Professional Documents
Culture Documents
Houten 2013
Ó 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of
openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb.
351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit
deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen
aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.
35 Behandeling van traumatische beschadi- 39.2 Stadia van de dentale ontwikkeling en de factoren
gingen in het blijvende gebit 91 die daarbij een rol spelen 152
R.G.E.C. Cauwels, L.C. Martens 39.3 Afwijkingen in de verschillende stadia van de
Inleiding 91 gebitsontwikkeling en de begeleiding daarvan 157
35.1 Beschadigingen van de harde tandweefsels en de Richtlijnen 166
pulpa 91 Literatuur 167
35.2 Beschadigingen van het parodontium 99
35.3 Besluit 103 40 Esthetische tandheelkunde in het kinder-
Literatuur 103 gebit 169
H.J. de Kloet, F.J.M. Roeters
36 Orale pathologie bij kinderen 105 Inleiding 169
I. van der Waal, J.A. Baart 40.1 Cariës 170
Inleiding 105 40.2 Traumata 170
36.1 Aandoeningen van het mondslijmvlies 105 40.3 Agenesieën 181
36.2 Aandoeningen van het tandvlees en de nog 40.4 Verkleuringen 182
tandeloze kaakwal 108 40.5 Afwijkingen in vorm en structuur 188
36.3 Zwellingen van de weke delen 108 40.6 Standafwijkingen 190
36.4 Afwijkingen van de speekselklieren 109 40.7 Tot besluit 192
36.5 Niet-dentogene cysten 110 Richtlijnen 193
36.6 Dentogene cysten 110 Literatuur 194
36.7 Dentogene tumoren 112
36.8 Botafwijkingen 112 41 Het kind met beperkingen: algemene proble-
36.9 Casuı̈stiek 114 matiek en symptomatologie 197
Richtlijnen 116 L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels, L.A.M. Marks
Literatuur 116 Inleiding 197
41.1 Epidemiologische gegevens 198
37 Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische 41.2 Bijzondere problematiek 200
patiënten 117 41.3 Ten slotte 204
J.E. Raber-Durlacher, D. Bresters 41.4 Casuı̈stiek 204
Inleiding 117 Richtlijnen 206
37.1 Kwaadaardige aandoeningen bij kinderen 117 Literatuur 206
37.2 Orale symptomen van de maligniteit 120
37.3 Orale complicaties ten gevolge van de behan- 42 Het kind met beperkingen: aspecten van
deling 120 mondhygiëne 209
37.4 Preventieve behandelingsstrategieën 122 L.C. Martens, R.L.R.G. Leroy
37.5 Conclusie 124 42.1 Problematiek bij het uitvoeren van mondhy-
37.6 Casuı̈stiek 124 giëne 209
Richtlijnen 124 42.2 Aangepaste mondhygiëne 210
Literatuur 125 42.3 Chloorhexidine als aanvulling bij mechanische
plaquecontrole 211
38 Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 127 42.4 Mondhygiëne in de instelling 214
J.A. Baart, J.F.L. Bosgra, M. Gilijamse Richtlijnen 214
Inleiding 127 Literatuur 215
38.1 Ontstekingen 127
38.2 Cysten 128 43 Kinderen met psychiatrische en psychische
38.3 Ontwikkelingsstoornissen 130 problemen. Een globaal overzicht 217
38.4 Autotransplantatie van gebitselementen 140 T.F.H. Scheers
38.5 Casuı̈stiek 143 Inleiding 217
Richtlijnen 143 43.1 Niveaus van vaardigheden 217
Literatuur 143 43.2 Epidemiologie 217
43.3 Psychiatrische en psychische stoornissen 217
39 Orthodontie 145 Richtlijnen 222
H.J.W. Wassenberg, P.J.M.R. Bakker Literatuur 223
Inleiding 145
39.1 Factoren die een rol spelen bij de skeletale
ontwikkeling 145
Inhoud 7
Dr. W.E. van Amerongen Mw. drs. L.D. van Herwijnen, Nederlandse Vereniging
Prof. dr. J.K.M. Aps van Instellingen voor Jeugdtandzorg
Dr. J.A. Baart Dhr. P. Helderop, Nederlandse Vereniging voor Logo-
Dr. P.J.M.R. Bakker pedie en Foniatrie
Drs. J.F.L. Bosgra Mw. drs. J.B. Krikken, ACTA Academisch Centrum
Drs. D. Bresters Tandheelkunde Amsterdam (tot mei 2011)
Dr. R.G.E.C. Cauwels Mw. H.M.P. Kurstjens, opleiding Mondzorgkunde,
Prof. dr. P.J. De Coster Hogeschool Arnhem/Nijmegen
Dr. M.C.M. van Gemert-Schriks Dhr. prof. dr. C. van Loveren, Nederlandse Vereniging
M. Gilijamse voor Mondgezondheid/Ivoren Kruis
Drs. H.J. de Kloet Dhr. dr. Th.G. Mettes, tandarts-onderzoeker imple-
Dr. R.L.R.G. Leroy mentatie richtlijnen IQ Healthcare UMC St. Radboud,
Prof. dr. C. van Loveren Nijmegen
Prof. dr. L.A.M. Marks Dhr. drs. B.J. Njio, Nederlandse Vereniging van Ortho-
Prof. dr. L.C. Martens dontische Studie (NVOS)
Dr. M.D.A. Petit Mw. drs. C.M.M. Ooms, Samenwerkende Regionale
Dr. J.E. Raber-Durlacher Instellingen voor Jeugdtandverzorging
Prof. dr. F.J.M. Roeters Mw. drs. I. van Oosterhout-de Jong, Artsen Jeugdge-
T.F.H. Scheers zondheidszorg Nederland
Dr. G. Stel Dhr. dr. P.N. Post, senior adviseur, CBO (tot november
Dr. J.S.J. Veerkamp 2010)
Prof. dr. U. van der Velden Mw. H. Rippen, Stichting Kind en Ziekenhuis,
Prof. dr. I. van der Waal Dordrecht (vanaf november 2011)
Drs. H.J.W. Wassenberg Mw. drs. C.J.G.M. Rosenbrand, CBO
Prof. dr. G.A. van der Weijden Mw. D.E. Slot MSc., Nederlandse Vereniging van
Mondhygiënisten
Werkgroep Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: Mw. drs. B. Spaan, COBIJT, Centraal Overleg Bijzondere
Mw. dr. N.G. Blanksma, Centrum voor Tandheelkunde Tandheelkunde
en Mondzorgkunde, Universitair Medisch Centrum, Dhr. dr. G. Stel, Centrum voor Tandheelkunde en
Groningen Mondzorgkunde, Universitair Medisch Centrum,
Mw. dr. B. Bokhout, Vereniging van Orthodontisten Groningen
Mw. L. Bouwman, Nederlandse Maatschappij tot Dhr. dr. J.S.J. Veerkamp, ACTA Academisch Centrum
bevordering der Tandheelkunde (tot juni 2010) Tandheelkunde Amsterdam (vanaf mei 2011)
Mw. N.G.J.H. Broeren, Nederlandse Vereniging van Mw. drs. B. Wijsen, Stichting Kind en Ziekenhuis,
Diëtisten Dordrecht (tot november 2011)
Mw. drs. A.M.T. Buiting, voorzitter, Artsen Jeugdge- Dhr. dr. J.P. van Wouwe, Nederlandse Vereniging voor
zondheidszorg Nederland Kindergeneeskunde
Mw. drs. A.L.L. van Foreest, Nederlandse Maatschappij Dhr. drs. T.G.M. Zuidgeest, Vereniging tot bevordering
tot bevordering der Tandheelkunde (vanaf juni 2010) der Tandheelkundige Gezondheidszorg voor Gehan-
Mw. dr. M.C.M. van Gemert-Schriks, Nederlandse Ver- dicapten
eniging voor Kindertandheelkunde
Dhr. drs. Th.A. Goedendorp, Nederlandse Maatschappij Adviseur werkgroep:
tot bevordering der Tandheelkunde Dhr. dr. A.J.P. van Strijp, ACTA Academisch Centrum
Mw. drs. J.P. van Groenestijn, CBO (vanaf mei 2010) Tandheelkunde Amsterdam
Dhr. dr. R.J.M. Gruythuysen, Nederlandse Maatschap-
pij ter bevordering der Tandheelkunde
Voorwoord
Het is alweer een flinke tijd geleden dat een herziene de algemene praktijk, dat richting geeft aan ontwikke-
versie van Kindertandheelkunde deel 1 uitkwam. Hoog tijd lingen in de kindertandheelkunde; de individuele zorg-
om ook deel 2 aan te passen aan de laatste inzichten. verlener kiest uiteindelijk voor de behandeling die voor
Voor u ligt deze vernieuwde versie en zoals voor de hand zijn patiënt het meest geschikt lijkt. Hoewel het werken
ligt, is er het nodige veranderd. Sommige hoofdstukken volgens evidence-based principes ook in de tandheelkunde
hebben betrekkelijk weinig aanpassingen ondergaan, algemeen zijn toepassing heeft gevonden, wil dat nog
maar vele andere zijn drastisch aangepakt. Er zijn zelfs niet zeggen dat er voor iedere handeling ook een harde
hoofdstukken volledig weggelaten en vervangen door onderbouwing is te vinden. Integendeel, vaak komt het
geheel nieuwe. De redactie heeft ervoor gekozen om neer op een afweging van de beschikbare literatuur,
twee hoofdstukken die wetenschappelijk diepgaand waarbij niet zelden – en dus ook binnen de hiervoor
waren onderbouwd en daardoor nogal theoretisch van genoemde landelijke werkgroep – compromissen (moe-
aard waren, te vervangen door een meer praktisch geo- ten) worden gesloten, waarbij de klinische ervaring van
riënteerd hoofdstuk. Het betreft de beschrijving van de de behandelaar een doorslaggevende rol kan spelen.
behandeling van (diepe) cariës in melkelementen. Omdat de landelijke richtlijn op punten niet altijd ge-
Verder is er een lijvig hoofdstuk toegevoegd: de Richt- lijk is aan de richtlijnen zoals die door de diverse
lijn Mondzorg voor jeugdigen. Deze richtlijn is het resultaat auteurs aan het einde van ieder hoofdstuk zijn opge-
van een initiatief van de Nederlandse Maatschappij tot steld, heeft de redactie gemeend deze, gelijk aan de op-
bevordering der Tandheelkunde (NMT) en de Neder- zet van deel 1, te moeten handhaven. De redactie is zich
landse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK). ervan bewust dat (aspecten van) nationale richtlijnen
Er is een werkgroep samengesteld met vertegenwoordi- kunnen verschillen van Europese of internationale. Ook
gers uit diverse disciplines. Deze werkgroep heeft zich de lezer van dit handboek moet zich dat realiseren.
zeker twee jaar beziggehouden met het vaststellen van Naast herziening van de tekst, is ruime aandacht be-
een richtlijn voor de kindertandheelkunde conform de steed aan de afbeeldingen. Ook die zijn op veel plaatsen
daarvoor geldende regels zoals die ook worden toege- ‘in de revisie’ gegaan, waardoor er over het geheel ge-
past in de geneeskunde. Deze richtlijn is recentelijk nomen een zeer lezenswaardig deel 2 tot stand is ge-
door alle partijen onderschreven en het zou een gemiste komen.
kans zijn deze niet op te nemen in Kindertandheelkunde
deel 2. De redactie ziet de richtlijn als een document voor Evert van Amerongen
Behandelen van
gebitselementen met
ontwikkelingsstoornissen
29 P.J. De Coster, L.C. Martens
j
29:1 j
29:2
Figuur 29.1 Topografische kaart van de ontwikkelingsstadia van Figuur 29.2 Chronologische glazuurdefecten, te relateren aan
blijvende tanden, bruikbaar voor het leggen van een chronologi- een metabole stoornis op de leeftijd van twee jaar.
sche relatie tussen systemische ontwikkelingsstoornissen en het
basale ‘insult’.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_1, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
14 Kindertandheelkunde deel 2
stoornis die wellicht op de leeftijd van twee jaar is ont- en brokkelt soms af op plaatsen waar grote occlusale
staan. belasting voorkomt. Het gevolg hiervan is attritie van
Het is belangrijk te onderstrepen dat niet alle tanden het geëxposeerde dentine, mogelijk tot op het niveau
die zich gelijktijdig ontwikkelen, dezelfde graad van van de omringende gingiva. Het gevolg is meestal pul-
hypoplasie of hypomineralisatie zullen hebben. Dit panecrose. In de meeste gevallen zijn beide dentities
houdt verband met de alternerende fases van activiteit aangedaan, hoewel definitieve premolaren, tweede en
en ‘rust’ van de ameloblasten, die per element en zelfs derde molaren doorgaans minder ernstig worden aan-
Tabel 29.1 Situering van glazuurdefecten bij een systemische stoornis in de eerste zes maanden na de geboorte.
hoektanden knobbeltoppen
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 15
Tabel 29.2 Etiologie en classificatie van tandverkleuringen (gewijzigd naar Cameron en Widmer, 1997).
extrinsieke verkleuring
groen chromogene schimmels en bacteriën meestal cervicale zone (Penicillium glaucum, Aspergillus,
Bacillus pyocyaneus)
roze interne resorptie gaat vooraf aan uitvallen van melktand of na trauma
geel/bruin systeemziekte (metabool) stoornis treft het glazuur van alle tanden die zich tijdens
de ziekte ontwikkelen
gegeneraliseerde intrinsieke verkleuring van één tand tot een volledige dentitie
geelbruin tot amelogenesis imperfecta meestal beide dentities aangetast, frequent met hypo-
donkergeel plastische zones
blauwbruin dentinogenesis imperfecta alle tanden gelijkmatig verkleurd, mogelijk symptoom van
(transparant) osteogenesis imperfecta
grote gegeneraliseerde verkleuringen die selectief be- door polijstrubbers onder waterkoeling. Luchtabrasie
handeld moeten worden, zonder beschadiging van het is een doeltreffend alternatief, maar vereist aange-
omringende, gezonde glazuur; paste apparatuur en de nodige ervaring (zie verder);
– macroabrasie, door wegfrezen en polijsten van het – ‘etch-and-microcutting’, door gladfineren van het met
glazuurletsel met behulp van een twaalfbladige com- 35% fosforzuur geëtste glazuurletsel met behulp van
posietfineerboor of diamantboor fijn grid, gevolgd composietfineerboren en polijstrubbers. De hoeveel-
16 Kindertandheelkunde deel 2
heid glazuur die wordt verwijderd, is uiteraard sterk moet dientengevolge een ruime en licht verdiepte be-
afhankelijk van de tijdsduur en de druk op de turbine vel worden geprepareerd (Tong et al., 1993; Segura et
of micromotor. Deze sterk invasieve techniek vereist al., 1997; Ashkenazi en Sarnat, 2000).
de nodige ervaring met glazuurletsels en wordt bij
voorkeur beperkt tot het behandelen van sterk ver- Bij microabrasie en/of ‘in-office bleaching’ moet altijd
kleurde en/of sterk gedemineraliseerde glazuurop- rubberdam worden geplaatst, die goed rond de gebits-
pervlakken die bovendien voldoende dik zijn; elementen moet worden afgesloten (zie deel 1, hoofd-
j
29:3a j
29:3b
j
29:3c j
29:3d
Figuur 29.3 Microabrasie van het bovenfront van een jonge tiener (lokale demineralisatiedefecten).
a Klinisch beeld na isolatie met rubberdam en profylaxe met cups en puimsteen.
b Applicatie van Opalustre1 via spuittip.
c Abrasie met roterende cups.
d Resultaat na drie behandelingen van 30 seconden.
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 17
j
29:4a j
29:4b
Figuur 29.4 Gegeneraliseerde, intrinsieke verkleuring van het blijvende gebit bij congenitale galstenose/juveniele levertransplantatie:
systemische inbouw van bilirubine (chromofoor molecuul).
a Preoperatief beeld.
b Esthetisch herstel met composietfacings.
tredend ongemak. Dit wordt het beste bestreden door de fecten, alle verwijzend naar de etiologie of het karakter
bleektray, gevuld met een kleurloze ‘desensitizing gel’ van de glazuurstoornis (Nel et al., 1997; Rosenblum,
(bijvoorbeeld Den-Mat Desensitize1) dagelijks gedu- 1999; Chan et al., 2011).
rende een korte periode (10-15 min.) te dragen. Hypoplastische zones vertonen doorgaans een nor-
Verkleuringen veroorzaakt door metabole insulten of male mineralisatie (kwantitatief defect) en kunnen op de
systeemziekten hebben de reputatie dat ze vrij hard- klassieke wijze worden geëtst. In de literatuur zijn
nekkig zijn wegens hun diffuse ‘inbouw’ in de anorga- jammer genoeg geen gegevens te vinden over:
nische en organische componenten van de glazuurma- – de bindingssterkte aan het abnormale glazuur;
trix. Bij deze diepe intrinsieke verkleuringen is dikwijls – het ultrastructurele aspect en morfologische patroon
een lokale verwijdering van het glazuur (macroabrasie) van het geëtste oppervlak;
nodig en herstel met composiet (figuur 29.4). Daarbij – de etsdiepte in relatie tot het specifieke oriëntatiepa-
moet echter de nodige aandacht worden geschonken aan troon van de glazuurprismata in de te behandelen
de mineralisatiegraad van de glazuurlaag die men wil afwijkende zone;
etsen voor adhesieve vultechnieken. Indien deze sterk – de optimale concentratie citroen- of fosforzuur voor
poreus is, of indien er over een grotere diepte gedemi- de etstechniek.
neraliseerd glazuur geëtst moet worden, is het oppor-
tuun alle glazuur lokaal te verwijderen en met denti- Over de ‘long-term outcome’ van etstechnieken is dus
neadhesieven te werken (zie verder: hypomature letsels weinig te voorspellen. Ook de verschijningsvorm én
en hypocalcificatie). De resultaten bij bleken van diepe verspreiding van de hypoplastische letsels moeten wor-
intrinsieke verkleuringen zijn sterk wisselend en, door den betrokken in de ‘restauratieve prognose’. Beperkte,
de frequente binding van het chromofore molecuul op omschreven of gelokaliseerde hypoplastische zones zijn
‘mobiliseerbaar’ calcium, dikwijls van tijdelijke aard. slechts in enkele gevallen volledig hard (zuivere hypo-
Een behandeling met porselein ‘laminate veneers’ en plasie) en hebben een betere prognose dan gegenerali-
kronen bij adolescenten moet worden uitgesteld totdat seerde hypoplasie (subtypen van amelogenesis imper-
de gingivale aanhechting gestabiliseerd is ter hoogte fecta en/of secundaire letsels bij metabole of genetisch-
van de glazuur-cementgrens. Indien adhesieve restau- syndromale aandoeningen). Bovendien komt hypoplasie
raties aangewezen zijn, moet wederom de nodige aan- frequent voor in combinatie met lichte hypomineralisa-
dacht aan de etsbaarheid van het glazuuroppervlak tie, hetgeen de glazuuretstechnieken bemoeilijkt. In dat
worden besteed. Indien bovendien vooraf microabrasie geval moet vooraf de mineralisatiegraad van het glazuur
werd toegepast, moet ofwel de etstijd worden verlengd worden getoetst door over de te identificeren zone te
tot 90 seconden, of moet door discrete macroabrasie de schrapen, of het letsel ‘droog te leggen’. Een zuivere
amorfe smeerlaag worden verwijderd (Tong et al., 1993; hypoplasie zal niet schilferen (uiteraard na grondige
Segura et al., 1997). plaque- en tandsteenverwijdering) en bij uitdrogen niet
progressief mat wit kleuren; de hypoplasie kan dan op
29.2.2 glazuurdefecten betrouwbare wijze worden geëtst. Zodra schilfering op-
treedt, moet de practicus beducht zijn voor retentiever-
In het algemeen kunnen de volgende ‘vuistregels’ wor- lies van de restauratie, en voorbereidende maatregelen
den geformuleerd voor het restaureren van glazuurde- nemen zoals hierna vermeld.
18 Kindertandheelkunde deel 2
29
j
29:5a j
29:5b
Figuur 29.5 Glazuurdefecten van het hypomaturatie-type, vermoedelijk van systemische oorsprong (let op de gespreide aanwezigheid
met variabele expressie op de 22, 41 en 31).
a Preoperatief beeld: afschilferend, opaak glazuur op de 11 en 21.
b Esthetisch herstel na wegfrezen van het gehypomineraliseerde glazuur, en opbouw met composiet.
Hypogematureerde letsels vertonen een lichte graad van neadhesieven of glasionomeren te gebruiken, eventueel
onvoldoende mineralisatie (kwalitatief defect) en komen na een testfase met normale composietbonding (figuur
meestal op dezelfde tand in wisselend harde (normaal 29.5). Als alternatief kan, door zijn selectief invasief ka-
gemineraliseerd) en zachtere zones voor. De letsels rakter (zie verder), luchtabrasie onder geringe druk uit-
moeten dus strikt per tand worden beoordeeld. De zui- komst bieden. Verder blijkt dat voorbehandelen van het
vere vorm van hypomineralisatie komt alleen voor bij geabradeerde glazuur met natriumhypochloriet 5% tot
bepaalde subtypen van amelogenesis imperfecta, in het een betere hechting van composiet zou leiden (Venezie
bijzonder het snow-capped type (zie deel 1, hoofdstuk et al., 1994). Hoewel betrouwbaar onderzoek tot nu toe
25), en is vrij zeldzaam. Meestal hebben de letsels een ontbreekt, lijkt dit logisch te verklaren door het weg-
‘gemengd’ karakter (zie hiervoor), en kan niet exact wassen van organische verontreinigingen tussen de gla-
worden aangegeven waar zich de overgang tussen hy- zuurprismata (in feite de niet of slecht gemineraliseerde
pomineralisatie en hypoplasie bevindt. Als vuistregel delen van de vroege glazuurmatrix).
kan men dus het beste aanhouden dat een element in Hypocalcificatie presenteert zich meestal als het quasi
het kader van de restauratieve prognose als hypogemi- totaal ontbreken van glazuur (uiteraard afhankelijk van
neraliseerd moet worden beschouwd zodra er enige af- de ernst van de afwijking), met hier en daar gemakkelijk
schilfering (bij schrapen met een sondepunt – spontane af te schrapen geelbruine restanten glazuur. Een juiste
‘chipping’ van glazuur aan snijranden) of matwitte ver- diagnose is wederom zeer belangrijk. Bij doorbraak
kleuring (bij droogleggen) wordt bemerkt. De graad en vertonen deze elementen glazuur met een normale
verspreiding van imbibitie of doordrenking met kleur- dikte, dat zacht is en krijtwit, en snel doordrenkt raakt
stoffen, indien aanwezig, kan eveneens als eenvoudige van kleurstoffen uit de voeding. Indien er geen onder-
maatstaf gelden voor de inschatting van het aandeel van liggend dentinedefect aanwezig is, moet elk glazuur-
hypomatuur glazuur. restant in de getroffen zone grondig worden verwijderd
en kan voor composiethechting gebruik worden ge-
Lokale letsels van het hypomaturatie-type vormen het maakt van dentineadhesieven of glasionomeren, of kan
grootste deel van de glazuurdefecten. De keuze van res- worden geopteerd voor kroon- en brugwerk (Williams
tauratietechnieken leidt echter tot specifieke proble- en Becker, 2000).
men, omdat het karakter van het defect moeilijk eva-
lueerbaar is. Meestal zal restauratie uitsluitend nood- Fluorotisch glazuur verdient een aparte benadering.
zakelijk zijn als er een substantieel verlies is en/of ble- Het is bekend dat de oppervlakkige glazuurlaag meestal
kingstechnieken en microabrasie hebben gefaald. Het is een normale tot verhoogde mineralisatiegraad bezit. De
van groot belang de ‘adhesieve kwaliteit’ van het over- eerste stap in de esthetische behandeling dient te be-
blijvende, onderliggende glazuur in de behandelings- staan uit microabrasie, gevolgd door bleken met per-
strategie te betrekken. Indien het glazuur dat zich on- oxidecarbamide 35% (‘in-office bleaching’). Glazuurpre-
middellijk rond en onder de defecte zone bevindt, bij paratie via macroabrasie moet zo veel mogelijk worden
sonderen hard is en niet doordrenkt met kleurstoffen, is vermeden, omdat zich onder de harde, oppervlakkige
een betrouwbare hechting na kort etsen (20-30 s) te ver- laag vaak een zachtere zone bevindt. Daardoor komt het
wachten. In alle andere gevallen verdient het de voor- vaak voor dat de buitenste, hardere glazuurlaag (inclu-
keur het verdachte glazuur te verwijderen en denti-
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 19
sief composiet) ‘afchipt’ (Croll, 1998; Pourghadiri et al., – Endodontische therapie kan sterk gecompliceerd
1998). worden door verkalkte structuren in pulpakamer en
wortelkanalen. Een degelijke preoperatieve docu-
Naar het vitaal bleken van glazuurhypomineralisaties mentatie van het te behandelen element, en het ge-
en (-hypoplasieën) is tot nu toe vrijwel geen weten- bruik van EDTA-preparaten als irrigans en/of lubri-
schappelijk onderzoek verricht, hoewel enkele auteurs cans kan de kans op succes aanzienlijk vergroten (De
gunstige resultaten rapporteerden met ‘home-bleach- Coster, 2012).
ing’-technieken (Croll, 1998; Nel et al., 1997). Omdat het – Vitaal noch avitaal bleken kan enige kleurcorrectie
karakter van hypomineralisatiedefecten moeilijk te be- garanderen (Croll en Sasa, 1995). Uitgebreide compo-
oordelen is, blijft het effect van vitaal bleken echter on- sietrestauraties of porselein ‘laminate veneers’ zijn
voorspelbaar wat betreft resultaat, stabiliteit en invloed vaak de enige uitweg voor een esthetische behande-
op de vitaliteit van de behandelde elementen. Het ver- ling van definitieve frontelementen. Etstechnieken
dient in elk geval de voorkeur met lage concentraties kunnen meestal veilig en met een normale prognose
peroxiden (maximaal 10%) en met korte, gespreide ap- worden uitgevoerd, behalve in het melkgebit en bij
plicatieperiodes te werken. definitieve gebitselementen waar abfractie van het
glazuur op onbelaste plaatsen aanwezig is. In die ge-
vallen is de histologische hechting tussen glazuur en
29.3 Behandelen van dentinestoornissen dentine vaak gegeneraliseerd – dus voor elk element
van de getroffen dentitie – verstoord. Voor de behan-
Gegeneraliseerde dentinestoornissen in het melk- of de- deling van distale elementen is meestal het plaatsen
finitieve gebit worden klinisch meestal gekenmerkt door van kroon- en brugwerk nodig.
grijsbruine, transparante verkleuringen en selectieve – Bij het prepareren voor kroon- en brugwerk moet men
glazuurbroosheid. De conventionele bleektechnieken attent zijn op gemakkelijk fracturerend dentine.
zorgen slechts zelden voor verbetering (Croll en Sasa, Stifttandpreparaties moeten dan ook worden verme-
1995) en in het melkgebit falen adhesieve restauraties den (De Coster, 2012).
meestal doordat de dunne en broze glazuurlaag afbrok-
kelt. Bovendien presenteert een aanzienlijk deel van de
jonge patiënten zich met (gevorderde) attritie van alle 29.4 Toekomstmogelijkheden
melkelementen, zodat een behandeling met stalen kro-
nen in het melkgebit en frequent ook op de eerste defi- Luchtabrasie is een aantrekkelijke, maar nog grondig te
nitieve molaren aangewezen is. De dikwijls bolle kroon- onderzoeken preparatiemethode voor de meestal ge-
vorm met uitgesproken cervicale constrictie vormt even- combineerd voorkomende hard-tandweefseldefecten.
wel een frequent optredend obstakel bij het preparen en Het lijkt logisch dat deze vorm van invasief abraderen
plaatsen van dergelijke voorlopige voorzieningen. De zich perfect naar de mineralisatiegraad (lees : hardheid)
patiënt moet zich ervan bewust zijn dat ondanks alle van het letsel richt. Bij eenzelfde abrasierichting en
inspanningen voor conserverende behandeling, het niet eenzelfde constant gehouden eroderende kracht kan
zeker is dat de tanden behouden kunnen blijven. In de worden aangenomen dat de mate van abrasie recht-
regel probeert men de gebitselementen zo lang mogelijk streeks door de mineralisatiegraad van het weefsel (gla-
te behouden, waarbij rekening moet worden gehouden zuur of dentine) zal worden bepaald. Het minder ver-
dat op lange termijn gebitsprothesen nodig kunnen zijn. kalkte glazuur zal – naargelang zijn lokale hardheid –
Bij jonge patiënten verdient het de voorkeur een af- dieper worden geërodeerd, totdat ongeveer dezelfde
neembare gebitsprothese te laten aanpassen over de mate van ‘betrouwbaar’ geprepareerd glazuur overblijft.
gladgemaakte wortelresten. Deze benadering verzekert Met de turbine of het hoekstuk blijkt dit helemaal niet
de retentie op de alveolaire bogen. Later is het maken van zo gemakkelijk te verwezenlijken. Hoewel onderzoek
een klassieke volledige gebitsprothese niet uitgesloten. hiernaar nog uitsluitsel moet geven, zijn hypominerali-
In overleg met patiënt en kaakchirurg kan ook een be- satie-hypocalcificatieletsels dus een mogelijk bijko-
handeling met implantaten worden overwogen. Alge- mende indicatie voor het gebruik van luchtabrasie.
meen geldt echter dat een vroege, ‘conservatieve’ aanpak
de beste prognose heeft (Larsson en Nordblom, 1981; Ee-
rikainen, 1981; Darendeililer-Kbab en Marechaux, 1992; 29.5 Behandelingsstrategieën
Bouvier et al., 1996; Sapir en Shapira, 2001).
Het is duidelijk dat bij de hiervoor vermelde stoornissen
Bij dentinestoornissen (die altijd gegeneraliseerd voor- rekening moet worden gehouden met het restgebit, de
komen, maar met variabele expressie en gradatie naar- functie, de leeftijd, het behoud op lange termijn enzo-
gelang tandengroep I – C – PM – M) moeten voor de voort. Zo kunnen behandelingen variëren van sealen tot
restauratieve tandheelkunde bovendien de volgende re- en met het plaatsen van gegoten kronen. In het melk-
gels in acht worden genomen. gebit zal naargelang het type amelogenesis en dentino-
20 Kindertandheelkunde deel 2
29 Snijtanden
composieten
composiet veneer
porselein veneer
kroon/
porselein veneer
composiet
glasionomeer
Hoektanden compomeer kroon/
gegoten kroon porselein veneer
extractie
+ voorlopige brugwerk/
prothese definitieve prothese
j
29:6
Figuur 29.6 Overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij hypoplasie en hypomineralisatie van gebitselementen (gemodificeerd naar
Andlaw en Rock, 1996).
genesis imperfecta, vrij snel worden gekozen voor het de vier molaren volledig afgeschilferd kan zijn. De ernst
plaatsen van stalen noodkronen op de melkmolaren. Op verschilt dus van molaar tot molaar (figuur 29.7).
die manier kan tevens de verticale dimensie, die ten ge- Hoewel het fenomeen van de kaasmolaar uitsluitend
volge van slijtage in het gedrang komt, bewaard of her- deze elementen kan aantasten, waardoor het zich volle-
steld worden. Indien er nog geen verlies van verticale dig onderscheidt van het zogenoemde chronologische
dimensie is opgetreden, wordt soms ook gekozen voor defect (zie figuur 29.1), worden soms ook opaciteiten op
het gebruik van composieten, glasionomeren of compo- de bovenincisieven waargenomen. In de literatuur werd
meren om ‘cracking’ en verdere attritie te voorkomen. dan ook de term ‘molar-incisor hypomineralisation’
Een overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij (MIH) geı̈ntroduceerd (Weerheijm et al., 2001). De kans
hypoplasie en hypomineralisatie van gebitselementen is op aantasting van de bovenincisieven lijkt toe te nemen,
opgenomen in figuur 29.6. naarmate de ernst van de aantasting van de eerste blij-
vende molaren toeneemt (Weerheijm et al., 2000). Bij
een ernstig defect lijkt het het meest waarschijnlijk dat
29.6 Kaasmolaren ook de contralaterale tand is aangetast (Alaluusua et al.,
2001). Door het ontbreken van kauwkrachten is de ernst
Een typerend voorbeeld van een verworven afwijking van het glazuurdefect bij de snijtanden echter veel ge-
waarvan de oorzaak grotendeels onbekend is, is de zo- ringer dan bij de molaren. Deze bevindingen wijzen alle
genoemde kaasmolaar. Sinds eind jaren zeventig van de in de richting van een systemische aandoening in het
vorige eeuw werden eerste definitieve molaren opge- eerste levensjaar van het kind.
merkt met wit/crème tot geel/bruine verkleuringen in Uit een reviewartikel van Jälevik (2010) blijkt dat de
combinatie met desintegratie van het oppervlak (Koch et gerapporteerde prevalentie voor MIH varieert van 2,4%
al., 1987). Het klinische beeld gaf aanleiding tot de in Duitsland tot 40,2% in Brazilië. Deze grote variatie is
naamgeving ‘kaasmolaar’, die in Nederland voor het deels te wijten aan geografische verschillen die bij alle
eerst gebruikt werd. Histologisch onderzoek maakt ontwikkelingsstoornissen optreden en deels aan de di-
duidelijk dat de geel/bruin gekleurde defecten meer verse methoden van onderzoek. Uit onderzoek in Ne-
porositeiten vertonen en de gehele dikte van het glazuur derland blijken kaasmolaren bij 10% van de elfjarigen
bestrijken, terwijl de wit/crème gekleurde defecten in voor te komen (Weerheijm et al., 2000), terwijl dat in de
het binnenste deel van het glazuur liggen (Jälevik et al, Scandinavische landen oploopt tot 19% (Jälevik et al.,
2000). Het poreuze, brosse glazuur kan gemakkelijk af- 2000; Leppäniemi et al. 2001). Meer recent gaat de aan-
brokkelen. In dezelfde mond kan slechts één tand matig dacht ook naar MIH op melkmolaren. In Nederland
gemutileerd zijn, terwijl tegelijkertijd de glazuurkap op
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 21
j
29:7a j
29:7b
j
29:7c j
29:7d
blijkt dat bij 4,9 % van de vijfjarigen MIH voorkomt op (gebruikmakend van bijvoorbeeld de 3M kit met RVS-
de tweede melkmolaar (Elfrink et al., 2008). kronen voor blijvende molaren). Aangeraden wordt deze
elementen in ieder geval vroegtijdig te behandelen, het-
Wat de etiologie betreft, werden in de afgelopen 25 jaar zij preventief (indien niet carieus), hetzij curatief (indien
diverse mogelijke oorzaken beschreven. Luchtwegpro- carieus). Een behandeling met stalen kronen moet altijd
blemen, complicaties bij de geboorte en dioxines in de als tijdelijke behandeling worden gezien in afwachting
moedermelk, zuurstofgebrek bij het kind in combinatie van de wisseling, een definitieve kroon of extractie. Ex-
met een laag geboortegewicht, stoornissen in de calci- tractie kan echter vroeger worden uitgevoerd wanneer
um-fosfaathuishouding, dioxine-intoxicatie, maag- een endodontische behandeling of een gegoten kroon
darmproblemen, diarree en hoge koorts passeerden al- geı̈ndiceerd is. Een goed advies is om rekening te houden
lemaal de revue. Ook het gebruik van amoxicilline in met de vorming van de bifurcatie van de tweede blij-
het eerste levensjaar lijkt de prevalentie van MIH te vende molaar alvorens een eerste blijvende molaar te
verhogen (Laisa et al., 2009). Een kritische beschouwing verwijderen. Bovendien is in deze gevallen een tijdig
laat echter zien dat de etiologie van MIH nog steeds orthodontisch consult sterk aan te bevelen.
onduidelijk is. Er is niet voldoende bewijskracht voor
een van de hiervoor vermelde suggesties (Alaluusua,
2010). Er dient verder gezocht te worden naar het effect 29.7 Casuı̈stiek
van medische problemen tijdens de prenatale, neonatale
en postnatale periode (Lygidakis et al., 2008). Het is Jonas meldt zich op de afdeling met een amelogenesis
duidelijk dat verder experimenteel onderzoek in vivo en imperfecta van het hypomaturatie-type (figuur 29.10a en
in vitro noodzakelijk is om dose/response en de achter- b). Eerder werden door een mondzorgverlener de buc-
liggende moleculaire mechanismen van het abnormaal cale oppervlakken van de bovenfronttanden met een
functioneren van de ameloblasten te evalueren. composietlaagje behandeld (figuur 29.10c en d). Na een
periode van minimale orthodontie vanwege de extreme
De behandeling (figuur 29.8 en 29.9) van kaas(melk)mo- gevoeligheid werd onder algemene narcose het volledige
laren kan variëren van een sealant tot een stalen kroon bovenfront esthetisch hersteld (figuur 29.10e t/m h).
22 Kindertandheelkunde deel 2
hypoplastisch TFBMBOUT
DBSJÌTHFWPFMJH GMVPSJEF FO
hypoplastisch HMBTJPOPNFFS
29 DBSJFVTBGTDIJMGFSFOE DPNQPNFFS
TUBMFOLSPPO
j
29:9a
extractie(*)
JOEJFOFOEP
JOEJDBUJF
j
29:9b
JOEJFOLSPPO
JOEJDBUJF
j
29:8
j
29:9d
j
29:10a j
29:10b
Figuur 29.10a Amelogenesis van het hypomaturatie-type: zicht Figuur 29.10b Dezelfde patiënt: zicht op de onderkaak.
op de bovenkaak.
j
29:10c j
29:10d
Figuur 29.10c Dezelfde patiënt: frontaal zicht in occlusie. Figuur 29.10d Dezelfde patiënt: lateraal zicht in occlusie.
j
29:10e j
29:10f
Figuur 29.10e Zicht op het bovenfront na verwijdering van de Figuur 29.10f Er werden geprefabriceerde kroontjes aangepast
eerder aangebrachte composiet en prepareren van het glazuur. om de opbouw te faciliteren.
j
29:10g j
29:10h
Figuur 29.10g Lateraal zicht na esthetische restauratie. Figuur 29.10h Frontaal zicht na esthetische restauratie.
24 Kindertandheelkunde deel 2
30
Inleiding dat de ouder het kind goed heeft voorbereid op het be-
zoek, zodat hij snel ter zake kan komen. Dit alles maakt
Preventie heeft het kindergebit veel goed gedaan, 50% de zorg zeker interessanter, maar veroorzaakt ook extra
van de vijfjarige Nederlandse kinderen is klinisch ca- tijdsdruk. Tijdsdruk zal ertoe leiden dat behandelingen
riësvrij. Maar de andere 50% van de peuters heeft ge- zo efficiënt mogelijk moeten worden uitgevoerd. Om de
middeld acht caviteiten en bovendien is slechts 25% van doelmatigheid te verhogen is een betrouwbare selectie
deze caviteiten gerestaureerd (Schuller et al., 2011). In de van riscokinderen noodzakelijk (Fiset et al., 1989).
– nog resterende – centra voor jeugdtandheelkunde zijn
de cijfers niet veel beter, alleen is het aantal gerestau- Zonder nog in te gaan op het individueel identificeren
reerde elementen soms hoger (Kalsbeek en Poorterman, van patiënten met een verhoogd cariësrisico zijn op
1999). De gegevens suggereren dat de mondzorgverle- voorhand de volgende risicogroepen te benoemen:
ners mogelijk tegen de zorg voor jeugdigen opzien. 1 peuters en kleuters met veel cariës;
Juist daarom kan inzicht in het cariësrisico aanleiding 2 onbehandelbare/bange kinderen;
zijn om extra effectieve preventieve maatregelen te ne- 3 kinderen met een (verstandelijke) beperking;
men. 4 medisch gecompromitteerde kinderen.
Een gebrekkige conditie van het (melk)gebit heeft con- Cariës is een goede voorspeller van nieuw tandbederf
sequenties in het heden en voor de toekomst. Actueel (Weerheijm et al., 1999). Er bestaat een verband tussen
zijn pijnklachten en ongemak bij eten en kauwen. Voor cariës en angst voor de mondzorgverlener (Milgrom et
de toekomst bestaan de problemen uit verlies of ontste- al., 1995). De belangrijkste oorzaak van angst voor de
kingen van (melk)elementen. De conditie van het gebit mondzorgverlener is het werk van de mondzorgverlener
zegt iets over de toekomst ervan. Tandbederf voorspelt zelf; of een kind te jong is om een tandheelkundige be-
tandbederf (Powell, 1998). Dat betekent dat we op basis handeling te overzien, psychische problemen of een
van de conditie van het melkgebit van een vijfjarig kind verstandelijke beperking heeft, doet weinig ter zake.
een uitspraak kunnen doen over de toekomstige dentale Het resultaat van uitgevoerde curatieve zorg is een gro-
situatie, tenzij we erin slagen het tij te keren. Is een kind tere kans op angst en de bijbehorende slechte behan-
nog zo jong dat er nog geen tandbederf is, dan voorspelt delbaarheid en vermijding van de mondzorgverlener.
de hoeveelheid tandplaque wat de toestand van het ge- Daardoor heeft deze groep weer meer kans op nieuwe
bit in de nabije toekomst zal zijn (Powell, 1998). Een gebitsproblemen en daarmee is de cirkel in feite al rond
systematische aanpak van de preventie zou ingezet (Locker et al., 1996).
kunnen worden om het cariëstij te keren. Tot nu toe is
niet aangetoond dat het cariësrisico verandert door al- Het is zaak zo vroeg mogelijk vast te stellen of een kind
leen bestaande caviteiten te restaureren. in een van de vier genoemde groepen dreigt te vallen en
zo vroeg mogelijk bijbehorende preventieve maatrege-
Aan mondzorgverleners worden steeds hogere eisen ge- len te nemen, zoals:
steld. Patiënten worden mondiger en de mondzorgver- 1 vroege diagnostiek;
lener is genoodzaakt steeds meer van zijn behandelin- 2 meer aandacht (instructie, voorlichting) aan ouder en
gen toe te lichten, uit te leggen of soms zelfs te verde- kind;
digen tegenover ouders. Ouders willen graag een 3 professionele preventie (polijsten, applicaties);
mondzorgverlener voor hun kinderen die vriendelijk en 4 restauratieve zorg waar nodig.
geduldig is en de tijd neemt. Men eist van de mond-
zorgverlener deskundigheid en een motivatie waarom Voor alle vier de groepen geldt het grote belang van
gehandeld moet worden. vroegtijdige professionele aandacht; hoe eerder het kind
Aan de andere kant verwacht een mondzorgverlener te maken krijgt met een tandheelkundig team, des te
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_2, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
26 Kindertandheelkunde deel 2
sneller kan cariës in een vroeg stadium gesignaleerd de patiënt voldoende voorgelicht is om toestemming
worden en kan progressie worden voorkomen. Zo kan voor behandeling te kunnen geven’ (Raadgevend Co-
worden voorkomen dat een kind in een risicogroep be- mité, 2000).
landt (groep 2, angst), kan worden gezorgd dat het kind Vertaald naar preventie zou de mondzorgverlener
er na begeleiding weer uitkomt (groep 1, kleuters met vragen moeten kunnen beantwoorden als: ‘hoeveel
cariës), of kan het kind zo goed mogelijk worden bege- gaatjes krijgt mijn kind?’, of ‘hoeveel gaatjes voorkomt
leid (groep 3 en 4, gehandicapten en medisch gecom- u?’, of ‘hoeveel kost die preventie eigenlijk per gaatje?’
30 promitteerde kinderen). Uit onderzoek blijkt dat de klinische blik van mond-
zorgverleners nogal varieert. Bij de ene mondzorgverle-
ner heeft een kind driemaal zo veel kans als cariësactief
30.1 Het individuele cariësrisico te worden aangemerkt als bij een collega (Isokongas et
al., 1993; Alanen et al., 1994). Dat is voor een patiënt
Of cariës op individueel niveau te voorspellen is, is een moeilijk te begrijpen, zeker als hij ten onrechte is aan-
vraag die al werd gesteld door Miller en Black in hun gemerkt als niet-cariësactief.
respectievelijke publicaties (Miller, 1890; Black, 1899).
Beide auteurs filosofeerden vooral over het onderwerp 30.1.2 selectie van cariësgevoelige
en bleken veel waarde te hechten aan de kwaliteit van de kinderen
tanden, die volgens hen mede afhankelijk was van een
goede kauwfunctie. Dit alles onder het motto ‘rust (niet) Welke selectiemethode ook gebruikt wordt, er zullen
roest (niet)’. Opvallend is dat zij weinig of geen aandacht missers zijn, individuen die ten onrechte niet geselec-
besteedden aan de factoren die logischerwijs zouden teerd worden (een fout-negatieve selectie) en individuen
voortvloeien uit de door Miller beschreven chemopara- die ten onrechte wel geselecteerd worden (een fout-po-
sitaire theorie (Miller, 1890). Black verwoordt dit, nadat sitieve selectie). Om te beoordelen of een selectieme-
hij eerst de loftrompet heeft gestoken over het werk van thode bruikbaar is, moet men zich realiseren welke
Miller, met de conclusie: ‘there is not the slightest missers en in welke mate deze missers zich mogen
probability that these facts will be modified by future voordoen. Als men bijvoorbeeld selecteert om al dan niet
studies or demonstrations. But in all this we fail to find een preventieve maatregel toe te passen, is het gemak-
an answer to the questions of immunity and suscepti- kelijk over een fout-positieve selectie heen te stappen,
bility of the teeth of individuals to caries.’ omdat de maatregel immers geen schade doet aan het
Na deze pioniers hebben vele anderen hun tanden individu. Fout-negatieve missers daarentegen – een in-
stukgebeten op dit onderwerp. Dit laatste blijkt als men dividu wordt preventie onthouden – zal men zwaar
de proceedings bestudeert van een internationaal sym- willen laten wegen, ook al leidt dit niet meteen tot
posium (‘Methods of caries prediction’) dat in 1977 ge- schade. Selecteert men om te besluiten tot een invasieve
organiseerd werd (Bibby en Shern, 1978). De conclusie maatregel, dan zal de waardering voor fout-negatieve en
van dit symposium kan kort en krachtig worden sa- fout-positieve missers waarschijnlijk andersom uitpak-
mengevat: er was geen methode bruikbaar om cariës te ken. Missers zijn echter niet alleen een probleem voor de
voorspellen. gezondheid van het individu, ook de kosten van behan-
deling worden opgedreven door fout-positieve selectie.
30.1.1 de noodzaak om cariës te voorspellen Dit alles moet tegen elkaar worden afgewogen.
In 1977 was de vraag of cariës te voorspellen is misschien In de praktijk verlaat de mondzorgverlener zich vaak op
nog een academische. Immers, de cariësprevalentie en zijn klinische blik bij het besluit een preventieve be-
-experience in de jaren zestig en in het begin van de handeling uit te voeren. Wat is deze klinische blik waard
jaren zeventig waren zo hoog dat het voorspellen van als het gaat om de inschatting of een kind cariës zal
cariës eigenlijk heel gemakkelijk was: het was altijd krijgen? Uit onderzoek blijkt dat het vermogen van
prijs. Sindsdien is de cariësprevalentie drastisch afge- mondzorgverleners om op basis van de klinische blik te
nomen (Poorterman en Schuller, 2003). Dit maakt het voorspellen of kinderen van vijf tot zestien jaar het vol-
voorspellen van cariës een actueel onderwerp. Als risi- gend jaar caviteiten zullen ontwikkelen, nogal verschilt
co’s of risicopatiënten immers geı̈dentificeerd zouden (Isokongas et al., 1993; Alanen et al., 1994). De ene
kunnen worden, zou een efficiëntere, gerichtere pre- mondzorgverlener (mondzorgverlener A) heeft een sen-
ventie mogelijk zijn, en is er minder overbehandeling. sitiviteit van 79% en een specificiteit van 75%, terwijl een
De maatschappelijke kritiek op de medische beroeps- ander (mondzorgverlener B) een sensitiviteit van 35%
groep neemt echter ook toe. Patiënten (en hun ouders) heeft en een specificiteit van 93%. Deze sensitiviteit be-
hebben zich ontwikkeld tot mondige consumenten die tekent dat mondzorgverlener A met zijn klinische blik
kwaliteit eisen voor hun geld. Van de mondzorgverlener 79% van de kinderen die cariës zullen krijgen selecteert,
wordt geacht ‘voldoende informatie te verstrekken ge- en mondzorgverlener B 35%. De specificiteit betekent
baseerd op actuele wetenschappelijke informatie, zodat dat mondzorgverlener A 75% van de kinderen selecteert
Cariësrisico 27
die cariësvrij blijven en mondzorgverlener B 93%. Een spellingen en het aantal juist-negatieve voorspellingen
voorbeeld: zowel mondzorgverlener A als mondzorg- bij elkaar op te tellen en te delen door het totale aantal
verlener B heeft honderd zevenjarige kinderen in de voorspellingen. Dit percentage is de crude hit rate. De
praktijk die gevestigd is in een gegoede buurt. Ongeveer crude hit rate is afhankelijk van de prevalentie van de
25% van deze kinderen heeft op zijn negende jaar cariës. ziekte. Terug naar het voorbeeld van de lokale fluori-
De mondzorgverleners besluiten alle kinderen met een deapplicatie. Stel dat ieder kind een fluorideapplicatie
lokale fluorideapplicatie te behandelen. Zij voeren dan ontvangt en alle kinderen zouden anders cariës krijgen,
ieder 100 6 2 (per jaar) 6 2 (gedurende twee jaar) = 400 dan is de crude hit rate van de beslissing (de selectie van
applicaties uit om bij 25 kinderen een deel van de cariës kinderen) 100%; elk kind krijgt terecht de applicatie.
te voorkomen. Idealiter zou u alleen die 25 kinderen Deed men hetzelfde in een populatie waar niemand ca-
willen appliceren, hetgeen honderd in plaats van vier- riës zou krijgen dan is de crude hit rate 0%; geen goede
honderd applicaties zou betekenen. In een poging dit te behandelbeslissingen. De crude hit rate van altijd ap-
bereiken, selecteren mondzorgverlener A en B de kin- pliceren is gelijk aan het percentage personen in de po-
deren van wie zij denken dat ze cariës zullen krijgen pulatie dat cariës zou ontwikkelen. Dit percentage
(tabel 30.1). Mondzorgverlener A zal 39 kinderen selec- wordt hierna de prevalentie genoemd. Als men nooit
teren en bij hen 156 (= 39 (aantal kinderen) 6 2 (per jaar) zou appliceren, geldt het verhaal andersom. Bij een
6 2 (gedurende twee jaar)) applicaties uitvoeren. Zijn prevalentie van 0% is de crude hit rate 100% (100% te-
winst is 400 – 156 = 244 applicaties, maar 5 van de 25 recht-negatieve beslissingen) en bij een prevalentie van
kinderen die cariës zullen krijgen, ontvangen ten on- 100% is de crude hit rate 0%. Figuur 30.1a geeft dit gra-
rechte geen applicatie. Mondzorgverlener B zal slechts fisch weer. De goede beslissing is de beslissing met de
14 kinderen selecteren en bij hen 56 (= 14 (aantal kinde- hoogste crude hit rate, dus bij een prevalentie van < 50%
ren) 6 2 (per jaar) 6 2 (gedurende twee jaar)) applicaties nooit appliceren en bij een prevalentie van > 50% altijd
uitvoeren. In de praktijk van mondzorgverlener B wor- appliceren. We kunnen ook de crude hit rate voor
den echter 16 kinderen ten onrechte niet geappliceerd. mondzorgverleners A en B uitrekenen met behulp van
de matrix van tabel 30.1, waarbij in de onderste rij de
Wie is de beste mondzorgverlener: mondzorgverlener A populatie wordt ingevuld waar de mondzorgverleners
of mondzorgverlener B? werken. De formule voor de crude hit rate is ((prevalen-
Om deze vraag te beantwoorden zult u antwoord moe- tie 6 sensitiviteit) 6 (1 – prevalentie) 6 specificiteit)/
ten geven op een aantal vragen. Waarom wilde u eigenlijk grootte (n) van de populatie ((prevalentie 6 sensitiviteit)
selecteren? Hoe erg vindt u het dat kinderen een preven- = het aantal terecht-positieve voorspellingen en (1 –
tieve behandeling te veel krijgen of wordt onthouden? prevalentie) 6 specificiteit) is het aantal terecht-nega-
Hoe erg vinden ouders het dat hun kind een preventieve tieve voorspellingen). In figuur 30.1b zijn de crude hit
behandeling te veel krijgt of wordt onthouden? rates van mondzorgverleners A en B ingetekend. Uit dit
In de volgende twee paragrafen worden twee parame- figuur is een aantal conclusies te trekken. Tot een pre-
ters (crude hit rate en verwachte utiliteiten) besproken valentie van 18% voor mondzorgverlener B en 22% voor
om mondzorgverlener A en B te vergelijken. Maar eerst mondzorgverlener A is de crude hit rate het hoogst als
nog een gewetensvraag: lijkt u op mondzorgverlener A zij nooit appliceren en vanaf een prevalentie van 58%
of op mondzorgverlener B? (mondzorgverlener B) respectievelijk 78% (mondzorg-
verlener A) is de crude hit rate het hoogst als zij altijd
Crude hit rate appliceren. Bij de tussenliggende prevalenties moeten
Een manier om te beoordelen hoe goed een voorspelling zij hun eigen oordeel volgen. Bij een cariësprevalentie
is, is te kijken naar het percentage goede voorspellingen. boven de 28% neemt mondzorgverlener A de beste be-
Dit is te berekenen door het aantal juist-positieve voor- slissingen, daarna mondzorgverlener B.
Tabel 30.1 Overzicht van het aantal kinderen dat door mondzorgverlener A en mondzorgverlener B wordt
geselecteerd op basis van hun klinische blik. De klinische blik van mondzorgverlener A heeft een
sensitiviteit van 79% en een specificiteit van 75%. Voor de klinische blik van mondzorgverlener B zijn
deze waarden respectievelijk 35% en 93%.
mondzorgverlener A ja 20 19 39 mondzorgverlener B ja 9 5 14
voorspelt cariës voorspelt cariës
nee 5 56 61 nee 16 70 86
25 75 100 25 75 100
28 Kindertandheelkunde deel 2
100
90
80
70
crude hit rate
60
50
30 40
30
altijd appliceren
nooit appliceren
20
10
0
0 20 40 60 80 100
j
30:1a
cariësprevalentie
Figuur 30.1a De crude hit rates van altijd en van nooit appliceren bij alle mogelijke prevalenties van cariës.
100
90
80
70
crude hit rate
60
altijd appliceren
50
nooit appliceren
40
mondzorgverlener A
30
20 mondzorgverlener B
10
0
0 20 40 60 80 100
j
30:1b cariësprevalentie
Figuur 30.1b De crude hit rates van mondzorgverleners A en B in vergelijking met altijd en nooit appliceren bij alle mogelijke
prevalenties van cariës.
WFSXBDIUFVUJMJUFJU
BMUJKEBQQMJDFSFO
OPPJUBQQMJDFSFO
NPOE[PSHWFSMFOFS"
NPOE[PSHWFSMFOFS#
j
30:2
DBSJÌTQSFWBMFOUJF
Figuur 30.2 De verwachte utiliteiten van mondzorgverleners A en B in vergelijking met altijd en nooit appliceren bij alle mogelijke
prevalenties van cariës.
De sensitiviteit en specificiteit van de vier behandelop- kans op meer dan twee gaatjes enzovoort. Voor de een-
ties – altijd appliceren, nooit appliceren, mondzorgver- voud wordt aan deze verschillen voorbijgegaan, ervan
lener A en mondzorgverlener B – en de voorgestelde uitgaande dat de onderzoekers het beste van hun voor-
utiliteiten van de beslissingsuitkomsten kunnen voor spellende methode hebben gepubliceerd (tabel 30.2).
alle mogelijke prevalenties van cariës worden ingevuld.
De uitkomsten van deze berekeningen worden weerge- 30.1.4 klinische blik
geven in figuur 30.2. Het is duidelijk dat de ligging van
de lijnen en de prevalenties waarbij zij elkaar snijden In voorgaande voorbeelden (figuur 30.1 en 30.2) is uit-
afwijkt van de berekening van de crude hit rate. Nu kan gegaan van de klinische blik. In de onderzoeken hier-
geconcludeerd worden dat voor de keuze altijd versus naar bleek dat het voorspellen moeilijker is bij cariës-
nooit appliceren het omslagpunt bij een prevalentie van vrije kinderen, in de leeftijdsklasse van vijf tot zestien
35% in plaats van een prevalentie van 50% ligt. Voor jaar losstaat van de leeftijd van het kind en slechts in
mondzorgverlener A geldt bij een cariësprevalentie on- geringe mate beter gebeurt als de mondzorgverlener het
der 18% nooit appliceren, tussen de 18% en 65% zijn
oordeel volgen en boven de 65% altijd appliceren. Voor
Tabel 30.2 Kenmerken van de verschillende
mondzorgverlener B geldt bij een cariësprevalentie on-
voorspellers.
der 10% nooit appliceren, tussen de 10% en 42% zijn
oordeel volgen en boven de 42% altijd appliceren. Onder voorspeller sensitiviteit specificiteit
speekselvloed 54 49
30.1.3 vergelijking met
cariësactiviteitstests buffercapaciteit 57 61
S. mutans 55 70
Een probleem bij de vergelijking van methoden om ca-
lactobacillen 60 63
riës te voorspellen is dat alle onderzoeken anders van
opzet zijn. Er werden andere leeftijdsgroepen bestu- ‘Russell’ 71 74
deerd, soms werd alleen aan de status praesens getoetst,
‘Billings’ 84 73
terwijl in andere onderzoeken echte voorspellingen
werden geëvalueerd, die overigens ook weer verschilden: ‘Stewart’ 64 86
de kans op cariës, de kans op meer dan één gaatje, de
* SMONOP: selection method on the need of prevention
30 Kindertandheelkunde deel 2
kind al langer dan twee jaar behandelde of wanneer hij op het vijftiende jaar. Om deze toestand aan te geven als
het kind bij de voorspelling voor het eerst zag. een kind 7,5 of 9,5 jaar oud is, is de beste voorspeller de
De klinische blik wordt gevormd door onder andere combinatie van het aantal gave melkmolaren en het
het DMF/DMF-getal, de mondhygiëne, de ervaren inte- aantal niet-gecaviteerde en gecaviteerde cariëslaesies in
resse van de patiënt, zijn leeftijd, en de omgeving van de de putten en fissuren en op de buccale en linguale vlak-
patiënt. Vanobbergen et al. (2001) vonden echter geen ken van de eerste blijvende molaren. Als een kind 11,5
verschil in de voorspellende waarde van enerzijds het jaar oud is, telt het aantal gave melkmolaren niet meer
j
30:3a
Cariësrisico 31
j
30:3b
j
30:3c
voorspellen of een kind twee jaar later caviteiten heeft, is cariësactiviteit (vier nieuwe caviteiten in twee jaar) te
81%; de sensitiviteit is 57%. Een beperking van voorspellen slechts 12% en was de specificiteit 88%.
SMONOP is dat het alleen geldt voor het blijvende ge- Wanneer de kinderen uit de twee categorieën met de
bit, terwijl er al grote problemen op de peuter- en kleu- minste buffercapaciteit werden vergeleken met de kin-
terleeftijd te vinden zijn. deren uit de hoogste categorie, was de sensitiviteit 46%
en de specificiteit 56% (Pienihäkinnen et al., 1987). Werd
30.1.6 speekselvloed de test gebruikt om gedurende een jaar na het onder-
langrijk: de gebitstoestand, de vorm van de fissuren, de buffercapaciteit en het aantal mutans streptokokken in
leeftijd en de inschatting van de mondzorgverlener. het speeksel. Op basis hiervan berekent het programma
de kans dat iemand caviteiten-vrij blijft in de catego-
Figuur 30.4 laat de resultaten van de hiervoor beschre- rieën 0-20% (hoog risico), 21-40%, 41-60%, 61-80% en 81-
ven methoden zien in vergelijking met altijd appliceren, 100% (laag risico). De resultaten worden gepresenteerd
nooit appliceren, mondzorgverlener A en mondzorg- in een cirkeldiagram dat zeer illustratief kan zijn voor
verlener B. Geen enkele test doet het beter dan mond- de patiënten (figuur 30.5). In een klinisch onderzoek
zorgverlener A. Mondzorgverlener B zou er beter aan bleek deze indeling heel goed overeen te stemmen met
doen af te gaan op de resultaten van de testen, bijvoor- het gemiddelde oordeel van mondzorgverleners (Hänsel
beeld de toestand van het melk- of blijvende gebit. Zo- Petersson et al., 2002). Het programma bewijst daarmee
lang men niet weet of men lijkt op mondzorgverlener A zijn waarde, omdat de voorspelling niet meer afhanke-
of B, is het raadzaam zich door de gebitstoestand te lijk is van de individuele mondzorgverlener. Het aantal
laten leiden en voor de betreffende leeftijdsgroep een gegevens dat ingevoerd moet worden is echter groot en
model als SMONOP te gebruiken. niet eenvoudig te verkrijgen. Sommige onderzoekers
gebruiken het model zonder de speekselmetingen. Al-
hoewel weinig bekend is over de effectiviteit van deze
30.2 Pragmatische aanpakken ‘uitgeklede’ methode, blijft het cirkeldiagram illustra-
tief.
Het blijft in de praktijk onbevredigend dat de juistheid
van de prognose van het gebit afhangt van de indivi- 30.2.2 het nexømodel
duele mondzorgverlener. Daarom is er toch behoefte
aan enige systematiek voor het voorspellen van cariës bij Een ander praktijkvoorbeeld waarbij men gebruikmaakt
kinderen. In de literatuur worden verschillende prag- van risico-inschatting is het Nexømodel (www.nexo-
matische aanpakken beschreven. dent.dk). Het doel van dit model is het behouden van
een gezonde dentitie met zo min mogelijk kosten. Uit-
30.2.1 het cariogram gangspunten van dit model zijn: cariës is te voorkomen
door een adequate mondhygiëne met een fluoridetand-
Het Cariogram is een interactief computerprogramma pasta, de doorbraakperiode van de elementen is een be-
ontwikkeld door de Universiteiten van Göteburg en langrijke risicoperiode voor cariës, ouder en kind zijn
Malmö (www.mah.se/fakulteter-och-omraden/Odonto- verantwoordelijk voor de mondhygiëne. Om het doel te
logiska-fakulteten/Avdelning-och-kansli/Cariologi/Ca- bereiken begint de voorlichting aan ouder en kind zo
riogram/). Het programma combineert de volgende pa- vroeg mogelijk, krijgen ouders en kind intensieve trai-
tiëntgegevens: cariëservaring, cariësgerelateerde ziek- ning in goed plaque verwijderen en wordt het aantal
ten, suikergebruik (hoeveelheid en frequentie), mond- afspraken om adequate mondhygiëne te bewerkstelligen
hygiëne, fluoridegebruik, speekselsecretiesnelheid, geı̈ndividualiseerd. Een belangrijk onderdeel van de
BMUJKEBQQMJDFSFO
OPPJUBQQMJDFSFO
NPOE[PSHWFSMFOFS"
NPOE[PSHWFSMFOFS#
%.'4HFUBM
ENGTHFUBM
4.0/01
TQFFLTFMWMPFE
CVGGFSDBQBDJUFJU
4NVUBOT
MBDUPCBDJMMFO
3VTTFM
#JMMJOHT
4UFXBSU
j
30:4
Figuur 30.4 De verwachte utiliteiten van mondzorgverleners A en B in vergelijking met andere methoden van cariëspredictie bij alle
mogelijke prevalenties van cariës.
34 Kindertandheelkunde deel 2
30
j
30:5a
j
30:5b
Cariësrisico 35
j
30:5c
Figuur 30.5 Uitslagen van het Cariogram. Het groene segment geeft de kans aan dat een patiënt cariësvrij blijft, de overige segmenten
geven de mate aan waarin de respectievelijke factoren bijdragen aan het risico.
mondhygiëne is bij doorbrekende elementen de tan- behoort de gebitsgezondheid in Nexø tot de beste ter
denborstel loodrecht op de kaak te plaatsen. wereld (zie figuur 30.6).
Een belangrijk onderdeel van de behandeling is de Een belangrijke bevinding van het Nexømodel is, dat
risicoanalyse om de individuele terugkomtermijn vast te de effectiviteit van preventie afhankelijk is van aan-
stellen. In de periode van doorbraak van de eerste en dacht: als vroegtijdig veel aandacht wordt besteed aan
tweede blijvende molaren worden hier vier criteria voor risicopatiënten en de juiste informatie wordt overge-
gebruikt: coöperatie van ouders en kind (onvoldoende/ dragen, zal dit uiteindelijk tot resultaat leiden.
voldoende), cariësprogressie ergens in de dentitie (ja/
nee), doorbraakstadium van de molaren (gedeeltelijk/
volledig) en cariësactiviteit van het occlusale vlak van de ENGTWBOKBSJHFO
doorbrekende molaar (activiteit/geen activiteit). Een
interval dan één tot drie maanden, bij 3 punten vier tot
acht maanden en bij 2 punten acht maanden of meer.
Vanuit de tandheelkundige praktijk worden er ook
30.2.3 het ivoren kruis cariësactiviteit en houden zich niet aan het Advies en
rode patiënten die cariësactiviteit vertonen maar zich
Het Ivoren Kruis stelt een ander model voor in zijn wel aan het Advies houden. Bij deze laatste categorie is
Advies Cariëspreventie (www.ivorenkruis.nl). Het on- aanvullend onderzoek naar cariësbevorderende factoren
derscheidt vier groepen patiënten. Groene patiënten, die noodzakelijk. De mondzorgverlener kan de patiënt
geen cariësactiviteit vertonen en een zelfzorggedrag duidelijk maken in welke categorie hij past en afspraken
hebben passend binnen het Advies Cariëspreventie, gele maken over het te volgen individuele preventieve beleid
j
30:7
Figuur 30.7 Indeling van patiënten in vier cariësrisicogroepen volgens het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis (bron: Ivoren Kruis,
2011)
Cariësrisico 37
j
30:8 j
30:9
Figuur 30.8 De omvang van de aantastingen valt vaak tegen. Figuur 30.9 Restauratie met plastische materialen en kronen.
Het esthetische nadeel van de kroon is ten dele gemaskeerd.
38 Kindertandheelkunde deel 2
luchte opmerking van moeder: ‘Het is geweldig, ze eet Klock B, Krasse B. Microbial and salivary conditions in 9-12 year-
alles weer’, had de mondzorgverlener aan het denken old children. Scand J Dent Res 1977;85:56-63.
moeten zetten. Ze eet alles weer, dus echt alles, ook Lamberts BL, Pederson ED, Shklair IL. Salivary pH-rise activities
zoetigheid in een hoge frequentie. in caries-free and caries-active naval recruits. Arch Oral Biol
1983;28:605-8.
Locker D, Shapiro D, Liddell A. Negative dental experiences and
Richtlijnen their relationship to dental anxiety. Com Dent Health 1996;13:
Vanobbergen J, Martens L, Lesaffre E, Bogaerts K, Declerck D. The Weerheijm KL, Veerkamp JSJ, Groen HJ, Zwarts LM. Evaluation
value of a baseline caries risk assessment model in the primary of the experiences of fearful children at a special dental care
dentition for the prediction of caries incidence in the permanent centre. ASDC J Dent Child 1999;66(4):253-58.
dentition. Caries Res 2001;35(6):442-47.
Veerkamp JSJ. Met je mond vol tanden. Ned Tandartsenblad 1999;
54(2):51.
Parodontale aandoeningen
bij kinderen en jonge
volwassenen
31 M.D.A. Petit, G.A. van der Weijden, U. van der Velden
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_3, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
42 Kindertandheelkunde deel 2
31
j
31:1a j
31:1b
Figuur 31.1a Doorbrekende laterale incisief bij een achtjarige Figuur 31.1b Sondeerdieptemeting bij beginnende doorbraak van
patiënt met een gezond parodontium. het gebitselement geeft een pocketdiepte van ongeveer 2 mm aan.
j
31:1c j
31:1d
Figuur 31.1c Gebitselement zes weken later; de helft van de Figuur 31.1d Sondeerdieptemeting geeft wederom een pocket-
klinische kroon is nu zichtbaar. diepte aan van ongeveer 2 mm.
31.3 Classificatie van parodontale primaire oorzaak is, zal een duidelijke mondhygiëne-
aandoeningen bij kinderen en jonge instructie met goede medewerking afdoende zijn. Ook
volwassenen blijken mondademhaling, de mate van bedekking van
de gingiva met de bovenlip en de mate van lipafsluiting
Op basis van verschillende variabelen, zoals etiologie, invloed te hebben op het ontstaan van gingivitis in met
uitbreiding van de aandoening (gingivitis/parodontitis), name het bovenfront, waarbij de eerste twee het sterkst
lokalisatie in de mond (lokaal/gegeneraliseerd) en leef- waren gecorreleerd met de mate van gingivitis (Wagaiyu
tijd, kan een classificatie worden gemaakt (tabel 31.1). en Asley, 1991).
Een overzichtelijke indeling van de verschillende paro-
dontale aandoeningen wordt bemoeilijkt door overlap Necrotiserende ulcererende gingivitis (NUG)
van klinische karakteristieken. Necrotiserende ulcererende gingivitis (NUG) is bij kin-
deren in de westerse wereld zeldzaam. Onvoldoende
31.3.1 gingivitis bij gezonde kinderen mondhygiëne, emotionele stress, vermoeidheid, virale
infecties, afgenomen weerstand tegen infecties, onder-
Chronische gingivitis voeding en aanwezige gingivitis liggen ten grondslag
De gingiva van kinderen reageert in het algemeen min- aan NUG.
der sterk op de aanwezigheid van plaque dan de gingiva Klinisch wordt NUG gekarakteriseerd door bloeding
van volwassenen. Uit een groot epidemiologisch onder- van de gingiva, hevige pijn, necrose van de papillen,
zoek (White et al., 2006) in Engeland, uitgevoerd in foetor ex ore en eventueel een pseudomembraneuze be-
1983, 1993 en 2003, blijkt dat het percentage kinderen dekking van de laesie (figuur 31.2). Bij ondervoede kin-
met gingivitis in die periode van twintig jaar in elke deren kunnen deze laesies zich uitbreiden tot buiten het
leeftijdsgroep is toegenomen van 19% naar 32% op vijf- gingivale gebied en kunnen levensbedreigende infecties
jarige leeftijd en piekte van 49% naar 65% op twaalfja- ontstaan, cancrum oris of noma genoemd. Vooral spiro-
rige leeftijd (puberteitsgingivitis). Tijdens de puberteit cheten gecombineerd met P. intermedia, Selenomonas en
nemen de incidentie en de ernst van gingivitis toe om Fusobacterium lijken hierbij een rol te spelen.
daarna weer af te nemen (Bimstein en Matsson, 1999). In Bij kinderen moet allereerst worden vastgesteld of er
het Engelse onderzoek had in 2003 52% van de vijftien- geen sprake is van vitamine C-tekort. Zo is onlangs een
jarigen gingivitis (White et al., 2006). Bij puberteits- casus beschreven waarbij een tweejarig jongetje werd
gingivitis speelt een verminderde aandacht voor het ge- verwezen vanwege kinder reumatoı̈de artritis. Oraal
bit een rol, maar ook de veranderde hormoonhuishou- werden symptomen van necrotiserende gingivitis vast-
ding heeft invloed, zoals een veranderde vrouwelijke gesteld. Uiteindelijk konden alle klachten verklaard
steroı̈dhormoonspiegel. Omdat plaqueaccumulatie de worden door de diagnose scheurbuik; vitamine C-sup-
pletie loste alle klachten op (Bacci et al., 2010). In prin-
cipe is het gebruik van antibiotica bij de behandeling
Tabel 31.1 Classificatie parodontale aandoeningen
van necrotiserende gingivitis niet nodig. Dit wordt ech-
gingivitis ter wel aangeraden bij koorts, ernstige algemene malaise
chronische gingivitis
en lymfeklierzwelling. Bovendien kan zowel professio-
nele verwijdering van plaque en tandsteen als mechani-
necrotiserende ulcererende gingivitis sche gebitsreiniging door de patiënt zelf in eerste in-
herpetische gingivostomatitis stantie te pijnlijk zijn. In zo’n geval kan men de be-
handeling starten met systemische toediening van me-
gingivitis in combinatie met systemische afwijkingen
tronidazol en dagelijks spoelen met 0,2%
gingivahyperplasie door medicijngebruik chloorhexidine (Hartnett en Shiloah, 1991). Uiteraard
moet men bij het toedienen van metronidazol rekening
parodontitis
houden met het lichaamsgewicht van het kind. Ook
prepuberale parodontitis frequent spoelen met 1,5% waterstofperoxide kan in de
juveniele parodontitis eerste fase helpen. Als na ongeveer twee dagen de pijn is
afgenomen, kan men starten met professionele gebits-
chronische parodontitis reiniging en mondhygiëne-instructie. Na behandeling
necrotiserende ulcererende parodontitis van de acute fase kan het nuttig zijn door een chirurgi-
sche correctie van de gingiva de approximale kraters te
parodontitis in combinatie met systemische afwijkingen
– hypofosfatasie
verwijderen, zodat een goede reiniging ter plaatse mo-
– papillon-lefèvre-syndroom gelijk wordt.
– neutropenie
– leukocyt adhesiedeficiëntie
Acute herpetische gingivostomatitis
– histiocytosis X
– chediak-higashi-syndroom De laesies bij een acute herpetische gingivostomatitis
worden veroorzaakt door het herpessimplexvirus. Bij 10
44 Kindertandheelkunde deel 2
tot 20% van de geı̈nfecteerde personen ziet men primaire 31.3.3 gingivahyperplasie door
laesies. Acute herpetische gingivostomatitis begint met medicijngebruik
koorts en ontsteking van de orale mucosa. In de vol-
gende één à twee dagen ontwikkelen zich pijnlijke ve- Enkele medicijnen die bij bepaalde systemische afwij-
siculaire laesies die gemakkelijk barsten en ondiepe ul- kingen worden gebruikt, induceren gingivahyperplasie.
ceraties vormen. De laesies kunnen gelokaliseerd zijn op Fenytoı̈ne en fenobarbital, of een combinatie van deze
de gingiva, lippen, tong, orale mucosa en soms ook op twee, worden gebruikt bij epilepsiepatiënten. Bij jonge
de huid rondom de mond; ze verdwijnen binnen zeven patiënten leidt gebruik van fenytoı̈ne in veel gevallen
tot tien dagen. De aandoening gaat vaak gepaard met tot hyperplasie van de gingiva. De hyperplasie begint
bloeding van de gingiva en regionale lymfeklierzwel- normaal gesproken bij de papillen, waarbij de gingiva
ling. De laesies kunnen bij kleine kinderen zeer pijnlijk ter hoogte van de labiale vlakken van het front meestal
zijn en leiden tot het weigeren van eten en drinken. het ernstigst is aangedaan. De hyperplasie wordt binnen
Differentiaaldiagnostisch moet acute herpetische een paar weken tot maanden zichtbaar, maar zal bij een
gingivostomatitis worden onderscheiden van NUG en goede mondhygiëne minimaal zijn. In ernstige gevallen
herpangina. Herpanginalaesies worden veroorzaakt is een gingivectomie nodig, naast professionele gebits-
door coxsackievirussen uit groep A, zijn meer geassoci- reiniging en een goede mondhygiëne-instructie. Tevens
eerd met het zachte palatum en de farynx en verdwijnen kan worden overwogen op een ander anti-epilepticum
sneller dan herpeslaesies. Hoewel acute herpetische over te stappen. Recent is gebleken dat preventieve fo-
gingivostomatitis bij in principe gezonde kinderen kan liumzuursuppletie (0,5 mg/dag) bij kinderen het optre-
voorkomen, moet ook met een hiv-infectie rekening den van gingivale hyperplasie aanzienlijk kan vermin-
worden gehouden. deren (Arya et al., 2011).
Afgezien van behandeling met bijvoorbeeld antivirale Ook middelen die worden gebruikt bij cardiovascu-
middelen, zoals aciclovir oraal of per infuus, kan de be- laire aandoeningen (bijv. nifedipine) en bij auto-im-
handeling slechts pijnverzachtend zijn, waarbij wordt muunziekten (immunosuppressiva, bijv. cyclosporine-
gespoeld met 2% lidocaı̈ne viskeus of 5% difenhydrami- A) kunnen gelijksoortige reacties van de gingiva ver-
ne-oplossing (Rose, 1990). Een bezwaar is de vieze smaak oorzaken (Hassell en Hefti, 1991).
en het gevaar dat kinderen de verdoofde plekken stuk-
bijten. Behandeling met antibiotica heeft geen zin. 31.3.4 parodontitis bij gezonde kinderen
demiologisch onderzoek in Amsterdam in 1989 bleek tale afbraak in het melkgebit te diagnosticeren in ver-
dat 5% van de kinderen in de leeftijd van vijftien tot band met een mogelijk vervolg in het blijvende gebit.
zestien jaar aanhechtingsverlies vertoonde. Het grootste Bij behandeling van parodontitis in het melkgebit
gedeelte had echter gering aanhechtingsverlies van 1-3 kan worden gedacht aan een combinatie van conventio-
mm: 3,7% (Van der Velden et al.,1989). Wel lijkt het per- nele parodontale therapie en antibiotica. Een andere
centage met gering aanhechtingsverlies snel toe te ne- behandelingsmogelijkheid die bij een ernstige paro-
men. Zo vonden Clerehugh et al. (1990) in een vijf jaar dontitis moet worden overwogen, is extractie van de
durend longitudinaal onderzoek, aanhechtingsverlies melkelementen met vergevorderde parodontale afbraak.
