You are on page 1of 24

Perkwunos

Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Mikalojus Konstantinas Čiurlionis, Perkunas, 1909. Perkunas was de


Litouwse dondergod.

Perkwunos (*perkwunos; IPA: pɛrkʷunɔs; spreek
uit: per'kwoenos; 'eikenheer') is
de hypothetische dondergod in de Proto-Indo-Europese
religie die bestaan zou hebben rond het vierde
millennium v.Chr.[1] Deze god is sinds de negentiende
eeuw gereconstrueerd door filologen en mythologen op
basis
van vergelijkend taalkundig en mythologisch onderzoek
naar de diverse Indo-Europese talen en tradities.
Dat Indo-Europeanen vermoedelijk in een dondergod
geloofd hebben, wordt onderbouwd door het karakter
van het gereconstrueerde pantheon, de Indo-
Europese woordenschat, de vele dondergoden in
geboekstaafde tradities, de kenmerken daarvan, en het
vaak voorkomende motief van een strijd tussen de
dondergod en een draak.
De Indo-Europese voorstelling van Perkwunos was
mogelijk als volgt. Hij heerste over storm, donder en
regen, en hij had een speciale band met eiken. Zo
aanbad men hem via heilige eiken. Ook zou hij bij
voorkeur leven in beboste heuvellanden of bergen.
Mogelijk had hij een baard en een geitenwagen. De god
werd als krachtig beschouwd, en zijn wapen was
de bliksemschicht. Soms werd die metaforisch
voorgesteld als een strijdhamer of steen. Daarmee
bevocht hij allerlei wezens, zoals reuzen en draken die
zorgden voor chaos, droogte, dood en armoede. De god
waarborgde dus orde, leven en vruchtbaarheid. In
verschillende tradities zou Perkwunos zich ontwikkeld
hebben tot een almaar prominentere godheid. Soms
werd hij vereenzelvigd met de oppergod, of gold hij als
de zoon daarvan.
Onderzoek heeft onvoldoende duidelijk gemaakt hoe het
Indo-Europese materiaal zich verhoudt ten opzichte van
omringende, niet-Indo-Europese culturen. Zo kenden
ook culturen uit het Oude Nabije Oosten een strijd
tussen de dondergod en een oerdraak. Ook is
onduidelijk of er sprake is van een zuiver Proto-Indo-
Europese oorsprong, of van een latere ontwikkeling
binnen bijvoorbeeld de Noord-Europese tak van de
taalfamilie, of van (zeer vroege) ontlening van naburige
culturen. Dondergoden en drakendodersmythen komen
wereldwijd in veel religies voor. Enerzijds sluit dat latere,
onafhankelijke ontwikkelingen niet uit, maar anderzijds
gebruikt men dit feit als argument voor de stelling dat
Indo-Europeanen ze dan vermoedelijk ook gekend
hebben.

Inhoud
 1Indo-Europese studies
 2Indo-Europese dondergoden
 3Analyse
 4Reconstructie
 4.1*Peruh3nos
 4.2*Perkwunos
 4.3*Pergénjos
 5Niet-verwante namen
 6Eigenschappen
 6.1Hamer, knots en bliksem
 6.2Wagen
 6.3Baard
 6.4Vraatzucht
 7Karakterisering
 8Kosmische strijd
 9Kritiek
 10Taalkundige noten
 11Toelichtingen
 12Bronnen
 13Literatuurlijst

Indo-Europese studies[bewerken | brontekst bewerken]


 Zie ook Mythologie: benaderingswijzen.
De moderne spreiding van Indo-Europese talen.

