, Portugal en Spanje voorstander van deze maatregel?
Zal het op LT effect hebben? Waarom wel/niet?.

e) Wat zijn de ernstige economische argumenten voor protectionisme?

2006-2007: Examen Internationale Economie –reeks A 4


f) Wat zijn de voor en nadelen van exportoriëntatie?

4) Invuloefening: Opgepast +1 bij goed antwoord, -1 bij foutief antwoord

a) ………………………. is in 2000 de meest verhandelde productengroep in de wereld.


b) Latijns Amerika drijft de meeste handel met ………………….
c) De transnationaliteitsindex is ……………………………………………………………..

d) Het grootste deel van de instroom van FDI in Afrika gaat naar de ……………. Sector
e) De openheidsgraad van een land
is ……………………………………………………………….

f) De relatie tussen FDI en wereld BBP is ……………………………………………………..


g) HO klopt enkel tussen ………………….. en ………………………..
tussen …………………. en ……………………… niet dat toonde de Leontief paradox
aan.
h) Als een land ergens gespecialiseerd in is dan is de Balassa index voor dat product
groter dan ……………
i) …………………………….. index meet de intra-industriehandel. Tussen België en
Nederland zal deze waarde ongeveer ……… zijn.
j) Het hoofdkwartier van VW is gevestigd te ………………… (stad)
k) In een eerste fase zijn FDI gebaseerd op …………………………………………
l) ……………….. is het fenomeen van verkopen op de wereldmarkt onder de
productieprijs.

2006-2007: Examen Internationale Economie –reeks A 5

You might also like