1 mm bij 3% van de veertienjarigen. Dit was gestegen tot Dit blijkt onder andere uit een casus beschreven door
37% op zestienjarige leeftijd en tot 77% op negentien- Ram en Bimstein (1994). Het betrof een achtjarig meisje
jarige leeftijd. Bij gegeneraliseerde, evidente ontsteking met ernstige botafbraak bij alle melkmolaren in de on-
en botafbraak met eventueel premature wortelresorptie derkaak en bij de eerste melkmolaren in de bovenkaak.
en exfoliatie van elementen van het melkgebit spreekt De diepe pockets waren positief voor zowel A. actinomy-
men van gegeneraliseerde prepuberale parodontitis cetemcomitans als P. gingivalis. Besloten werd alle melk-
(GPP). Daarbij moet men bedacht zijn op systemische molaren met botafbraak te extraheren. Bij de evaluatie
afwijkingen en een gestoorde PMN-functie. Deze kin- één jaar na de extracties werden een goede mondhygiëne
deren zijn vaak ook gevoelig voor infecties zoals mid- en een goede parodontale conditie geconstateerd, als-
denoorontsteking en luchtweginfecties (Watanabe, mede afwezigheid van parodontale afbraak. Bovendien
1990). konden A. actinomycetemcomitans en P. gingivalis niet meer
LPP komt vaker voor dan de gegeneraliseerde vorm en worden aangetoond (althans niet met behulp van
is minder opvallend. Deze vorm van parodontitis kan kweekmethoden). Dit zou kunnen betekenen dat elimi-
zich voordoen vlak na de doorbraak van het melkgebit natie van grote infectiehaarden in het melkgebit de kans
en wordt gekarakteriseerd door een milde ontsteking en vergroot dat bij een goede mondhygiëne het blijvende
botafbraak bij een beperkt aantal melkelementen, gebit parodontaal gezond kan worden gehouden.
meestal de melkmolaren (Sweeney et al., 1987; Bimstein
et al., 1988). Hoewel de medische anamnese en het ge- Lokale of gegeneraliseerde juveniele parodontitis
zonde uiterlijk gewoonlijk niet op afwijkingen wijzen, (LJP en GJP)
is uit laboratoriumonderzoek gebleken dat er een PMN- Juveniele parodontitis (JP) werd voor het eerst beschre-
deficiëntie kan zijn. Bij kinderen met LPP worden vaak ven door Gottlieb in 1928. Lang werd gedacht dat het
hoge percentages zwart-gepigmenteerde micro-organis- een degeneratieve aandoening betrof, die daarom paro-
men gevonden (Sweeney et al., 1987). De informatie over dontose werd genoemd. Butler introduceerde de term
PP is voornamelijk afkomstig uit case reports. De pre- juveniele parodontitis, aangezien hij geen aanwijzingen
valentie die wordt genoemd, varieert per onderzoek en kon ontdekken voor een degeneratief proces. Vervolgens
is afhankelijk van de gebruikte methode en criteria. Als beschreef Baer (1971) de karakteristieke kenmerken. Dat
bijvoorbeeld PP op basis van röntgenfoto’s wordt zijn onder andere:
gediagnosticeerd, is de prevalentie laag en varieert van 1 1 start op de leeftijd van elf tot dertien jaar;
tot 4,5% (Sweeney et al., 1987; Bimstein et al., 1988; 2 komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen;
Sjödin en Matsson, 1994). Wordt PP echter bepaald op 3 komt familiaal voor;
basis van klinisch aanhechtingsverlies, dan varieert de 4 de mate van parodontale afbraak is niet evenredig met
gerapporteerde prevalentie tussen 8 en 25% (Jamison en de aanwezige hoeveelheid plaque en tandsteen;
Birmingham, 1963; Shlossman et al., 1986). Twee retro- 5 aanwezigheid van angulaire defecten bij de eerste
spectieve studies toonden aan dat LPP de voorloper van molaren en/of incisieven;
lokale juveniele parodontitis (LJP) kan zijn (Sjödin et al., 6 snelle progressie.
1989; Cogen et al., 1992). Het bleek dat bij vrijwel alle
kinderen (zestien van de zeventien) met ernstige juve- Een aantal van deze kenmerken (1, 2 en 4) is echter
niele parodontitis op de röntgenopnamen ook botverlies achterhaald.
zichtbaar was. De röntgenfoto’s waren gemaakt toen de JP komt in twee vormen voor: lokaal (LJP, figuur 31.3)
patiënten tussen zes en twaalf jaar oud waren. In een en gegeneraliseerd (GJP). Het is niet duidelijk of het om
groter onderzoek, waarbij 118 adolescenten met een twee verschillende aandoeningen gaat of om dezelfde
minder ernstige vorm van juveniele parodontitis on- aandoening met een verschillende uitingsvorm.
derzocht werden, bleek op de röntgenopnamen bij 40% Bij LJP zijn snel aanhechtingsverlies en angulaire
zichtbaar botverlies van de melkdentitie te bestaan botafbraak ter plaatse van de incisieven en de eerste
(Sjödin en Matsson, 1994). De onderzoekers concludeer- molaren kenmerkend. Bij GJP is de botafbraak veel
den dat bij adolescenten met een ernstige juveniele pa- meer gegeneraliseerd en is er meestal gegeneraliseerde
rodontitis vaak parodontale afbraak in de melkdentitie en evidente ontsteking en veel plaque aanwezig.
voorkwam. Dit geeft aan dat het belangrijk is parodon- In tegenstelling tot LJP, die klinisch duidelijk kan
worden onderscheiden, is GJP waarschijnlijk een verza-
46 Kindertandheelkunde deel 2
31
j
31:3a j
31:3b
Figuur 31.3a Klassiek beeld van lokale juveniele parodontitis bij Figuur 31.3b Pocketdieptemeting mesiaal van de 16 bij dezelfde
een vijftienjarige patiënt. patiënt.
1BUJÌOU -FFGUJKEPQNPNFOUWBOSÕOUHFOPMPHJTDIPOEFS[PFL
OVNNFS
@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
j
31:3c
@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
Figuur 31.3c Röntgenologisch beeld van de 16. #PUBGCSBBLCJK-+1QBUJÌOUFOmHFFOCPUBGCSBBLCPUBGCSBBL
JOIFUNFMLHFCJUCPUBGCSBBLJOIFUCMJKWFOEFHFCJU
j
31:4
meling van snelle progressieve vormen van parodontitis,
waaronder een voortgeschreden en uitgebreide LJP. Figuur 31.4 Overzicht van retrospectief onderzoek naar de pre-
Hoewel in het verleden werd gedacht dat JP op elf- tot valentie van botafbraak in het melkgebit bij patiënten die op de
dertienjarige leeftijd startte, is het tegenwoordig dui- leeftijd tussen dertien en achttien jaar gediagnosticeerd zijn als
delijk dat er ook in de melkdentitie al botafbraak kan juveniele-parodontitispatiënten (Sjödin et al., 1989).
zijn opgetreden (Sjödin et al., 1989; Cogen et al., 1992;
figuur 31.4).
Bij LJP spelen vooral A. actinomycetemcomitans in com- Chronische parodontitis bij adolescenten (vroege
binatie met zwart-gepigmenteerde species een rol; bij parodontitis)
GJP ziet men vaak een infectie met P. gingivalis. De In tegenstelling tot bij de hiervoor besproken JP, ziet
functie en chemotaxis van PMN bij patiënten met JP is men bij vroege parodontitis geringe parodontale af-
in veel gevallen afwijkend. Dat JP een hogere prevalen- braak bij slechts enkele elementen, meestal de eerste
tie heeft binnen bepaalde families heeft waarschijnlijk molaren. Hoewel de prevalentiegegevens een breed scala
zowel met genetische (afweer) als met milieufactoren aan percentages laten zien, is het duidelijk dat dit de
(zoals het niveau van mondhygiëne en besmetting met vorm van parodontitis is die bij jonge mensen het meest
paropathogene bacteriën) te maken. De prevalentie van frequent voorkomt. Een bepaalde prevalentie wordt zo-
LJP wordt geschat tussen 0,1% en 15% en verschilt per ras wel door methodologische verschillen als door werke-
en land, maar komt bij vrouwen even vaak voor als bij lijke verschillen in genetische factoren, sociale status,
mannen (Kronauer et al., 1986). De prevalentie van GJP tandheelkundige voorlichting en verzorging beı̈nvloed.
is onbekend. Voor een adequate behandeling is, naast Onderzoek gebaseerd op klinisch aanhechtingsverlies
mechanische gebitsreiniging, antibioticumtherapie aan geeft een hogere prevalentie aan dan onderzoek geba-
te bevelen. seerd op röntgendiagnostiek. In de westerse wereld zijn
percentages van beginnend aanhechtingsverlies en al-
veolair botverlies gerapporteerd variërend van 0,06% tot
88,7% (Wolfe en Carlos, 1987). Het gaat hier slechts voor
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 47
een zeer klein deel om JP, aangezien de prevalentie van lulaire wortelcement is daarentegen defect, waardoor
deze aandoening veel lager lijkt te liggen. het worteldentine onderontwikkeld en soms groten-
deels afwezig is. In het nog aanwezige acellulaire wor-
Necrotiserende ulcererende parodontitis (NUP) telcement zijn de sharpey-vezels slecht ontwikkeld. Het
Necrotiserende ulcererende parodontitis (NUP) komt in meer apicale cellulaire wortelcement wordt wel normaal
principe overeen met NUG, met dit verschil dat er bij gevormd (Beertsen en Vandenbos, 1999). Door de slechte
NUP ook aanhechtingsverlies en botresorptie zijn op- ontwikkeling van het acellulaire wortelcement bevinden
getreden. NUP is meestal het resultaat van het herhaald de wortels zich weliswaar in een alveolus en zijn ze
of langdurig optreden van NUG. omgeven door bindweefsel, maar is er weinig functio-
neel parodontaal ligament dat aangehecht is aan de
31.3.5 parodontitis bij kinderen met wortel en het alveolaire bot. Bij geëxfolieerde elementen
systemische afwijkingen is wel gebleken dat het worteloppervlak soms tot aan de
apex bedekt is met subgingivale plaque (Page et al.,
Van een aantal ziekten is bekend dat ze geassocieerd zijn 1983). Omdat de wortels in deze omstandigheden in
met ernstige vormen van PP. Het merendeel van de feite bijna los in de kaak liggen, is er een zeer gemak-
kennis hierover is afkomstig van case reports. De aan- kelijke porte d’entrée voor paropathogene bacteriën.
doeningen zijn vaak gebaseerd op een afwijking in de Verder wordt na functionele belasting het alveolaire bot
gastheerafweer tegen infecties en deze patiënten hebben direct geresorbeerd, waardoor de elementen al snel los
dan ook regelmatig last van andere infectieziekten zoals gaan staan. Page en Baab (1985) beschouwen dit gehele
middenoorontsteking en luchtweginfecties (Çelenligil proces als een vorm van PP. Men kan zich echter afvra-
et al., 1987; Watanabe, 1990). De bekendste aandoenin- gen of dit terecht is, omdat de primaire oorzaak van de
gen zijn: hypofosfatasemie, papillon-lefèvre-syndroom, aandoening gelegen is in het grotendeels ontbreken van
neutropenie, ‘leukocyte adhesion deficiency’, histiocy- een functioneel parodontaal ligament en de elementen
tosis X, chediak-higashi-syndroom, leukemie en hoe dan ook zullen exfoliëren.
juveniele diabetes.
Papillon-lefèvre-syndroom
Hypofosfatasemie Het syndroom van Papillon-Lefèvre (PLS) is een aandoe-
Hypofosfatasemie is een aandoening die wordt geken- ning die autosomaal-recessief wordt overgeërfd. De
merkt door een tekort aan het enzym alkalische fos- aandoening wordt gekenmerkt door PP, meestal SGPP,
fatase. De diagnose kan worden gesteld op basis van lage en hyperkeratose van handpalmen en voetzolen (figuur
niveaus alkalische fosfatase in het serum en fosfo-etha- 31.5).
nolamine in de urine. Het is een erfelijke aandoening Er is gebleken dat de aandoening wordt veroorzaakt
die wordt veroorzaakt door mutaties in het weefsel-niet- door een mutatie op chromosoom 11q14 bij het gen dat
specifieke alkalische-fosfatase-gen. Er zijn drie typen: codeert voor cathepsine-C, een lysosomaal cysteı̈nepro-
zuigelingen-, juveniele en adulte hypofosfatasemie teı̈nase. Het effect van deze mutatie is dat er vrijwel
(Fallon et al., 1984). Zuigelingenhypofosfatasemie is een geen werkzaam cathepsine-C meer wordt geproduceerd
autosomaal-recessieve aandoening die al aanwezig is in (Hart e.a., 1999; Toomes e.a., 1999). Dit cathepsine-C is
de eerste zes maanden na de geboorte. De klinische nodig voor de activatie van de serineproteı̈nasen elas-
symptomen zijn onder andere vrijwel geen groei, rachi- tase, cathepsine-G en proteı̈nase-3, eiwitten die van
tische afwijkingen aan het skelet, recidiverende long- groot belang zijn bij de afbraak van bacteriën na op-
ontsteking en nieraandoeningen. Veelal overlijden deze name door PMN’s (De Haar e.a. 2004). De afwezigheid
kinderen vroegtijdig. De juveniele vorm is een autoso- van deze serineproteı̈nasen bij PLS-patiënten verklaart
maal-recessieve of dominante aandoening die na de wellicht waarom deze patiënten zo gepredisponeerd
zesde maand na de geboorte ontstaat. De symptomen zijn voor parodontale infecties. Genoemde serineprote-
zijn minder ernstig dan bij zuigelingenhypofosfatase- inasen zijn verder nog in staat om het humane catheli-
mie. Het meest consistente symptoom is het vroegtijdi- cidine-18 om te zetten in LL37, een antimicrobieel pep-
ge verlies van melkelementen (Lundgren et al., 1991). tide dat actief is tegen A. actinomycetemcomitans. Het is
Adulte hypofosfatasemie is een autosomaal-dominante gebleken dat bij degranulatie van de PMN’s van papil-
aandoening met een variabele penetratie en is minder lon-lefèvre-patiënten minder LL37 vrijkomt dan bij ge-
ernstig. zonde personen en dat het vermogen om A. actinomyce-
Bij milde vormen van hypofosfatasemie zijn er geen temcomitans te doden gereduceerd is. Tevens kon worden
duidelijke afwijkingen van het skelet en is het vroegtij- aangetoond dat de PMN’s van deze patiënten niet in
dige verlies van melkelementen het enige klinische staat zijn om de leukotoxine van A. actinomycetemcomi-
symptoom. Meestal betreft dit de incisieven, maar het tans te neutraliseren (De Haar e.a., 2006). Daarnaast zijn
komt ook voor bij de melkmolaren. In het algemeen is de paropathogene bacteriën A. actinomycetemcomitans en/
de gingiva gezond en zijn symptomen van gingivitis of P. gingivalis vrijwel altijd aanwezig bij deze patiënten
minimaal (Baab et al., 1985). De vorming van het acel- (Preus, 1988; Petit, 1993).
48 Kindertandheelkunde deel 2
31
j
31:5a j
31:5b
Figuur 31.5a Klinisch beeld van een zesjarige patiënt lijdend aan Figuur 31.5b Voetzool van dezelfde patiënt met duidelijk waar-
het syndroom van Papillon-Lèfevre; vrijwel alle gebitselementen neembare hyperkeratose.
van het melkgebit zijn verloren gegaan.
j
31:6a j
31:6b
j
31:6c j
31:6d
j
31:6e
Het is duidelijk dat milieufactoren een rol spelen bij de 31.4.3 röntgenologisch onderzoek
overdracht van bacteriën tussen verschillende indivi-
duen. Tevens is aangetoond dat bepaalde met parodon- De afstand tussen de glazuur-cementgrens (CEJ: ce-
titis geassocieerde bacteriën inderdaad tussen gezinsle- mentum enamel junction) en het marginale botniveau
den kunnen worden overgedragen (Petit, 1993). Afweer- (MB) kan in het melkgebit variëren van 0 tot 4 mm
factoren zijn voor een groot deel genetisch bepaald en (Sjödin en Matsson, 1994). Bij vlakken naast doorbre-
kunnen van ouder op kind worden overgeërfd. kende elementen is de CEJ-MB-afstand groot en ligt dan
overlaat, dat wil zeggen dat zij zelf niet in staat zijn het Bij afwezigheid van paropathogene bacteriën en een
vereiste hoge niveau van dagelijkse plaqueverwijdering onvoldoende behandelingsrespons moet men bedacht
te bewerkstelligen. Het is dus aan te raden dat de ouders zijn op een onderliggende systemische aandoening.
de mondhygiëne bij hun kinderen dagelijks zeer goed Samenvattend kan worden gesteld dat regelmatige
controleren. Onderzoek heeft uitgewezen dat de nieuwe parodontale screening bij kinderen vanaf ongeveer het
generatie elektrische tandenborstels hierbij een effectief tiende levensjaar de mogelijkheid biedt de vatbaarheid
hulpmiddel kan zijn. Dit betekent dat eerst de ouders voor parodontale aandoeningen in een vroeg stadium te
geı̈nstrueerd moeten worden hoe ze met behulp van de onderkennen. De behandeling is primair preventief.
borstel de plaque bij hun kinderen effectief kunnen
verwijderen. Als het kind oud genoeg lijkt de mondhy-
giëne zelfstandig op een redelijk niveau uit te voeren, Literatuur
moet het kind zelf worden geı̈nstrueerd.
Interdentale reiniging met floss en tandenstokers kan Anderson DA, Springer TA. Leukocyte adhesion deficiency: an
in eerste instantie worden beperkt tot de probleem- inherited defect in the Mac-1, LFA-1, and p150,95 glycoproteins.
plaatsen. In verband met de korte klinische kroon op Ann Rev Med 1987;38:175-94.
deze leeftijd, zal voor de approximale mondhygiëne in Arya R, Gulati S, Kabra M, Sahu JK, Kalra V. Folic acid supple-
eerste instantie floss moeten worden gebruikt. Pas als de mentation prevents phenytoin-induced gingival overgrowth in
approximale ruimte geheel doorgankelijk is voor een children. Neurology 2011;76:1338-43.
tandenstoker, is het geı̈ndiceerd die of een interdentale Baab DA, Page RC, Morton T. Studies of a family manifesting
borstel te gebruiken. premature exfoliation of deciduous teeth. J Periodontol 1985;56:
In voorgaande paragrafen is uitgebreid ingegaan op 403-9.
kinderen met een verhoogd risico op parodontitis, maar Bacci C, Sivolella S, Pellegrini J, Favero L, Berengo M. A rare case
ook bij kinderen die geen verhoogd risico op parodon- of scurvy in an otherwise healthy child: diagnosis through oral
titis lijken te hebben, is het verstandig als de ouders signs. Pediatr Dent 2010;32:536-8.
eenmaal per dag het gebit van hun kind napoetsen. Baer PN. The casefor periodontosis as a clinical entity. J Perio-
Omdat kinderen de manuele vaardigheden nog niet dontol 1971;42:516-9.
hebben om dit goed te doen, is het nodig dat de ouders Beertsen W, Vandenbos T. Root development in mice lacking
het poetsen bij hun kind blijven volhouden tot het acht functional tissue non-specific alkaline phosphatase gene: inhi-
à tien jaar is (Berendsen, 1973). bition of acellular cementum formation. J Dent Res 1999;78:
Naast een goede mondhygiëne is ook een uiterst 1221-9.
zorgvuldige professionele gebitsreiniging noodzakelijk. Berendsen WJH. Methoden van tandenpoetsen bij 7-9- en 11-jarige
Bij de behandeling van kinderen en jonge volwassenen kinderen. Een experimenteel onderzoek naar het effect van 4
met ernstige parodontale afbraak (PP en JP) is behalve verschillende methoden op de toestand der mondhygiëne
mondhygiëne-instructie en gebitsreiniging toediening (Proefschrift). Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen;
van antibiotica geı̈ndiceerd. Dat moet pas gebeuren na- 1973.
dat de subgingivale gebitsreiniging volledig en uiterst Bimstein E, Delaney JE, Sweeney EA. Radiographic assessment of
zorgvuldig is uitgevoerd en de mondhygiëne voldoende the alveolar bone in children and adolescents. Ped Dent 1988;10:
is. Er is vrijwel geen wetenschappelijk goed uitgevoerd 199-204.
onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt welke antibioti- Bimstein E, Matsson L. Growth and development considerations
cumtherapie het beste resultaat heeft. Op grond van in the diagnosis of gingivitis and periodontitis in children.
empirie zijn de afgelopen jaren onder andere metroni- Pediatr Dent 1999;21:186-91.
dazol, tetracycline, minocycline, doxycycline en amoxi- Boughman JA, Astemborski JA, Suzuki JB. Phenoltypic assess-
cilline gebruikt. Vooralsnog lijken metronidazol alleen ment of early onset periodontitis in sibships. J Clin Periodontol
en amoxicilline in combinatie met metronidazol de 1992;19:233-9.
meest voor de hand liggende keuzes te zijn. Bij de do- Butler JH. A familial pattern of juvenile periodontitis (periodon-
sering moet rekening worden gehouden met het li- tosis ). J Periodontol 1969;40:115-8.
chaamsgewicht van het kind. Çelenligil H, Kansu E, Erata1ay K, Yavuzyilmaz E. Prepubertal
Indien de parodontale toestand ondanks de hiervoor periodontitis. A case report with an analysis of lymphocyte
beschreven behandeling niet verbetert, is microbiolo- populations. J Clin Periodontol 1987;14:85-8.
gisch onderzoek gewenst. Aanwezigheid van paropa- Clerehugh V, Lennon MA, Worthington HV. 5-year results of a
thogene bacteriën na afloop van een lege artis uitge- longitudinal study of early periodontis in 14- to 19-year-old
voerde initiële behandeling gevolgd door antibioticum- adolescents. J Clin Periodontol 1990;17:702-8.
therapie kan als volgt worden geı̈nterpreteerd: Cogen RB, Wright JT, Tate AL. Destructieve periodontal disease in
– De bacteriën zijn ongevoelig voor het gebruikte anti- healthy children. J Periodonto1 1992;63:761-5.
bioticum. Delaney JE, Kornman KS. Microbiology of subgingival plaque
– De kuur is niet afgemaakt. from children with localized prepubertal periodontitis. Oral
– De dagelijkse mondhygiëne is toch niet goed genoeg Microbiol Immunol 1987;2:71-6.
geweest. Fallon MD, Teitelbaum SL, Weinstein RS, Goldfischer S, Brown
52 Kindertandheelkunde deel 2
DM, Whyte MP. Hypophosphatasia: clinicopathologic compari- Prichard JF, Ferguson DM, Windmiller J, Hurt WC. Prepubertal
son of the infantile, childhood, and adult forms. Medicine (Bal- periodontitis affecting the deciduous and permanent dentition
timore) 1984;63:12-24. in a patient with cyclic neutropenia. A case report and discus-
Genco RJ. Host responses in periodontal diseases: current con- sion. J Periodontol 1984;55:114-22.
cepts. J Periodontol 1992;63:338-55. Ram D, Bimstein E. Subgingival bacteria in a case of prepubertal
Gottlieb, B. The formation of the pocket: diffuse atrophy of periodontitis, before and one year after extractions of the affec-
alveolar bone. J Am Dent Ass 1928;15:462-76. ted primary teeth. J Clin Pediatr Dent 1994;19:45-7.
32 G. Stel, J.S.J. Veerkamp, W.E. van Amerongen, L.C. Martens, M.C.M. van Gemert-
Schriks
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_4, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
54 Kindertandheelkunde deel 2
Ekanayake, 2005; Sheiham, 2006; Van Palenstein Hel- altijd even goed. In de hoofdstukken 10 (deel 1) en 30
derman, 2011). wordt daarop nader ingegaan. Op jonge leeftijd komen
Het is algemeen bekend dat cariës bij kinderen kan veel kinderen regelmatig bij de tandarts maar voor
leiden tot uiteenlopende klachten zoals pijn, eetproble- vroegdiagnostiek en het begeleiden van cariësrisicokin-
men, slaapproblemen, concentratiestoornissen, psycho- deren is niet altijd voldoende ruimte. De grens voor
sociale en emotionele stoornissen (Versloot en Klaassen, cariësrisico ligt internationaal vast. Een kind onder de 3
2011; Boehmer et al., 2007; Pahel et al., 2007; Fakhrud- jaar heeft vroege kindercariës (early childhood caries,
*FUTMFLLFSTQMPUTFMJOHXFHMFHU
&UFOBGCJKUNFUEFLJF[FOJQWNFUEFUBOEFO
40.4
.PFJUFIFFGUNFULBVXFOPGBBOÊÊOLBOULBVXU
5JKEFOTIFUFUFOQMPUTFMJOHCFHJOUUFIVJMFO
/BBS[JKOIBBSXBOHHSJKQUUJKEFOTIFUFUFO /00*5
#JKÊÊOLFFSWBBLPGUXFFLFFSTPNT
OFFNVXLJOENFUFFONFFOBBSEFUBOEBSUT
j
32:2
j
32:1 Figuur 32.2 Johnny (3 jr, 11 mnd). Vier weken geleden regelmatig
heftige pijn tijdens eten. De pijn verdween na het eten. De pijn is
Figuur 32.1 Gedragingen die wijzen op kiespijn bij preverbale twee weken geleden spontaan verdwenen. Diagnose: avitale pul-
kinderen. pa. Exploratie na extractie gaf een avitale pulpa te zien.
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 55
Klinisch (en radiologisch) zijn de volgende aspecten in- 32.1.3 risico op progressie van carieuze
dicatief voor de aanwezigheid van een door het cariës- aantasting (zie ook hoofdstuk 30)
proces ontstoken of avitale pulpa:
1 interradiculaire radiolucentie op de röntgenopname; Om de kans op voortschrijding van het cariësproces tot
2 palpatie- en/of percussiegevoeligheid van een nog niet aan eventuele pulpabetrokkenheid zo goed mogelijk in
aan wisseling toe zijnd gebitselement en spontane te schatten, zal de mondzorgverlener per element een
pijnklachten die niet direct te relateren zijn aan een risico-inschatting moeten maken. Aangezien niet elke
carieuze laesie (zoals bij warmte en koude kunnen carieuze laesie een restauratieve behandeling behoeft,
optreden) en lang aanhouden nadat de veroorzakende moet een aantal factoren in de besluitvorming worden
prikkel is weggenomen; meegenomen. De behandelaar kan ook overwegen een
3 alveolaire gevoeligheid bij aanraking, zwelling ter element met een slechte prognose te verwijderen.
hoogte van de radices van het gebitselement en/of – De omvang van de laesie. Gecaviteerde laesies die de
aanwezigheid van een fistel; glazuur-dentinegrens duidelijk gepasseerd zijn en te
4 aanwezigheid van niet-fysiologische mobiliteit in restaureren zijn (leeftijd, behandelbaarheid en moti-
bucco-linguale richting wanneer voorzichtig druk vatie van de ouders/verzorgers medebepalend!) wor-
wordt aangebracht en het gebitselement occlusaal den in principe hersteld.
wordt gefixeerd. – De plaats/lokalisatie van de laesie. Laesies op goed
reinigbare locaties (gladde vlakken) komen als eerste
In het algemeen geldt dus dat duidelijke pijnklachten in aanmerking voor een preventieve benadering.
die spontaan verdwijnen meestal een signaal zijn van Slechte mogelijkheid om te reinigen (proximale lae-
een (inmiddels) avitale pulpa. Ouders zijn vaak opge- sies) leidt eerder tot restauratie om deze mogelijkheid
lucht als kiespijn spontaan over gaat. Diagnostiek die juist te vergroten.
gerelateerd is aan (diepe) cariës moet – waar mogelijk – – De mineralisatiegraad van het element. Pas doorge-
ondersteund worden met een röntgenopname. Recente broken melkelementen kunnen slecht geminerali-
onderzoeken geven hoge correlaties tussen cariës ener- seerd zijn. Cariës kan in dat geval zeer snel verlopen.
zijds en kiespijn, ontstekingen, en extracties anderzijds Grondige monitoring is dan een noodzaak (fig. 32.3).
(IDA, maart 2012). Afhankelijk van de onderzoeken va- – De resterende tijd tot aan de wisseling. Bij laesies in
riëren de percentages van 18-43. Circa 5% van de kinde- elementen die verwacht worden binnen een jaar te
ren met cariës ontwikkelde zelfs een sepsis. wisselen kan een afwachtende houding gekozen wor-
Zoals al vaker gezegd: preventie is de eerste strategie den, mits er geen pijn, fistels, ontstekingen te ver-
bij de behandeling van cariës. In een aantal gevallen wachten zijn. Bovendien moet het buurelement vei-
dient restauratief ingrijpen overwogen te worden. Bij liggesteld zijn (zie slicen, par. 32.2.4). Een niet-
diepe cariës wordt die beslissing op enigszins andere reinigbare caviteit veroorzaakt al snel verhoogde
gronden genomen dan bij initiële laesies. Waar bij ini- plaqueretentie en vormt daarmee een bedreiging voor
tiële laesies de nadruk ligt op herstel en remineralisatie, het buurelement. Als dat een blijvend element is, kan
zal bij diepe cariës de nadruk liggen op het vermijden niet afgewacht worden.
van pijn en ongemak voor het kind en het bereiken van – Aantal overige aangetaste gebitselementen. Meer
(gebits)gezondheid anderzijds. Daaraan voorafgaand is aangetaste elementen (polycariës) is een sterke aan-
een goede diagnostiek noodzakelijk (voor risicomodel- wijzing voor verminderde betrokkenheid van de
len, zie hoofdstuk 30). patiënt en een grotere kans op pijnklachten. De kans
j
32:3a j
32:3b
op pijnklachten en de slechte mogelijkheid om te rei- preventie toegepast moeten worden teneinde het cariës-
nigen kunnen leiden tot het eerder verwijderen van proces af te remmen of te stoppen. Tertiaire preventie
een element. zal echter te allen tijde samen moeten gaan met op maat
– Inschatting van de mate van coöperatie van het kind. gesneden primaire en secundaire preventieve inspan-
Kleine kinderen en kinderen met een beperking zijn ningen (Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen; zie hoofd-
alleen ten koste van veel inspanningen restauratief te stuk 46).
behandelen. Om die reden moet alleen voor uitge-
Doel: verwijdering van voldoende carieus tandmateriaal om een Doel: het volledig van het orale milieu afsluiten van een carieuze
goede marginale afdichting met een adhesief restauratiemateri- laesie door verandering van de omgeving van de biofilm, waar-
aal te kunnen verkrijgen om progressie van het cariësproces te door vertraging van het cariësproces of zelfs het stoppen daarvan
kunnen stoppen. wordt bereikt.
Indien nodig geschiedt preparatie van carieuze laesies Hiertoe kan ook worden gerekend het aanbrengen van
met respect voor het natuurlijk herstelvermogen van een goed afsluitende sealant over al dan niet gecaviteerde
overgebleven tandweefsel. Centraal in de caviteit dient pit- of fissuurcariës. Als het kind precoöperatief is, kan
de biomassa te worden verwijderd. Geı̈nfecteerd dentine medicamenteuze ondersteuning van de behandeling
zou kunnen achterblijven, mits de glazuur-dentine- worden overwogen. Als dit door omstandigheden niet
grens voldoende gezond dentine bevat om de hechting uitvoerbaar is en/of de omstandigheden maken dat een
en afsluiting door adhesieve vulmaterialen te waarbor- kunstharssealant niet onder droge omstandigheden kan
gen (Gruythuysen et al., 2010). worden aangebracht, is (het door middel van de press
finger techniek aanbrengen van) een glasionomeerce-
Een goede marginale afsluiting wordt in occlusale cavi- ment op het occlusale vlak een goed alternatief. Het is
teiten gerealiseerd door middel van RM-GIC; voor uiteraard belangrijk het aangebrachte materiaal klinisch
tweevlaksrestauraties wordt het gebruik van RM-GIC en/of radiologisch te vervolgen, nadat de procedure met
58 Kindertandheelkunde deel 2
32
j
32:5a
j
32:5b
j
32:5c
j
32:5d
j
32:5e
Figuur 32.5 a, b, c: indirecte pulpaoverkapping in MIH molaar 36 na langdurige no-show; d en e: resultaat na één jaar.
ouder en/of kind is besproken en zo volledig mogelijk is hebben, bijvoorbeeld de onmogelijkheid om na totaal
vastgelegd in het patiëntendossier. Als er twijfel over de excaveren nog houvast te creëren voor een kroon. Dit
sealant bestaat of de betreffende molaar vertoont andere laat echter onverlet dat dergelijke kronen ook bij andere
glazuurafwijkingen zoals een hypomineralisatie (zie ook indicaties van carieuze dentinelaesies kunnen worden
kaasmolaren, MIH) moet op korte termijn een andere toegepast. Het behoud van pulpavitaliteit is een uit-
behandelbeslissing worden genomen. gangspunt (hiervoor is het wenselijk vooraf te beschik-
ken over recente radiologische informatie). Een uitge-
Hall-techniek breide klinische handleiding is te vinden op www.
Bij de Hall-techniek worden voorgevormde metaalkro- scottishdental.org/?record=31 en een beknopte beschrij-
nen (RSK (roestvrijstalen kroon) of nikkel-chroomkro- ving volgt hierna. Als er op een röntgenopname (niet-
nen) gebruikt, die worden geplaatst over melkmolaren gecaviteerde) approximale cariëslaesies waarneembaar
met (uitgebreide) carieuze aantasting. Hiervoor is de zijn, verdient het een overweging de RSK te plaatsen
inschatting gemaakt dat om welke reden dan ook een voordat cavitatie is opgetreden en het achterliggende
conventionele restauratieve benadering niet wenselijk is element naar mesiaal is gemigreerd.
(Innes et al., 2006, 2007). Dat kan aan de behandelbaar-
heid van het kind liggen of meer technische redenen
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 59
j
32:6a j
32:6b
Figuur 32.6a De 84 en 85 zijn geselecteerd voor een "gemodi- Figuur 32.6b Proximaal slicen en occlusaal verlagen onder
ficeerde" Hall-kroon. rubberdam, na anesthesie. NB er wordt niet geëxcaveerd.
60 Kindertandheelkunde deel 2
32 j
32:6d
j
32:6c j
32:6e
Figuur 32.6c De geselecteerde kronen geplaatst met glasiono- Figuur 32.6d en e Röntgenografische registratie voor- en na
meercement en onder druk gehouden met de vinger. behandeling.
j
32:7a j
32:7b
Figuur 32.7 a en b: rechter en linker bitewing. Rechts zal worden gesliced (boven en onder) en links zal worden gerestaureerd.
j
32:7c
j
32:7d
Figuur 32.7d 32.7 c en d. Situatie na 1 jaar: aan de geslicede zijde zijn de 54 en 55 in elkaar geschoven en is het cariësproces niet tot
stilstand gekomen. De gerestaureerde linker zijde vertoont geen voortschrijdende cariësactiviteit.
slice-preparatie irreversibel is; indien dit niet succesvol Slicen is niet aan te raden bij een slechte mondhygiëne,
is uitgevoerd, kan het element al snel als verloren wor- bij pijn of als het element nog lang mee moet. Dan moet
den beschouwd. de voorkeur worden gegeven aan een andere indicatie
(restauratie, extractie).
Wanneer slicen Bij NRCT ligt het focus op het inactiveren van het
– Als er geen restauratie gemaakt kan/hoeft te worden. cariësproces door actieve beı̈nvloeding en monitoring
– Als een element bijna gaat wisselen. van het hele complex van cariësbeı̈nvloedende en -ver-
– Bij een patiënt die extractie eigenlijk niet aankan oorzakende factoren in de mond. Doordat de laesie niet
(autisme, PDD-NOS, enz.). afgesloten wordt, blijft een zichtbare controle op de
– Bij een indicatie tot extractie (als er geen restauratie ontwikkeling van het proces mogelijk, en aldus op het
meer gemaakt kan worden), maar ouders zijn gemo- resultaat van de interventie. Bij voorkeur vindt deze
tiveerd en de mondhygiëne is goed. monitoring plaats met behulp van lichtfoto’s, die tevens
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 61
j
32:8a j
32:8b
j
32:8c j
32:8d
Figuur 32.8 Johan, 5,5 jaar oud. Bij a beginsituatie; bij b is gesliced. c en d is na een half jaar: situatie is stabiel. Helaas is de patiënt
daarna niet meer voor controle teruggekomen.
dienen als feedback voor ouders en/of patiënt. Met 32.3 Pulpabehandelingen
NRCT wordt beoogd het cariësproces in een acute fase
om te buigen naar een chronisch proces, waardoor de 32.3.1 inleiding
pulpa kans krijgt om defensieve mechanismen te mobi-
liseren, zoals de vorming van tertiair dentine. In het licht van de huidige overtuiging dat meer terug-
houdendheid in de mate van cariësverwijdering be-
Indicatie voor de NRC(T) tracht mag worden, neemt de indicatie voor pulpabe-
Globaal is een NRCT geı̈ndiceerd bij jonge en angstige handelingen af. In die gevallen dat het cariësproces
kinderen om de restauratieve behandeling uit te stellen dermate ver is gevorderd dat alsnog expositie optreedt,
tot deze beter wordt geaccepteerd of niet meer nodig is kan een pulpabehandeling worden overwogen. Ook
omdat het cariësproces is gestopt. Een tweede indicatie wanneer niet meer aan de voorwaarden van een indi-
zijn cariësactieve kinderen, om de zelfzorg te activeren recte overkapping voldaan kan worden en een element
en zo het cariësproces te remmen of te stoppen. De be- zich op een strategische positie bevindt, bijvoorbeeld als
handeling lijkt minder belastend en lijkt patiënt en mesiaalwaartse migratie van een eerste blijvende molaar
ouders beter te kunnen motiveren (Peretz en Gluck, voorkomen moet worden, kan gekozen worden voor
2006). Het betreft laesies die goed bereikbaar zijn (of behoud van het element door middel van een pulpoto-
gemaakt kunnen worden) voor mechanische reiniging mie. In dit kader wordt niet meer gekozen voor een
en die, uitgaande van de anamnese, vrij zijn van klach- partiële pulpotomie. Het excaveren zal eerder gestaakt
ten, zodat reiniging mogelijk is. Ook hier is de radio- worden en indirect worden overkapt, of er zal juist ra-
grafische opname een belangrijk diagnostisch hulp- dicaler ingegrepen worden en ingezet worden op een
middel. volledige pulpotomie. Een pulpotomie omvat het ver-
Aan de andere kant is de methode intensief en niet wijderen van de kroonpulpa met behoud van de vitali-
vrijblijvend. Carieus dentine kan stabiliseren, maar niet teit van de restpulpa. In de literatuur worden ook be-
remineraliseren zoals glazuur. De methode vereist veel handelmethoden beschreven waarbij de restpulpa wordt
preventieve begeleiding en het is niet voor alle ouders gemummificeerd met formocresol of waarbij weefsel-
weggelegd om dat op te brengen (fig. 32.8). herstel wordt nagestreefd, maar op inhoudelijke gron-
den gaat de voorkeur uit naar de pulpotomie met MTA
(mineral trioxide aggregate) (zie fig. 32.9 en 32.10). In
62 Kindertandheelkunde deel 2
32
j
32:9a j
32:9b
j
32:9c j
32:9d
j
32:10a j
32:10b
j
32:10c j
32:10d
recente literatuur komt de methode als meest succesvol riel water tot een consistentie van nat zand. Met dit
tevoorschijn en past daarmee het best in een meer bio- mengsel wordt de pulpastomp afgedekt en kan de pul-
compatibele benadering van de kindertandheelkunde pakamer gevuld worden. Applicatie gaat het meest een-
(Asgary en Eghbal, 2012; Srinivasan en Jayanthi, 2011). voudig met een ouderwets amalgaampistool. Elke portie
MTA wordt aangedrukt met een droge, steriele watten-
Het doel van een pulpotomie is genezing van de restpulpa pellet. Als niet besloten wordt om in dezelfde zitting
en de vorming van een dentinebrug op geleide van ampu- een RSK te maken, kan beter gekozen worden voor een
tatiematerialen als calciumhydroxide of MTA. MTA wordt dunne laag MTA, afgedekt met glasionomeercement.
sinds de jaren negentig succesvol gebruikt in de endo- Een MTA-pulpotomie is zeer succesvol, maar wel in
dontologie voor volwassenen. Het bestaat uit tricalcium- combinatie met de hermetische afsluiting van een RVS-
silicaat, dicalcium-silicaat, tricalcium-aluminaat, tetracal- kroon (fig. 32.9 en 32.10) (Asgary en Eghbal, 2012; Srini-
cium-aluminoferriet, calcium-sulfaat en bismutoxide. vasan en Jayanthi, 2011).
Het materiaal beschikt over uitstekende biocompati- Indien een pulpa ernstiger ontstoken is (bloeding
bele eigenschappen die er met name op gebaseerd zijn houdt langer dan 30 sec. aan), kan gekozen worden voor
dat de fibroblasten in de pulpa cytokinen afgeven die op een pulpectomie (fig. 32.11). Wat geldt voor de pulpoto-
hun beurt de vorming van harde tandweefsels stimule- mie, geldt in versterkte mate voor de pulpectomie: het is
ren. De behandeling is geı̈ndiceerd als de (rest)pulpa een belastende behandeling waarvan het succes sterk
nog niet ontstoken of slechts reversibel ontstoken is. afhangt van de ontstekingsgraad van de pulpa en de
vaardigheid van de behandelaar.
32.3.2 indicatie
ties door wachttijd voor behandeling onder algehele anesthesie. permanent teeth: A microbiological evaluation. J Dent 2012, doi:
Ned Tijdschr Tandheelkd 2007;114: 69-75. 10.1016/j.dent2012.05.011
Büyükgüral B et al. Effect of different adhesive protocols vs calcium Marchi JJ et al. Indirect pulp capping in the primary dentition: a
hydroxide on primary tooth pulp with different remaining dentin 4-year follow-up study. J Clin Pediatr Dent 2006;31:68-71.
thicknesses: 24-month results. Clin Oral Invest 2008;12:91-6. NIH. Oral health in America: A report of the surgeon general.
Coll JA. Indirect pulp capping and primary teeth: is the primary Rockville, Maryland, VS: Department of Health and Human
tooth pulpotomy out of date? J Endod 2008;34:S34-S39. Services, National Institute of Dental and Craniofacial Research,
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_5, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
66 Kindertandheelkunde deel 2
33 tandweefsels en de pulpa
Glazuurinfractie
Concussie
Een beschadiging van de steunweefsels van een gebits-
Een onvolledige fractuur van het glazuur (een barst, een element zonder abnormale beweeglijkheid of verplaat-
scheur) zonder substantieverlies. sing van het element, maar met een duidelijke reactie
van de patiënt op percussie.
Glazuurfractuur (ongecompliceerde kroonfractuur)
Een fractuur met substantieverlies, die is beperkt tot het Subluxatie (verhoogde beweeglijkheid)
glazuur. Een beschadiging van de parodontale weefsels die ge-
paard gaat met een abnormaal verhoogde beweeglijk-
Glazuur-dentinefractuur (ongecompliceerde heid van het gebitselement, maar zonder verplaatsing
kroonfractuur) van het element. Meestal ontstaat er een bloeding uit de
Een fractuur met substantieverlies van glazuur en den- sulcus.
tine, zonder expositie van de pulpa.
Extrusie
Gecompliceerde kroonfractuur Een gedeeltelijke verplaatsing van het element uit de
Een glazuur-dentinefractuur met pulpa-expositie. alveole.
j
33:1a j
33:1b j
33:1c j
33:1d j
33:1e j
33:1f j
33:1g
j
33:2a j
33:2b j
33:2c j
33:2d1 j
33:2d2 j
33:2e j
33:2f
Intrusie Contusie
Een verplaatsing waarbij het element het alveolaire bot Een kneuzing zonder oppervlaktedefect van de mucosa,
binnendringt, hetgeen gepaard gaat met een compressie meestal gevolgd door een submukeus hematoom. Een
of een fractuur van de alveolewand. contusie wordt meestal veroorzaakt door de inwerking
van een stomp object.
Avulsie (exarticulatie)
De volledige verwijdering van het element uit de alveole Abrasie
(fig. 33.2f). Een schaafwond, een oppervlakkige wond met een ruw
en bloedend oppervlak, die is ontstaan doordat het op-
33.1.4 beschadigingen van het alveolaire pervlak van de gingiva of van de mucosa van de onder-
bot en de kaken laag is afgeschuurd of afgekrabd (fig. 33.4).
33
j
33:3a j
33:3b j
33:3c
j
33:3d
j
33:4a j
33:4b j
33:4c
prevalentie voor jongens (Diab en ElBadrawy, 2000; komen (Spinas et al., 2006, do Espirito Jacomo en Cam-
Gondim en Moreira, 2005; Skaare en Jacobsen, 2005; pos, 2009). Het is echter wel belangrijk aan te geven dat
Pomarico et al., 2005; Eyuboglu et al., 2009; Robson et intrusie afneemt na de leeftijd van 4 jaar (Diab en ElBa-
al., 2009; Glendor, 2008). draway, 2000; Spinas et al., 2006; Skaare en Jacobsen,
2005.) Extrusie en avulsie nemen weer toe na die leef-
De variatie tussen de vele studies wordt veroorzaakt tijd. Dit wordt verklaard doordat de tendens tot intrusie
door de grote verschillen in onderzoeksmethodologie; afneemt met toenemende wortelresorptie (Diab en El-
prospectief of retrospectief onderzoek, selectie van de Badraway, 2000).
kinderen, de plaats waar het onderzoek plaatsvond en
de soort classificatie (Kramer et al., 2003). Men neemt 33.2.3 blijvend gebit
aan dat de meeste cijfers onderschat zijn op basis van:
– het niet-vaststellen van kleine beschadigingen zoals Voorkomen naar leeftijd en geslacht
concussie en subluxaties of grotere beschadigingen, Uit een overzicht van 25 prevalentiestudies op popula-
zoals intrusie, die soms na een relatief korte tijd ook tieniveau blijkt dat het voorkomen van dentale trauma-
niet meer diagnosticeerbaar zijn; ta varieert tussen 4,1% en 58,6% (Andreasen en Andrea-
– het niet belangrijk achten van kleine, niet-pijnlijke sen, 2007). Deze enorme variatie reflecteert niet alleen
beschadigingen door ouders; een verschil in leeftijdscategorieën, sociaaleconomische
– het feit dat niet alle luxaties posttraumatische com- situatie, gedrags- en culturele verschillen maar ook een
plicaties hebben en niet alle complicaties verkleurin- gebrek aan standaardisatie van onderzoeksmethode en
gen veroorzaken; classificatie. Uit een overzicht (1972-1990) bij alleen
– het feit dat verkleuringen pas geleidelijk ontstaan, twaalfjarigen en alleen in Europese landen blijkt die
waardoor ze vaak pas maanden later waarneembaar variatie al heel sterk te verminderen: 19,4-33% voor jon-
zijn; gens en 9,6-19,3% voor meisjes. Hieruit werd ook afge-
– de redenering dat behandeling en tandartsbezoek niet leid dat dentaal trauma ongeveer tweemaal meer zou
nodig is, omdat het melkgebit weldra gaat wisselen. voorkomen bij jongens. Dit werd verklaard door meer
actieve deelname aan contactsporten. Recente studies
Voorkomen van de letsels tonen echter een reductie van dat verschil aan omdat
De centrale melksnijtanden van de bovenkaak worden steeds meer meisjes ook traditionele mannensporten
bijna altijd getroffen (Andreasen en Andreasen, 2007). zoals ijshockey en voetbal beoefenen (Andreasen en An-
Deze worden gevolgd door de laterale melksnijtanden in dreasen, 2007).
de bovenkaak, de melkhoektanden in de bovenkaak en Er wordt aangenomen dat één op de vijf kinderen een
de centrale melksnijtanden in de onderkaak (Sennhenn- dentaal trauma aan de blijvende tanden oploopt. Hierbij
Kirchner en Jacobs, 2006). Tanden in de onderkaak is het ook interessant te vermelden dat nogal wat kin-
worden veel minder getroffen, omdat de bovenkaak in deren meerdere traumata oplopen. Naargelang de bron
occlusie een beschermend effect heeft op de onderkaak worden cijfers van herhaald trauma vermeld bij een-
Terwijl sommige auteurs (Andreasen en Andreasen, zelfde kind variërend van 4-49%. Herhaald trauma aan
2007; Glendor, 2008) een predominantie vaststellen van dezelfde tand zou 8 tot 45% voorkomen. Het risico op
trauma aan één tand, stellen anderen dan weer vaker herhaald trauma zou achtmaal groter zijn wanneer het
trauma voor aan meerdere tanden. Vooral bij tandtrau- trauma zich heeft voorgedaan rond de leeftijd van 9 jaar
mata als gevolg van sport- en verkeersongevallen zou- vergeleken met trauma pas na 12 jaar.
den vaker meerdere tanden betrokken zijn (Glendor, Ten slotte kan nog vermeld worden dat in tegenstel-
2008) ling tot cariës, dentaal trauma meer voorkomt bij de
Klaarblijkelijk komen traumata op de ondersteu- hogere sociaaleconomische klasse. Dit heeft te maken
nende weefsels het meeste voor (Andreasen en Andrea- met het gemakkelijker bezitten van fietsen, motorfiet-
sen, 2007). Volgens sommigen is dat het gevolg van la- sen, grotere toegankelijkheid tot skiën, skateboarding,
terale luxaties en subluxaties (Eyuboglu et al., 2009), roller-skating, paardrijden etc.Verder onderzoek in dat
volgens anderen zijn het de subluxaties en concussies verband is zeker nodig.
die het meest voorkomen (Skaare en Jacobsen, 2005).
Het verschil in conclusie is andermaal te vinden in het Voorkomen van de verschillende categorieën
feit dat bij concussies heel dikwijls de mondzorgverle- letsels
ner niet wordt bezocht. De verklaring van dit voorko- Terwijl in het melkgebit ongeveer 80% van de letsels uit
men kan worden gezocht in: luxaties en 20% uit fracturen bestaat, doet zich in het
– de grotere resiliëntie van het alveolaire bot bij peuters blijvende gebit bij kinderen precies het omgekeerde
en kleuters; voor: 80% beschadigingen van de harde tandweefsels en
– de korte gedrongen kroon van de melkelementen. 20% beschadigingen van het parodontium. Uit onder-
zoek komt de volgende verhouding naar voren waarin
Naast de luxaties blijkt de intrusie het meest voor te
70 Kindertandheelkunde deel 2
Gerelateerd aan menselijk gedrag Andreasen en Andreasen (2007) geven een aantal relaties
– het nemen van risico’s; aan tussen verschillende typen aangrijpend geweld en
– pesterijen; enkele categorieën gebitsbeschadigingen. Daarbij ma-
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 71
ken zij het aannemelijk dat de eerdergenoemde factoren 33.4 Complicaties die kunnen optreden na
een belangrijke rol spelen. Zo blijkt dat de kans op het beschadiging ten gevolge van trauma
ontstaan van fracturen van de gebitselementen groot is
wanneer ze worden getroffen door een niet-elastisch 33.4.1 infectie van het pulpaweefsel
object (val op harde bodem of klap met hard voorwerp).
De kans op het ontstaan van beschadigingen van het Problemen ontstaan wanneer na een trauma infectie van
parodontium is groot als het aangrijpende object meer het pulpaweefsel optreedt. Bij een kroonfractuur liggen
veerkrachtig is (elleboog of vuist), wanneer eerst een lip veel dentinetubuli open, waardoor een directe verbin-
wordt geraakt of wanneer de energie van het geweld ding met het pulpaweefsel bestaat. Zeker als er – in ge-
relatief groot is (verkeersongeval). De resiliëntie van het val van een gecompliceerde kroonfractuur – ook nog een
alveolaire bot heeft eveneens invloed op het type be- expositie aanwezig is, kan al snel bacteriële invasie van
schadiging dat ontstaat. De relatief grote resiliëntie van de pulpa optreden. Door de vaak verstoorde pulpadoor-
het alveolaire bot van kinderen heeft tot gevolg dat in bloeding na het trauma blijft de normaal aanwezige
het melkgebit voornamelijk (sub)luxaties ontstaan, ter- afweer in het pulpaweefsel meestal in gebreke om op dit
wijl in het blijvende gebit van kinderen zelden wortel- binnendringen van bacteriën adequaat te reageren, met
fracturen optreden. als gevolg dat het pulpaweefsel uiteindelijk afsterft. Het
is dus belangrijk dat deze porte d’entrée zo snel moge-
33.3.3 predisponerende factoren lijk na het trauma wordt afgesloten.
Bij een luxatie zal in veel gevallen de vaatzenuw-
Een grote sagittale overbeet vergroot de kwetsbaarheid streng apicaal afscheuren. In sommige gevallen is gene-
van de incisieven in de bovenkaak aanzienlijk. De kans zing mogelijk, en dan vooral wanneer er sprake is van
op het ontstaan van fracturen van deze incisieven stijgt een open apex. Nieuw pulpaweefsel kan vanaf apicaal
naarmate de grootte van de sagittale overbeet toeneemt. ingroeien. Ontstaat echter tijdens of vlak na het trauma
Vooral bij kinderen met een angle-klasse-II/I-afwijking infectie van het avitale pulpaweefsel, dan zal geen ge-
worden vaak fracturen van de bovenincisieven gevon- nezing plaatsvinden. Door de aanwezige bacteriën en
den. Onvoldoende lipsluiting wordt regelmatig als pre- hun afvalproducten ontstaan ontstekingsreacties zoals
disponerende factor genoemd. Opgemerkt moet worden periapicale zwartingen en/of externe ontstekingsre-
dat onvoldoende lipsluiting vaak gepaard gaat met een sorptie. Endodontische behandeling is dan nodig.
sterke sagittale overbeet en dat na het twaalfde jaar het
percentage personen met onvoldoende lipsluiting sterk Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat een
daalt. Bij onvoldoende lipsluiting resulteert het trauma luxatietrauma in combinatie met breuk van de harde
vaak in een fractuur van de incisieven, terwijl bij een tandweefsels een grotere kans op problemen geeft.
goede lipsluiting mogelijk meer traumatische bescha- – Intraoraal is na verloop van tijd vaak een grijsver-
digingen van het parodontium optreden. Er blijkt géén kleuring van het element waarneembaar, omdat af-
relatie te bestaan tussen het optreden van traumata in valproducten in de dentinetubuli trekken.
het melkgebit en het blijvende gebit – Op de radiografische opname is een periapicale radi-
Kinderen en vooral tieners die intensief contactspor- olucentie of externe wortelresorptie (zie aldaar) een
ten beoefenen, hebben een verhoogd risico op gebitsbe- teken van infectie van het pulpaweefsel.
schadigingen. Uit verschillende onderzoeken werd be- – Vaak treden klinische symptomen op, zoals pijn en
rekend dat 1,5% tot 3,5% van de kinderen die aan con- zwelling.
tactsporten deelnemen, een gebitsbeschadiging oploopt
(Andreasen en Andreasen, 2007). Bij verstandelijk en/of 33.4.2 obliteratie van de pulpaholte met
motorisch gehandicapte kinderen vindt men een zeer gecalcificeerd weefsel
hoge verbreiding van traumatische gebitsbeschadigin-
gen: ongeveer driemaal zo hoog als bij niet-gehandi- Een mogelijke reactie van het pulpaweefsel na een trau-
capte leeftijdgenoten. Hiervoor zijn vooral de volgende ma is een verhoogde odontoblastenactiviteit. De pulpa
predisponerende factoren verantwoordelijk: cerebrale trekt zich als het ware terug, onder afzetting van grote
bewegingsstoornissen, gebrekkige coördinatie van de hoeveelheden dentine. Intraoraal is vaak een geelver-
motoriek, epileptische manifestaties en automutilatie kleuring van het element waar te nemen. Op een rönt-
(zie hoofdstuk 41). genfoto herkent men een obliteratie aan een versmalling
van de pulpaholte. Vergelijking met het röntgenbeeld
van hetzelfde, niet-aangedane element aan contralate-
rale zijde kan de waarneming vergemakkelijken. Na
verloop van tijd kan men soms totaal geen pulparuimte
meer waarnemen.
Histologisch blijkt het gecalcificeerde weefsel meestal
te bestaan uit reparatief dentine met insluitingen van
72 Kindertandheelkunde deel 2
ontstaat. De mondzorgverlener moet hier alert op zijn langer dan vijf jaar geleden, dan kan als tetanusprofy-
en voor zo’n situatie in het bezit zijn van glucagon – een laxe een booster worden gegeven.
bloedsuikerverhogend middel – voor intramusculaire of Kennis van de plaats van het ongeval kan ook een
subcutane toediening. Voor minder ernstige situaties indicatie geven over andere te verwachten vormen van
moet hij limonade, suikerklontjes, druivensuikertablet- vervuiling van wonden. Als kinderen bijvoorbeeld be-
ten of andere koolhydraatrijke voedingsmiddelen op trokken zijn bij een auto-ongeluk, komt het nogal eens
voorraad hebben. voor dat er stukjes glas in de lip of wang terechtkomen.
33 Acuut reuma
Een dentoalveolair trauma leidt tot bacteriëmie. In ge-
Hoe gebeurde het ongeval?
De aard van het ongeval kan waardevolle informatie
val van luxatie, exarticulatie en/of botfracturen moet geven over het type trauma dat kan worden verwacht.
voor kinderen met acuut reuma in overleg met de huis- Een ongeluk waarbij een kind, bijtend op een speeltje of
arts een antibioticum worden voorgeschreven. een stokje, op zijn mond gevallen is, zal waarschijnlijk
een dislocatie van de tanden in vestibulaire richting
Tetanusimmunisatie veroorzaken. Een botsing tegen een veerkrachtig of
Voor de tandarts is het belangrijk te weten wanneer het stomp voorwerp leidt vaak tot luxaties, terwijl een klap
kind voor het laatst tegen tetanus is geı̈mmuniseerd. Is of slag van een hard voorwerp dikwijls een kroonfrac-
dat langer dan vijf jaar geleden en is de wond met tuur tot gevolg heeft. Een klap tegen de kin, zoals kan
(straat)vuil gecontamineerd, dan moet het kind naar de voorkomen bij een gevecht of bij een epileptisch insult,
huisarts worden verwezen voor een booster. resulteert in een kaak- of condylusfractuur of in kroon-
(wortel)fracturen van elementen in de posterieure zone.
Traumaverleden nagaan Bij kinderen bij wie de mondzorgverlener een sterke
Trauma uit het verleden heeft mogelijk invloed op de discrepantie bemerkt tussen het verhaal van de ouder(s)
interpretatie van het heden alsook op vondsten op en de klinische bevindingen, mag de mogelijkheid van
röntgenfoto’s. kindermishandeling niet worden uitgesloten. Zo kan de
mondzorgverlener behalve traumatisch beschadigde
33.5.2 anamnese elementen, waarvoor de ouder(s) kwam(en), op diverse
plaatsen blauwe plekken, mucosalaesies zoals ge-
Bij het afnemen van de anamnese moet de mondzorg- scheurde lippen of lipbandje, bloeduitstorting in de
verlener geı̈nformeerd worden over de volgende zaken. omslagplooi en zelfs botfracturen registreren. De infor-
matie van de ouder(s) klopt duidelijk niet met de klini-
Administratieve gegevens (kan ook na sche en/of röntgenologische bevindingen van de mond-
spoedbehandeling) zorgverlener. In zo’n geval moet de mondzorgverlener
Naam, adres, telefoonnummer, leeftijd en geslacht van het kind voor nader medisch onderzoek insturen en zal
het kind, polisnummer zorgverzekeraar, naam en adres hij in overleg met de huisarts het Algemene Meldpunt
van de huisarts, eventueel naam en adres van de eigen Kindermishandeling (AMK) moeten inlichten (voor Ne-
mondzorgverlener. De eigen mondzorgverlener van het derland) of het Vertrouwenscentrum Kindermishande-
kind – en soms ook de huisarts – moet op de hoogte ling(VK) (voor België) (zie deel 1, hoofdstuk 9).
worden gesteld van het ongeval en de bevindingen en
behandeling van de mondzorgverlener die de eerste Wanneer gebeurde het ongeval?
hulp verleent. De leeftijd van het kind geeft een indica- Het tijdsinterval tussen het moment waarop het trauma
tie over het te verwachten type beschadiging en de mate plaatsvond en het begin van de behandeling beı̈nvloedt
van wortelformatie. het resultaat van de behandeling, bijvoorbeeld bij de
replantatie van een uitgeslagen tand. Ook de prognose
Waar gebeurde het ongeval? van de behandeling van geluxeerde elementen, glazuur-
De plaats van het ongeval kan reden zijn over te gaan tot dentinefracturen met of zonder pulpa-expositie en bot-
tetanusprofylaxe, omdat de kans bestaat dat de wond fracturen wordt nadelig beı̈nvloed wanneer een tand-
met vuil is gecontamineerd. Door de systematische im- heelkundige behandeling wordt uitgesteld
munisatie van zuigelingen, peuters en schoolkinderen is
tetanus in Nederland zeldzaam geworden; de ziekte Was er een periode van bewustzijnsverlies?
komt uitsluitend voor bij oudere, niet-geı̈mmuniseerde Een periode van bewustzijnsverlies samen met hoofd-
personen. Er zijn echter ook ouders die hun kinderen pijn en/of braken kan wijzen op een hersenbeschadi-
om principiële redenen of uit religieuze overtuiging niet ging. Een bijkomende controle bij een arts is dan aan-
hebben laten immuniseren. Van de kinderen die niet in gewezen.
Nederland zijn geboren en getogen, allochtone kinderen
of kinderen van asielzoekers, is niet altijd bekend of ze
tegen tetanus zijn geı̈mmuniseerd. Is de immunisatie
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 75
Is er een stoornis in de beet ? – Spontane pijn is meestal een aanwijzing voor bescha-
Dit zou kunnen wijzen op luxatie waarbij ook een al- digingen van het parodontale ligament. Ook pulpa-
veolaire of kaakfractuur aanwezig is, of een fractuur van beschadiging bij kroon- en kroon-wortelfracturen kan
de condylus. spontane pijn veroorzaken.
– Reageren de elementen op temperatuurveranderin-
Is het kind al elders behandeld? gen, op zoet of zuur?
De kans bestaat dat het kind voor eerste hulp al bij een – Een dentinewond kan duidelijk reageren op tempe-
andere mondzorgverlener is geweest. Het is belangrijk ratuurverandering en osmotische drukverandering.
om na te gaan wat deze al heeft geadviseerd en gedaan – Doen de tanden, kiezen pijn bij het eten? Zijn ze ge-
(replantatie, spalken). Ook is het van belang te weten op voelig bij aanraking?
welke manier een uitgeslagen tand is bewaard, bijvoor- – Een positieve reactie treedt op wanneer de betrekke-
beeld onder de tong, in leidingwater, in melk, in een lijk grote dentinekanaaltjes openliggen na een gla-
zakdoek. Dit geeft namelijk informatie over de vitaliteit zuur-dentinefractuur. Het is ook mogelijk dat het
van het parodontale ligament en daarmee over de prog- element reageert als gevolg van een pulpa-expositie.
nose van een eventuele replantatie. Bovendien kunnen elementen gevoelig zijn bij aanra-
king bij kroon-wortelfracturen en bij beschadigingen
Was er al eerder sprake van een traumatische van het parodontium en/of het alveolaire bot en de
beschadiging? kaken. Aanvullend onderzoek zal tussen deze typen
Er zijn kinderen die meer dan eens door een ongeluk(je) beschadigingen moeten discrimineren.
hun tanden en/of kiezen beschadigen. Er wordt aange-
nomen dat bij ongeveer 25% van de meisjes en bij 30% We moeten er hier echter wel op wijzen dat deze sub-
van de jongens bij wie het blijvende gebit is beschadigd, jectieve klachten de dag van trauma niet altijd relevant
er opnieuw een gebitsbeschadiging zal ontstaan. Ook bij zijn en men goed moet opletten met het instellen van
verstandelijk en motorisch gehandicapte kinderen is de behandelingen. Vooral de beslissing tot een zenuwbe-
kans dat het gebit nogmaals wordt beschadigd, groter. handeling kan het best niet direct maar pas in een vol-
Dit kan van invloed zijn op de reactie op sensibiliteits- gende zitting worden genomen.
tests. Ook het herstellend vermogen van de tandpulpa
kan door herhaalde beschadigingen veranderd zijn. 33.5.4 klinisch onderzoek
33.5.3 subjectieve klachten Nadat de anamnese is afgenomen, kan het klinisch on-
derzoek beginnen. Ook hierbij is het belangrijk dat de
De subjectieve klachten van het kind kunnen de mond- mondzorgverlener rustig, zelfverzekerd en systematisch
zorgverlener inzicht geven in wat er bij het ongeval is te werk gaat, zodat hij een sfeer van vertrouwen en
gebeurd. hulpvaardigheid uitstraalt. Een goede methode om ba-
Daartoe is het van belang dat de mondzorgverlener by’s en peuters te onderzoeken, is die volgens Miller (fig.
antwoord krijgt op de volgende vragen. 33.8), waarbij in een eenvoudige setting goed onderzoek
– Doen de tanden en/of kiezen pijn? kan worden gedaan. Een ‘penlight’ kan daarbij erg
handig zijn.
j
33:8a j
33:8b
33
j
33:9a j
33:9b
achterwege gelaten. Bij de eerste controle van de aange- zijn echter wat moeilijker te onderkennen. Het is dan
dane elementen, die meestal een week na het trauma ook nuttig de occlusie en articulatie te controleren en
wordt uitgevoerd, wordt begonnen met sensibiliteits- tandfilms te maken onder verschillende invalshoeken.
tests. Hierbij worden ook de schijnbaar niet-getrauma- Soms kunnen begeleidende ouders aangeven of de
tiseerde buurelementen getest. tandstand door het ongeval veranderd is.
Altijd moet worden nagegaan waar ontbrekende ele-
Percussiegevoeligheid en abnormale beweegbaarheid Het menten zijn gebleven. Bij peuters kan een intrusief ge-
testen op abnormale beweegbaarheid en op percussiege- luxeerde melkincisief de kiem van de blijvende opvolger
voeligheid kan met behulp van beide wijsvingers op een direct of indirect beschadigen. Om deze blijvende inci-
voor het kind vriendelijke manier worden uitgevoerd (fig. sief in zijn ontwikkeling te kunnen vervolgen, is het
33.10). Het testen van percussiegevoeligheid door met de maken van een ‘beginfoto’, dat wil zeggen een foto di-
onderkant van een spiegel of sonde tegen het element te rect na het ongeluk, van belang.
tikken, moet ten zeerste worden afgeraden. Het is een
onnodig pijnlijke prikkel en bovendien wordt slechts de Occlusiestoornis Een occlusiestoornis kan wijzen op een
percussiegevoeligheid in axiale richting gemeten. Een verplaatsing van één of meer elementen. Verandering in
verhoogde gevoeligheid bij percussie duidt op een be- de occlusie kan ook duiden op een kaakfractuur. In dat
schadiging van het parodontale ligament. geval is soms een abnormale beweegbaarheid van delen
Alle elementen moeten ook worden gecontroleerd op van de kaak aantoonbaar.
abnormale beweegbaarheid, zowel in horizontale als in
axiale richting. Uiteraard moet bij kinderen rekening Processus alveolaris Als bij het testen van de mobiliteit
worden gehouden met het feit dat pas doorgebroken van een element een buurelement meebeweegt, is dat
elementen altijd enigszins beweegbaar zijn, evenals kenmerkend voor het bestaan van een fractuur van de
melkelementen die fysiologisch aan het resorberen zijn. alveolewand of van de processus alveolaris.
Verhoogde beweegbaarheid van een element, meestal Discontinuı̈teit in de contour van de processus alveo-
in combinatie met bloeding uit de sulcus, wijst bijna laris wijst op een botfractuur.
altijd op een (sub)luxatie. Mogelijk wordt de verhoogde
beweegbaarheid veroorzaakt door een horizontale wor- 33.5.5 radiologisch onderzoek
telfractuur, maar een dergelijke fractuur treedt slechts
sporadisch op. Regel is dat van elk beschadigd element, de buurele-
menten en liefst ook de antagonisten, een röntgenfoto
Weke delen, lippen, tong en parodontium Weke delen, wordt gemaakt, hoe gering de gevolgen van het ongeval
lippen en tong worden geı̈nspecteerd op beschadigin- bij intraoraal onderzoek ook mogen lijken. In de eerste
gen. Vooral bij het ontbreken van tandfragmenten moet plaats is een röntgenfoto noodzakelijk om de juiste
men erop bedacht zijn dat die zich in lip of tong kunnen omvang van het trauma te kunnen beoordelen; denk
bevinden als deze weefsels tussen de elementen en het bijvoorbeeld aan een diepe wortelfractuur of aan een
aangrijpend geweld beklemd zijn geweest. apex van een melkelement die in de follikel van de blij-
vende opvolger is gedrongen. In de tweede plaats moet
Verplaatsing van elementen Meestal zijn verplaatsingen direct na het ongeval een röntgenfoto worden gemaakt
van elementen duidelijk te zien; kleine verplaatsingen om, wanneer de opname wordt vergeleken met radio-
j
33:10a
j
33:10b
logische opnames op een later tijdstip, het resultaat van kleiner wordende pulpaholte wijst op obliteratie; een
een ingestelde therapie goed te kunnen vervolgen en/of niet kleiner wordende pulpaholte duidt op avitaliteit.
posttraumatische complicaties tijdig op het spoor te Hetzelfde element aan contralaterale zijde kan hierbij
kunnen komen. In de derde plaats kan een beginfoto als controle dienen. Het is dan ook raadzaam te pro-
van belang zijn bij eventuele schadeclaims. beren dit element op dezelfde röntgenopnamen af te
Radiologisch onderzoek van alle beschadigde en ver- beelden.
dachte elementen is noodzakelijk. Bij kroonfracturen in – Wortelfracturen en fractuur van de processus alveolaris. Als
j
33:11a2
j
33:11a1
j
33:11b1
j
33:11b2
Figuur 33.11 Het maken van röntgenopnamen uit verschillende richtingen bij een wortelfractuur.
a1-2 De centrale straal is gelijk aan de richting van de fractuurspleet.
b1-2 Verkleining of vergroting van de projectiehoek levert op de röntgenfoto een ellipsoı̈de fractuurlijn op.
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 79
– Aanwezigheid corpora aliena in de weke delen. Wanneer de – Ongeveer 80% van de beschadigingen bestaat uit
wang, tong en/of lip(pen) zijn gelaedeerd, is het ma- (sub)luxaties, waardoor:
ken van een röntgenfoto geı̈ndiceerd. Fragmenten van . vaak posttraumatische complicaties optreden, dik-
tanden of kiezen, metaaldeeltjes of gruis in de wond wijls gevolgd door een kroonverkleuring;
kunnen röntgenologisch worden opgespoord. Voor . in ongeveer de helft van de gevallen beschadigingen
het maken van een wekedelenopname is slechts 25% optreden van de kiem van de blijvende opvolger,
van de normale belichtingstijd nodig zoals kleinere of grotere calcificatiestoornissen,
– Vaststellen numerieke en/of morfologische variaties in de ge- vormafwijkingen en doorbraakstoornissen.
bitsontwikkeling. Het constateren van bijvoorbeeld een – In ongeveer 80% van de gevallen wordt slechts één
mesiodens of agenesieën kan van belang zijn voor de melkelement beschadigd; vier van de vijf keer is dit
indicatiestelling. een centrale incisief in de bovenkaak.
– Verplaatsing van elementen. Bij een luxatie met intrusie – Traumatische beschadigingen in het melkgebit heb-
is de parodontale ruimte versmald of verdwenen, ter- ben een matig voorspellende waarde voor het ontstaan
wijl bij een extrusieve luxatie juist een verbreding van van traumata in het blijvende gebit.
deze ruimte te zien is.
– Kaakfractuur. Bij een kaakfractuur, soms te zien op een blijvend gebit
occlusale foto, is verwijzing naar de specialist nodig.
Hij zal extraorale opnamen maken, bijvoorbeeld een – Ongeveer één op de drie jongens en één op de vier
OPG en/of schedelopnamen. meisjes zal vóór de leeftijd van 16 jaar een beschadi-
– Aspiratie van tandfragmenten en/of een gebitselement. Bij ging ten gevolge van een trauma van het blijvende
een ernstig aangezichtstrauma kan, wanneer elemen- gebit oplopen. Lokale omstandigheden lijken een veel
ten of delen ervan ‘verdwenen’ zijn, een thoraxfoto grotere invloed te hebben op de verbreiding van be-
nodig zijn. Zo mogelijk moet het kind liggend per schadigingen in het blijvende gebit dan op die in het
ambulance worden vervoerd, zodat bij aspiratie van melkgebit.
elementen of fragmenten daarvan, deze via broncho- – Bij jongens ontstaan 1,3 tot 2 maal zo vaak beschadi-
scopie kunnen worden opgespoord en verwijderd. gingen als bij meisjes, terwijl ook de ernst van de
beschadigingen bij jongens gemiddeld groter is. Beide
Röntgenopnamen van getraumatiseerde elementen di- bevindingen wijken af van die bij het melkgebit.
rect na het ongeval moeten zorgvuldig in het – Ongeveer 80% van de beschadigingen die tot acht-
patiëntenarchief worden bewaard. Een beginfoto is niet tienjarige leeftijd in het blijvende gebit optreden,
alleen voor de therapie en voor de evaluatie van het ge- ontstaan op de basisschoolleeftijd. Incidentiepieken
nezingsproces waardevol, ook verzekeringstechnisch is voor zowel jongens als meisjes worden gezien op de
een dergelijke opname belangrijk. Röntgenfoto’s kun- leeftijd van 8 en 9 jaar.
nen een kostenbegroting staven, wanneer het zich laat – Ongeveer 80% van de beschadigingen in het blijvende
aanzien dat als gevolg van het dentoalveolaire trauma gebit van kinderen bestaat uit fracturen en 20% uit
op termijn uitgebreidere tandheelkundige hulp nodig (sub)luxaties; dit is precies het omgekeerde van de
is, zoals endodontische behandeling, orthodontisch situatie in het melkgebit. Gemiddeld is in ongeveer
sluiten van een diasteem, implantologie, gegoten res- een kwart van de ongevallen de gingiva of de orale
tauratie(s) en/of prothetische voorzieningen. mucosa bij het letsel betrokken. Fracturen en (sub)-
luxaties treden in zeven van de tien gevallen afzon-
derlijk van elkaar op.
Richtlijn – In ongeveer 70-80% van de gevallen wordt slechts één
blijvende incisief beschadigd; vier van de vijf keer is
melkgebit dit een centrale incisief in de bovenkaak. Beschadigde
laterale incisieven in de bovenkaak en incisieven in de
Samengevat kunnen de volgende conclusies worden ge- onderkaak vertonen relatief vaak (sub)luxaties.
trokken. – Bij 25-30% van de kinderen bij wie een trauma in het
– Ongeveer 30% van de kinderen zal een traumatische blijvende gebit optreedt, zal vaker een trauma ont-
beschadiging van het melkgebit oplopen. staan: 6% van de meisjes en 10% van de jongens wor-
– Bij peuters en kleuters zijn er geen verschillen in fre- den als ‘accident prone’ beschouwd.
quentie in het ontstaan van traumata tussen jongens
en meisjes.
– Ongeveer 80% van de beschadigingen ontstaat vóór de
vierde verjaardag. Daarom zouden consultatiebureaus
en peuterspeelzalen belangrijke informatiekanalen
kunnen zijn voor voorlichting aan ouders.
80 Kindertandheelkunde deel 2
beleeft;
– het zo veel mogelijk beperken van het risico voor be- Figuur 34.1 Skelet van een 3-jarig kind en bijhorende radiologi-
schadiging van de definitieve opvolger: sche opname die de relatie van beide dentities illustreert.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
82 Kindertandheelkunde deel 2
j
34:2a
j
34:2b
j
34:5
34
j
34:6 j
34:7
Figuur 34.6 Gecompliceerde kroonfractuur van de 51 en abrasie Figuur 34.7 De pulpa-expositie van de gecompliceerde kroon-
van de bovenlip (kind van drie jaar). fractuur van de 51 in figuur 34.6 is van linguaal duidelijk zichtbaar.
daarom is klinisch en radiologisch onderzoek noodza- zes tot acht weken de druk van tong en lippen ervoor
kelijk na drie maanden, na zes maanden en verder bij de zorgen dat de oude stand weer wordt bereikt. Om bac-
halfjaarlijkse controles. teriële invasie te voorkomen, wordt chloorhexidinetoe-
passing geadviseerd. Klinische en radiologische controle
34.4.2 extrusieve luxatie moeten volgen na drie maanden, na zes maanden en bij
de halfjaarlijkse controles, waarbij nauwkeurig moet
Een extrusieve luxatie van een melkelement is een worden gelet op apicale afwijkingen, wortelresorptie of
moeilijk te behandelen beschadiging. Is de verplaatsing resorptie van het alveolaire bot.
gering en stoort het element de occlusie en articulatie Als een kind is gevallen terwijl het een voorwerp in de
niet, dan kan worden afgewacht. Intussen wordt mond had, dan kan een luxatie naar vestibulair ont-
chloorhexidine toegepast en wordt het element na twee staan. Klinisch en radiologisch wordt dan bepaald of de
maanden, zes maanden en bij het halfjaarlijks onder- apex van het melkelement in de follikel is gedrongen. Is
zoek klinisch en radiologisch gecontroleerd. In de dat het geval, dan moet extractie volgen.
meeste gevallen leidt deze vorm van extrusieve luxatie
echter tot extractie. 34.4.4 intrusieve luxatie
34.4.3 laterale luxatie Een intrusieve luxatie (fig. 34.14) hoeft in de eerste fase
niet te worden behandeld. Uitzonderingen zijn die ge-
Een laterale luxatie (fig. 34.11 en 34.12) is verreweg de
meest voorkomende beschadiging. In de eerste fase is
alleen behandeling nodig als de getroffen elementen de
occlusie of articulatie storen en ook het alveolaire bot
beschadigd is (fig. 34.13). Met manuele repositie moeten
het element en het beschadigde bot in de oorspronke-
lijke stand worden teruggebracht. Stoort de verplaat-
sing de occlusie niet, dan zal in de regel na verloop van
j
34:10
j
34:9
j
34:11 j
34:12
Figuur 34.11 Posttraumatische, grijze verkleuringen na laterale Figuur 34.12 Radiografie van de verkleurde elementen uit figuur
luxatie van de 51, 61 en 62 (kind van 4 jaar). 34.11.