■ Grieks

■ Romaanse talen

■ Indo-Iraanse talen

■ Keltische talen

■ Germaanse talen

■ Armeens

■ Baltische talen

■ Slavische talen

■ Albanees

■ Niet-Indo-Europese talen

Sinds de zestiende eeuw zijn overeenkomsten


opgemerkt tussen Indo-Europese talen, zoals het vroeg
gedocumenteerde Sanskriet, Oudperzisch, Grieks en
het Latijn. Echt onderzoek
naar taalverwantschap volgde in de vroege negentiende
eeuw. Indo-Europees werd voor het eerst gebruikt als
aanduiding voor de taalfamilie in 1813.[2] Sindsdien is
door vergelijkend, historisch-taalkundig onderzoek de
verwantschap tussen bijvoorbeeld Baltische, Slavische
en Indo-Iraanse talen vastgesteld, en is het
hypothetische Proto-Indo-Europees gereconstrueerd.
Een taal veronderstelt een taalgemeenschap. Die
gemeenschap had een bepaald intellectueel erfgoed,
waaronder religie.[3] Taalkundig onderzoek is echter
eenvoudiger dan mythologisch onderzoek, omdat
taalverandering regelmatiger is dan mythologische en
religieuze verandering. Zo is in het oud-Griekse
pantheon alleen Zeus duidelijk Indo-Europees in functie
en naam. Verder is een enkele parallel tussen
bijvoorbeeld een Griekse en een Indiase mythe
onvoldoende om een Indo-Europese oorsprong aan te
nemen. Culturen kunnen bijvoorbeeld goden en mythen
van elkaar overnemen (horizontale transmissie).
Reconstructies zijn beter indien ze gebaseerd zijn op
materiaal uit veel verschillende gebieden,
bijvoorbeeld Scandinavië tot en met India.[4] Die
spreiding lijkt op te gaan voor de Indo-Europese
dondergod.
Mythologisch onderzoek begon in de negentiende
eeuw. Folkloristen en taalkundigen, zoals Jacob
Grimm en Hermann Hirt, zagen verwantschap tussen
geattesteerde dondergoden in het Indo-Europese
cultuurgebied. Hirt leidde namen
zoals Fjörgyn en Perkunas af van *perk- 'eik', de boom
die verbonden moest zijn met de dondergod.[5] Onder
invloed van
de evolutietheorie veronderstelden godsdiensthistorici,
zoals James Frazer, aan het begin van de twintigste
eeuw dat religie zich van primitief naar abstract had
ontwikkeld, een vorm van culturele evolutie die
bekendstaat als unilineaire of eenlijnige evolutie. Zo
zouden oeroude goden enkel metaforen zijn voor
natuurfenomenen in een animistische context. De
dondergod representeert dan het onweer. Leopold von
Schroeder stelde een middenweg voor. Volgens hem
kenden de Indo-Europeanen een triade: de hoogste
god (geloof in een opperste geest),
de natuurgod (aanbidding van de natuur) en
de zielsgod (geloof in de ziel, voorouders etc.). Volgens
dit schema golden bijvoorbeeld Apollo en Thor als
verwante personificaties van natuurverschijnselen.
[6] Georges Dumézil suggereerde met zijn onderzoeken
niettemin een oude maar goed ontwikkelde, Indo-
Europese religie.[7] Voor hem en anderen gold de
religie als een afspiegeling van een triadische sociale
structuur: de priesterklasse, krijgersklasse en
boerenklasse. De dondergod zou staan voor
de krijgersklasse. Later is door onder anderen Roman
Jakobson de verwantschap tussen het
Baltische Perkunas, Slavische Perun (en variëteiten),
Griekse Keraunos en andere dondergoden verder
uitgewerkt.[8]
Veel theorieën, zoals Dumézils triadische structuur, zijn
achterhaald. Indo-Europese dondergoden zijn
bijvoorbeeld niet gelijk aan oorlogsgoden (Zeus ≠ Ares,
bijvoorbeeld). Het taalkundige onderzoek heeft baat
gehad bij onder andere de ontcijfering van
het Tochaars en Hettitisch, twee aparte takken van de
taalfamilie. Ook is er meer aandacht voor de structuur
van mythen rondom goden en helden, en voor de
verschillende, soms genuanceerde functies daarvan.
Indo-Europese dondergoden[bewerken | brontekst
bewerken]
Naast de hemelvader Dyeus is de dondergod de meest
zekere reconstructie van het Proto-Indo-Europese
pantheon. Dat er een dondergod vereerd moet zijn
geweest, wordt vermoed door de aanwezigheid van
dondergoden in veel takken van de Indo-Europese
taalfamilie. Indo-Europeanisten nemen aan dat de
distributie qua tijd en plaats dusdanig is, dat de kans op
overname uit naburige culturen (horizontale verbreiding)
nihil is. De volgende, latere Indo-Europese dondergoden
zijn bekend uit geschreven bronnen, en gelden als
representaties van Perkwunos.
Indo-
Goden
Europese tak
Albanees Perëndi/Perend/Perndī (verwantschap onzeker)
Hettitisch: Perwasj, Pirwa,[n
Anatolisch 1] Tarhunna/Tarhunta; Luwisch:
Tarhunza; Palaïsch: Taru
Litouws: Perkúnas; Lets:
Baltisch
Pērkons/Perkuōns[t 1]; Pruisisch: Percunis
West-Germaans:
Germaans Donar; Noords: Thor, Fjörgyn, Fjörgynn
(indirect)
Keraunos, Zeus, Herkyna (verwantschap
Grieks
onzeker)
Indiaas Indra, Parjanya, Parvata
Taranus, Taranis, Hercynia; Iers: Dagda(
Keltisch
e)
Nuristani Pärun (oorlogsgod; verwantschap onzeker)
Pashto Pērūne (naam voor de Pleiaden)
Perzisch Verethragna (indirect)
Romeins Jupiter
Oudrussisch: Perunu; Wit-Russisch:
Slavisch
Piarun; Pools: Perun;[t 2] Slowaaks: Parom
Thracisch Perkos/Perkōn (verwantschap onzeker)

Analyse[bewerken | brontekst bewerken]
Perkuns trof de eik
Met negen schichten;
Drie spleten de stam,
Zes de top.

— Slavisch gedicht[9]