86 Kindertandheelkunde deel 2
34
j
34:13 j
34:14
Figuur 34.13 Fractuur van het alveolaire bot, ontsteking van de Figuur 34.14 Intrusieve luxatie van de 61 en laterale luxatie van
omringende weefsels en posttraumatische verkleuringen drie de 62 (kind van 20 maanden).
weken na een laterale luxatie van de 51 en 61 (kind van 4 jaar).
j
34:16 j
34:18
Figuur 34.16 Posttraumatische, grijszwarte kroonverkleuring Figuur 34.18 Posttraumatische, gele kroonverkleuring van de
van de 51. 51.
j
34:17 j
34:19
Figuur 34.17 Radiografie van de verkleurde 51 uit figuur 34.16. Figuur 34.19 Radiografie van de frontelementen uit figuur 34.18:
obliteratie van de pulpaholte met gecalcificeerd weefsel in de 51.
kan echter ook geleidelijk veranderen in een gele tot 34.5.2 pulpanecrose
bruine verkleuring. Dit duidt op een obliteratie van de
pulpaholte met gecalcificeerd weefsel (fig. 34.18). Een De diagnostiek van de periapicale of interradiculaire
radiografie moet deze diagnose bevestigen (fig. 34.19). opheldering is soms moeilijk, omdat de apex van het
Zeer zelden ontstaat in die situatie een periapicale af- melkelement en de kroon van de opvolger elkaar op de
wijking. foto kunnen overlappen. Daardoor is de opheldering
Naast necrose en obliteratie kunnen ook, hoewel minder goed zichtbaar. Een andere aanwijzing dat de
zeldzaam, resorpties optreden. Bij inflammatoire re- pulpa necrotisch is geworden, is de waarneming op de
sorptie dient extractie te worden overwogen. radiografie dat de wortelpulpa van het betreffende ele-
ment wijder zal blijven dan die van het gezonde buur-
88 Kindertandheelkunde deel 2
34
j
34:20
j
34:21
Figuur 34.20 Proliferatie van pulpa ter hoogte van 51. Figuur 34.21 Pulpapoliep na extractie van 51.
element, waarbij de normale fysiologische vernauwing vloeistof aan te brengen, kan vanuit dit anesthetische
optreedt. gebied via de papil langzaam naar palatinaal verder
Als pulpanecrose is vastgesteld, wordt het element worden verdoofd. Bij kinderen die nog niet goed kun-
normaal gesproken geëxtraheerd. Is er nog geen peri- nen begrijpen wat ze overkomt, komt het nogal eens
apicale afwijking en nog nauwelijks fysiologische wor- voor dat ze overstuur raken van het verdoofde gevoel in
telresorptie (kind < 4jr), dan kan – bij een goede coöpe- de lip. Het is dan de kunst samen met de ouders het
ratie van het kind – het necrotische pulpaweefsel wor- kind van het gebeuren af te leiden en op zijn gemak te
den verwijderd, gespoeld met natriumhypochloriet, stellen.
waarna de gehele pulpaholte wordt opgevuld met zink- De extractie moet zodanig worden uitgevoerd dat de
oxide eugenol of MTA en bacteriedicht (met een roest- kiem van het blijvende element niet wordt beschadigd.
vrijstalen kroon) wordt afgesloten. Het spreekt vanzelf Bij een geı̈ntrudeerd element is dat soms moeilijk. Het
dat hierna de normale klinische en radiologische con- gevaar bestaat dat de tang langs de kroon apicaalwaarts
troles moeten worden voortgezet. Aangezien de mate- afglijdt en daarom wordt aangeraden geen hevels te ge-
rialen nagenoeg niet resorberen, zal ook de normale fy- bruiken. Indien mogelijk kan de tang het best mesiaal
siologische resorptie worden vertraagd en minieme af- en distaal op de kroon aangrijpen en moet het element
wijkingen van de opvolgers zijn mogelijk. in axiale richting roterend worden verwijderd. Na de
extractie moet tegelijkertijd vanuit vestibulair en lin-
34.5.3 pulpapoliep guaal de alveole onder druk worden gebracht, om zo ook
eventueel verplaatst alveolair bot te repositioneren. Zo
Een tijd na een (onverzorgd) trauma waarbij een pulpa- nodig kan een hechting van resorbeerbaar materiaal
expositie aanwezig was, kan zich een proliferatie van worden aangebracht.
‘vitaal’ pulpaweefsel voordoen (fig. 34.20). Op dat mo- De ouders vragen daarna meestal of het blijvende ele-
ment wordt in vele gevallen de tand geëxtraheerd (fig. ment snel zal doorbreken. Om teleurstelling te voorko-
34.21). Afhankelijk van de leeftijd en de medewerking men, moet worden verteld dat dit meestal juist iets lan-
van het kind kan echter gekozen worden voor een pul- ger zal duren dan normaal.
potomie. De pulpapoliep kan worden geëxcaveerd tot in
de pulpakamer en daarna kan men overgaan tot de
hiervoor beschreven therapie. 34.7 De gevolgen van een melktandtrauma
voor de ontwikkeling van de blijvende
elementen
34.6 Extractie
Omdat de kiem van de blijvende opvolger zo dicht bij de
Veel tandartsen zien op tegen het uitvoeren van extrac- apex van het melkelement ligt, kan hij bij een trauma
ties bij peuters en kleuters. Enerzijds is dat begrijpelijk gemakkelijk worden beschadigd. Ook de gevolgen van
omdat het een emotioneel gebeuren is, maar anderzijds een trauma op langere termijn, zoals pulpanecrose en
mag het er niet toe leiden dat een noodzakelijke extrac- periapicale of periradiculaire ontsteking, vormen een
tie niet wordt uitgevoerd. reëel gevaar voor het zich ontwikkelende, blijvende ele-
Als de nodige voorzorgen worden genomen, hoeft de ment. De toxische producten van de bacteriën die bij een
uitvoering geen probleem te zijn. Door gebruik te ma- apicale ontsteking een rol spelen, kunnen de kroon van
ken van oppervlakteanesthesie en eerst vestibulair van het nabijgelegen element aanzienlijk beschadigen.
de apex van het element een klein depot anesthesie-
Behandeling van traumatische beschadigingen in het melkgebit 89
j
34:23 j
34:24
Figuur 34.23 Witte verkleuring op 11 na trauma 51. Figuur 34.24 Oranje verkleuring en hypoplasie op 4.1 na trauma
8.1 met bloeding.
90 Kindertandheelkunde deel 2
34
j
34:25
j
34:26
Figuur 34.25 Hypomineralisatie van het glazuur en dilaceratie Figuur 34.26 Radiografie van de frontelementen in de onder-
van de wortel. kaak van een achtjarig kind. De odontogenese van de 42 is gestopt
na een trauma van de 82 op ongeveer vierjarige leeftijd.
j
34:27 j
34:28
Figuur 34.27 Klinisch beeld van minder goed gesitueerde 11 na Figuur 34.28 Radiologisch beeld bij casus figuur 34.27.
trauma op 51 bij kind van 8 jaar.
Richtlijnen Literatuur
– Vooropstaat dat de behandeling van getraumatiseerde Andreasen JO, Andreasen FM, Andersen L. Textbook and color
melkelementen gericht moet zijn op de bescherming atlas of traumatic injuries of the teeth. 3rd ed. Kopenhagen:
van de kiem van de blijvende opvolger. Maak na een Munksgaard, 2007;hoofdstuk 19 en 20.
zorgvuldige anamnese en onderzoek altijd een rönt- Flores MT, Malmgren B, Anderson L, et al. Guidelines for the
genopname om de huidige situatie vast te leggen en management of traumatic dental injuries. III. Primary teeth.
de positie en toestand van het melkelement ten op- Dent Traumatol 2007;23:196-202.
zichte van de blijvende opvolger te beoordelen. Kupietzky A, Holan G. Treatment options for crown fractures
– Plaats geen gedeeltelijk of totaal geavulseerde melk- with pulp exposure in primary incisors. Pediatric Dentistry
elementen terug. 2003;15:241-7.
– Aarzel niet om bij de geringste periapicale afwijking NMT Praktijkrichtlijn Tandletsel, 2010;hoofdstuk 4:18-25.
het melkelement te extraheren. www.dentaltraumaguide.org/primary_teeth.aspx.
– Vervolg een getraumatiseerd element na vastgestelde
perioden.
Behandeling van
traumatische
beschadigingen in het
35 blijvende gebit
R.G.E.C. Cauwels, L.C. Martens
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_7, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
92 Kindertandheelkunde deel 2
geen duidelijkheid kan worden verkregen over de uit- Pulpa-amputatie Als niet wordt voldaan aan de voor-
gebreidheid van de infractie in de richting van de pulpa, waarden voor het uitvoeren van een directe pulpaover-
moet het element in de tweede fase klinisch en rönt- kapping of als de bloeding van de expositieplaats niet
genologisch worden opgevolgd, totdat redelijkerwijs gestelpt kan worden, is een pulpa-amputatie de aange-
verondersteld mag worden dat de pulpa gezond blijft. wezen behandeling. Hierbij wordt het pulpaweefsel tot
2 millimeter apicaal van de expositieplaats verwijderd;
Niet-gecompliceerde kroonfractuur er zal zelden infectie van de pulpa zijn ontstaan voorbij
j
35:1a j
35:1b
j
35:1c
Figuur 35.1a-c Niet-gecompliceerde kroonfracturen opgelopen bij een val tijdens het skeeleren en hersteld met composiethoekopbouwen.
j
35:2a j
35:2b
j
35:2c
Figuur 35.2a-c Niet-gecompliceerde kroonfracturen van de 11 en 21, waarbij de teruggevonden fragmenten met behulp van een
dunvloeibaar composiet direct zijn teruggeplaatst.
94 Kindertandheelkunde deel 2
35
j
35:3a j
35:3b
Figuur 35.3a-b Door een indirect trauma, zoals hier onder de kin, ontstaan vaak knobbelfracturen van premolaren en molaren.
j
35:4
j
35:5a
j
35:5b
j
35:6a j
35:6b
j
35:7a j
35:7b
Figuur 35.7a-b Geelverkleuring van de 21 enige tijd na een trauma. Geelverkleuringen wijzen altijd op een obliteratie van de pulpa-
ruimte. De röntgenfoto, waarop ook de 11 is afgebeeld, bevestigt dit!
96 Kindertandheelkunde deel 2
j
35:8
Resorpties
Een interne resorptie is een uiterst snel voortwoeke-
Figuur 35.8 Röntgenfoto van een element met interne resorp- rende resorptie die uitgaat van een irreversibel ontsto-
tie. ken pulpa. De behandeling bestaat dan ook uit het ver-
wijderen van de pulpa. Afhankelijk van het ontwikke-
lingsstadium van de wortel, wordt de pulpa verwijderd
tot apicaal van de resorptieplaats bij een onvolgroeide
wortel, of tot aan de apicale constrictie bij een vol-
groeide wortel. Figuur 35.8 is een röntgenbeeld van een
element met interne resorptie.
Een andere vorm van resorptie die in de vervolgperi-
ode kan ontstaan, is de externe ontstekingsresorptie van
de wortel. Deze resorptie gaat uit van een afgestorven en
met bacteriën geı̈nfecteerde pulpa, en kan dan ook ge-
stopt worden door het reinigen van de pulpaholte. De
externe ontstekingsresorptie wijkt hiermee af van de
externe vervangingsresorptie. De externe ontstekings-
resorptie lijkt op een ‘aangevreten’ wortel met periradi-
j
35:9a j
35:9b
culaire zwarting. In figuur 35.9 worden beide vormen
van externe wortelresorptie getoond.
Omdat zowel de interne resorptie als de externe ont-
stekingsresorptie zeer snel tot onherstelbare schade van
de wortel van het getraumatiseerde element kan leiden,
moeten de vervolgafspraken hieraan aangepast zijn. De
eerste controle vindt dan ook plaats binnen twee weken
na het trauma. Als zich geen pathologische verschijn-
selen ontwikkelen, kunnen de volgende controles steeds
later worden uitgevoerd: na één maand, na drie maan-
den en vervolgens halfjaarlijks na het trauma. De con-
troles zijn nodig totdat redelijkerwijs een herstel van de
pulpa verondersteld kan worden: normale reactie op
sensibiliteitstesten, normale wortelafvorming, en het
j
35:9c j
35:9d
ontbreken van verkleuringen, resorptie, periradiculaire
problemen, fistels en verhoogde mobiliteit.
Figuur 35.9 Externe wortelresorptie.
a Externe ontstekingsresorptie van de 11 zes weken na trauma! Let Niet-vitale pulpa
op het aangevreten aspect. Is de pulpa na het dentoalveolaire trauma afgestorven,
b-c Omdat deze vorm van resorptie zeer snel verloopt en altijd dan is een wortelkanaalbehandeling de aangewezen
uitgaat van een geı̈nfecteerde kanaalinhoud, is snel endodonti- therapie. Is het ontwikkelingsstadium van de betref-
sche behandeling nodig om het proces te stoppen. fende wortel zodanig gevorderd dat de apex nog niet
d Röntgenfoto van externe vervangingsresorptie.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 97
geheel is gesloten, maar zich al wel een aanzienlijke bedekkende restauratie aangebracht, die de ingang naar
hoeveelheid dentine ter plaatse heeft gevormd, dan kan de pulpaholte goed afsluit. In een tweede fase, ongeveer
met een gebruikelijke wortelkanaalbehandeling een twee tot vier weken later, wordt de Ca(OH)2-pasta ver-
apicale drempel worden gecreëerd, waartegen de gutta- wijderd en wordt de tandwortel voorzien van een per-
percha kan worden gecondenseerd. manente apicale afsluiting. Ca(OH)2 heeft het nadeel dat
Is het betreffende element nog in een vroege ontwik- het op lange termijn door interactie het worteldentine
kelingsfase (zeer breed wortelkanaal, omgekeerd co- dermate verzwakt en dat cervicale wortelfracturen hier-
nisch van vorm met wijd open apex), dan is een wortel- van een gevolg kunnen zijn. De apexificatie wordt bij
kanaalbehandeling niet zonder meer uitvoerbaar. De voorkeur in één zitting uitgevoerd met een bioactief en
endodontische behandeling die in deze situatie wél biocompatibel cement op basis van calciumsilicaten, af-
geı̈ndiceerd is, is de apexificatieprocedure (zie figuur geleid van Portland-cement (MTA). Men kan het volle-
35.10). dige kanaal opvullen of een apicale plug plaatsen van
minimaal 4 mm dikte. De verkregen apicale barrière is
Apexificatie superieur aan deze welke verkregen wordt onder in-
In tegenstelling tot de apexogenese (vitale pulpa) kan bij vloed van long-term applicatie van Ca(OH)2-pasta. Bo-
een apexificatie (necrotische pulpa) geen wortelafvorming vendien verwijdert men de plug niet meer, zodat de
meer bereikt worden, maar alleen nog een wortelafslui- kans op reı̈nfectie van het kanaal uitgesloten is. Deze
ting. De wortel groeit niet door tot de bedoelde omvang laatste techniek wordt vanwege de neveneffecten en de
en lengte, maar er kan zich apicaal een barrière vormen. lange behandeltijd niet meer toegepast. In figuur
Een en ander houdt in dat de wortel niet naar de be- 35.10a-c wordt het verloop van een apexificatieprocedure
doelde sterkte zal toegroeien, maar dat de sterkte blijft met MTA getoond.
zoals op het moment van het trauma. De apicale barrière
die met de apexificatie gevormd wordt, bestaat uit den- 35.1.2 wortelfracturen
tine, bot, cement, of een combinatie daarvan, en is ge-
lokaliseerd ergens rond het einde van de onvolgroeide Wortelfracturen kunnen zich op verschillende hoogten
wortel. Wat het welslagen van de apexificatie betreft, is en in verschillende richtingen voordoen. Is er sprake van
er geen wezenlijk onderscheid tussen de aan- of afwe- een verticaal verlopende fractuur, dan staat er geen an-
zigheid van een periapicale zwarting of endodontische dere mogelijkheid open dan extractie van het element.
fistel. Bij de horizontaal verlopende wortelfracturen zijn de
De procedure van de apexificatie is vergelijkbaar met plaats van de fractuur in de wortel en de daarmee sa-
die van een gebruikelijke wortelkanaalbehandeling, zij menhangende mobiliteit en dislocatie van het coronaire
het dat er enkele aanpassingen nodig zijn. Zo zal de deel van belang voor de prognose en behandelstrategie
endodontische opening de gebruikelijke vorm en plaats van het betreffende element. De genezing van het pul-
hebben, maar in totaliteit groter moeten zijn vanwege pasysteem is afhankelijk van vele voorspellende factoren
de diameter van het onvolgroeide wortelkanaal. Het voor trauma, op het moment van trauma en tijdens de
reinigen van het wortelkanaal bestaat uit het verwijde- behandeling van het trauma (zie figuur 35.11). Een wor-
ren van al het necrotische weefsel. Aangezien de diame- telfractuur wordt steeds vooraf röntgenologisch beoor-
ter van het wortelkanaal deze van het endodontisch in- deeld (zie hoofdstuk 33).
strumentarium ver overtreft, wordt dit het best uitge-
voerd door het herhaaldelijk en overvloedig uitspoelen Horizontale fractuur in het cervicale deel van de
met een desinfectans zoals natriumhypochloriet (Na- wortel
OCl). Met behulp van een rubber stopje op de naald kan De prognose voor de genezing van het element is slecht;
enkel röntgenologisch de juiste wortellengte gemeten extractie is een reële optie, zeker als de fractuur enigs-
worden. Op die manier voorkomt men het inspuiten van zins diagonaal verloopt. Bij een dicht bij de alveolerand
NaOCl in het apicale parodontium. Vervolgens wordt gelegen horizontale wortelfractuur kan het apicale
het wortelkanaal volledig opgevuld met (week blij- worteldeel echter behouden blijven. In die situatie
vende) Ca(OH)2-pasta. Deze pasta kan met een lentulo in wordt het kroongedeelte van het gefractureerde element
het volledige kanaal tot op de juiste diepte ingebracht verwijderd en wordt het apicale deel endodontisch be-
worden. Wanneer de pasta in spuitsystemen geleverd is, handeld. De tweede fase bestaat uit het vrijleggen van
kan men de naald tot op de exacte diepte inbrengen en het fractuurvlak door een gingivectomie of een ortho-
vervolgens de pasta onder lichte maar constante druk in dontische extrusie, waarna een definitieve bedekkende
het kanaal spuiten. Zodra de pasta palataal te voorschijn restauratie vervaardigd kan worden.
komt, trekt men al spuitend de naald langzaam terug.
Op deze manier is het mogelijk luchtbelvrij het volledi- Horizontale fractuur in het middelste of apicale
ge brede open kanaal met Ca(OH)2 op te vullen. Even- deel van de wortel
tueel een weinig doorpersen van Ca(OH)2 heeft geen Deze fracturen hebben een beduidend betere prognose.
nadelige effecten op het resultaat. Als laatste wordt de
98 Kindertandheelkunde deel 2
35
j
35:10a
j
35:10b j
35:10c
CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO
7003USBVNB #*+USBVNB
MJHHJOHCSFVLWMBLFO WFSQMBBUTJOH SVJNUF EJBTUBTJT
,"/4 SVQUVVSFOTUSFUDIJOH
HSPPUUFWBOEFQVMQB
FOWBTDVMBSJUFJU
PQ WBOEFQVMQBUIWEFCSFVL
16-1"(&/&;*/(
FO07&3-&7*/(
3&104*5*0/&3&/ 5:1&41"-,
CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO
j
35:11 #*+#&)"/%&-*/(
Figuur 35.11 Stroomdiagram van de voorspellende factoren bij de mogelijke genezing van het pulpasysteem bij wortelfracturen
(gemodificeerd naar Andreasen 2007).
Afwezigheid van verhoogde mobiliteit of dislocatie Indien Verhoogde mobiliteit of dislocatie Als er wel verhoogde
er geen verhoogde mobiliteit of dislocatie is, wordt in de mobiliteit of dislocatie aanwezig is, wordt als eerste het
eerste fase geen behandeling gestart. Gehoopt wordt dat coronaire deel gerepositioneerd en flexibel gespalkt aan
de pulpa in staat is een callus ter plaatse van de fractuur de buurelementen gedurende vier weken (tabel 35.1).
te vormen, zodat genezing optreedt. Deze situatie doet Voor een flexibele spalk wordt een composietspalk ge-
zich vooral voor bij een ver naar apicaal gelegen frac- plaatst, al dan niet gecombineerd met een metalen or-
tuur. Ook interpositie van het parodontale ligament thodontische draad. Recente studies hebben aangetoond
tussen de twee breukdelen kan als genezing worden dat de vorm van herstel onafhankelijk is van het soort
aangemerkt. Deze vorm van herstel kan zich voordoen spalk.
wanneer er een geringe bewegingsmogelijkheid van De tweede fase van de behandeling van wortelfractu-
beide breukdelen ten opzichte van elkaar bestond. Een ren is gelijk aan die van kroonfracturen. De vitaliteit van
voorbeeld van deze laatste vorm van genezing wordt de pulpa moet worden gecontroleerd en de mate van
getoond in figuur 35.12. genezing moet worden beoordeeld. In een vroeg stadi-
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 99
j
35:12a j
35:12b
Figuur 35.12a Röntgenfoto van een element met een horizon- Figuur 35.12b Wanneer de tanddelen bij een horizontale wor-
taal gefractureerde wortel (zeven jaar na trauma). Genezing door telfractuur verplaatst zijn en er geen repositie plaatsvindt, kan
interpositie van het parodontale ligament. genezing van de gefractureerde wortel optreden met interpositie
van bot.
Tabel 35.1 Spalkduur en spalktypen per type trauma (naar DiAngelis et al., 2012).
type trauma extrusie laterale intrusie avulsie wortelfractuur cervica- wortelfractuur midd/ alveolaire frac-
luxatie le 1/3 apicale 1/3 tuur
spalkduur 2 weken 4 weken 4-8 weken 1-2 weken 4 maanden 4 weken 4 weken
35
j
35:13a j
35:13b
Figuur 35.13a Kenmerkend beeld bij een subluxatie: bloeding Figuur 35.13b Zelfs bij een ogenschijnlijk licht trauma als een
uit de sulcus, maar geen verplaatsing. Het element is wel ver- subluxatie is nauwkeurige nacontrole nodig. Hetzelfde element
hoogd mobiel en pijnlijk bij aanraken. Spalken is meestal niet ongeveer vier weken later, de grijsverkleuring wijst op infectie van
nodig. de avitale kanaalinhoud. Een endodontische behandeling met
eventueel aansluitend bleken is nodig.
seerde element is verhoogd beweegbaar, maar er is geen Dit trauma kan gevolgen hebben voor zowel de paro-
stand- of plaatsverandering. Er kunnen puntbloedingen dontale weefsels als voor de pulpa.
in de sulcus aanwezig zijn. De röntgenfoto toont een
normaal beeld. Ook in deze situatie wordt het element Onvolgroeid element
niet gespalkt. Het element wordt zo veel mogelijk Als het element nog niet volgroeid is, bestaat de kans dat
plaquevrij gehouden. De tweede fase van behandeling het spontaan zal reërupteren en dat uiteindelijk weinig
bestaat uit klinische en röntgenologische controle parodontale schade resteert. Daarom wordt in eerste in-
(figuur 35.13). stantie terughoudend opgetreden wat het parodontium
betreft; het element wordt niet chirurgisch gerepositio-
35.2.3 intrusie neerd (tabel 35.2). Het betreffende element wordt zo
goed mogelijk plaquevrij gehouden. De pulpa heeft
Bij een intrusie wordt het betreffende element ı́n de weinig regeneratiekans na een intrusie, maar ook hier
kaak ingedrukt; het is dan meestal onbeweeglijk en geldt dat in theorie genezing kan optreden. In de eerste
geeft een hoge toon bij percussie. Op de röntgenfoto is fase van de behandeling wordt dan ook geen endodon-
het parodontale ligament apicaal niet meer zichtbaar. tische behandeling gestart. Klinische en röntgenologi-
sche controle geven uitsluitsel over genezing of over het
Tabel 35.2 Intrusie: behandelingsstrategie volgens het traumascenario (naar Andreasen et al., 2007 en DiAngelis
et al., 2012).
> 7 mm ++++ + ++
< 7 mm +++
> 7 mm + ++
> 7 mm + ++
j
35:14a
Volgroeid element
Bij een volgroeid element is in het algemeen bij zware
intrusie geen spontane reëruptie te verwachten. Bij in-
trusies van meer dan 7 mm wordt de voorkeur gegeven
aan het chirurgisch terugplaatsen van het element om
j
35:14b
een endodontische behandeling te kunnen uitvoeren.
Het orthodontisch extruderen is evenwel een aanvaard-
bare therapiekeuze (tabel 35.2). Tijdens deze behande- Figuur 35.14b Typisch röntgenbeeld bij een laterale luxatie: het
ling wordt het element zo veel mogelijk plaquevrij ge- element lijkt uit de alveole te hangen, maar zit er in feite naast.
houden. De pulpa is doorgaans zodanig beschadigd dat
een wortelkanaalbehandeling gestart moet worden na-
dat het element voldoende is geëxtrudeerd. plaatsgevonden en het geluxeerde element vaststaat in
het alveolaire bot, zal orthodontische verplaatsing tot de
35.2.4 laterale luxatie oorspronkelijke stand moeten leiden.
Het gevolg van een dentoalveolair trauma is een stand- 35.2.5 avulsie (exarticulatie)
verandering in laterale richting. Dit is op een röntgen-
foto waarneembaar als een plaatsverandering van de De behandeling van geavulseerde elementen is primair
wortel in de alveole (figuur 35.14). De behandeling be- gericht op het handhaven van de vitaliteit van de paro-
staat uit het repositioneren van het element binnen en- dontale vezels. Beschadiging van de parodontale vezels
kele uren na het trauma. Vervolgens wordt het element op het worteloppervlak leidt namelijk tot het ontstaan
aan de buurelementen gespalkt. Door remodellering van een externe vervangingsresorptie. Daarbij ontstaat
van het alveolaire bot na het trauma zal het element met de botremodellering een benige verbinding met het
gaan losstaan, waarbij geen controle meer bestaat over worteloppervlak (ankylose). Dit is een continu proces, dat
handhaving van de juiste stand. uiteindelijk leidt tot verlies van de betreffende wortel en
In tegenstelling tot de spalk die bij wortelfracturen van het element. Tot nu toe zijn er nog geen mogelijk-
wordt gebruikt, wordt bij een trauma van het parodon- heden om dit proces te stoppen. Het ontstaan van een
tium altijd gebruikgemaakt van een flexibele spalk. vervangingsresorptie leidt op termijn onherroepelijk tot
Door deze spalk worden de getraumatiseerde parodon- verlies van het betreffende element. Figuur 35.9d toont
tale vezels tijdens de genezing fysiologisch belast. Bij het beeld van een externe vervangingsresorptie: een
traumata van het parodontium blijft de spalk maximaal ‘aangevreten’ wortel met in de resorptiedefecten ingroei
vier weken in situ. Een methode van flexibel spalken is van alveolair bot tot rechtstreeks contact met het dentine.
het met composiet bevestigen van een orthodontische Om de parodontale vezels voor afsterven te bescher-
draad op de vestibulaire vlakken van het betreffende men, moet het element zo snel mogelijk worden gere-
element en van de buurelementen. positioneerd. Mocht het voor kind, ouders of omstan-
Als het trauma langer dan een dag geleden heeft ders niet mogelijk zijn het element direct na het ongeval
102 Kindertandheelkunde deel 2
terug te plaatsen, dan zal het ten minste vochtig be- voorwaarde dat het element direct na het ongeval wordt
waard moeten worden tijdens het vervoer naar de tand- teruggeplaatst. Klinische en röntgenologische controle
arts. Daarbij geniet melk de absolute voorkeur. Speeksel kunnen hierover informatie verschaffen, en ook over het
(tand in de omslagplooi) en water kunnen ook. Droog eventueel ontstaan van een externe vervangingsresorp-
bewaren is bijzonder ongunstig. tie. Een volgroeid element biedt weinig kans op rege-
Voorafgaand aan het terugplaatsen wordt het element neratie van de pulpa; tijdens de zitting waarin de spalk
met fysiologisch zout schoongespoeld en dient de alveole verwijderd wordt, zal vaak een wortelkanaalbehande-
j
35:15a j
35:15b
j
35:15d
j
35:15c
Figuur 35.15 a-d Avulsie waarbij het element is teruggevonden. Na schoonspoelen met een fysiologische zoutoplossing is het element
teruggeplaatst en met behulp van een nylondraad en composiet flexibel gespalkt. Ook hier kan röntgencontrole niet achterwege blijven
om wortelfracturen van buurelementen uit te sluiten.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 103
35.3 Besluit as treatment delay, repositioning, splinting type and period, and
antibiotics. Dental Traumatology 2004;20:203-11.
De behandeling van dentoalveolaire traumata wordt in Andreasen JO, Andreasen FM. Textbook and color atlas of trau-
de eerste fase gekenmerkt door weinig ingrijpende be- matic injuries of the teeth. 4th ed. Kopenhagen: Blackwell
handelingen van pulpa en parodontium. Dit beleid Publishing Ltd;2007.
dient om additioneel trauma zo veel mogelijk te voor- Bakland LK, Andreasen JO. Will mineral trioxide aggregate
komen en de natuurlijke genezing zo veel mogelijk replace calcium hydroxide in treating pulpal and periodontal
kansen te bieden. In verband met het mogelijk optreden healing complications subsequent to dental trauma? A review.
van posttraumatische complicaties moet vervolgens een Dental Traumatology 2012;28:25-32.
strikt controleregime worden gehanteerd, zodat in een DiAngelis AJ, Andreasen JO, Ebelseder KA, Kenny DJ, Trope M,
vroeg stadium kan worden ingegrepen en daarmee on- Sigurdsson A, Andersson L, Bourguignon C, Flores MT, Lamar
herstelbare schade van het getraumatiseerde element Hicks M, Lenzi AR, Malmgren B, Moule AJ, Pohl Y, Tsukiboshi
kan worden voorkomen. M. International association of dental traumatology guidelines
for the management of traumatic dental injuries: 1. Fractures
and luxations of permanent teeth. Dental Traumatology 2012;
Literatuur 28:2-12.
Moore A, Howley MF, O’Connell AC. Treatment of open apex
Andreasen JO, Andreasen FM, Mejàre I, Cvek M. Healing of 400 teeth using two types of white mineral trioxide aggregate after
intra-alveolar root fractures. 1. Effect of pre-injury and injury initial dressing with calcium hydroxide in children. Dental
factors such as sex, age, stage of root development, fracture type, Traumatology 2011;27:166-73.
location of fracture and severity of dislocation. Dental Trauma- NMT. Richtlijn Tandletsel, 2010.
tology 2004;20:192-202. Trope M. Avulsion of permanent teeth: theory to practice. Review
Andreasen JO, Andreasen FM, Mejàre I, Cvek M. Healing of 400 article. Dental Traumatology 2011;27:281-94.
intra-alveolar root fractures. 2. Effect of treatment factors such www.dentaltraumaguide.org
Orale pathologie bij
kinderen
Inleiding van het ventrale deel van de tongpunt (figuur 36.1). Het
duurt meestal enkele weken voordat een dergelijk ulcus
Bij kinderen kunnen zich tal van mondaandoeningen spontaan is genezen en het veroorzakende gebitsele-
voordoen, hetzij in het slijmvliesoppervlak, in de weke ment zijn normale positie heeft ingenomen. De ouders
delen en de daarin gelegen speekselkliertjes, of in het maken zich bij het zien van het slijmvliesdefect begrij-
bot. Naast aandoeningen die vooral of uitsluitend in de pelijkerwijs veel zorgen en hebben vooral ook de in-
kinderjaren voorkomen, zijn er afwijkingen die zowel druk, al of niet terecht, dat hun kind daardoor minder
bij kinderen als bij volwassenen tot uiting kunnen ko- goed eet en drinkt en pijn heeft. Geruststelling van de
men, maar bij kinderen soms minder goed herkenbaar ouders is in deze situatie het meest zinvolle. In het
zijn. kader daarvan is het ook verstandig het kind iedere
In dit hoofdstuk is gekozen voor een vooral klinische week even ter controle te zien.
invalshoek, gericht op de dagelijkse praktijk, zonder te Alleen bij een reeds bij de geboorte aanwezige tand
streven naar bespreking van alle denkbare aandoenin- (‘natal tooth’), die lijkt te interfereren met de (borst)-
gen die in en rond de mond van kinderen kunnen voor- voeding, kan verwijdering van het elementje worden
komen. Tand- en tandvleesaandoeningen zullen slechts overwogen.
in beperkte mate aan de orde komen. Dat geldt ook voor
de talrijke, maar toch betrekkelijk zeldzame syndromen Aften
die met mondafwijkingen gepaard kunnen gaan. Aften kunnen al op jeugdige leeftijd voorkomen, maar
zijn zeldzaam vóór het tiende tot vijftiende levensjaar.
Het stellen van de diagnose levert meestal geen proble-
36.1 Aandoeningen van het mondslijmvlies men op en is eigenlijk altijd gebaseerd op het vrij ken-
merkende klachtenpatroon en het klinische beeld. He-
36.1.1 ulceraties laas is de behandeling slechts symptomatisch en zijn er
geen mogelijkheden voor preventie.
Ulceratie door doorbrekende onderincisief van het
melkgebit Overige ulceraties
Een enkele maal veroorzaakt een doorbrekende onder- Behalve de eerdergenoemde ulceraties kunnen zich in
incisief van het melkgebit een ulcus van het slijmvlies het mondslijmvlies talrijke andere ulceraties voordoen.
j
36:1 j
36:2
Figuur 36.1 Ulcus aan de ventrale zijde van de tongpunt ten Figuur 36.2 In korte tijd ontstane leukemische ulceratie van het
gevolge van een doorbrekende onderincisief. gehemelte bij een tienjarige jongen.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_8, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
106 Kindertandheelkunde deel 2
36
j
36:3
j
36:4
j
36:5
Figuur 36.5 Erythema multiforme met uitgebreide ulceratie van Figuur 36.4 Spruw bij pasgeborene.
het wangslijmvlies bij een twaalfjarige jongen.
Daarbij moet worden gedacht aan de in de volgende gedurende een week een orale gel worden voorgeschre-
paragrafen te bespreken erythema multiforme en ven. Deze moet enkele malen per dag in een dunne laag
herpessimplexinfectie, maar ook aan een onderliggende worden aangebracht.
systemische ziekte zoals leukemie (figuur 36.2). In de
praktijk betekent dit dat bij een patiëntje met een ulcus 36.1.3 erythema multiforme
van het mondslijmvlies waarvoor niet direct een voor de
hand liggende oorzaak aanwezig is, verwijzing moet Erythema multiforme (EM) is een huidafwijking die
worden overwogen. De tandarts zal daarbij over het vaak samengaat met en soms voorafgegaan wordt door
algemeen als eerste een beroep doen op de kaakchirurg. herpesachtige blaasjes op de lippen en het mondslijm-
Een vooral bij kinderen voorkomend ulcus is een vlies (figuur 36.5). De oorzaak is onbekend. Een enkele
traumatisch ulcus van de onderlip na mandibulair an- maal is er sprake van een voorafgaande infectie met
esthesie door het bijten op de enkele uren bestaande herpes simplex. De aandoening komt soms op jeugdige
verdoving van de onderlip (figuur 36.3). leeftijd voor.
De huidafwijkingen bij EM doen zich vooral voor op
36.1.2 candidose (‘spruw’) de handen en voeten en hebben vaak het aspect van
concentrische ringen, ook wel ‘schietschijven’ genoemd.
Vooral bij pasgeborenen kan zich de acute, pseudo- Bij een uitgebreidere vorm, aangeduid als het syndroom
membraneuze vorm van candidose, ook wel spruw ge- van Stevens-Johnson, zijn ook de ogen en de genitaliën
noemd, voordoen (figuur 36.4). Vermoedelijk ontstaat in het ziekteproces betrokken.
spruw vanuit candidose van het geboortekanaal van de Het ziektebeloop en het klinische aspect zijn meestal
moeder. De diagnose kan meestal op klinische gronden voldoende bewijzend voor de diagnose. De behandeling
met voldoende zekerheid worden gesteld. Wanneer het is slechts symptomatisch.
kind nog te jong is om een mondspoeling of zuigta-
bletten met een antischimmelmiddel te gebruiken, kan
Orale pathologie bij kinderen 107
36.1.4 herpessimplexinfectie en andere felrood en wordt dan soms vergeleken met een frambo-
infecties bij kinderen (roodvonk, zen- of aardbeientong. De veroorzaker is een hemolyti-
mazelen, waterpokken) sche streptokok van groep A.
Bij mazelen ontstaan vlekvormige erythemateuze
Herpessimplexinfectie veranderingen van het slijmvlies. Daaraan voorafgaand
Infectie met het herpessimplexvirus (HSV), in het bij- kunnen op het wangslijmvlies soms zogenoemde ko-
zonder type 1, komt bij kinderen veel voor. De infectie plik-vlekken worden gezien. Dit zijn kleine blaasjes die
wordt overgebracht door direct persoonlijk contact. De binnen 12-18 uur weer verdwijnen. De veroorzaker is een
incubatietijd is iets minder dan een week. Herpessim- RNA-virus dat tot de paramyxovirussen behoort.
plexinfecties blijken zelden voor de leeftijd van 6 Bij waterpokken kunnen kleine blaasjes in het
maanden op te treden; ze worden meestal gezien tussen mondslijmvlies ontstaan, vooral op het gehemelte. De
het tweede en vierde levensjaar. blaasjes gaan snel stuk en zien er dan uit als kleine
Een primaire infectie kan zich uiten in een gingivo- ulcera. Het veroorzakende virus is het varicellazoster-
stomatitis. Daarbij ontstaan aftenachtige blaasjes die virus, dat op latere leeftijd gordelroos, herpes zoster,
snel ulcereren (figuur 36.6). De blaasjes kunnen overal kan veroorzaken.
in de mond voorkomen, maar vooral op het gehemelte
en de gingiva. De infectie gaat gepaard met algemene Lingua geographica
ziektesymptomen zoals koorts en algehele malaise. Lingua geographica (landkaarttong) is bij kinderen geen
Soms verloopt de infectie echter subklinisch. zeldzame afwijking. De etiologie is onbekend. Aange-
De diagnose berust meestal op de anamnese en het zien de filiforme papillen op de tongrug bij kinderen
klinische beeld. Eventueel kan uit een nog intact blaasje nog niet zo sterk ontwikkeld zijn, vallen de gladde ery-
het virus worden gekweekt. Ook cytologisch onderzoek themateuze plekken die bij lingua geographica voorko-
van de inhoud van een blaasje kan tot de juiste diagnose men, minder op dan bij volwassenen (figuur 36.7),
bijdragen. Zo nodig kan de diagnose worden onder- waardoor de diagnose nogal eens wordt gemist.
steund door serologisch onderzoek naar tegen het virus Er zijn geen middelen om de aandoening te behan-
gerichte antilichamen. delen. Het belangrijkste is om kind en ouders gerust te
Door reactivatie van het virus, bijvoorbeeld door stellen.
overmatige blootstelling aan zonlicht, maar ook door
een tandheelkundige behandeling, kunnen secundaire, Papilloom
recidiverende laesies ontstaan, vooral op de overgang Papillomen worden, net als wratten (verrucae vulgares),
van slijmvlies en huid. Het bekendste voorbeeld is het door een virus veroorzaakt; het zijn in feite min of meer
koortsblaasje op de lip (‘herpes labialis’). identieke laesies.
Een herpessimplexinfectie geneest spontaan binnen Papillomen ziet men in verhouding vaker bij kinde-
ongeveer twee weken. Toediening van antivirale mid- ren dan bij volwassenen en kunnen overal in de mond
delen wordt bij patiënten met een normale afweer voorkomen (figuur 36.8). Soms heeft het kind ook wrat-
meestal achterwege gelaten. ten op de vingers. Hoewel papillomen onschuldig zijn,
wordt over het algemeen toch tot excisie of laserver-
Roodvonk, mazelen en waterpokken damping overgegaan. Soms recidiveren papillomen.
Bij roodvonk heeft het mondslijmvlies een rood en soms
iets gezwollen aspect. In het begin van de ziekte is de
tong bedekt met een grijs beslag, maar later wordt hij
j
36:6 j
36:7
Figuur 36.6 Primaire herpessimplexinfectie met aftenachtige Figuur 36.7 Landkaarttong bij een zesjarig meisje.
laesies op de tongrug bij een vijfjarige jongen.
108 Kindertandheelkunde deel 2
36
j
36:8 j
36:9
Figuur 36.8 Papilloom op de tongrug bij een vijfjarige jongen. Figuur 36.9 Fibromatose van het tandvlees ten gevolge van
difantoı̈negebruik. De gebitselementen van de zesjarige jongen
zijn vrijwel geheel bedekt.
36.3.1 granulairceltumor
Fibromatose, een toename van bindweefsel, kan zich Het merendeel van de zogenoemde hemangiomen van
voordoen in het tandvlees, voor of nadat de gebitsele- het mondslijmvlies of de lippen betreft een vasculaire
menten zijn doorgebroken (figuur 36.9). De bekendste malformatie. De meeste zijn al bij de geboorte (conge-
oorzaak is het gebruik van bepaalde anti-epileptica. nitaal) aanwezig. Ze nemen proportioneel in grootte toe
Wanneer er geen oorzaak bekend is, wordt gesproken tijdens de groei van het individu en gaan niet in regres-
over idiopathische fibromatose. sie. Er kan een onderverdeling worden gemaakt in ca-
De behandeling bestaat uit chirurgische verwijdering pillaire, veneuze, arterioveneuze, lymfatische en ge-
van de overmaat aan weefsel. Soms ontstaat een recidief. combineerde malformaties. De veneuze malformaties
moeten worden onderscheiden van de op oudere leeftijd
36.2.2 epulis van de pasgeborene vaak in het mondslijmvlies voorkomende verwijdingen
van kleine venen (flebectasieën) en bloedblaren. Daar-
Een gezwel waarvan de cellen bij histologisch onder- naast kunnen er echte hemangiomen voorkomen, die bij
zoek sterk lijken op die van de hierna te bespreken gra- de geboorte meestal nog niet aanwezig zijn, maar zich
nulairceltumor, is de zogeheten epulis van de pasgebo- in het eerste levensjaar presenteren en progressief in
rene. Dit gezwel uit zich als een bij de geboorte aanwe- omvang toenemen om vervolgens spontaan voor het
zige gesteelde zwelling op de processus alveolaris van de zesde à zevende levensjaar in regressie te gaan. Kwaad-
onder- of bovenkaak (figuur 36.10). Hoewel spontaan aardige hemangiomen (angiosarcomen) zijn in de mond
regressie kan optreden, wordt om praktische redenen zeldzaam.
Een veneuze malformatie in de mond presenteert zich
Orale pathologie bij kinderen 109
36.3.3 lymfangioom
meestal als een vlakke of verheven afwijking van het 36.4.1 speekselkliercyste
slijmvlies, met een veelal blauwe, blauwrode of soms
rode kleur. De begrenzing is vaak onscherp (figuur Ophoping en soms extravasatie van speeksel doet zich
36.12). Voorkeurslokalisaties zijn lippen, mondbodem, vooral voor in de kleine kliertjes van de onderlip (mu-
tong en wangslijmvlies. De afmeting kan variëren van cokèle) en mondbodem (ranula). De oorzaak is vermoe-
enkele millimeters tot vele centimeters. Bij klinische delijk een obstructie, bijvoorbeeld door een kleine be-
beoordeling kan niet altijd met zekerheid onderscheid schadiging van de uitvoergangetjes. Het resultaat is een
worden gemaakt tussen een hemangioom en een lymf- blauw doorschemerende cysteuze zwelling die vooral in
angioom. Ook kan het klinische beeld van een veneuze de mondbodem centimeters groot kan worden.
malformatie soms niet worden onderscheiden van een Bij cysten in de onderlip kan meestal gemakkelijk een
cyste of een tumor van speekselklierweefsel of van excisie worden uitgevoerd. Bij lokalisatie in de mond-
blauwe of blauwzwarte pigmentaties van het mond- bodem kan doorgaans worden volstaan met het onder
slijmvlies. Bij het tromboseringsproces van een veneuze lokale anesthesie zo ruim mogelijk verwijderen van het
malformatie kunnen verkalkingen optreden. Deze ver- cystedak (marsupialisatie). Een nadeel van deze me-
j
36:12 j
36:13
Figuur 36.12 Vasculaire malformatie (‘hemangioom’) van de Figuur 36.13 Lymfangioom van de tongrug bij een twaalfjarige
bovenlip bij een tienjarige jongen. jongen.
110 Kindertandheelkunde deel 2
36.4.2 speekselkliertumor
In het verloop van de tractus thyroglossus kan een cyste Van de dentogene cysten zijn op kinderleeftijd vooral
tot ontwikkeling komen, doordat tijdens de embryonale van belang de tandlijstcyste bij de pasgeborene, de
ontwikkeling epitheelresten zijn ingesloten. Een derge- eruptiecyste en, in mindere mate, de folliculaire cyste,
lijke cyste kan zich in de mediaanlijn van de hals pre- de keratocyste – tegenwoordig keratocysteuze dento-
senteren, maar ook rond het foramen caecum van de gene tumor genoemd – en de mandibulair geı̈nfecteerde
tong (figuur 36.15). buccale cyste. Radiculaire cysten komen zelden of nooit
Een cyste van de ductus thyroglossus presenteert zich aan tijdelijke gebitselementen voor.
veelal al in de eerste levensjaren en veroorzaakt bij een
lokalisatie in de tong meestal slikklachten. De cyste
j
36:14a j
36:14b
36.6.1 tandlijstcyste bij de pasgeborene dan kan worden geprobeerd een röntgenfoto te maken
om een eventuele afwijking in het onderliggende bot uit
Tandlijstcysten zijn kleine cysten in het slijmvlies van te sluiten.
de kaakwallen van pasgeborenen. Ze ontstaan uit resten Behandeling van een eruptiecyste is niet nodig. Het
van de tandlijst en manifesteren zich klinisch als wit- betreffende element zal, zij het met enige vertraging,
gele, speldenknopgrote zwellinkjes (figuur 36.16). normaal doorbreken. Een enkele maal wordt door de
Symptomen ontbreken. De cysten verdwijnen spontaan, ouders toch op behandeling aangedrongen, omdat zij
meestal binnen enkele weken tot maanden. veronderstellen dat het kind last van de cyste heeft. Er is
dan weinig op tegen het dakje van de cyste te excideren.
36.6.2 eruptiecyste
36.6.3 mandibulaire geı̈nfecteerde buccale
Een eruptiecyste ontstaat vrijwel uitsluitend in de tij- cyste
delijke dentitie. Het is een cysteuze verandering in de
follikel rond de kroon van een gebitselement, juist Een mandibulaire geı̈nfecteerde buccale cyste, een vari-
voordat het doorbreekt in de mond. Mogelijk is het niet ant van de paradentale cyste, ligt meestal buccaal tegen
meer dan een bloeding in de follikel, waardoor sommi- het worteloppervlak van een gedeeltelijk of soms zelfs
gen de voorkeur geven aan de benaming eruptiehema- volledig doorgebroken kies in de onderkaak. Bij vol-
toom. wassenen betreft het vooral de verstandskies, maar bij
Klinisch presenteert de cyste zich als een blauw door- kinderen kan de paradentale cyste zich ook rond de
schemerende weke zwelling op de processus alveolaris eerste of tweede ondermolaar voordoen (figuur 36.18).
van onder- of bovenkaak (figuur 36.17). Het klinische Het gaat om een ontsteking in follikelweefsel dat na de
beeld en de lokalisatie laten zelden of nooit twijfel be- doorbraak is achtergebleven.
staan over de diagnose. Mocht dat toch het geval zijn, De behandeling bestaat uit enucleatie van de cyste.
Het gebitselement behoeft niet te worden verwijderd,
maar gaat om parodontale redenen alsnog verloren.
j
36:16 j
36:17
Figuur 36.16 Multipele tandlijstcysten bij een pasgeborene. Figuur 36.17 Eruptiecyste bij een acht maanden oude baby.
j
36:18a j
36:18b
Figuur 36.18a-b Een tienjarige jongen met klachten over ‘vochtafvloed’ uit de buccale gingiva van de 46 (a). Er bleek sprake van een
mandibulaire geı̈nfecteerde buccale cyste (b).
112 Kindertandheelkunde deel 2
36 den besproken.
36.7.1 ameloblastoom
bare, structuur.
De vraag of een odontoom altijd moet worden behan-
deld, is niet eenvoudig te beantwoorden, tenzij er twijfel
bestaat over de diagnose. Verwijdering is eveneens
Ameloblastomen zijn zeldzaam. De geschatte incidentie geı̈ndiceerd, wanneer de doorbraak van een nabijgele-
is één per miljoen inwoners per jaar. De tumor ontstaat gen gebitselement wordt verhinderd.
vrijwel altijd in het kaakbot, veel vaker in de onder- dan
in de bovenkaak (figuur 36.19). Hoewel de gemiddelde
leeftijd ten tijde van de diagnose rond de dertig jaar ligt, 36.8 Botafwijkingen
ontstaan de meeste ameloblastomen vermoedelijk veel
eerder. Het is een op zichzelf goedaardig gezwel, dat Van de afwijkingen die zich in het kaakbot bij kinderen
echter bij onvolledige verwijdering vaak recidiveert. kunnen voordoen, zijn vooral fibreuze dysplasie, de
centrale reuscellaesie, langerhans-celhistiocytose, de so-
36.7.2 odontoom litaire beencyste en het osteosarcoom van belang.
j
36:19 j
36:20
Figuur 36.19 Ogenschijnlijk folliculaire cyste van de 36 bij een Figuur 36.20 Odontoom ter plaatse van de 11.
twaalfjarig meisje. Het bleek te gaan om een ameloblastoom.
Orale pathologie bij kinderen 113
vast aanvoelende en niet scherp begrensde zwelling van den. Het histologische beeld wordt gekenmerkt door de
het bot van onder- of bovenkaak (figuur 36.21). Er zijn aanwezigheid van meerkernige reuzencellen in een
verder geen ziektesymptomen. De oorzaak en de pre- vaatrijk stroma. Bij de differentiële diagnose moet wor-
cieze aard van de botdysplasie zijn onbekend. Het gaat den gedacht aan een uiting van hyperparathyreoı̈die en,
meestal om een lokale stoornis in de normale opbouw en bij dubbelzijdig voorkomen op jonge leeftijd, aan che-
afbraak van bot. Slechts in zeldzame gevallen blijkt er rubisme.
sprake te zijn van een polyostotische vorm, met daarbij De behandeling van een reuscellaesie bestaat uit
eventueel nog endocriene stoornissen. zorgvuldige enucleatie. Niet zelden treedt recidief op.
Het röntgenologische beeld van fibreuze dysplasie
kan variëren van een slecht begrensde radiolucente ver- 36.8.3 langerhans-celhistiocytose
andering van het bot tot een meer opake, matglasachtige
structuur met soms de architectuur van een vingeraf- Langerhans-celhistiocytose (LCH) is een relatief zeld-
druk. Het histologische beeld, gekenmerkt door grillig zame aandoening die wordt gekenmerkt door een pro-
gevormde beenbalkjes in een celrijk stroma, leidt samen liferatie van langerhans-cellen. De afwijking wordt niet
met de anamnese en het klinisch-röntgenologische echt als een vorm van kanker beschouwd, hoewel de
beeld vrijwel altijd tot een sluitende diagnose. oorzaak van de proliferatie onbekend is.
Vanwege het diffuse karakter is volledige chirurgische LCH komt meestal gegeneraliseerd in het bot voor bij
verwijdering van het afwijkende bot niet mogelijk. Er kinderen en jongvolwassenen. Er kunnen zich ook
zijn ook geen mogelijkheden om de botstoornis langs huid- en slijmvlieslaesies voordoen. In de mond kan
medicamenteuze weg te beı̈nvloeden. Bij een esthetisch sprake zijn van een gingivitisachtig beeld (figuur 36.23).
storende asymmetrie kan een modellerende correctie In een later stadium kan parodontaal verlies en zelfs
worden overwogen, maar op jeugdige leeftijd leidt dit volledige resorptie van het alveolaire bot optreden.
vrijwel altijd tot een snelle ‘aangroei’ van het verwij- De behandeling van de kaaklaesies bestaat in principe
derde weefsel. Een dergelijke modellerende correctie uit excochleatie. Ook intralaesionale injecties met cor-
kan beter pas op volwassen leeftijd worden uitgevoerd. ticosteroı̈den blijken soms effectief te zijn. Vooral bij de
Bestraling is gecontra-indiceerd vanwege de kans op gegeneraliseerde vorm wordt gebruikgemaakt van sys-
daardoor geı̈nduceerde maligne ontaarding. Bij fibreuze temisch toegediende corticosteroı̈den of andere medi-
dysplasie treedt een dergelijke ontaarding zelden of cijnen.
nooit spontaan op.
36.8.4 solitaire beencyste
36.8.2 centrale reuscellaesie
De solitaire beencyste is wat betreft de ontstaanswijze
Een centrale reuscellaesie kan vooral bij jonge kinderen een onbegrepen cyste, die overal in het skelet kan voor-
en jongvolwassenen voorkomen, zowel in de onder- als komen en zich ook in het kaakbot kan voordoen. Vrijwel
in de bovenkaak. De oorzaak en de precieze aard van de zonder uitzondering betreft het de onderkaak. De vita-
meerkernige reuzencellen zijn onbekend. liteit van de gebitselementen blijft daarbij behouden.
Klinisch uit de afwijking zich als een zwelling van het Het is een asymptomatische afwijking, die vrijwel altijd
kaakbot. De elementen kunnen verhoogd mobiel zijn. bij toeval op een röntgenfoto wordt ontdekt.
Op de röntgenfoto is een uni- of multilobulaire circum- Het röntgenologische beeld is dat van een scherp be-
scripte radiolucentie zichtbaar (figuur 36.22). Er kan grensde, meestal gelobde radiolucentie, die zich meestal
resorptie van de radices van de gebitselementen optre- in het tanddragende deel van de onderkaak bevindt en
j
36:21a j
36:21b
Figuur 36.21a-b Een vijftienjarige jongen met een zwelling in de bovenkaak rechts, berustend op fibreuze dysplasie (a). Op een enkele
jaren geleden gemaakte röntgenfoto is het matglasachtige aspect te zien (b).
114 Kindertandheelkunde deel 2
36.9 Casuı̈stiek
j
36:23a j
36:23b
Figuur 36.23a-b Gingivitisachtig beeld in de premolaarstreek van de onderkaak rechts bij een elfjarig meisje (a). De röntgenfoto toont
uitgebreid parodontaal botverlies, berustend op langerhans-celhistiocytose (b).
Orale pathologie bij kinderen 115
kingen geconstateerd, behoudens de niet-doorgebroken van een kleine perforatie van het corticale bot. Na weg-
47, terwijl de 36 normaal in de rij stond. Er was sprake nemen van het corticale bot kwam een cysteuze aan-
van een goede mondhygiëne. Bij palpatie distaal van de doening in beeld. Het bleek mogelijk de 47 en 48 in
46 werden aan buccale en linguale zijde geen afwijkin- samenhang met de cystenbalg vrij te prepareren (figuur
gen geconstateerd. 36.28). Besloten werd de 46 in situ te laten.
Het postoperatieve beloop was ongestoord. De sensi-
Behandeling biliteit van de nervus alveolaris was eveneens onge-
Als werkdiagnose werd uitgegaan van de mogelijkheid stoord.
van een folliculaire cyste van de 47, een keratocyste of
een ameloblastoom. Besloten werd tot behandeling on-
der algehele anesthesie. Er werd een vestibulaire incisie
gemaakt van de 46 tot halverwege de voorrand van de
ramus ascendens van de onderkaak rechts. Na afschui-
ven van het mucoperiost bleek juist achter de 46 sprake
j
36:26
j
36:27
j
36:24
Figuur 36.27 Deel van het orthopantomogram met circum-
scripte radiolucentie. Voor de differentiële diagnose komen vooral
Figuur 36.24 Solitaire beencyste als toevalsbevinding op de een folliculaire cyste, een keratocysteuze dentogene tumor en
röntgenfoto bij een twaalfjarig meisje. een ameloblastoom in aanmerking.
j
36:25a j
36:25b
Figuur 36.25a-b Zwelling van het gehemelte bij een twaalfjarig meisje (a). Op de röntgenfoto blijkt de follikelbegrenzing van de in
ontwikkeling zijnde gebitselementen te ontbreken (b). Het bleek te gaan om een osteosarcoom.
116 Kindertandheelkunde deel 2
36
j
36:28 j
36:29
Figuur 36.28 Operatiepreparaat bestaande uit een cysteuze Figuur 36.29 Röntgenfoto vijf jaar na behandeling; geen aan-
afwijking in samenhang met de gebitselementen 47 en 48. wijzingen voor een lokaal recidief.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_9, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
118 Kindertandheelkunde deel 2
37 bottumoren
neuroblastomen
32
34
liseerd in het mediastinum, of als B-cellymfoom, dat het
meest gelokaliseerd is in de buik en in de ring van Wal-
deyer. Daarnaast komen zogenoemde anaplastisch
grootcellige lymfomen (ALCL) voor. De therapie van
nefroblastomen 32 NHL bestaat doorgaans uitsluitend uit chemotherapie
rabdomyosarcomen 23
en de overlevingskans bedraagt ook 80-90%, afhankelijk
van type en lokalisatie.
retinoblastomen 21
hormonen veroorzaken, vooral van het groeihormoon Van de neuroblastomen ontstaat 90% in de eerste zes
(Shalitin et al., 2011). Of de orale weefsels in het bestra- levensjaren. Een kenmerkende eigenschap van de
lingsveld liggen, hangt af van de lokalisatie van de tu- meeste neuroblastomen is de overmatige productie van
mor. dopamine, noradrenaline en adrenaline, met hun meta-
Bij een hersentumor hangt de prognose vooral af van bolieten. Deze worden in de urine uitgescheiden en
de operabiliteit en dus van de lokalisatie. Bij totaal ver- kunnen daardoor dienen als tumormarker. Nucleair
wijderde tumoren bedraagt de overleving vrijwel 100%, onderzoek met radioactief gelabeld metajodobenzyl-
terwijl kinderen met hersenstamgliomen een geringe guanidine (MIBG) kan worden gebruikt als diagnosti-
kans hebben te genezen. Voor de overige kinderen is de cum, alsmede ter bepaling van de uitbreiding van het
genezingskans globaal 65-70%. tumorproces.
De neuroblastomen zijn moeilijk te behandelen kin-
37.1.4 bottumoren dertumoren. Vaak zijn er kliermetastasen en beenmerg-
metastasen. De behandeling van (gemetastaseerde) neu-
Tot de bottumoren behoren voornamelijk de osteosar- roblastomen bestaat uit een combinatie van chemothe-
comen (uitgaand van bot), de chondrosarcomen (uit- rapie, radiotherapie en operatie. Tevens wordt het radi-
gaand van kraakbeen) en de ewing-sarcomen (uitgaand oactieve MIBG gebruikt, dat actief door de tumorcellen
van bindweefselcellen in beenmerg). Deze tumoren wordt opgenomen en wordt retinoı̈nezuur toegepast.
ontstaan vooral omstreeks de puberteit en zijn meestal De goed operabele neuroblastomen stadia 1 en 2 heb-
in een extremiteit gelokaliseerd, hoewel ewing-sarco- ben een gunstige prognose, met een overlevingskans van
men ook regelmatig in het axiale skelet voorkomen. In ongeveer 80%. De inoperabele tumoren stadium 4 heb-
de regel is pijn het kenmerkende symptoom. ben een overlevingskans van 30 à 50%.
Ewing-sarcomen zijn goed gevoelig voor radiothera- Een aparte categorie wordt gevormd door neuroblas-
pie; de behandeling van deze tumoren bestaat meestal tomen bij zuigelingen. Ongeveer 80% daarvan kan cu-
uit een combinatie van chemotherapie en radiotherapie. ratief behandeld worden, hetzij met weinig agressieve
Met deze behandeling is de genezingskans ongeveer chemotherapie, hetzij met een radicale operatie.
70%. Osteo- en chondrosarcomen zijn minder stralings-
gevoelig en meestal is amputatie onvermijdelijk, hoewel 37.1.6 nefroblastomen
soms een lokale resectie mogelijk is. Ook hier wordt de
lokale therapie gecombineerd met chemotherapie. Met Nefroblastomen gaan uit van embryonaal nierweefsel,
deze gecombineerde aanpak is de overleving 60%. Beide het nierblasteem. De leeftijd van de meeste patiënten
tumoren worden behandeld met chemotherapie, ge- ligt tussen 1 en 5 jaar. Bij onderzoek wordt meestal een
volgd door operatieve resectie van de tumor, gevolgd grote eenzijdige buiktumor gevoeld, die nogal eens bij
door postoperatieve chemotherapie. Door voorafgaand toeval door een van de ouders wordt ontdekt. In 5% van
aan de operatie chemotherapie te geven wordt de tumor de gevallen is de tumor tweezijdig. In tegenstelling tot
beter operabel, kan de respons op chemotherapie pa- het neuroblastoom is het nefroblastoom goed te behan-
thologisch worden gemeten (percentage nog aanwezige delen, doordat de tumor vaak goed operabel is en de
vitale tumorcellen) en worden micrometastasen behan- tumorcellen gevoelig zijn voor chemotherapie. Alle
deld. Ewing-sarcomen worden, met name wanneer ze patiënten krijgen chemotherapie en meestal lukt het de
vanwege de lokalisatie (axiale skelet) inoperabel zijn ook tumor radicaal te verwijderen. Daarna volgt chemothe-
soms met radiotherapie behandeld. Osteosarcomen zijn rapeutische nabehandeling en, afhankelijk van het ope-
niet stralengevoelig. ratieresultaat, al of niet radiotherapie. Met dit beleid is
Bij de operatie wordt steeds vaker extremiteitsparend ruim 80% van de kinderen te genezen.
(meestal een been) geopereerd met gebruik van autoloog
(fibula) of allogeen donorbot of kunstmateriaal (bijv. 37.1.7 rabdomyosarcomen
mutars-protheses). Soms is amputatie noodzakelijk. De
overlevingskans van bottumoren is ongeveer 60-70%. Rabdomyosarcomen ontstaan in de tractus urogenitalis,
het KNO-gebied, de orbita, de skeletspieren en de gal-
37.1.5 neuroblastomen wegen. Door deze verschillende lokalisaties zijn de chi-
rurgische mogelijkheden variabel.
Neuroblastomen ontstaan in sympathisch zenuwweef- Rabdomyosarcomen vereisen een agressieve behande-
sel, waartoe de sympathische grensstreng, het bijnier- ling, omdat milde therapie meestal niet toereikend is.
merg en het retroperitoneale sympathische zenuwweef- Bij de meeste patiënten wordt een gecombineerde be-
sel behoren. Zoals alle blastomen, gaan ook deze ge- handeling uitgevoerd, bestaande uit chemotherapie,
zwellen uit van blasteem, onrijp weefsel, in dit geval de chirurgie en radiotherapie. Daarbij moet veel aandacht
onrijpe sympathogonia. Men vindt het gezwel in onge- worden besteed aan het vermijden van ernstige schade
veer driekwart van de gevallen in de buik; de overige bij het kind, in het bijzonder bij lokalisaties in het
ontstaan in de hals, de thorax of het kleine bekken. KNO-gebied en de tractus urogenitalis.
120 Kindertandheelkunde deel 2
De prognose is onder andere afhankelijk van de lokali- 37.3 Orale complicaties ten gevolge van de
satie. Bij orbitatumoren kan meestal curatie worden behandeling
bereikt, maar bij parameningeale KNO-tumoren vaak
niet. Van de patiënten met een rabdomyosarcoom ge- Chemotherapie heeft het vermogen de celdeling te ver-
neest over het geheel genomen ruim de helft. hinderen of te vertragen, en wordt toegepast met als
doel kwaadaardige cellen te vernietigen. Behalve tu-
37.1.8 retinoblastomen morcellen worden gezonde weefsels met een hoge mi-
37.3.1 mucositis mair voorkomen of zijn het gevolg van reactivatie van
een latente virusinfectie. Tegenwoordig krijgen kinde-
Mucositis heeft een complexe etiologie en is een com- ren vaak profylactisch (val)aciclovir bij intensieve che-
plicatie die gepaard gaat met pijn en ongemak. Muco- motherapiekuren.
sitis kan zowel door radiotherapie als door chemothe-
rapie geı̈nduceerd worden. Chemotherapie is bij kinde- 37.3.3 verhoogde bloedingsneiging
ren de meest frequente oorzaak, waarbij het hele maag-
darmkanaal kan zijn aangedaan. Puntvormige capillaire bloedinkjes op de huid – in
Chemo- en radiotherapie induceren een ontstekings- eerste instantie van de benen – en de (mond)slijmvliezen
reactie van het mucosale epitheel en van het bindweef- treden op bij een trombopenie. Spontane bloedingen
sel, waarbij weefselschade ontstaat. Klinisch uit zich dit kunnen ontstaan bij een ernstige trombopenie. Kwets-
in roodheid. Tevens ontstaan er ulceraties. De orale bare plaatsen zijn lippen, tong en mondbodem.
mucosa van kinderen lijkt hiervoor bijzonder gevoelig Tandvleesbloedingen op basis van gingivitis vererge-
en vooral de niet-gekeratiniseerde mucosa (buccale en ren onder invloed van de trombopenie. Ook komen
labiale mucosa, tongranden, mondbodem en palatum neusbloedingen vaak voor, zeker bij kinderen die ook
molle) is een risicoplaats voor het ontstaan van mucosi- een maagsonde hebben. Hoewel deze bloedingen con-
tis. Ongeveer een week na het begin van de behandeling troleerbaar zijn, is het zien c.q. proeven van bloed voor
ontstaan ulceraties, die gekoloniseerd worden door bac- een kind een angstige ervaring. Mondbodembloedingen
teriën. Secundaire infecties verergeren de mucositis. De kunnen een levensbedreigende obstructie van de lucht-
beschadigde epitheliale barrière vormt een porte d’en- weg veroorzaken.
trée voor micro-organismen, bacteriële producten en
ontstekingsmediatoren, hetgeen kan leiden tot systemi- 37.3.4 neurotoxiciteit, smaakstoornissen en
sche complicaties. Ongeveer veertien dagen na de che- een droge mond
motherapie neemt de mucositis meestal af, terwijl ge-
lijktijdig het aantal perifere granulocyten weer op peil Neurotoxiciteit is met name bekend van het plantenal-
komt. kaloı̈d vincristine, een vaak gebruikt cytostaticum. De
Niet alle cytostatica veroorzaken orale mucositis. klachten ontstaan door prikkeling van de nervus man-
Naast de chemische invloed spelen variabelen zoals cu- dibularis. Dit uit zich in een prikkelende sensatie in de
mulatieve effecten (cytostaticacombinaties en lokale elementen en/of de onderkaak: ‘Ik heb jeuk in mijn
radiotherapie), dosis per tijdseenheid en toedieningsin- tanden’. Er kan pulpitisachtige pijn ontstaan, die niet
terval een rol. Ook bestaan er genetisch bepaalde inter- verergert door koude of warmte.
individuele verschillen in de gevoeligheid voor mucosi- Onder invloed van chemotherapie en bestraling kun-
tis. nen zich tevens smaakstoornissen ontwikkelen. Het
vermogen om zoet en zout te onderscheiden verdwijnt
37.3.2 infecties en alles smaakt bitter. Meestal verdwijnen de klachten
enige tijd na het staken van de therapie spontaan.
De mondholte is een reservoir van micro-organismen. Een objectief meetbare verminderde speekselproduc-
De fysiologische mondflora bestaat voornamelijk uit tie (hyposialie) en een subjectief droge mond (xerosto-
grampositieve bacteriën (voornamelijk streptokokken). mie) treden op na bestraling van de speekselklieren; af-
Bij een gestoorde afweerfunctie kunnen deze micro-or- hankelijk van de totale dosis is deze complicatie al of
ganismen opportunistische infecties veroorzaken. Ook niet blijvend. Ook na hooggedoseerde chemotherapie
gramnegatieve pathogenen, zoals Pseudomonas, Klebsiella, gevolgd door een HSCT komt zowel xerostomie als hy-
Serratia, Enterobacter, Proteus en Escherichia, kunnen in posalivatie voor (Dahllöf et al., 2011).
deze situatie deel uitmaken van de orofaryngeale bacte-
riële flora, hoewel infecties met deze micro-organismen 37.3.5 langetermijncomplicaties
tegenwoordig door profylactische maatregelen zeer
zeldzaam zijn. Het risico op cariës is verhoogd wanneer de speeksel-
Pre-existente chronische infecties zoals gingivitis, pa- productie door bestraling sterk is verminderd. In het
rodontitis, periapicale infecties en pericoronitis kunnen bijzonder de gladde vlakken en de incisale randen wor-
acuut opvlammen en gaan dan gepaard met roodheid en den aangetast.
zwelling, pijn en koorts. Meestal echter worden tekenen Cariës zou ook bij langdurige cytostatische behande-
van acute ontsteking gemaskeerd wanneer er sprake is ling vaker voorkomen (Pajari et al., 1995), maar in an-
van granulocytopenie (minder dan 0,5 6 109/l). Gist- en dere studies werd geen verschil met gezonde kinderen
schimmelinfecties komen frequent voor. Slechte mond- gevonden (Dahllöf et al., 1997; Wogelius et al., 2008). Bij
hygiëne gaat gepaard met een hogere kolonisatie met patiënten die een allogene HSCT ondergaan hebben,
Candida albicans op tong en wangslijmvliezen. kunnen orale manifestaties van chronische graft-versus-
Infecties met herpessimplexvirus type 1 kunnen pri- host-disease (GVHD) optreden. Dit kan leiden tot rode
122 Kindertandheelkunde deel 2
slijmvliezen en ‘lichen planusachtige’ veranderingen en namen, leiden tot een behandelplan. Allereerst is het
ook leiden tot een verminderde functie van de speeksel- zaak patiënt en ouders voor te lichten over het belang
klieren. De tandarts kan eveneens worden geconfron- van een goede mondhygiëne tijdens de therapie en in-
teerd met groeistoornissen en afwijkingen in de gebits- structies te geven gericht op plaqueverwijdering en het
ontwikkeling, zoals niet-afgevormde wortels (figuur vermijden van trauma. In deze fase behoeven potentiële
37.1), glazuurafwijkingen en decalcificaties. Trismus is infectiehaarden (diepe cariës, ontsteking aan wortel-
een complicatie na bestraling van het hoofd-halsgebied. punten, wortelresten, pericoronitis, gingivitis, paro-
staat centraal, evenals het beperken van de ‘total bacte- WHO = 3 ulceratie(s); kan uitsluitend vloeibaar voedsel tot zich
rial load’. Orale mucositis is niet geheel te voorkomen. nemen
Een goede mondhygiëne reduceert de frequentie en de WHO = 4 ulceratie(s); eten en drinken onmogelijk
ernst van de mucositis. Onder ideale omstandigheden
zijn een tandarts en een mondhygiënist aanwezig. Het
is belangrijk dat de mond regelmatig geı̈nspecteerd
wordt en dat de bevindingen worden vastgelegd, bij- volgen van de behandeling. De huistandarts moet, zo
voorbeeld met de WHO-score (tabel 37.2), daarnaast zijn nodig in samenwerking met een mondhygiënist, de
scores beschikbaar waarin kinderen of hun ouders ge- ouders en de patiënt stimuleren tot het handhaven van
vraagd worden naar mondklachten (Tomlinson et al., een optimale mondgezondheid. De arts op de polikli-
2011). Samen met de verpleging en de geı̈nstrueerde niek dient het bezoek aan de tandarts te stimuleren.
ouders wordt voor een optimale mondhygiëne zorg ge- Als er alleen chemotherapie is toegediend, kan de
dragen. Het is van belang een zachte kleine (elektrische) tandheelkundige behandeling in principe zonder speci-
tandenborstel te gebruiken, die na gebruik zorgvuldig ale voorzorgen worden uitgevoerd als de beenmerg-
afgespoeld moet worden en aan de lucht moet drogen. functie weer geheel op peil is. Na HSCT wordt vaak
Kinderen met kanker neigen vaak naar een cariogeen langdurig immuunsuppressie gegeven, waardoor welis-
dieet. Het is verstandig te proberen het aantal zoetmo- waar de bloedcelwaarden normaal zijn, maar de afweer
menten te beperken. In deze fase is het in een vroeg tegen infecties nog niet.
stadium diagnosticeren van orale infecties van groot De ingrijpende behandelmethoden bij kinderkanker
belang. Alcoholvrije chloorhexidinemondspoelingen kunnen leiden tot lichamelijke en psychische schade.
zijn geı̈ndiceerd als mechanische plaqueverwijdering Diverse organen, zoals het hart, de longen en de nieren,
niet goed mogelijk is. Daarnaast is het belangrijk trau- kunnen blijvende schade oplopen en er kunnen stoor-
ma zo veel mogelijk te voorkomen. Hard en heet (zowel nissen in de productie van een breed scala van hormo-
qua temperatuur als sterk gekruid) voedsel kan beter nen optreden (Oeffinger et al, 2006; Geenen et al., 2007).
worden vermeden. Bij pijn ten gevolge van mucositis is Hoewel de prevalentie van osteoradionecrose bij kin-
lokale of systemische pijnbestrijding geı̈ndiceerd. Er deren zeer laag is, zijn er enkele casussen beschreven
zijn goede resultaten van low level laser therapie ter (Ashamalla et al., 1996).
preventie en behandeling van orale mucositis (Cauwels In verband met een verhoogd cariësrisico moeten ze-
en Martens, 2011). Ook is er mogelijk een rol voor cryo- ker in de eerste jaren na de oncologische behandeling
therapie, het koud houden van de slijmvliezen bij che- frequente controles plaatsvinden. Dit is vooral het geval
motherapie met een korte halfwaardetijd, ter preventie als de speekselproductie is verminderd (Dahllöf et al.,
van mucositis. Studies bij kinderen zijn echter nog 2011). In dat geval is het gebruik van frequente fluori-
schaars. Momenteel wordt veelbelovend onderzoek uit- deapplicaties geı̈ndiceerd. Ook de conditie van het pa-
gevoerd naar de toepassing van biologisch actieve mid- rodontium moet nauwgezet worden gevolgd. Bij een
delen ter preventie van mucositis. verminderde speekselproductie kan stimulatie met bij-
Bij radiotherapie in verband met tumoren in het voorbeeld (suikervrije) kauwgum, een speekselsubsti-
hoofd-halsgebied of bij TBI wordt direct gestart met tuut of een cholinerg middel, zoals pilocarpine, worden
dagelijkse fluorideapplicaties. Na bestraling van de overwogen. De speekselproductie en xerostomie kun-
kauwspieren kunnen ook fysiotherapeutische oefenin- nen zich op termijn herstellen.
gen geı̈ndiceerd zijn ter voorkoming van ernstige tris- Afhankelijk van de leeftijd waarop radiotherapie ge-
mus. geven is, kunnen groeistoornissen van de schedel en de
Zo mogelijk blijven invasieve tandheelkundige in- kaken optreden; behandeling met groeihormoon lijkt
grepen in deze periode beperkt. Indien ze onontkoom- een gunstig effect te hebben op de ontwikkeling van de
baar zijn, worden de ingrepen uitgevoerd in overleg met mandibula (Forsberg et al., 2002). Verder zijn onvolledig
de behandelend arts. ontwikkelde radices of kleinere of zelfs ontbrekende
blijvende elementen te verwachten, vooral wanneer de
37.4.3 de fase na de behandeling oncologische behandeling op zeer jonge leeftijd heeft
plaatsgevonden (Van der Pas-van Voskuilen, 2010). Ook
Na het einde van de behandeling en bereiken van de treden soms glazuurafwijkingen op. Bij de planning van
zogenoemde remissie wordt de patiënt gedurende vele orthodontische, parodontale of prothetische behande-
jaren poliklinisch gecontroleerd op recidief en late ge- lingen moet hiermee rekening worden gehouden.
124 Kindertandheelkunde deel 2
j
37:2 Richtlijnen
Figuur 37.2 Infectie met een alfahemolytische streptokok ter Vóór aanvang van de oncologische behandeling:
plaatse van een doorbrekende 47. De bacterie werd ook in het – Verricht tandheelkundig onderzoek.
bloed aangetroffen. – Stel een behandelplan op in overleg met de behande-
lend arts (zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk?).
– Voorzie in eliminatie en reductie van potentiële in-
Ook de tandarts kan een rol vervullen bij de vroege fectiehaarden.
diagnose van recidieven en een nieuwe primaire tumor. – Verwijder loszittende melkelementen.
– Verwijder vaste orthodontische apparatuur.
– Geef instructies voor mondverzorging en voedings-
37.5 Conclusie adviezen.
– Rapporteer aan de behandelend arts (zijn alle infec-
De ernst van orale complicaties ten gevolge van oncolo- tiehaarden verwijderd?).
gische therapie kan worden beperkt met een preventief
gerichte tandheelkundige zorg en goede mondverzor- Tijdens de behandeling:
ging vóór, tijdens en na de behandeling. Toepassing van – Benadruk het belang van mondverzorging.
deze preventieve maatregelen vereist samenwerking – Voorkom ieder trauma.
tussen het medisch behandelteam, verpleegkundige staf – Beperk het aantal zoetmomenten.
en tandheelkundige hulpverleners. – Adviseer chloorhexidinemondspoelingen als tanden-
poetsen niet mogelijk is.
– Adviseer dagelijkse fluorideapplicaties na bestraling
37.6 Casuı̈stiek in het hoofd-halsgebied.
– Adviseer mondopeningsoefeningen na bestraling van
Een dertienjarig meisje werd gediagnosticeerd met het kaakgewricht en de kauwspieren.
AML. De remissie-inductiebehandeling, bestaande uit – Let op eventuele gist-, virale of andere infecties en
hoge doses cytostatica moest onmiddellijk worden ge- licht de behandelend arts hierover in.
start. Voorafgaand aan de consolidatiekuur werd zij – Maak zo nodig tandheelkundige behandeling af (in
alsnog gescreend op orale infectiehaarden. Er werden overleg met de arts).
verschillende restauratieve en een endodontische be-
handeling uitgevoerd. In verband met gegeneraliseerde
gingivitis werd ook professioneel gereinigd en werden
Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische patiënten 125
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_10, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
128 Kindertandheelkunde deel 2
j
38:2a
j
38:2b
Figuur 38.2a Submuceuze abcesjes ter hoogte van de avitale 84 Figuur 38.2b Uitsnede uit het orthopantomogram van het-
en 85, bij een meisje van 5 jaar. zelfde patiëntje.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 129
j
38:4a
j
38:3
Figuur 38.4a Eruptiecyste ter plaatse van de nog niet doorge-
broken 54.
Figuur 38.3 Tandlijstcyste bij een pasgeborene.
j
38:4b j
38:5a
Figuur 38.4b De 54 is twee maanden later doorgebroken. Figuur 38.5a Vijftienjarige jongeman, met een buccale zwelling
regio 47 en een diepe bloedende pocket.
38
j
38:6 j
38:7
Figuur 38.6 Deel van een orthopantomogram met een door- Figuur 38.7 Roze zwelling op de onderlip links, passend bij de
braakstoornis 47 ten gevolge van een cysteuze aandoening. klinische diagnose mucokèle.
dentogene tumor (KDT). Het betreft een ontwikke- weken komt de oorspronkelijke symmetrie terug en is
lingscyste en er zijn geen kenmerkende klinische of het litteken amper zichtbaar.
röntgenologische bevindingen. De diagnose KDT kan
alleen worden gesteld op grond van histopathologisch
onderzoek. Deze afwijking is berucht vanwege de grote 38.3 Ontwikkelingsstoornissen
recidiefkans. Bovendien blijkt deze aandoening, vooral
bij kinderen, vaak onderdeel te zijn van het erfelijke 38.3.1 tongbandje
basaalcel naevussyndroom.
Van de niet-dentogene cysten zijn met name de mu- Bij pasgeborenen is het tongbandje kort; het zit door-
cokèle en de ranula van belang (figuur 38.7). Het betreft gaans hoog op de processus alveolaris vast. Door uit-
het zogenoemde muceuze retentiefenomeen, uitgaande groei van de processus alveolaris en doorbraak van de
van een accessoir speekselkliertje of de glandula sublin- melkelementen verandert de plaats van aanhechting
gualis, waarbij een cysteachtige zwelling ontstaat, die slechts in relatieve zin. Bij een normale functie van de
berust op retentie van speeksel in de weke delen van de tong wordt het tongbandje in de loop van enkele jaren
lip of de mondbodem. Van een mucokèle wordt gespro- langer.
ken bij een zwelling op de eerstgenoemde locatie, van Wanneer er eet- of spraakproblemen zijn op de leeftijd
een ranula bij een zwelling op de mondbodem. In het van enkele maanden tot 2 à 3 jaar, wordt dit veelal ge-
slijmvlies van wang, mondhoek, tong, trigonum retro- weten aan het korte tongbandje. Dat is echter onjuist.
molare en palatum komen deze ‘cysten’ zelden voor. Eetproblemen ontstaan bij jonge kinderen om uiteen-
In de literatuur zijn verschillende behandelingswij- lopende redenen en verdwijnen meestal spontaan, zon-
zen beschreven, variërend van punctie en incisie tot der dat de beweeglijkheid van de tong in het geding is.
cryotherapie of excisie. Excisie, inclusief het bijbeho- Spraakstoornissen door een te kort tongbandje zijn on-
rende accessoire speekselkliertje, verdient de voorkeur. waarschijnlijk, omdat de articulatie van de tongpunt
tegen het palatum en de centrale bovenincisieven alleen
Techniek van belang is bij de uitspraak van de letters d, l, n, s en t.
Na het geven van lokale anesthesie ter hoogte van het Als de tongpunt een dergelijke positie niet kan innemen
foramen mentale aan de zijde van de onderlipzwelling, door een zeer kort tongriempje, is dat alleen duidelijk
aangevuld met een beetje lokale anesthesie contralate- hoorbaar bij de uitspraak van de letter s. Men spreekt
raal van het lipbandje in de onderkaak, wordt de zwel- dan meestal van een sigmatisme, een spraakstoornis die
ling ellipsvormig omsneden. Door extraorale, digitale ook voorkomt bij een open beet en tijdens de wisseling
druk wordt de ‘cyste’ omhoog gebracht, waarna de mu- van het bovenfront. Belangrijker dan de vermeende
cokèle voorzichtig wordt uitgeprepareerd en losgemaakt spraakstoornis door een (te) kort tongbandje is de on-
van de vezels van de m. orbicularis oris. Het slijmvlies mogelijkheid om de tong uit te steken bij kussen en
wordt vervolgens met enkele oplosbare hechtingen ge- vrijen. Pubers kunnen hierdoor bijzonder worden ge-
sloten. hinderd. Zij zullen in het algemeen andere motieven
noemen voor hun ongemak dan het hiervoor genoemde.
Nazorg Het is belangrijk die te (her)kennen en het is verstandig
De eerste dagen na de behandeling is de onderlip ge- de patiënt hiervoor te verwijzen.
zwollen en oogt asymmetrisch. Na verloop van enkele
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 131
ja
je
jb
jf
jc
jg
Nazorg Nazorg
Omdat het slijmvlies ter plaatse van de aangehechte Tanden en kiezen die constant baden in het speeksel,
gingiva niet geheel kan worden gesloten, kan de wond zijn niet erg gevoelig voor cariës. Tandsteenvorming
enige tijd iets nabloeden. Het aanbrengen van een op- treedt echter wel op. Na de ingreep kunnen de gebits-
gerold verbandgaasje onder de bovenlip kan het onge- elementen in de onderkaak, vooral de elementen in het
mak van een geringe nabloeding beperken. Een was- onderfront, gevoeliger worden voor ontkalkingen en
handje met daarin een plastic zakje met enkele ijsblok- cariës. Het is daarom van belang dat het kind hierop
jes wordt, met tussenpozen, gedurende vijftien minuten wordt gecontroleerd.
op de buitenzijde van de bovenlip gehouden. Hierdoor
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 133
ja
jb
j c
jd
je
j
38:9f
Figuur 38.9a-e Patiënt met een uitgesproken te kort lipbandje. Figuur 38.9f Het klinisch resultaat vier maanden later.
Door middel van een VY-plastiek wordt het lipbandje verlengd en
vrijwel primair gesloten.
38
j
38:10a j
38:10b
Figuur 38.10a Normale positie van de afvoergang van de glan- Figuur 38.10b Situatie na extirpatie van de glandula sublin-
dula submandibularis en de positie van de glandula sublingualis gualis en transpositie van de ductus submandibularis (waarbij het
(waarbij het ‘rustspeeksel’ gemakkelijk tot kwijlen kan leiden). ‘rustspeeksel’ nu direct in de keelholte belandt).
bepalen, is een andere röntgenfoto noodzakelijk. Een een palatinaal gelegen mesiodens. Na een vestibulaire
tweede tandfoto uit een iets andere richting is mogelijk incisie op halve hoogte van de kaakwal wordt de kroon
zinvol voor de plaatsbepaling van de mesiodens. De in- van de mesiodens vrijgelegd, waarna het element een-
terpretatie van de beide foto’s, met daaraan verbonden voudig kan worden verwijderd.
de conclusie dat de mesiodens palatinaal dan wel vesti-
bulair gelokaliseerd is, levert in de praktijk problemen Nazorg
op. In voorkomende gevallen kan daarom beter een De pijn na uitwerking van de verdoving is gering. Wel is
tweede röntgenfoto in laterale richting met behulp van het verstandig de palatinale zijde de eerste uren na de
een occlusale röntgenfoto of tandfoto worden vervaar- behandeling te koelen. Het eten van één of twee water-
digd. Is op deze laterale röntgenfoto de mesiodens niet ijsjes kan hierbij nuttig en praktisch zijn. De hechting
aan de vestibulaire zijde van de bovenincisieven zicht- verdwijnt na één à twee weken.
baar, dan ligt de tand palatinaal (figuur 38.11a/b).
Na lokale anesthesie, dat wil zeggen: één prikje ter 38.3.5 de geı̈mpacteerde bovencuspidaat
hoogte van het lipbandje en één ter hoogte van de ca-
nalis incisivum, wordt een marginale incisie aan de pa- De blijvende bovencuspidaat breekt gewoonlijk tussen
latinale zijde van het bovenfront gemaakt. De vaatze- het elfde en het twaalfde levensjaar door. Bij ongeveer
nuwstreng uit de canalis incisivum wordt gespaard en 1-3% van de kinderen in deze leeftijdscategorie is dat
achter het bovenfront wordt wat bot weggenomen. Ver- niet het geval en blijft de hoektand geı̈mpacteerd in de
volgens wordt de kroon van de mesiodens vrijgelegd en kaak liggen. De belangrijkste reden hiervoor is een sterk
kan de boventallige tand worden verwijderd (figuur afwijkende ligging, bijvoorbeeld min of meer horizon-
38.12a-f). De incisie kan worden gesloten met een inter- taal. Ook een trauma, een overtallig gebitselement, een
proximale hechting in de mediaanlijn. folliculaire cyste of ruimtegebrek in de kaak kan leiden
Een vestibulair gelegen mesiodens kan in het alge- tot impactie van de bovencuspidaat.
meen gemakkelijker operatief worden verwijderd dan De gevolgen van het niet doorbreken van een boven-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 135
j
38:11b
j
38:11a
Figuur 38.11a/b ‘Occlusale’ röntgenfoto tegen de wang gedrukt om de ligging van een mesiodens te bepalen (a). De mesiodens blijkt
vestibulair te liggen met een eruptierichting naar craniaal (b).
j
38:12a j
38:12b
j
38:12c j
38:12d
j
38:12e j
38:12f
Figuur 38.12a-f Patiënt met een dwarsgelegen mediodens die juist palatinaal van de 11 is gelegen (a en b). Onder lokale verdoving wordt
de mesiodens palatinaal vrijgelegd en voorzichtig verwijderd (c t/m e). De wond wordt gesloten met één oplosbare hechting (f).
136 Kindertandheelkunde deel 2
hoektand zijn divers en variëren van ‘spacing’ in het door de kaakchirurg teruggezien. In deze periode vindt
bovenfront tot wortelresorptie van laterale incisieven, epithelialisatie van de wondranden plaats.
ontwikkeling van een folliculaire cyste rond de kroon De kaakchirurg of mondhygiënist verwijdert het
van de geı̈mpacteerde bovenhoektand en onverklaarbare wondverband en leert de patiënt en/of de ouder het
neuralgiforme klachten. Wanneer op ongeveer dertien- wondje met behulp van een spuitje of een kleine borstel
jarige leeftijd de blijvende bovenhoektand nog niet in schoon te houden, zodat de slijmvliesperforatie open en
de mond zichtbaar is, moet worden besloten tot een schoon blijft. Na verloop van enige maanden zal de
j
38:13a j
38:13b
j
38:13c j
38:13d
j
38:13e j
38:13f
j
38:13g j
38:13h
138 Kindertandheelkunde deel 2
38
j
38:13i j
38:14
Figuur 38.13a-i Een twaalfjarig meisje met geı̈mpacteerde 13 Figuur 38.14 Patiënt die in aanmerking komt voor een ortho-
en 23 (en 25 en 45). Deze cuspidaten liggen niet vestibulair, maar dontische behandeling na extractie van 4 6 P1. Gezien de ligging
diep palatinaal (a, b en c). Onder lokale verdoving wordt een van de 45 wordt het plan gewijzigd in extractie van de 14, 24, 35
marginale incisie gemaakt van de 14 naar de 24. Het mucoperiost en operatieve verwijdering van de 45.
wordt afgeschoven en het bot over de 13 wordt met ruime
waterkoeling verwijderd. Met een mesje wordt de follikel wegge-
nomen (d en e). Een etsgel wordt gedurende 40 seconden aan-
gebracht (f). Met behulp van een glasionomeercement wordt de
‘gold chain’ op het glazuur bevestigd zo dicht mogelijk tegen de
kroonpunt (g). De 23 wordt op dezelfde manier behandeld en de
wond wordt met drie oplosbare hechtingen gesloten (h en i).
Ongeveer 1 à 2 weken later wordt de vaste beugel geplaatst en
worden de kettinkjes aangebracht.
stoornissen onbekend is, zijn er wel lokale en systemi- val is verwijdering op zijn plaats, waarna het buurele-
sche factoren aan te wijzen die hierbij (vermoedelijk) een ment doorgaans spontaan de plaats in de tandenrij zal
rol spelen. Tot de lokale factoren behoren de overtallige innemen. Wanneer het buurelement bijvoorbeeld sterk
elementen, het prematuur extraheren van ‘melkvoor- mesioangulair is gelegen, kan een zogenoemde trans-
gangers’, odontomen en dentogene of niet-dentogene alveolaire transplantatie worden overwogen (figuur
tumoren, ruimtegebrek, traumata van de ‘melkvoor- 38.15a-c)
gangers’ en ruimteverlies ten gevolge van approximale
cariës. Voorbeelden van systemische factoren zijn fou- 38.3.8 doorbraakstoornis van de m2sup in
droyant verlopen kinderziekten, cleidocraniale dyso- aanwezigheid van de m3sup
stose, het down-syndroom, schisis, hyperthyreoı̈die en
erfelijke factoren. Doorbraakstoornissen van de M2sup zijn tamelijk zeld-
Hoewel doorbraakstoornissen van de M1 en M2 niet zo zaam, meestal asymptomatisch en worden bijna altijd
vaak voorkomen, is het wel van belang ze tijdig te on- bij toeval ontdekt op een orthopantomogram. De pre-
derkennen in verband met de gevolgen. Daarbij kan cieze oorzaak van doorbraakstoornissen is onbekend. De
men denken aan cariës (ten gevolge van een operculum) röntgenfoto, in combinatie met de kalenderleeftijd,
of uitgroei van de antagonist. biedt een betrouwbaar beeld om te zien of er sprake is
De therapie bij impacties bestaat uit het verwijderen van deze afwijking. Meestal wordt de M3sup verwijderd
van de barrière of het spontaan afwachten van de erup- en breekt de M2sup alsnog door (figuur 38.16a-c). Door-
tie. Het verwijderen van de barrière leidt over het alge- braakstoornissen die worden ontdekt na voltooiing van
meen alleen tot spontane doorbraak van het geı̈mpac- de wortelformatie leiden in het algemeen niet tot spon-
teerde element als de wortelformatie nog niet is vol- tane doorbraak, ook al wordt de obstructie weggeno-
tooid. men.
Ook bij retentie is de mate van wortelvoltooiing van
belang. Is de wortel nog niet geheel afgevormd, dan kan
gekozen worden voor een actieve behandeling, dat wil
zeggen: vrijleggen van het element, plakken van een
‘bracket’ en orthodontische extrusie. Bij geretineerde
elementen met een voltooide wortel zullen vrijleggen en
orthodontische extrusie meestal niet slagen. In zo’n ge-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 139
j
38:15a j
38:15c
Figuur 38.15a Deel van een orthopantomogram van een veer- Figuur 38.15c Deel van het orthopantomogram, zeven jaar na
tienjarig meisje met een doorbraakstoornis van de 47. de transplantatie.
j
38:15b j
38:16a
Figuur 38.15b Onder lokale anesthesie worden de 47 en 48 Figuur 38.16a Deel van een orthopantomogram van een tien-
verwijderd en vindt een transalveolaire transplantatie plaats van jarige jongen met een doorbraakstoornis van de 27, waarvan de
de 48 naar de alveole 47. wortel nog niet is voltooid.
j
38:16b j
38:16c
Figuur 38.16b Onder lokale anesthesie werd de 28 verwijderd. Figuur 38.16c Deel van het orthopantomogram, één jaar later;
de 27 is volledig doorgebroken.
140 Kindertandheelkunde deel 2
38.4 Autotransplantatie van vraag voor of het mogelijk is een premolaar in de bo-
gebitselementen venkaak – die in het orthodontische behandelplan ge-
extraheerd moet worden – te verplaatsen naar de positie
Transplantatie van een gebitselement is al eeuwenlang van de agenetische onderpremolaar (figuur 38.17 a en b).
bekend. Wanneer de transplantatie plaatsvindt binnen Een soortgelijke situatie doet zich voor wanneer door
één individu, spreekt men van een autotransplantatie. een trauma één of meer centrale bovenincisieven verlo-
Vroeger werd bijvoorbeeld de geı̈mpacteerde boven- ren zijn gegaan of wanneer er sprake is van een vorm-
j
38:17a j
38:17b
Figuur 38.17a-b Klinisch en röntgenologisch beeld van een patiënt met een distorelatie en nog niet doorgebroken 15 en 25 (beide met
halve wortellengte), agenesie van de 35 en 45 en persisterende 75 en 85.
j
38:17c
j
38:17d j
38:17e
Figuur 38.17d-e Klinisch en röntgenologisch beeld van de ‘35’ en ‘45’ drie weken na autotransplantatie. De getransplanteerde
premolaren staan dwars in de kaak.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 141
j
38:17f j
38:17g
Figuur 38.17f-g Klinisch en röntgenologisch beeld van het eindresultaat na orthodontische regulatie en autotransplantatie van de 15 en
25 naar respectievelijk de positie van de 35 en 45.
j
38:18b
j
38:18a
j
38:18c
Figuur 38.18 a Orthodontisch model drie jaar na een ongeval met een daarbij verloren gegane 11. Let op de mediaanlijnverschuiving in
de onderkaak naar rechts.
b Het element 34 is getransplanteerd naar de positie 11. De positie van de ‘1’ wordt gecorrigeerd evenals de mediaanlijnverschuiving.
c Resultaat direct na ombouwen ‘1’ van premolaar naar centrale bovenincisief.
j
38:19a j
38:19b
j
38:19c
j
38:19d
Figuur 38.19a-d Vierjarige peuter met sinds twee dagen een gezwollen, pijnlijke rechterwang. Zie verder de tekst.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 143
sorptie. De orthodontische behandeling kan dan wor- lipbandje verdwijnt meestal na doorbraak van de
den voltooid. blijvende cuspidaat, een (te) kort tongbandje kan zo
nodig rond de puberteit onder lokale anesthesie wor-
den behandeld.
38.5 Casuı̈stiek – Kwijlen is voor opgroeiende meervoudig gehandi-
capte patiënten en voor hun omgeving vaak een groot
Een vierjarige peuter heeft sinds twee dagen een ge- probleem. Als niet-operatieve maatregelen onvol-
zwollen, pijnlijke rechterwang (figuur 38.19a). Bij pal- doende helpen, kan extirpatie van de glandulae su-
patie is sprake van een pijnlijke zwelling zonder fluc- blinguales en verplaatsing van de ductus submandi-
tuatie, een beginnend infiltraat. bulares naar dorsaal uitkomst bieden.
Intraorale inspectie laat een dentitie met zuigflesca- – Een mesiodens wordt meestal bij toeval op een ortho-
riës zien (figuur 38.19b). In het verleden is vanwege pantomogram aangetroffen. Wanneer deze tand in-
klachten de 61 geëxtraheerd. Thans zijn de ontste- terfereert met het orthodontische behandelplan, moet
kingsverschijnselen afkomstig van de avitale wortelrest hij worden verwijderd, evenals bij een centraal dia-
van de 54. steem, een te groot lipbandje en standafwijkingen van
Een week na extractie van de 54, zonder antibioti- de I1sup.
cummedicatie en zonder abcesincisie, wordt de jongen – Behandeling van een geı̈mpacteerde Csup is alleen
teruggezien. De zwelling van de wang is verdwenen zinvol als er een orthodontische vervolgbehandeling
(figuur 38.19d). Het intraorale beeld ter plaatse van de 54 is. De Csup kan dan worden vrijgelegd en zo nodig
is zoals mag worden verwacht één week na de extractie worden geligeerd, bijvoorbeeld met een gouden ket-
(figuur 38.19c). tinkje.
– Autotransplantatie van kiemen is vooral succesvol in
de premolaarstreek. Het gaat dan meestal om kinde-
Richtlijnen ren met een angle-klasse II en één of twee agenetische
onderpremolaren. De melkmolaren 75 en 85 moeten
– Dentogene ontstekingen bij kinderen zijn meestal van behouden blijven totdat de 15 en 25, die voor drie-
periapicale oorsprong. Als de ontsteking leidt tot een kwart moeten zijn voltooid, kunnen worden overge-
submucosaal abces, kan worden volstaan met extrac- plaatst naar de positie van de agenetische 45 en 35.
tie van het betreffende melkelement. Abcesincisie is
niet nodig.
– Dentogene cysten bij kinderen zijn zeldzaam. Bij Literatuur
pasgeborenen treft men wel een tandlijstcyste aan, bij
peuters en kleuters een eruptiecyste. In beide gevallen Andreasen JO, Kølsen Petersen J, Laskin DM. Textbook and color
is geen behandeling nodig. Bij de niet-dentogene atlas of tooth impactions. Kopenhagen: Munksgaard, 1998.
cysten is de mucokèle van belang. Verwijdering onder Baart JA, Waal I van der (red). Mondziekten, kaak- en aange-
lokale anesthesie is aanbevolen. zichtschirurgie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2009.
– Drink-, eet- en spraakproblemen worden vaak toege- Waal I van der. Mond- en kaakziekten. Een atlas voor de dage-
schreven aan een te kort tong- of lipbandje, maar dat lijkse praktijk. Tweede, herz. druk. Houten: Bohn Stafleu van
blijkt in de praktijk zelden het geval te zijn. Een groot Loghum, 2011.
Orthodontie
H.J.W. Wassenberg, P.J.M.R. Bakker
39
Inleiding lijken. In paragrafen 39.3.3 t/m 39.3.5 wordt op een
aantal interceptieve behandelingen ingegaan.
In de dagelijkse praktijk wordt de tandarts vaak gecon-
fronteerd met vragen over het verloop van de gebits- 39.1.1 kaakgroei – kaakrelatie
ontwikkeling bij zijn jonge patiënten. Soms worden
deze vragen gesteld door de patiënt of door zijn ouders, Tussen onderkaak en bovenkaak bestaan grote verschil-
maar vaker is het de tandarts zelf die een afwijkende len wat betreft de ontstaanswijze en de verdere ontwik-
ontwikkeling signaleert en zich afvraagt wat de reden is, keling. De onderkaak bestaat bij de geboorte uit twee
of ingrijpen nodig is en zo ja, wanneer en hoe. botstukken, die in de mediaanlijn door een kraakbenige
Het beantwoorden van deze vragen wordt bemoeilijkt structuur (symphysis mandibulae) met elkaar zijn ver-
door de grote variatie in de gebitsontwikkeling. Het bonden. In het eerste levensjaar verdwijnt deze struc-
onderscheid tussen een normale en een afwijkende ont- tuur. Vanaf dat moment vindt groei van de mandibula
wikkeling is moeilijk te maken. Daarom is het belang- voornamelijk plaats in de condylus en door appositie en
rijk dat de tandarts op de hoogte is van die variaties die resorptie van bot in het gebied van corpus en ramus
nog tot een ideaal of goed functionerend blijvend gebit mandibulae. Bij het kind groeit de onderkaak normaal
kunnen leiden. Een aantal variaties van de gebitsont- naar beneden en naar voren.
wikkeling zal niet tot een bevredigend resultaat leiden. De bovenkaak wordt gevormd uit een aantal botstuk-
Deze afwijkende ontwikkelingen moeten extra goed ken. De groei van de bovenkaak verloopt anders dan die
worden begeleid. van de onderkaak. In de bovenkaak spelen de suturen
tussen de verschillende botstukken een rol. Daarnaast
wordt de vorm van elk botstuk bepaald door resorptie en
39.1 Factoren die een rol spelen bij de appositie, zoals dat ook bij de onderkaak gebeurt. De
skeletale ontwikkeling richting waarin het gehele bovenkaakcomplex normaal
groeit, is niet zo gemakkelijk te beschrijven. De aparte
Doel van dit hoofdstuk is: botstukken groeien in alle richtingen. Bij een groeiend
– inzicht bieden in de factoren die bij de gebitsontwik- individu kunnen de normale veranderingen in de posi-
keling een rol spelen; tie van de bovenkaak ten opzichte van het hoofd echter
– aangeven hoe dit gebeurt in elk van de te onderschei- wel worden aangeduid: in neerwaartse en voorwaartse
den stadia in de gebitsontwikkeling en wat de nor- richting (Enlow, 1968).
male variatie daarbij is; De relatie die de beide kaken ten opzichte van elkaar
– het leren herkennen van ernstige afwijkingen in elk innemen, kan bij een groeiend individu in de loop van
van de te onderscheiden stadia; de tijd veranderen. Wat sagittale groei betreft, ligt de
– inzicht bieden in het ontstaan en oplossen van de onderkaak vlak na de geboorte doorgaans achter bij de
problemen die daarbij optreden en welke factoren – bovenkaak. In de eerste twaalf maanden na de geboorte
anders dan de typisch vakgebonden – daarbij een rol ontwikkelt de onderkaak zich in sagittale zin sterker
spelen. dan de bovenkaak, zodat de voor-achterwaartse relatie
tussen onder- en bovenkaak verbetert. In transversale
In dit hoofdstuk wordt niet uitgebreid ingegaan op de zin ontwikkelen zowel de onderkaak als de bovenkaak
behandeling van orthodontische afwijkingen. De na- zich in het eerste levensjaar sterk. Daarna is toename in
druk ligt op eenvoudige interceptieve ingrepen die, op de breedte gekoppeld aan toename in sagittale richting;
het juiste tijdstip uitgevoerd, de verdere gebitsontwik- het dorsale gedeelte van onder- en bovenkaak wordt
keling kunnen verbeteren en eventueel een noodzake- langer en breder. Dit in tegenstelling tot het ventrale
lijke orthodontische behandeling kunnen vergemakke- gedeelte, dat maar weinig in de breedte toeneemt. In-
dien de veranderingen die zich in beide kaken voltrek-
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_11, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
146 Kindertandheelkunde deel 2
39 B
B
vertakkingen ontstaan in de periode vanaf de vijfde
maand in utero tot de tiende maand na de geboorte.
Distaal van de plaats waar de tweede melkmolaar zich
vormt, groeit de tandlijst naar distaal uit en ontstaan in
j
39:2 de loop van de tijd de kiemen van de eerste molaar
(vierde maand in utero), de tweede molaar (twaalf
Figuur 39.2 Kiemligging van de blijvende gebitselementen op maanden na de geboorte) en de derde molaar (4 à 5 jaar).
vier- à vijfjarige leeftijd. De ontwikkeling van de melkelementen gaat vrij snel.
De calcificatie van alle melkelementen begint tussen de
vijfde en zevende maand in utero en rond het tijdstip
ken gelijke tred houden (in overeenkomstig transversa- van de geboorte hebben de kronen van deze elementen
le, voorwaartse en neerwaartse richting), zal de kaakre- al nagenoeg hun volle omvang bereikt. De kaken waar-
latie voor een goede gebitsontwikkeling verder geen binnen de elementen zich ontwikkelen, groeien echter
belemmerende factor zijn. veel langzamer en zijn niet in staat alle elementen zo-
Anders wordt het als de groei en de groeirichting van danig te bevatten dat ze zich vrijuit kunnen ontwikke-
onder- en bovenkaak verschillen. Kleine verschillen len. De elementen liggen dan ook dicht opeen en beı̈n-
kunnen soms worden gecompenseerd in het dentoal- vloeden elkaars ligging tijdens groei en eruptie. Deze
veolaire gebied (Solow, 1980), maar wanneer de ver- situatie wordt nog versterkt door de aanleg van blij-
schillen groter worden, is dat vaak onvoldoende moge- vende elementen, in het bijzonder van die blijvende
lijk (figuur 39.1a-b). elementen die melkvoorgangers hebben. Het begin van
de calcificatie van deze elementen vindt plaats vanaf de
39.1.2 ontwikkeling van de elementen zesde maand (centrale onderincisief) tot ongeveer 3 jaar
(tweede premolaar).
De ontwikkeling van het gebit begint al vroeg in het
embryonale stadium. Als de foetus ongeveer zes weken
j
39:1a j
39:1b
A
A
B
B
j
39:3 j
39:4
Figuur 39.3 Kiemligging van de blijvende gebitselementen op Figuur 39.4 Positie van de blijvende gebitselementen na door-
acht- à negenjarige leeftijd. braak.
39.1.3 ruimtelijke verhoudingen tussen laar zich ontwikkelt zodanig dat het element meestal
kaak en elementen zonder problemen kan erupteren. Voor de tweede en
derde molaar nemen de problemen in de genoemde
Gedurende de gehele gebitsontwikkeling is er sprake volgorde toe. Door de curve van de onderkaak in dit
van zeer weinig ruimte op de plaats waar de elementen gebied komen de genoemde elementen bij eruptie naar
worden aangelegd en zich ontwikkelen (figuur 39.2 en het niveau van de tandboog in een steeds kleinere
39.3). Daardoor ontstaat tijdens de eruptie van de ele- ruimte terecht (zie figuur 39.3 en 39.4).
menten een proces van verdringing. Ook reeds doorge- In de bovenkaak zijn de ruimtelijke verhoudingen
broken gebitselementen kunnen zich nog verplaatsen, tussen kaak en gebitselementen duidelijk anders. Voor
omdat naburige elementen tijdens hun eruptie in con- de gehele bovenkaak geldt dat de ruimte waarin de kie-
tact komen met de wortels van de reeds doorgebroken men van de blijvende gebitselementen zich ontwikke-
elementen. len, kleiner is dan de ruimte op het niveau van de tand-
Een en ander speelt zich vooral af bij de ontwikkeling boog. Globaal gesproken hebben de gebitselementen
van het blijvende gebit (Van der Linden et al., 1982). De een onderling divergerende eruptierichting en banen ze
ruimtelijke verhoudingen van de gebitselementen in de zich vanuit een sterk opeengedrongen ligging een weg
kaken en de processen tijdens de gebitsontwikkeling naar het niveau van de tandboog (zie figuur 39.3 en
zijn in onder- en bovenkaak verschillend. Dit berust 39.4). Vooral het gebied waar de laterale incisief, de
enerzijds op het verschil in vorm van onder- en boven- hoektand en de eerste premolaar zich ontwikkelen,
kaak, en anderzijds op het verschil in vorm van onder- heeft een beperkte omvang. De contacten tussen deze
en bovenelementen. elementen zijn dan ook hecht en een verandering in de
In de onderkaak is de ruimte waar de elementen zich positie van het ene element leidt vaak tot een verande-
ontwikkelen iets kleiner dan die in de tandboog. Het ring in de positie van het andere element.
grootste verschil bestaat in het gebied van de frontele- De kiemen van de blijvende incisieven liggen opeen-
menten, waar de kiemen van de blijvende incisieven gedrongen onder de apertura piriformis en linguaal van
maar weinig ruimte tot hun beschikking hebben. Sterk de wortels van de melkvoorgangers. In tegenstelling tot
op elkaar geschoven posities linguaal van de wortels van in de onderkaak, zijn de centrale incisieven van elkaar
de melkvoorgangers zijn daarvan het gevolg (zie figuur gescheiden door een sutuur.
39.2). De hoektanden liggen transversaal gezien naast de
De ligging van de kiem van de ondercuspidaat kent apertura piriformis en verticaal verder van het niveau
een grote individuele variatie. Bij een kaak die in sagit- van de tandboog. Bij een kleine kaak is, ter plaatse van
tale zin klein is ter plaatse van de zich ontwikkelende de kiemen, de ruimte tussen de laterale incisief en de
kiemen, wordt het ruimtegebrek niet gelijkmatig over eerste premolaar soms geheel verdwenen. De blijvende
de kiemen verdeeld, maar concentreert zich rond de hoektand ligt dan als het ware volledig opgesloten bo-
hoektand. De kiem van de onderhoektand overlapt ven de andere kiemen.
buccaal de laterale incisief. Bij een grotere onderkaak is De ligging van de premolaren kan variëren. In tegen-
de overlapping minder. Dit geldt echter niet voor de stelling tot de onderpremolaren bevinden de bovenpre-
premolaren die, gelegen tussen de wortels van hun molaren zich niet zo duidelijk tussen de wortels van
melkvoorgangers, tijdens het gehele eruptieproces vol- hun voorgangers. Vooral de eerste premolaar ligt in
doende ruimte om zich heen hebben, ook in een kleine transversale zin vaak vestibulair van de melkvoorgan-
kaak. Bij de molaren is de ruimte waarin de eerste mo- ger. Bij weinig ruimte voor de kiemen is deze buccale
148 Kindertandheelkunde deel 2
positie zeer duidelijk. De kiem van de tweede premolaar hun uiteindelijke positie, zal het duidelijk zijn dat de
ligt in deze situatie meer naar linguaal, hoewel deze duur van het eruptieproces voor de afzonderlijke ele-
positie minder uitgesproken lijkt dan de buccale ligging menten niet dezelfde is (zie figuur 39.2 en 39.3). Vooral
van de eerste premolaar. de hoektanden hebben een lange eruptieweg.
De eerste blijvende molaar ondervindt wat kiemlig- Voor het merendeel van de blijvende gebitselementen
ging betreft weinig problemen. De ruimte voor de kie- geldt dat in een bepaalde fase het eruptieproces samen-
men van de tweede en derde molaar neemt in deze valt met de resorptie van de melkvoorgangers. Waar en
Tabel 39.1 Tijdstip van doorbreken van de blijvende elementen (bron: Nijmeegs Groeionderzoek 1979).
jongens meisjes
gemiddeld sd n gemiddeld sd n
bovenkaak
onderkaak
buccaal terug, in het bijzonder bij de bovenpremolaren, Zowel de volgorde als het tijdstip van doorbraak van
en wordt eerst het buccale kroongedeelte zichtbaar. premolaren en hoektand varieert, waarbij bepaalde
Enkele weken of maanden nadat de melkvoorganger volgorden vaker voorkomen dan andere, maar waarbij
verloren is gegaan, breken de blijvende hoektanden en geen enkele theoretisch denkbare volgorde moet worden
incisieven door. Na verlies van het melkelement wordt uitgesloten. De doorbraak van de eerste blijvende mo-
de ontstane wond met gingiva bedekt. Later breekt de laar staat min of meer apart, maar het tijdstip kan va-
blijvende opvolger door, waarbij de gingiva zich terug- riëren. Het tijdstip van doorbreken van de tweede blij-
trekt, zodat in een relatief korte tijd een groot gedeelte vende molaar speelt een rol bij de wisseling van melk-
van de kroon zichtbaar wordt. molaren (Van der Linden, 1978) en wordt dan ook
meestal bij de doorbraakvolgorde van premolaren en
Na doorbraak in de mondholte komen de kronen van de hoektand betrokken.
gebitselementen min of meer in hetzelfde horizontale
vlak. Of een doorbrekend gebitselement een goede po- Na doorbraak in de mondholte erupteren de elementen
sitie in de tandboog kan innemen, hangt af van de be- verder. In deze fase wordt het eruptieproces beı̈nvloed
schikbare ruimte voor de kroon op die plaats, maar ook door het contact met buurelementen, door de muscula-
van de ruimte die de wortel ter beschikking staat. tuur en ten slotte door het contact met de antagonisten.
Is er te weinig ruimte voor een doorbrekend element, Door het contact met buurelementen kan de eruptie wat
dan zal het een afwijkende positie innemen. Deze af- richting en snelheid betreft veranderen en soms zelfs
wijkende stand kan zich later nog herstellen wanneer vroegtijdig tot stilstand komen.
een naburig gebitselement wisselt. Zijn de naburige Het eerste contact met de antagonisten komt meestal
gebitselementen al blijvend, dan is de kans op een betere niet overeen met het einde van het eruptieproces. Het
positie gering. De doorbraakvolgorde speelt dus een rol betreffende element erupteert verder, waarbij de erup-
en is van meer belang als de beschikbare ruimte te klein tierichting zich kan wijzigen, afhankelijk van de plaats
is. De volgorde van doorbreken varieert bij de incisieven van zo’n eerste contact en van het reliëf in het occlusale
weinig: eerst de centrale incisieven, gevolgd door de patroon van de elkaar rakende elementen. Dit stadium
laterale incisieven. Het tijdstip waarop de incisieven wordt beschreven als een fase waarin de elementen een
doorbreken kan per individu echter sterk uiteenlopen evenwicht zoeken. Door het verschil in vorm van het
(zie tabel 39.1). occlusale patroon zijn de processen die zich hierbij in
150 Kindertandheelkunde deel 2
39
j
39:5a
j
39:5b
het front afspelen, gemakkelijker te beschrijven dan in doorbrekende incisieven kan, bij een terugliggende on-
het gebied van de (pre)molaren. Door de vorm van de derkaak, aanleiding zijn tot retrusie dan wel protrusie
frontelementen en de wijze waarop de incisieven van van de bovenincisieven.
onder- en bovenkaak normaal doorbreken, vindt een Afwijkende vorm en functie van de musculatuur
verandering van de eruptierichting vooral plaats in kunnen, naast de genoemde invloeden op de stand van
buccolinguale richting. De vorm van premolaren en de gebitselementen, ook skeletale veranderingen ver-
molaren brengt met zich mee dat niet alleen in het oorzaken.
vestibulolinguale vlak, maar ook in het sagittale vlak Bij kinderen die een beperkte luchtpassage hebben via
wijzigingen kunnen optreden. De hiergenoemde inde- de neus (grote adenoı̈den) en chronisch via de mond
ling is echter een grove. Gezien de talloze manieren ademhalen, kan de groei van de onderkaak relatief meer
waarop elementen met elkaar in contact komen, zijn verticaal zijn gericht, waardoor de kans op het ontstaan
evenzoveel bewegingen mogelijk. van een open beet groter wordt. Tevens zou de trans-
De wijze waarop het eerste contact tussen de gebits- versale ontwikkeling van de bovenkaak negatief worden
elementen van onder- en bovenkaak plaatsvindt, is be- beı̈nvloed.
halve van de hiervoor genoemde factoren, afhankelijk
van de relatie tussen de beide kaken. 39.1.6 van buiten komende factoren
Figuur 39.7 Prematuur verlies in een gebit met ongunstige ver- Trauma
houdingen. Vroegtijdig verlies door trauma betreft meestal de inci-
sieven in de bovenkaak. Wanneer melkincisieven verlo-
ren gaan, is het nadelige effect zoals dat hiervoor is
– trauma, of als gevolg van posttraumatische complica- beschreven, meestal gering. Het ontstane diasteem ver-
ties; andert weinig. Een bijkomend effect van een trauma
– extractie om ruimte te scheppen voor buurelementen. van melkincisieven kan een beschadiging van de kiem
van de opvolger zijn, met als gevolg mogelijke afwij-
Welke invloed vroegtijdig verlies van melkelementen kingen bij het eruptieproces (Andreasen, 2007).
heeft op de gebitsontwikkeling, hangt af van een aantal
factoren. De belangrijkste zijn: Extractie om ruimte te scheppen
– het tijdstip waarop het verlies plaatsvindt, namelijk Als derde en laatste punt is genoemd extractie bij
korter of langer dan twaalf maanden voor de natuur- ruimtegebrek. Bij het melkgebit speelt ruimtegebrek
lijke exfoliatie (zie paragraaf 39.1.4). geen rol, maar dat wordt anders wanneer de melkinci-
– de verhouding tussen de grootte van de elementen en sieven worden vervangen door blijvende incisieven. Is er
de kaak waarin ze zich bevinden, in het bijzonder de te weinig ruimte in de tandboog, dan kunnen de blij-
verhoudingen in het achterste gedeelte van de onder- vende incisieven niet de juiste positie in de tandboog
kaak (figuur 39.6 en 39.7). In dentities waar relatief innemen. Een gedrongen stand (overlappende, ge-
veel ruimte voor de elementen aanwezig is, heeft pre- draaide incisieven) is dan het gevolg. Soms is het ruim-
matuur verlies geen nadelig effect (figuur 39.8). tegebrek zo groot dat bij de eruptie van een blijvende
Vroegtijdig verlies heeft waarschijnlijk ook geen na- laterale incisief de naburige melkhoektand meeresor-
delig effect wanneer er sprake is van relatief grote beert en prematuur verloren gaat. De blijvende front-
melkelementen in mesiodistale zin ten opzichte van elementen hebben dan meer ruimte en kunnen een
de blijvende opvolgers en wanneer er diastemen aan- goede stand ten opzichte van elkaar innemen. In de
wezig zijn. Het nadelige effect van vroegtijdig verlies tweede wisselfase ontstaan dan problemen, omdat de
neemt progressief toe naarmate er minder ruimte in ruimte voor de blijvende hoektand te klein en soms zelfs
het melkgebit is (figuur 39.9). helemaal verdwenen is. Wanneer de blijvende incisieven
– welk element vroegtijdig verloren is gegaan. Verlies in een gedrongen positie staan, worden de melkhoek-
van melkincisieven heeft minder gevolgen dan verlies tanden nogal eens geëxtraheerd. Extractie levert dan
van melkmolaren en melkhoektanden. Er kan ook hetzelfde beeld op als het hiervoor beschreven prema-
onderscheid worden gemaakt tussen onder- en bo- ture verlies. Extractie is dan ook uitsluitend geı̈ndiceerd
venkaak. Bij vroegtijdig verlies van melkmolaren in wanneer het ruimtegebrek zodanig is dat later zeker één
de bovenkaak wordt het ontstane diasteem kleiner of meer blijvende elementen moeten worden opgeof-
door een mesiale opschuiving van het distaal van het ferd. In alle andere situaties is het beter voorlopig met
diasteem gelegen element. Vooral bij verlies van de een gedrongen stand van de blijvende incisieven genoe-
tweede melkmolaar in de bovenkaak schuift de eerste gen te nemen en pas in de tweede wisselfase handelend
blijvende molaar snel naar mesiaal (Richardson, 1965). in te grijpen. Extractie van één of meer blijvende
De opschuiving gaat veelal gepaard met een rotatie en gebitselementen in de tweede wisselfase kan in een en-
een kanteling. In de onderkaak daarentegen is de kel geval de verdere gebitsontwikkeling zodanig gun-
mesiale opschuiving niet zo groot als in de boven- stig beı̈nvloeden dat een orthodontische behandeling
kaak. Ook de mesiaal van het diasteem gelegen ele- niet nodig is. De voorwaarden waaraan een individuele
menten verschuiven naar distaal. gebitsontwikkeling moet voldoen om verdere behande-
– de doorbraakvolgorde. Prematuur verlies vertraagt ling te voorkomen door een dergelijke extractieproce-
soms de eruptie en de doorbraak van de opvolger (zie dure, worden later in dit hoofdstuk uiteengezet (zie
paragraaf 39.1.4). Als de tweede melkmolaar prema- paragraaf 39.3.5).
tuur verloren is gegaan, kan de tweede blijvende mo- In de periode na de eerste wisselfase moet soms een
152 Kindertandheelkunde deel 2
39
j
39:8 j
39:9
Figuur 39.8 Prematuur verlies zonder nadelig effect. Hetzelfde Figuur 39.9 Prematuur verlies met nadelige gevolgen. Hetzelfde
gebit als in figuur 39.6. gebit als in figuur 39.7.
beslissing worden genomen om de eerste blijvende mo- zichtbaar zijn, maar of dit ook tot latere afwijkingen zal
laar uitgebreid te restaureren, dan wel te extraheren. leiden, is nauwelijks voorspelbaar. Een en ander kan
Enkele factoren die bij zo’n beslissing een rol spelen, deel uitmaken van een syndroom. Het aantal aange-
komen in paragraaf 39.3.4 ter sprake. Na de eerste wis- legde melkelementen wijkt maar zelden af. Treedt er
selfase is trauma en verlies van één of meer blijvende agenesie in het melkgebit op, dan treft men in het blij-
incisieven in de bovenkaak nogal eens de oorzaak van vende gebit vaker agenesie aan (Ravn, 1971). Daarnaast is
een afwijkende gebitsontwikkeling (zie paragraaf 39.3.2 partiële of gehele anodontie geconstateerd bij ectoder-
en 39.3.4). male dysplasie.
Het tijdstip van het begin van de ontwikkeling van
melkelementen en de doorbraak ervan kan variëren (zie
39.2 Stadia van de dentale ontwikkeling en tabel 39.1). De meest voorkomende (35%) doorbraak-
de factoren die daarbij een rol spelen volgorde is: centrale onderincisief, centrale boveninci-
sief, laterale bovenincisief, laterale onderincisief, eerste
39.2.1 doorbraak melkelementen bovenmolaar, eerste ondermolaar, bovenhoektand, on-
derhoektand en tweede ondermolaar, tweede bovenmo-
In de periode van de gebitsontwikkeling waarbij voor laar (Kooy, 1982). De variatie in doorbraaktijden van
het eerst elementen direct zichtbaar worden, komen tijdelijke gebitselementen is onderzocht in samenhang
verhoudingsgewijs weinig problemen voor. Van de in de met de duur van de zwangerschap, gewicht en lengte bij
vorige paragraaf genoemde factoren speelt slechts een geboorte en de lichamelijke ontwikkeling op het tijdstip
enkele een rol van betekenis. van doorbraak. Uit de geringe samenhang van de di-
Over de kaakgroei en kaakrelatie kan worden opge- verse variabelen mag worden geconcludeerd dat de ont-
merkt dat in deze fase alleen ernstige groeistoornissen wikkeling van het melkgebit een min of meer onafhan-
een beslissende invloed hebben, zoals schisis, ankylose kelijk proces is (Kooy, 1982).
van het kaakgewricht en agenesie van de condylus. Het doorbraakproces wordt geassocieerd met veel
Naast deze ernstige groeistoornissen kan bijvoorbeeld verschijnselen, zoals darmstoornissen, slapeloosheid,
een sagittale onderontwikkeling van de bovenkaak huilen enzovoort. In het door Kooy (1982) verrichte on-
Orthodontie 153
derzoek is echter geen relatie tussen bovengenoemde bolisch dan cirkelvormig) hebben niet direct nadelige
effecten en het ‘krijgen van tanden’ gevonden. consequenties voor de doorbrekende blijvende incisie-
De ruimtelijke verhoudingen tussen kaken en melk- ven. Pas wanneer diastemen in het melkgebit ontbre-
elementen zijn meestal zodanig dat zowel bij de ont- ken, moet men bedacht zijn op problemen bij de verdere
wikkeling van de melkelementen binnen de processus gebitsontwikkeling.
als bij de doorbraak geen problemen ontstaan. Van Afgezien van een afwijkende kaakrelatie, kan de rela-
ruimtegebrek is nagenoeg nooit sprake. tie tussen de tandbogen op dentaal niveau worden ver-
In deze fase van de gebitsontwikkeling zijn diastemen stoord. Vooral in transversale zin passen de knobbels
een normaal verschijnsel. De omringende musculatuur van de onder- en bovenkaak soms niet goed in elkaar en
(tong, lip en wangen), en van buiten komende invloeden veroorzaken dan een dwangbeet.
als duim-, vinger- en speenzuigen hebben in deze fase Wanneer de ruimte voor de kiemen van de blijvende
nog weinig effect. Pas wanneer de melkelementen vol- incisieven erg klein is, kunnen afwijkingen ontstaan ten
ledig zijn doorgebroken en wat langer onder invloed opzichte van een normale gebitsontwikkeling. De ont-
staan van de hiervoor genoemde factoren, kunnen er wikkeling van de kiem van de centrale incisief kan dan
zichtbare effecten optreden. gepaard gaan met zowel resorptie van zijn melkvoor-
ganger als van de naburige laterale melkincisief. Het-
39.2.2 volledig melkgebit zelfde kan zich voordoen bij de ontwikkeling van de
laterale blijvende incisief, waarbij de melkhoektand re-
De periode waarin het melkgebit volledig is doorgebro- sorbeert. Dit vroegtijdige verlies van melkelementen is
ken, verloopt meestal zonder problemen. De grootte van een signaal voor latere problemen (zie paragraaf 39.1.6).
de onder- en bovenkaak neemt in sagittale zin geleide- Zoals aan het einde van paragraaf 39.1.5 is beschreven,
lijk toe, daarmee plaatsmakend voor de zich ontwikke- krijgen gebitselementen na doorbraak te maken met de
lende eerste blijvende molaren. Hetzelfde geldt voor de invloed van de omringende musculatuur, maar in deze
verticale dimensie, waarbij een toename ten goede komt fase van de gebitsontwikkeling is die invloed gering.
aan de zich ontwikkelende incisieven, hoektanden en Afwijkingen waarvan de oorzaak in een abnormale
premolaren van het blijvende gebit. Zijn er in deze pe- functie van die musculatuur zou kunnen worden ge-
riode direct in de mond weinig veranderingen te zien, in zocht, komen zelden voor. Anders is dat voor afwijkende
de kaken gebeurt er veel. gewoonten, zoals duim- en vingerzuigen. Afhankelijk
Voor de kiemen van de blijvende gebitselementen is van de manier en van de frequentie van het zuigen,
verhoudingsgewijs weinig ruimte beschikbaar (zie fi- kunnen reeds op deze leeftijd beginnende afwijkingen
guur 39.1 en 39.2). Die verhouding is in de bovenkaak in de tandstand worden aangetroffen.
ongunstiger dan in de onderkaak, zoals hiervoor be- Ook fronttraumata en verlies van één of meer melk-
schreven. De tandbogen van het volledige melkgebit incisieven komen in deze periode ter sprake, waarbij
zijn normaal halfrond en worden gekenmerkt door de vooral de bijkomende mogelijke aantasting van de blij-
aanwezigheid van diastemen. De as van de melkele- vende kiemen invloed heeft op de latere wisseling. Op
menten staat daarbij min of meer loodrecht op het oc- zevenjarige leeftijd is er bij 30% van de kinderen sprake
clusievlak. Afwijkingen in boogvorm (bijv. meer para-
j
39:10a j
39:10b
geweest van een trauma in het melkgebit (Andreasen, De ontwikkeling en vooral de mineralisatie van de kro-
2007). nen van de eerste blijvende molaren zijn soms zodanig
dat langdurig behoud van deze elementen twijfelachtig
39.2.3 eerste wisselfase wordt. Extractie van deze elementen beı̈nvloedt de ge-
bitsontwikkeling ingrijpend (zie paragraaf 39.3.3).
In de eerste wisselfase spelen de meeste van de in para- Zoals in paragraaf 39.2 is beschreven, liggen de kiemen
graaf 39.1 genoemde factoren een duidelijke rol. De van de blijvende incisieven vaak opeengedrongen in de
j
39:11
j
39:12
Figuur 39.11 Positie van de blijvende elementen ten opzichte Figuur 39.12 Positie van blijvende gebitselementen ten opzichte
van de melkelementen op vier- à vijfjarige leeftijd. van melkelementen op acht- à negenjarige leeftijd.
Orthodontie 155
een dwangbeet, ‘end-to-end’-frontrelaties en een vlak schijnlijk problemen zullen ontstaan. In de onderkaak
profiel. is dit veel minder het geval. Of er problemen ontstaan,
In deze periode zijn zowel in verticale als in trans- hangt af van de onderlinge verhouding in de mesiodis-
versale zin weinig veranderingen te constateren. Reeds tale afmetingen van de melkelementen en in die van
aanwezige afwijkingen in verticale en transversale zin hun opvolgers. Waar deze problemen zich voordoen,
kunnen verergeren dan wel afnemen, maar dit gaat vaak heeft dit te maken met de doorbraakvolgorde. Van de
zeer geleidelijk. uitwendige factoren die in deze fase een rol spelen, zijn
In de kaken ontwikkelen zich de kiemen van blij- traumatische beschadigingen van de bovenincisieven en
vende hoektand, premolaren en tweede molaar gestaag prematuur verlies van melkmolaren de belangrijkste.
in verticale zin (figuur 39.12). Daarnaast verandert hun Op veertienjarige leeftijd heeft 20% van de kinderen
onderlinge positie, vooral in verticale zin. Deze veran- (Andreasen et al., 2007) al een traumatische beschadi-
deringen hebben hun weerslag op de in de mond zicht- ging van de frontelementen opgelopen.
bare gebitselementen. Door de vorm van onder- en bo- Kinderen met ‘vooruitstekende’ bovenincisieven heb-
venkaak beı̈nvloeden de blijvende hoektand en de inci- ben een grotere kans op een beschadiging dan kinderen
sieven elkaar. Vooral in de bovenkaak liggen de kiem met een normale occlusie. Verlies van één of meer inci-
van de hoektand en de wortel van de laterale incisief sieven heeft vanzelfsprekend invloed op het vervolg van
dicht tegen elkaar. de gebitsontwikkeling. In het algemeen wordt ernaar
De eruptie van de hoektand veroorzaakt een verande- gestreefd de tandbogen zodanig te herstellen – door
ring in de stand van de laterale incisief, namelijk een elementen naar mesiaal te verschuiven – dat een pro-
verplaatsing naar mesiaal als er ruimte beschikbaar is in thetische vervanging kan worden voorkomen. Prema-
het front. Weinig ruimte binnen de processus heeft tuur verlies zal bij het afnemen van de cariësfrequentie
waarschijnlijk ook invloed op de doorbraakvolgorde. In een steeds kleinere rol gaan spelen.
aanleg bevindt de kiem van de blijvende hoektand zich
het verst van het occlusale vlak. Door ruimtegebrek De gevolgen van prematuur verlies van melkmolaren is
binnen de processus kan de kiem als het ware opgeslo- een controversieel onderwerp. Sommige auteurs bewe-
ten raken, in zijn eruptierichting worden belemmerd en ren dat de schade meestal gering is, andere pleiten voor
vertraagd doorbreken (zie paragraaf 39.1.3). Over het het direct plaatsen van apparatuur om het ontstane di-
algemeen is de ruimte binnen de processus in de bo- asteem open te houden (Macena et al., 2011). Feit is ech-
venkaak ter plaatse van de hoektand het kleinst. Afwij- ter dat in sommige gevallen prematuur verlies niet tot
kingen in de ligging van de kiem van die hoektand ruimteverlies leidt en in andere situaties wel (Van der
hebben dan ook meer gevolgen dan bij andere elemen- Linden, 2010).
ten. Afgezien van de derde molaren is de blijvende bo- Zoals beschreven in paragraaf 39.1.6, speelt een aantal
venhoektand het element dat het meest frequent gere- factoren een rol bij de gevolgen van prematuur verlies,
tineerd is De eruptie en doorbraak van de premolaren namelijk tijdstip van verlies, ruimtelijke verhoudingen
zijn constanter, omdat die min of meer beschut liggen en welk element. Het registreren van deze factoren kan
tussen de wortels van hun voorgangers. Distaal achter helpen bij de beslissing of een melkelement met veel
de tandboog ontwikkelt zich de tweede blijvende mo- moeite behouden moet worden, of dat extractie op zijn
laar. De vorm van de kaken brengt met zich mee dat plaats is, zonder al te veel risico voor de verdere gebits-
wanneer de sagittale groei van de kaak weinig ruimte ontwikkeling. Is extractie niet te vermijden, dan is in
laat voor de eruptie van de tweede molaar, dit in de die gevallen waar meer factoren een ongunstige invloed
onderkaak op meer moeilijkheden zal stuiten dan in de hebben, het nemen van een aantal maatregelen geı̈ndi-
bovenkaak. De tandboog in de bovenkaak is in deze ceerd. Deze maatregelen zijn beschreven in paragraaf
periode in de zijdelingse delen aaneengesloten, terwijl 39.3.3.
diastemen tussen de blijvende incisieven niet abnormaal
zijn. In de zijdelingse delen van de onderkaak is de 39.2.5 tweede wisselfase
tandboog ook aaneengesloten, maar een gering ruimte-
gebrek in de incisiefstreek komt vaak voor. De processen die in de tweede wisselfase plaatsvinden,
De diastemen in het bovenfront komen ten goede aan bepalen voor een belangrijk deel hoe het blijvende gebit
de blijvende hoektand, wanneer die als laatste element er ten slotte zal uitzien. Dit geldt zowel voor de posities
doorbreekt en de melkcuspidaat slechts weinig ruimte van de elementen binnen de tandboog (kaak), als voor de
in mesiodistale zin heeft achtergelaten. Het ruimtege- relatie die de gebitselementen van onder- en bovenkaak
brek in het onderfront kan minder worden wanneer de ten opzichte van elkaar innemen. Wat dit laatste betreft,
wisseling gunstig verloopt en er in mesiodistale zin kan er nogal wat veranderen. De tweede wisselfase valt
ruimte vrijkomt bij wisseling van de tweede melkmo- over het algemeen samen met de periode waarin het
laar. lichaam versneld groeit. Dat geldt ook voor het hoofd;
Ruimtegebrek in het bovenfront in de fase van de ge- de relatie tussen onder- en bovenkaak kan zich in deze
mengde dentitie is een teken dat er later hoogstwaar- periode wijzigen. Gelet op de bestaande kaakrelatie, kan
156 Kindertandheelkunde deel 2
men zich wel een oordeel vormen over de mate en de in de tandboog is. Vooral voor de positie van deze ele-
richting van de groei van beide kaken en over de onder- menten is ruimtegebrek dan nadelig.
linge verschillen. Daarbij is er over het algemeen een Bij ruimtegebrek is de doorbraakvolgorde van belang
kleine kans dat duidelijke afwijkingen in de kaakrelatie voor de uiteindelijke positie van de elementen. Wanneer
worden gecorrigeerd in de fase van versnelde groei, en er voldoende ruimte in de tandboog is, kunnen de blij-
moet eerder met een voortzetting van hetzelfde groei- vende elementen min of meer onafhankelijk van elkaar
patroon rekening worden gehouden. Het is niet moge- doorbreken en een goede positie in de tandboog inne-
verschuivingen in de rest van de tandboog, is een vraag geen directe nadelige gevolgen voor de ruimte in de
die niet eenduidig kan worden beantwoord. tandboog. Problemen kunnen ontstaan wanneer ook de
Onderzoeken waarbij de derde ondermolaar aan één kiemen van de blijvende elementen zijn getroffen. Een
zijde wel en aan de andere zijde niet werd verwijderd, dergelijk trauma kan leiden tot afwijkingen in het
wijzen op een verhoogde kans op toename van ‘crowd- eruptieproces. In deze periode is ingrijpen echter
ing’ aan de zijde waar niet werd geëxtraheerd. Ook de meestal niet geı̈ndiceerd. Men moet wachten tot de
ruimte die distaal van de tweede molaar aanwezig is eerste wisselfase, waarbij rekening moet worden ge-
lijkt hierop van invloed; minder ruimte geeft meer kans houden met een vertraagde doorbraak op grond van het
op toename van ‘crowding’ (Lindquist enThilander, feit dat de voorganger prematuur verloren is gegaan.
1982). Bovendien wordt vaak verondersteld dat ook de In het melkgebit kunnen afwijkende gewoonten zoals
wijze waarop de gebitselementen in de tandboog met duim- en vingerzuigen een abnormale tandstand ver-
elkaar contact maken, het verschuiven van die gebits- oorzaken. Het stoppen van dergelijke gewoonten is
elementen beı̈nvloedt. Het contact tussen de hoektand weliswaar gunstig voor een goede wisseling van het
en de laterale incisief, waarbij de hoektand iets buccaal front, maar men moet daarbij niet te veel dwang uitoe-
van de laterale incisief staat, zou verschuiving in de fenen. Het is aan te bevelen het kind in een vroeger
hand werken. De hoektand zou dan, wanneer er vanaf stadium van de ontwikkeling te laten overschakelen van
distaal druk wordt uitgeoefend, gemakkelijker langs de duim- of vingerzuigen naar fopspeenzuigen. Kinderen
laterale incisief glijden en ‘crowding’ ter plaatse verer- stoppen eerder met speenzuigen dan met duim- of vin-
geren. gerzuigen.
39
j
39:13b
j
39:13a
j
39:14
j
39:15a j
39:15b
verkleind. Ook de asrichting van de onder- en boven- sagittale afwijking minder ernstig is, langer met een
incisieven in sagittale zin speelt een rol bij de beoorde- behandeling worden gewacht. Daarbij gelden als crite-
ling of de afwijking meer skeletaal dan wel meer dentaal ria dat een behandeling zo kort mogelijk moet zijn en
is. Een sagittale afstand tussen onder- en bovenincisie- dat een behandeling pas definitief is afgesloten als alle
ven kan bijvoorbeeld berusten op een afwijkende as- blijvende elementen (de derde molaar uitgezonderd)
richting – protrusie van de bovenincisieven, en/of re- zijn doorgebroken en de kaakgroei niet meer als een
trusie van de onderincisieven – waarvan de correctie een risicofactor wordt gezien.
dentaal karakter heeft en de behandeling minder leef-
tijdsgebonden is. Over het algemeen zal naarmate de
Orthodontie 159
Afwijkingen in verticale zin zijn de diepe beet en de 2% van alle kinderen agenesie van één of beide blijvende
open beet. Een diepe beet komt meestal pas in de tweede laterale incisieven in de bovenkaak kan worden ver-
wisselfase in aanmerking voor een behandeling. Een wacht. Bij een dergelijke agenesie zijn de symptomen:
open beet kan in deze fase al worden benaderd wanneer persistentie van de laterale melkincisieven na 7,4 jaar
er duidelijk functionele factoren een rol spelen. Men (gemiddeld) en/of het niet-doorbreken van de blijvende
kan in deze fase bijvoorbeeld proberen het duim- of laterale incisieven na (gemiddeld) 8,2 jaar. Een bijko-
vingerzuigen te laten afwennen, een afwijkend slikpa- mend symptoom van agenesie kan zijn het doorbreken
troon te corrigeren of de mondademhaling te laten van de blijvende centrale incisieven met een centraal
overgaan naar een neusademhaling. Als dergelijke cor- diasteem, hetgeen resulteert in het verlies van de late-
recties slagen, waarbij het verwachtingspatroon niet rale melkincisieven. Dit diasteem blijft bestaan, in te-
hooggespannen moet zijn, treedt soms al een spontane genstelling tot de normale situatie, omdat er geen me-
verbetering op in de verticale kaakrelatie. In transver- siale druk kan worden uitgeoefend door de laterale in-
sale zin kunnen de eerste blijvende molaren een afwij- cisieven.
kende occlusie vertonen. In geval van een bijkomende Bij unilaterale agenesie van een blijvende laterale in-
dwangbeet is handelend ingrijpen geboden; meestal cisief in de bovenkaak is de aanwezige contralaterale
expansie in de bovenboog. incisief vaak sterk gereduceerd in grootte, soms tot een
kegeltand. Dit heeft tot gevolg dat zonder orthodonti-
In deze fase zijn afwijkingen in de stand van de blij- sche behandeling zelden een goede occlusie zonder
vende incisieven binnen een kaak heel normaal (zie pa- middenlijnverschuiving tot stand komt.
ragraaf 39.2.3). Symptomen van duidelijk ruimtegebrek Bij 0,3% van alle kinderen kan men ook agenesie van
zijn onder andere het vroegtijdige verlies van melk- blijvende centrale incisieven in de onderkaak verwach-
hoektanden bij de doorbraak van blijvende laterale in- ten, hetgeen in de eerste wisselfase kan worden ontdekt.
cisieven en het ontbreken van diastemen of de aanwe- De voornaamste symptomen zijn persistentie van de
zigheid van overlappende incisieven in het bovenfront. melkincisieven na (gemiddeld) 5,6 jaar en/of geen door-
Soms moet in deze fase al worden beslist over het op- braak van de blijvende incisieven na (gemiddeld) 6,5
offeren van een blijvend element op latere leeftijd (bijv. jaar.
de 14 en 24) en kan een behandeling in de vorm van een Om het probleem van agenesie op te lossen, heeft men
serie-extractie worden ingezet. Een dergelijke proce- een aantal mogelijkheden:
dure heeft als doel het ruimtegebrek op een eenvoudige – sluiten van het diasteem door elementen in het be-
wijze te bestrijden en het gebruik van apparatuur te treffende kwadrant op te schuiven naar mesiaal;
minimaliseren. Wil een serie-extractie (eerst de 53, 63, – een prothetische voorziening;
later de 54, 64 en de 14, 24) kans van slagen hebben, dan – autotransplantatie;
moet een gebit aan enkele voorwaarden voldoen: – een combinatie van de hiervoor genoemde mogelijk-
– geen mediaanlijnverschuiving tussen onder- en bo- heden.
venkaak;
– een halve premolaarbreedte disto-occlusie bij de mo- De keuze welke oplossing de beste is, hangt van een
laren; aantal factoren af, namelijk:
– normale sagittale overbeet (hoogstens 5 mm); a Welk element is agenetisch?
– mesiale eruptierichting van de 13 en 23; b Hoe is de kwaliteit van het persisterende melkele-
– ruimtegebrek per kwadrant ongeveer 3 tot 4 mm. ment?
c Is er ruimtegebrek dan wel ruimteoverschot in een
Wanneer de procedure ook in de onderkaak wordt toe- kaak?
gepast, moet worden uitgegaan van: d Hoe is de kaakrelatie?
– een neutro-molaarocclusie; e Is een orthodontische behandeling om andere rede-
– sagittaal contact tussen onder- en bovenincisieven. nen geı̈ndiceerd?
Bij een overschot aan ruimte wordt meestal afgewacht Ad a Welk element is agenetisch? Als vuistregel geldt dat
tot de tweede wisselfase is voltooid. naarmate het aantal niet-aangelegde elementen in een
Over afwijkingen van het aantal elementen in het kwadrant toeneemt, een combinatie van orthodontische
melkgebit hoeft men zich in de dagelijkse klinische si- en prothetische behandeling noodzakelijker wordt.
tuatie zelden zorgen te maken. Bij onderzoek van een Bij agenesie van één element is sluiting van het dia-
kind in de eerste wisselfase (6 tot 8,5 jaar) daarentegen is steem aan te bevelen, zeker wanneer er geen andere
een systematische aanpak gewenst. Bij een duidelijke duidelijke afwijkingen zijn. Vaak zal het element dat de
afwijking van de normale doorbraaktijd en -volgorde plaats van het agenetische element inneemt, in vorm
moet een röntgenfoto worden gemaakt. Bij voorkeur moeten worden aangepast, bijvoorbeeld door beslijping
een orthopantomogram. of met behulp van een composietopbouw. Autotrans-
Het is van belang zich te realiseren dat bij ongeveer
160 Kindertandheelkunde deel 2
j
39:17a j
39:17b
j
39:18
j
39:17c
Figuur 39.17a-c Afwijkende kiemligging van de 21 door trauma in het melkgebit op 10 jr en 6 mnd en twee jaar gevolgd. Daarna
‘vrijgelegd’ en in de tandboog gereguleerd. Zie figuur 39.18.
Figuur 39.18 Verschil gingivale aanhechting. De 21 is vrijgelegd en orthodontisch gereguleerd. De composiet is aangebracht vanwege
retentieplaat ’s nachts.
het element beter worden gewacht. Verwijdering bij nog problemen voordoen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een
niet volgroeide wortels kan nadelige gevolgen hebben sterk afwijkende stand van een laterale bovenincisief;
voor verdere wortelformatie. men moet daarbij alert zijn op een afwijkende ligging
Ten slotte moet worden opgemerkt dat inkorten van van de hoektand.
het frenulum labii superioris bij een centraal diasteem Door de processus ter plaatse te palperen is het mo-
in de eerste wisselfase meestal prematuur is, omdat het gelijk zich daaromtrent een indruk te vormen. Wanneer
diasteem bij de doorbraak van de hoektanden zich men buccaal niets, dan wel te ver naar mesiaal of zelfs
spontaan kan sluiten. palatinaal of linguaal een verdikking voelt, kan dit wij-
zen op een foutieve eruptierichting van de hoektand.
39.3.4 afwijkingen in de fase van de Ook een verschil in stand van de linker en de rechter
gemengde dentitie laterale incisief kan hiervoor een aanwijzing zijn. Als dit
ook röntgenologisch wordt bevestigd, is het raadzaam
Bij afwijkingen waarbij sprake is van een onjuiste relatie de melkvoorganger te extraheren en eventueel een
tussen de onder- en bovenkaak zal men meestal in deze headgear te plaatsen om de ruimte open te houden of te
fase met de behandeling beginnen. Ook hier geldt weer vergroten. Dit biedt een grote kans op een normale
dat naarmate de kaakrelatie minder afwijkt, de behan- doorbraak van de hoektand en voorkomt mogelijk ver-
deling langer kan worden uitgesteld. dere schade in de vorm van wortelresorptie van de late-
In deze periode vinden, zoals in paragraaf 39.2.4 is rale incisief (Ericson en Kurol, 2000; Kurol, 2002). Een
beschreven, weinig echte veranderingen in de tandboog afwijkende resorptie van de melkmolaren en een afwij-
plaats. Er zullen dan ook weinig nieuwe afwijkingen kende eruptierichting van de premolaren zijn in deze
ontstaan. In de processus, waar zich een actief eruptie- periode in de mond moeilijk te constateren.
en resorptieproces afspeelt, kunnen zich echter wel
162 Kindertandheelkunde deel 2
Een afwijkende eruptie – te veel mesiaal getipt – van de den. Extractie van de eerste bovenmolenaar leidt
eerste bovenmolaar uit zich in een duidelijke infraposi- meestal niet tot problemen met de antagonist, omdat de
tie, waarbij vaak de distale wortel van de tweede melk- occlusieverhouding dat bij een normale kaakrelatie be-
molaar is geresorbeerd. Correctie kan bestaan uit een lemmert.
interceptieve behandeling waarbij de molaar naar dis- Bij een distorelatie leidt extractie van een eerste blij-
taal wordt getipt. Als dit niet direct mogelijk is dan is vende molaar in de onderkaak tot meer risico. Er is een
eerst extractie van de tweede molaar geı̈ndiceerd en na grotere kans op een distale verschuiving van het onder-
blijvend element worden overwogen. Bij die overweging van het frenulum. Vaak moet de verticale relatie in het
spelen verscheidene aspecten mee, zoals: front ook worden gecorrigeerd door het opheffen van de
– waar het ruimtegebrek tot uiting komt (front-, pre- diepe beet.
molaar- of molaarstreek);
– de relatie van de kaken en tandbogen; Zoals in paragraaf 39.2.4 is beschreven, is de door-
– de kwaliteit van de afzonderlijke gebitselementen; braakvolgorde pas van belang wanneer ruimtegebrek
– de esthetiek; dreigt.
– de wijze van behandelen na extractie. In de onderkaak moet men erop aansturen de ruimte
die bij het wisselen van de tweede melkmolaar ontstaat,
Aan de hand van enkele voorbeelden kan duidelijk zo goed mogelijk te benutten. Een doorbraakvolgorde
worden wat hiermee wordt bedoeld. 3-4-5-7 is daarbij het gunstigst. Het mesiaal ‘slicen’ van
Bij een sterk ineengedrongen stand van het boven- de tweede melkmolaar kan dan een handeling zijn om
front is extractie van een element zo dicht mogelijk bij de ruimtewinst meer mesiaal in de tandboog te houden.
het front aan te bevelen. De eerste premolaar is dan de Bij prematuur verlies en bij het dichtschuiven van de
eerste keus, maar uit esthetische overweging kan voor benodigde ruimte is het plaatsen van een ‘space main-
de tweede premolaar worden gekozen. In dit laatste ge- tainer’ gewenst. Dit geldt vooral wanneer de tweede
val wordt de behandeling langer. In specifieke situaties molaar eerder doorbreekt dan de tweede premolaar of
kan de keus vallen op extractie van een laterale boven- wanneer in het front een ongunstige verschuiving
incisief. Dit vergroot de kans op een spontane correctie plaatsvindt (diepere beet, mediaanlijnverschuiving; zie
en dan kan worden volstaan met een korte behandeling. ook paragraaf 39.3.4).
Noodzakelijke esthetische aanpassingen van de front- In de bovenkaak is het bij dreigend ruimtegebrek en
elementen beı̈nvloeden de keus. afwezigheid van diastemen in het front verstandig er-
Extractie in het front is bijvoorbeeld niet aan te be- voor te zorgen dat de eerste molaar niet naar mesiaal
velen bij een mesiorelatie, omdat de kans groot is dat schuift. Omdat de premolaren doorgaans eerder door-
deze afwijking daardoor wordt versterkt tot zelfs een breken dan de hoektand, verplaatst de eerste molaar
omgekeerde frontbeet. Daarentegen werkt extractie van zich gemakkelijk naar mesiaal. Bij doorbraak van de
een molaar in plaats van de incisief omgekeerd: de relatief grote hoektand is er een nadelig effect op de
spontane correctie is minder, de behandeling duurt veel stand van de incisieven. Een 045-boog (lipbumper) of
langer en is bij een mesiorelatie minder van invloed op gedurende korte tijd een ‘headgear’ op de 16/26 is dan
de occlusie in het front. Vaak moet het één tegen het geı̈ndiceerd, mits de occlusie met de 46/36 dit toelaat.
ander worden afgewogen bij de bepaling welk gebits-
element geëxtraheerd zal worden. De gevolgen van een In deze fase van de gebitsontwikkeling moeten ankylo-
extractie blijven niet beperkt tot de directe omgeving. tische melkmolaren worden geëxtraheerd wanneer de
Op de lange duur kunnen verschuivingen in de gehele infrapositie zodanig is dat de buurelementen als het
tandboog ontstaan. Daarom moet extractie van een ele- ware over de kroon van het melkelement kantelen en
ment een onderdeel zijn van een totaal behandelplan en ‘submerging’ dreigt. Ankylose met een geringe infrapo-
niet een op zichzelf staande ad-hocbeslissing. sitie veroorzaakt meestal geen storing in het eruptie- en
doorbraakpatroon van de blijvende opvolger. Wanneer
Een ruimteoverschot wordt meestal in deze fase van de de wisseling uitblijft, is het aan te bevelen een röntgen-
gebitsontwikkeling duidelijk. Aan het einde van de foto te maken om afwijkingen in het resorptie- en
tweede wisselfase kunnen geringe diastemen bij de pre- eruptieproces op te sporen. Een afwijkend resorptie- en
molaren nog wel verdwijnen bij doorbraak van de eruptiepatroon kan zich ook uiten in een duidelijk af-
tweede molaren, maar de verhoudingen in het front wijkende positie van buurelementen. Extractie van het
veranderen niet meer zo veel. Behandelingen van ruim- melkelement is vaak voldoende, maar het proces moet
teoverschot – het sluiten van de aanwezige diastemen – goed worden gevolgd. Een ‘space maintainer’ is aan te
gaan meestal gepaard met uitgebreide vaste apparatuur. raden als ruimteverlies dreigt. Elementen die een te
De richting van waaruit men de elementen naar elkaar sterk afwijkende eruptierichting vertonen en waarvoor
toeschuift, heeft invloed op het resultaat. Vaak speelt de extractie van de voorganger geen oplossing biedt, moe-
tong een rol in het geheel en geeft het sluiten van de ten of worden verwijderd of chirurgisch worden ‘vrij-
diastemen van het front naar distaal een grote kans op gelegd’ en gereguleerd. Vaak betreft dit de bovenhoek-
recidief. De diastemen moeten dan vanaf distaal worden tand. Wanneer bij de regulatie ook nog een buurelement
gesloten. Ook het sluiten van het beruchte centrale dia- moet worden geëxtraheerd, is het verstandig dit pas te
steem in de bovenkaak is nu in een beslissende fase. doen wanneer men er zeker van is dat het ‘vrijgelegde’
Zolang de bovenhoektanden nog niet volledig zijn element ook werkelijk van positie verandert. De prog-
doorgebroken, is kans op spontane sluiting aanwezig. nose hiervoor is gunstiger naarmate de patiënt jonger is.
Daarna kan sluiting door middel van een orthodonti-
sche behandeling plaatsvinden, eventueel met correctie
164 Kindertandheelkunde deel 2
Agenesie van een of meer premolaren, voornamelijk lijk zijn dat slechts zelden aan al deze voorwaarden
tweede premolaren, komt zo vaak voor (bij ongeveer wordt voldaan.