Binnen Indo-Europese studies is Perkwunos de


gebruikelijke naam voor de dondergod. De naam
*perkwunos , 'eikenheer', is gereconstrueerd op basis
van overgeleverde, etymologisch verwante Indo-
Europese woorden zoals godennamen.
Gereconstrueerde woorden worden gemarkeerd met
een asterisk. Belangrijk voor de reconstructie zijn vooral
het Germaanse Fjörgyn, Keltische Hercynia, en de
Baltische en Slavische namen. De Baltische taalgroep in
het bijzonder is conservatief en bevat archaïsche, Indo-
Europese elementen die elders niet of weinig meer
voorkomen.[10] Overige etymologisch verwante namen
zijn
vermoedelijk Përendi, Keraunos, Parjanya, Herkyna, Pä
run, Perkos, Perwasj, Pirwa en Parvata.
*Perkwunos is de gangbare reconstructie.[11] Daarbij
staat kw voor articulatie van de [k] met beide lippen.[t
3] Er bestaan sterk gelijkende alternatieven. De
Russische taalkundigen T.V. Gamkrelidze en V.V.
Ivanov geven *pher(kho)uno-,[12] en P. Jackson
*perkwúh3nos.[13] De Russische variant
heeft aspiratie h van de [p], en bevat (k), omdat hij als
reconstructie bedoeld is voor twee groepen woorden en
namen, respectievelijk met -k- en zonder -k-
(bijvoorbeeld Perkunas en Perun). Het is echter mogelijk
dat de groepen met en zonder -kw-
verschillende etymologieën hebben. Jacksons variant
heeft h3, een niet exact te reconstrueren o-
achtige klinker. Ook wordt klemtoon genoteerd, ú. Bij
beide geldt [o] als mogelijke klinker naast [u].
Alle varianten hebben
dezelfde morfologische structuur: perkwu- + -no- + -s.
*Perkwu- is de stam van het woord, voluit *perkwus, 'eik'.
[14] De afleiding *perkwunos van
*perkwus is analoog aan bijvoorbeeld
het Latijnse Portunus van portus en tribunus van tribus.
[15] De wortel van *perkwu- is *per-, '(in)slaan'. Het
Proto-Indo-Europese achtervoegsel -no- diende voor de
vorming van naamwoorden uit stammen, en betekent
'(be)heerser van'.[16] Voorbeelden ervan zijn
*Woðanaz[t 4] (Wodan) 'heer van razernij'
en dominus 'heer van het huis'.[17] Na -no- volgt
de naamval. De mannelijke nominatief enkelvoud is -s.
Reconstructie[bewerken | brontekst bewerken]
De namen zonder -kw- worden soms beschouwd als
afgeleide (verbasterde) vormen van de namen met -kw-,
maar gelden vaak als oorspronkelijke varianten.
Bijvoorbeeld
het Oudrussische Perunŭ en Litouwse Perkṹnas hebbe
n dan geen Proto-Balto-Slavische grondvorm, maar een
afzonderlijke Indo-Europese oorsprong. Wel is het
Proto-Indo-Europese *perkw- waarschijnlijk een
verlengde wortel van *per- '(in)slaan'.[18] Het
semantische verband is dat bliksem veel vaker inslaat
bij eiken dan bij andere boomsoorten.[19] Mogelijk werd
de eik *perkwus genoemd, omdat hij gewijd zou zijn aan
de dondergod.[20]
Naast de groepen met en zonder -kw- staat het
Vedische Parjanya. Voor de drie varianten zijn
respectievelijk *perkwunos ('eikenheer'), *peruh3nos
('slagheer'), en *pergénjos als reconstructie voorgesteld.
[21] Deze verschillen in de wijze waarop de wortel
verlengd is. De drie reconstructies, indien correct,
kunnen onafhankelijk ontwikkeld zijn als aanduiding
voor de dondergod. Dat kan door associatie en
taboevervorming. Taboevervorming is echter een
oplossing voor één gedeelde oorsprong: doordat
godennamen taboe werden, trad vervorming op.
[22] Een andere oplossing
is onomatopeïsche vervorming of klanknabootsing.
[23] Dergelijke processen zijn niet filologisch hard te
maken.
Het verschil in etymologische analyse betekent niet dat
er geen Proto-Indo-Europese dondergod geweest kan
zijn. Godennamen worden soms door bijnamen
vervangen, en ook wisselen goden (onderling) van
eigenschappen gedurende de ontwikkeling van
een mythologie. Ondanks de verlengingsvariatie is de
wortel *per- steeds hetzelfde. In diverse Indo-Europese
talen bestaan daarmee verwante woorden (cognaten),
die het karakter van eenzelfde dondergod laten zien.
*Peruh3nos[bewerken | brontekst bewerken]
De onverlengde wortel *per- zit in *peruh3nos, 'slagheer'.
Deze reconstructie vormt de basis voor bijvoorbeeld het
Hettitische Perwasj[24] en Oudgriekse Keraunos.[25] Pe
rëndi's taalkundige en mythologische verwantschap is
onzeker, en betekent thans 'hemel' en 'god', maar werd
vooral genoemd in gebeden voor regen.[24] Een
mogelijke analyse is perun + di ('god').[26] Keraunos is
de verpersoonlijkte bliksemschicht en
een epitheton voor Zeus.[27] *Peruh3nos is tevens de
basis voor de diverse Slavische naamvarianten zonder
-kw-.[28] Diverse locaties, zoals bergen, heuvels en
heilige eiken, zijn naar de god vernoemd. In de
Baltische en Slavische talen komen de naamvarianten
overeen met woorden voor 'bliksem'.[29]
Andere onderzoekers beschouwen de groep zonder -kw-
echter als verbasteringen van de -kw-groep.[30] Volgens
die visie is bijvoorbeeld het
Oudrussische Perunŭ gevormd naar *perō- 'slaan/raken'
door volksetymologie, maar is het oorspronkelijk
afgeleid van *perkwus.[31] Verethragna is overigens niet
etymologisch verwant ([v] ≠ oorspronkelijke [p]). Het is
wel verwant aan het Oudindische Vrtrahán, 'doder van
de draak' (Vrtra), een bijnaam van Indra.[32]
*Perkwunos[bewerken | brontekst bewerken]

De zogeheten Stelmuže-eik in Litouwen, een eeuwenoude boom waar


Perkunas mogelijk aanbeden werd.