4,4% van alle kinderen) dat men zou kunnen overwegen Bij complexere afwijkingen is het, zoals al opgemerkt,
bij ieder kind een orthopantomogram te maken. Een ideaal als in deze fase het skeletale deel is gecorrigeerd
optimaal tijdstip daarvoor is kort na de eerste wisselfase, en de dentale correctie kan aanvangen.
zodat men behandelmogelijkheden zoals spontaan op-
schuiven na extractie van melkelementen of autotrans- 39.3.6 afwijkingen in het volledig blijvend
behandeling erop gericht beide tandbogen of gedeelten een orthodontische behandeling een vervolgbehande-
daarvan zodanig te wijzigen dat ze tijdens de chirurgi- ling voorkomt, of eenvoudiger maakt, is dit waardevol
sche ingreep goed ten opzichte van elkaar kunnen wor- en effectief. Duidelijke afwijkingen in de relatie tussen
den geplaatst. Na de operatie zullen dan nog indivi- onder- en bovenkaak hebben baat bij een start van de
duele tandstandcorrecties en retentie nodig zijn. Het behandeling vóór de groeiperiode. Het beste is het als
optimale tijdstip voor een dergelijke behandeling is af- correctie ervan voor het einde van tweede wisselfase kan
hankelijk van de aard van de afwijking in relatie tot de worden bereikt. In geval van ruimtegebrek speelt altijd
nog te verwachten groei. De groei van de kaken kan met de vraag of er ruimte gewonnen kan worden en zo niet,
name bij mannen nog lang doorgaan, waardoor een te waar en wanneer extractie moet plaatsvinden. Door het
vroeg geplande chirurgische correctie op termijn niet voortschrijdend inzicht en door de technische vooruit-
het beste resultaat biedt. gang zijn extracties bij ruimtegebrek tegenwoordig
minder nodig. In de periode van eruptie van de premo-
Ook bij patiënten met multipele agenesie kan men nu laren kan een buitenbeugel een waardevol instrument
pas met een definitieve behandeling beginnen. Ook hier zijn om extractie in de bovenkaak te vermijden. Zo’n
speelt de groei – met name de verticale verandering van behandeling moet dan starten voordat de tweede mola-
de processus alveolaris – mee bij het bepalen van het ren doorbreken. Een ander belangrijk aspect is het uit-
juiste tijdstip. Omdat bij de correctie van een dergelijke voeren van de behandeling op een, voor optimale me-
afwijking vaak gebruik wordt gemaakt van implantaten dewerking, gunstige leeftijd. De ervaring leert dat de
is te vroeg behandelen een risico voor het resultaat op de laatste klassen van de basisschool hiervoor uitermate
lange termijn. geschikt zijn. Op basis van deze uitgangspunten is altijd
wachten ‘tot-alles-is-gewisseld’ achterhaald. Bij elke
39.3.7 wanneer behandelen patiënt moet evenwel een individuele afweging gemaakt
worden waarbij ook alle ‘kosten en baten’ meegewogen
Vroeg orthodontisch (interceptief) ingrijpen, rond de worden. Protocollaire aanpak van dit soort afwegingen
eerste wisselfase, is onder andere te overwegen bij con- gaat per definitie voorbij aan de individuele voorwaar-
statering van een geı̈mpacteerd element, een overtollig den die per patiënt verschillen. Als leidraad voor de
element, agenesie, een kruisbeet (in front of molaar- beslissing omtrent het tijdstip van behandelen kan de in
streek), een dwangbeet, en een grote sagittale overbeet figuur 39.19a en b weergegeven indicatiekaart dienen.
met incompetente lipsluiting. Als een vroege inzet van
j
39:19a
Figuur 39.19a Voorzijde signaleringskaart met de belangrijkste afwijkingen (met dank aan B. Njio).
166 Kindertandheelkunde deel 2
39
j
39:19b
Figuur 39.19b Achterzijde signaleringskaart, waarop aangegeven de relatie tussen afwijking en behandeling. Groen: geen behandeling.
Oranje: observatie of behandelplan. Rood: behandelplan of behandeling (met dank aan B. Njio).
Daarnaast is een belangrijk aspect dat een beugelbe- een middel om dit aan de orthodontist voor te leggen.
handeling volledig is geaccepteerd. Het dragen van een Het uitwisselen van beeld (röntgen en fotografisch) als-
buitenbeugel of vaste apparatuur wordt al lang niet mede andere informatie betreffende de patiënt is tegen-
meer als stigmatiserend beleefd. Het gebruik van vaste woordig zeer eenvoudig. Zelfs zonder aanwezigheid van
apparatuur is bovendien vaak te prefereren boven de de patiënt zijn ‘op afstand’ behandelingsbeslissingen
uitneembare apparatuur. Dat komt onder andere door goed te ondersteunen.
de technische vooruitgang in de vaste apparatuur.
Daarmee is de tandverplaatsing nauwkeuriger en selec-
tiever te sturen. De beugelkrachten zijn zeer precies af te Richtlijnen
meten en driedimensionaal te richten, zodat de ge-
wenste tandverplaatsing optimaal verloopt. Men is ook – Een omgekeerde frontbeet kan berusten op een afwij-
minder afhankelijk van de medewerking van de patiënt. kende tandstand, maar kan ook een symptoom zijn
Voornoemde voordelen zijn er alleen als de behandelaar van een afwijkende kaakrelatie.
biomechanisch inzicht heeft, en dat toepast. Naast de – Als de eerste molaren in een kruisbeet occluderen, is
groeiende technische mogelijkheden, en de ‘secular behandeling aan te raden als de kruisbeet een
trend’, is de sterk groeiende gebitsbewustheid een be- dwangbeet veroorzaakt.
langrijke drijfveer voor behandeling van gebitsproble- – Vroegtijdig signaleren van een geretineerde boven-
men. Orthodontie is daar geen uitzondering op. hoektand en extractie van de voorganger leidt in veel
Er zijn diverse redenen die vroeg orthodontisch in- gevallen tot een normale doorbraak.
grijpen vanzelfsprekend maken. Het blijft echter essen- – Bij ruimtegebrek is extractie van een element een on-
tieel voor elke casus een individuele afweging te maken. derdeel van een totaal behandelplan en niet een op
Daarbij moeten het gebit en de patiënt (en ouders) wor- zichzelf staande ad-hocbeslissing.
den beoordeeld. Alleen een deskundig en ervaren be- – De voorkeur bij agenesie gaat uit naar het orthodon-
handelaar kan alle aspecten overzien. De orthodontist is tisch sluiten en vermijden van prothetiek. Dit is ech-
daarvoor de aangewezen persoon. Als de tandarts een ter afhankelijk van een aantal randvoorwaarden.
vraag heeft, is de moderne communicatietechnologie
Orthodontie 167
– Als een vroege inzet van een orthodontische behan- Linden FPGM van der. Changes in the position of posterior teeth
deling (interceptief) een vervolgbehandeling voor- in relation to rugae points. Am J Orthod 1978;74:142-61.
komt, of eenvoudiger maakt, is dit waardevol en ef- Linden FGPM van der. Gebitsontwikkeling bij de mens. Houten:
fectief. Bohn Stafleu van Loghum, 2010.
– Als de kaakrelatie goed is, wordt de start van de be- Linden FPGM van der (ed), Bakker P, Wassenberg H. Transition of
handeling bepaald door de fase van de dentale ont- the human dentition. Monograph Number 13. Craniofacial
wikkeling. Growth Series. Center for Human Growth and Development.
– Bij een duidelijk afwijkende kaakrelatie wordt de Ann Arbor: University of Michigan, 1982.
start van de behandeling niet bepaald door de dentale Lindqvist B, Thilander B. Extraction of third molars in cases of
ontwikkeling maar door de groeiperiode. anticipated crowding in the lower jaw. Am J Orthod 1982;81:130-
9.
Macena M, Katz C, Heimer M, Oliveira e Silva J, Costa L. Space
Literatuur changes after premature loss of deciduous molars among Brazi-
lian children. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2011;140:771-8.
Andreasen J, Andreasen F, Anderssen L (eds). Textbook and color Melcher AM, Beertsen W. The physiology of tooth eruption. In:
atlas of traumatic injuries of the teeth. 4 th Ed. Wiley-Blackwell, The biology of occlusal development. Monograph number 7.
2007. Craniofacial Growth Series. The Center of Human Growth and
Biase D di. Dental abnormalities affecting eruption. In: Poole D, Development. Ann Arbor: University of Michigan, 1977:1-23.
Stack M (eds). The eruption and occlusion of teeth. Colson Paulsen HU, Andreasen TO, Schwartz O. Pulp and periodontal
Papers number 27. London: Butterworths, 1976:80-96. healing, root development and root resorption subsequent to
Björk A. Variations in the growth pattern of the human mandible: transplantation and orthodontic rotation: a long-term study of
a longitudinal radiographic study by the implant method. autotransplanted premolars. Am J Orthod Dentofacial Orthop
J Dent Res 1963;4:390-411. 1995;108:630-40.
Darling A, Levers B. The pattern of eruption. In: Poole D, Stack M, Prahl-Andersen B, Kowalski C, Heijendael P (eds). A mixed long-
editors. The eruption and occlusion of teeth. Colson Papers itudinal interdisciplinary study of growth. New York: Academic
number 27. London: Butterworths, 1976:80-96. Press 1979:459-63 (Nijmeegs Groeionderzoek).
Enlow D. The human face. Hoeber Medical Division. New York: Ravn J. Aplasia, supernumerary teeth and fused teeth in the pri-
Harper & Row, 1968. mary dentition. Scand J Dent Res 1971;79:1-6.
Ericson S, Kurol J. Resorption of incisors after ectopic eruption of Richardson ME. The relationship between the relative amount of
maxillary canines: ACT Study. Angle Orthod 2000;70(6):415-23. space present in the deciduous dental arch and the rate and
Fanning E. Effect of extraction of deciduous molars on the for- degree of space closure subsequent to the extraction of a deci-
mation and eruption of their successors. Angle Orthod 1962;32: duous molar. Dent Pract 1965;16:111-8.
44-53. Richardson ME. The effect of lower second molar extraction on
Kim Y, Fogels H, Shiere F. Factors of tooth rotation and axial late lower arch crowding. Angle Orthod 1983;53:15-28.
inclination of lower premolars (Abstract). J Dent Res 1960;39: Roede M, Hof M van ’t. Variability in growth acceleration pat-
673. terns. In: Prahl-Andersen B, Kowalski C, Heijendael P (eds). A
Kooy S. Aspecten van het tijdelijk gebit (Proefschrift). Utrecht: mixed longitudinal interdisciplinary study of growth. New
Rijksuniversiteit Utrecht, 1982. York: Academic Press, 1979:459-63.
Kristerson L. Autotransplantation of human premolars: a clinical Solow B. The dento-alveolar compensatory mechanisms: Back-
and radiographic study of 100 teeth. Int J Oral Surg 1985;14:200- ground and clinical implications. Br J Orthodont 1980;7:145-61.
13
Kurol J. Early treatment of tooth-eruption disturbances. Am J
Orthod Dentofacial Orthop 2002;121:588-91.
Esthetische
tandheelkunde in het
kindergebit
40 H.J. de Kloet, F.J.M. Roeters
j
40:1a j
40:1c
Figuur 40.1a Dentinogenesis imperfecta bij een vierjarig kind Figuur 40.1c Onderste gezichtshelft met prothese in situ.
maakt om esthetische redenen een overkappingsprothese nood-
zakelijk.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_12, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
170 Kindertandheelkunde deel 2
40 j
40:2a j
40:2b
Figuur 40.2a Een diep carieus melkgebit leidde bij een driejarig Figuur 40.2b Met glasionomeercement en composiet kunnen
kind tot pijnklachten en esthetische problemen. fraaie restauraties worden gemaakt, op voorwaarde dat de
behandelbaarheid van het kind een en ander toelaat.
j
40:2c
40.2.1 fracturen
40.2 Traumata
zwaarwegende reden om het maken van een composiet- gen, heeft als grootste nadeel dat er een moeizaam te
hoekopbouw uit te stellen en het kind een tijd zonder verwijderen cervicale overmaat kan ontstaan. Daarom
restauratie te laten rondlopen. De enige uitzonderingen wordt aangeraden de kroonvorm te plaatsen voordat
zijn ernstige mobiliteit, waardoor spalken een eerste die met composiet wordt gevuld. De composiet wordt
vereiste is, en een trauma van de weke delen, waardoor via een opening in de incisale rand, dan wel via een
restauratief ingrijpen ernstig kan worden belemmerd. vestibulaire opening in de kroonvorm gespoten. Een
Soms is het zelfs aan te raden niet te lang te wachten ander nadeel van deze methode is dat het niet moge-
met het herstellen van het afgebroken gedeelte, omdat lijk is in porties te werken, waardoor het lastig is een
het risico bestaat dat ongewenste migratie optreedt (fi- natuurgetrouwe, laagsgewijze kleuropbouw te ver-
guur 40.3). krijgen (Dietschi, 2008). Verder is de dikte van de
kroonvorm een complicerende factor, waardoor een
Prepareren stevig contactpunt slechts met moeite te realiseren is.
Een gladde vlakke bevel in het glazuur, onder een hoek – Toepassen van een stripmatrijs. Een stripmatrijs is aan-
van 308 tot 458, zorgt na etsen voor voldoende retentie zienlijk dunner dan een kroonvorm. De strip wordt zo
en een lekvrije afsluiting. De bevel geeft de beste esthe- mogelijk met een wig vastgezet en met de middel-
tische resultaten doordat er een vloeiende kleurover- vinger tegen het linguale vlak gefixeerd. Als de wig de
gang tussen tandweefsel en composiet wordt gereali- vingers hindert, wordt hij ingekort. Vervolgens wordt
seerd. Approximaal bewijst een enkelzijdig slijpende de composiet aangebracht (eventueel in verschillende
stalen schuurstrip goede diensten. Vanwege de abrup- porties, in verschillende kleuren en opaciteiten) en
tere kleurovergang is een ‘chamfer’-preparatie af te ra- wordt de strip na het aanbrengen van de eerste portie
den, hoewel sommige auteurs van mening zijn dat de dichtgevouwen. De strip heeft de neiging een vorm
retentie door zo’n preparatie beter is, in het bijzonder aan te nemen waarbij de overgang van linguaal naar
wanneer voor de opbouw een microfijne composiet approximaal te veel wordt afgerond en de hoek te veel
wordt gebruikt. In de praktijk blijkt een bevelpreparatie naar vestibulair komt te staan. Door voorafgaand aan
echter voldoende houvast te bieden. Eventueel kan een het polymeriseren van de eerste portie composiet de
trap worden geprepareerd om voldoende resistentie te strip met een sonde approximaal in linguale richting
krijgen (Roeters en De Kloet, 2005). te trekken, kan een te ronde lijnhoek worden voorko-
men (figuur 40.4). Ten slotte wordt de overmaat ver-
Restaureren wijderd en de restauratie gepolijst. Een handige me-
De meest logische keuze is een fijnkorrelige hybride of thode om beschadiging van glazuur bij het afwerken
een nanofijne composiet, hoewel een microfijne compo- te voorkomen, is om voorafgaand aan de preparatie
siet vaak ook sterk genoeg zal blijken. Soms wordt het een lak in een contrasterende kleur aan te brengen,
linguale gedeelte van een sterke, relatief grofkorrelige bijvoorbeeld nagellak (Van Amerongen en De Kloet,
composiet gemaakt en het vestibulaire gedeelte van een 1978) of een daarvoor in de handel verkrijgbare ‘var-
gladdere microfijne composiet. Een spuitbaar materiaal nish’.
is het eenvoudigst te verwerken. Voor het bereiken van – Gebruik van een putty mal. Door het in de mond terug-
de gewenste vorm kunnen ruwweg drie methoden wor- plaatsen van een putty mal die is vervaardigd aan de
den onderscheiden. hand van de buiten de mond op een gebitsmodel her-
– Gebruik van een transparante kroonvorm. Het vullen van stelde situatie, kan het linguale gedeelte zeer exact
de kroonvorm en het vervolgens op zijn plaats bren- worden opgebouwd in een glazuurcomposiet. Daarna
j
40:4b
j
40:4a
Figuur 40.4a Door een sondepunt in een stripmatrijs te haken, Figuur 40.4b Schematische weergave vanaf linguaal. Met
kan de positie van het contactpunt worden bepaald, zowel in behulp van de sondepunt wordt de neiging van de strip tot het
vestibulolinguale zin als in mesiodistale zin. afvlakken van de incisale hoek tegengegaan (bron: A.A.J. Jeuris-
sen).
172 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:5a j
40:5b
Figuur 40.5a Door een trauma zijn bij een tienjarige jongen de Figuur 40.5b Na het prepareren van lange ‘chamfers’ zijn par-
mesiale hoeken van de beide centrale incisieven afgebroken. tiële porseleinen restauraties gemaakt. Door deze adhesief te
cementeren, is een esthetisch zeer fraai resultaat bereikt.
j
40:6a j
40:6b
Figuur 40.6a Door een ongeval is de mesiale hoek van element Figuur 40.6b Het fragment is na het ongeval bewaard geble-
11 gefractureerd. ven.
j
40:6c j
40:6d
Figuur 40.6c Met de composietets-techniek kan het fragment Figuur 40.6d Opname direct na het verwijderen van de rub-
worden herbevestigd. In dit geval zijn vanwege kleine beschadi- berdam.
gingen minimale bevels geslepen aan weerszijden van het breuk-
vlak.
gedegen oordeel worden geveld over de toestand van de Eventueel optredende endodontische verkleuringen
pulpa (figuur 40.7). Geadviseerd wordt direct na het kunnen over het algemeen effectief en betrekkelijk vei-
trauma een röntgenfoto te maken, mede om een moge- lig worden gebleekt met natriumperboraat.
lijke wortelfractuur te kunnen uitsluiten.
Bij een expositie varieert de behandeling van een di- 40.2.2 verlies van incisieven
recte overkapping met calciumhydroxide via een par-
tiële vitaalamputatie tot een apexificatie, gericht op af- Wanneer door een trauma een of meer incisieven verlo-
vorming van de wortelpunt, waardoor later een correcte ren zijn gegaan, maar ook bij agenesie van bijvoorbeeld
endodontische afsluiting kan worden bereikt (zie ook een laterale incisief, is het orthodontisch verkleinen van
hoofdstuk 35; Thoden van Velzen en Wesselink, 2010). het diasteem een behandeloptie. Een andere mogelijk-
heid is om er juist naar te streven het diasteem open te
Na een endodontische behandeling komen verkleurin- houden en in een later stadium een etsbrug of een im-
gen van de tandkroon regelmatig voor. De beste maat- plantaat te plaatsen. In het verleden waren de resultaten
regelen tegen het optreden van endodontische verkleu- op lange termijn gunstiger wanneer deze ruimten in de
ringen zijn: tandboog orthodontisch werden gesloten, waardoor het
– het grondig reinigen van de pulpakamer, waarbij niet nodig was een prothetische voorziening te vervaar-
speciale aandacht wordt besteed aan de pulpahoorns; digen (Rosa en Zachrisson, 2007). Met de komst van
– het verwijderen van endodontisch vulmateriaal uit de adhesief bevestigde bruggen, autotransplantatie en
pulpakamer tot tenminste 1 mm apicaal van de gla- vooral implantaten, zijn nieuwe mogelijkheden ont-
zuur-cementgrens; staan, die niet mogen worden onderschat (Meijer en De
– het afvullen van de pulpakamer met een klassiek, Lange, 2007).
niet-lichthardend glasionomeercement.
174 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:7a j
40:7b
Figuur 40.7a Door een ongeval zijn bij een negenjarige jongen Figuur 40.7b 21 heeft een diepe fractuur met een minimale
de 21 en 22 gefractureerd. Beide elementen hebben een sub- expositie van de pulpa. De expositieplaats is afgedekt met cal-
luxatie. ciumhydroxide en aansluitend zijn hoekopbouwen gemaakt.
j
40:7c j
40:7d
Figuur 40.7c Na een halfjaar blijkt dat de vitaliteit van element Figuur 40.7d Twee jaar na de endodontische behandeling is de
21 niet is behouden en wordt een endodontische behandeling 21 enigszins grijs verkleurd.
uitgevoerd (röntgenfoto anderhalf jaar na de behandeling).
Bij een geringere disto-occlusie moet deze worden ver- de aangehechte gingiva met de intrusie omhoog en
groot. Bij verlies van slechts één bovenincisief kan een ontstaat er een natuurlijk verlopende gingiva-guir-
compenserende extractie gewenst zijn, bijvoorbeeld van lande. Bovendien kan de glazuur-cementgrens in dat
de eerste premolaar in de andere kaakhelft. geval zijn normale positie ten opzichte van de margi-
De mondzorgverlener zal in overleg met de ortho- nale gingiva behouden. Ten slotte krijgt de uitbouw
dontist moeten bepalen in welke positie de elementen van het element een geleidelijker en minder driehoe-
moeten komen, om aansluitend met composietop- kig verloop, omdat het gebitselement na intrusie op
bouwen een zo goed mogelijk esthetisch resultaat te gingivaal niveau een grotere mesiodistale afmeting
kunnen bereiken. De positie van een laterale incisief, die krijgt.
de plaats van een ontbrekende centrale incisief inneemt, – De frontelementen moeten goed verdeeld zijn over de
moet aan bepaalde voorwaarden voldoen: beschikbare ruimte. Door het vlak-kenmerk kan een
– De uiteindelijke klinische kroonlengte moet vol- element fraaier in distale dan in mesiale richting
doende zijn. Daarom moet de cervicale positie van de worden uitgebouwd. De mesiale contour van een
marginale gingiva van de laterale incisief in harmonie gebitselement valt bovendien meer in het zicht dan
zijn met die van de buurelementen. Bij onvoldoende het distale vlak, waardoor een mesiale opbouw meer
intrusie en een te beperkte kroonlengte zal een uit- opvalt.
bouw resulteren in een driehoekige kroonvorm. De – De mesiale zijde van de wortel van de laterale incisief
kroonlengte kan in dat geval natuurlijk achteraf door moet evenwijdig staan aan de mediane sutuur. Een
middel van parodontale chirurgie worden vergroot. juiste angulatie is gewenst om een natuurlijke inter-
Na genezing moet het gebitselement direct worden dentale papil te verkrijgen en te behouden. Dit punt is
opgebouwd, en wel zodanig dat de rand van de op- vooral op de lange termijn van belang, omdat anders
bouw apicaal van de glazuur-cementgrens komt te bij een geringe recessie van de gingiva al snel een le-
liggen. lijke, donkere, driehoekige interproximale ruimte
– Het orthodontisch intruderen van een dergelijk ele- ontstaat. Verder is deze evenwijdige oriëntatie van
ment verdient echter de voorkeur. Dan gaat namelijk belang voor het verkrijgen van een optimale kroon-
j
40:8a j
40:8b
j
40:8c
Figuur 40.8a-c Het in de juiste positie brengen van een laterale incisief, met de bedoeling deze als centrale incisief op te bouwen, is een
zeer nauwkeurige aangelegenheid, vooral bij het enkelzijdig ontbreken van de centrale snijtand (bron: A.A.J. Jeurissen).
a De gingivale begrenzing van de laterale incisief ligt idealiter op hetzelfde niveau als die van de contralaterale centrale incisief. Vanwege
het vlak-kenmerk moet de ruimte distaal van de op te bouwen laterale incisief iets groter zijn dan mesiaal. De cuspidaat kan door beslijpen
en opbouwen worden getransformeerd in een laterale incisief.
b De laterale incisief moet bijna altijd worden geı̈ntrudeerd. Met het oog op de toch al beperkte cervicale breedte van een laterale incisief
is dit te verkiezen boven een kroonverlengingsprocedure.
c De mesiale zijde van de wortel van de laterale incisief moet parallel aan de mediane sutuur lopen. Alleen dan verkrijgt men een natuurlijk
ogend vlak-kenmerk en een mooie, centrale interdentale papil tussen de opgebouwde laterale en de centrale incisief.
176 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:9a j
40:9b
Figuur 40.9a Op zevenjarige leeftijd zijn de beide centrale inci- Figuur 40.9b Direct na de orthodontische behandeling zijn de
sieven door een trauma verloren gegaan. Op twaalfjarige leeftijd is laterale incisieven met composiet getransformeerd in centrale en
het ruimteoverschot teruggebracht door een orthodontische de cuspidaten in laterale. Vervolgens is permanente retentie
behandeling. aangebracht. Opname zes maanden na de behandeling.
vorm, waarbij het meest apicale punt van de kroon ongewenste verplaatsingen direct na afloop van de or-
mesiaal van het midden komt te liggen (Van der Lin- thodontische behandeling moet worden geminimali-
den en Roeters, 1991). In dat verband is het essentieel seerd. Daartoe is het soms noodzakelijk dat de mond-
dat er mesiaal minder ruimte resteert dan distaal van zorgverlener die de opbouwen vervaardigt, eerst de
de verplaatste laterale incisief (figuur 40.8). draadspalk verwijdert en na afloop van de behandeling
de permanente retentie weer bevestigt.
Direct nadat de orthodontische apparatuur is verwij- Bij verlies van de beide centrale bovenincisieven is het
derd, moet de laterale incisief worden opgebouwd en diasteem weliswaar groot, maar is het bereiken van een
permanente retentie worden aangebracht door middel cosmetisch goed resultaat vaak gemakkelijker, omdat de
van een draadspalk. Ligt daar enige tijd tussen, dan zal symmetrie gehandhaafd blijft (figuur 40.9).
de apex naar distaal terugkippen, waardoor de kans op
het ontstaan en het behoud van een mooie interdentale De hier beschreven behandelmethode heeft tot gevolg
papil geringer wordt en het risico van het optreden van dat de bovencuspidaat de plaats van de laterale incisief
een lelijke driehoekige open ruimte ter plaatse van de inneemt. Daardoor is meestal ook een esthetisch-res-
gingivale embrasure wordt vergroot. Om praktische re- tauratieve behandeling van de hoektand noodzakelijk.
denen verdient het aanbeveling eerst de elementen op te Door deze incisaal (korter) en vestibulair (minder bol-
bouwen en pas daarna permanente retentie aan te bren- ling) te beslijpen en de hoektand approximaal uit te
gen. Is het niet mogelijk dat binnen korte termijn te bouwen, kan de vorm van een laterale incisief worden
realiseren, dan kan worden overwogen een harde diep- geı̈miteerd (figuur 40.10). Door de grotere kleurverzadi-
trekplaat als tijdelijke retentie te gebruiken. De kans op ging van de hoektand moet de uitbouw soms tot over
j
40:10a j
40:10b
Figuur 40.10a Beide laterale incisieven zijn niet aangelegd. Na Figuur 40.10b De cuspidaten zijn gebleekt, beslepen en opge-
orthodontische behandeling hebben de cuspidaten de positie van bouwd met composiet. Om een betere verhouding met de eerste
de laterale incisieven ingenomen. De cuspidaten hebben te veel premolaren te realiseren, zijn de laatste elementen uitgebouwd in
chroma en zijn in verhouding enigszins te breed. cuspidaatvorm. Soms kan in een dergelijk geval ook worden
besloten de centrale incisief distaal uit te bouwen.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 177
j
40:11a j
40:11b
Figuur 40.11a Als gevolg van een sportongeval is de 11 avitaal Figuur 40.11b Het vermoeden van een wortelfractuur wordt
geworden. Ondanks een met zorg uitgevoerde endodontische bevestigd na extractie van het element.
behandeling persisteren de pijnklachten en blijft de 11 zeer mobiel.
worden vervangen, worden gezandstraald (Gresnigt, trekkelijk volumineus moet zijn in verband met de
2012). sterkte van de constructie. Daarmee is de interproximale
Plaatsen dummy. De dummy wordt geëtst door deze reiniging moeilijker dan wanneer de interproximale
gedurende 30 seconden in een dappenglaasje met ets- verbindingen in metaal zijn vormgegeven.
vloeistof te leggen. Met een pincet wordt de dummy
vestibulolinguaal vastgepakt, grondig gespoeld onder Een composiet-etsbrug kan op twee manieren worden
stromend water en met perslucht gedroogd. Daarna vervaardigd (Roeters en De Kloet, 2005), namelijk:
j
40:12a j
40:12b
Figuur 40.12a Omdat 12 verloren is gegaan en er voorlopig geen Figuur 40.12b De composiet wordt in een groot aantal kleine
middelen aanwezig zijn voor een meer permanente voorziening, is porties aangebracht, waarbij de rubberdam als cervicale matrijs
besloten een composiet-etsbrug te vervaardigen. voor het brugtussendeel functioneert.
j
40:13a j
40:12c
Figuur 40.13a Op elfjarige leeftijd zijn de 11 en 12 verloren Figuur 40.12c De esthetiek van een volledig uit composiet ver-
gegaan door een trauma. Na orthodontische behandeling is met vaardigde etsbrug kan wedijveren met die van alle andere
een plaatprothese de esthetiek zo veel mogelijk hersteld. methoden.
j
40:13b j
40:13c
Figuur 40.13b Op zestienjarige leeftijd is de plaatprothese aan Figuur 40.13c Na de behandeling is goed te zien hoe met een
vervanging toe. Besloten wordt een composiet-etsbrug te ver- composiet-etsbrug de diasteemgrootte en de vorm van de pijlers
vaardigen en tevens de 13 en 14 te transformeren in een laterale kan worden gemanipuleerd.
en een cuspidaat.
de vervaardiging van de brug versterkingsvezels (glas- de patiënt de brug niet verliest en reparatie relatief
vezel of polyethyleen) aan te brengen, die later door eenvoudig is.
composietmateriaal worden omvat. Het gebruik van ve- Het spreekt voor zichzelf dat voor composiet-ets-
zels geeft enige versterking van de overspanning, maar bruggen een sterke hybride composiet moet worden ge-
is vooral van belang omdat bij breuk van de composiet bruikt, die eventueel met een fijnkorrelige composiet
de dummy aan beide pijlers blijft vastzitten, waardoor kan worden bedekt.
180 Kindertandheelkunde deel 2
40 j
40:14a j
40:14b
Figuur 40.14a Op zevenjarige leeftijd is als gevolg van een Figuur 40.14b Op tienjarige leeftijd wordt 35 met composiet
trauma element 11 verloren gegaan. Op negenjarige leeftijd is 35 omgevormd tot een centrale incisief: fase 1, de approximale uit-
getransplanteerd naar de plaats van 11, waarbij cervicale en ves- bouw.
tibulaire positie zeer nauwkeurig zijn bepaald.
j
40:14c j
40:14d
Figuur 40.14c Fase 2: met een Automatrix als matrijs wordt het Figuur 40.14d Door de laagsgewijze toepassing van materialen
vestibulaire vlak bedekt met composiet. met een verschillende kleur en translucentie is een natuurlijke
kleuropbouw geı̈miteerd.
j
40:16a j
40:16b
Figuur 40.16a Om een orthodontische behandeling enige tijd te Figuur 40.16b Na tien maanden functioneren de bruggen nog
kunnen onderbreken, zijn composiet-etsbruggen vervaardigd bij uitstekend en is goed te zien hoe ook de pijlers van vorm zijn
een patiënt met multipele agenesieën. veranderd.
40.3 Agenesieën
j
40:17a j
40:17b
Figuur 40.17a Naast een lip- en gehemeltespleet en een ont- Figuur 40.17b Door de elementen uit te bouwen en een vrij-
brekende 12, is de vorm van de overige gebitselementen bij een eindigende composiet-etsbrug te vervaardigen, is voorlopig voor-
dertienjarige jongen sterk afwijkend. zien in de esthetische behoefte van de patiënt en zijn ouders.
182 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:18a j
40:18b
Figuur 40.18a Bij fluorose kan door beslijpen of microabrasie Figuur 40.18b De frontelementen zijn beslepen, waarna het
een bevredigend resultaat worden behaald als de ontkalking en de uiterlijk aanzienlijk is verbeterd. Het resultaat van de behandeling
bijbehorende verkleuring oppervlakkig gelokaliseerd zijn. is echter nog niet geheel bevredigend.
j
40:19a j
40:19b
Figuur 40.19a Een tetracyclineverkleuring kan ook voor een Figuur 40.19b In het verleden is in een aantal zittingen gebleekt
kind een zware belasting zijn, vooral omdat de verkleuring na met waterstofperoxide 30%, onder toevoeging van warmte, met
verloop van tijd erger wordt. een – gezien de uitgangssituatie – alleszins bevredigend resultaat.
De mondzorgverlener laat aan de hand van een ge- het vestibulaire tandoppervlak wordt dan een ondiepe
bitsafdruk een soort gebitsbeschermer (de ‘bleekle- ‘chamfer’-preparatie aangebracht, die cervicaal tot aan
pel’) vervaardigen, waarmee de patiënt gedurende een de gingiva en approximaal tot dicht voor de mesiale
of meer keren per etmaal (vaak gebeurt dit ’s nachts, en distale contacten loopt. Bij ernstige verkleuringen
vandaar de naam: ‘night guard vital bleaching’) een heeft cervicaal een afgeronde schouderpreparatie die
hoogviskeuze ureumperoxide-bevattende (synoniem: enigszins subgingivaal verloopt de voorkeur, aange-
carbamideperoxide) gel (10-20%) op zijn gebit kan la- zien de laagviskeuze opaquer, waarmee een verkleu-
j
40:20a j
40:20b
Figuur 40.20a In verband met een tetracyclineverkleuring is Figuur 40.20b Bij het aanbrengen van de composiet wordt de
besloten fineerrestauraties te maken op de bovenfrontelementen. binnenzijde van de strip als matrijs gebruikt. Na verwijdering wordt
Met een Contourstrip1 kan een verantwoorde bedekking met de cervicale overgang dun uitgewerkt en afgerond.
composiet worden gemaakt, die zo nodig subgingivaal eindigt. De
strip wordt aan de buitenzijde met glazuurhechtlak tegen de gin-
giva en de buurelementen vastgezet.
j
40:20c
40
j
40:21a j
40:21b
Figuur 40.21a Fractuur van de 21 als gevolg van een ongeluk Figuur 40.21b Bij het restaureren met composiet is er met
tijdens zeilen. Het element is vitaal gebleven na tijdelijke restau- behulp van tints voor gezorgd dat kalkvlekjes en translucentie
ratie met een lichthardend glasionomeercement. zodanig zijn nagebootst dat de tandkroon harmonieus in zijn
omgeving past.
lijk optredende incisale translucentie worden nage- bruik van een opaquer in combinatie met een translu-
bootst (Roeters en De Kloet, 2005; Dietschi, 2008). centere composiet.
Naast opaquers (een dunne, vloeibare, zeer ondoor- Opaquers zijn bij uitstek geschikt om tandverkleurin-
schijnende composiet) die bedoeld zijn om een verkleu- gen geheel of gedeeltelijk te maskeren. In materiaal-
ring te maskeren, onderscheiden we ‘tints’. kundig opzicht en in toepassingsmogelijkheden ver-
Tints of ‘color modifiers’ zijn effectief bij het aanpas- schillen ze wezenlijk van de opake composieten. Door
sen van een solitair gebitselement aan zijn omgeving. hun lage vulstofgehalte kunnen ze beter niet aan het
Tints zijn bij uitstek geschikt om met één kleur com- oppervlak worden toegepast. Bedekt door een translu-
posiet toch een polychromatisch uiterlijk van de restau- cente composiet kan een opaquer als dentine-imitatie
ratie te verkrijgen (figuur 40.21). Het is onverstandig fungeren. Het is niet verstandig opaquers te dik aan te
tints met de composiet te mengen. Ze moeten – zeer brengen. In de eerste plaats heeft het materiaal dan de
zuinig – dicht onder het oppervlak worden aangebracht. neiging ‘weg te lopen’, waardoor het op ongewenste
Tints worden geleverd in een scala van vrij heldere plaatsen terechtkomt, zoals in de sulcus of in het inter-
kleuren. Door menging met een transparante hechtlak proximale gebied. In de tweede plaats bestaat het risico
kan de intensiteit worden afgezwakt. Afhankelijk van dat bij het uitharden onvoldoende licht door het opake
het gewenste effect kan een tint met meer of minder materiaal heendringt om in de diepte voldoende poly-
kleurverzadiging worden toegepast. Overmatig gebruik merisatie te bewerkstelligen. Een gelijkmatige laagdikte
van tints moet worden vermeden, omdat een compo- wordt bereikt door de opaquer in enkele dunne lagen
sietrestauratie daardoor niet natuurlijk en levendig aan te brengen en die tussentijds te belichten. Opaquers
wordt, maar er al snel overdreven gekunsteld uitziet. mogen niet met composiet worden gemengd, omdat dat
Met behulp van tints kan men alle bijzonderheden die ten koste gaat van de materiaaleigenschappen van de
gebitselementen kunnen vertonen, nabootsen: kalk- composiet en aanleiding geeft tot het ontstaan van po-
vlekjes, haarscheuren, cariës, restauraties, incisale rositeiten.
translucentie enzovoort. Het gebruik van tints leidt, de De ideale opaquer heeft bij een minimale laagdikte
witte kleur uitgezonderd, tot een restauratie die don- een maximaal effect. Bij een overmaat wordt de restau-
kerder is (minder ‘value’). Tints zijn bijzonder geschikt ratie bij ernstige verkleuringen gauw te dik of blijft de
om uitgebreide restauraties aan frontelementen minder opaquer op een hinderlijke wijze zichtbaar door het
te laten opvallen. Dat kan onder andere door bewust composietoppervlak heen. Een opaquer kan het best
kalkvlekjes aan te brengen als die ook in de buurele- met fijne penseeltjes of met behulp van een sonde wor-
menten voorkomen. Moet het gehele bovenfront van den aangebracht en verdeeld. In de praktijk moet de
fineerrestauraties worden voorzien, dan kan meestal mondzorgverlener de beschikking hebben over
worden volstaan met het toepassen van composieten in opaquers in enkele dentinekleuren. Sommige fabrikan-
verschillende kleuren en opaciteiten. Bij verkleuringen ten leveren opaquers met dezelfde kleurcodering als de
zal, afhankelijk van de ernst en het gewenste effect, composieten, waardoor de procedure eenvoudiger en het
worden gekozen voor een opake composiet of het ge- eindresultaat beter voorspelbaar wordt.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 187
Bij restauraties die zich uitstrekken over de gehele dikte Effecten die met tints en opaquers kunnen worden
van het gebitselement (hoekopbouw, uitbouw, grote bereikt
klasse III) kan het doorschemeren van de donkere Kalkvlekjes. In natuurlijke gebitselementen komen kalk-
mondholte problemen opleveren. In plaats van linguale vlekjes in vele variaties voor. Meestal zijn ze opaak-wit.
toepassing van een opake composiet kan ook een De meeste assortimenten tints bevatten een correspon-
opaquer als dentinevervangende component worden derende opaak-witte tint. Soms kan men gebruikmaken
toegepast. Tussen twee dunne lagen glazuurmateriaal van een witte opaquer. In grote lijnen kunnen twee
wordt een laag opaquer aangebracht die het doorsche- soorten witte vlekken worden onderscheiden: vlekken
meren door het relatief transparante composietmateri- die vloeiend, zonder scherpe scheiding overgaan in het
aal heen tegengaat. omringende glazuur, en vlekken die een abrupte,
scherpe begrenzing hebben.
In bepaalde situaties kan een onderliggende verkleuring – Vlekken met een vloeiende overgang. Deze vlekken zijn het
worden benut om de gewenste dentinekleur te realise- gemakkelijkst na te bootsen. Iets onder de uiteinde-
ren. Door bijvoorbeeld een geelbruine verkleuring lijke oppervlakte wordt met een sonde of een kwastje
slechts gedeeltelijk met een witte opaquer te bedekken, de gewenste hoeveelheid tint in de juiste kleur geap-
kan een acceptabele dentinekleur ontstaan (zogenaamde pliceerd en verdeeld. Na polymerisatie wordt daar-
‘partial blocking’). Als regel wordt de ongewenste ver- overheen een toplaag translucente composiet aange-
kleuring volledig afgedekt met de opaquer, tenzij de bracht. Afhankelijk van de dikte en de doorschij-
verkleuring bruikbare aspecten bevat, die door middel nendheid van de toplaag zal de tint meer of minder
van een dunnere laag opaquer kunnen worden benut. opvallen.
Deze methode leent zich goed voor de behandeling van – Vlekken met een scherpe begrenzing. Een abrupte overgang
bij de incisale rand gelegen verkleuringen. Een door de kan op twee manieren worden nagebootst. Het een-
opaquer heen schemerende blauwgrijze verkleuring kan voudigst is het slijpen van een uitholling in het zo-
daar goed worden benut om incisale translucentie van juist uitgeharde restauratieoppervlak. Deze uithol-
het glazuur te suggereren. ling wordt met witte tint gevuld, die vervolgens wordt
Bij het blokkeren van ernstige verkleuringen bestaat gepolymeriseerd. De tweede methode is moeilijker,
al snel de neiging een te witte opaquer te gebruiken. Bij maar geeft de fraaiste resultaten als de mondzorgver-
het bepalen van de juiste kleur(combinatie) moet men lener een duidelijk beeld heeft van de opbouw en de
zich echter niet laten leiden door de ernst van de on- structuur van de te imiteren ontkalking en bovendien
derliggende verkleuring, maar door het gewenste over voldoende vaardigheden beschikt. De scherpe
kleureffect in het eindresultaat. Een te witte opaquer begrenzing wordt verkregen door composiet en tint
leidt tot restauraties die, ondanks een juiste kleurkeuze tegen elkaar aan te laten vloeien. De viscositeiten van
van het composietmateriaal, bij een bepaalde lichtval als de twee materialen mogen dan niet te veel uiteenlo-
te wit zullen opvallen. Een te donkere opaquer kan re- pen. Men kan het best eerst de composiet appliceren
delijk worden gecompenseerd door een in feite te lichte en vervolgens in de nog vloeibare composiet met een
kleur te gebruiken voor de erover aan te brengen com- handinstrument een opening maken tot aan de harde
posiet. In moeilijke gevallen is het verstandig een ondergrond. In deze opening brengt men aansluitend
proefopbouw zonder etsen (‘mock-up’) te maken, waar- de juiste hoeveelheid tint aan. Door gericht manipu-
bij de toegepaste procedures en de verkregen resultaten leren met handinstrumenten kunnen dan de gewenste
(kleur, materiaal, laagdikte) nauwkeurig worden geno- abrupte grenzen en vloeiende overgangen (ook in de
teerd. Op deze manier kan worden voorkomen dat zeer diepte) worden gerealiseerd. Pas wanneer het beoogde
donkere gebitselementen uiteindelijk te licht van kleur effect is verkregen, wordt tot polymerisatie overge-
worden. gaan waarna zo nodig over de imitatieontkalking
Tot slot wordt erop gewezen dat na het uitharden van heen nog een dunne laag composiet wordt geappli-
een opaquer, de oppervlakkige laag door zuurstofinhi- ceerd.
bitie soms nog wat vloeibaar is. Bij het aanbrengen van
een laag composiet wordt zo’n nog viskeuze laag voor de Fluorotisch glazuur. Door met een vrij grove diamantboor
composiet uitgestuwd. Als het composietmateriaal van- het oppervlak te beslijpen ontstaan groefjes die vervol-
uit één punt wordt aangebracht, wordt voorkomen dat gens met een witte tint kunnen worden gevuld. Daar-
een geconcentreerde streep opaquer als een ader in het mee ontstaat een witte streping die nauwelijks te on-
materiaal zichtbaar wordt. Een andere mogelijkheid is derscheiden is van echte milde fluorose.
de zuurstofgeremde laag met aceton te verwijderen
(Eliades en Caputo, 1989) voordat de composiet over de Cariës. Incidenteel kan het bij de behandeling van een
opaquer wordt aangebracht. solitair gebitselement wenselijk zijn geremineraliseerde
cariës na te bootsen. De geschiktste tints daarvoor zijn
oker-, caramelkleurig of bruin. Meestal is een scherpe
begrenzing niet gewenst. De te volgen procedure is ge-
188 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:22a j
40:22b
Figuur 40.22a Een hypoplastische vorm van amelogenesis Figuur 40.22b Dankzij de composiet-etstechniek kan het ont-
imperfecta en atypische tandvormen maken esthetische aanpas- brekende en misvormde glazuur worden aangevuld zonder schade
sing van de frontelementen gewenst. aan het gebitselement toe te brengen.
lijk aan die van het nabootsen van vloeiend verlopende Bij de ‘rough’ en ‘smooth type’ amelogenesis imperfecta
ontkalkingen. zijn de mesiodistale afmetingen van de gebitselementen
vaak zo klein dat er diastemen ontstaan. In combinatie
Incisale translucentie. Bij het imiteren van translucentie met amelogenesis imperfecta komt vaak een extreme
kunnen grijze en blauwe tints worden toegepast. Vlak open beet voor.
onder het uiteindelijke oppervlak kunnen met grijze Toepassing van de etstechniek is over het algemeen
tints mamelons worden ingetekend, die na bedekking goed mogelijk, dankzij de goede kwaliteit van het gla-
met een glazuurcomposiet niet van echt te onderschei- zuur. Behandeling met composietmateriaal (bijv. met
den zijn (figuur 40.21b). Door als basis gebruik te maken een fineerrestauratie) is daarom bijna altijd succesvol
van een reeds aanwezige onderliggende verkleuring of (figuur 40.22).
speciaal daarvoor bedoelde zeer translucente composie- Soms is er een stoornis in de mineralisatie opgetreden,
ten toe te passen, kan een overeenkomstig effect worden hetgeen leidt tot een kwalitatieve afwijking; men
verkregen. spreekt dan van hypomaturatie of hypocalcificatie.
Hierbij kunnen zelden goede etsresultaten worden be-
reikt. Vaak is het beter het slecht aangelegde glazuur te
40.5 Afwijkingen in vorm en structuur verwijderen en aan het dentine te hechten. Op latere
leeftijd is een behandeling met kronen meestal niet te
40.5.1 gegeneraliseerde afwijkingen voorkomen.
j
40:23a j
40:23b
Figuur 40.23a Kegelvormige elementen kunnen leiden tot Figuur 40.23b Na de behandeling met composietmateriaal is
esthetisch storende diastemen en een onregelmatig verlopende goed zichtbaar hoe door aanvulling met composiet een zeer fraai
incisale verbindingslijn. Als het nodig is, kunnen de diastemen met resultaat is bereikt.
behulp van orthodontie over het front worden verdeeld.
riode waarin de stoornis is ontstaan. Afhankelijk van de met dien verstande dat er van tevoren geen duidelijk
periode waarin dat gebeurde, kan het hele front erbij omschreven ‘outline’ is. Om die reden is het meestal niet
betrokken zijn (figuur 40.24). Als de oorzaak van de verstandig een wig toe te passen. Vaak is tot slot een
afwijking niet kan worden achterhaald, spreekt men fineerrestauratie nodig omdat ook het vestibulaire vlak
ook wel van ‘idiopathische glazuurhypoplasieën’. De hypoplastisch is.
gevonden glazuurafwijkingen kunnen zowel kwantita-
tief als kwalitatief van aard zijn. In het laatste geval is de Gebitselementen in een afwijkende positie
structuur van het naburige glazuur, dat gevormd is in Hierbij gaat het voornamelijk om verlies van één of
een andere levensfase, meestal wel goed, waardoor toch meer incisieven als gevolg van een trauma of agenesieën,
adhesieve methoden kunnen worden toegepast (Peu- waarbij gekozen is voor orthodontische sluiting van het
mans, 2012). diasteem. Na de orthodontische behandeling zijn de
tanden zo verplaatst dat ze een afwijkende vorm hebben
40.5.2 afwijkende vorm bij solitaire ten opzichte van de nieuw ingenomen positie (zie para-
gebitselementen graaf 40.2.2).
j
40:24a j
40:24b
Figuur 40.24a Een ernstige ziekte in het eerste levensjaar is de Figuur 40.24b Met composietmateriaal kan het niet-aange-
vermoedelijke oorzaak van het slecht aangelegde glazuur in het legde tandweefsel op relatief eenvoudige en weinig ingrijpende
incisale gedeelte van boven- en onderfrontelementen. manier worden aangevuld. Later is ook het onderfront behandeld.
190 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:25a j
40:25b
Figuur 40.25a De conische vorm van de bovenfrontelementen Figuur 40.25b Omdat de wortels een normale anatomie heb-
heeft geleid tot diastemen. ben, is orthodontie geen goede oplossing. Met composiet is een
normale anatomie gerealiseerd en zijn de diastemen gesloten.
40.6 Standafwijkingen
Ruimteoverschot
Zowel een centraal diasteem als meer verspreide diaste-
men kunnen voor een cosmetische behandeling in aan-
merking komen. Een orthodontische behandeling is
voor sommige patiënten te tijdrovend en te kostbaar,
terwijl vaak permanente retentie nodig is om ongewenst
j
40:25c
recidief te voorkomen.
Dit probleem doet zich in het bijzonder voor wanneer
Figuur 40.25c Opname negen jaar na de behandeling. er een zogenoemde ‘tooth size discrepancy’ is. Het op-
vullen van de diastemen met composiet is in zo’n geval
vaak een logische, meer voor de hand liggende oplossing
levensstijl neemt de prevalentie van tanderosie bij kin- dan een uitgebreide orthodontische behandeling (figuur
deren sinds het laatste decennium van de vorige eeuw 40.25). Diastemen kunnen meestal zonder vooraf te
sterk toe (Gambon, 2011). Extreme erosies kunnen ook prepareren, worden gesloten.
voorkomen bij jonge adolescenten met een vorm van Soms wordt aangeraden het ruimteoverschot in de
anorexia nervosa (boulimia) waarbij veelvuldig wordt tandboog met orthodontische hulpmiddelen te verdelen
gebraakt. De defecten bevinden zich in het laatste geval over het gehele bovenfront. Daarmee wordt voorkomen
vooral aan de linguale zijde van de gebitselementen. Het dat ter plaatse van één groot diasteem twee extreme
meest aangedaan zijn het bovenfront tot en met de pre- uitbouwen moeten worden vervaardigd. Bij het uitbou-
molaren en in de onderkaak de premolaren en cuspida- wen van twee elementen die grenzen aan een groot dia-
ten. Soms gaan ook de incisale hoeken en de snijranden steem, moet eerst de breedte van het diasteem worden
verloren. Het verdwijnen van glazuur leidt tot blootlig- gemeten. Vervolgens worden de elementen in kleine
gend dentine, waardoor hevige pijnklachten kunnen porties verbreed. Evenals bij kegeltanden is de toepas-
ontstaan. sing van een wig meestal niet mogelijk, omdat er geen
In bijna alle gevallen is het (ook wanneer de oorzaak duidelijk omschreven ‘outline’ is en de wig voldoende
van de erosie niet direct duidelijk is) mogelijk het ont- massa van de uitbouw cervicaal belemmert. Afhankelijk
brekende gedeelte van het gebitselement via een adhe- van de stand van het uit te bouwen gebitselement en de
sieve procedure aan te vullen met composietmateriaal, contour van het betreffende vlak, kan worden volstaan
zodat pijnklachten worden verholpen en vorm en func- met een stripmatrijs van de normale breedte of moet de
tie worden hersteld (Burke, 2011). strip smaller worden geknipt om ook cervicaal vol-
doende massa te krijgen (figuur 40.26).
Ruimtegebrek
‘Crowding’ in het bovenfront kan een probleem zijn,
vooral als er een onregelmatig en asymmetrisch verloop
van de incisale ‘embrasures’ bestaat. Dat is bijvoorbeeld
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 191
j
40:26a j
40:26b
Figuur 40.26a Soms hindert de breedte van een stripmatrijs het Figuur 40.26b Na het uitharden van het cervicale gedeelte van
uitbouwen naar cervicaal. In zo’n geval wordt de strip smaller de beide aan het diasteem grenzende elementen, wordt het res-
geknipt en wordt het element in twee fases uitgebouwd. terende deel van de restauraties opgebouwd. Let op de manier
waarop de sonde wordt gebruikt.
het geval bij ectosteem staande bovenhoektanden. Als veling in dergelijke gevallen eerst een orthodontist te
deze ook nog enigszins geroteerd staan, ontstaan er raadplegen. Een goede follow-up is hierbij essentieel. In
grote driehoekige hiaten in de incisale verbindingslijn. bepaalde gevallen kan worden gekozen voor een combi-
Daardoor wordt het ruimtegebrek nog extra geaccentu- natietherapie, waarbij orthodontie en cosmetische
eerd. Rotaties van gebitselementen als gevolg van tandheelkunde elkaar aanvullen.
ruimtegebrek komen voor een cosmetische behandeling
in aanmerking indien een orthodontische behandeling Infrapositie
niet geı̈ndiceerd is of als de kans op recidief erg groot is. Soms is het niet mogelijk een frontelement zodanig te
Bij jongeren zal eerder voor een orthodontische bena- extruderen dat het in een normale positie komt, zoals
dering worden gekozen dan bij een volwassen patiënt. dat voorkomt bij ankylose. Om toch een redelijke es-
De behandeling komt er ruwweg op neer dat op thetiek te verkrijgen, kan het desbetreffende gebitsele-
plaatsen waar een teveel aan tandweefsel is, materiaal ment met composietmateriaal worden verlengd (figuur
wordt weggeslepen, terwijl op die plaatsen waar een te- 40.27). Ook bij een open frontbeet, waar met orthodon-
kort is, wordt opgebouwd. tische hulpmiddelen soms onvoldoende mogelijkheden
zijn, of wanneer recidief na een orthodontische behan-
Echte orthodontische afwijkingen deling is opgetreden, kan door het verlengen van ele-
Afwijkingen zoals een angle-klasse II/2, een klasse III of menten met composietmateriaal vaak een bevredigende
een open beet, kunnen soms worden gemaskeerd door esthetiek worden verkregen (zie figuur 40.22).
de bovenincisieven op te bouwen. Het verdient aanbe- Bij het verlengen van gebitselementen is meestal een
j
40:27a j
40:27b
Figuur 40.27a Als extrusie niet is geı̈ndiceerd of onmogelijk is Figuur 40.27b Door het slijpen van een lange bevel en gebruik
(zoals hier als gevolg van ankylose), kan het betreffende element te maken van composietmateriaal dat op de juiste plaatsen de
worden verlengd. goede translucentie heeft, is de 21 op dezelfde lengte gebracht als
de 11.
192 Kindertandheelkunde deel 2
40
j
40:27c j
40:27d
Figuur 40.27c Mond voor de behandeling. Figuur 40.27d Mond na behandeling. Dankzij een gunstige lip-
positie is het cervicale gedeelte van de elementen niet zichtbaar.
lange bevel gewenst om, bij behoud van een goede con-
tour, een voldoende groot hechtingsoppervlak en een 40.7 Tot besluit
onzichtbare overgang van composiet naar glazuur te
verkrijgen. Soms is incisaal inkorten nodig om de inci- Het kindergebit en het gebit van jonge volwassenen
sale translucentie te verwijderen. Laat men dit achter- leent zich bij uitstek voor toepassing van het dynamisch
wege, dan bestaat de kans dat er een onnatuurlijke, behandelconcept met behulp van adhesieve technieken
horizontaal verlopende grijze streep zichtbaar blijft ter (De Kloet en Van Pelt, 1998). Enerzijds wordt aandacht
plaatse van de oorspronkelijke translucentie. Dit geldt besteed aan de esthetiek, anderzijds worden toekom-
vooral voor gebitselementen die ectosteem staan en stige mogelijkheden opengehouden, is de behandeling
vanaf linguaal worden verlengd. Als de te verlengen relatief goedkoop en is de biologische prijs laag (er
gebitselementen vanwege hun stand naar vestibulair wordt weinig tandweefsel opgeofferd ten behoeve van
kunnen worden uitgebouwd, kan minder rigoureus de restauraties). Vooral wanneer de prognose van
worden geprepareerd. gebitselementen onzeker is of uitstel van de behande-
Verlengen houdt veelal in dat de restauratie door oc- ling gewenst of noodzakelijk, kan deze benaderings-
clusie of articulatie zal worden belast. Daarom moet op wijze zijn vruchten afwerpen (figuur 40.28). Dikwijls
belaste plaatsen een hybride composiet worden ge- blijkt een behandeling met een semipermanent karakter
bruikt. Meestal kan niet uitsluitend met een translu- een verrassend lange overleving te hebben.
cente composiet worden volstaan, omdat de kans bestaat
dat de achterliggende donkere mondholte door de res-
tauratie heen te veel zichtbaar zal zijn.
j
40:28a j
40:28b
Figuur 40.28a Dilaceratie van element 11 en een extreme Figuur 40.28b Om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn, is
breedte van 21 vormen een groot esthetisch probleem voor een met composiet zonder etsen een ‘mock-up’ (proefopbouw) uit-
jongen van 14 jaar. gevoerd. Tevens is orthodontie overwogen.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 193
j
40:28c j
40:28d
Figuur 40.28c Besloten is de restauratieve behandeling uit te Figuur 40.28d Zes jaar na de behandeling functioneert de
voeren, waarbij een soort composiet-etsbrug tussen de beide constructie nog altijd naar tevredenheid.
centrale incisieven is vervaardigd. De patiënt en zijn ouders waren
zeer tevreden met de bereikte esthetiek.
j
40:28f
j
40:28e
Figuur 40.28e Na veertien jaar is enige slijtage waarneembaar, Figuur 40.28f Aanzicht vanaf incisaal.
maar heeft de oplossing desondanks zijn waarde bewezen, ook op
lange termijn.
40 –
in verband met het realiseren van een mooie gingiva-
guirlande.
Als het diasteem na het verloren gaan van een incisief
kende tandvorm, is de enig juiste manier om ze te
sluiten de cosmetisch-restauratieve weg. Desgewenst
kunnen diastemen met behulp van orthodontie zo
wordt opengehouden, ligt een etsbrug als semiper- fraai mogelijk over de beschikbare ruimte worden
manente voorziening het meest voor de hand. Er verdeeld, alvorens ze restauratief worden gesloten.
wordt een autologe etsbrug gemaakt wanneer de na- – Orthodontie is over het algemeen de meest voor de
tuurlijke tandkroon beschikbaar is; een composiet- hand liggende behandeloptie bij ruimtegebrek in het
etsbrug is de meest logische oplossing als de natuur- kindergebit.
lijke tandkroon niet kan worden gebruikt. – Elementen in infrapositie kunnen met composiet zo-
– De voordelen van een volledig van composiet ver- danig worden verlengd dat een regelmatige, mooi
vaardigde etsbrug zijn vooral de mogelijkheid om de verlopende incisale verbindingslijn wordt bereikt.
diasteemgrootte te manipuleren, het niet hoeven pre- Het resultaat van de verlenging wordt het fraaist
pareren van de pijlerelementen en de goede esthetiek. wanneer het oorspronkelijke incisale gedeelte fors
– Bij kinderen met grote diastemen ten gevolge van wordt beslepen.
traumata of agenesieën zijn composiet-etsbruggen
een goede oplossing voor de middellange termijn. Al-
dus wordt in het kader van het dynamisch behandel- Literatuur
concept tijd gewonnen tot een implantaat of een in-
grijpende prothetische voorziening verantwoord mo- Aldecoa EA, Mayordomo FG. Modified internal bleaching of
gelijk is. severe tetracycline discoloration: a 6-year clinical evaluation.
– Verkleuringen kunnen, afhankelijk van de oorzaak en Quintessence Int 1992;23:83-9.
de locatie, worden weggeslepen, bedekt met compo- Amerongen WE van, Kloet HJ de. Een kleurrijke methode voor de
siet of gebleekt. restauratieve behandeling van gefractureerde frontelementen.
– Bleken met ureumperoxide in een lepel is veilig en Ned Tijdschr Tandheelkd 1978;85:377-83.
relatief goedkoop. Toch moeten bleektechnieken bij Andreasen FM. Reattachment of subgingivally fractured central
kinderen uitsluitend worden toegepast na een zorg- incisor with an open apex. Dental Traumatology 2007;23:263-8.
vuldige afweging van de positieve effecten en de risi- Baart JA, Bosgra JFL, Kloet HJ de, Swart TjW. Autotransplantatie
co’s. van een premolaar naar de positie van een bovenincisief. De
– Verkleuringen die gelokaliseerd zijn in het opper- Tandartspraktijk 2006;27:171-5.
vlakkige glazuur, kunnen door microabrasie of be- Baratieri LN. Esthetics, direct adhesive restoration on fractured
slijpen worden verwijderd. Zo nodig wordt daarover- anterior teeth. Sao Paulo: Quintessence Publications, 1998.
heen een bedekking met composietmateriaal (compo- Barutcigil C, Harorli OT, Yildiz M. The color differences of direct
sietfacing of fineerrestauratie) gemaakt. esthetic restorative materials after setting and compared with a
– Fineerrestauraties kunnen het best worden vervaar- shade guide. J Am Dent Assoc 2011;142:658-65.
digd binnen een matrijs. Een Contourstrip (Ivoclar- Burke FJT, Kelleher MGD, Wilson N, Bishop K. Introducing the
Vivadent) of een Automatrix (DeTrey-Dentsply) zijn concept of pragmatic esthetics, with special reference to the
hier het meest voor geschikt. Naast separatie ten op- treatment of tooth wear. J Esth Restor Dent 2011;23:277-293.
zichte van de buurelementen, zorgt zo’n matrijs voor Coll JA, Jackson P, Strassler HE. Comparison of enamel micro
een verantwoorde cervicale vormgeving op een door abrasion techniques: prema compound versus a 12-fluted finis-
de mondzorgverlener gewenst cervicaal niveau. hing bur. J Esthet Dent 1991;3:180-96.
– Opaquers zijn kleurblokkerende, dunvloeibare com- Dietschi D. Optimising aesthetics and facilitating clinical appli-
posieten die op verkleurd tandoppervlak worden cation of free-hand bonding using the ‘natural layering concept’.
aangebracht en waar overheen composietmateriaal Br Dent J 2008;204:181-5.
wordt toegepast als een soort glazuurlaag. Eliades GC, Caputo AA. The strength of a layering technique in
– Tints zijn dun-vloeibare composieten in relatief felle visible light-cured composites. J Prosth Dent 1989;61:31-8.
kleuren, waarmee gebitselementen individueel kun- Gambon DL. Dental erosion in children: Risk factors in daily life
nen worden gekarakteriseerd door het nabootsen van in the 21st century. Academisch proefschrift. Amsterdam: Vrije
translucentie, kalkvlekjes, milde fluorose, haarscheu- Universiteit Amsterdam, 2011.
ren en verkleuringen. Gresnigt M. Clinical and laboratory evaluation of laminate
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 195
veneers. Academisch proefschrift. Groningen: Rijksuniversiteit Nahsan FPS, Silva LM da, Baseggio W, Francisconi PAS, Mondelli
Groningen, 2012. RFL, Wang L. Conservative approach for a clinical resolution of
Haywood B, Heymann O. Nightguard vital bleaching. Quintes- enamel white spot lesions. Quintessence Int 2011;42:423-6.
sence Int 1989;20:173-81. Paris S, Meyer-Lueckel H. Masking of labial enamel white spot
Kloet HJ de, Pelt AWJ van. Composiet-(ets)bruggen. Ned Tijdschr lesions by resin infiltration – A clinical report. Quintessence Int
Tandheelkd 1996;103:477-9. 2009;40:713-8.
Kloet HJ de, Pelt AWJ van. Het dynamisch behandelconcept. In: Pelt AWJ van, Yudhira RFT. Het bleken van frontelementen. Ned
Het tandheelkundig jaar 1998. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Tijdschr Tandheelkd 1991;98:225-9.
Van Loghum, 1998:114-27. Peumans M. Kaasmolaren / molar incisor hypomineralisation: wat
Kuy P van der. Porseleinen restauraties. Ned Tandartsenbl 1992;13: doen we ermee? In: Aps JKM et al. (red). Het tandheelkundig
532-3. jaar 2012. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2012:151-65.
Linden FPGM van der, Roeters FJM. Ontbrekende frontelemen- Roeters FJM, Kloet HJ de. Handboek esthetische tandheelkunde.
ten. Richtlijnen voor de behandeling vanuit een orthodontische Tweede druk. Nijmegen: STI, 2005.
visie. Ned Tijdschr Tandheelkd 1991;98:214-20. Rosa M, Zachrisson BU. Integrating space closure and esthetic
Luijk A van. Bleken in de praktijk. Almere: Henry Schein Dental, dentistry in patients with missing lateral incisors. Further
2007. improvements. J Clin Orthodod 2007;40:563-73.
Meerbeek B van, Munck J de, Yoshida Y, Inoue S, Vargas M, Vijay Schuurs AHB, Amerongen JP van. Tanden bleken. Houten: Bohn
P. Buonocore memorial lecture. Adhesion to enamel and dentin: Stafleu van Loghum, 2006.
current status and future challenges. Oper Dent 2003;28:215-35. Thoden van Velzen SK, Wesselink PR. Endodontologie. 3e druk
Meijer HJA, Lange GL de. Prothetiek en orale implantologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2010.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2007. Vanini L, Mangani F, Klimoskaia O. The conservative restoration
of anterior teeth. Viterbo: Acme, 2005.
Het kind met beperkingen:
algemene problematiek en
symptomatologie
41 L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels, L.A.M. Marks
j
41:1a j
41:1b
Figuur 41.1a Supra- en subgingivaal tandsteen op atypische Figuur 41.1b Excessieve tandsteenvorming op de buccale vlak-
locaties. ken van het onderfront.
j
41:1c j
41:1d
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_13, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
198 Kindertandheelkunde deel 2
41
j
41:2
j
41:3a j
41:3b
Figuur 41.3a Voorbeeld van een onverzorgd trauma in het Figuur 41.3b Dezelfde patiënt als in figuur 41.3a (palatinaal
bovenfront (buccaal aanzicht). aanzicht).
j
41:4a j
41:4b
Figuur 41.4a Extreme vorm van erosie na rumineren. Figuur 41.4b Gegeneraliseerde vorm van erosie.
41.1 Epidemiologische gegevens ook deel 1, hoofdstuk 5). In 85% van de gevallen was
tandheelkundige behandeling nodig.
41.1.1 toestand in nederland Bij ruim 75% van de kinderen was professionele ge-
bitsreiniging noodzakelijk in verband met relatief ster-
De omvang van de behandelachterstand kwam naar vo- ke tandsteenvorming en ernstige gingivitis. Bij ruim
ren uit een landelijk onderzoek bij vier- tot twaalfjarige 70% van de kinderen werden niet-behandelde caviteiten
thuisverblijvende kinderen met ernstige beperkingen aangetoond (variërend van één tot zeventien caviteiten),
(Van Grunsven en Koelen, 1990; Van Grunsven 1996; zie terwijl bij ruim 40% van de kinderen een behandeling
nodig was in verband met traumatische gebitsbeschadi-
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 199
gingen. Submukeuze abcessen en/of fistels door het af- 41.1.2 toestand in vlaanderen
sterven van de tandpulpa als gevolg van cariës, trauma-
tische gebitsbeschadigingen of pulpa-exposities door Met het oog op het verzamelen van informatie over
extreem tandenknarsen werd bij 40% van de kinderen geı̈nteresseerde collega’s, actuele mogelijkheden tot ge-
vastgesteld. bitsverzorging en kennis en toepassing van tandheel-
De behandelachterstand werd als volgt verklaard: kundige preventie binnen instellingen, werden in 1989
– de ouders of verzorgers vragen vaak geen tandheel- enquêtes gevoerd door de Universiteit Gent bij zo veel
kundige hulp; mogelijk instellingen.
– het gebit wordt als weinig belangrijk beschouwd; Uit 88 reacties van Vlaamse instellingen (Martens,
– de tandheelkundige behandeling wordt als bedrei- 1997) bleek dat slechts in 17% van de gevallen op regel-
gend ervaren; matige basis tandheelkundige verzorging werd uitge-
– transportproblemen; voerd. Ondanks een groot tekort aan ‘mankracht’ ter
– onvoldoende toegankelijkheid van de tandartsprak- plaatse, geeft toch 58% van de directies aan dat er een
tijk; vast tandartsbezoek wordt georganiseerd.
– kosten van de behandeling; Tandheelkundige problemen zoals die worden erva-
– het vinden van een geschikte tandarts. Hierbij wordt ren door het verzorgend personeel, zijn weergegeven in
nadrukkelijk gewezen op terughoudendheid of on- figuur 41.5. Het is duidelijk dat de mondhygiëne faalt.
voldoende affiniteit met de doelgroep, zich incompe- Dit probleem is wellicht te relateren aan het gebrek aan
tent voelen en onvoldoende tijd willen vrijmaken, voorlichting of ‘in-service training’, hetgeen trouwens
wellicht mede door een onvoldoende honorering. door 76% van de instellingen als een groot tekort werd
aangegeven. Ook anno 2010 blijkt nog steeds circa 60%
Uit navraag bij ouders en hulpverleners blijkt dat kwij- van de hulpkrachten aan te geven geen opleiding te
len, slecht ruikende adem en afwijkende mondgewoon- hebben gekregen met betrekking tot mondhygiëne bij
ten vaak als ernstige sociaal belemmerende factoren personen met beperkingen (PBN-project, 2011).
worden beschouwd. Toch wordt een goede toestand van Midden jaren negentig werd een epidemiologische
het gebit juist bij kinderen met een beperking belang- evaluatie van 692 Vlaamse twaalfjarigen met beperkin-
rijk gevonden om problemen op lichamelijk, geestelijk gen uitgevoerd door onderzoekers van de Katholieke
en sociaal gebied niet te versterken, of nieuwe proble- Universiteit Leuven (KU Leuven), de Universiteit Gent
men op te roepen. Naast de problemen die ouders en (UGENT) en de Werkgroep Tandheelkundige zorg voor
hulpverleners ervaren, ondervindt ook de mondzorg- Gehandicapten (WETAG). Deze representatieve steek-
verlener moeilijkheden: proef omvatte alle erkende typen bijzonder onderwijs
– Een zelfstandige mondhygiëne van het kind met be- (tabel 41.1). Uit een analyse van de grootste groepen (ty-
perkingen is meestal onmogelijk. pen 1, 2 en 8) bleek dat 31,8% een minder goede mond-
– Door het gedrag of de bijkomende handicap kunnen hygiëne had en uitgebreide plaquevorming op de buc-
de verzorgers de mond van hun cliënten niet schoon- cale en linguale vlakken van de elementen in het onder-
houden. Sommige kinderen kunnen ongewild niet of en bovenfront (Declerck et al., 1995; Gizani et al., 1997).
onvoldoende meewerken, terwijl andere de behande- De gemiddelde DMF-T-index voor de volledige popula-
ling ontvluchten. tie was 2,9; de DMF-S-index was 5,4. Hoewel niet sig-
– Prothetisch herstel is niet altijd mogelijk, omdat de nificant, werd een tendens waargenomen dat kinderen
prothese als vreemd lichaam wordt ervaren, de om- met lichte en matige tot ernstige verstandelijke beper-
gangsmogelijkheden met dit vreemde lichaam mini-
maal zijn en er risico bestaat van inslikken, breken en/
of verlies bij kinderen met epilepsie en motorische
stoornissen.
41 2
3
matige en ernstige verstandelijke beperking
karakterstoornissen
11
4
Bij 50% van de gehandicapten doen zich problemen voor
van kwijlen, tandenknarsen en afwijkende mondbewe-
gingen. Daarnaast worden er problemen ondervonden
door plotseling dichtbijten, naar buiten gestoken tong,
4 fysieke handicaps 4
slikken, kokhalzen, strakke wangen, lippen en tong,
5 chronische aandoeningen 2 bloedend tandvlees, pijnreacties en wegdraaien van het
6 visuele stoornissen 1 hoofd.
Behalve dat gehandicapten problemen hebben bij de
7 gehoorgestoorden 2
uitvoering van mondhygiëne, is bij hen de natuurlijke
8 spraak-, taal- en/of leerstoornissen 33 reiniging van het gebit en de slijmvliezen ook vaak
minder groot. In verband met kauw- en slikproblemen
wordt voor 50% van de pupillen het voedsel vloeibaar,
king de laagste cariësindex hadden. Van de gescreende gepureerd, fijngesneden of zacht gemaakt. Uit diverse
kinderen was 21% cariësvrij. Noch voor mondhygiëne, experimenten is bekend dat zachte voeding leidt tot
noch voor cariës werd een significant verschil tussen de uitgebreide plaquevorming op de gebitselementen. Ook
verschillende typen aangetoond. Bij kinderen met cariës de vorming van tandsteen wordt bevorderd en er vindt
werd over het algemeen een lage verzorgingsgraad tandsteenretentie plaats op relatief atypische locaties,
vastgesteld: 48,7%. Van de type-2- en type-8-kinderen zoals het bovenfront. Andere oorzaken van een vermin-
poetst gemiddeld slechts één op de vijf kinderen, terwijl derde natuurlijke reiniging zijn: verstijfde en verlamde
90% nooit instructie of hulp krijgt van ouders of ver- mondmusculatuur, orofaciale dyskinesieën, voortdu-
zorgers. Uit een verdere analyse (Martens et al., 2000) rend openhouden van de mond en mondademhaling
bleek dat de manuele vaardigheid, die bij type-2- en (figuur 41.6).
type-8-kinderen hoger wordt ingeschat, zich niet weer- Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat de plaque-
spiegelt in een betere mondhygiëne. Het gebruik van verdeling over de afzonderlijke elementen bij kinderen
chemische antibacteriële middelen was in het algemeen met een beperking duidelijk afwijkt van die bij niet-
bedroevend laag (Martens et al., 1995, 1997) en had, be- beperkte leeftijdgenoten.
halve bij kinderen met gingivale hypertrofie ten gevolge Terwijl bij de normaal begaafde kinderen de plaque-
van anti-epileptische medicatie, geen significant effect retentie gelijkmatig toeneemt van de centrale incisieven
op de mondhygiëne. De oorzaak hiervan is wellicht het naar de meest dorsale molaren, er minder plaque voor-
onregelmatige en verkeerde gebruik van deze middelen. komt in de bovenkaak dan in de onderkaak en de vesti-
Nochtans is het gebruik van chloorhexidinepreparaten bulaire vlakken zowel in de boven- als in de onderkaak
uitvoerig bestudeerd en niet weg te denken uit de tand- beter gereinigd worden, wordt bij kinderen met een be-
heelkundige verzorging van personen met een beper- perking vastgesteld dat plaque een maximale uitbrei-
king (zie hoofdstuk 42). ding op de gebitselementen bereikt. Over het algemeen
j
41:6a j
41:6b
Figuur 41.6a Onderfront buccaal van pupil die de mond altijd Figuur 41.6b Onderfront linguaal van dezelfde pupil.
open heeft.
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 201
zijn de vestibulaire en linguale vlakken voor ongeveer ook andere, bijkomende beperkingen. Meer dan de helft
de helft met plaque bedekt, terwijl op de incisieven en van hen heeft ook een verstandelijke beperking en bij
de molaren ongeveer evenveel plaque wordt aangetrof- 75% komen epileptische stoornissen voor. De behande-
fen. Vanaf de premolaren neemt de plaqueretentie toe, ling van deze handicaps heeft mogelijk gevolgen voor de
zowel naar de molaren als naar de incisieven. Op de gingiva.
vestibulaire vlakken in de bovenkaak wordt aanzienlijk
meer plaque aangetroffen dan op de linguale vlakken. Medicamenteus geı̈nduceerde gingivahyperplasie
Deze plaqueverdeling wijst erop dat bij kinderen met Gingivahyperplasie, geı̈nduceerd door farmaceutische
een beperking vaak oude en daardoor sterk pathogene producten, is een vaak voorkomende orale pathologie
plaque aanwezig is. Bovendien vindt snelle accumulatie bij medisch gecompromitteerde patiënten. Het meest
van plaque plaats; na reiniging bereikt de plaque weer typisch inducerende farmacon is fenytoı̈ne (Diphanto-
snel een maximale uitbreiding, mede onder invloed van ine1). Bij natriumvalproaat (Depakine1) en carbamaze-
exsudaat en micro-organismen uit de ontstoken gin- pine (Tegretol1) zijn de symptomen minder uitgespro-
giva. Door de grote accumulatie van plaque in het bo- ken (Brian et al., 1995). Behalve anti-epileptica kunnen
venfront treft men daar een relatief sterke parodontale immunosuppressiva (ciclosporine) en antihypertensiva,
afbraak en veel cariës aan. Omdat bovendien vaak trau- met name bètablokkers (nifedipine), gingivahyperplasie
matische gebitsbeschadigingen ontstaan, wordt bij kin- veroorzaken. Alternatieve immunosuppressiva zoals ta-
deren met een verstandelijke beperking vooral het es- crolimus, azathioprine en sirolimus zouden minder
thetisch belangrijkste deel van het gebit bedreigd, met gingivale overgroei geven, op voorwaarde dat ze niet
alle psychische en sociale consequenties van dien. gecombineerd worden met antihypertensiva (Cota et al.,
2010; Paixao et al., 2011). Verder onderzoek zal deze be-
41.2.2 gevolgen van medicatie vindingen moeten bevestigen.
Gingivahyperplasie begint in de eerste drie maanden
Personen met cerebrale bewegingsstoornissen hebben en is het meest uitgesproken in het eerste jaar van de
als gevolg van de organische hersenbeschadiging vaak therapie. Gingivale weefseltoename geı̈nduceerd door
j
41:7a j
41:7b
Figuur 41.7a Niet-infectieuze gingivahyperplasie in het boven- Figuur 41.7b Niet-infectieuze gingivahyperplasie in het onder-
front ten gevolge van epilepsiemedicatie. front ten gevolge van epilepsiemedicatie.
j
41:7c j
41:7d
Figuur 41.7c Hypertrofische infectieuze hyperplasie waarbij de Figuur 41.7d Klasse-II-relatie met open beet in het front en
tandpapillen er als aardbeien uitzien. sterke hyperplasie van de gingiva door gebruik van fenytoı̈ne bij
een vijfjarig, spastisch jongetje.
202 Kindertandheelkunde deel 2
medicatie is aanvankelijk niet-inflammatoir maar fi- wordt ook de parodontoloog geconsulteerd voor het
brotisch (figuur 41.7). creëren van fysiologische contouren van de parodontale
structuren. Hoe groter het medische risico, hoe minder
Klinisch beeld geopteerd zal worden voor grote chirurgische interven-
Het klinische beeld wordt gekenmerkt door groei van de ties. Bovendien zal het effect beperkt zijn vanwege de te
interdentale papillen, waarbij de gingiva geleidelijk verwachten lage therapietrouw.
toeneemt, tot de twee naburige papillen versmelten. Onderzoek (Wahlstrom et al., 1995; Boran et al., 1996;
j
41:8a
j
41:8b
Figuur 41.8a Resultaat van automutilatie door vingerdruk en Figuur 41.8b Extreme automutilatie door dagelijks ‘schoonve-
foutief gebruik van vork en mes. gen met de mouw van het werkpak’.
j
41:8c j
41:8d
Figuur 41.8c Beeld van het rechterkwadrant in de maxilla bij Figuur 41.8d Beeld van het linkerkwadrant in de maxilla bij
dezelfde pupil. dezelfde pupil.