De verlengde wortel *perkw- betekent 'eik' en is de basis


voor onder andere het Balto-Slavische *perkwus 'eik' en
Latijnse quercus 'eik' ([p] → [k], een
regelmatige klankverandering in het Latijn).[33] Uit de
wortel zijn de Keltische, Germaanse en Baltische namen
gevormd, die 'eikenheer' betekenen.[17] Verwantschap
met de Thracische Perkos/Perkōn is onzeker, omdat die
alleen bekend is van een heldencultus.[34]
Het verband tussen de dondergod en de eik blijkt uit
diverse mythologische tradities.[35] Thor slaat reuzen
alleen neer als ze onder eiken staan, niet als ze
schuilen onder een beuk.[30] De Osseten (een Indo-
Iraanse groep) geloofden dat de dondergod
voornamelijk eiken met zijn bliksem trof,
waardoor zaailingen rondom huizen en dergelijke
werden verwijderd.[36] Homeros noemde de wapens
van Zeus aiganeē 'speer' en aigís 'schild', van de stam
*aik- 'eik'.[37] Aan de dondergod gewijde eiken waren
bekend bij de Germanen (donareiken), Balten (Perkūno
azjuolas/Pērkōna ōzōls),[38] Slaven (Perunov dub, 'eik
van Perun'),[39] Grieken en Romeinen.[40] Ook elders
zijn eikencultussen te vinden, zoals in de Kaukasus.[36]
De Oudnoordse naam Fjörgyn(n) stamt van het Proto-
Germaanse *Perkwuni ([p] → [f], een regelmatige
verandering). De mannelijke Fjörgynn is een erg
obscuur figuur in de Noorse mythologie, maar was
vermoedelijk de oorspronkelijke stormgod en vader van
Thor.[41] Fjörgyn representeerde daarentegen
de aarde, en was de moeder van Thor.[42][n 2] Ze was
mogelijk de godin van beboste bergen.[43]
Het Keltische Hercynische woud, bevestigt de relatie
tussen de dondergod, bergen en wouden.[n
3] Hercynia stamt van *perkwun(i)yo of *perkwun(i)ya.
Het betekent 'domein van Perkwunos', oftewel de
beboste bergen.[44] Mogelijk is Herkyna verwant, de
Griekse naam voor een stroom die gewijd is
aan Demeter, moeder aarde. Dit zou wederom het
verband tussen moeder aarde en de dondergod laten
zien. Verwantschap kan echter alleen als de naam een
Keltische etymologie heeft, gezien de Keltische
ontwikkeling van p- naar h-. Het probleem is dat een
Keltische oorsprong voor een riviernaam in Griekenland
vreemd is.[26]
*Pergénjos[bewerken | brontekst bewerken]
Parjanya is de Vedische stormgod en geldt soms als
verwant van Perkwunos. Het Proto-Indo-Europese
*per(kw)unos moet via de regelmatige
klankveranderingen die het Vedisch typeren echter
resulteren in een niet-bestaande *par(k)ṹnas. Daarom is
de reconstructie *Pergénjos voorgesteld, waarmee ook
het Slavische *per(g)ynia verklaard wordt, 'beboste
heuvel'.[23] Enerzijds bestaat de analyse *per- + *-ĝen-
+ -áni-, anderzijds is *perg- aangewezen als variant van
*perkw-.[45] Het Indogermanisches etymologisches
Wörterbuch rekent *perg- [IPA pɛrg] bijvoorbeeld als
variant van *per- '(in)slaan'. Een argument voor de
alternatie is het Armeense werkwoord voor
'(in)slaan', hari (aoristus)
naast harkanem (tegenwoordige tijd).[46] De
verwantschap van Parjanya blijft echter omstreden.[22]
Niet-verwante namen[bewerken | brontekst bewerken]
Diverse namen van Indo-Europese dondergoden zijn
geen cognaten van *perkwunos. Bij Jupiter en Zeus is
bijvoorbeeld sprake van assimilatie. De oorspronkelijke
Proto-Indo-Europese hemelvader nam de
eigenschappen van de dondergod over.
Oorspronkelijk was Thor/Donar vermoedelijk slechts een
attribuut, de bliksem. Thor en Donar gaan via het
Germaanse *Þunaraz[t 5] terug op het Proto-Indo-
Europese *tenh2- 'donder'. Die wortel is ook de basis
voor Taranis (vergelijk Oudierse torann), oorspronkelijk
een bijnaam, en voor Parjanya's bijnaam, stanayitnú-
'donderaar'.[47] De ontwikkeling van bijnamen tot
namen en van attribuut tot god komt vaker voor. Goden
hadden soms gepersonifieerde attributen. Zo kreeg
Zeus volgens Hesiodos zijn bliksem
dankzij Brontes, Steropes en Arges (arges keraunos),
'donder', 'lichtflits' en 'bliksemschicht'.[n 4]
De Anatolische
namen Tarhunna/Tarhunta, Tarhunza en Taru zijn
wellicht afgeleid van *tarh- 'verslaan/overwinnen'.
'Verslaan/overwinnen' in de naam is aannemelijk,
doordat de stormgod bij uitstek een god is
die chaosmonsters weert en verslaat (zie § Kosmische
strijd). De etymologie is tevens een argument voor het
veronderstelde oorlogsaspect van de dondergod. De
stam is ook voorgesteld als alternatieve verklaring voor
het Keltische Taranis.[48]
Eigenschappen[bewerken | brontekst bewerken]
Van alle eigenschappen die de Indo-Europeanen
toekenden aan de dondergod is het wapen de zekerste
reconstructie. De overige blijven (erg) onzeker.
Hamer, knots en bliksem[bewerken | brontekst bewerken]
De god vecht met behulp van bliksem. In meerdere
Indo-Europese representaties van de dondergod is
sprake van knotsen, stenen of strijdhamers. Die wapens
zijn etymologisch of semantisch steeds verbonden met
vuur, steen, donderend geluid en verpletteren. Ze
gelden als metaforen voor de bliksem.[49] Bij het wapen
van de dondergod ligt de nadruk dan ook altijd op het
effect ervan.
Herakles, zoon van Zeus, hanteerde net als de Ierse
Dagda een knots om monsters te bestrijden, een wapen
dat soms ook gebruikt werd door Indra.[n 5] De Wit-
Russische Piarun maakt net als Indra bliksem met twee
stenen: associatie van stenen met gerommel en het
produceren van vonken.[50] Indra's wapen wordt tevens
brandend stenen projectiel genoemd, gesmeed uit
bergen.[51]
De Germaanse en Baltische dondergoden hebben
strijdhamers. Thor had Mjölnir (van het Proto-
Germaanse *melðuniyaz), Perkunas Milna (Lets, van
het Baltische mildna). Ze zijn cognaten die etymologisch
verwant zijn met twee groepen van Indo-Europese
woorden. De eerste groep betekent 'donder':
bijvoorbeeld Pruisisch mealde, Russisch molnija,
Oudkerkslavisch mluniji, Welsh melt,
vergelijk IJslands myln ('vuur').[52] De tweede betekent
'hamer': bijvoorbeeld Luwisch maldani, Latijn malleus,
Russisch mólot, Bretons mell.[53] Het onderliggende
semantische verband is vermalen/verpletteren →
verpletterend instrument → donder → bliksem. Vandaar
bijvoorbeeld ook: Grieks mule 'molen',
Latijn molare 'vermalen'.[50]
Niet lexicaal maar wel semantisch verbonden is
de vajra 'vermorzelaar', Indra's bliksem. Het woord is
verwant aan het Avestaanse vazra 'bliksem',
Tochaarse wasir 'bliksem' en
Oudgriekse fágnumi 'slaan/breken'.
Wagen[bewerken | brontekst bewerken]
Thor reed in een kar die getrokken werd door
twee geiten. Perkunas reed eveneens in een kar, nu
eens voortgetrokken door een bok, dan weer door twee
geiten. In Baltische en Duitse folklore komt het idee voor
dat de snip de bode van naderend onweer is,
respectievelijk Donnerziege en Gods/Perkunas'
geit genoemd. Het geluid van de staart van deze vogel
werd namelijk vergeleken met het geluid van de geit.
[54] Verder
gebruikt Homeros het epitheton aigi(w)ochos voor Zeus,
oorspronkelijk 'geitenrijdend', terwijl Zeus in
een orfische theogonie ten hemel rijdt op een geit.
[55] Geiten komen ook elders in Indo-Europese
mythologie voor. Zo trekken ze de wagen voort van de
oude Indiase vruchtbaarheidsgod Pusan.[56][n 6] Het is
onzeker of deze voorbeelden voldoende zijn om een
Proto-Indo-Europese herkomst te veronderstellen.
Baard[bewerken | brontekst bewerken]
Bij meerdere Indo-Europese stormgoden wordt
een baard als kenmerk beschreven: een rode, vurige
baard bij zowel Thor[n 7] als Indra,[57] een
donkere[54] of koperkleurige baard bij Perkunas[58] en
een blonde bij Perun.[59] Ook de Armeense held
Varagn had een vuurrode baard,[60] en hij ontwikkelde
zich uit de Oudperzische Verethragna. Beide figuren
waren drakendoders.[61]
Vraatzucht[bewerken | brontekst bewerken]
Onzeker is het aspect van eetlust. Soms wordt de
vechtende stormgod beschreven als een groot eter en
drinker. Indra verslindt bijvoorbeeld twintig stieren en
drinkt hele meren van soma. Herakles wordt eveneens
gekenmerkt door vraatzucht, en hetzelfde geldt voor de
Noordse Thor.[57]


Bronzen beeldje van Thor, met baard en hamer.

 


Beeldje van Taranis met bliksem en wiel.

 


Moderne variant van een Perun-idool. Restanten van oude idolen en
hun locaties zijn gevonden, bijvoorbeeld in 1951 op de heuvel Peryn,
ten zuiden van Novgorod.[62]

 


Zeus is niet alleen de Griekse variant van de Indo-Europese
hemelvader, maar ook dondergod. Zeus en Thetis, geschilderd door
Jean Auguste Dominique Ingres, 1811.

 


Neo-Hettitisch beeld van Tarhunna, Osmaniye, Zuid-Turkije.
Anatolische voorstellingen zijn beïnvloed door
Mesopotamische iconografie.

 


De Hettitische koning aanbidt de stormgod, die hier tevens
vruchtbaarheidsgod is. Laat-Hettitisch reliëf, achtste eeuw v.Chr.

Karakterisering[bewerken | brontekst bewerken]
Het Indo-Europese woord voor 'god', *deiwós is afgeleid
van *dyeu- 'hemel/dag', dat weer is afgeleid van
de wortel *dei 'schijnen/oplichten'. Vandaar
het Latijnse deus 'god', Germaanse *Tiwaz (→Tyr) en
het Nederlandse dag.[63] Waarschijnlijk waren Proto-
Indo-Europese goden geassocieerd met de lucht of
hemel. Enkele gereconstrueerde Proto-Indo-Europese
goden zijn dan ook de zon, zonnedochter, dageraad en
de hemelvader Dyeus. De dondergod sluit hier bij aan.
Perkwunos was de god van bliksem en storm. Hij was
sterk en actief, en vermoedelijk verbleef hij volgens de
Indo-Europeanen bij voorkeur in wouden, heuvel- en
berglanden. Sommige onderzoekers vermoeden dat hij
niet alleen een dondergod, maar ook een oorlogsgod
was.[64] Dat aspect komt althans voor in de Indiase,
Slavische, Baltische en subtieler in de Griekse en
Germaanse mythologie. In diverse tradities trad de
dondergod ook op als iemand die monsters bevocht,
zoals reuzen en draken. Die vertegenwoordigden
verwoesting, armoede, dood en chaos,[n 8] en dus was
de dondergod een beschermer en ordebewaarder.
Hij besliste tevens over regenval, die nodig was voor de
landbouw en dus voor het in stand houden van de
samenleving. Zeus[n 9] en Parjanya waren niet alleen
dondergoden, maar ook regengoden. In het Sanskriet
ging parjanya zelfs 'regenwolk' betekenen.[64] In
Hettitische rituelen werd de dondergod verzocht om
regen te laten neervallen, en zowel de Balten als de
Slaven kenden een sterke traditie van regenrituelen. Bij
de Slaven maakten meisjes daar deel van uit, en zij
droegen namen die verwezen naar Perun, zoals
Perperun.[65] Hoewel het oorspronkelijk om een aspect
ging van de hemelvader (die moeder aarde bevruchtte),
ontwikkelde zich hieruit een vruchtbaarheidsaspect bij
de dondergod. De hamer van Thor werd bijvoorbeeld
een vruchtbaarheidssymbool.
In meerdere tradities is de dondergod almaar
prominenter geworden of zelfs vereenzelvigd met de
oorspronkelijk Indo-Europese hemelvader, de oppergod.
Voorbeelden zijn Jupiter en Zeus. Zeus heeft de rol van
stormgod mogelijk overgenomen van Keraunos, de
vaste benaming voor Zeus' bliksem.[66] Voor de
Hettieten was hun dondergod de belangrijkste god.
Thor,[n 10] Perkunas[67] en Parjanya[68] golden als
zonen van de respectievelijke oppergoden. Soms
hebben helden eigenschappen van de dondergod
overgenomen, wat het geval is bij Herakles, zoon van
Zeus. Indra heeft mogelijk eigenschappen van Parjanya
overgenomen en groeide uit tot de prominentste god.
[69]
Het Proto-Indo-Europese pantheon is weleens
voorgesteld als een familie, met een hemelvader, een
moeder (aarde), zoon, dochter en kleinzoons met hun
echtgenotes. Perkwunos wordt daarbij voorgesteld als
de zoon van de hemelvader.[70] Het is mogelijk dat hij
een echtgenote had die geassocieerd was met de
aarde. Dit is het geval in de Veda's, Albanese en
Slavische tradities, waar men respectievelijk een
vrouwelijke Prendi (godin van schoonheid en liefde) en
Perperuna kende. Indien Fjörgynn inderdaad de
oorspronkelijke Germaanse dondergod was, dan ligt het
voor de hand dat Fjörgyn zijn eega was.[47]
Kosmische strijd[bewerken | brontekst bewerken]

Zeus versus Typhon (Staatliche Antikensammlungen 596).


Neo-Hettitische afbeelding van de dondergod in gevecht met Illuyankaš
(850-800 v.Chr.). Oorspronkelijk een onderdeel van de Leeuwenpoort
van Malitiya. Nu in het museum voor Anatolische beschavingen te
Ankara, Turkije.

Een vertelling uit de Edda: Thor die met Hymir gaat vissen en
vervolgens de Midgaardslang opvist.