– SIB is aangeleerd operant gedrag, dat blijft bestaan na neer een mondzorgverlener/arts voor het eerst met der-
het beëindigen van een negatieve stimulus (hypothese gelijk gedrag wordt geconfronteerd (bijv. agressief arm-
van de negatieve sociale bekrachtiging); of handbijten), zal dit zeker de nodige weerzin opwek-
– SIB is een middel om sensoriële stimuli te krijgen bij ken. Stoı̈cijns negeren van het armbijten zal dan secun-
afwezigheid van tactiele of kinetische input (hypo- daire bekrachtiging van SIB voorkomen. Deze negatie
these van zelfstimulatie); kan zowel op een actieve als op een passieve manier ge-
– SIB is een product van afwijkende psychologische beuren.
processen (organische hypothese); Wanneer SIB stopt, dan kan de mondzorgverlener/
– SIB is een poging zichzelf grenzen op te leggen of om arts gewoon verdergaan met het onderzoek. Belangrijk
schuld te verwerken (psychodynamische hypothese). is dat het mondonderzoek dan ook daadwerkelijk door-
gaat, om de patiënt te tonen dat SIB tot niets leidt.
Behandeling van een patiënt met automutilerend Simultaan is het ook belangrijk dat goed meewerken
gedrag positief wordt bekrachtigd, zowel verbaal (lovende
Wanneer de mondzorgverlener/arts te maken krijgt met woorden) als door aanraking (een klopje op de schou-
SIB, moet goed worden afgewogen hoe hij de behande- der). Wanneer een patiënt tijdens de behandeling blijft
ling zal instellen. Het is duidelijk dat een efficiënte doorgaan met handbijten of zich op het gezicht slaan,
benadering tijd zal besparen, stress bij de mondzorg- kan de aandacht worden afgeleid door hem een favoriet
verlener en zijn omgeving zal verminderen en het sla- voorwerp in zijn handen te laten houden. Het effect van
gen van de behandeling zal verzekeren. In de meeste kalmerende muziek kan ook wenselijk zijn. Fysieke be-
gevallen zal de patiënt op consult komen zonder dat de lemmering met zachte doeken is de veiligste methode
mondzorgverlener/arts op de hoogte is van SIB. Bij het om SIB onder controle te houden tijdens een tandheel-
eerste contact kan daarover het best worden geı̈nfor- kundige behandeling. Een aantal patiënten blijkt zich
meerd bij de begeleiders of de ouders. goed te voelen bij een dergelijke aanpak. Additioneel
Een eerste stap is het negeren van het gedrag. Wan- kan premedicatie nuttig zijn. Behandeling met N2O-O2
204 Kindertandheelkunde deel 2
j
41:9b
j
41:9d j
41:9c
Figuur 41.9d De mondbeschermer wordt in de bovenkaak Figuur 41.c De constructie van een mondbeschermer in de
geplaatst in de hoop dat verder letstel in de onderkaak wordt bovenkaak met behulp van een Erkoloc (Erkodent1) 3 mm-plaat.
vermeden.
j
41:9e j
41:9f
Figuur 41.9e Twee weken na plaatsing van de mondbeschermer Figuur 41.9f Een maand later hervat de patiënt het automuti-
komt de patiënt terug. Er is een opmerkelijk genezingsproces van lerend gedrag, waarbij opnieuw een trauma ontstaat van de
de onderlip. Er blijft wel een litteken. zachte weefsels en verlies van de normale lipstructuur.
206 Kindertandheelkunde deel 2
41
j
41:9g j
41:9h
Figuur 41.9g Hoewel er nu eveneens een mondbeschermer in Figuur 41.9h Om het lipzuigen tegen te gaan, wordt geopteerd
de onderkaak wordt geplaatst, blijft het bijt- en zuiggedrag voor een lipbumper die wordt bevestigd in twee holle tubes buc-
bestaan, met als gevolg ernstige zwelling. caal van de respectievelijke orthodontische bandjes die zijn gece-
menteerd op de eerste molaren in de mandibula.
Oral hygiene in 12 year old disabled children in Flanders (Bel- Solomons G. Drug therapy for hyperactive children. Spec Care
gium) related to manual dexterity and the opinion of parents Dent 1985;5:20-3.
and carers. Comm Dent Oral Epidemiol 2000;28:73-80. Tesini D. An annoted review of the literature of dental caries and
Nunn J. The dental health of mentally and physically handicap- periodontal disease in mentally retarded individuals. Spec Care
ped children: a review of the literature. Comm Dent Health Dent 1981;1:75-87.
1987;4:157-68. Thomson JM, et al. Incidence and severity of phenytoin-induced
Paixao CG, Sehiguchi RT, Saraiva L, et al. Gingival overgrowth gingival overgrowth in epileptic patients in general medicine
among patinets medicated with cyclopsporin A and tacrolimus practice. Comm Dent Oral Epidemiol 1992;20:288-91.
undergoing renal transplantation: a prospective study. J Perio- Wahlstrom E, Zamora JU, Teichman S. Improvement in cyclo-
dontol 2011;82:251-8. sporine-associated gingival hyperplasia with azithromycin
PBN project: Pilootproject voor mondzorg voor personen met therapy. New Engl J Med 1995;332:753-4.
bijzondere noden. Rijksdienst voor ziekteverzekering en inva-
liditeit (RIZIV) 2011.
Het kind met beperkingen:
aspecten van mondhygiëne
42.1 Problematiek bij het uitvoeren van twaalfjarige Vlaamse kinderen (Martens et al., 2000)
mondhygiëne bleek dat hoe groter de zelfredzaamheid, hoe minder
goed de mondhygiëne was. Hoewel zelfredzaamheid
Zoals eerder vermeld (hoofdstuk 41), heeft het meren- door opvoeders en begeleiders wordt aangemoedigd,
deel van de personen met beperkingen een slechte moet er bij het uitvoeren van de mondhygiëne toch vol-
mondhygiëne. Bovendien doen zich afhankelijk van de doende begeleiding en nazorg/effectieve hulp zijn om
beperking problemen voor als kwijlen, tandenknarsen, enig resultaat te boeken.
slikstoornissen en afwijkende mondbewegingen (Mar-
tens et al.,2009; Broers, 2011). Een van de belangrijkste Intrinsieke problemen bij een kind met een
oorzaken van de slechte mondhygiëne is dat het uitvoe- beperking
ren van een goede mondverzorging om verschillende Ten gevolge van de beperking zelf kunnen de kinderen
redenen vaak erg moeilijk is (zie hoofdstuk 41). Boven- vaak de mond niet openhouden, klemmen ze de tanden,
dien zijn kinderen met een beperking zelf én hun spannen zij de lippen of steken zij de tong uit. Daar-
ouders of verzorgers zelden door de mondzorgverlener naast zullen sommige kinderen reageren met min of
of de mondhygiënist geı̈nstrueerd over aangepaste meer beschermende reflexen, zoals het uitlokken van de
mondhygiënische methoden en technieken. braakreflex, een algemeen verhoogde orale reflexactivi-
teit of bijt- en slikreflexen (al of niet uitgelokt door
42.1.1 concrete problematiek aanraking). Uiteraard spelen angst en ongeduld ook een
rol. Sommige kinderen proberen de aandacht af te lei-
Zelfredzaamheid den, andere draaien hun hoofd weg of maken (met de
Goed tandenpoetsen vraagt voldoende inzicht, vol- handen) afwerende bewegingen. Ten slotte kan het
doende manuele vaardigheid en voldoende tijd. Het is spoelen variëren van onmogelijk of volledig inslikken
duidelijk dat bij veel kinderen met een beperking niet van het water, tot voorbeeldig uitspugen, al of niet ge-
aan deze voorwaarden wordt voldaan. Videoscreening paard gaand met een ritueel dat voortdurend wordt
van bewoners van instellingen leidde tot volgende be- herhaald.
vindingen:
– De tandenborstel wordt kortstondig (symbolisch) in Problemen bij de begeleiders en/of ouders
de mond gebracht. Begeleiders en ouders nemen vaak geen of te weinig tijd
– De tandpasta wordt opgegeten. om het kind te begeleiden, waardoor het poetsen niet of
– Er wordt te veel tandpasta gebruikt, waardoor het vluchtig gebeurt. Het kind bevindt zich in een oncom-
zicht wordt belemmerd. fortabele houding, waarbij de verzorger voor het kind
– De mond komt vol met schuim, met een verhoogde staat en niet goed in de mond kan kijken, terwijl het
kokhalsneiging als gevolg. hoofd bovendien niet gesteund is. Als verzorgers hun
– Er wordt steeds op dezelfde plaats gepoetst. hand op het voorhoofd van het kind houden, gaat het
– Er wordt te krachtig gepoetst, met gevaar van tand- hoofd naar achteren. Door de vele problemen heeft de
vleesbeschadiging en slijtage van het wortelopper- verzorger de neiging te veel kracht op de tandenborstel
vlak. uit te oefenen, waardoor soms pijn ontstaat, hetgeen op
– Alleen de zijkanten worden gepoetst, niet de voor- zijn beurt verkeerde reacties kan uitlokken. Door dit
kant. alles wordt het poetsen minder goed uitgevoerd of ach-
– In plaats van te poetsen wordt er gebeten of gezogen terwege gelaten.
op de borstel.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_14, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
210 Kindertandheelkunde deel 2
Naast de beschreven oorzaken in hoofdstuk 41, kan nog De patiënt moet in een min of meer foetale houding
vermeld worden dat een groot aantal ziekten en aan- zitten (figuur 42.1). Een optimale houding wordt ver-
doeningen, ouderdom en vele geneesmiddelen een ver- kregen door de heupen en de knieën te buigen, de
minderde speekselsecretie tot gevolg hebben. Hyposali- schouders en de armen iets in protractie te brengen (bijv.
vatie leidt tot een verminderde eliminatie van voedsel- door de armen over de borst te kruisen, of door de han-
j
42:2 j
42:3
Figuur 42.2 Mondcontrole volgens Müller (van voren): Figuur 42.3 Mondcontrole volgens Müller (van opzij): opwaartse
opwaartse druk op de mondbodem en achterwaartse druk op de druk op de mondbodem en achterwaartse druk op de kin.
kin.
42
j
42:4a j
42:4b
j
42:4c j
42:4d
j
42:5a j
42:5b
j
42:5c j
42:5d
j
42:5e j
42:5f
j
42:5g j
42:5h
Uit onderzoek blijkt dat de werking van chloorhexidine oplossing. Toch moet men er rekening mee houden dat
(CHX) afhankelijk is van de dosis; bij gebruik van grote deze applicatievorm door veel mensen met een beper-
volumes volstaan lage concentraties. Bovendien gaat de king minder goed verdragen wordt (wurgreflex, bijtre-
voorkeur uit naar lage concentraties CHX in voldoende flex, moeilijkheden om de tray in de mond te krijgen).
grote volumes. Verschillende onderzoekers hebben aan- Een spray wordt over het algemeen goed verdragen, al-
getoond dat CHX minder effectief is wanneer er reeds hoewel het soms moeilijk kan zijn om de dorsale zones
plaque, tandsteen en/of gingivitis aanwezig is, wanneer in de mond te bereiken.Voldoende volume gebruiken
het niet gecombineerd wordt met een professionele rei- blijft hier de boodschap.
niging en wanneer het niet gecombineerd wordt met
mondhygiëne-instructies. Tot slot moet opgemerkt worden dat men het best kan
kiezen voor een chloorhexidineoplossing zonder alco-
De meeste onderzoeken naar de werking en effectiviteit hol. Alcohol in mondspoelmiddelen kan aanleiding ge-
van CHX ter ondersteuning van of als aanvulling bij ven tot irritatie van de zachte weefsels (er is een lineair
mechanische plaquecontrole vonden plaats in de alge- verband met de concentratie) en tot een verminderde
mene populatie. Toch geven een paar recente, weliswaar kleurstabiliteit van tandkleurige restauraties (cfr. infra).
korstondige, studies bij jongeren met een verstandelijke Bovendien wordt gesuggereerd dat er een verband is
beperking aan dat het gebruik van een gel en een spray tussen het langdurig gebruik van een mondspoelmiddel
op basis van CHX een positief resultaat had op de pla- op basis van alcohol en het vóórkomen van (pre)maligne
que- en gingivitisscores (Montiel-Company en Alme- laesies in de mond. Onderzoek heeft aangegeven dat
rich-Silla, 2002; Pannuti et al., 2003). mondspoelmiddelen zonder alcohol even effectief zijn
als de alternatieven met alcohol (Almerich et al., 2005;
Welke applicatievorm de voorkeur geniet, zal individu- Van Strydonck et al., 2005).
eel bepaald moeten worden. Spoelen met een mond-
spoelmiddel kan een moeilijke opdracht zijn voor veel 42.3.4 bijwerkingen
mensen met een mentale beperking. CHX-gel 1% (2 g gel
bevat evenveel chloorhexidine als 10 ml van een 0,2% CHX wordt als een uiterst veilig desinfectans be-
oplossing) aangebracht in een individueel aangepaste schouwd. Omdat CHX in de gastro-intestinale tractus
tray resulteert in een betere mondhygiëne dan wanneer omgevormd wordt tot een moeilijk oplosbaar zout, is
de tanden bevochtigd worden met een chloorhexidine- het geen groot probleem wanneer een bepaalde hoe-
214 Kindertandheelkunde deel 2
42
j
42:6
j
42:7
Figuur 42.6 Geelbruine verkleuring na langdurig spoelen met Figuur 42.7 Schematische voorstelling van de voorwaarden om
CHX. tot een goede mondhygı̈ene te komen.
veelheid van een CHX-bevattende stof wordt ingeslikt. 42.4 Mondhygiëne in de instelling
Er vindt immers vrijwel geen resorptie plaats in het
maag-darmkanaal. Wil de mondverzorging als vast punt in de basisverzor-
De meest voorkomende bijwerking is de mogelijk ging van de bewoners dagelijks aan bod komen, dan
geelbruine verkleuring van tanden (figuur 42.6), restau- moet ze ook op vaste momenten in de structuur zijn
raties, prothesen en de tong. De ernst van de verkleuring ingebouwd. Hoewel een goede poetsbeurt na elke
hangt af van de concentratie van de oplossing en ver- maaltijd en na elk gezoet medicijn de voorkeur geniet, is
schilt sterk van persoon tot persoon. Aangezien een dit meestal niet haalbaar. Rekening houdend met de
0,12% CHX-oplossing even effectief is als een 0,2% op- hoeveelheid activiteiten waarvoor opvoeders verant-
lossing, geniet de laagste concentratie de voorkeur woordelijk zijn, kan het strikte minimum als volgt
(Keijser et al., 2003;Van Strydonck et al., 2005). Con- worden geschetst.
sumptie van tanninebevattende producten, zoals thee
en wijn, versterken de verkleuring. De verkleuring kan
Eén grondige poetsbeurt elke dag – bij voorkeur ’s
worden beperkt door goede mechanische plaqueverwij-
avonds voor het slapen gaan – moet minimaal in elke
dering. Bij langdurig CHX-gebruik kan de verkleuring
leefgroep haalbaar zijn.
door regelmatige gebitsreinigingen op een aanvaardbaar
niveau worden gehouden. Protheseverkleuringen kun-
nen worden verwijderd door ze in azijn te leggen, opdat
de oppervlakkige tandsteenaanslag (die meestal voor de Wanneer hulpverleners de nodige informatie krijgen en
verkleuring zorgt) oplost. Daarna worden ze gepolijst bovendien goed gemotiveerd zijn, wanneer hulpverle-
op hoogglans. ners de nodige kennis hebben van de beschikbare hulp-
Ook de smaakgewaarwording kan aangetast worden middelen en voor tandenpoetsen de nodige tijd uittrek-
door het gebruik van CHX in hoge doseringen, maar ken, zal men – mede afhankelijk van de behandelbaar-
deze bijwerking is reversibel en wordt vooral gezien bij heid – tot een goede mondhygiëne kunnen komen (fi-
CHX-oplossingen met alcohol. guur 42.7).
Vooral na langdurig gebruik van CHX kan irritatie
van de gingiva en van het mondslijmvlies optreden.
Bij gebruik van een 0,2% CHX-oplossing kunnen Richtlijnen
patiënten ook een branderig gevoel ervaren. Incidenteel
ontstaan zwellingen van de glandula parotidea. Deze – Idealiter moet men streven naar twee poetsbeurten.
bijwerkingen van CHX kunnen voor een groot deel Afhankelijk van de zelfredzaamheid zal dit gemakke-
worden vermeden door de patiënt een lagere concentra- lijker of moeizamer verlopen. Bij het poetsen wordt
tie (dat wil zeggen 0,12%) voor te schrijven. een fluoridehoudende tandpasta aanbevolen. Afhan-
Omdat CHX in deze patiëntengroep vaak langdurig kelijk van de leeftijd, de cariësgevoeligheid en het
wordt toegepast, wordt aangeraden alcoholvrije ‘onder- inslikpatroon kan al of niet een kindertandpasta
houdsoplossingen’ van CHX voor te schrijven (bijv. Pe- worden gebruikt. Wanneer de mechanische plaque-
rio-Aid1, Dentio1). controle (evt. tijdelijk) niet goed is, kan deze onder-
steund worden met een chloorhexidineoplossing.
Het kind met beperkingen: aspecten van mondhygiëne 215
– Verder is het belangrijk dat personen met een beper- Martens L. Tandheelkundige zorg voor gehandicapten: proble-
king op regelmatige basis gezien worden door de matiek en preventie. Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;52:27-37.
mondhygiënist of mondzorgverlener voor een profes- Martens L, Marks L, Goffin G, et al. Oral hygiene in 12 year old
sionele gebitsreiniging. In België worden gebitsreini- disabled children in Flanders (Belgium) related to manual dex-
gingen bij zorgafhankelijke personen vier keer per terity and the opinion of parents and carers. Comm Dent Oral
kalenderjaar vergoed. Epidemiol 2000;28:73-80.
Martens L, Declerck., Leroy R, Vanobbergen J. De mond, spiegel
van gezondheid: bijzondere aandachtsgroepen. Leuven-Den
Literatuur Haag: ACCO, 2009.
Montiel-Company JM, Almerich-Silla JM. Efficacy of two anti-
Ahlborg B. Practical prevention. In: Nunn J, editor. Disability and plaque and antigingivitis treatments in a group of young men-
oral care. Londen: FDI World Dental Press, 2000. tally retarded patients. Med Oral 2002;7:136-42.
Almerich JM, Cabedo B, Ortola JC, Poblet J. Influence of alcohol in Pannuti CM, Saraiva MC, Ferraro A, Falsi D, Cai S, Lotufo RF.
mouthwashes containing triclosan and zinc: an experimental Efficacy of a 0.5% chlorhexidine gel on the control of gingivitis
gingivitis study. J Clin Periodontol 2005;32:539-44. in Brazilian mentally handicapped patients. J Clin Periodontol
Anonymous. Mondgezondheid in de instelling. Brugge/Gent: 2003;30:573-6.
‘Ons Erf’/‘Centrum Bijzondere Tandheelkunde, 1998. Sroda R, Plezia RA. Oral hygiene devices for special patients.
Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten: Special Care 1984;4:264-6.
Prelum Uitgevers, 2011. Strydonck DA van, Timmerman MF, Velden U van der, Weijden
Keijser JA, Verkade H, Timmerman MF, Weijden FA van der: GA van der. Plaque inhibition of two commercially available
Comparison of 2 commercially available chlorhexidine mouth- chlorhexidine mouthrinses. J Clin Periodontol 2005;32:305-9.
rinses. J Periodontol 2003;74:214-8.
Ivoren Kruis (folder): Mondzorg voor mensen met een verstande-
lijke beperking (www.ivorenkruis.nl).
Kinderen met
psychiatrische en
psychische problemen.
43 Een globaal overzicht
T.F.H. Scheers
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_15, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
218 Kindertandheelkunde deel 2
Tabel 43.1 Karakteristieken van volwassenen met een diepe verstandelijke handicap (IQ 0-20;
ontwikkelingsleeftijd 0-2 jaar).
43 sociaal
leert reflexief, door training
vertoont hechtingsgedrag
voornamelijk bezig met eigen lichaam of met lichaam van iemand anders
homeostase en hechting
onvoltooide zelfdifferentiatie
geen egovorming
Tabel 43.2 Karakteristieken van volwassenen met een ernstige verstandelijke handicap (IQ 20-35;
ontwikkelingsleeftijd 2-4 jaar).
hier en nu belangrijk
emotioneel lust-onlustgevoelens
geen individuatie
geen egovorming
Kinderen met psychiatrische en psychische problemen. Een globaal overzicht 219
Tabel 43.3 Karakteristieken van volwassenen met een matige verstandelijke handicap (IQ 30-50;
ontwikkelingsleeftijd 4-7 jaar).
fantasierijk
beperkte impulscontrole
onrijpe zelfdifferentiatie
Tabel 43.4 Karakteristieken van volwassenen met een lichte verstandelijke handicap (IQ 50-70;
ontwikkelingsleeftijd 7-12 jaar).
geen groepsverband
emotioneel goed ontwikkelde emoties: verdriet, geluk, liefde, haat, sociale angsten, vertrouwen, wantrouwen, eigenwaarde
de situatie hier en nu is belangrijk, het verleden kan bepalend zijn voor het gevoel van nu
ken de symptomen meer af van die van kinderen met 43.3.1 psychiatrische stoornissen
een gemiddelde intelligentie, maar is de differentiatie in
symptomatologie ook minder. Hoe lager het ontwikke- De meest voorkomende (kinder)psychiatrische stoornis-
lingsniveau, hoe minder uitingsvormen er zijn. De sen zullen achtereenvolgens beschreven worden.
meeste testen en schalen zijn niet geschikt om bij kin-
deren met een verstandelijke beperking af te nemen. Aandachtstekortstoornis en hyperactiviteit (ADHD)
Slechts enkele zijn voldoende valide. ADHD kenmerkt zich door problemen in de aandachts-
langdurig stil te zitten. Als er medicatie voorgeschreven toire is zowel in de breedte als de diepte beperkt en er is
is voor ADHD, moet deze in ieder geval voor de behan- meer met het niveau overeenkomend stereotiep gedrag.
deling gebruikt worden. Om het voor het kind gemak- Bij kinderen met een zeer laag ontwikkelingsniveau
kelijker te maken, zijn korte pauzes gedurende een lan- kunnen verschijnselen als zelfstimulerend gedrag, het
ge behandeling een optie, zodat het kind even kan be- likken aan voorwerpen of het in de mond stoppen ervan
wegen. ook voorkomen.
Kinderen met een hechtingsstoornis zijn niet goed in bezigheden geven in een bedreigende situatie houvast.
staat een duurzame emotionele relatie op te bouwen met Ze zetten, in alledaags Nederlands, ‘de hakken in het
hun ouders of verzorgers. Als een kind veilig is gehecht, zand’.
zal het in bedreigende situaties de nabijheid en gebor- Obsessief gedrag moet eveneens onderscheiden wor-
genheid zoeken van de vertrouwenspersoon, om zo ge- den van dwangmatig, of beter rigide, gedrag en het
ruststelling en bescherming te ervaren. Als een kind niet slecht verdragen van veranderingen bij pervasieve ont-
veilig gehecht is, heeft het niet geleerd hoe het veilig- wikkelingsstoornissen (‘insistence on sameness’).
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_16, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
226 Kindertandheelkunde deel 2
Tabel 44.1 De vier graden van verstandelijke handicap en het niveau van functioneren.
soon, spreken we van een beperking. De betreffende wordt toegediend en de suikermomenten mogelijker-
persoon kan door de stoornis zelf of door de beper- wijs zijn toegenomen (koffie of thee met gebak als acti-
kingen als gevolg van de stoornis worden benadeeld viteit, toedienen van (zoete) medicatie in combinatie
ten opzichte van andere personen; zo wordt de stoor- met een zoete drager (jam)) moet de nodige aandacht
nis gesocialiseerd en spreken we van een handicap. In worden besteed aan de voedingsanamnese. Het is verder
tabel 44.2 worden deze begrippen gedefinieerd en aan te bevelen een gerichte tandheelkundige (tabel 44.3)
worden de verschillende hoofdgroepen aangegeven. en een psychosociale anamnese (tabel 44.4) af te nemen.
Daarbij wordt extra aandacht besteed aan het gedrag en
de communicatiemogelijkheden. Ten slotte is het inte-
Tabel 44.2 Internationale classificatie van
ressant over informatie te beschikken over het ontwik-
stoornissen, beperkingen en handicaps.
kelingsniveau (tabel 44.5). Hierbij moet rekening wor-
stoornis: iedere afwezigheid of afwijking van een psychologische, den gehouden met het feit dat bij kinderen met een
fysiologische of anatomische structuur of functie
verstandelijke handicap de cognitieve ontwikkeling
hoofdgroepen
– cognitieve stoornissen vaak geen gelijke tred houdt met de emotionele ont-
– andere psychische stoornissen wikkeling en met de sociale zelfredzaamheid.
– spraakstoornissen
– gehoorstoornissen
– gezichtsstoornissen Begeleiding bij de tandheelkundige behandeling
– inwendige stoornissen Voor uitgebreidere informatie over het ‘werken met
– stoornissen van het bewegingsapparaat kinderen met een beperking’ wordt verwezen naar
– misvormingen
– algemene sensorische en andere stoornissen hoofdstuk 45. In de context van dit hoofdstuk wordt
benadrukt dat de tandarts over de nodige deskundig-
beperking: iedere vermindering of afwezigheid (ten gevolge van een heid moet beschikken, alsook (en vooral) over een grote
stoornis) van de mogelijkheid tot een voor de mens normale activi-
teit, zowel wat betreft de wijze als wat betreft de reikwijdte van de dosis geduld, waardoor hij deze kinderen liefdevol en
uitvoering ervan met toewijding kan begeleiden tijdens de tandheelkun-
hoofdgroepen dige behandeling. Daartoe kan hij een beroep doen op
– gedragsbeperkingen
– communicatiebeperkingen
zijn kennis van communicatietechnieken, angstbestrij-
– beperkingen in de persoonlijke verzorging ding, pijnbestrijding en op zijn talenten om hiermee om
– beperkingen in het lopen te gaan. Het gebruik van een gedragsschaal (tabel 44.6)
– beperkingen in lichaamsbeweging
kan ertoe bijdragen dat de practicus zichzelf dwingt oog
– vaardigheidsbeperkingen
– situationele beperkingen te hebben voor de non-verbale uitingen van de emoties
– beperkingen in bijzondere vaardigheden van de patiënt. Het vergemakkelijkt en bevordert de
– beperkingen in andere activiteiten beoordeling van de manier waarop allerlei prikkels,
handicap: een nadelige positie van een persoon als gevolg van een verschillende onderdelen van de behandeling en de be-
stoornis of een beperking die het normaal functioneren van de be- nadering van de tandarts en de assistent worden beleefd
trokkene (gezien leeftijd, geslacht en sociaal-culturele achtergrond) (Van Grunsven, 1996).
beperkt of verhindert
hoofdgroepen
– handicaps in oriëntatievermogen
– handicaps in fysieke onafhankelijkheid 44.2 Verstandelijke beperking bij
– handicaps in mobiliteit
– handicaps in bezigheden
syndromen: het syndroom van Down
– handicaps in sociale integratie
– handicaps in economische zelfstandigheid Het syndroom van Down werd voor het eerst beschreven
– andere handicaps
in 1866 door Langdon-Down. Pas in 1959 werd ontdekt
dat het wordt veroorzaakt door een chromosomale af-
wijking. In 95% van de gevallen is er een extra chromo-
44.1.2 tandheelkundige behandeling van soom 21 (vandaar dat ook de naam trisomie 21 wordt
kinderen met een verstandelijke gebruikt), bij de resterende 5% gaat het om translocaties,
beperking mozaı̈cisme of partiële trisomie. Op basis van gegevens
van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie
Verzamelen van informatie kon berekend worden dat in 2008 ongeveer 1 op 1897
Om tot een goed behandelplan te komen, is het nodig levend geboren kinderen het syndroom van Down had.
zorgvuldig een aantal anamnesen af te nemen (Broers en Voor de helft van de personen met downsyndroom is de
Meeuwissen, 2001; Broers, 2011). Voor de medische levensverwachting meer dan 50 jaar.
anamnese wordt verwezen naar deel 1, hoofdstuk 7. Bij
een complexe medische conditie kan meer informatie
over pathologie, medicatie en tandheelkundig risico
worden ingewonnen bij de behandelend arts.
Omdat in vele gevallen zacht en kleverig voedsel
228 Kindertandheelkunde deel 2
Tabel 44.3 Vragenlijst voor een tandheelkundige anamnese (naar Broers en Meeuwissen, 2001).
mondverzorging
Verzorgt de patiënt de mond zelfstandig, met hulp van derden of wordt de zorg volledig overgenomen?
Hoe vaak en op welke manier wordt de mond verzorgd, wat is hierbij de houding van patiënt en verzorger?
Zijn er factoren die de tandheelkundige behandeling of de mondverzorging kunnen bemoeilijken (bijv. dichtbijten, aanspannen mondmuscula-
tuur, extreme kokhalsreflex)?
Is er een verhoogde kans op gebitstrauma (bijv. bij gestoorde motoriek of bij epilepsie)?
Tabel 44.4 Vragenlijst voor een psychosociale anamnese (naar Broers & Meeuwissen, 2001).
Zijn er gedragsproblemen?
Hoe is de gezinssituatie?
Is de patiënt rolstoelgebonden?
Behandeling in de rolstoel?
Tabel 44.5 Vragenlijst voor het verkrijgen van informatie over de beperkingen van de patiënt (naar Broers &
Meeuwissen, 2001).
Tabel 44.6 Gedragsschaal voor het beoordelen van het gedrag van verstandelijk gehandicapten tijdens
tandheelkundige behandelingen (naar Van Grunsven, 1996).
IV coöperatief – goed contact met de tandarts, verbaal of door middel van gebaren
– toont belangstelling voor wat er gebeurt
– ligt ontspannen in de behandelstoel
– werkt mee bij het onderzoek voor zover hij daartoe motorisch in staat is
II weifelend – erg behoedzaam (kijkt tandarts niet aan, zegt niets, hoewel hij kan praten) of erg druk (kletsen, mopperen, drukke
bewegingen)
– probeert met vertragingstactieken het onderzoek uit te stellen (wil niet direct in de behandelstoel plaatsnemen,
gaat steeds anders zitten, blijft praten of met iets spelen, wil dat begeleider zijn handen steeds anders vasthoudt,
moet plassen)
– moet duidelijk wennen aan de situatie, maar pogingen om de behandeling te ontvluchten kunnen steeds ge-
corrigeerd worden
I oncoöperatief – geeft verbaal en/of fysiek zeer duidelijk blijk van zijn ongenoegen (huilt, is boos, vloekt, scheldt, duwt begeleider,
assistent of tandarts van zich af)
– moet in de behandelstoel worden vastgehouden (anders loopt hij weg, zakt onderuit, gaat op zijn buik liggen of
duwt iedereen van zich af)
– kalmeert na enige tijd, maar blijft gedurende het hele onderzoek periodes van verzet vertonen (draait dan zijn hoofd
weg, spant zijn lippen en wangen sterk aan, probeert met de tong instrumenten uit de mond te duwen)
0 onbehandelbaar – onafgebroken verzet, dat binnen tien minuten niet kan worden beı̈nvloed
j
44:1a
j
44:1b
Figuur 44.1a Orofaciale kenmerken bij het syndroom van Down. Figuur 44.1b Typerende mondademhaling bij het syndroom van
Down.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 231
j
44:2a j
44:2b
Figuur 44.2a-b Typerend beeld van een open mond met hypotone tong.
mate in haver. Alle ziektetekenen verdwijnen wanneer maar kunnen zelfs op zich laten wachten tot het kind 2
de patiënt glutenvrije voeding inneemt. jaar is. Het melkgebit is meestal pas volledig op de
leeftijd van 4 à 5 jaar. De eerste blijvende molaar en de
44.2.2 syndroomspecifieke afwijkingen van ondersnijtanden breken soms pas door op de leeftijd van
de tanden en de mond 8 à 9 jaar. Bovendien komt het bij deze kinderen vaak
voor dat de blijvende tand al doorbreekt terwijl de
Anatomische afwijkingen van de mond voorganger nog in de kaak aanwezig is. Soms is het
Typerende kenmerken van kinderen met downsyn- aangewezen dat de mondzorgverlener de melktand ver-
droom zijn de open mond en de protrusie van de tong wijdert.
(figuur 44.2). De boven- en onderlip zijn hypotoon en
vooral van de onderlip valt op dat die naar buiten ge- Agenesieën Agenesieën komen vaker voor bij kinderen
keerd is, waardoor de eveneens hypotone tong perma- met downsyndroom (50%) dan in de algemene populatie
nent zichtbaar is. Het gaat bij kinderen met downsyn- (2%); de verdeling van de ontbrekende tanden is wel
droom echter zelden om een echte macroglossie, zoals vergelijkbaar met die bij de ‘gezonde’ populatie. De
gezien wordt bij acromegalie. Het is zeker niet aan te tanden die het meest frequent ontbreken, zijn in da-
raden de tong chirurgisch te laten reduceren: dit be- lende volgorde: de verstandskiezen, tweede premolaren,
moeilijkt immers de natuurlijke reiniging van de mond. laterale snijtanden en de mandibulaire snijtanden. Het
Het dorsale oppervlak van de tong van kinderen met spreekt voor zich dat in het geval van oligodontie (een
downsyndroom is vaak droog en gekloofd door de gedeeltelijke afwezigheid van tanden), goede röntgen-
mondademhaling. Bovendien is de tong vaak bekleed opnamen noodzakelijk zijn voor het opstellen van een
met fissuren, waarin gemakkelijk etensresten achter- goed behandelingsplan.
blijven. Om halitose (onaangename geur van de adem) te
vermijden, is het aan te bevelen de tong goed schoon te Afwijkend volume en structuur Van de kinderen met
maken met een tongrasp of eventueel met een tanden- downsyndroom vertoont 35 tot 55% microdontie, zowel
borstel. in het melk- als in het blijvende gebit. De kroon- en
wortellengte zijn significant kleiner. Door de kleine af-
Kwijlen metingen van de kronen is er vaak veel ruimte tussen de
Een ander orofaciaal probleem dat men vaak ziet bij tanden (‘spacing’).
mensen met downsyndroom is kwijlen (zie verder 44.3). Hypoplasieën en hypocalcificaties komen ook vaker
Bij mensen met downsyndroom dragen spierhypotonie, voor. Ze kunnen voorkomen op het hele glazuuropper-
een relatieve macroglossie en een open mond allemaal vlak of beperkt blijven tot een horizontale band. Omdat
bij tot een verhoogde kans op kwijlen. Andere factoren hypoplastische defecten vaak evolueren naar cariës, is
zoals emoties, mate van concentratie, houding, eventu- het raadzaam preventief op te treden (bijv. lokale fluo-
ele malocclusie, verminderde doorgankelijkheid van de rideapplicaties, glad maken van de ruwe oppervlakken,
neus en verminderde zintuiglijke waarneming in de ‘sealen’, applicatie van bonding of van een composiet-
mond kunnen de incidentie en ernst verder bepalen. vulling).
vermeende verlaagde vatbaarheid voor tandbederf zou 44.3 Kinderen met een sociale beperking:
onder andere te wijten kunnen zijn aan de grotere autisme en ADHD
ruimten tussen de tanden en aan de congenitaal afwe-
zige tanden, waardoor er minder tanden in de mond Naast verstandelijke en motorische beperkingen kun-
aanwezig zijn die kunnen worden aangetast. Anderzijds nen sociale beperkingen leiden tot minder goed of an-
is het niet verwonderlijk dat er tegenstrijdige meldin- ders functioneren. Een eerste groep wordt gevormd door
gen zijn, gezien de complexiteit van het cariësproces, de de autismespectrumstoornissen of pervasieve (door-
categorie symptomen
A kwalitatieve tekortkomingen in wederzijdse sociale interacties – zich niet bewust zijn van het bestaan of van de gevoelens van
anderen
– geen of op een abnormale manier troost zoeken
– geen of tekortschietend imitatiegedrag
– geen of abnormaal sociaal spelgedrag
–
ten met leeftijdgenoten
omdat de wereld zeer chaotisch overkomt. Onaange- Ongeacht het type autisme komen de volgende algeme-
kondigde of onduidelijke veranderingen eindigen ne symptomen voor:
vaak in een driftbui. – een relatiestoornis: er is een beperkt vermogen om
– Het passieve type. Deze kinderen laten alles op hun be- relaties en vooral affectieve relaties met medemensen
loop en nemen nooit initiatief om contact te zoeken. aan te gaan. Voor de buitenwereld is een autist vaak
Zij aanvaarden wel dat iemand anders met hen in een kind dat jarenlang niet of nauwelijks reageert op
interactie treedt, waaraan zij dan op een passieve ma- zijn ouders, ondanks alle aandacht, liefde en warmte
nier deelnemen en wat zij vaak als onaangenaam er- die het kind krijgt. Dit komt evenwel zéér zelden
varen. Zij hebben ook problemen met verbeelding en voor;
communicatie, maar deze problemen zijn op het – gestoorde taalontwikkeling met een beperkt vermo-
eerste gezicht minder opvallend dan bij kinderen uit gen om met de medemens te communiceren door ge-
de afzijdige groep. baren of gesproken taal. Is er enige taalontwikkeling,
– Het actieve, maar bizarre type. Deze kinderen durven wel dan wordt die gekenmerkt door stereotypieën, me-
contact te zoeken, maar doen dat dikwijls op een ui- chanische intonatie en omkering van persoonlijke
terst bizarre manier, bijvoorbeeld door zeer veel vra- voornaamwoorden. De grammaticale constructies
gen te stellen zonder zinvol verband. De kinderen zijn bizar;
komen vreemd, onaangepast, eenzijdig over, hetgeen – opvallende motorische verschijnselen als gevolg van
kan worden verklaard doordat zij problemen hebben neurologische en cerebrale afwijkingen, met soms een
met het soepel en vlot begrijpen van interacties. Zij ‘verwrongen’ manier van bewegen en een zich dik-
praten wel vlot, maar er is geen sprake van weder- wijls herhalend bewegingspatroon, dwanggedrag en
zijdse communicatie. Hun stereotypieën uiten zich fladderen;
voornamelijk in een extreme interesse voor een be- – opvallende zintuiglijke verschijnselen, waarbij de
paald thema of persoon. Wanneer afgeweken wordt zintuiglijke waarnemingen zich kenmerken door het
van hun favoriete onderwerp, doen zich vaak ge- blijven steken in een vroeg ontwikkelingsstadium,
dragsproblemen voor. Ze missen ‘gezond verstand’ namelijk in de wereld van de nabijheidszintuigen
om probleemloos aan onze wereld te kunnen deelne- zoals proeven, likken, ruiken, tasten en voelen;
men. Vaak wordt de diagnose gemist en krijgen de – weerstand tegen veranderingen: een dwangmatig
kinderen andere, negatieve etiketten opgeplakt, zoals vasthouden aan bekende en vaste gewoonten, een
karaktergestoord, psychotisch enzovoort. In deze overdreven gehechtheid aan bepaalde voorwerpen en
groep vinden we voornamelijk kinderen met een ge- een streven om alle situaties hetzelfde te houden;
middelde tot hoge intelligentie. – extreme, schijnbaar onverwachte angsten en plotse-
ling optredende paniekreacties, die voor ouders en
buitenstaanders onbegrijpelijk zijn.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 235
Epidemiologie Een autismestoornis komt vier keer vaker bijvoorbeeld het wegkrabben van de gingiva met de na-
voor bij jongens dan bij meisjes. Meisjes functioneren gels.
echter slechter. Meestal is de oorzaak ervan onbekend en
komt de stoornis samen met andere aandoeningen voor. Bij het tandheelkundig handelen (Schoolderman, 1989)
Het aantal kinderen met een autismespectrumstoornis moet men zich voldoende realiseren dat een dergelijke
is gemiddeld 1 op 165, waarbij 50 tot 80% ook een ver- gebeurtenis moet worden ingebouwd in de ‘structuur’
standelijke beperking heeft. Voor Nederland wordt van het dagelijks leven van de autist. Het tandheelkun-
aangenomen dat ongeveer 1,3 : 1000 kinderen een autis- dig handelen wordt beschreven aan de hand van de eer-
mestoornis heeft (Broers, 2011). De prevalentie is blijk- der vermelde algemeen aanvaarde symptomen (De Moor
baar met de jaren toegenomen, vooral vanwege een be- en Martens, 1997; Friedlander 2006).
tere diagnostiek.
Schattingen van de Vlaamse Vereniging Autisme Relatiestoornis of weerstand tegen verandering De ‘tell-
(VVA) wijzen uit dat ongeveer 5 à 10 op 10.000 kinderen show-do’-methode is de meest gangbare om gedrag te
autistisch gedrag vertonen en dat nog eens tien andere beı̈nvloeden. Door kinderen met autisme kan het ‘tell’-
kinderen lichtere stoornissen verwant aan autisme heb- en ‘show’-gedeelte niet altijd mentaal verwerkt worden
ben. In totaal zijn er in Vlaanderen ongeveer 6000 tot en daarom blijft het ‘do’-gedeelte uit. Geduld en vrien-
12.000 personen met meer of minder zwaar autisme. De delijkheid bieden normaliter vele mogelijkheden. Dit
VVA wijst er tevens op dat dit niet meer is dan andere zal echter niet altijd het nodige effect hebben, zodat
aangeboren aandoeningen: aangeboren blindheid enige kordaatheid zeker wenselijk is. Een constante
(2000), doofheid (6000), multipele sclerose (7200) en herhaling van tandheelkundige procedures is van groot
syndroom van Down (9600). Wanneer autistisch gedrag belang om tot een gewenst resultaat te komen. Zo is het
bij meisjes wordt waargenomen, moet men altijd be- mogelijk een mondonderzoek uit te voeren en bite-
dacht zijn op het syndroom van Rett (zie verder). wings te vervaardigen met de hulp van de ouders of de
Autisme komt voor bij alle niveaus van intelligentie begeleiders. Een mondspiegel, een polijstborsteltje, wat
(60% heeft een IQ lager dan 50, amper 20% heeft een IQ polijstpasta, een röntgenfoto en een plastic bijtplaatje
hoger dan 70). Toch is het een zodanig ingrijpend ziek- kunnen worden meegegeven om thuis te oefenen. Op
tebeeld dat de cognitieve stoornis en het daaruit voort- die manier kan het kind dan wennen. In dit verband kan
vloeiende sociale vermogen een zeer slecht maatschap- nog worden gezegd dat kinderen met autisme goede
pelijk functioneren veroorzaken en dat mensen met regeltjes-leerders zijn, hetgeen bij de behandeling kan
autisme met een normaal IQ als sociaal gehandicapt be- worden benut. Door bijvoorbeeld een bepaalde volgorde
schouwd moeten worden. De sociale intelligentie is te respecteren (afspraak op hetzelfde tijdstip, binnen-
vrijwel nihil, hetgeen het gehele intelligentieprofiel komen, liggen, mond openen enzovoort), kan men een
kleurt. Van alle mensen met autisme functioneert on- bepaalde structuur aanbrengen die, wanneer de patiënt
geveer 80% na het zesde levensjaar op zwakzinnig ni- die eenmaal accepteert, niet meer vergeten wordt. Af-
veau. Er is dan eigenlijk sprake van een meervoudige wijkingen hiervan kunnen de patiënt in verwarring
handicap: zwakzinnigheid en autisme. De contactge- brengen. Bij een meewerkend kind kan een vorm van
stoordheid, de perceptuele problemen, de motorische beloning een manier zijn om hem bepaalde handelingen
verschijnselen en de neiging in stereotiep gedrag te ver- te laten onthouden.
vallen, onderscheidt deze kinderen dan van louter
zwakzinnigen. Hospitalisatie Wanneer een kind met spoed moet wor-
den behandeld, moet goed worden afgewogen of de be-
Autisme en tandheelkundig handelen Bij ‘autisme’ vindt handeling onder narcose moet plaatsvinden. Hospitali-
men geen typisch tandheelkundige anatomisch-morfo- satie is een van de meest ingrijpende veranderingen in
logische kenmerken, noch typerende parodontale afwij- de dagelijkse routine van een kind met autisme. Afge-
kingen. Tot nu toe verschenen geen rapporten die sig- wogen moet worden of behandeling zonder narcose
nificante verschillen aantonen voor de aanwezigheid mogelijk is of dat door de uitgebreidheid en de drin-
van cariës of plaque. Uit een screening van 33 Israëlische gende noodzaak van de behandeling het toedienen van
patiënten (11 thuis verblijvend en 22 in een instelling narcose een beter alternatief is. Na de narcose kan met
opgenomen) blijkt dat de mondhygiëne bij de jeugdige een schone lei worden gestart en kan ook een goede
patiënten met thuisverzorging beter is (Shapira, 1989). relatie tussen tandarts en kind en ouder worden be-
Een verklaring hiervoor kan zijn dat jonge kinderen die werkstelligd. Bij de beslissing tot narcose moet het kind
thuis wonen meer individuele aandacht krijgen. Dit op de anesthesie worden voorbereid. Een goede voorbe-
houdt ook het tandenpoetsen in. Worden de kinderen reiding met hulp van de vaste begeleiders is noodzake-
ouder, dan worden ze fysiek sterker en zijn hun bewe- lijk. Daarbij moeten verwarring en drukte worden ver-
gingen minder gemakkelijk te beperken of te belemme- meden. De aanwezigheid van ouders of begeleiders in de
ren, waardoor het ‘gepoetst worden’ wordt bemoeilijkt. behandelkamer is een belangrijke positieve factor, die
Ook automutilatie (zie hoofdstuk 41) wordt beschreven, het kind tot rust kan brengen.
236 Kindertandheelkunde deel 2
Rekening houdend met het feit dat deze kinderen beter Opvallend dwanggedrag Een ‘verwrongen’ manier van
communiceren via beelden (iconen), verdient het aan- bewegen en dikwijls ook een herhaald bewegingspa-
beveling zo mogelijk een boekje te maken met ge- troon zijn typerende gedragingen. Bij het binnenkomen
kleurde plaatjes waarin de tandheelkundige procedure van de behandelkamer kan zich dat reeds manifesteren
wordt uitgelegd (Backman en Bolero, 1999). en het is niet altijd duidelijk hoe dit gedrag kan worden
doorbroken. De mondzorgverlener kan proberen de
Bij orale sedatie is zowel het gebruik van sedativa, psy- patiënt af te leiden. Indien men van tevoren een aantal
bij hyperactieve kinderen. De beste verbetering bereikt Opvallende zintuiglijke verschijnselen als gevolg van
men evenwel pas na goede gedragsondersteuning door neurologische en cerebrale afwijkingen De afstandszin-
de school of door de ouders. Gelukkig zijn er ook weinig tuigen zoals gehoor en gezichtsvermogen worden min-
met het syndroom gecorreleerde medische problemen, der gebruikt. Daar staat tegenover dat de nabijheids-
waardoor het mogelijk is premedicatie te gebruiken met zintuigen zoals proeven, ruiken, likken, tasten en voe-
minimale risico’s. Bij het zoeken naar de juiste doses len vaker worden gebruikt. Hiervan kan tijdens de be-
kunnen thuis of in de instelling verschillende medica- handeling goed gebruik worden gemaakt (‘tell-show-
ties worden geprobeerd om tijd te besparen, in plaats feel-do’), maar het kan ook het tegenovergestelde be-
van telkens een nieuwe zitting zonder effect. Bij een werkstelligen: het lawaai van de boor en de typische
eerste afspraak is het voor de tandarts dus van belang geur van de behandelkamer kunnen associaties oproe-
een volledig beeld te krijgen van de medische achter- pen met pijn en leiden tot oncoöperatief gedrag.
grond van de patiënt, en ook een idee te krijgen over het Glinsterende voorwerpen worden gemakkelijk waar-
gedrag en de communicatiemogelijkheden van het kind genomen en leiden ook gemakkelijk de aandacht af. Het
en van de reeds gebruikte conditioneringstechnieken. grotere geheel gaat hierbij in het niets op. Een bran-
dende lamp kan aanvankelijk een punt zijn om de aan-
Lachgas (N2O). Van het gebruik van inhalatiesedatie (zie dacht te verleggen, evenals de metalen driefunctiespuit
ook deel 1, hoofdstuk 17) bij kinderen met autisme zijn enzovoort. Het is ook mogelijk dat de witte jas van de
gunstige effecten beschreven. Deze vorm van sedatie tandarts een barrière vormt.
kan gebruikt worden, op voorwaarde van een goede co- Kinderen met autisme hebben tevens een hoge graad
operatie. Premedicatie behoort ook tot de mogelijkhe- van lateraal zicht: bewegingen die aan de zijkant van de
den. Men gaat er wel van uit dat omgekeerde effecten patiënt worden gemaakt, kunnen zeer afleidend wer-
zoals hyperactiveit en verhoogde alertheid te verwach- ken. Dit alles houdt in dat een patiënt in het midden
ten zijn, naargelang het niveau van de sedatie hoger is. van een tot dan toe succesvolle behandeling plotseling
uit de behandelstoel wil stappen. Een prikkelarme
Gestoorde taalontwikkeling Kinderen met autisme leven ruimte (zie hoofdstuk 45) blijft een conditio sine qua
in een eigen ‘betekeniswereld’. De ‘tell-show-do’-me- non.
thode zal niet volledig voldoen. Bij een kind met autis-
me moet deze methode worden uitgebreid naar ‘tell- Extreme, schijnbaar onverwachte angsten Doordat een
show-feel-do’. Het taalgebruik is een van de belang- kind met autisme de samenhang tussen hem en de hem
rijkste factoren. Het is dan ook zeker aan te bevelen omringende wereld niet spontaan ziet, kan iets volledig
contact op te nemen met de ouders respectievelijk de uit zijn context worden getrokken en tot onverwachte
verzorgers en hierover de nodige inlichtingen te vragen. reacties leiden. Een kind met autisme neemt anders
Hoewel een autist niet graag wordt aangeraakt, is het waar, verwerkt de opgenomen informatie anders en zal
wel degelijk belangrijk hem zelf voorwerpen te laten deze informatie anders interpreteren. In het eerste ge-
aanraken. Op die manier wordt de ‘feel’-dimensie toege- sprek kan men hiernaar het best bij de ouders of de
voegd aan de met succes toegepaste ‘tell-show-do’-me- begeleiders informeren. Sterk negatieve ervaringen uit
thode. Wanneer de tandarts een voorwerp in handen het verleden, zoals behandelingen met fysieke dwang,
neemt en tegelijkertijd iets zegt, zal de aandacht eerst zullen niet snel vergeten worden (vandaar weer het be-
naar het voorwerp uitgaan. De patiënt met autisme lang van positieve bekrachtiging bij een gewenst resul-
heeft niet tegelijkertijd aandacht voor hetgeen erbij ge- taat). Doordat autisten anders denken, kan een tand-
zegd wordt. Net zoals jonge kinderen of kinderen met heelkundige behandeling een soort bedreiging vormen.
ontwikkelingsstoornissen, hebben autisten karakteris- De mond is een van de zones die het eerst worden ge-
tieke problemen om verschillende stimuli te associëren. vormd en is een primitieve en erogene zone met een
In deze context moet ook worden vermeld dat sommige psychologisch belang.
kinderen met autisme direct oogcontact vermijden.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 237
ADHD is een gedragsstoornis die wordt gekenmerkt Onder de noemer ‘cerebrale bewegingsstoornissen’ (‘ce-
door onoplettendheid, aandachtsstoornissen, afleid- rebral palsy’) vallen de neuromusculaire stoornissen die
baarheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. De combina- het gevolg zijn van afwijkingen in de hersenen. Een
tie van deze kenmerken met weerslag op het algemeen dergelijke hersenbeschadiging is veelal niet progressief
functioneren gedurende minstens zes maanden (met een en is meestal een gevolg van een hersenletsel in de pe-
begin vóór de leeftijd van 7 jaar) is indicatief voor de riode ‘rond de geboorte’: prenataal (congenitaal), peri-
diagnose (DSM-IV, zie tabel 44.9). ADHD gaat dikwijls nataal of postnataal in het eerste levensjaar. Deze her-
gepaard met andere stoornissen zoals specifieke leer- senafwijkingen kunnen te wijten zijn aan een zuurstof-
problemen, spraak- en communicatiestoornissen, emo- tekort (anoxie) of infecties, zoals meningitis, encefalitis.
tionele en persoonlijkheidsproblemen en soms tics. Ook cerebrale stoornissen als onderdeel van een syn-
ADHD zou bij kinderen in ongeveer 5% van de gevallen droom worden beschreven, onder andere de ziekte van
voorkomen en is meer aanwezig bij jongens Little (spastische diplegie). Een cerebrale stoornis die op
(M : V = 3-4 : 1). latere leeftijd ontstaat, heeft doorgaans te maken met
ADHD is een heterogeen syndroom dat vermoedelijk een trauma (onder andere verkeersongeval), of sommige
te wijten is aan een complexe interactie tussen neuro- relatief zeldzame degeneratieve psychische aandoenin-
biologische en omgevingsfactoren. Genetische factoren gen (bijv. het syndroom van Rett).
spelen eveneens onmiskenbaar een rol. Er zijn aanwij- Hoewel hierover geen eensgezindheid bestaat in de
zingen voor een depletie of een te snelle opname van literatuur, wordt voor motorische beperkingen een in-
dopamine. Bij volwassenen met ADHD werd in de pre- cidentie aangehouden van 1 tot 6 per 1000, naargelang
frontale hersencortex een abnormaal laag gehalte aan de gebruikte bron.
dopa-decarboxylase vastgesteld (een enzym dat de vor-
ming van dopamine katalyseert). Er zouden nog andere Er kunnen diverse vormen worden onderscheiden:
neurotransmitters een rol spelen zoals noradrenaline en – spasticiteit (40 à 60%) komt voor bij laesies van de
serotonine. Andere onderzoekers vinden eerder aanwij- cerebrale cortex en wordt gekarakteriseerd door hy-
zingen voor een rijpingsstoornis in het centraal zenuw- peractieve reflexen en de aanwezigheid van ‘stretch’-
stelsel die zich weerspiegelt in een vertraagde myelini- reflexen. Deze laatste reflexen zijn onwillekeurige,
satie. krachtige spiercontracties in combinatie met een al-
gehele stramheid van de betrokken lichaamsdelen.
De medicamenteuze behandeling is gericht op stimu- Wanneer niet tijdig met fysiotherapie wordt gestart
lantia (type Ritalin). Hoewel dit nogal parodoxaal lijkt, om revalidatie tot stand te brengen, kan dit laatste
stimuleren deze middelen echter delen van het centaal leiden tot dwangstanden van de gewrichten.
zenuwstelsel die bij ADHD te weinig functioneren, na- – athetose (25 à 30%) komt voor bij laesies van de basale
melijk de structuren die instaan voor de selectie van ganglia. De kinderen hebben vaak te kampen met
prikkels. Door medicatie kan men de selectie van de beurtelings slappe spieren en doelloze ongecontro-
stimuli verbeteren met minder onaangepast motorisch leerde bewegingen met spierspasmen. In de orofaciale
gedrag tot gevolg. Bij een deel van de kinderen verbe- regio komen onwillekeurige mond- en tongbewegin-
teren de secundaire leerproblemen en de agressieve ge- gen, overdadige speekselvloed en traag slikken voor.
dragsstoornissen door stimulantia. – ataxie (circa 10%) komt voor bij laesies van het cere-
bellum. De kinderen hebben vaak te kampen met
Tandheelkundig handelen evenwichtsstoornissen en een onzekere gang. In de
Net zoals bij kernautisme zijn er geen rapporten die literatuur wordt dit laatste beschreven met de term
meer cariës of parodontale aandoeningen bij deze groep ‘dronkenmansgang’;
suggereren. Voor de behandelbaarheid van de patiënt – rigiditeit (circa 5 %) komt voor bij een laesie van het
kan hier een uitdaging liggen. basale ganglion. De kinderen vertonen een zekere
Het is van groot belang dat de ADHD-patiënt zijn stramheid in de spieren wanneer geprobeerd wordt te
medicatie genomen heeft voor de tandheelkundige be- bewegen.
handeling plaatsvindt. Verder dient men vooral de aan- – tremor (circa 5%). Ook deze aandoening kan een ge-
dacht van de patiënt vast te houden. Tell-show-feel-do is volg zijn van een laesie van het basale ganglion. De
hier zeker op zijn plaats. Voortdurende verbale com- kinderen hebben een ongecontroleerde tremor (be-
municatie is nodig. Wanneer gedragsmodificatietech- ven).
nieken mislukken, kunnen alle sedatietechnieken wor-
den toegepast (Felicetti en Julliard, 2000; Efron en Kil- Ook combinaties van de verschillende cerebrale afwij-
patrick, 2002). kingen worden beschreven; zo kan er sprake zijn van
een spastisch-athetosische afwijking. Tabel 44.10 bevat
238 Kindertandheelkunde deel 2
44 – Kan instructies niet volgen en kan bijgevolg het huiswerk niet tot
een goed einde brengen of faalt bij het uitvoeren van werk of
opdrachten in de werkplaats
ataxie
rigiditeit
cerebellum
basaal ganglion
– Heeft dikwijls problemen bij het organiseren van opdrachten of
activiteiten
tremor basaal ganglion
– Vertoont vermijdingsgedrag of is afkerig van opdrachten die
mentale inspanning vergen
– Verliest dikwijls zaken die nodig zijn om bepaalde opdrachten te deze pupillen eveneens epilepsie vastgesteld (zie hoofd-
kunnen uitvoeren
stuk 45) en 20% van deze groep lijdt aan visusstoornis-
– Is gemakkelijk verstrooid door externe stimuli
– Is dikwijls vergeetachtig tijdens de dagelijkse activiteit sen. Bij de patiënten met athetose blijkt ondanks een
vaak moeizame communicatie de aanwezigheid van
B Hyperactiviteit/impulsiviteit
mentale afwijkingen het kleinst te zijn. Bij deze groep
– Wringt dikwijls met de handen en zit schuddend in de stoel
– Verlaat dikwijls de stoel in de klas of in situaties waar blijven zitten worden echter meer auditieve stoornissen waargeno-
eigenlijk moet men.
– Loopt rond of kruipt overal op in situaties waar dat niet is aan-
gewezen (bij adolescenten of volwassenen kan zich dat beperken
tot gevoelens van rusteloosheid) 44.4.1 tandheelkundige symptomatologie
– Heeft problemen om in stilte te spelen
– Is geregeld zeer druk en acteert als een opgewonden motor Bij alle beschreven vormen van motorische beperkingen
– Spreekt soms veel en snel
– Geeft dikwijls al antwoorden vooraleer de vraag beëindigd is
komt ook vaak gebitsmutilatie voor. Deze kunnen in-
– Heeft moeilijkheden om in de rij te wachten of zijn beurt af te trinsiek worden veroorzaakt door de motorische beper-
wachten tijdens het spel king zelf of het gevolg zijn van vallen of traumata ten
– Onderbreekt anderen dikwijls zowel tijdens de conversatie als tij-
gevolge van de beperkte motoriek of door automutilatie
dens het spel
(zie hoofdstuk 41).
De diagnose van ADHD wordt slechts gesteld indien minstens zes Bij deze populatie komen vaker malocclusies voor dan
van de negen symptomen aanwezig zijn in één of in de beide cate-
bij andere kinderen. Ook worden meer gevallen van
gorieën (A en B). De symptomen moeten aanwezig zijn voor de
leeftijd van 7 jaar en ten minste zes maanden hebben aangehouden. duidelijke overbeet/klasse-II-malocclusies waargeno-
men. Dit kan het gevolg zijn van de spierspasmen tij-
dens de ontwikkeling van het hoofd en/of van een fout
een opsomming van de verschillende vormen van mo- slikpatroon, in combinatie met het feit dat een adequate
torische beperkingen gerelateerd aan het oorzakelijke behandeling niet mogelijk is (tabel 44.11).
orgaan. Bij kinderen met cerebrale stoornissen blijft de ont-
Naast de hiervoor beschreven verdeling, bestaat er ook wikkeling van de orale reflexactiviteit doorgaans op het
een verdeling naar de betrokken regio. Zo spreekt men niveau van de babyleeftijd. In combinatie met de afwij-
van monoplegie wanneer een van de ledematen is aange- kingen in spiertonus en/of hypersensitiviteit van mond
daan, van hemiplegie wanneer één zijde van het lichaam en lippen kan dit leiden tot problemen bij eten, drinken
is aangedaan (dat wil zeggen de linker- of rechterlede- en spreken. Ook de orale hygiëne zal hiervan invloed
maten), van diplegie of paraplegie wanneer uitsluitend de ondervinden. Wanneer er tevens geen of een beperkte
onderste ledematen zijn aangedaan en van quadriplegie controle bestaat over de speekselvloed, spreken we van
wanneer de vier ledematen zijn aangedaan. Bij deze kwijlen. Door de vergrote prikkelgevoeligheid ontstaat
laatste vorm is de controle van het hoofd veelal beperkt bij deze kinderen bij alles wat er in de orale regio ge-
en dit heeft gevolgen voor het slikken en de spraak. beurt, vaak een versterkte orale reflexactiviteit, hetgeen
Naast de fysieke beperking heeft ongeveer een derde kokhalzen en/of overgeven tot gevolg kan hebben. Bij
van de kinderen leermoeilijkheden. Een nog grotere dit proces worden soms ook sterke afweerreacties ge-
groep (60 à 70%) heeft spraakproblemen die niet ver- zien, omdat de patiënt het gevoel heeft in ademnood te
ward mogen worden met leermoeilijkheden. De kin- raken. Men ziet een sterke toename van onwillekeurige
dermondzorgverlener moet weten dat de meeste kinde- bewegingen en een sterke toename van de (orale) spier-
ren met een motorische beperking een normale intelli- tonus. Daarbij worden de lippen zeer sterk gespannen,
gentie hebben, ook al is hun spraak beperkt. Toch kan waardoor handelingen in de mond moeilijk zijn uit te
ook een verstandelijke beperking voorkomen. Dit blijkt voeren.
vooral het geval in de spastische populatie en de zoge- Bij cerebrale stoornissen die het gevolg zijn van een
noemde ‘rigide groep’. Globaal gezien wordt bij 75% van zuurstoftekort of infectie, zijn afwijkingen van de
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 239
praktijk zijn die mogelijkheden er vaak niet, maar in maatregelen moeten worden genomen met het oog op
instellingen zal men daarmee eerder rekening houden een optimale preventie.
bij de inrichting van de praktijkkamer. Als de kinderen
niet in hun rolstoel kunnen blijven, is het handig enige Het syndroom van Rett
kennis te hebben van hef- en tiltechnieken. Het gebruik Het syndroom van Rett is een zeldzame X-gebonden
van een tillift voor rolstoelpatiënten kan het behandelen stoornis (1 op 15.000) die voornamelijk bij meisjes voor-
van deze patiënten vergemakkelijken. Verder kan het komt. Het syndroom van Rett gaat in typische gevallen
– De orofaciale kenmerken (zie tabel 44.7) kunnen de lence of periodontitis and dental caries in a Down’s syndrome
(noodzaak van) tandheelkundige behandeling beı̈n- population. J Periodontol 1986;57:288-93.
vloeden. Barr-Agholme M, Dahllof G, Linder L, Modeer T. Actinobacillus
– De practicus moet altijd bedacht zijn op een moge- actinomycetemcomitans, Capnocytophaga and Porphyromonas
lijke behoefte aan antibioticaprofylaxe. gingivalis in subgingival plaque of adolescents with Down’s
syndrome. Oral Microbiol Immunol 1992;7:244-8.
Kinderen met autisme Barr-Agholme M, Krekmanova L, Yucel-Lindberg T, Shinoda K,
Bij de behandeling van kinderen met autisme moet re- Modeer T. Prostaglandin E2 level in gingival crevicular fluid
kening worden gehouden met: from patients with Down syndrome. Acta Odontol Scand 1997;
– korte stoeltijden en geen wachttijden; 55:101-5.
– vaste behandeldagen en hetzelfde tijdstip; Broers D, Meeuwissen, P. Tandheelkundige behandeling van
– prikkelarme omgeving; mensen met een verstandelijke beperking. Ned Tijdschr Tand-
– stapsgewijs introduceren van alles wat geluid maakt; heelkd 2001;108:470-3.
– volledige informatie verkrijgen over de patiënt via de Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten:
ouders of de begeleiders; Prelum Uitgevers, 2011.
– modelleren en ‘tell-show-feel-do’-methode; Cheng RH, Leung WK, Corbet EF. Non-surgical periodontal
– patroonherkenning; therapy with adjunctive chlorhexidine use in adults with down
– sedatie kan helpen, maar de patiënten hebben dik- syndrome: a prospective case series. J Periodontol 2008;79:379-
wijls een atypische respons en standaarddoseringen 85.
blijken vaak niet bruikbaar; Cheng RH, Leung WK, Corbet EF, King NM. Oral health status of
– de beslissing tot narcose moet goed gewikt en gewo- adults with Down syndrome in Hong Kong. Spec Care Dentist
gen worden, omdat hospitalisatie een psychologisch 2007;27:134-8.
belastende factor is. Chakrabarti S, Fombonne E, Pervasive developmental disorders in
preschool children: confirmation of high prevalence. Am J Psy-
Kinderen met ADHD chiat 2005;162(6):1033-41.
– korte behandelsessies en geen wachttijden; De Moor R, Martens L. Het tandheelkundig handelen bij autisme.
– plan een consult op het ogenblik dat de medicatie nog Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;44:55.
werkzaam is (bijv. ‘s morgens als eerste patiënt); Desai SS. Down syndrome. A review of the literature. Oral Surg
– pas tell-show-feel-do toe; Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endodontol 1997;84:279-85.
– geef korte en duidelijke opdrachten; Diagnostic and Statistical manual of mental disorders (4th ed) of
– blijvend oogcontact is aan te raden; the American Psychiatric Association. Washington DC: APA,
– maak afspraken met de patiënt hoe lang u gaat wer- 2000.
ken; Efron D, Kilpatrick N, Attention Deficit Hyperactivity Disorder: a
– sta het kind toe om via hand opsteken iets te zeggen review and guide for dental professionals. J Disabil Oral Health
tijdens de behandeling; 2002;3(1):7-12.
– ongepast niet-bedreigend gedrag negeren; Felicetti D, Julliard K. Behaviors of children with and without
– prijs de patiënt stapsgewijs wanneer hij het goed doet attention deficit hyperactivity disorder during a dental recall
tijdens de behandeling; visit. J Dentist Child, 2000:246-9.
– schat de behandeling en de duur ervan realistisch in. Friedlander A, Yagiela J, Paterno V, Mahler M. The neurophysio-
logy, medical management and dental implications of autism.
Kinderen met een motorische handicap JADA 2006:137(11):1517-27.
– Het communicatieniveau moet worden aangepast aan Fung K, Allison PJ: A comparison of caries rates in non-instituti-
het mentale niveau. onalized individuals with and without Down syndrome. Spec
– Tijdens het tandheelkundig handelen moet aandacht Care Dentist 2005;25:302-10.
besteed worden aan het lig/zitcomfort. Garber H. The Milwaukee project. Preventing mental retardation
– Er dient rekening te worden gehouden met een aantal in children at risk. Washington: AAMR, 1988.
typische symptomen zoals automutilatie, afwijkend Gennep A van. Inleiding tot de orthopedagogiek. Meppel/
slikpatroon, afwijkende kaakgroei, kwijlen en erosie. Amsterdam: Boom 1983.
Grundy MC, Shaw L, Hamilton DV. An illustrated guide to dental
care for the medically compromised patient. Philadelphia: Wolfe
Literatuur Publishing/Mosby, 1993.
Grunsven M van. Tandheelkundige zorg voor kinderen met een
American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical handicap. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996.
manual of mental disorders. 3rd ed. Washington: APA, 1980. Hanookai D, Nowzari H, Contreras A, Morrison JL, Slots J. Her-
Backman B, Bolero C. Visual pedagogy in dentistry for children pesviruses and periodontopathic bacteria in Trisomy 21 perio-
with autism. J Dent Child 1999;66:325-31. dontitis. J Periodontol 2000;71:376-84.
Barnett ML, Press KP, Friedman D, Sonnenberg EM. The preva-
242 Kindertandheelkunde deel 2
Izumi Y, Sugiyama S, Shinozuka O, Yamazaki T, Ohyama T, Ishi- features of Down’s syndrome: a review. J Intellect Disab Res
kawa I. Defective neutrophil chemotaxis in Down’s syndrome 1993;37:543-51.
patients and its relationship to periodontal destruction. J Peri- Nunn J. Disability and oral care. London: FDI World Press, 2000.
odontol 1989;60:238-42. Reuland-Bosma W, Dijk LJ van. Periodontal disease in Down’s
Lal D, Hotaling AJ. Drooling. Current opinion. Otolaryngol & syndrome: a review. J Clin Periodontol 1986;13:64-73.
Head and Neck Surg 2006;14:381-6. Schapira J. Oral health status and dental needs of an autistic
Langlais RP, Miller CS. Conditions peculiar to the tongue. Color population of children and young adults. Spec Care Dent 1989;9:
44 atlas of common oral diseases. Malvern, PA: Lea & Febiger, 1992:
42-4.
Limbrock GJ, Hoyer H, Scheying H. drooling and swallowing
38-41.
Schoolderman A. Tandheelkundige behandeling van autistische
patiënten. VBTGG Bull 1989;2:21-8.
dysfunctions in children with cereberal palsy: treatment accor- Shyama M, Al-Mutawa SA, Honkala S, Honkala E. Supervised
ding to Castillo-Morales. J Dent Child 1990;57(6):445-51. toothbrushing and oral health education program in Kuwait for
Maatta T, Maatta J, Tervo-Maatta T, Taanila A, Kaski M, Iivanai- children and young adults with Down syndrome. Spec Care
nen M. Healthcare and guidelines: a population-based survey of Dentist JID 2003;23:94-9.
recorded medical problems and health surveillance for people Van Hove G. Personen met een verstandelijke handicap. In:
with Down syndrome. J Intellect Dev Disabil 2011;36:118-26. Broeckaert E (red). Handboek bijzondere orthopedagogiek.
Meningaud JP, Pitak-Arnnop P, Chikhani L, Bertrand JC. Drooling Leuven/Apeldoorn: Garant, 2000.
of saliva: a review of the etiology and management options. Oral Walshe M, Smith M, Pennington L. Interventions for drooling in
Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2006 Jan;101(1):48- children with cerebral palsy. CochraneDatabase of Systematic
57. Reviews 2012, Issue 2. DOI: 10.1002/14651858.CD008624.pub2.
Morgan J. Why is periodontal disease more prevalent and more Warreyn P, Ponnet K, Roeyers H. Recente evoluties in de psycho-
severe in people with Down syndrome? Spec Care Dentist 2007; logische theorievorming voor autismespectrumstoornissen.
27:196-201. Neuron 2001;6:151-4 (www.autismevlaanderen.be).
Nancy J. Dougherty. A Review of cerebral palsy for the oral health Winter K, Baccaglini L, Tomar S. A review of malocclusions among
professional. Dental Clinics of North America 2009(53):329-38. individuals with mental and physical disabilities. Special Care
Nespoli L, Burgio GR, Ugazio AG, Maccario R. Immunological in Denstistry 2008;28:19-26.
Werken met kinderen met
een beperking
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_17, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
244 Kindertandheelkunde deel 2
afmetingen en opstelling – Er moet voldoende ruimte zijn tussen de behandelstoel en de kastwanden, om een behandeling in een rolstoel of
bed mogelijk te maken.
– Als operatielamp en röntgentoestel vast bevestigd zijn aan respectievelijk plafond en muur, moeten ze bij voorkeur
extra lange beweegbare armen hebben, zodat ze ook in de buurt van de stoel gebruikt kunnen worden.
– De unit (= boorkoppen, ultrasoon en driefunctiespuit) is bij voorkeur met een scharnierarm op de kastwand
bevestigd, waardoor hij veilig kan worden opgeborgen totdat de patënt heeft plaatsgenomen. Op die manier
worden angstaanjagende of uitdagende prikkels voor de patiënt vermeden.
– Het heeft de voorkeur alle hoeken, laden en panelen af te ronden om traumata te vermijden. Het vermijden van
handvatten en de optie voor ingebouwde druksystemen komen een prikkelarme ruimte zeker ten goede.
– De stekkerapparaten (witlichtlamp, mixer, enz.) kunnen het best in de kast worden geplaatst, eventueel op een
uitschuifbare plank.
– Een eventueel ladeblok wordt bij voorkeur achter de stoel geplaatst.
de behandelstoel – Er kan gekozen worden voor een commerciële behandelstoel; sommige leveranciers bieden echter stoelen aan
met een aantal bijzonderheden.
– De aspiratie-installatie verwerkt in de rug van de stoel, met een 3608 draaiende stang waarop een speekselzuiger
en/of chirurgische afzuiging gemonteerd is, alsook een tweede driefunctiespuit bieden een dubbel voordeel.
– ‘Vreemde’ afschrikkende voorwerpen zoals afzuigcanule en driefunctiespuit (pistoolvorm) worden goed wegge-
stopt voor de patiënt. Kabels en verbindingen hangen buiten het bereik van grijpgrage handen. De assistent(e)
moet goed gebruik kunnen maken van de aspiratie-installatie en ook, zonder zich te verplaatsen, een driefunc-
tiespuit kunnen bedienen.
– Een stoel die 1808 kan roteren en verstelbare armsteunen heeft, vergemakkelijkt het instappen voor de patiënt. Dit
geldt zeker bij het overstappen uit de rolstoel in de behandelstoel.
– Een driedimensionaal verstelbare hoofdsteun biedt grote voordelen bij het positioneren van het hoofd van de
patiënten.
– Kunststofbekleding is bestand tegen zuren (urine, braaksel).
– Een watereenheid naast de stoel kan beter achterwege worden gelaten omdat:
. de patiënten vanwege hun handicap niet zelf spoelen;
. bekers of glazen, al of niet met bedieningsknop, beter niet binnen het bereik van de patiënt kunnen staan;
. de stoel daardoor complexer en onhandig in gebruik wordt.
randvoorwaarden – Om storende, auditieve prikkels te vermijden, kunnen diverse maatregelen worden getroffen. De compressor en
afzuigmotor kunnen buiten de praktijkruimte worden geplaatst. Als dat niet mogelijk is, kan men gebruikmaken
van geluidsarme apparaten; een luchtgestuurde unit is geluidsarmer.
– Een compressor met afslagmogelijkheid biedt als voordeel dat bij een bruuske beweging het roterende instrument
onmiddellijk stopt en dus geen verwondingen veroorzaakt.
– Om ongewenste geuren te vermijden, kan men opteren voor een ingebouwd ventilatiesysteem.
– Airconditioning is handig voor een constante temperatuur.
– Ten slotte mag een prikkelarme praktijkruimte beslist gezellig zijn en kunnen een plantenbak, zelfgemaakte
tekeningen en muziek op de achtergrond (evt. koptelefoon) de overgang van leefgroep naar de behandelruimte
vloeiender laten verlopen.