In veel Indo-Europese tradities komt een strijd voor


tussen de dondergod en monsters. Indo-Europeanisten
hebben hieruit geconcludeerd dat het om een
oorspronkelijk, Indo-Europees motief gaat.[71] De
dondergod gebruikt zijn wapen tegen de monsters die
voor chaos en verwoesting staan. Zo bevechten
Perkunas en Indra diverse gnomen en demonen,
[72] bestrijdt Zeus onder andere de Titanen, gaat
Herakles met allerlei monsters de strijd aan, en vecht
Thor onophoudelijk tegen reuzen (jötun), indringers die
buiten de goddelijke en menselijke werelden wonen.[n
11] Meer typerend is echter een met aarde en water
geassocieerde draak.
De oorspronkelijke betekenis van dit motief is wellicht de
overwinning van groei op stagnatie, geboorte op dood
en orde op chaos. De mythe van het gevecht leidde tot
een veelheid van vormen in zowel kosmogonische
mythen als literaire teksten over helden.[73] In de Rig-
Veda (4.18.7c-9d) zegt Indra's moeder over diens
gevecht tegen Vrtra:
'Mijn zoon, die Vrtra versloeg met het grote
wapen, bevrijdde die rivieren.'
Een later voorbeeld is Euripides' Phoinissai (657-665),
waarin niet langer een god, maar een held de draak
doodt:
'Er was de moordzuchtige draak
die Kadmos doodde met een steen, die hij met
zijn beestdodende arm wierp naar de
moordzuchtige kop.'
Naast de hoeveelheid bronnen en de spreiding daarvan
is de formuleringswijze voor sommige onderzoekers
reden om een gezamenlijke oorsprong aan te nemen.
Tekstanalyse en etymologisch onderzoek suggereren
namelijk dat in diverse Indo-Europese tradities
formuleringswijzen semantisch en etymologisch verwant
zijn.[74] De volgende mythologische en literaire
gevechten tussen dondergoden, helden en draken
gelden als representaties van het motief:[75]
Indo-Europese
Goden/helden – monsters
tak
Albanees Drangue versus Kulshedra/Ljubi
 Tyštria (Sirius) – Apaoša
Avestaans  Thraetaona (dankzij steun van
Verethragna) – Aži Dahaka
Baltisch Perkunas versus Áitvaras
 Thor – Midgaardslang
Germaans  Sigurd – Fafnir
 Beowulf – Grendel en de vuurdraak
 Zeus – Typhon.
 Apollo – Python
Grieks  Herakles – Hydra (welke tot het nageslacht
van Typhon behoort)
 Perseus – Gorgonen
Hettitisch Tarhunn – Illuyankaš
 Indra – Vrtra
Indiaas  Trita Āptya (dankzij steun van Indra) –
Visvarūpa
Keltisch Ferguson mac Léti – de muirdris
Perun – een draak
Slavisch
 → Sint Ilya (Elijah) – een draak
Veel van de genoemde monsters zijn met aarde en
water geassocieerd. Zo zijn de Noordse reuzen uit de
aarde geboren, en is Typhon het kind van Gaia.
Daarmee staan ze dus tegenover de atmosferische
goden. De draak zorgt in verschillende overleveringen
voor verwoesting, droogte en materiële armoede.
Typhon had bijna de wereld en de goden aan zich
onderworpen, Fafnir uit de Völsungsaga en de
vuurdraak uit de Beowulf bewaakten een schat
(goud dat zo niet kon circuleren), Vrtra hield water tegen
enzovoort. De draak symboliseert zodoende chaos en
de dood. Het motief van de strijd maakt de stormgod tot
een beschermer van de kosmische orde, en dus ook
van het aardse leven. Dit versterkt zijn associatie met
vruchtbaarheid en de herleving van de natuur, in
aanvulling op zijn macht over storm en regen.[76]
Bij het motief is een verband gesuggereerd met andere
mythen, waarin een held met behulp van een storm- of
oorlogsgod (bijvoorbeeld Indra) ontvoerd vee terug
probeert te krijgen van een (driekoppige) slang of draak.
Deze groep van 'veeontvoeringsmythen' zou eveneens
Indo-Europees zijn.[77]
Kritiek[bewerken | brontekst bewerken]

De vernietiging van Leviathan, een niet-Indo-Europese strijd. Gravure


van Gustave Doré, 1865.

Critici van reconstructies zoals Perkwunos vinden dat


vooral de Germaanse, Baltische en Slavische tradities
coherent etymologisch en mythologisch bewijs leveren.
Daarom was Perkwunos misschien slechts een Noord-
Europese godheid.[78] Niet-Indo-Europese
dondergoden en draken verschillen soms aanzienlijk
van de Indo-Europese, maar door de grote verbreiding
en verschillende oorsprong van draken en dondergoden
is onafhankelijke, regionale ontwikkeling niet
uitgesloten. Ook is diffusie of horizontale overdracht een
verklaring. Zo is voor veel Grieks en Hettitisch materiaal
een bron uit het Oude Nabije Oosten vastgesteld.
[79] Concepten worden in die gevallen tussen groepen
uitgewisseld. Niet de Indo-Europeanen in het algemeen,
maar één Indo-Europese groep ontwikkelt een bepaalde
god, en die wordt overgenomen door een niet-Indo-
Europese groep. Die groep beïnvloedt later op zijn beurt
een andere, wel Indo-Europese groep die de god eerst
nog niet had. Hoewel speculatief, blijft het theoretisch
gezien mogelijk.[80]
Tevens is de relatie met niet-Indo-Europese mythen
over dondergoden en draken onduidelijk. Mesopotamië
had bijvoorbeeld de mythische strijd
tussen Tiamat en Marduk, Kanaän die
van Jahweh tegen Leviathan, en Egypte die
van Seth en Apophis. Classicus Martin L. West deed
zowel onderzoek naar Indo-Europese mythologie als de
interactie tussen Griekse en Nabij-Oosterse mythologie,
maar hij vermijdt dit punt.[81] Het blijft onduidelijk of de
drakendodersmythe universeel, Nabij-Oosters
(horizontale overlevering) of zuiver Indo-Europees
(verticale overlevering) is. Mytholoog J. Fontenrose
verwerpt een Indo-Europese oorsprong. Hij herleidt de
strijd van Apollo en Zeus evenwel tot de Anatolische
mythen, waartoe de strijd tussen Tarhunn en Illuyankaš
behoort.[82] Indo-Europeanist C. Watkins heeft de
uitvoerigste studie gemaakt naar een Indo-Europese
oorsprong op basis van vergelijkende mythologie en
taalkunde. Classicus Daniel Ogden, in zijn boek over
Oud-Griekse draken, stelt dat Watkins' poging echter te
vaag is. Germaans materiaal kan volgens hem ook
misleidend zijn. Zo bevat de Beowulf invloeden van
de hagiografie-traditie, waarin draken verslagen worden
door heiligen.[83] Als een motief echter universeel is,
dan is het volgens M.L. West des te waarschijnlijker dat
het ook Indo-Europees is.[84]

Taalkundige noten

1. ↑ De tilde − geeft verlenging van de klinker aan. Vergelijk de uitspraak van bit tegenover beer (IP
2. ↑ Naast Perun, de naam van de Slavische god, kent het Pools ook het woord piorun "bliksem", da
3. ↑ Tussen vierkante haken betreft het de klank, niet de letter. Notatie volgens het Internationaal F
4. ↑ [ð] is de stemhebbende interdentale variant van [Þ], zoals in het Engelse bother.
5. ↑ Þ ('thorn'): interdentale wrijfklank, gemaakt met de punt van de tong tussen de tanden, zoals b

Toelichtingen

1. ↑ In een vroeg stadium verloor deze god zijn dondereigenschappen en raakte hij op de achtergro
2. ↑ Völuspá 56. 10, Hárbarðzlióð 56. 7.
3. ↑ Genoemd door Strabo, 4.6.9 C207; 7.1.3, 5 C290, 292; Caesar, Bellum Gallicum 6.24.2, 25
4. ↑ Theogonia 140. Indra's bliksem (vajra) werd eveneens door iemand gefabriceerd, namelijkTvas
5. ↑ Rig-Veda 2.12.3.
6. ↑ Rig-Veda 10.26.8.
7. ↑ Onder andere in de Saga van Olaf Tryggvason in Flateyjarbók, Saga van Erik de Rode, en Flóam
8. ↑ Zie bijvoorbeeld Karakter van de reuzen (jötun).
9. ↑ Zie bijvoorbeeld de Homerische formule hūe d'ara Zeus, 'en Zeus zond regen'. Pausanias meldt
10. ↑ Bijv. Poëtische Edda, Völuspa 55. Editie Larrington 2008, p. 11.
11. ↑ Voor de Baltische mythologie (in folklore), zie G. Beresnevičius, in Baranova 2000, p. 32. Voor d

Bronnen
Volgens recensenten is Martin L. Wests Indo-European Poetry and Myth een belangrijk naslagwerk voor ve
volgens recensenten nog veel meer bronnen kunnen gebruiken. Het werk is algemeen als uitvoerig, nuttig en

1. ↑ Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 761.


2. ↑ West 2007, p. 1.
3. ↑ West 2007, pp. 2-5; Watkins 1995, p. 7.
4. ↑ West 2007, p. 20, p. 23.
5. ↑ Kretschmer 1896, p. 81.
6. ↑ Arvidsson 2006, pp. 160-161; Von Schroeder 1914, I, p. 455.
7. ↑ Arvidsson 2006, pp. 138-139.
8. ↑ Watkins 1983, p. 40. Jakobson, 1950.
9. ↑ Dowden 2000, p. 221.
10. ↑ James Patrick Mallory & Douglas Q. Adams 2006, p. 24.
11. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 582. Mallory & Adams 2006, p. 409.
12. ↑ Gamkrelidze & Ivanov 1995, pp. 527-528.
13. ↑ Jackson 2002, p. 75.
14. ↑ Pokorny 1959; Mallory & Adams 1997, p. 582; West 2007, p. 240.
15. ↑ Schulze 1929, p. 287, aangehaald in Nagy 1990, p. 185.
16. ↑ Mallory & Adams 2006, p. 66; West 2007, p. 208.
17. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 137.
18. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 582; West 2007, p. 242; Pokorny 1959.
19. ↑ Nagy 1990, p. 195. Blijkens een onderzoek tussen 1879 en 1890 maakten eiken 56% uit van alle
20. ↑ Nagy 1990, p. 186.
21. ↑ Jackson 2002, p. 76. Voor de Slavische grondvorm, zie ook Mallory & Adams 1997, p. 582.
22. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 245.
23. ↑ Omhoog naar:a b Jackson 2002, p. 76.
24. ↑ Omhoog naar:a b Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 528.
25. ↑ West 2007, pp. 243-244.
26. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 243.
27. ↑ Nagy 1990, p. 194.
28. ↑ Zie Jakobson 1985 (ed.) p. 16 e.v.; G. Nagy, 'Perkunas and Perunu', in Antiquitates Indogerman
29. ↑ West 2007, p. 239, p. 242.
30. ↑ Omhoog naar:a b Mallory & Adams 1997, p. 582.
31. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 582; Pokorny 1959.
32. ↑ West 2007, p. 82.
33. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 582; West 2007, p. 240: Perku- 'heeft een exacte tegenhanger in het
''quinque'' 'vijf' van *''penke''. Verwante vormen voor 'eik' zijn hier en daar bewaard in het Germaa
34. ↑ West 2007, pp. 238-251; Mallory & Adams 1997, p. 582; Gamkrelidze & Ivanov 1995, pp. 526-5
35. ↑ West 2007, p. 240, p. 248, p. 250.
36. ↑ Omhoog naar:a b Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 529.
37. ↑ Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 531.
38. ↑ G. Beresnevičius, in Baranova 2000, p. 32.
39. ↑ Zie Nagy 1990, p. 184.
40. ↑ Cook 1903-1904, driedelige studie.
41. ↑ West 2007, p. 250.
42. ↑ West 2007, p. 241.
43. ↑ West 2007, pp. 241-242.
44. ↑ West 2007, p. 241: 'In de "Hercynische" bergen of wouden in Centraal-Europa, vermeld door k
45. ↑ West 2007, p. 245; Nagy 1990, pp. 188-189.
46. ↑ Nagy 1990, pp. 185-186; Jakobson 1985, p. 19.
47. ↑ Omhoog naar:a b Jackson 2002, p. 77.
48. ↑ Watkins 1995, p. 343; West 2007, p. 247, p. 249.
49. ↑ Watkins 1995, p. 429.
50. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 254.
51. ↑ West 2007, pp. 251-252.
52. ↑ West 2007, pp. 253-254.
53. ↑ West 2007, p. 253.
54. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 240.
55. ↑ West 2007, p. 248.
56. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 230.
57. ↑ Omhoog naar:a b West 2007, p. 246, p. 249.
58. ↑ Gimbutas 1963, p. 202.
59. ↑ West 2007, p. 242.
60. ↑ Watkins 1995, pp. 253-254.
61. ↑ West 2007, pp. 246-247.
62. ↑ Gimbutas 1971, p. 156.
63. ↑ Mallory & Adams 2006, pp. 408-409.
64. ↑ Omhoog naar:a b Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 694.
65. ↑ Gamkrelidze & Ivanov 1995, p. 587; Nagy 1990, p. 191.
66. ↑ West 2007, pp. 243-244; Nagy 1990, p. 194.
67. ↑ G. Beresnevičius, in Baranova 2000, p. 32; A. Gieysztor, in Grimal (ed.) 1965, p. 420.
68. ↑ West 2007, p. 244.
69. ↑ West 2007, pp. 245-246.
70. ↑ Zie Jackson 2002, pp. 66-67.
71. ↑ Shaw 2006, p. 153. Zie Watkins 1995.
72. ↑ West 2007, p. 255.
73. ↑ Zie Watkins 1995, pp. 297-407.
74. ↑ Watkins 1995.
75. ↑ West 2007, pp. 255-259, en Watkins 1995.
76. ↑ Watkins 1995, pp. 299-300.
77. ↑ Mallory & Adams 1997, p. 138.
78. ↑ Mallory & Adams 2006, p. 410. Vergelijk Zimmer 1990, pp. 336-338.
79. ↑ Zimmer 1990, pp. 328-331.
80. ↑ Doniger 2008, pp. 27-29; West 2007, pp. 21-22.
81. ↑ M.L. West, ''The East Face of Helicon. West Asiatic Elements in Greek Poetry and Myth'', Oxfor
82. ↑ Fontenrose 1959.
83. ↑ Ogden 2013, p. 21.
84. ↑ West 2007, p. 21.
Literatuurlijst