Werken met kinderen met een beperking 245
45.1.5 aanwezigheid van andere kinderen worden afgebouwd en op lange termijn kan worden
met een beperking vermeden. Dat is bij sommige patiënten echter niet
mogelijk en bij hen zal de premedicatie dan ook tot de
Soms is het wenselijk dat andere leefgroepbewoners of standaardvoorbereiding behoren. Het spreekt voor zich
lotgenoten aanwezig zijn in de behandelruimte, zij het dat dit strikt individueel moet worden bekeken.
buiten het bereik van de tandartsstoel. Dit blijkt soms
een rustgevende impuls te zijn voor de patiënt en bo- 45.1.8 besmettelijke ziekten
vendien kan de patiënt die onder behandeling is een
voorbeeld zijn voor de volgende patiënt. Vaak wil een Het leven in leefgroepen in een instelling gaat helaas
kind graag zijn favoriete vriendje of vriendinnetje mee- gepaard met een verhoogd risico op het overbrengen van
nemen. Te veel mensen in de praktijkruimte moet ech- besmettelijke ziekten, variërend van een banale ver-
ter worden afgeraden, omdat dat stress kan opleveren koudheid tot een levensgevaarlijke hepatitis-B-infectie.
voor zowel de patiënt als de mondzorgverlener en men Daarom moet iedereen die met personen met beperkin-
niet alles tegelijk in het oog kan houden. Het wachtende gen werkt, ingeënt zijn tegen hepatitis-B. Zelfs als men
kind mag overigens niet degene worden die alle aan- gevaccineerd is, moet men voorzichtig te werk gaan.
dacht opeist. Omdat ongeveer 10% van de populatie in een instelling
drager is van het hepatitis-B-virus, is het gevaar van
45.1.6 herkenbaarheid kruisbesmetting in de tandartspraktijk groot. Het is dan
ook aan te raden dat bewoners van wie bekend is dat ze
Soms is het nodig de patiënt gerust te stellen met voor- met hepatitis-B geı̈nfecteerd zijn, als laatste patiënt te
werpen uit zijn vertrouwde omgeving. Dat kunnen behandelen zodat anderen niet worden besmet. Naast
pluchen knuffels, een doekje, een balletje en dergelijke hepatitis-B zijn seksueel overdraagbare aandoeningen
zijn, die de pupil kan meenemen in de behandelruimte. (soa) en besmettelijke huidziekten (schimmel- en bacte-
Het betreffende voorwerp mag echter de behandeling riële infecties) niet onbelangrijk in het rijtje van ‘ge-
niet hinderen. Het kan de patiënt de nodige rust geven vaarlijke’ besmettingen. Als men een met hiv besmette
om een behandeling te laten ondergaan. persoon moet behandelen, is het echter raadzaam hem
als eerste patiënt te behandelen, omdat hij door de af-
45.1.7 premedicatie genomen weerstand meer kans heeft een besmetting op
te lopen die voor hem fataal kan zijn. Soms komt een
Premedicatie is geen standaardonderdeel van een tand- ziekte in een instelling voor omdat een kind de ziekte
heelkundige behandeling van kinderen met een beper- thuis of in het ziekenhuis – waar hij korte tijd verbleef –
king. Een eerste contact met het kind heeft bij voorkeur heeft opgelopen. In de instelling worden andere leef-
plaats zonder premedicatie. groepbewoners geı̈nfecteerd en via de tandartspraktijk
Het toedienen van premedicatie (bijv. Clozan1, Vali- kunnen eventueel kruisbesmettingen optreden.
um1, Nozinan1, Temesta Expedit1, Dormicum1) Zowel voor de mondzorgverlener als voor de assis-
dient enerzijds om de patiënt te ontspannen en ander- tent(e) en eventuele begeleiders die meehelpen tijdens
zijds om zijn angsten te verminderen, zodat de behan- een behandeling, zijn bril, mondmasker en handschoe-
deling sneller kan verlopen. Het is aan de mondzorg- nen dan ook onontbeerlijk; niet alleen om de hulpver-
verlener om te beslissen of bij een volgende behandeling leners zelf te beschermen, maar ook om andere bezoe-
premedicatie nodig is of niet. Dat gebeurt uiteraard in kers van de praktijk te beschermen. Na elke behande-
overleg met de behandelend arts(en), om te voorkomen ling moeten de horizontale oppervlakken waarop het
dat de patiënt overgesedeerd, geı̈ntoxiceerd of overge- instrumentarium gelegen heeft, goed worden ontsmet
exiteerd raakt. Braken, agressiviteit, ademhalingsstoor- met degelijke ontsmettingsproducten.
nissen, bewustzijnsverlies en spierhypertonie behoren
tot de ‘onaangename’ bijwerkingen.
45.2 Hulpmiddelen
Vanzelfsprekend kunnen behandelingen ook worden
uitgevoerd met behulp van inhalatiesedatie of intrave- Het verdient aanbeveling om te proberen de mond van
neuze ‘single drug’-sedatie/anesthesie. Uiteraard moet de patiënt eerst zonder hulpmiddelen open te krijgen.
dit onder strikte voorwaarden gebeuren, waarvoor Dat kan door de eerder beschreven methode van Bobath
wordt verwezen naar deel 1, hoofdstuk 17 en 19 (zie ook en Müller te gebruiken (zie hoofdstuk 44).
Broers, 2011). Een minderheid van de patiënten moet
behandeld worden onder algehele anesthesie. 45.2.1 de mondsperder
Het is aan te bevelen de medicatie, de dosering en het Navraag bij collega’s leert dat het gebruik van een
effect ervan exact te noteren. Het is de bedoeling dat mondsperder niet door elke practicus wordt aanvaard.
premedicatie in de loop van de behandelingsperiode kan Daarbij moet worden opgemerkt dat er een gamma aan
246 Kindertandheelkunde deel 2
45.2.2 vingerhulzen
j
45:2a j
45:2b
Figuur 45.2a Boven: bijthoutje van gestoomd beukenhout. Figuur 45.2b Detail van bijtblokje voor röntgenopnamen.
Midden: een tiental tong-/keelspatels samengebonden met
plakband. Onder: een plastic bijtblokje als hulpmiddel voor rönt-
genopnamen.
Werken met kinderen met een beperking 247
j
45:3 j
45:4
Figuur 45.3 Het gebruik van een houten spatel. Door de tong Figuur 45.4 Riem met velcron-sluiting voor fixatie van de pol-
opzij te duwen, wordt het werken linguaal van de mandibulaire sen.
snijtanden vergemakkelijkt.
Fysieke fixatie
45.2). Een ander handig hulpmiddel is de foto in een Het kan nodig zijn dat een begeleider op de patiënt gaat
naaldvoerder te klemmen. zitten, zodat de onderste ledematen gefixeerd worden
en de patiënt tijdens de behandeling zo weinig mogelijk
45.2.4 wegwerpspiegels plotselinge bewegingen kan maken. In veel gevallen kan
de tandarts zelf het hoofd van de patiënt fixeren door
Door gebruik van plastic wegwerpspiegels (bij voorkeur het in zijn arm te laten rusten. Daardoor voelt de prac-
uit één stuk), sondes en pincetten wordt het bijten op ticus de patiënt ook beter aan en kan hij anticiperen op
instrumentarium zo atraumatisch mogelijk gehouden. plotselinge bruuske bewegingen. Voert de tandarts de
Tegelijkertijd draagt het bij tot het inperken van moge- behandeling staand uit, dan kan het handig zijn één
lijke kruisbesmettingen, al is deze kans toch al klein arm van de patiënt achter de rug van de practicus te
wanneer het materiaal op de juiste manier gesteriliseerd houden. Bij zittend werken kan men de rechterarm van
wordt. het kind onder het eigen rechterbeen houden. In beide
gevallen zal het kind weerstand ondervinden en zijn
45.2.5 handdoek versus papieren servet weerspannigheid opgeven.
45
j
45:5a j
45:5b
Figuur 45.5a Vacuümkussens geplaatst in de behandelstoel. Figuur 45.5b Na vacuüm zuigen nemen de kussens de anato-
mische vorm van de patiënt aan.
hun beperking een onnatuurlijke lichaamshouding hetgeen rustgevend en ontspannend werkt (figuur
hebben ontwikkeld en die in het dagelijks leven perma- 45.5c-d).
nent gebruikmaken van een geı̈ndividualiseerde rol- – Bij spastische patiënten kan het vacuümkussen hulp
stoel, kunnen het best worden behandeld terwijl ze in bieden om de ongecontroleerde spierbewegingen in te
hun stoel blijven zitten. Dat is echter zeer vermoeiend tomen, omdat het kussen de vorm van het lichaam
voor de mondzorgverlener, omdat hij in een zeer onna- aanneemt en de arm- en beenbewegingen belemmert.
tuurlijke houding moet werken. Bij uitgebreide behan- Hetzelfde geldt voor fixatie van het hoofd. Plotselinge
delingen is dat niet vol te houden. Het gebruik van een bewegingen met het hoofd worden onmogelijk ge-
vacuümkussen (een plastic of stoffen zak gevuld met
polystyreenkorrels) kan bij cerebraal bewegingsge-
stoorde patiënten (Martens et al., 2009; Broers, 2011) en
bij moeilijk behandelbare patiënten een oplossing zijn.
Het kussen wordt op de tandartsstoel gelegd, waarna de
patiënt op het kussen gelegd wordt in een voor de
mondzorgverlener zo gunstig mogelijke positie. Ver-
volgens wordt het kussen met behulp van de aspiratie-
canule van de tandartsinstallatie of via een aparte pomp
vacuüm gezogen. Het gebruik van een dergelijk kussen
biedt de volgende voordelen:
– Het ligvlak wordt volledig aangepast aan de vorm van
het lichaam (figuur 45.5a-b). Sterk misvormde
patiënten kunnen daardoor stabiel en goed onder-
j
45:5c
j
45:5e
j
45:5d j
45:5f
Figuur 45.5d Perfecte omsluiting van het lichaam van de rol- Figuur 45.5e-f Door een perfecte omsluiting van hoofd en hals
stoelpatiënt. kunnen onverwachte of agressieve bewegingen van de patiënt
worden opgevangen.
j
45:5g j
45:5h
Figuur 45.5g Een patiënt met foetaal vervormde wervelkolom, Figuur 45.5h Dezelfde patiënt nadat hij in de behandelstoel is
die zijn leven doorbrengt op een geı̈ndividualiseerde brancard. getild en wordt ondersteund met vacuümkussens.
maakt, omdat het kussen perfect rond het hoofd van fort van de patiënt als dat van de hulpverlener(s) ten
de patiënt aansluit (figuur 45.5e-f). goede.
– Patiënten die altijd in één bepaalde houding ‘liggen’
en niet ‘plat’ uitgestrekt in de behandelstoel kunnen 45.2.7 keuze restauratiemateriaal
plaatsnemen (bijv. bij foetaal vervormde wervelko-
lom), kunnen ook behandeld worden met behulp van Het drooghouden van het gebitselement is altijd moei-
het vacuümkussen. De mondzorgverlener kan de lijk, waardoor de keuze voor het restauratiemateriaal
patiënt dan in de gewenste ‘liggende’ houding be- beperkt kan zijn. Amalgaam kan nog steeds gebruikt
handelen (figuur 45.5g-h). Dit komt zowel het com- worden bij deze doelgroep en als adhesief materiaal in
250 Kindertandheelkunde deel 2
de posterieure zone zijn het gebruik van glasionomeren – Dikwijls is fixatie aangewezen; fysieke fixatie ver-
aan te bevelen. dient de voorkeur.
– Houd rekening met mogelijkheden van besmetting:
. vaccinatie van de mondzorgverlener en assistent(e)
Er bestaat geen handleiding met universele richtlijnen . behandel een hepatitis-B-drager als laatste van de
46 Gelijknamige Werkgroep
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_18, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
252 Kindertandheelkunde deel 2
Maximaal 7x per dag eten of drinken. Dit zijn drie – Tijdens de zwangerschap een voorlichtingsgesprek
hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, avondeten) en maxi- over het kindergebit door de mondzorgverlener en de
maal vier tussendoortjes per dag. prenatale zorgverlening.
Indien snoepgedrag een gevolg lijkt van onvoldoende – Na de zwangerschap ouders bij hun periodiek mond-
hoofdmaaltijden, kan een verwijzing naar diëtist of onderzoek voorlichting geven over gebitsverzorging
jeugdgezondheidszorg overwogen worden. van het kind. Deze voorlichting dient ook gegeven te
worden op het consultatiebureau en op elkaar afge-
De mondzorgverlener moet voedingsvoorlichting geven stemd te zijn, een uniforme boodschap.
volgens de vigerende Nederlandse richtlijnen goede – Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg-
voeding. verlener bezoeken voor de tweede verjaardag van het
Zie: http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/ kind, mede door stimulering op het consultatiebu-
richtlijnen-goede-voeding-2006 en reau (JGZ).
http://www.voorlichtingmvo.nl/gfx/file/
Richtlijnen_Goede_Voeding_2006_GR.pdf Als leidraad voor tandheelkundige voorlichting aan
kinderen wordt het basisadvies cariëspreventie van het
Chloorhexidine dient niet te worden ingezet voor ca- Ivoren Kruis (Uitgave 2011) als richtlijngevend be-
riëspreventie bij kinderen. schouwd. Als leidraad voor de JGZ geldt de Handleiding
Aandachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de jeugdge-
Op basis van de wetenschappelijke literatuur komt het zondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005), zie ook
Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het link. In belang van de kwaliteit van zorg is het aan te
Ivoren Kruis tot de volgende aanbevelingen: bevelen dat beide eerstelijn beroepsgroepen op de
1 Tijdens de doorbraak van elementen is extra instruc- hoogte zijn van de adviezen.
tie over reiniging van de occlusale vlakken gewenst.
2 Na volledig doorbraak van het element en tijdens pe- Beide documenten: Het basisadvies cariëspreventie van
riodieke mondonderzoeken dient zorgvuldige diag- het Ivoren Kruis (Uitgave 2011), Handleiding Aan-
nose van de occlusale vlakken plaats te vinden en dachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de jeugdge-
monitoring zodat eventuele progressie van cariës kan zondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005) dienen elke
worden vastgesteld. 5 jaar op hun actualiteit gecontroleerd te worden.
3 Wanneer cariësprogressie is vastgesteld (overgang
naar een ernstiger graad van cariës) zijn aanvullende Angst voor de tandheelkundige behandeling Kinderen met
preventieve maatregelen geı̈ndiceerd waarbij toepas- ‘angst voor de tandarts’ dienen vanaf 1-2 jaar 26 per jaar
sing van sealants een te overwegen mogelijkheid is. voor een periodiek mondonderzoek de mondzorgverle-
4 Het aanbrengen van sealants te overwegen bij kleine ner te bezoeken om angstreductie te bewerkstelligen.
cavitatie of doorschemeren van dentinecariës afhan- Afhankelijk van de inschatting van de mondzorgverle-
kelijk van ingeschatte cariësgevoeligheid van de ner van de mate waarin dit doel bereikt is, kan de fre-
patiënt. quentie geı̈ndividualiseerd worden.
5 Bij ernstige doorschemering of cavitatie kan een
composiet(fissuurlak)restauratie worden aangebracht. Bij elke behandeling is het van belang om het kind
Het blijkt dat gegeven eenzelfde diagnose van de fissuur passende ondersteuning te bieden:
meerdere behandelopties mogelijk zijn, waarvan in ta- – Vertel wat u doet en kondig belastende zaken van te
bel is aangegeven welke optie het meest waarschijnlijk voren aan zodat de behandeling voorspelbaar en voor
is. Welke behandeloptie daadwerkelijk gekozen wordt, het kind beheersbaar verloopt.
hangt onder meer af van het ingeschatte cariësrisico van – Negeer ongewenst gedrag en beloon goed gedrag.
de patiënt, de voorkeur van de patiënt en de voorkeur – Sluit elk bezoek op een prettige manier af.
van de behandelaar.
Bron: Ivoren Kruis Door in de communicatie rekening te houden met de
leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind en bij
Voor het gebruik van sealants wordt het volgen van een de behandeling, bijvoorbeeld de tell-show-do methode
schema aangeraden (zie bijlage 7). toe te passen in combinatie met het langzaam opbou-
wen van de moeilijkheidsgraad van de behandeling,
Alle gezondheidsverleners rond het jonge kind (0-4 jaar) kunnen mondonderzoek en behandeling voor het kind
hebben een taak bij de bevordering van de gezondheid meer voorspelbaar en beter beheersbaar worden ge-
van het kindergebit. Belangrijke aspecten hierbij zijn maakt.
ouders op de hoogte stellen van het basisprotocol
mondverzorging en bevorderen dat ouders zich hieraan
houden. Concreet houdt dat in:
254 Kindertandheelkunde deel 2
Röntgenopnamen
De indicatie voor BW röntgenopnamen voor 7- tot 12-
jarigen wordt bepaald door het aantal, de grootte en de
EUROPESE AANBEVELINGEN locatie van cariëslaesies die worden waargenomen tij-
dens het klinisch mondonderzoek. Zijn er in het verle-
De rechtvaardiging van het gebruik van röntgenopna- den reeds BW opnamen gemaakt op basis van een
men (European Guidelines on radiation protection in individueel verhoogd risico, dan dient de frequentie
dental radiology, 2004): daarop afgestemd te worden, rekening houdend met
de progressiesnelheid van laesies voor deze leeftijds-
Het vervaardigen van röntgenopnamen voor de diag- categorie. Indien het wisselgebit van 7- tot 12-jarigen
nostiek van cariës bij jeugdigen dient gebaseerd te zijn cariësvrij is, is de kans groter dat dit zo blijft tot de
op een individuele risico-inschatting. Individuele leeftijd van 12 tot 14 jaar en kan het vervaardigen van
gezondheidsrisico’s als gevolg van tandheelkundige BW opnamen beargumenteerd worden uitgesteld.
radiologie zijn beperkt, maar zijn met name groter in de
jongere leeftijdsgroepen (beneden de 30 jaar). Afhankelijk van het risicoprofiel (aanwezigheid van
cariës in het verleden in combinatie met aanwezige
Voorafgaand aan de beslissing om een röntgenopname risicofactoren/beschermende factoren) en het resul-
te vervaardigen, dienen gegevens uit de anamnese taat van het PMO kan bij 12- tot 14-jarigen worden
(patiënthistorie) en klinisch onderzoek te worden overwogen om BW-opnamen te vervaardigen. Als lei-
beoordeeld, die een aanwijzing kunnen vormen voor de draad geldt dat het individuele risico op cariës (bij ieder
aanwezigheid van ziekteverschijnselen en als zodanig PMO opnieuw te beoordelen) maatgevend dient te zijn
een rechtvaardiging vormen voor aanvullend onder- voor het moment waarop de volgende BW-opnamen
zoek met ioniserende straling. Het routinematig ver- worden geı̈ndiceerd, rekening houdend met de twee
vaardigen van röntgenopnamen is niet toelaatbaar. tot driemaal verhoogde progressiesnelheid van cariës-
laesies bij deze leeftijdscategorie in vergelijking met
Voor het vervaardigen van iedere type röntgenopname jong volwassenen (20-27 jaar).
zal een individuele afweging gemaakt moeten worden
of de voordelen van deze röntgenopname (meer infor-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 255
Pijndiagnostiek Om een goede inschatting te kunnen De meerwaarde van de laser voor de cariësbehandeling
maken van de mate van pijnbeleving bij jonge kinderen in de kindertandheelkunde lijkt (nog) onvoldoende
met een aangetaste (melk)dentitie zullen mondzorgver- aangetoond.
leners moeten worden getraind in het observeren van
gedrag en het interpreteren van deze waarnemingen in Behandeling van cariëslaesies met ozon is niet aan te
combinatie met de klinische bevindingen. bevelen.
De behandeling van het (jonge) kind zal er op moeten Bij het restaureren van melkelementen is het restaura-
zijn gericht (gebits-)pijn te voorkomen dan wel te ver- tiemateriaal van eerste keus compomeer, composiet of
helpen. Hierdoor zal in belangrijke mate kunnen wor- een resin modified glasionomeer cement. Bij zeer uit-
den bijgedragen aan het voorkomen van angst voor de gebreide cariëslaesies kan een voorgevormde kroon de
behandeling bij het (jonge) kind. voorkeur genieten.
46.1.5 organisatie van zorg schrift voor Geneeskunde zo mogelijk in andere tijd-
schriften.
Doorverwijzing Indien een mondzorgverlener zelf niet – Het ontwikkelen van na- en bijscholingsactiviteiten
in staat is het vereiste (mond)onderzoek en/of de nood- ten behoeve van de richtlijn in de vorm een geaccre-
zakelijke zorg, bij jeugdigen uit te voeren, moet in het diteerde richtlijn kennistoets via een elektronische
belang van het kind tijdige horizontale verwijzing wor- applicatie voor iedereen toegankelijk.
den aanbevolen.
– Hoe vaak dient het periodiek mondonderzoek bij anesthesie gewenst/aangewezen? Welke anesthesie-
jeugdigen plaats te vinden? Is de mondzorgverlener in techniek verdient de voorkeur?
staat een goede diagnose te stellen? – Wanneer is verwijzing van jeugdigen naar een tand-
– Is het mogelijk jeugdigen met een verhoogd risico op arts pedodontoloog/jeugdtandverzorging of andere
cariës en/of erosie te identificeren? specialist geı̈ndiceerd?
– Hoe kan bij een kind een goede risicoinschatting voor
het krijgen van cariës en/of erosie worden gemaakt? Implementatie
– Welke preventieve strategieën kunnen bij jeugdigen – Hoe wordt de implementatie van de richtlijn gewaar-
worden toegepast en op welke leeftijd en door wie borgd?
dient dit te gebeuren?
– Hoe kan bij jeugdigen ‘angst voor de tandarts’ worden
voorkomen? 46.2 Mondzorg voor jeugdigen
based klinische richtlijn, stelt mondzorgverleners in – het geven van intensieve begeleiding d.m.v. gerichte
staat op een onderbouwde wijze professionele zorg aan preventie en het vastleggen in het patiëntdossier van
de jeugd te bieden. de beschreven zorgrichting door mondzorgverleners
Bovengenoemde overwegingen waren voor de Neder- bij aanwezigheid van mondziekten (zoals cariës of
landse Maatschappij tot Bevordering der Tandheel- erosie).
kunde (NMT) in samenwerking met tandartsen en
mondhygiënisten verenigd in Kies voor Gaaf aanleiding Specifieke doelen van deze richtlijn zijn naast het ge-
kening gehouden met de geografische spreiding van de Belangrijke selectiecriteria hierbij waren: vergelijkend
leden, met een evenredige vertegenwoordiging van de onderzoek met hoge bewijskracht, zoals meta-analyses,
verschillende betrokken verenigingen en instanties, als- systematische reviews, randomized controlled trials
mede met een spreiding al dan niet in academische (RCT’s) en controlled trials (CT). Waar deze niet voor-
achtergrond. De leden hebben onafhankelijk gehandeld handen waren, werd verder gezocht naar vergelijkend
en waren gemandateerd door hun vereniging. Een cohort onderzoek, vergelijkende patiënt-controle stu-
overzicht van de belangenverklaringen over mogelijke dies of niet vergelijkend onderzoek.
financiële belangenverstrengeling is als addendum bij De kwaliteit van deze artikelen werd door epidemio-
de richtlijn gevoegd. logen van het CBO beoordeeld aan de hand van ‘evi-
dence-based richtlijnontwikkeling’ (EBRO)-beoorde-
Werkwijze van de richtlijncommissie en de lingsformulieren. Artikelen van matige of slechte kwa-
subwerkgroepen liteit werden uitgesloten. Na deze selectie bleven de
Gezien de omvang van de opdracht werd een aantal artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende
subwerkgroepen uit de richtlijncommissie gevormd met conclusies in de richtlijn staan vermeld. De geselec-
vertegenwoordigers van relevante disciplines. Daarnaast teerde artikelen zijn vervolgens gegradeerd naar de
zorgde de voorzitter samen met de adviseurs van het mate van bewijs, waarbij de volgende indeling is ge-
NMT en CBO, voor de coördinatie en onderlinge af- bruikt (tabel 46.1). De mate van bewijskracht en niveau
stemming van de subgroepen. van bewijs zijn in de conclusies van de verschillende
De richtlijncommissie heeft gedurende een periode hoofdstukken weergegeven. De belangrijkste literatuur
van ongeveer twee jaar gewerkt aan de tekst voor de waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld.
conceptrichtlijn. De subwerkgroepen beoordeelden de
door de adviseurs van het CBO geschreven wetenschap- Indeling van de onderbouwing naar mate van
pelijke onderbouwingen en formuleerden vervolgens de bewijskracht
overige overwegingen en aanbevelingen. Tevens schre- De beschrijving en beoordeling van de verschillende ar-
ven de subwerkgroepen consensusteksten wanneer we- tikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje
tenschappelijk bewijs voor het beantwoorden van de ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. Het wetenschappe-
uitgangsvraag ontbrak. De teksten werden tijdens ple- lijk bewijs is samengevat in een ‘Conclusie’, waarbij het
naire vergaderingen van de richtlijncommissie bespro- niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
ken en na verwerking van de commentaren geaccor-
deerd. De voltallige richtlijncommissie is dertienmaal Totstandkoming van de aanbevelingen
bijeen geweest om de resultaten van de subwerkgroepen Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het
in onderling verband te bespreken. De teksten van de wetenschappelijk bewijs vaak andere aspecten van be-
subwerkgroepen zijn door een redactieteam samenge- lang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaar-
voegd en op elkaar afgestemd tot één document: de heid van speciale technieken of expertise, organisatori-
conceptrichtlijn. Deze wordt aan de betrokken vereni- sche aspecten, maatschappelijke consequenties of kos-
gingen verstuurd voor commentaar. Na verwerking van ten. Deze aspecten worden besproken na de ‘Conclusie’
het commentaar wordt de richtlijn naar verwachting in in de ‘Overige overwegingen’. Hierin wordt de conclusie
het voorjaar van 2012 door de voltallige richtlijncom- op basis van de literatuur in de context van de dagelijkse
missie vastgesteld en ter autorisatie naar de relevante praktijk geplaatst en vindt een afweging plaats van de
beroepsverenigingen gestuurd. voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De
uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat
Wetenschappelijke bewijsvoering van het beschikbare bewijs in combinatie met deze
De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn voor zover mo- overwegingen. Het volgen van deze procedure en het
gelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd weten- opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de
schappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden ge- transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt
zocht door het verrichten van systematische zoekacties ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werk-
in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd groepvergaderingen en vergroot bovendien de helder-
de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. heid voor de gebruiker van de richtlijn.
Daarnaast werden handmatige zoekacties verricht. Er
werd gezocht vanaf 1999 tot 2009. Als trefwoorden voor Patiëntenperspectief
de patiëntenpopulatie in Medline werden gebruikt: de Bij het opstellen van de richtlijn is rekening gehouden
MESH (Medical Subject Heading) termen: zie Bijlage 1: met het patiëntenperspectief. De conceptrichtlijn is
Verslag literatuursearch kindertandheelkunde. Belang- voorgelegd aan de Stichting Kind en Ziekenhuis. Tot
rijk recent verschenen onderzoek is door de werkgroep slot is in de eindfase in samenwerking met de Stichting
meegenomen als hier aanleiding voor was. Kind en Ziekenhuis een patiëntenversie van de richtlijn
en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld.
260 Kindertandheelkunde deel 2
A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau
A2 Gerandomiseerd dubbelblind vergelij- Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een Prospectief cohort onderzoek van vol-
kend klinisch onderzoek van goede ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkap- doende omvang en follow-up, waarbij
B Vergelijkend onderzoek, maar niet met Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar Prospectief cohort onderzoek, maar
alle kenmerken als genoemd onder A2 niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd niet met alle kenmerken als genoemd
(hieronder valt ook patiënt-controle onder A2 of retrospectief cohort on-
onderzoek, cohort-onderzoek) derzoek of patiënt-controle onderzoek
C Niet-vergelijkend onderzoek
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel
mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
1 Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van De richtlijn wordt getoetst bij de eindgebruiker in de
elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2, met consis- verschillende regio’s en wetenschappelijke verenigin-
tent resultaat gen.
2 1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van
elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar
3 1 onderzoek van niveau B of C
wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen in-
4 Mening van deskundigen zichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moe-
ten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen.
Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiën-
Implementatie en evaluatie ten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn.
concept van de richtlijn is zo veel mogelijk rekening Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt
gehouden met de implementatie van de richtlijn en de dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Wanneer van de
daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. richtlijn wordt afgeweken, moet dit echter beargumen-
De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante be- teerd, gedocumenteerd en, waar nodig, in overleg met
roepsgroepen en instellingen. Ook wordt een samen- de patiënt worden gedaan.
vatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan
het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde en zal Herziening
er in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht Uiterlijk in 2017 wordt door de Nederlandse Maat-
worden besteed aan de richtlijn. Daarnaast wordt de schappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), na
integrale tekst van de richtlijn op de websites van de raadpleging van of op advies van de aan de richtlijn
NMT, de Stichting Kind en Ziekenhuis, het CBO, de participerende verenigingen, bepaald of deze richtlijn
betrokken beroepsverenigingen en andere relevante nog actueel is. Zonodig wordt een nieuwe werkgroep
websites geplaatst. geı̈nstalleerd om (delen van) de richtlijn te herzien. De
geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen in-
Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te dien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een her-
stimuleren, zal de richtlijnwerkgroep een implementa- zieningstraject te starten.
tieplan opstellen en een lijst van indicatoren ontwikke-
len aan de hand waarvan de implementatie c.q. het ef-
fect van de richtlijn op de mondzorg kan worden ge-
meten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgver-
leners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 261
46.2.2 inhoudelijke inleiding zeventig bleek echter dat er geen sprake meer was van
een tekort aan tandartsen en er werd zelfs gevreesd voor
Tandheelkundige zorg en epidemiologisch een overschot (Bronkhorst, Rijnsburger en Truin
onderzoek in Nederland: een historisch perspectief 2001).3Ter verbetering van de mondgezondheid namen
De praktische uitvoering van de mondzorgverlening ‘De overheid, gezondheidsinstellingen en tandartsen in de
belangrijkste ziekte van het gebit, tandcariës, treedt jaren zestig en zeventig allerlei initiatieven om het ge-
reeds bij jonge kinderen op. Indien men streeft naar een bitsbewustzijn en het belang van preventie te stimule-
in tandheelkundig opzicht gezonde bevolking, zal men ren door gestructureerde tandheelkundige voorlichting
in de eerste plaats moeten trachten bij de jeugd cariës te en opvoeding (TGVO). In 1968 start in Utrecht de eerste
voorkomen’. Aldus de Fédération Dentaire International Nederlandse opleiding voor mondhygiënisten met vijf
(1949), geciteerd door Kalsbeek (1972). studenten. In 1970 wordt de Nederlandse Vereniging
Nadat al vanaf 1851 werd aanbevolen om van staats- voor Mondhygiënisten (NVM) officieel erkend en het
wege tandartsen aan te stellen om op scholen regelmatig aantal opleidingsplaatsen wordt uitgebreid.
periodiek mondonderzoek uit te voeren bij kinderen, Er werd budget vrijgemaakt voor langdurige pu-
startten in 1921 en 1922 in respectievelijk Dordrecht en bliekscampagnes (van Loveren en Eijkman 2003). Deze
Bloemendaal de eerste diensten voor schooltandverzor- campagnes richtten zich via consultatiebureaus, GGD-
ging (Carpay en Nieman 1986). Het Ivoren Kruis stelde en en de schooltandverzorging met name ook op de
in de jaren dertig van de vorige eeuw dat alleen via deze (ouders van) jeugdigen. Ook de schooltandverzorging
collectieve benadering kon worden bereikt dat ieder had in beginsel primair een educatieve taak. Onderdeel
kind tijdig bij de tandarts zou komen om tenminste het van het al genoemde controle- en behandelsysteem was
blijvend gebit te kunnen behouden (Kalsbeek 2007). het geven van onderricht in poetsen en voorlichting over
Tot de Tweede Wereldoorlog werden deze zoge- voeding en gebitsonderhoud. Preventie werd het sleu-
naamde schooltandverzorgingsdiensten rechtstreeks telwoord om de mondgezondheid van de jeugd te be-
gefinancierd door gemeenten. Na de Tweede Wereld- vorderen. Echter, door de hoge werkdruk van de
oorlog gingen de ziekenfondsen (via welke sinds 1941 de (school)tandartsen kwam van die educatieve taak weinig
meerderheid van de bevolking was verzekerd) bijdragen, terecht. Zij waren vooral gericht op de steeds toene-
waarmee een meer solide financiële basis ontstond. Dit mende behoefte aan curatieve zorg (c.q. detectie en res-
leidde tot een snelle groei van een stelsel van lokale tauratie van cariës). Daarmee kreeg de met name de
diensten, met een systeem dat eerder al in Duitsland schooltandverzorging een negatief imago (den Dekker
grootschalig was ingevoerd. Hierin werden de gebitten 2008). Door de al genoemde sterke toename van het
van kinderen twee maal per jaar onderworpen aan aantal vrijgevestigde tandartsen in de jaren zeventig
periodiek mondonderzoek en zo nodig direct behan- ontstond bovendien een concurrentieverhouding met de
deld.2 In 1974 waren er 128 schooltandverzorgingsdien- schooltandverzorging. Het aantal kinderen dat deze
sten waar ruim 780.000 kinderen van 6 tot 14 jaar ge- diensten bezocht, daalde. Ouders gaven er meer en meer
bruik van maakten (Boot en Knapen 1984). Eind zeven- de voorkeur aan om samen met hun kind naar de huis-
tiger jaren was 93% van de gemeenten aangesloten bij tandarts te gaan, onder meer omdat daar de opvang te
een schooltandverzorgingsdienst (den Dekker 2008). allen tijde geregeld is.4 De opleidingscapaciteit en het
Dit was geen overbodige luxe, want het was zeer aantal opleidingen werd als gevolg van die aanname
slecht gesteld met de gebitsgezondheid van de bevol- ingeperkt.
king en met name de jeugdigen (Van Loveren en Eijk-
man 2003). Tandbederf was volksziekte nummer één.
Rond 1960 was de tandheelkunde al in de politieke 2 Dit was het zogenoemde ‘systeem Kantorowicz’ of ‘Bonner-sys-
aandacht komen te staan. Vanuit de zorg over die slechte teem’ (naar de voorvechter ervan en de plaats waar het voor het
mondgezondheid werd gesproken over de wenselijkheid eerst was ingevoerd).
van schaalvergroting, epidemiologisch onderzoek en de 3 Als reactie hierop kregen ziekenfondsen de bevoegdheid om geen
aanpak van de (preventieve) tandzorg voor de jeugd nieuwe contracten met nieuw gevestigde tandartsen af te sluiten
(Edeler 2009). in regio’s met een verhouding van één tandarts op 3.250 inwoners.
Tot het midden van de jaren zeventig was het beleid Veel jonge tandartsen namen daarop noodgedwongen hun toe-
van de overheid erop gericht om het aantal tandartsen te vlucht tot het buitenland.
vergroten. Het aantal opleidingen werd uitgebouwd, tot 4 Wat hier waarschijnlijk meespeelt, zijn de veranderende gezags-
eind jaren zestig met het starten van een vijfde oplei- verhoudingen in de jaren zestig. Een voorbeeld daarvan wordt
ding een instroomcapaciteit van 465 studenten was be- aangehaald door Edeler (2009). Toen een TNO-onderzoeksgroep
reikt. Telde Nederland in 1960 nog zo’n 2.500 tandart- in de jaren vijftig kinderen uit Tiel en Culemborg regelmatig wilde
sen (op een bevolking van 11.5 miljoen), in 1975 waren onderzoeken, kreeg men daar eenvoudig via de gemeente of via de
dit er bijna 4.500 (op een bevolking van 13.6 miljoen) schooldirecteuren toestemming voor. In de jaren zestig moesten
(CBS). De tandartsratio was daarmee gedaald van circa 1 ouders worden aangeschreven om toestemming te vragen (en
op 4.600 naar 1 op ruim 3.000 inwoners. Eind jaren kreeg men te maken met weigeringen).
262 Kindertandheelkunde deel 2
Het overschot aan tandartsen speelde hierbij ook een en investeringen in preventie door onderwijs en ge-
rol; er waren geen ‘tandheelkundige noodgebieden’ meenten, vanaf de jaren 90 geen verdere verbetering van
meer (Carpay en Nieman 1986). Het aantal schooltand- de mondgezondheid onder jeugdigen is opgetreden, die
verzorgingsdiensten kwam verder onder druk te staan aan inspanningen van Openbare Gezondheidszorg kan
vanwege de slechtere financiële situatie van gemeenten worden gerelateerd. Vanaf 2005 verminderde gemeenten
als gevolg van de economische recessie. Bovendien had- onder druk van op een volgende bezuinigingen de for-
den kinderen die de schooltandverzorging bezochten, matieplaatsen voor tandheelkundig preventief mede-
bereikt. Tot die tijd zal op een bepaalde leeftijd het variabelen. Ook ten aanzien van de mate van cariës-
aantal gaatjes waarschijnlijk afnemen, daarna stabiel ervaring was er geen verschil in de tijd. De verzor-
blijven, verder dalen onder invloed van nieuwe impul- gingsgraad van het blijvend gebit lijkt in de 3 leeftijd-
sen voor gebitsverzorging of weer toenemen als de aan- groepen stabiel te zijn geweest en varieert in 2009 van
dacht voor een gezond gebit en dien overeenkomstig de circa 70 tot circa 80% (College voor zorgverzekeringen,
preventieve verzorging afneemt. 2011). In dit onderzoek gaf tussen de 3 tot 10% van de
Het meest recente overzichtsartikel over de gebitstoe- jeugdigen aan nogal of erg bang voor de tandarts te zijn.
stand van de Nederlandse jeugd is het artikel trends in In de laatste decennia wordt in de algemene praktijk een
de prevalentie cariës bij de 6- en 12- jarige jeugd in Ne- toename van erosieve gebitsslijtage bij jeugdigen ge-
derland (Truin et al. 2010). De onderstaande gegevens constateerd. In 2002 publiceert van Rijkom et al. de
zijn uit dit artikel overgenomen (tabel 46.3 en 46.4). De eerste prevalentiecijfers van erosieve gebitsslijtage bij
auteurs bevestigen in hun conclusie het bovengeschetste tieners in Den Haag. Bij de 10- tot 13-jarigen werd deze
beeld: ‘Geconcludeerd werd dat vanaf midden jaren ’80 bij 5- en vorm van gebitsslijtage nog in beperkte mate aange-
6-jarigen de daling van de cariësprevalentie in de tijdelijke troffen (circa 3% van de onderzochte groep), maar bij de
dentitie tot stilstand is gekomen. Tegelijkertijd nam in de pe- 15- en 16-jarige had 30% enige vorm van erosieve gebits-
riode 1992 tot en met 2005 het percentage kinderen met een slijtage en 11% een aanmerkelijk vorm. De erosieve ge-
cariësvrije tijdelijke dentitie af bij jeugdige ziekenfondsverze- bitsslijtage werd vooral aangetroffen bij de eerste blij-
kerden en bij patiënten van de instellingen voor jeugdtandver- vende molaren en de snijtanden van het bovengebit (zie
zorging. Bij de 11- en 12-jarigen zijn geen aanwijzingen dat de tabel 46.5).
cariësprevalentie in de blijvende dentitie verandert. Gelet op het Onderzoek in 2005 laat zien dat de prevalentie over de
hoge percentage 12-jarigen met een cariësvrij blijvend gebit, zal jaren 2002-2005 (24% van 12-jarige Haagse kinderen)
verdere verbetering van de mondgezondheid in deze leeftijds- stabiel is (Truin et al. 2007). Maar onderzoek elders in
groep steeds moeilijker worden.’ Nederland geeft een hogere prevalentie van circa 32%
In dit onderzoek werd ook de restauratieve verzor- van de 12-jarigen zien, terwijl in de 3 jaar dat deze kin-
gingsgraad van het gebit gegeven. Dit is een breuk met deren gevolgd zijn de prevalentie in de eerste anderhalf
in de teller het aantal vullingen in de noemer het aantal jaar toenam tot circa 44% en daarna stilstond (El Aidi et
vullingen plus het aantal gaatjes. De verzorgingsgraad al. 2010). Voortgeschreden erosieve gebitsslijtage kan
voor de 5-jarigen varieerde van 14-40% en voor de 12- veel problemen geven zowel met esthetiek, met gevoe-
jarigen van 43-86%. Bij de interpretatie van de restaura- ligheid als met occlusie en articulatie. Evenals tandca-
tieve verzorgingsgraad bij kinderen moet grote voor- riës is erosieve gebitsslijtage een multifactorieel proces.
zichtigheid worden betracht. Kleine veranderingen in Duidelijk is dat het gebruik van voeding met vrij zuur
zowel de teller als de noemer hebben vooral bij een laag een belangrijke rol speelt bij de etiologie. Dit betekent
aantal cariëslaesies en van restauraties grote verande- ook dat preventie van voortschrijding van erosie gebits-
ringen in het percentage van de verzorgingsgraad tot slijtage dikwijls mogelijk is. Omdat erosieve gebitsslij-
gevolg. tage op bevolkingsniveau vooral lijkt te ontstaan tot
Voorzichtig mag geconcludeerd worden dat de ver- circa het 15de jaar is het raadzaam om tijdens PMO te
zorgingsgraad over de beschreven periode stabiel is ge- screenen op tekenen van erosieve gebitslijtage.
bleven.
46 1993
1999
461
435
55
51
3,0
4,0
5,9
7,4
6,7
8,2
het kind verricht. Bovendien kan in deze fase de ge-
woonte om het gebit periodiek aan mondonderzoek te
onderwerpen worden opgebouwd. Praktijkbezoeken
2005 386 44 4,6 8,0 8,2 kunnen positief en neutraal zijn (er is naar verwachting
nog geen ingreep noodzakelijk), hetgeen bescherming
Jeugdtandverzorging Noordoost Noord-Brabant
lijkt te kunnen bieden tegen de ontwikkeling van angst
1992 188 63 1,6 3,6 4,3 bij kinderen (latente inhibitie). Doordat periodiek
mondonderzoek op zeer jonge leeftijd nog maar weinig
1998 110 66 2,7 6,0 7,9
gebeurt, bestaat er in het veld onvoldoende kennis en
2005 194 56 3,8 7,3 8,6 kunde over de wijze waarop dit onderzoek plaatsvindt
bij kinderen. Er is in het veld nog onvoldoende kennis
Zoetermeer
aanwezig over hoe ouders te steunen bij de mondver-
1992 192 68 1,3 2,8 4,1 zorging van onwillige kinderen.
1998 153 56 2,3 4,5 5,2
Rotterdam
– De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na
1992 154 34 5,5 7,7 8,3 de zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het
kindergebit en de prenatale zorgverlening door de
1998 119 42 4,5 6,7 7,8
mondzorgverlener dient plaats te vinden.
2005 225 22 8,1 8,0 10,4 – Na de zwangerschap wordt aanbevolen ouders bij
hun periodiek mondonderzoek voorlichting te geven
Texel
over gebitsverzorging zuigeling. Deze voorlichting
1992 160 66 2,1 4,9 6,2 dient ook gegeven te worden op het consultatiebu-
reau. Een geschikte leeftijd hiervoor is 6-9 maanden.
1998 150 57 2,0 4,3 4,7
– Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg-
2005 73 48 2,6 4,4 5,0 verlener bezoeken. In ieder geval een bezoek afspre-
ken in de mondzorgpraktijk voor de tweede verjaar-
dag van het kind. Zorgverleners die kinderen van 2
ten van zelfzorg (op deze leeftijd nog mantelzorg) be- jaar of ouder zien die eerder nog niet bij een mond-
vorderen. De mondzorgverleners moeten actief bevor- zorgverlener zijn geweest, worden geacht de ouders
deren dat voorlichting hierover gegeven wordt door de hierop te attenderen.
prenatale- en jeugdgezondheidszorg. In internationale – De werkgroep is van mening dat aanvullende scho-
richtlijnen worden voor het eerste periodiek mondon- ling nodig is over onderzoek, diagnostiek, indicatie-
stelling en preventieve en curatieve behandeling bij
derzoek leeftijden rond de doorbraak van de eerste
zeer jonge kinderen. Tevens dient in de nascholing
melkelementen genoemd.
aandacht te worden besteed aan pedagogische ele-
menten die deel uitmaken van de zorg thuis.
Uitgangsvraag
Conclusie Hoe vaak dient het periodiek mondonderzoek bij jeugdigen
Overige overwegingen plaats te vinden? Is de mondzorgverlener in staat een goede
In de eerste levensjaren wordt de gezondheid van het diagnose te stellen?
kindergebit voornamelijk bepaald door de preventieve
zorg die ouders er aan besteden. De ouders dienen Inleiding
daarom op de hoogte te zijn hoe goede gebitsverzorging Het Periodieke Mondonderzoek (PMO) wordt in Neder-
moet plaats vinden en wat in deze levensfase bedreigin- land door professionals en patiënten opgevat als een
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 265
Niveau 4 Nieuwe diagnostische modaliteiten zoals laserfluo- De ontwikkeling van het tand- en kaakstelsel moet ge-
rescentie, FOTI, weerstandsmeting bieden perspec- durende het gehele ontwikkelingsproces systematisch
tieven maar zijn nog niet voldoende wetenschappelijk
gevolgd worden. Bij de klinische beoordeling kunnen
onderbouwd om de huidige standaard (klinische in-
spectie met röntgen) te vervangen. afwijkingen van de normale ontwikkeling worden vast-
D Mening werkgroep gesteld en geregistreerd (opschrijven en/of digitale fo-
tografie). Op basis daarvan kan aanvullend (bijvoorbeeld
röntgenologisch) onderzoek noodzakelijk zijn. Afhan-
Aanbevelingen
kelijk van de afwijking, de kennis en ervaring van de
tandarts en/of de beschikbaarheid van specifieke diag-
Periodiek mondonderzoek bij jeugdigen dient binnen nostische apparatuur kan dit overleg met een specialist.
de setting van de eerstelijns mondzorg te kunnen
plaatsvinden. Afhankelijk van de complexiteit en Als richtleeftijden voor specifieke aandacht voor de ge-
gevoeligheid voor mondziekten kan een individueel bitsontwikkeling en groei zijn aan te houden: 4/5 jaar
zorgplan een ondersteunende rol vervullen. (volledig melkgebit); 6/7 jaar eruptie van frontelemen-
ten en eerste blijvende molaren; en 12/13 jaar eruptie van
In de algemene mondzorgpraktijk is het afnemen van de (pre-) molaren en hoektanden. Beter is de individuele
een anamnese en klinisch mondonderzoek door middel variatie in eruptie en groei te respecteren en de ontwik-
van visuele inspectie in combinatie met individueel kelingen te volgen aan de hand van het individuele
bepaalde röntgendiagnostiek de ‘gouden of zilveren doorbraakpatroon.
standaard’ voor betrouwbare diagnostiek van orale
pathologie. Voorbeelden van ontwikkelingsstoornissen zijn: age-
nesieën, supernumeraire elementen, afwijkende eruptie,
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 269
Aanbevelingen
Overige overwegingen
Bij elk periodiek mondonderzoek bij jeugdigen evalu-
In de eerste levensjaren wordt de gezondheid van het
eert de mondzorgverlener risicofactoren/indicatoren
kindergebit voornamelijk bepaald door de preventieve
evenals beschermende factoren: daarbij spelen de
recente ziektegeschiedenis, de actuele mondgezond-
zorg die ouders er aan besteden. De ouders dienen
heid (al dan niet aanwezige ziekte) en de kans op daarom op de hoogte te zijn hoe goede gebitsverzorging
nieuwe ziekte respectievelijk progressie van bestaande moet plaats vinden en wat in deze levensfase bedreigin-
een belangrijke rol. gen zijn van het (aanstaande) kindergebit. Het risico op
het ontstaan van erosie hoort hierbij. In het melkgebit
Gezien het belang van de recente ziektegeschiedenis kan ook de fysiologische slijtage ernstig zijn. Dit maakt
dient bij elk periodiek mondonderzoek bij jeugdigen de het moeilijk om vast te stellen in welke mate erosie fy-
siologisch is dan wel veroorzaakt is door erosie. Voor het
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 271
blijvend gebit is dit anders. Fysiologische slijtage treedt 4 zorggerelateerde preventie (ondersteunen bij be-
nauwelijks op en bij waarneembare slijtage, zeker op staande mondzorg problematiek).
tandvlakken die niet betrokken zijn bij articulatie, moet
altijd de mogelijkheid van erosie worden overwogen. In de verschillende stadia kan sprake zijn van primaire,
Het vaststellen van erosie is geen routine binnen het secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie
periodiek mondonderzoek en zou ingevoerd moeten beoogt ziekte te voorkomen, secundaire preventie be-
worden. Verschillende systemen zijn hier geschikt voor oogt de uitbreiding van het ziekteproces te voorkomen.
zoals het maken van studiemodellen, het maken van Tertiaire preventie behelst de behandeling van ziekte op
mondfoto’s en het vastleggen van erosie in een score een zodanige wijze dat er geen recidief plaatsvindt.
zoals de BeWe. Men moet er echter rekening mee hou- Universele en selectieve preventie zullen vooral primaire
den dat dit systeem nog geëvalueerd moet worden en en secundaire preventie inhouden, terwijl tertiaire pre-
wellicht in de toekomst moet worden aangepast. ventie vooral een onderdeel zal zijn van geı̈ndiceerde en
zorggerelateerde preventie.
Aanbevelingen
Er moet een evidence-based protocol voor mondverzor-
ging worden opgesteld. Naast duidelijkheid over de
De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na
evidence van het voorgestelde protocol zijn er rand-
de zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het
voorwaarden waar een dergelijk protocol aan moet vol-
kindergebit moet plaats vinden.
doen. Belangrijke punten zijn acceptatie en toepasbaar-
heid/uitvoerbaarheid. Maatregelen die door kinderen of
Vanaf de doorbraak van het blijvend gebit dient bij het
periodiek mondonderzoek slijtage aan het gebit te ouders zelf uitgevoerd worden (zelfzorg), zullen om
worden gescreend en te worden geregistreerd. Dit kan deze redenen veelal de voorkeur verdienen boven maat-
met een systeem zoals de BeWe-index. Het wordt regelen uitgevoerd door tandheelkundig zorgverleners.
aanbevolen het gekozen systeem jaarlijks uit te voeren Ze zijn goedkoper, kunnen vaker toegepast worden en
tot het vijftiende jaar. hebben het secundaire effect dat kinderen en ouders op
hun eigen verantwoordelijkheid voor hun gebitsge-
zondheid worden gewezen en dat niet het denkbeeld
46.4 Preventie ontstaat dat de mondzorgverlener alle problemen kan
oplossen. De mondzorgverlener wordt geacht de kinde-
46.4.1 preventieve strategieën bij het ren en ouders wel adequate zelfzorg aan te leren en te
bevorderen van een gezonde mond steunen bij de uitvoering hiervan. Moeilijk bereikbare
ouders zouden benaderd kunnen worden via huisbe-
Uitgangsvraag zoek (Feldens 2007, Kowash 2002). Een bekend voor-
Welke preventieve strategieën kunnen bij jeugdigen worden toe- beeld van een praktijkvoering gericht op het bevorderen
gepast en op welke leeftijd en door wie dient dit te gebeuren? van zelfzorg is het Non-Operative Caries Treatment Plan
(NOCTP), beter bekend als het Nexø-project (zie bijlage
Inleiding 13).
De prevalentie van mondgezondheid van de Neder- Een bijkomend voordeel van de zelfzorgmaatregelen
landse jeugd toont een gepolariseerd beeld. Veel kinde- is dat ze niet alleen bijdragen aan preventie van tand-
ren zijn in staat om een gezond gebit te behouden met cariës (het hoofdonderwerp van deze uitgangsvraag)
de ten dienste staande preventieve middelen, anderen maar ook aan de preventie van andere mondziekten,
slagen daar niet in. Hoe kunnen deze kinderen gehol- zelfs op latere leeftijd. Zo ligt het in de lijn der ver-
pen worden? wachtingen dat goede poetsers later minder last zullen
Voorkeur heeft een strategie die gericht is op comple- hebben van ontstoken tandvlees dan slechte poetsers. In
mentariteit tussen gezondheidsbevordering (leefstijl), een preventieprotocol moeten maatregelen gestapeld
gezondheidsbescherming (omgevingsfactoren) en ziek- kunnen worden. De basismaatregelen moeten vol-
tepreventie (screening, preventieve zorg) en die in relatie doende zijn om een gezond gebit te garanderen bij
tot lage SES groepen community based georiënteerd is. nauwkeurig opvolging. Mocht dit niet lukken dan moet
Er zijn 4 stadia te onderscheiden waarin individu en het protocol de mogelijkheid bieden om maatregelen op
individuen in een groep, zich voor specifieke preventie- maat toe te voegen. Het protocol en de maatregelen op
vragen zien gesteld. maat dienen gebaseerd te zijn op evidence en moeten
1 universele preventie (bevorderen mondgezondheid ook veilig zijn. Ten aanzien van fluoride betekent dit
jeugdigen en bevorderen gezonde omgeving) bijvoorbeeld dat de kans van inslikken van fluoride tot
2 selectieve preventie (bevorderen mondgezondheid het 5de jaar gecontroleerd moet zijn.
onder risicogroep)
3 geı̈ndiceerde preventie (voorkomen van verdere aan-
tasting mondgezondheid)
272 Kindertandheelkunde deel 2
Samenvatting van de literatuur Uit een meta-analyse van 9 trials (n=2709) naar het effect
Basisadvies Fluoride, mondhygiëne en voeding van fluoridevernis bleek dat 2-4 maal per jaar vernissen
Fluoride Door Marinho et al zijn een zevental Cochrane leidt tot bijna een halvering van de toename van cariës.
reviews verricht naar het effect van verschillende fluo- Dit effect was niet afhankelijk van het uitgangsniveau
ridehoudende middelen. Dit betreft toepassingen die van cariës of van achtergrondblootstelling aan fluoride.
door patiënten zelf gebruikt kunnen worden, maar ook De fluorideconcentraties varieerden daarbij van 7000
fluoridevernis dat alleen door professionals kan worden ppm tot 56300 ppm die meestal tweemaal en soms vier-
Conclusie Conclusie
Niveau 1 Het gebruik van fluoride leidt tot een reductie van Niveau 1 Gebruik van een fluoridegel leidt tot een reductie van
cariëstoename van circa 25% in 3 jaar. Het effect bij circa 28% in de toename van cariës in 3 jaar.
gebruik van vernis is groter dan bij andere lokale fluo- A1 Marinho 2002a
rideapplicaties. Afhankelijk van toepassing is het effect
groter bij meer cariës op uitgangsniveau. Als gebruik
gesuper-viseerd wordt is het effect groter.
A1 Marinho 2003a Uit een meta-analyse van 36 trials (n=14663) naar het
effect van fluoridemondspoelwater bleek een 26% re-
ductie (CI 23, 30%) in de toename van cariës na 3 jaar.
Uit een meta-analyse van 70 trials (n=4230) waarin Het uitgangsniveau van cariës, fluorideconcentratie of
fluoridetandpasta werd vergeleken met placebo blijkt de frequentie van spoelen bleken de grootte van het
dat gebruik van fluoridetandpasta zorgt voor een re- effect niet te beı̈nvloeden (Marinho 2003).
ductie in de toename van cariës van 24% (CI 21, 28%). Het
effect is groter bij personen met meer cariës op uit- Conclusie
gangsniveau, hogere fluorideconcentratie (toename in
PF per 1000 parts per million (ppm)), frequenter gebruik Niveau 1 Gebruik van fluoridemondspoelwater leidt tot een re-
en gesuperviseerd tandenpoetsen. De fluorideconcen- ductie van circa 25% in toename van cariës in 3 jaar.
Spoelfrequentie of de mate van cariës op uitgangs-
tratie beı̈nvloedde echter niet het effect wanneer er ge-
niveau lijkt de effectgrootte niet te beı̈nvloeden.
corrigeerd werd voor achtergrondblootstelling aan A1 Marinho 2003
fluoride of blootstelling aan een andere fluoridetoepas-
sing (Marinho 2003b).
In de laatste 2 reviews van Marinho et al. (2003, 2004)
Conclusie werden de effecten van verschillende typen fluoridebe-
handelingen met elkaar vergeleken. Er werd geen ver-
Niveau 1 Het gebruik van fluoridetandpasta leidt tot een re- schil in effectiviteit gevonden tussen tandpasta en
ductie van cariës van circa 25% in 3 jaar. Het effect is spoelwater en tandpasta en gel. Wel lijkt vernis effec-
groter bij meer cariës op uitgangsniveau, hogere
tiever dan spoelwater (PF 10%; CI –12, 40%), maar dit was
fluorideconcentratie, frequenter gebruik en gesuper-
viseerd tandenpoetsen. alleen significant in een fixed effects model. Ook is ver-
A1 Marinho 2003b nis mogelijk beter dan gel, maar dit verschil was even-
min significant (Marinho 2004). In een andere review
van Marinho (2004a) werden combinaties van lokale
applicatie van fluoride in de vorm van tandpasta,
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 273
mondspoelwater, gel of vernis vergeleken. Meta-analyse traties fluoride vergeleken. In slechts 2 studies werd 500
van 9 trials (n=4026) resulteerde na 3 jaar in een PF van ppm met 1000 ppm fluoride vergeleken. Een daarvan
10% (CI 2-17%) voor combinaties van fluoride mond- rapporteerde geen statistische toets, terwijl de andere
spoelwater, gel of vernis en tandpasta t.o.v. fluoride- meer cariësvrije personen vond in de 1000 ppm dan de
tandpasta alleen (Marinho 2004a). 500 ppm groep (p<0.05). Er was echter geen significant
verschil in de toename van cariës (Ammari 2003). In een
Conclusies andere review werd 1000 ppm met 250 ppm fluoride
tandpasta vergeleken in een Bayesiaanse analyse. Op
Niveau 1 Er is geen bewijs dat het effect van fluoridetandpasta basis van 4 studies werd een cariësreductie van 14% (CI
verschilt van dat van fluoridespoelwater of -gel. 7.4-21%) van 1000 ppm fluoridetandpasta gevonden.
A1 Marinho 2004
Conclusie
Niveau 1 Toevoeging van fluoride gel, spoelwater of vernis heeft Niveau 1 Fluoridetandpasta’s met 1000 ppm fluoride lijken
slechts een bescheiden effect (circa 10%) bovenop effectiever dan fluoridetandpasta’s met 250 ppm
tandenpoetsen met fluoride alleen. Dit lijkt ook te fluoride. Voor een grotere effectiviteit van 1000 ppm
gelden voor andere combinaties. t.o.v. 500 ppm is echter maar beperkt bewijs.
A1 Marinho 2004a A2 Ammari 2003, Steiner 2004
Niveau 2 Fluorideproducten in combinatie met hygiëne in- Ten aanzien van deze 2de bovengrens worden er in de
structies of gesuperviseerd tandenpoetsen lijken ef- wereld 2 protocollen gehanteerd:
fectiever dan standaard zorg, hoewel het weten-
1 Het gebruik van een leeftijds-aangepaste concentratie
schappelijk bewijs bij zeer jonge kinderen (pre-school)
inconsistent is. fluoride in de tandpasta zonder verdere restrictie.
A2 Axelsson 2004 2 Het gebruik van ‘gewone’ tandpasta (in Nederland tot
B Steiner 2006 1500ppm) voor iedereen met de restrictie dat onder het
5de jaar alleen een kleine hoeveelheid tandpasta
(erwtgrootte) gebruikt mag worden.
In een andere review werden RCT’s samengevat die de
effectiviteit van tandpasta’s met verschillende concen-
274 Kindertandheelkunde deel 2
Naspoelen
Aanbevelingen
In een niet gerandomiseerde gecontroleerde klinische
studie (n=407) werd de waarde van grondig naspoelen
Basisadvies Fluoride
na tandenpoetsen onderzocht, waarbij groep A na ge-
– 0 en 1 jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tand
superviseerd tandenpoetsen grondig naspoelde met een
16 per dag poetsen met fluoridepeutertandpasta
beker en groep B slechts eenmaal uitspoog. De toename
(500-750 ppm fluoride).
– 2, 3 en 4 jaar: 26 per dag poetsen met fluoridepeu- in DMFS score was niet verschillend tussen groep A (6.8;
tertandpasta (500-750 ppm fluoride). CI 5.3-8.3) en groep B (6.2; CI 4.6-7.8) en ook niet voor
– 5 jaar en ouder: 26 per dag poetsen met fluoride- alleen gecaviteerde laesies (3.0; CI 2.2-3.9 vs 3.14; CI 2.6-
tandpasta (1.000-1.500 ppm fluoride). Dit kan een 4.2). ‘Compliance’ met de poetssessies was lager in groep
junior-, kinder- of een tandpasta voor volwassenen A (intensief spoelen) dan in groep B (bijv. in het 3e jaar
zijn. werden 95 vs 116 poetssessies bijgewoond: p<0.001)
– Voor alle leeftijden: raadpleeg voor alle andere vor- (Machiulskiene 2002).
men van fluoridegebruik de tandarts of mondhygië-
nist. Conclusie
De consequentie van het feit dat tandenpoetsen onder Niveau 3 Het is onduidelijk of grondig naspoelen het effect van
supervisie effectiever is dan tandenpoetsen zonder tandenpoetsen vermindert. Wel bestaat het gevaar
supervisie leidt tot de volgende aanbeveling: van verminderde compliance.
B Machiulskiene 2002
– Tot het 5de jaar: dient het gebit ten minste 26 per
dag door ouder/verzorger gepoetst te worden.
– Van het 5de-10de jaar: de verantwoordelijkheid van
Overige overwegingen
het tandenpoetsen moet overgedragen worden aan
Het is logisch te veronderstellen dat het niet naspoelen
het kind, maar hierbij moet bedacht worden dat
na het tandenpoetsen een positieve bijdrage levert aan
kinderen tot 10 jaar in de meeste gevallen nog niet
de bescherming van het gebit. Immers de actieve stof
de vereiste fijne motoriek voor tandenpoetsen heb-
wordt niet weggespoeld. Onderzoek bevestigt deze ver-
ben ontwikkeld waardoor 16 per dag poetsen of
onderstelling echter niet. Daarnaast zijn er ook bezwa-
napoetsen door de ouder nog steeds noodzakelijk is.
Daarnaast dienen ouders gewezen te worden op ren tegen een advies niet naspoelen:
doorbrekende eerste molaren en nadere instructie 1 Het druist in tegen de gangbare procedure van tan-
over reiniging hiervan te krijgen. denpoetsen en als je het adviseert zou het voor de ge-
hele populatie (ook volwassenen) moeten gelden;
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 275
2 Waarschijnlijk wordt er meer fluoride ingeslikt het- Niveau 1 Er zijn aanwijzingen dat een roterende oscillerende
geen onwenselijk is voor kinderen jonger dan 5 jaar elektrische tandborstel een geringe reductie van de
hoeveelheid tandplaque geeft en in geringe mate de
die tandpasta voor volwassenen gebruiken;
gezondheid van de gingiva bevordert ten opzichte van
3 Er is ook risico dat andere bestanddelen van tandpasta een sonische elektrische tandenborstel. Het verschil is
meer worden ingeslikt. Het effect hiervan is niet dui- klein en de klinische relevantie is onbekend.
delijk. Bovendien kunnen normale bestanddelen van A1 Heanue 2003, Robinson 2005, Deacon 2010
Een nadeel van niet naspoelen is dat vuil (etensresten, De systematische literatuuroverzichten van Heanue et
losgepoetste tandplaque en dergelijke) in de mond ach- al. (2003), en Robinson et al. (2005) hanteerden een in-
terblijft. clusiecriterium van 18 jaar en ouder. Het is de vraag of
Er zijn alternatieven voorgesteld waaronder de tand- deze resultaten terug vertaald mogen worden naar het
pasta in de mond te vermengen met een klein slokje kind. De handigheid van kinderen verschilt in belang-
water en dit mengsel als fluoridemondspoelmiddel te rijke mate van die van volwassenen. In de periode 2004-
gebruiken (Sjögren 1995). Een poetstechniek, waarvan 2006 zijn 4 artikelen verschenen over het effect van
deze naspoelprocedure onderdeel was, gaf bij 5-jarigen elektrisch poetsen door kinderen van 5 tot 11 jaar. In een
meer bescherming tegen tandcariës dan de gebruikelijke artikel wordt waarschijnlijk niet door de kinderen zelf
poetsprocedure. gepoetst maar door de ouders. Eén van de onderzoeken
laat zien dat 9-11 jarigen iets beter met een elektrische
borstel poetsen. Dit onderzoek duurde maar 2 weken
Aanbeveling
waardoor een groot Novelty-effect verwacht mag wor-
den. Het andere onderzoek concludeerde dat er geen
Wanneer er geen cariësrisico is, is er geen reden om
klinische relevante verschillen waren.
een specifiek naspoelprotocol te adviseren. Voor
cariësrisicokinderen is het 1 minuut spoelen met een
mengsel van de fluoridetandpasta in de mond met een
Overige overwegingen
slokje water een effectieve preventieve methode. De onderzoeken met de elektrische tandenborstel wer-
den niet uitgevoerd met proefpersonen jonger dan 18
jaar. Evaluatie van het effect vond niet plaats op de uit-
komstmaat DMF. De klinische relevantie van de ver-
Elektrisch poetsen mindering van de hoeveelheid tandplaque en gingivitis
Er is een aantal systematische literatuuroverzichten is niet duidelijk. Er is dus geen aanleiding een aanbe-
naar het effect van de elektrische tandenborstel versus veling te doen dat jeugdigen met een elektrische tan-
de handtandenborstel. Heanue et al. (2003) evalueerden denborstel zouden moeten poetsen.
29 onderzoeken met in totaal 2547 deelnemers. Elektri-
sche tandenborstels met een roterende oscillerende be-
Aanbeveling
weging verwijderden meer tandplaque en verminderden
tandvleesontsteking effectiever dan de handtandenbor-
Er is geen consistent bewijs om voorkeur te geven aan
stel. Na 1 en 3 maanden gebruik was er 11% reductie van
een hand- of elektrische tandenborstel voor het zelf
de Quigley Hein plaque index en 6% reductie van de Löe
poetsen door kinderen.
and Silness gingival index. Van andere elektrische tan-
denborstels kon geen betere werking worden aange-
toond vergeleken met de handtandenborstel. In de up-
date in 2005 werden 42 onderzoeken met 3855 deelne- Flossen
mers geëvalueerd, maar deze update leidde niet tot een Hujoel et al. vatten zes trials (n=808) samen die het
andere conclusie (Robinson 2005). effect van professioneel op school (meestal 5 dagen per
week) uitgevoerd flossen evalueerden. De reviewers
Conclusies oordeelden dat deze trials een matig tot hoog risico op
vertekening kenden als gevolg van onduidelijke om-
Niveau 1 Het gebruik van een roterende oscillerende elektrische schrijvingen. Er werd een reductie van cariës op gefloste
tandborstel geeft bij volwassenen een geringe reductie oppervlakken gevonden (RR 0.86; CI 0.76-0.97). Op een
van de hoeveelheid tandplaque (circa 11%) en bevor-
additieve schaal zorgde flossen voor een absolute ca-
dert in geringe mate de gezondheid van de gingiva
(circa 6- 17%) ten opzichte van de handtandenbor- riësreductie van 3% (CI.–5%,-2%). Bij de 4 studies waarin
stel. flossen werd gecombineerd met additionele fluoride-
Van andere typen elektrische tandenborstels is niet maatregelen werd een iets verhoogde kans op cariës in
aangetoond dat ze beter zijn dan de handtandenbor-
stel. de groep die floste gevonden. Bij de 2 studies die het
A1 Heanue 2003, Robinson 2005 effect van 3-maandelijks flossen nagingen werd geen
effect waargenomen (Risicoverschil 2%; CI –4%,1%).
276 Kindertandheelkunde deel 2
Twee studies die het effect van zelfstandig flossen na- Conclusies
gingen vonden evenmin een effect (risicoverschil 0%; CI
–4%,4%) (Hujoel 2006). Niveau 1 Gebruik van xylitol-houdende en xylitol-sorbitol-hou-
dende kauwgom lijkt te resulteren in een halvering van
cariës na 2-3 jaar.
Conclusies
A1 Deshpande 2008
46
flossen lijkt tot een reductie van cariës op gefloste Niveau 1 Gebruik van sorbitol-houdende kauwgom lijkt te re-
(approximale) oppervlaktes te leiden. sulteren in een 20% reductie van cariës na 2-3 jaar.
B Hujoel 2006 Het is echter onduidelijk of de combinatie van sorbi-
tol- en mannitol-houdende kauwgom cariës redu-
ceert.
Niveau 3 Er is geen bewijs dat er een cariëspreventieve werking A1 Deshpande 2008
uit gaat van dagelijks flossen door jeugdigen zelf, ook
niet wanneer dit onder toezicht gebeurde. Dagelijks
flossen op schooldagen door een mondzorgverlener is
wel effectief. Om de 3 maanden flossen door een Overige overwegingen
mondzorgverlener niet. Beperking van suiker moet van het begin af aandacht
B Hujoel 2006 krijgen in de voorlichting opdat een gezond voedings-
patroon ontwikkeld waarin gematigd met suiker wordt
Overige overwegingen omgegaan. Als het suikergebruik eenmaal hoog is, is
De tandenborstel komt niet goed tussen de tanden en beperking van suikergebruik moeilijk te verwezenlij-
kiezen. Het gebruik van floss zou deze gebieden van de ken. Het gebruik van producten met suikervervangers
mond beter reinigen. Echter ongesuperviseerd en niet kunnen hierbij helpen. Daarom zijn deze producten en
begeleid gebruik lijkt geen effect te sorteren. Als kinde- dus ook suikervrije kauwgom aan te raden als niet ca-
ren geadviseerd wordt te flossen, zouden de ouders dit riogeen snoep. Een ander vraag is of deze producten
moeten uitvoeren. Onderzocht moet worden of het ge- aangeraden moeten worden om cariës (veroorzaakt door
bruik van flossen later wel een reductie geeft van ont- andere voedingsmiddelen) te voorkomen. Dit lijkt mo-
steking van het tandvlees. Indien dit zo is, kan de vraag gelijk als dagelijks 5 maal 10 minuten kauwgom wordt
aan de orde komen wanneer flossen aangeleerd moet gekauwd. Er zijn nadelen om deze maatregel in te zet-
worden. ten als preventieprotocol. Ze vragen een hoge mate van
Er zou onderzocht moeten worden of het flossen met therapietrouw, ze dragen bij aan de afvalberg kauwgom
tandpasta effect sorteert. en leiden de aandacht af van de overige preventieve
maatregelen in casus het basisadvies.
Aanbeveling
Aanbeveling
Er is geen bewijs dat er een cariëspreventieve werking
uit gaat van dagelijks flossen door jeugdigen zelf. Suikervrije kauwgom is te adviseren als niet cariogeen
Indien een mondzorgverlener het gebruik van floss snoep.
adviseert is het noodzaak dit zodanig te instrueren dat
de kwaliteit van professioneel flossen wordt bereikt.
Voedingsgewoonten
In een systematische review werd het effect van diverse
Voeding (suikervrije kauwgom, voedingsgewoonten) voedingsgewoonten op cariës onderzocht. Er werden
Suikervrije kauwgom zeer weinig studies gevonden. In 1 RCT waarbij alle
Polyol-bevattende suikervrije kauwgom (xylitol, sorbi- dieetsuiker werd vervangen door fructose of xylitol
tol, etc.) heeft ook een cariësremmend effect. Meta-ana- werd vergeleken bij de controlegroep een 47% reductie
lyse van alleen de RCTs gaf vergeleken met uitsluitend gevonden in de fructose-groep. Er werden geen nieuwe
normale mondhygiëne na ongeveer 2-3 jaar een PF voor cariëslaesies gezien in de xylitolgroep. Er werd geen
xylitol-houdende kauwgom (2 studies) van 47% (CI 24- beschermend effect gevonden van toevoeging van cal-
69%). Voor sorbitol-houdende kauwgom (2 studies) be- ciumfosfaat of dicalciumfosfaat aan kauwgom. Er werd
droeg de PF 20% (CI 13-28%). Voor sorbitol- en mannitol- geen studie gevonden die het effect van suikerbeperking
houdende kauwgom (2 matige RCTs) werd geen signifi- naging. Er is duidelijk behoefte aan goede RCT’s op dit
cant effect gezien (PF 11%; CI –21, 42%). Voor xylitol- gebied (Lingström 2003).
sorbitol-houdende kauwgom (alleen 5 cohortstudies)
bedroeg de PF 53% (CI 40-66%). Behalve voor de alleen In 1 RCT waarbij alle suiker in het dieet werd vervangen
sorbitolhoudende kauwgom was de heterogeniteit tus- door fructose of xylitol werden in de xilitolgroep geen
sen de studies hoog (Deshpande 2008). nieuwe cariëslaesies gevonden en werd er een 47% re-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 277
ductie van cariës gevonden in de fructosegroep vergele- verschillende trials plaats i.v.m. grote heterogeniteit
ken met de controlegroep (Scheinin 1976). tussen studies (Zhang 2006). In een 3-armige RCT
(n=220) werd onderzocht of toevoeging van antimicro-
Conclusie biële bestanddelen (chloorhexidine en thymol) aan
fluoridevernis effectiever is. De combinatie met antimi-
Niveau 3 Bij vervanging van suiker in het dieet met fructose of crobiële stoffen resulteerde na 48 weken echter niet in
xilitol wordt in de xilitolgroep geen nieuwe cariëslaesie een reductie van het aantal nieuwe laesies op labiale
gevonden en een 47% reductie in de fructosegroep
oppervlaktes dan met fluoridevernis alleen, ondanks
vergeleken met de controlegroep.
B Scheinin 1976 minder streptococcen in de plaque in deze groep
(Ogaard 2001).
Conclusies
De aanbevelingen zijn weergegeven in onderstaande
Aanbevelingen
Effectiviteit van preventieprogramma’s
Er werden een aantal studies gevonden die het effect van
Op basis van de wetenschappelijke literatuur komt het
programma’s waarin een of meerdere preventieve stra-
Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het
tegieën werden geı̈ntroduceerd evalueerden. Hieronder
Ivoren Kruis tot de volgende aanbevelingen:
volgt vooralsnog alleen een beschrijving van in West-
1 Tijdens de doorbraak van elementen is extra
instructie over reiniging van de occlusale vlakken Europese landen onderzochte programma’s.
gewenst.
2 Na volledig doorbraak van het element en tijdens In een RCT onder 517 kinderen van gemiddeld 5.6 jaar
periodieke mondonderzoeken dient zorgvuldige oud uit een achterstandswijk met een hoge cariësinci-
diagnose van de occlusale vlakken plaats te vinden dentie werd het effect van tandenpoetsen op schoolda-
en monitoring zodat eventuele progressie van cariës gen na de lunchpauze met 1450 ppm fluoride tandpasta
kan worden vastgesteld. onder begeleiding van getrainde leerkrachten gemeten.
3 Wanneer cariësprogressie is vastgesteld (overgang Na 21 maanden bleek dat de voor initiële cariëspreva-
naar een ernstiger graad van cariës) zijn aanvullende lentie gecorrigeerde toename van cariës 10.9% lager
preventieve maatregelen geı̈ndiceerd waarbij toe- (p<0.001) was in de interventiegroep (2.6; 1.8-3.4 en 2.9;
passing van sealants een te overwegen mogelijkheid CI 2.2-3.7 in de controlegroep). Het verschil was groter
is. (30%) in de groep kinderen zonder cariës op baseline
4 Het aanbrengen van sealants te overwegen bij kleine (n=161) (Jackson 2005).
cavitatie of doorschemeren van dentinecariës
In een quasi-experimentele studie onder 547 Spaanse
schoolkinderen bij de start van het onderzoek op de
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 279
leeftijd van 6 jaar werd het effect van gezondheidsedu- deren en de mondgezondheid kan verbeteren. Gecon-
catie op school d.m.v. verschillende leermethoden on- cludeerd kan worden dat, hoewel één op één voorlich-
derzocht. Het bestond uit (gedurende de eerste 5 jaar ting over mondgezondheid de hoeveelheid plaque doet
gesuperviseerd) tandenpoetsen, plaque controle en we- afnemen en kan leiden tot een verbeterde mondhygiëne,
kelijks reinigen. Daarnaast 1 op 1 gezondheidseducatie de effecten die bereikt worden uitsluitend voor de korte
aan kinderen en ouders op het gezondheidscentrum. termijn gelden. Redenen waarom patiënten terugval
Kinderen met een verhoogd risico kregen fluoridegel kunnen vertonen ongeacht de methode van instructie
applicaties en fissuur sealants voor hun eerste perma- zijn (Renvert en Glavind 1998):
nente molaren. Na 7.5 jaar was de prevalentie van cariës – geringe bereidheid tot uitvoeren zelfzorg;
lager in de interventiegroep dan in de controlegroep (RR – beperkt begrip van de aanbevelingen;
0.68; CI 0.60-0.78) met een prevented fraction van 32% – ongunstig waardeoordeel over goede mondgezond-
(CI 22-40%) (Tapias 2001). heid;
– stressgevoelig leven;
Conclusies – lage socio-economische status.
Collectieve preventie
Individuele voorlichting mondgezondheid Organisatie Voor de preventie van tandcariës zijn goede
Wetenschappelijke onderbouwing mondhygiënische maatregelen nodig. Deze maatregelen
Op dit terrein bestaat een gebrek aan goed opgezette kunnen het beste uitgevoerd worden vanaf de doorbraak
onderzoeken, hetgeen definitieve conclusies over de ef- van de eerste gebitselementen. Goede gewoonten kun-
fecten van voorlichtingstechnieken en promotie van een nen aangeleerd worden als ouders zich vroegtijdig be-
goede mondgezondheid niet mogelijk maakt. Over po- wust zijn van het belang van het gebit en van hun eigen
sitieve effecten met betrekking tot gedragsverandering mogelijkheden om de gebitsgezondheid van het kind te
in relatie tot mondgezondheid is wetenschappelijk wei- waarborgen. Dit proces wordt in gang gezet lang voor-
nig bekend. Ondanks dit gegeven bestaat de overtuiging dat het kind en ouder bij de mondzorgverlener komen
dat regelmatig tandartsbezoek en het uitvoeren van en alle gezondheidswerkers/verleners rond het jonge
PMO’s een unieke mogelijkheid biedt voor persoonlijk kind hebben hier een taak in.
advies en coaching om op korte termijn de mondge- Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland bestaat al
zondheid te verbeteren. meer dan 100 jaar en biedt basiszorg aan alle kinderen
tijdens meerdere contacten tot 19 jaar met een bereik
Conclusie van 95% (factsheet jeugdgezondheidszorg, augustus
2011), zie ook bijlage 12.
Niveau 2 Advies en voorlichting over mondgezondheid (in-
structie mondhygiëne en stimulering aanvullend In 2001 had circa 80% van de 46 GGD’s een medewerker
fluoridengebruik) in de klinische praktijk blijken op de
in dienst die verantwoordelijk is voor de preventieve
korte termijn effectief te zijn voor individuele patiën-
ten. mondzorg. De tijd beschikbaar voor tandheelkunde
A2 Kay, 1998 verschilde per GGD en varieerde van nul (9 GGD’s) tot
C Kressin 2003, Ekstrand 2005 80 uur (1 GGD) in de week (Tjalsma, 2002). In totaal
D Sprod 1996
waren op jaarbasis circa 3 minuten per schoolklas be-
schikbaar. Deze uren werden besteed aan beleid en aan
uitvoering van tandheelkundige voorlichting. Desal-
Overige overwegingen niettemin waren er initiatiefrijke acties van GGD’s.
Er is wetenschappelijk bewijs dat voorlichting over Het Ivoren Kruis, het NIGZ, de NMT en de Neder-
mondgezondheid de kennis van individuen kan veran- landse Vereniging van Mondhygiënisten hebben geza-
280 Kindertandheelkunde deel 2
46.5.1 diagnostische instrumenten en hun Er zijn geen studies beschikbaar die het effect van een diagnostische
betrouwbaarheid strategie op (lange termijn) uitkomsten evalueerden.