 ARVIDSSON, S. Aryan Idols. Indo-European Mythology as Ideology and Science. Chicago: Chicago Un


 BERESNEVIČIUS, G. 'Lithuanian Mythology.' In Lithuanian Philosophy: Persons & Ideas. Geëditeerd do
 BRYCE, T. Life and Society in the Hittite World. Oxford: Oxford University Press, 2002.
 COOK, A.B. 'Zeus, Jupiter and the Oak'. In: The Classical Review, jaargang 17, nr. 3 (1903), pp. 174-1
 DONIGER, W. 'The Land East of the Asterisk.' In: London Review of Books, jaargang 30, nr. 7 (2008),
 DOWDEN, K. European Paganism. The Realities of Cult from Antiquity to the Middle Ages. Londen: R
 FONTENROSE, J. Python. A Study of Delphic Myth and its Origins. Berkeley: University of California, 1
 GAMKRELIDZE, T.V. & V.V. IVANOV. Indo-European and the Indo-Europeans. A Reconstruction and His
 GIEYSZTOR, A. 'Baltic Lands: Nature Worship.' In Larousse World Mythology. Geëditeerd door P. Gri
 GIMBUTAS, M. The Balts. Londen: Thames & Hudson, 1963.
 GRIMM, J. Deutsche Mythologie. 4e ed., Berlin: 1875–8.
 JACKSON, P. 'Light from Distant Asterisks. Towards a Description of the Indo-European Religious He
 JAKOBSON, R. Selected Writings. Volume VII. Berlijn: Mouton, 1985. Oorspronkelijke uitgave: 'Slavic
 KRETSCHMER, P. Einleitung in die Geschichte der Griechischen Sprache. Göttingen: Vandenhoed & R
 LARRINGTON, C. The Poetic Edda. Oxford: Oxford University Press, 1999.
 MALLORY, J.P. & D.Q. ADAMS. The Oxford Introduction to Proto-Indo-European and the Proto-Indo-E
 MALLORY, J.P. & D.Q. ADAMS. Encyclopedia of Indo-European Culture. London: Fitzroy Deaborn, 199
 NAGY, G. Greek Mythology and Poetics. New York: Cornell University Press, 1990.
 OGDEN, D. Drakon: Dragon Myth and Serpent Cult in the Greek and Roman Worlds. Oxford: Oxford
 POKORNY, J. Indogermanisches etymologisches Wörterbuch. Bern: Francke, 1959.
 SCHROEDER, L. VON. Arische Religion. Twee delen. Leipzig, 1914-1916.
 SHAW, J. 'Indo-European Dragon-Slayers and Healers, and the Irish Account of Dian Cécht and Méi
 WATKINS, C. 'Roman Jakobson and Slavic Mythology'. In: A Tribute to Roman Jakobson, 1896-1982.
 WATKINS, C. How to Kill a Dragon. Aspects of Indo-European Poetics. Oxford: Oxford University Pre
 WEST, M.L. Indo-European Poetry and Myth. Oxford: Oxford University Press, 2007. Dit boek is hie
 ZIMMER, S. 'The Investigation of Proto-Indo-European History: Methods, Problems, Limitations.' In

Europa: Baltische · Baskische · Bretonse · Christelijke · Etruskische 
Z · Nederlandse · Samische · Thracische · Russische · Romein
Midden- Abrahamitische (waaronder joodse, christelijke en islamitische) · An
Oosten: Abrahamitische) · Mesopotamische (waaronder Sumerische, Akkadische, Baby
Azië: Chinese · Hindoeïstische/Indiase · Indonesische · Japanse · Khm
Afrika: Afrikaanse · Amazighische · Egyptische / A-Z · West-Afrikaanse
Amerika: Azteekse · Cherokee · Hopi · Inca · Inuit · Irokese · May
Oceanië: Aboriginal · Maori · Melanesische · Micronesische · Polynesisch
Indo- Dyeus · Perkwunos
Europees:

Categorieën: 
 Indo-Europese mythologie
 Proto-Indo-Europees
 Religie in de prehistorie
Navigatiemenu
 Niet aangemeld
 Overleg
 Bijdragen
 Account aanmaken
 Inloggen
 Artikel
 Overleg
 Lezen
 Bewerken
 Brontekst bewerken
 Geschiedenis

Zoeken
窗体顶端

窗体底端

 Hoofdpagina
 Vind een artikel
 Vandaag
 Etalage
 Categorieën
 Recente wijzigingen
 Nieuwe artikelen
 Willekeurige pagina
Informatie
 Gebruikersportaal
 Snelcursus
 Hulp en contact
 Doneren
Hulpmiddelen
 Links naar deze pagina
 Gerelateerde wijzigingen
 Bestand uploaden
 Speciale pagina's
 Permanente koppeling
 Paginagegevens
 Deze pagina citeren
 Wikidata-item
Afdrukken/exporteren
 Boek maken
 Downloaden als PDF
 Printvriendelijke versie
In andere talen
 Čeština
 English
 Suomi
 Hrvatski
 한국어
 Tagalog
Koppelingen bewerken
 Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 2 apr 2021 om 13:11.
 De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons
Naamsvermelding/Gelijk delen, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing
zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.
Wikipedia® is een geregistreerd handelsmerk van de Wikimedia Foundation, Inc.,
een organisatie zonder winstoogmerk.

You might also like