Uitgangsvraag
Welke diagnostische hulpmiddelen kunnen verder worden toe- Bader et al. vatten de huidige literatuur betreffende
Samenvatting van de literatuur Niveau 2 De Diagnodent2 kent bij gebruik bij volwassenen een
Er zijn geen studies gevonden die het effect van een hogere sensitiviteit (meer terecht positieven), maar
een lagere specificiteit (meer fout positieven) dan vi-
diagnostische strategie evalueerden. Dat betekent dat
suele diagnostische methoden.
we het moeten doen met meer indirect bewijs over test- A2 Bader 2004
eigenschappen van de diverse diagnostische methoden.
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 283
leeftijdsgroepen. Uit recent onderzoek blijkt dat bloot- In een retrospectieve studie in Israël (150 kinderen tus-
stelling aan straling bij tandheelkundige röntgenfoto’s sen 3 en 5 jaar) werd onderzocht of kinderen met (zuig-
het risico op schildkliertumoren op relatief jonge leef- fles)-cariës en kinderen met cariës in de zijdelingse de-
tijd verhoogt (Memon 2010). Op basis van de huidige len een grotere toename in cariës hadden dan kinderen
wetenschappelijk kennis en de klinische ervaring lijkt zonder deze vormen van cariës. De groep met cariësvrije
het zinvol individuele patiëntkenmerken leidend te la- kinderen had een cariëstoename van 0.60 (10-12-jarigen)
ten zijn voor de bepaling wanneer met het vervaardigen en 0.25 (13-15-jarigen) per jaar. Kinderen met zuigfles-
Conclusie nieuwe approximale laesie nam toe met het aantal ca-
riëslaesies bij aanvang van de studie, RR 1.5; CI 1.2-1.9 bij
Niveau 3 De kans op het ontstaan van nieuwe cariëslaesies 1 laesie tot RR 3.2; CI 1.7-6.0 bij >8 laesies bij aanvang.
tussen 11 en 19 jaar lijkt kleiner als patiënten op 6-ja- Het risico op nieuwe laesies was het grootst in de eerste
rige leeftijd cariësvrij zijn. Er bestond geen relatie tus-
2 jaar (Stenlund 2002).
sen de frequentie van BW-opnamen en het optreden
van cariës (caries experience). Bij jongeren met een
lage incidentie van cariës lijkt een terughoudende Conclusie
strategie m.b.t. BWs en curatieve interventies ge-
rechtvaardigd.
B Lith 2002a Niveau 3 Het relatieve risico op een nieuwe approximale carië-
slaesie lijkt toe te nemen als het aantal cariëslaesies
aanwezig bij aanvang (11-13 jaar) hoog is en lijkt bij >8
laesies driemaal verhoogd. Het hoogste risico op het
In een prospectieve cohort studie werden 536 kinderen ontstaan van nieuwe laesies was de eerste 2 jaar.
gevolgd van 11-22 jaar. Er werden 5 stadia van approxi- B Stenlund 2002
male cariës onderscheiden: geen zichtbare radiolucentie
(0), radiolucentie in het glazuur tot aan glazuur-denti-
negrens (stadium 1-2), radiolucentie met doorbraak van Overige overwegingen
de glazuur-dentinegrens (stadium 3), radiolucentie met Het voorspellen van toekomstige cariës bij jeugdigen is
duidelijke uitbreiding in het dentine (stadium 4), en een moeilijke maar essentiële taak in het verlenen van
radiolucentie in de binnenste dentinelaag (stadium 5). kwalitatieve goede mondzorg. Daar waar klinische in-
Om overlevingstijd te bepalen werden drie punten ge- spectie alleen onvoldoende informatie oplevert vervul-
bruikt: de overgang van stadium 0-2, 2-4 en 3-4. Voor len BW-röntgenopnamen een belangrijke aanvullende
alle approximale vlakken tezamen was het cariëscijfer diagnostische rol. Het nut van elke diagnostische pro-
(aantal nieuwe laesies per 100 tandvlakken per jaar) van cedure c.q. het maken van een röntgenopname hangt af
geen laesie tot glazuurlaesie (0->2): 3.9 laesies. Van gla- van de hoeveelheid en de waarde van de informatie die
zuurlaesie tot evidente dentinelaesie (2->4) was het ca- ermee verkregen wordt. Ook spelen de diagnostische
riëscijfer 5.4 en van een radiolucentie in het buitenste kwaliteiten van de clinicus bij het interpreteren van de
dentine (door glazuur-dentine grens) tot een radiolu- BW-opnamen en het daarbij vermijden van foutposi-
centie in de binnenste dentinelaag (3->4) was het cariës- tieve beslissingen een rol bij de effectiviteit van de
cijfer 20.3. 75% van de intacte approximale vlakken röntgenopnamen (Downer et al. 1998).
overleefde een periode van 3.4-6.6 jaar (mediaan 6.3 jaar) De afgelopen decennia zijn de inzichten over het ge-
zonder in stadium 2 (glazuurcariës tot glazuur-denti- bruik van de verschillende vormen van röntgenopna-
negrens) te komen. men genuanceerd als gevolg van:
Gegeven stadium 2 overleefde 75% 4.8 jaar zonder dat – Dalende prevalentie van cariës in Westerse geı̈ndus-
de laesie de buitenste dentinelaag bereikte (4); gegeven trialiseerde landen.
stadium 3 overleefde 75% 1.3 jaar (mediane overlevings- – Een vertraagde progressie van cariëslaesies als gevolg
duur 3.1 jaar). De groep met DMFS appr>1 op de leeftijd van de invloed van nagenoeg algemeen geaccepteerde
van 11-12 jaar had een 2.5 maal grotere kans op nieuwe fluoridentoepassingen.
approximale glazuurlaesies dan de groep met DMFSappr – De toegenomen kennis van schadelijke biologische
= 0-1 (Mejare 1999). effecten bij overmatig gebruik van ioniserende stra-
ling bij jeugdigen en adolescenten.
Conclusie – Inzichten met betrekking tot de rol van patiënten en
zorgverleners in het besluitvormingsproces (informed
Niveau 3 De mediane overlevingsduur van intacte approximale consent).
tandvlakken bij kinderen van 11 jaar lijkt 6 jaar. De
progressietijd van glazuurlaesies voordat evidente
Daar staat tegenover dat in de tandheelkundige radio-
dentine laesies ontstaan lijkt gemiddeld 5 jaar te zijn.
Bij aanwezigheid van een radiolucentie in het bui- logie, door technologische ontwikkelingen sprake is van
tenste deel van dentine lijkt het gemiddeld 3 jaar te lagere doseringen dan in het verleden. Door het gebruik
duren voor de binnenste dentinedeel wordt bereikt. van digitale technieken en kleinere velden voor stan-
Er blijkt approximaal per element en per oppervlak een
aanzienlijke variatie te bestaan voor het ontstaan van daard en panoramische opnamen treedt nog eens een
cariës. De mediane progressietijd (overleving) van extra reductie op van ongeveer 50% (Gijbels 2005).
stadium 3 naar stadium 4 varieert van 2.1-5.9 jaar In de tandheelkundige radiologie is dus sprake van
(range).
lage doseringen, overeenkomend met enkele dagen na-
B Mejare 1999
tuurlijke achtergrondstraling (waaraan we allen dage-
lijks blootgesteld worden). Twee BW röntgenopnamen
In een studie met hetzelfde cohort patiënten werd na 9 komen ongeveer overeen met een dag achtergrondstra-
jaar een cariëscijfer van 27 approximale laesies per 100 ling, een panoramische opname met ongeveer 1-5 dagen
persoonsjaren gevonden. Het relatieve risico (RR) op een (Euratom 2004, Velders 1991).
286 Kindertandheelkunde deel 2
Aanbevelingen beschreven in de Europese richtlijn over welke leeftijd de opeenvolgende BW’s worden gemaakt.
stralingsbescherming met betrekking tot de rechtvaar- Zijn er rondom de 5-jarige leeftijd geen BW’s vervaar-
diging van het gebruik van röntgenopnamen (Euratom digd, dan dient dit bij ieder volgend PMO opnieuw
2004) worden in deze richtlijn overgenomen en weerge- overwogen te worden op basis van aanwezige initiële
geven bij de aanbevelingen van deze uitgangsvraag. cariëslaesies om alsnog BW’s te maken. Als vervolgens
op basis van de soort behandeling (preventie en/of cu-
Panoramische opnamen In het algemeen kan gesteld ratie) een termijn voor de volgende BW’s is bepaald,
Bite wingopnamen (BW) Het herhaald gebruik van BW’s Door gebruik van BW’s tijdens de melkgebitfase werd
wordt gerechtvaardigd door de mate van voortschrij- 10-60% meer informatie over cariësactiviteit verkregen
ding van het cariësproces bij individuen. Het interval dan zonder deze opnamen (Roeters 1992). Een standaard
tussen opeenvolgende BW’s hangt vervolgens af van het procedure m.b.t. het vervaardigen van BW opnamen
risico dat een individu de ziekte cariës zal krijgen voor alle jeugdigen op 5-jarige leeftijd is echter niet
(voorafkans) en /of deze verder zal ontwikkelen (pro- verdedigbaar op basis van bovenstaande argumenten en
gressie) en de snelheid waarmee dat gebeurt. Daarbij de bestaande Europese richtlijnen m.b.t. stochastische
spelen het aantal, de grootte en de locatie van de cariës- effecten van straling bij jeugdigen (Eurotom 2004, Me-
laesies een rol evenals het risicoprofiel. mon 2010).
Cariësprogressie verloopt over het algemeen in het
melkgebit sneller dan in het blijvende gebit. Het be- Jeugdigen van 7 tot 12 jaar, het wisselgebit Als er sprake is
schikbare wetenschappelijke bewijs over progressie van van cariës in het melkgebit, lijkt de overweging om in
laesies bij jeugdigen is beperkt. Dat leidt wat betreft het het wisselgebit de approximale vlakken (met name de
inschatten van de frequentie van BW’s tot een beleid dat mesiale vlakken van de eerste blijvende molaren) met
gericht is op de aanwezigheid van cariës als belang- BW’s te herbeoordelen gerechtvaardigd. Bepalend hier-
rijkste indicator (‘caries experience’) en de mate van bij zijn:
progressie van reeds bestaande cariëslaesies in glazuur – De leeftijd waarop voor het eerst BW röntgenopna-
en dentine van het melkgebit. men zijn vervaardigd.
– De verhoogde progressiesnelheid van cariës in het
Jeugdigen van 5 tot 6 jaar, het melkgebit Het bepalen van melkgebit in vergelijking met het blijvende gebit.
het moment waarop voor het eerst besloten wordt tot – De individuele risicofactoren/-indicatoren en be-
het vervaardigen van BW’s op basis van inschatting van schermende factoren.
het risico, ligt in het algemeen voor het melkgebit rond
de leeftijd van 4-5 jaar. Het moment waarop voor het De beslissing tot het vervaardigen van BW opnamen
eerst bij een kind besloten kan worden om aanvullend tijdens het wisselgebit (8-10 jaar) heeft invloed op het
BW’s te vervaardigen hangt af van overwegingen die in bepalen van de opeenvolgende intervallen voor BW’s bij
directe relatie staan met een duidelijke klinische aan- tieners. Indien het wisselgebit geheel cariësvrij is op
wijzing van cariësactiviteit. Het moment waarop de deze leeftijd, is de kans groot dat dit zo blijft tot de
eerste BW’s worden vervaardigd zijn bepalend voor de leeftijd van 12-14 jaar (Mejare 2000) en kan het vervaar-
lengte van het interval tot de volgende BW’s. Als beslo- digen van BW’s beargumenteerd worden uitgesteld.
ten is om bij een 5-jarige leeftijd BW’s te vervaardigen,
dient op basis van de bevindingen (aantal, grootte en
locatie van mogelijke laesies) bepaald te worden op
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 287
3 Er zullen remineralisatie-bevorderende middelen zingen (klinisch en/of röntgenologisch) zijn voor pulpa-
aangebracht moeten worden zoals een fluoridehou- pathologie of irreversibele pulpitis.
dende onderlaagcement en/of een fluoridevernis
4 De mondzorgverlener dient de cariëslaesie adequaat In een recente Cochrane review (met alleen observatio-
en reproductief te monitoren (bijvoorbeeld door nele studies) bleek dat de Hall techniek mogelijk betere
mondfoto’s en röntgendiagnostiek). resultaten geeft dan amalgaam restauraties (Innes 2007).
5 Er dient sprake te zijn van een (aantoonbaar) effec- In een daarna uitgevoerde RCT (n= 132) werd de waarde
tieve communicatie/ voorlichting/ verslaglegging. van de Hall techniek (PMC) onderzocht. Er werden
minder major en minor failures in de Hall groep gezien.
Omdat, ook op lokaal niveau (cariëslaesie) een groot deel Major failure omvat irreversibele pulpitis of lokaal ab-
van de verantwoordelijkheid voor het slagen van de be- ces. Minor failure omvat onder meer secundaire cariës of
handeling veel openlijker bij de patiënt (en diens verlies van een restauratie (Innes 2007a). Er werd verge-
ouders) gelegd wordt, zijn klinische betrokkenheid van leken met restauraties zoals die in de gemiddelde huis-
de patiënt en adequate begeleiding van de mondzorg- praktijk in Schotland werden vervaardigd. Bij deze res-
verlener, van groot belang. Dit geldt natuurlijk voor alle tauraties was door onvoldoende afsluiting de kans op
behandelstrategieën maar in geval van NRCT lijkt naast microlekkage soms aanwezig.
de plaquescore met name de activiteit van het cariës-
proces op deze manier beter controleerbaar. De cariës- Conclusie
activiteit kan bij de contactmomenten goed klinisch
worden beoordeeld en vastgelegd, en dit biedt goede Niveau 3 De Hall techniek met voorgevormde metalen kronen
mogelijkheden om de directe klinische betrokkenheid leidt tot betere klinische uitkomsten dan de conven-
tionele restauratie, zoals die in de gemiddelde praktijk
verder te optimaliseren. Als de gewenste verandering
in Schotland worden vervaardigd.
uitblijft kan de te volgen strategie opnieuw worden B Innes 2007a
heroverwogen. Op basis van thans beschikbaar onder-
zoeksmateriaal lijkt de NRCT methode in belangrijke
mate te kunnen bijdragen aan het beı̈nvloeden van het Overige overwegingen
cariësproces bij jonge precoöperatieve kinderen als on- De Hall techniek kan worden gebruikt bij alle gecavi-
derdeel van een gerichte individuele preventieve be- teerde melkelementen, rekening houdend met de ge-
handelstrategie. Meer gericht klinisch onderzoek is noemde contra-indicaties. De voortgang van het cariës-
echter gewenst om NRCT als behandelstrategie verder te proces kan echter minder goed klinisch worden beoor-
onderbouwen. deeld en vastgelegd. Ook wordt de occlusie en articulatie
in eerste instantie verstoord. Dit lijkt niet tot onge-
wenste bijwerkingen te leiden.
Aanbeveling
Weefselbesparend prepareren
In lijn met de huidige wetenschap wordt er meer terug-
Restauratieve interventies houdendheid betracht waar het de invasieve benadering
Preparatietechnieken Hall-techniek van cariës betreft. Door voortschrijdend inzicht in het
Bij deze behandelmethode wordt er geen cariës verwij- cariës-proces, de werking van fluoride en het reminera-
derd maar wordt een voorgevormde RVS kroon (Prefor- liserend vermogen van overgebleven tandweefsel, als-
med Metal Crown, PMC) rechtstreeks met glasiono- mede door eigenschappen van moderne restauratiema-
meercement over het carieuze (melk)element geplaatst. terialen, kan er weefselbesparender opgetreden worden.
Indicatief voor de Hall-techniek zijn gecaviteerde oc- De keuze om een, in meer of mindere mate, geëxca-
clusale en proximale laesies bij kinderen, met name bij veerde laesie af te sluiten met een restauratie of roest-
angstige en cariësactieve kinderen. De Hall-techniek is vrijstalen kroon berust naast de bij de tertiaire preventie
gecontraı̈ndiceerd voor immuno-gecompromitteerde al genoemde redenen op de volgende uiteenlopende
patiënten met een verhoogd endocarditis risico, alsmede gronden.
bij dermate carieuze elementen dat er evidente aanwij-
292 Kindertandheelkunde deel 2
a Vormherstel waardoor plaque verwijdering in be- kans op een expositie bij excaveren met het doel een
paalde gevallen vergemakkelijkt kan worden. indirecte overkapping te doen ongeveer 5-6% is (Orhan
b Functieherstel. 2010, Gruythuysen 2010).
c Esthetiek.
d Afsluiten van eventuele ‘restcariës’ van de orale om- Lula et al. (2009) toonden aan dat de keuze geheel of
geving waardoor substraattoevoer, en daarmee het lo- gedeeltelijke cariës verwijdering op termijn geen in-
kale cariësproces, kan worden stopgezet. vloed had op de bacteriële kolonisatie in de caviteit.
gebruik maakt van roterend instrumentarium. Echter, Niveau 2 Partiële cariësverwijdering in blijvende elementen en
in plaats van ruim cariës te verwijderen (volgens de melkelementen leidt tot goede klinische resultaten,
mits er een goed afsluitbare restauratie vervaardigd is.
principes van Black) dient men binnen de huidige in-
A2 Ricketts 2006
zichten weefselbesparend te werk te gaan. Het indica- B Maltz 2007
tiegebied omvat feitelijk alle cariëslaesies in zowel het
melk- als blijvend gebit, welke tot in het dentine voort-
geschreden zijn en progressie vertonen. Aanbeveling
Verwijderen van diepe cariës Bij restauratieve behandeling van diepe cariës in
Uit een Cochrane review (2 studies; n=237) bleek dat de melkelementen die voorafgaand aan de behandeling
kans op exponatie van de pulpa kleiner was bij partiële klachtenvrij zijn, heeft partieel excaveren de voorkeur,
cariësverwijdering dan bij volledige cariësverwijdering in op voorwaarde dat de caviteit daarna wordt voorzien
één zitting. Ook symptomen van pulpapathologie waren van een goed afsluitende restauratie.
minder aanwezig na partiële cariësverwijdering. Het be-
trof elementen die voor de behandeling klachtenvrij wa-
ren en ook röntgenologisch geen peri-apicale afwijkingen Atraumatic Restaurative Treatment (ART)
vertoonden. In de gebruikte onderzoeken traden in twee De ART methode werd oorspronkelijk ontwikkeld om
jaar niet meer pulpareacties (ontstekingsverschijnselen of enige vorm van restauratieve zorg te kunnen leveren in
necrose) of verlies van restauraties op in vergelijking met gebieden waar het aan voorzieningen voor ‘conventio-
volledige excavatie (Ricketts 2006). nele’ mondzorg ontbrak. Bij de ART methode wordt
louter met handinstrumentarium geëxcaveerd en geres-
Conclusies taureerd met een adhesief vulmateriaal (glasionomeer-
cement). De methode is patiëntvriendelijk en weefsel-
Niveau 2 Bij, voorafgaand aan de behandeling, klachtenvrije, besparend en past als zodanig binnen de huidige in-
diep carieuze elementen leidt partiële cariësverwijde- zichten en behandelconcepten. Het succes is groot te
ring tot minder pulpareactie en/of exponatie, dan
noemen voor eenvlaksrestauraties in zowel melk- als
volledig excaveren.
A2 Ricketts 2006 blijvend gebit (65-97%), maar de resultaten zijn bewezen
onvoldoende voor twee- of meervlaksrestauraties (31-
76%) (Holmgren 2000, Smales & Yip 2000, Honkala
Niveau 2 Indirect overkappen lijkt de behandeling van eerste 2003, Frencken 2004, Van ‘t Hof 2006, Ersin 2006, van
keus bij diep carieuze melkelementen. Gemert-Schriks 2007).
A2 Ricketts 2006
Het indicatiegebied voor ART behelst om deze reden
dan ook eenvlakscaviteiten in, bij voorkeur, blijvende
molaren. De caviteiten dienen toegankelijk te zijn of
Het indicatiegebied voor stapsgewijze excavatie (step- gemaakt te worden voor het te gebruiken handinstru-
wise excavation) neemt af met de groeiende evidentie mentarium. ART is gecontraı̈ndiceerd wanneer er preo-
dat het achterblijven van geı̈nfecteerd dentine centraal peratief evidente aanwijzingen (klinisch en/of röntgen-
in de caviteit, het succes van de restauratie niet in de ologisch) zijn voor pulpa-pathologie.
weg blijkt te staan. Het biologische bewijs voor de
noodzaak tot heropening van de caviteit ontbreekt Conclusie
(Maltz 2007). Dit natuurlijk op voorwaarde dat de cavi-
teit is voorzien van een goed afsluitende restauratie. Niveau 3 Het succes van de ART methode is groot te noemen
Onderzoek van Ricketts toont dat in de eerste twee waar het eenvlaksrestauraties in melk-en blijvende
gebit aangaat. De overleving van meervlaksrestaura-
jaar na partiële cariësverwijdering niet meer pulpareac-
ties is onvoldoende.
ties of verlies van restauraties gevonden worden, terwijl C Van ’t Hof 2006, van Gemert-Schriks 2007
de kans op exponatie significant kleiner is dan bij vol-
ledige cariësexcavatie. Recent werd bevestigd dat de
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 293
Het gebruikte vulmateriaal bleek niet significant bepa- Alternatieve excavatiemethodieken en/of
lend voor het succes van ART (Marks 2000, Lo 2001, hulpmiddelen
Ersin 2006). Binnen deze paragraaf wordt ruimte geboden aan 3 ver-
schillende ‘alternatieve’ excavatiemethodieken welke op
Conclusie zichzelf kunnen staan of onderdeel kunnen uitmaken
van één der bovengenoemde technieken (met name
Niveau 3 Diverse Glasionomeercementen (GIC) vulmaterialen weefselbesparend prepareren of ART).
zijn toepasbaar binnen de ART methode. Al naar ge-
lang de situationele omstandigheden en voorzienin-
Chemomechanische cariës verwijdering
gen kunnen andere dan de in de basis voorgeschre-
ven, adhesieve vulmaterialen gebruikt worden. Inleiding Chemisch-mechanische cariësverwijdering
C Marks 2000, Lo 2001, Ersin 2006 houdt in het chemisch verweken van carieus dentine
gevolgd door een voorzichtige verwijdering ervan met
excavatoren. Het verwekingsmiddel is een vers mengsel
In een RCT in Bandung (Indonesië) waarbij bij 6-jarige van aminozuren en natriumhypochloriet, waarbij
kinderen een klasse II restauratie in een melkmolaar N-monochlooraminozuren ontstaan die selectief het
werd vervaardigd (n=403), bleek dat gedurende de ge- gedemineraliseerde collageen in carieus dentine afbre-
hele behandeling ART als minder belastend werd erva- ken. Doordat louter gedemineraliseerd dentine wordt
ren dan conventioneel boren (Schriks 2003). verwijderd is de noodzaak voor lokale anesthesie min-
der groot. De methode is zeer geschikt voor de behan-
Conclusie deling van melkelementen en bij angstige en medisch
gecompromitteerde patiënten. Het behandelde denti-
Niveau 3 Patiënten lijken zich comfortabeler te voelen met ART neoppervlak is zeer onregelmatig en zeer geschikt voor
dan met conventioneel boren. hechting van composiet of glasionomeercement. Wan-
B Schriks 2003
neer de cariës volledig is verwijderd, is het resterende
dentine gezond en hard. Het systeem werd oorspronke-
lijk in de jaren tachtig in de Verenigde Staten op de
Overige overwegingen markt gebracht onder de naam Caridex. Inmiddels is
Bij het gebruik van handinstrumentarium is gebleken een nieuw systeem, Carisolv, op de markt gebracht
dat de kans op beschadiging van buurelementen signi- (Beeley en Stevenson 2001).
ficant kleiner is dan wanneer gebruik wordt gemaakt
van roterend instrumentarium (Lenters 2006). Een Wetenschappelijke onderbouwing
gunstig bijeffect door het minder diep aansnijden van Onderzoek naar de effectiviteit van chemische cariës-
de dentinetubili is dat ook vaak het gebruik van lokale verwijdering met Carisolv heeft aangetoond dat bij che-
anesthesie bij handexcavatie minder noodzakelijk en momechanische cariësverwijdering met Carisolv signi-
daarom voor de patiënt comfortabeler is (van Bochove en ficant minder pijn gerapporteerd werd, caviteitsingan-
van Amerongen 2006). Daarom kan het gebruik van gen en verwijderd-weefsel-volume kleiner waren en
handinstrumentarium voor excaveren zeker worden patiënten over het algemeen positiever waren, in verge-
overwogen. Het verlies van een proximale ART-restau- lijking tot cariës excavatie van melk molaren met high
ratie lijkt geen invloed te hebben op de levensduur van speed (Ericson 1999, Nadanovsky 2001, Lozano-Chourio
de betreffende tijdelijke molaar (Boon 2010). 2006). De behandeling met Carisolv duurt wel signifi-
cant langer ten opzichte van conventioneel boren (Ho-
sein 2008) al wordt dit in de RCT uitgevoerd door Na-
Aanbevelingen
danovsky (2001) niet bevestigd.
In een 3-armige RCT (n=217) werd excaveren met Ca-
Door de patiëntvriendelijkheid is ART een bij uitstek
risolv vergeleken met Atraumatic Restaurative Treat-
geschikte behandelmethode voor (zeer) jonge kinderen
ment (ART) en met excaveren d.m.v. boren. Er werden
die nog maar weinig ervaring hebben met de tand-
geen significante verschillen gevonden met betrekking
heelkundige situatie bij de behandeling van klasse I
restauraties. tot de ‘survival rate’ tussen de 3 verschillende restaura-
tieve behandelingen (Roeleveld 2006).
Cariës kan uitstekend middels handinstrumentarium
verwijderd worden. Het gebruik van handinstrumenten Conclusies
past heel goed in het huidige denkbeeld van minder
invasief (be)handelen. Modificaties op de techniek, Niveau 2 Chemomechanische cariësverwijdering lijkt doeltref-
zoals het gebruik van ander vulmateriaal zoals compo- fend, maar lijkt door de langere tijdsbesteding moge-
lijk minder effectief dan traditioneel excaveren.
meer of het initieel openen van de laesie met roterend
B Ericson 1999, Hosein 2008, Nadanovsky 2001
instrumentarium ter verkrijging van toegankelijkheid
voor handinstrumenten, kunnen worden overwogen.
294 Kindertandheelkunde deel 2
Aanbeveling
Overige overwegingen
Voor het verwijderen van glazuur bij het openen dan
De meerwaarde van de laser voor de cariësbehandeling
wel het toegankelijk maken van de caviteit is Carisolv
in de kindertandheelkunde lijkt (nog) onvoldoende
ongeschikt en wordt gebruik gemaakt van traditionele
aangetoond.
mechanische en/of met handinstrumentarium uitge-
voerde methoden. De uitgesproken chloorsmaak wordt
ook door veel behandelaars als een nadeel ervaren. Het
gebruik van Carisolv werkt kostenverhogend. Ook is Ozon
door de gel de hoeveelheid verwijderde cariës minder De toepassing van ozon bij wortelcariës is in diverse
zichtbaar en dit lijkt mede in het licht van de huidige RCT’s als succesvol betiteld (Bayson and Lynch 2003,
inzichten m.b.t. terughoudendheid in cariësverwijde- Holmes 2004). Echter, binnen de kindertandheelkunde
ring een beperkende factor in het indicatiegebied. is deze vorm van cariës beduidend minder prevalent.
Voor pit- en fissuur cariës worden vervolgens geen
soortgelijke resultaten gevonden. Zo bleek in een syste-
Aanbeveling
matische review geen significant verschil in verandering
van ernst van de laesies (Brazelli 2006). In een Cochrane
Chemomechanische cariësverwijdering is een effec-
review met 3 studies met 432 gerandomiseerde laesies
tieve methode. De langere behandeltijd en het gebrek
(n=137) bleek de ‘risk of bias’ in alle studies hoog en
aan transparantie inzake de hoeveelheid cariës die
concludeerden de auteurs dat er geen betrouwbare evi-
verwijderd wordt, vormen, in het licht van de huidige
inzichten m.b.t. terughoudendheid in cariësverwijde- dence was voor behandeling met ozon (Rickard 2004). In
ring, een beperkende factor in het indicatiegebied. een RCT (n=41) werd 3 maanden na ozonapplicatie geen
significant verschil in cariësprogressie of regressie ge-
vonden t.o.v. de onbehandelde groep in de totale stu-
diepopulatie. Behandeling met ozon liet wel een verbe-
YAG laser tering zien in de groep patiënten met hoog risico op
In een RCT onder 124 patiënten van 4-18 jaar oud werd cariës (Huth 2005).
behandeling met een Er:YAG laser vergeleken met con-
ventioneel boren. Alle 42 boorprocedures en 81 van de 82 Conclusie
laserprocedures verliepen veilig en waren effectief. Er
werd meer anesthesie gebruikt bij boorprocedures dan Niveau 2 Voor ‘pit en fissuurcariës’ lijkt behandeling met ozon
bij de laserbehandelingen (Den Besten 2001). In deze niet of nauwelijks tot enige verbetering te leiden.
A2 Rickard 2004, Brazelli 2006
studie werd overigens geen onderscheid gemaakt tussen
verschillende leeftijdscategorieën.
Overige overwegingen
Behandeling met ozon lijkt niet zinvol in de behande-
ling van het kindergebit. Het leidt niet tot positieve
resultaten in de behandeling van pit en fissuurcariës en
het heeft ook geen positief effect op de levensduur van
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 295
sealants als de elementen voorafgaand met ozon zijn je het werkveld als het ware buiten de mond van het
behandeld. kind, waardoor deze laatste de behandeling doorgaans
beter accepteert.
Rubberdam wordt met name door pedodontologen en
Aanbeveling
in centra voor jeugdtandzorg veel gebruikt. Om het
comfort voor de patiënt te verhogen wordt de rubber-
Behandeling van cariëslaesies met ozon is niet aan te
dam zelfs al voorafgaand aan het prepareren aange-
bevelen.
bracht (minder kans op iatrogene schade aan tong/wang
en minder water in de mond). In de algemene praktijk
wordt rubberdam doorgaans minder vaak toegepast,
Restauratiematerialen met als veelgehoord argument gebrek aan coöperatie
Vulmaterialen die hun toepassingsgebied in de melk- van de patiënt. Dit laatste wordt niet door onderzoek
dentitie vinden, zijn voornamelijk de plastische vulma- bevestigd (Soldani 2006).
terialen (compomeer en glasionomeercement) of de
voorgevormde roestvrijstalen (RVS) kroontjes. In een
Aanbeveling
Cochrane review naar verschillende restauratiemateria-
len voor melkelementen werden 3 studies gevonden. Er
Bij het restaureren van melkelementen is het restau-
werden geen significante verschillen gevonden tussen
ratiemateriaal van eerste keus compomeer, composiet
esthetische vs conventionele RVS kronen voor melkmo-
of een resin modified glasionomeer cement. Bij zeer
laren. Ook werd geen verschil in restauratiefalen ge-
uitgebreide cariëslaesies kan een voorgevormde kroon
vonden tussen amalgaam en ‘resin-modified glass iono- de voorkeur genieten.
mer’ (Vitremer) of compomer (Dyract) (Yengopal 2009,
Hickel 2005) gebaseerd op longitudinale en retrospec-
tieve observationele studies over het gebruik van ver-
schillende materialen. Hieruit kan op basis van jaar- Pulpabehandeling in het melkgebit
lijkse faalcijfers evenmin een duidelijk verschil worden Inleiding In het licht van de huidige overtuiging, dat
geconcludeerd. meer terughoudendheid in de mate van cariësverwijde-
ring betracht mag worden, neemt de indicatie voor pul-
Conclusie pabehandelingen zienderogen af. In die gevallen waar-
bij het cariësproces dermate ver is gevorderd dat alsnog
Niveau 3 Op basis van de beschikbare evidentie kan geen su- expositie optreedt, kan alsnog een pulpabehandeling
perioriteit van een van de beschikbare restauratiema- worden uitgevoerd.
terialen bij behandeling van melkelementen worden
vastgesteld.
B Yengopal 2009 In een Cochrane review naar de waarde van verschil-
lende technieken voor pulpa-behandeling werden
slechts 3 RCT’s ingesloten. Hieruit kon geen superiori-
Overige overwegingen teit van enige behandeling worden geı̈ncludeerd (Nadin
Amalgaam lijkt in deze tijd geen plaats meer te hebben 2003).
in de behandeling van het melkgebit. Met composiet, Een latere systematische review met studies tot 2006
compomeer en resin modified glasinonomeer cement vond echter wel een lagere kans op klinisch en radiolo-
(GIC) worden vergelijkbare succespercentages gemeld. gisch falen bij gebruik van ‘mineral trioxide aggregate’
GIC lijkt door de geringe buigsterkte minder geschikt (MTA) dan bij gebruik van formocresol na 6-12 maan-
voor klasse II restauraties. Bij zeer uitgebreide cavitei- den. Interne wortelresorptie kwam minder vaak voor in
ten lijken de voorgevormde RVS kronen de grootste de MTA groep (Peng 2006). In een andere review van
overlevingskans te hebben (Uribe 2007). Ook restaura- studies tot 2006 werd geen verschil in faalkans gevon-
ties in het melkgebit kunnen (zelfs bij hoog-cariësrisico den tussen ijzersulfaat en formocresol (Peng 2007). In
kinderen) een lange levensduur hebben en tot de wisse- een RCT (n=34) werd geen verschil gevonden in het suc-
ling functioneren. Het onderzoek betrof 3-jarige resul- cescijfer tussen het gebruik van calcium hydroxide of
taten. (Marks 1999). mineraal trioxide bij partiële pulpotomie na gemiddeld
35 maanden (Qudiemat 2007).
Het droogleggen van het werkveld is bij kinderen vaak
lastiger dan bij de meeste volwassenen. Daarom kan het
gebruik van rubberdam worden overwogen.
De meest genoemde voordelen zijn het voorkomen
van contaminatie met speeksel en vocht, beter zicht,
veiligheid en meer ontspanning voor patiënt en tandarts
door de isolatie. Door het gebruik van rubberdam plaats
296 Kindertandheelkunde deel 2
Conclusie
Aanbeveling
Niveau 2 Gebruik van mineraal trioxide bij patiënten waarbij de
pulpa is geëxponeerd lijkt na 6-12 maanden tot een Extractie is alleen geı̈ndiceerd als er sprake is van kli-
lagere kans op klinisch of radiologisch falen te leiden nisch en/of röntgenologisch bevestigde ontstekings-
dan met gebruik van formocresol. verschijnselen (abces / fistel) al dan niet gepaard
De beschreven toxische en schadelijke effecten van
gaande met een pijnhistorie. Ook een specifieke medi-
formocresol zijn verontrustend.
A2 Peng 2006 sche conditie (focusvrij maken) van de patiënt leiden
Overige overwegingen
Bij lichte, naar reversibele ontsteking verwijzende pijn-
klachten (snel verdwijnende pijn als gevolg van tempe-
ratuurprikkels of het innemen van zoetigheid) gaat de Voor- en nadelen tandheelkundige behandelingen
voorkeur uit naar partiële cariës verwijdering. Indien er A Welke tandheelkundige behandelingen kunnen worden toege-
alsnog een expositie ontstaat (slechts 5-6% van de ge- past bij jeugdigen en wanneer zijn deze geı̈ndiceerd?
vallen) is pulpabehandeling optioneel (Ricketts 2006, De mondzorgverlener maakt een keuze voor de te
Orhan 2010). volgen behandelstrategie bij de manifestatie van cariës
in de tijdelijke dentitie bij kinderen. Deze keuze wordt
door vele factoren beı̈nvloed. Een aantal hiervan zijn
Aanbevelingen
patiëntgebonden zoals o.a. mondverzorging, eet- en
drinkgewoonten, coöperatie, bereidheid tot gedragsver-
Het indicatiegebied voor vitale pulpabehandelingen is
andering en sociale en medische factoren. Andere facto-
heel beperkt.
ren zijn behandelaar gebonden zoals kennis omtrent en
In geval van exponatie en een gemakkelijk te stoppen
vaardigheden met betrekking tot de verschillende indi-
bloeding kan een pulpotomie uitgevoerd worden, mits
onder de juiste condities uitgevoerd en bij voorkeur catiegebieden en behandelstrategieën. Van groot belang
met gebruikmaking van ‘mineral trioxide aggregate’ is dat de keuze is gebaseerd op volledige consensus met
(MTA). de patiënt of diens ouders, en dat de behandelaar de
Indien de bloeding niet binnen korte tijd (30-60sec.) keuze te allen tijde kan verantwoorden. Hierbij speelt
kan worden gestopt, verdient extractie van het betref- monitoring en verslaglegging een essentiële rol.
fende element de voorkeur.
B Hoe wordt de afweging tussen restauratief en/of niet-restau-
De werkgroep is van mening dat toepassing van for- ratief behandelen gemaakt? Is er verschil in behandeling van een
mocresol in de kindertandheelkunde wetenschappelijk melkgebit en een blijvend gebit?
niet te verdedigen en dus niet gerechtvaardigd is. In veel opzichten gelden voor behandeling van de
tijdelijke en blijvende dentitie dezelfde voorwaarden.
Echter, er bestaan aanwijzingen dat het cariësproces in
melkelementen anders (sneller) verloopt dan in blij-
Extractie vende elementen. Deze aanwijzingen zijn niet allen
Deze terminale strategie is alleen geı̈ndiceerd wanneer even sterk te onderbouwen vanuit de literatuur maar
de meer conserverende strategieën geen gewenst effect wellicht dat de lagere mineralisatiegraad van het melk-
teweeg hebben kunnen brengen, er sprake is van verge- glazuur/dentine alsmede de kortere afstand van de gla-
vorderde, klinisch en/of röntgenologisch bevestigde, ir- zuurkap tot de pulpa in het tijdelijk gebit hier deels
reversibele ontstekingsverschijnselen (abces/fistel) al verantwoordelijk voor zijn. Indien de cariëslaesie toe-
dan niet gepaard gaande met een pijnhistorie. Daar- gankelijk is of wordt gemaakt (slicen) lijkt dit proces te
naast kan een specifieke medische conditie (focus-vrij kunnen worden gestopt of vertraagd.
maken) van de patiënt bepalend zijn in de keuze voor De keuze restauratief/niet-restauratief handelen
deze strategie. Ook kan extractie onderdeel zijn van een wordt op uiteenlopende gronden (onder meer: motivatie
zorg- of behandelplan. Bij een symptoomloze pulpapo- en leeftijd patiënt, locatie, grootte en activiteit van de
liep kan een afwachtende houding worden aangeno- laesie) en naar inzicht van de mondzorgverlener gesteld.
men. Bepaalde behandelingstechnieken/strategieën zijn
specifiek geëvalueerd en dus geı̈ndiceerd in de tijdelijke
dentitie. Dat geldt mogelijk ook voor de toepassing van
bepaalde materialen, zoals compomeer, daar waar mo-
gelijk hogere eisen gesteld kunnen worden aan bijvoor-
beeld de slijtvastheid in het blijvende gebit. Hier speelt
onder andere mee dat m.b.t. de levensduur hogere eisen
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 297
voor de beantwoording van de vraag (studies naar ver- gekeerd was (Baghdadi 1999). Er werden geen signifi-
wijsgedrag, studies bij een onjuiste leeftijdsgroep, een cante verschillen tussen de 2 anesthesiemethoden ge-
evaluatie van een training). vonden op een subjectieve pijnkleurenschaal, op de
De resterende 19 artikelen werden geheel beoordeeld. ‘Sound, eye and motor scale’ en op de ‘North Carolina
Daarvan werden er nog eens 6 geëxcludeerd; 2 artikelen Behavior Rating Scale’.
beschreven studies die niet werden uitgevoerd bij kin- Twee studies vergeleken de ‘Wand’ met traditionele
deren, de overige werden uitgesloten omdat zij niet re- systemen voor lokale anesthesie. In een studie werden
Conclusie Conclusie
Niveau 3 Er zijn aanwijzingen voor een significante negatieve Niveau 2 Bij gebruik van de Wand lijkt er minder pijngerelateerd
associatie tussen pijncontrole en angst bij jonge kin- ongemakgedrag (huilen, noodzaak tot onderbreken
deren die een tandheelkundige behandeling (extrac- behandeling, lichaamsbewegingen) op te treden dan
tie, pulpotomie, restauratie of plaatsen van een kroon) bij traditionele injecties bij jeugdigen die restauratie
ondergaan. van het gebit ondergaan.
C Nakai 2000 B Baghdadi 1999, Allen 2002, Gibson 2000
In een gerandomiseerde cross-over studie werd de reac- Uit onderzoek van Versloot (2005) bleek bij kinderen
tie van kinderen in de leeftijd van 4 tot 10 jaar op lokale met een hoog angstniveau geen verschil in ervaren pijn
injectie in de mandibula en maxilla vergeleken (Ram en ongemak tussen een anesthesie met de Wand en tra-
2001). De gemodificeerde ‘Behavioral pain scale’ liet zien ditionele injecties. Bij kinderen met weinig angst werd
dat kinderen in de leeftijdsgroep 4 tot 6 jaar significant minder verbaal protest, beweging en spierspanning ge-
vaker huilden bij een injectie in de maxilla ten opzichte meten bij het gebruik van de Wand. In onderzoeken van
van de mandibula. Versloot (2008) en van Kuscu (2008) bleek dat de reactie
Subjectieve evaluatie door middel van de ‘facial pain van kinderen op lokaal anesthesie vooral bepaald werd
scale’ liet geen verschil zien tussen injecties in de man- door het angstniveau. In het onderzoek van Versloot
dibula en de maxilla. De meeste kinderen beoordeelden 2008 werd geen verschil in reactie gemeten tussen het
beide injecties als een positieve niet-pijnlijke ervaring. gebruik van de Wand en traditionele injecties. Dit laat-
ste was ook de conclusie uit onderzoek van Asarch
In een gerandomiseerde studie werden 28 kinderen met (1999).
een gemiddelde leeftijd van 10,2 jaar, bij wie een klasse I
caviteit behandeld moest worden in 2 symmetrische
kiezen, gerandomiseerd naar een groep die eerst een
behandeling onder lokale anesthesie en een 2e behan-
deling onder elektronische dentale anesthesie kregen of
naar een groep waarbij de volgorde van anesthesie om-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 299
Conclusie
Aanbeveling
n.v.t. Het bewijs ten aanzien van de effectiviteit op pijn-
ervaring bij jeugdigen bij gebruik van de Wand in ver- Voorkomen van pijn is belangrijk bij de behandeling
gelijking met de traditionele injecties is inconsistent. van jeugdigen. Bij alle behandelingen die pijn kunnen
B Asarch 1999, Kuscu 2008, Versloot 2005, 2008 veroorzaken adviseert de werkgroep het gebruik van
lokaal anesthesie.
Overige overwegingen
Berichten over de voordelen van het gebruik van elek-
tronische dentale anesthesie (CCLAD) wat betreft Uitgangsvraag
patiënt comfort lijken niet eenduidig. Met name het Wanneer en welke sedatie technieken kunnen de tandheelkun-
angstniveau van het kind lijkt van invloed op het er- dige behandeling bij kinderen ondersteuning bieden?
varen discomfort tijdens de anesthesie.
Milde orale (bijv. Midazolam) of inhalatie (lachgas) se-
dativa kunnen ondersteuning bieden bij de tandheel-
Aanbeveling
kundige behandeling van kinderen die een slechte co-
operatie vertonen. Deze middelen dienen niet ter ver-
De werkgroep spreekt geen voorkeur uit voor het
vanging van het lokaal anestheticum. Zij leveren geen
gebruik van elektronische dentale anesthesie.
directe pijnreductie. Het gebruik van deze sedatietech-
nieken is voorbehouden aan zorgverleners die zich daar
middels specifieke training en scholing in bekwaamd
gebruik van lokaal anesthesie hebben. Ook hier geldt bekwaam is bevoegd. De me-
thoden zijn niet zonder meer voorhanden in de alge-
Inleiding mene (eerstelijns) mondzorgpraktijk.
Geen onderzoek werd gevonden over wanneer bij kin-
deren het gebruik van lokaal anesthesie gewenst is. Ge- Behandeling onder algehele anesthesie kan geı̈ndiceerd
zien de relatie tussen pijnbeleving en het ontstaan van zijn bij (zeer) jonge, oncoöperatieve kinderen of patiën-
angst lijkt het logisch om bij alle behandelingen waarbij ten met een beperking en/of een dusdanig ernstige vorm
pijn te verwachten is gebruik te maken van anesthesie. van psychopathologie waarvoor uitgebreide tandheel-
kundige behandeling met lokaal anesthesie en sedativa
Overige overwegingen een te zware (psychische) belasting is. Tandheelkundige
Omdat pijnlijke tandheelkundige behandeling kan lei- behandeling onder algehele anesthesie mag alleen uit-
den tot tandartsangst dient te allen tijde pijnbeleving gevoerd worden door daartoe bekwame en bevoegde
(zo veel mogelijk) voorkomen te worden. De aangewe- zorgverleners. Toepassing in de algemene praktijk is
zen methode voor het pijnloos behandelen van kinderen onderhavig aan daartoe opgestelde internationale pro-
is het gebruik van lokaal anesthesie. Het injecteren van tocollen en valt daarom buiten het bestek van deze
lokaal anesthesie, of dat nu met een computer gestuurde richtlijn.
machine of conventioneel gebeurt, kan worden onder-
steund door het gebruik van een oppervlakte anestheti- In de volgende 2 retrospectieve onderzoeken werd na-
cum. gegaan welke redenen er bestaan voor de keuze voor
algehele anesthesie.
Bij meer invasieve behandelingen (bijvoorbeeld bij be- Een retrospectief statusonderzoek evalueerde de vraag
handeling van elementen met pulpitis, periapicale ont- naar algehele anesthesie bij 210 kinderen (gem. leeftijd
stekingen of bijvoorbeeld kaasmolaren), kunnen gelei- 5,4 jaar) die behandeld werden in 1984 en bij 213 kinde-
dings-of infiltratie anesthesie onvoldoende effect heb- ren (gem. leeftijd 5,2 jaar) die behandeld werden in 1996
ben en kan men aangewezen zijn op het gebruik van (Alcaino 2000). Redenen voor verwijzing voor behande-
intra-ossale anesthesie (bijvoorbeeld stabident of een ling onder algehele anesthesie waren cariës (significante
Computer Controlled Local Anesthesia Delivery stijging van 70% in 1984 naar 83% in 1996), gebitsano-
(CCLAD)). malie en trauma. Ook in een andere retrospectieve stu-
die onder 555 kinderen en adolescenten werd nagegaan
welke behandelingen en patiëntkenmerken aanleiding
gaven tot behandeling onder algehele anesthesie (Jam-
joom 2001). De belangrijkste indicatie bij kinderen on-
der de 5 jaar was uitgebreide cariës en in de leeftijds-
groep 5 tot 8 jaar slechte coöperatie. Bij kinderen boven
300 Kindertandheelkunde deel 2
de 8 jaar was er in 50% van de gevallen sprake van cialisten vormen de tweede lijn. De volledige Jeugdge-
medische beperkingen. zondheidszorg ondersteunt de preventie, zowel indivi-
dueel via reguliere contactmomenten als collectief (zie
Overige overwegingen ook bijlage 12, Jeugdgezondheidszorg). De gehele eer-
Het ondergaan van tandheelkundige ingrepen zou voor stelijn (mondzorg en medische zorg) kan het best gezien
vrijwel iedereen goed mogelijk moeten zijn, mits er een worden als een netwerk waarbinnen horizontale ver-
deskundige begeleiding is. Behandeling onder algehele wijzing kan plaatsvinden. Binnen het netwerk moeten
kinderarts
46.7 Organisatie van zorg
het stellen van een adequate diagnose, (behandel)indi- beide aspecten zorgen ervoor dat de mondzorgverleners
catie en zorgrichting. in de algemene praktijk meer geconfronteerd worden
De mondzorgverlener die horizontaal verwijst is ver- met kinderen en jeugdigen met een verstandelijke en of
antwoordelijk voor de initiële diagnose, die bij de ver- meervoudige beperking. Juist bij deze doelgroep is
wijzing helder omschreven wordt op basis van anam- vroegtijdige en kundige advisering, begeleiding en on-
nese en klinisch/ röntgenologisch onderzoek. Bij hori- dersteuning in de mondverzorging en de eet- en drink-
zontale verwijzing worden de aanbevelingen van de gewoonten essentieel. Daarnaast is herkenning en
NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als uit- vroegdiagnostiek van afwijkingen aan de fysiologie (o.a.
gangspunt genomen. groei, slikken, leren spreken), aan de anatomie (o.a.
De verwijzer wordt bekend verondersteld met de spe- kaakvorm, schisis, oligodontie) en aan de morfologie
cifieke beroepsprofielen en bijbehorende competenties van het gebit (o.a. glazuurhypoplasie, dentinogenesis
van de mondzorgverlener waarnaar wordt verwezen.5 imperfecta) van groot belang, evenals een sociale en
medische anamnese, om vroegtijdig tot een voor het
Wetenschappelijke onderbouwing kind goed (mond)zorgplan te komen.
Er werden geen studies gevonden waarin de vraag ten Horizontale verwijzing kan hiervan de uitkomst zijn
aanzien van de horizontale verwijzing werd geadres- als de mondzorgverlener zich niet bekwaam acht. Vooral
seerd. voor de hier beschreven doelgroep is het van belang op
tijd horizontaal door te verwijzen naar bijvoorbeeld een
Conclusie tandarts gehandicaptenzorg of een Centrum Bijzondere
Tandheelkunde (CBT), om een multidisciplinaire bege-
Niveau 4 Bij gebrek aan wetenschappelijk bewijs moet het pro- leiding (logopedie, diëtetiek, gedragsdeskundigen, be-
fessioneel handelen gebaseerd worden op expertise en trokken medisch specialisten) van deze kinderen te
ervaring uit de praktijk waarbij de aanbevelingen van
kunnen realiseren.
de NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als
uitgangspunt worden genomen.
D Mening werkgroep
Aanbevelingen
46 Inleiding
Implementatie kan worden omschreven als een proces-
matige en planmatige invoering van vernieuwingen en/
de interventie werd gevonden (Cheater 2005).
Op basis van een review naar theorieën over imple-
mentatie kwamen Grol et al. tot een 10-stadia-model, dat
of verbeteringen (met bewezen effect) met als doel dat gebruikt kan worden om implementatie op maat te
deze een structurele plaats krijgen in het professioneel ontwikkelen (Grol 2007) (zie tabel 46.7). Er bestaat geen
handelen van zowel individuen als professionele orga- één-op-één relatie tussen de theorieën betreffende de
nisaties. In de gezondheidszorg ontvangen in het alge- implementatie en de concrete implementatiestrategieën
meen patiënten echter niet altijd de best mogelijke zorg (Grol 2007).
door het niet volgen van evidence-based richtlijnen en/ Verschillende innovaties voor verandering van de zorg
of leiden patiënten schade door vermijdbare incidenten aan patiënten vragen om verschillende invoeringstrate-
(Harmsen et al. 2009). Kennis over goede georganiseerde gieën. Het is onmogelijk om één optimale interventie
patiëntenzorg (‘best practices’) neemt mede door de in- (enkelvoudig of samengesteld) aan te bevelen voor het
vloed van het informatietijdperk in een steeds hoger bevorderen van implementatie van vernieuwing of ver-
tempo toe. Daar staat tegenover dat de snelheid waar- andering (richtlijn), meerdere en uiteenlopende strate-
mee die aanwijsbare verbeteringen in de dagelijkse zorg gieën op verschillende niveaus zullen moeten worden
worden opgepakt veel lager is. Om veranderingen door gecombineerd.
te voeren zijn vaak goed opgezette programma’s ge-
wenst. Het implementeren van innovaties in de zorg- Conclusies
verlening met behulp van deze programma’s is een
complex proces waarbij uiteenlopende benaderingen en Niveau 2 Praktijkbezoeken/scholing op locatie lijken vooral ef-
verschillende theoretische concepten over menselijk ge- fectief indien gecombineerd met onderwijsbijeen-
komsten, maar niet indien uitsluitend gecombineerd
drag en het functioneren van organisaties een rol spelen.
met onderwijsmateriaal.
A2 Grimshaw 2004
De implementatie van multidisciplinaire richtlijnen is
in Nederland vooralsnog niet op grote schaal onder-
zocht. Onderzoek naar de implementatie van standaar- Niveau 2 De meeste meervoudige interventies hebben een be-
den (voor huisartsen) vormt daarop een uitzondering. scheiden effect op de implementatie. Er lijkt geen
relatie te zijn tussen het aantal componenten en het
Uit deze onderzoeken kunnen conclusies getrokken
effect.
worden, die waarschijnlijk ook relevant zijn voor de A2 Grimshaw 2004
implementatie van multidisciplinaire richtlijnen in an-
dere eerstelijns disciplines c.q. de mondzorg aan jeug-
digen. Uit de literatuur search m.b.t. de mondzorg in Note: The ten-stage model is a synthesis of different
Nederland zijn twee recente implementatiestudies stages of change models presented in the literature, in-
m.b.t. richtlijnen gevonden (van der Sanden 2003, Met- cluding examples of possible barriers to change and
tes 2010), die mogelijk aanknopingspunten kunnen bie- possible change strategies
den. Tevens is er op bescheiden schaal internationaal Gebaseerd op Grol RP, Bosch MC, Hulscher ME, Eccles
onderzoek in de mondzorg beschikbaar. MP, Wensing M, et al. Planning and studying improve-
ment in patient care: the use of theoretical perspectives.
Samenvatting van de literatuur (Review). Milbank Quarterly 2007;85:93-138.
Implementatie van richtlijnen in de medische zorgver-
lening. implementatieactiviteiten gericht op
Er zijn diverse overzichtsartikelen beschikbaar, waar- tandheelkunde
in de effectiviteit van verschillende vormen van training
en scholing wordt beschreven. De meeste effect studies In Schotland werd in een RCT onder 99 tandartsen on-
gingen over deze op meerdere facetten gerichte inter- derzocht of verspreiding van een vragenlijst waarin
venties en lieten doorgaans een bescheiden verbetering deelnemers werden aangemoedigd een alternatieve be-
zien. Praktijkbezoeken/scholing op locatie (‘educational handeling aan te wenden voor pijn en zwelling gerela-
outreach’) lijken vooral effectief (middelmatig grote ef- teerd aan de derde molaar effect had. Hoewel niet sig-
fecten) indien gecombineerd met onderwijsmateriaal en nificant leken tandartsen in de interventiegroep minder
onderwijsbijeenkomsten, maar niet in combinatie met vaak de derde molaar te extraheren (gestandaardiseerd
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 303
Tabel 46.7
A Ten Stage Model for Planning Change: Possible Barriers to Change and Possible Strategies and Interventions
Orientation
1. Awareness ofinnovation Not familiar, does not read literature, no contact with Distribute brief messages via all types of channels;
colleagues approach key figures and networks
2. Interest,involvement No sense of urgency, does not see it as relevant Attention-catching brochure; personal approach and
explanation; confrontation regarding performance
Insight
1. Understanding No knowledge, information too complex or too exten- Good instruction materials, concise messages; infor-
sive mation based on problems in practice; regular repetition
of message
2. Insight into own No insight, overestimation of own performance Simple methods of audit and feedback on performance;
routines comparisons of data with peers
Acceptance
1. Positive attitude Sees disadvantages, doubt about value or developers, Adapt innovation to wishes of target group, with local
not attracted to change discussion and consensus; discuss resistance; provide
good scientific arguments; involve key individuals and
opinion leaders
2. Decision tochange Doubt about feasibility, success, and own efficacy Have peers demonstrate feasibility; detect bottlenecks,
seek solutions, and propose feasible objectives for
change
Change
1. Actual adoption,tryout Not starting, no time, lack of skills, does not fit into Extra resources, support, training in skills, redevelop-
fixedroutines ment of care processes, temporary support or consul-
tants, information materials for patients
2. Confirmation of value Insufficient success,negative reactions of others Devise plan with feasible objectives for change, inven-
tory of bottlenecks, and finding solutions
Maintenance
1. New practice integrated Relapse, forgetting Monitoring, feedback, and reminder systems;
into routines integration in routine care plans and local protocols
2. New practice No support, no budget Provide resources, support from top management,
embedded inorganization organizational measures, rewards, payment for certain
tasks
verschil 1.17; CI 0.34-1.99) (Bonetti 2003). In aansluiting tandartspraktijken werd onderzocht of een meervoudig
op de ontwikkeling van een Schotse richtlijn tandheel- interventiedesign (vragenlijsten, online training met
kunde werd een pragmatische cluster RCT onder 63 vignetten en casussen, onderwijsmateriaal en interac-
tandartspraktijken in Schotland uitgevoerd. Er werd tieve scholing op locatie, reminders en feedback) met 7
geen verschil in effect gevonden tussen de groep die wel peer groups effect had op richtlijnconforme beslissingen
en die niet deelnam aan audit en feedback (p=0.51). t.a.v. ‘de individuele bepaling van controletermijnen en
Evenmin bleek er een verschil tussen de groep die wel en BW röntgenopnamen. De bepaling van richtlijncon-
die niet een computerondersteund lespakket kreeg aan- forme controletermijnen verbeterde met 8% in de inter-
geboden (p=0.65) De introductie van de richtlijn leek op ventiegroep voor laag risico patiënten tegenover een
zichzelf te resulteren in een daling van het percentage daling van 6% in de controlegroep (odds ratio (OR) 1.9;
extracties van derde molaren van 37 naar 27% (p=0.02) CI 1.2-2.9), maar voor hoog risico patiënten was er geen
(Bahrami 2004). statistisch verschil tussen groepen. T.a.v. BW foto’s nam
In een Nederlandse RCT onder 92 algemene tandarts- het richtlijnconform handelen af in de interventie groep
praktijken bleek dat door verspreiding van een richtlijn voor hoog risico patiënten (-1.3%; OR 1.1; CI 0.6-2.1) en
inclusief een herinnering het aantal verwezen derde verbeterde in de controlegroep met 24%. Daarentegen
molaren 10.8% (CI 4.5-17.1%) lager was (van der Sanden veranderde richtlijnconform handelen m.b.t. BW’s nau-
2005). welijks in de laag risico interventiegroep en nam met
In een recente Nederlandse cluster RCT onder 60 18% af in de controlegroep (Mettes 2010).
304 Kindertandheelkunde deel 2
B Bahrami 2004 De werkgroep rekent het niet tot haar taak in detail weer
te geven hoe de richtlijn m.b.t. mondzorg voor jeug-
digen geı̈mplementeerd zal moeten worden.
Niveau 3 Er is inconsistent bewijs t.a.v. de waarde van een Wel is zij bereid om op basis van de huidige weten-
meervoudig interventie (vragenlijsten, online training schappelijke kennis en een nadere probleemanalyse van
met vignetten en casussen, onderwijsmateriaal en
het huidige zorgveld in de mondzorg aan jeugdigen (die
interactieve scholing op locatie, reminders en feed-
back) bij de implementatie van een tandheelkundige als voorbereiding voor een effectieve implementatie-
richtlijn. strategie wordt gedaan) een aantal concrete voorstellen
B Mettes 2010 ter bevordering van de implementatie te doen.
Daarop vooruitlopend zouden de volgende activitei-
ten in gang gezet kunnen worden ter bevordering van
Overige overwegingen de implementatie van de richtlijn. Daarbij is het van
Het gegeven dat er geen consistent bewijs is wil nog niet belang dat de coördinatie en financiering van deze acti-
zeggen dat er geen aanwijzingen zijn hoe een effectieve viteiten vooraf worden geborgd en de effecten van de
invoering van richtlijnen vorm zou kunnen krijgen. Uit implementatie worden geëvalueerd. Immers, landelijk
de twee gerandomiseerde studies in de mondzorg in ontbreekt in de mondzorg een koepelorganisatie die
Nederland bleek dat scholing op locatie met feedback zich verantwoordelijk voelt voor de ontwikkeling, dis-
door mondzorgverleners hoog werd gewaardeerd. Dit seminatie en implementatie van klinische richtlijnen
aspect zou een aangrijpingspunt kunnen opleveren voor met als potentieel risico dat de continuı̈teit van de te
een landelijke scholingsaanpak. implementeren innovaties in de zorg niet wordt veran-
Duidelijk is in ieder geval ook geworden tijdens de kerd.
ontwikkeling van de richtlijn dat binnen de mondzorg
aan jeugdigen er verschillende inhoudelijke visies leven
Aanbevelingen
over de meest optimale zorg. Geen enkele van die visies
is wetenschappelijk superieur aan de andere. Dat brengt
De werkgroep beveelt de volgende activiteiten aan:
wel met zich mee dat de inspanningen voor goede im-
Voor patiënten:
plementatie niet ondergeschikt gemaakt mogen worden
– Het schrijven van een verkorte patiëntvriendelijke
aan onderliggende professionele meningsverschillen en versie van de richtlijn.
dat de bereikte consensus in de richtlijncommissie uit- – Het ontwikkelen van een patiëntenfolder in samen-
gangspunt is voor implementatiestrategie. Inspannin- werking met patiëntenorganisaties.
gen om een gezamenlijk doel na te streven namelijk – Patiënten op de hoogte brengen van de richtlijn in
invoering van innovaties in de huidige zorg dienen door hen frequent geraadpleegde bronnen als kran-
voorop te staan in het belang van de zorg aan patiënten. ten, tijdschriften, televisie en radio.
Bij de implementatie van de richtlijn door middel van
scholing dient ook rekening gehouden te worden met de Voor zorgverleners:
huidige samenwerkingsvormen binnen en tussen – Ontwikkeling en gebruik van hulpmiddelen voor
mondzorg praktijken (uiteenlopende organisatie van de implementatie van de richtlijn.
zorgverlening en verschillende mondzorgverleners in – Opname van stroomdiagrammen in de richtlijn voor
een team). diagnostiek en behandeling waardoor gebruik van de
Om optimale zorg voor iedere jeugdige bereikbaar te richtlijn vergemakkelijkt wordt.
maken dienen initiatieven ontplooid te worden om – Het beschrijven van een klinisch zorgpad op basis
multidisciplinaire overlegstructuren te (re)activeren zo- van de aanbevelingen van de richtlijn waarin
dat de aanbevelingen van de richtlijn op basis van een samenwerking tussen disciplines in de mondzorg en
samenhang van de zorg centraal staat.
breed draagvlak worden uitgedragen.
– Tevens zullen op basis van de aanbevelingen een
aantal indicatoren worden ontwikkeld op basis
Er bestaat geen consistent bewijs over de beste imple-
waarvan de mondzorgverlener in staat wordt gesteld
mentatiestrategie voor de richtlijn in de praktijk. Er
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 305
zijn richtlijnconforme handelen zichtbaar te maken, versitaire opleidingen en hogescholen zou kunnen
te evalueren en te verbeteren. bijdragen aan een intensieve verspreiding.
– Opname van een samenvatting in de richtlijn. – Integrale plaatsing van de richtlijn op het internet op
– Het verzorgen van publicaties in vakbladen van de website van het CBO (www.cbo.nl), de beroeps-
betrokken zorgverleners zoals het Nederlands Tijd- organisaties (NMT, ANT, NVM) en relevante weten-
schrift voor Tandheelkunde, het Nederlands Tand- schappelijke verenigingen. Op een nader vast te
artsenblad, TandartsPraktijk, Nederlands Tijdschrift stellen termijn zal een evaluatie worden gepland van
voor Jeugdgezondheidszorg, het Nederlands Tijd- de mogelijke effecten van de richtlijn met behulp van
schrift voor Geneeskunde zo mogelijk in andere tijd- de beschreven kwaliteitsindicatoren. De NMT peil-
schriften. stations zouden deze onderzoeksactiviteiten kunnen
– Het ontwikkelen van na- en bijscholingsactiviteiten uitvoeren en coördineren.
ten behoeve van de richtlijn in de vorm een geac- – Het tijdens kwaliteitsvisitaties toetsen van het toe-
crediteerde richtlijn kennistoets via een elektroni- passen van de aanbevelingen in de richtlijn tijdens
sche applicatie voor iedereen toegankelijk. de zorgverlening.
– Op de website van praktijken aangeven dat er vol-
Voor zorgverleners en belangen- en beroepsorganisaties: gens de klinische praktijkrichtlijn Mondzorg bij
– Presentatie van de aanbevelingen van de richtlijn op jeugdigen wordt gewerkt met een link naar de
wetenschappelijke bijeenkomsten van betrokken patiëntvriendelijke versie van de richtlijn.
beroepsorganisaties.
– Op wetenschappelijke jaarvergaderingen van de
deelnemende verenigingen de bespreking van de Zie Bijlage 9 voor aanvullende adviezen van de werkgroep im-
richtlijn agenderen om ‘startproblemen’ met de plementatie
richtlijn te inventariseren en bijstelling mogelijk te
maken. 46.8.2 indicatoren voor evaluatie kwaliteit
– Intensieve verspreiding van de richtlijn onder leden van zorg
van beroepsorganisaties, belangenverenigingen en
betrokken wetenschappelijke verenigingen met
Volgt.
behulp van betreffende organisaties.
– Het ontwikkelen van scholingsactiviteiten in de regio
binnen het netwerk van studieclubs (IQual), op uni-
Literatuur
Literatuur bij par. 46.2.1, Algemene inleiding in 15-year-old children in Tiel and Culemborg. Ned Tijdschr
Tandheelkd. 1988;95:307-11.
Bruers en Van Dam, 2007. Van’t Hof MA, Truin GJ, Burgersdijk RC, Visser RS, Kalsbeek H,
Burgersdijk R, van Gemert-Schriks MCM. Verslag van het NVvK/ Heling GW. (Dental survey (Leot-project): aims, sampling and
VBTGG voorjaarscongres 2008. participation). Ned Tijdschr Tandheelkd. 1989;96:38-42.
Den Dekker J, Abbink EJAA. Signalement Mondzorg 2011 – van Rijkom HM, Truin GJ, Frencken JE, König KG, van ’t Hof MA,
Mondgezondheid en preventief tandheelkundig gedrag van Bronkhorst EM, Roeters FJ. Prevalence, distribution and back-
jeugdigen. Diemen, CVZ 2011. ground variables of smooth-bordered tooth wear in teenagers in
Den Dekker J, Abbink EJAA. Signalement Mondzorg CVZ 2007. the hague, the Netherlands. Caries Res. 2002;36:147-54.
Diemen, CVZ 2007. Truin GJ, König KG, Bronkhorst EM, Mulder J, Frankenmolen F,
Gruythuysen RJM. IQual NMT-cursus ‘Help ... een kind in de Weerheijm KL. Trends in cariesprevalentie bij de Haagse Jeugd.
stoel’. Tandartspraktijk 2007;28(7):6-12. Een vergelijking van de onderzoekresultaten van 1996 met die
van voorafgaande jaren. Ned Tijdschr Tandheelkd 1997;104:7-11.
Truin GJ, Frencken JE, Mulder J, Kootwijk AJ, Jong E. Prevalentie
Literatuur bij par. 46.2.2, Inhoudelijke van tandcariës en tanderosie bij Haagse schoolkinderen in de
inleiding periode 1996-2005.Ned Tijdschr Tandheelkd. 2007;114:335-42.
Kalsbeek H, Eijkman MAJ, Verrips GH et al. Tandheelkundige
Boot JM, Knapen MH. Sociale kaart van de Gezondheidszorg in hulp Jeugdige verzekerden Ziekenfondsverzekering (TJZ). Een
Nederland. Tijdschr voor Sociologie 1983; 4 (1/2): 179-194. onderzoek naar mondgezondheid na effectuering van het
.Bronkhorst EM, Rijnsburger AJ. Truin GJ. De opbouw van de besluit TJZ. 1987-1993. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid;
tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst. Amsterdam: Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam,
Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 309-313. 1994. Publ. Nr 94.079.
Carpay JJ, Nieman FHM. Het professioneel funktioneren en de Schuller AA, Poorterman JHG, Kempen CPF van, Dusseldorp
maatschappelijke betekenis van de jeugdtandverzorging (diss.) EML, Dommelen P van, Verrips GHW. Kiezen voor tanden. Een
1986. onderzoek naar mondgezondheid en preventief gedrag van
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Statline. jeugdigen. Tussenmeting 2009, vervolg op de reeks TJZ-onder-
Dekker J den. Mondzorg in sociaal perspectief. Houten, Bohn zoeken. TNO, 2011.
Stafleu van Loghum, 2008. Truin GJ, Schüller AA, Poorterman JH, Mulder J. (Secular trends
Edeler HA. De drinkwaterfluoridering. Tandartsen, staat en of caries prevalence among 6 and 12 year-old youths in the Net-
volksgezondheid in Nederland, 1946-1976 (diss.) UvA, 2009. herlands). Ned Tijdschr Tandheelkd. 2010;117:143-7.
El Aidi H, Bronkhorst EM, Huysmans MC, Truin GJ. Dynamics of College voor zorgverzekeringen. Signalement Mondzorg 2001:
tooth erosion in adolescents: a 3-year longitudinal study. J Dent. Mondgezondheid en preventief tandheelkundig gedrag van
2010;38:131-7. jeugdigen. 2011 Publicatienummer 33.
Kalsbeek H. Schooltandverzorging. Een sociaal-tandheelkundig
onderzoek bij recruten (diss.) 1972.
Kalsbeek H. De meerwaarde van instellingen voor jeugdtandver- Literatuur bij par. 46.3.3, Orthodontie
zorging. Ned Tijdschr Tandheelkd 2007; 114: 496-503.
Loveren C van, Eijkman MAJ. Preventie op koers? Investeren blijft British Orthodontic Society. The management of the palatally
noodzaak. Ned Tijdschr Tandheelkd 110 (2003) 493-399. ectopic maxillary canine. BOS National Clinical Guidelines,
Kwant GW, Pot TJ, Groeneveld A, Purdell Lewis D. Fluoridation of 2004
drinking water. V. Comparison of dental health in 17 and 18 year- British Orthodontic Society. Management of unerupted maxillary
old adolescents in Culemborg and Tiel, Netherlands. Ned incisors. BOS National Clinical Guidelines, 2010.
Tijdschr Tandheelkd. 1974;81:251-61. W. P. Rock. BSPD and IAPD Extraction of primary teeth-balance
Groeneveld A, Van Eck AA, Kalsbeek H, Theuns HM. Dental caries
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
308 Kindertandheelkunde deel 2
and compensation., International Journal of Paediatric Denti- future caries: a longitudinal study. Pediatr Dent 2003; 25: 114-
stry 12: 151–153, 2002. 118.
British Orthodontic Society. A guideline for the extraction of First Powell LV. Caries prediction: a review of the literature. Commu-
Permanent Molars in Children. BOS National Clinical Guideli- nity Dent Oral Epidemiol 1998a; 26: 361-71.
nes, 2009. Powell LV. Caries risk assessment: relevance to the practitioner.
Johnston C, Burden D, Morris D. Orthodontic retention - BOS JADA; 1998b: 349-353.
Clinical Guidelines - Revised November 2008. Van Obbergen J, Martens L, Lesaffre E, Bogaerts K, Declerck D.
Kuijpers MAR, Kiekens RMA. Onderzoeksmethoden in de tand- Assessing risk indicators for dental caries in the primary denti-
heelkunde. Het bepalen van de orthodontische behandelings- tion. Community Dent Oral Epidemiol. 2001 Dec;29(6):424-34.
behoefte. Ned Tijdschr Tandheelkd 2005; 112: 206-210. van Palenstein Helderman WH, Mikx FH, Van’t Hof MA, Truin G,
Pediatric Dentisty American Academy of Pediatric Dentistry. Gui- Kalsbeek H. The value of salivary bacterial counts as a supple-
deline on Management of the Developing Dentition an Occlu- ment to past caries experience as caries predictor in children.
sion. Pediatric Dentisty American Academy of Pediatric Denti- Eur J Oral Sci. 2001 Oct;109(5):312-5.
stry. Adopted 1990. Revised 2009. van Palenstein Helderman WH, van ‘t Hof MA, van Loveren C.
Klinische praktijkrichtlijn periodiek mondonderzoek. UMC St Prognosis of caries increment with past caries experience varia-
Radboud Nijmegen 2007. bles. Caries Res 2001; 35: 186-192.
Swedish council on Technology Assessment on Health care Pre-
vention of dental caries; A systematic review. Report number 161.
Literatuur bij par. 46.3.4, Risicofactoren en 2002
risico-indicatoren Ter Pelkwijk A, Palenstein Helderman WH, van Dijk JWE. Caries
experience in the deciduous dentition as a predictor for caries in
American Academy of Pediatric Dentistry (AAPD). Guideline on the permanent dentition. Caries Res 1990; 24: 65-71.
Infant Oral Health Care Originating Committee Adopted 1986 Zero D, Fontana M, Lennon AM. Clinical applications and outco-
Revised 1989, 1994, 2001, 2004, 2009, 2011 mes of using indicators of risk in caries management. J Dent
Beirne P, Forgie A, Clarkson J, Worthington HV, Beirne P, Forgie Educ 2001; 65: 1126-1132.
A, Clarkson J, Worthington HV. Recall intervals for oral health
in primary care patients.(see comment)(update in Cochrane
Database Syst Rev. 2007;(4):CD004346 Literatuur bij par. 46.4.1, Preventieve
British Society of Paediatric Dentistry: a policy document on oral strategieën bij het bevorderen van een
health care in preschool children. International Journal of Pae- gezonde mond
diatric Dentistry 2003; 13: 279–285 This policy document was
prepared by Janet Rayner, Ruth Holt, Fiona Blinkhorn and Ahovuo-Saloranta A, Hiiri A, Nordblad A, Worthington H, Makela
Karen Duncan. M, Ahovuo-Saloranta A et al. Pit and fissure sealants for pre-
Davenport C, Elley K, Salas C,Taylor-Weetman CL, Fry-Smith A, venting dental decay in the permanent teeth of children and
Bryan S, et al. The clinical effectiveness and cost-effectiveness of adolescents.(see comment)(update in Cochrane Database Syst
routine dental checks: a systematic review and economic eva- Rev. 2008;(4):CD001830; PMID: 18843625).
luation. Health Technol Assess 2003;7(7). Ammari JBB. Effects of programs for prevention of early child-
EAPD. Guidelines on Prevention of Early Childhood Caries: An hood caries: A systematic review. Medical Principles and Practice
EAPD Policy Document Approved by the EAPD Board Novem- 2007; 16 (6): 437-442.
ber 2008. Axelsson S.Soder. Effect of combined caries-preventive methods:
Hausen P. Caries prediction. In Fejerskov O and Kidd E, editors. A systematic review of controlled clinical trials. Acta Odontol
Dental caries, the disease and its clinical management. Blac- Scand 2004; 62 (3): 163-169.
kwell Munksgaard: Oxford, 2003. Beiruti N, Frencken JE, van ’t Hof MA, van Palenstein Helderman
Järvinen VK, Rytömaa II, Heinonen OP. Risk factors in dental WH. Caries-preventive effect of resin-based and glass ionomer
erosion. J Dent Res. 1991;70:942-7. sealants over time: a systematic review. Community Dent Oral
Li Y, Wang W. Predicting caries in permanent teeth from caries in Epidemiol 2006; 34: 403-409.
primary teeth: an eight year cohort study. J Dent Res 2002; 81: Brown LF. Research in dental health education and health pro-
561-566. motion: a review of the literature. Health education Quaterly
Mejàre I, Stenlund H, Zelezny-Holmlund C. Caries incidence and 1994; 21: 83-102.
lesion progression from adolescence to young adulthood: a Deacon SA, Glenny A-M, Deery C, Robinson PG, Heanue M,
prospective 15-year cohort study in Sweden. Caries Res 2004; 38: Walmsley AD, Shaw WC. Different powered toothbrushes for
130-141. plaque control and gingival health. Cochrane Database of Sys-
National Institite of Health. Diagnosis and management of dental tematic Reviews 2010, Issue 12. Art. No.: CD004971. DOI:
caries throughout life. Consensus Statement 2001; 18: 26-28. 10.1002/14651858.CD004971.pub2
Peretz B, Ram D, Azo E, Efat Y. Preschool caries as an indicator of Deshpande A, Jadad AR. The impact of polyol-containing chewing
gums on dental caries: a systematic review of original random-
Literatuur 309
ized controlled trials and observational studies. J Am Dent Assoc preventing dental caries in children and adolescents. Cochrane
2008; 139 (12): 1602-1614. Database Syst Rev 2002a; (1).
Ekstrand KR, Christiansen ME. Outcomes of a non-operative Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Fluoride mouth-
caries treatment programme for children and adolescents. Caries rinses for preventing dental caries in children and adolescents.
Res. 2005 Nov-Dec; 39(6): 455-467. Cochrane Database Syst Rev 2003; (3).
Feldens CA, Vitolo MR, Drachler ML. A randomised trial of the Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Topical fluoride
effectiveness of home visits in preventing early childhood caries. (toothpastes, mouthrinses, gels or varnishes) for preventing
Community Dent Oral Epidemiol 2007;35:215-223. dental caries in children and adolescents. Cochrane Database
Hausen H, Seppa L, Poutanen R, Niinimaa A, Lahti S, Karkkainen Syst Rev 2003a; (4).
S et al. Noninvasive control of dental caries in children with Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VC, Hig-
active initial lesions. A randomized clinical trial. Caries Res gins JP et al. Fluoride toothpastes for preventing dental caries in
2007; 41 (5): 384-391. children and adolescents. (Review) (164 refs). Cochrane Database
Heanue M, Deacon SA, Deery C, Robinson PG, Walmsley AD, Syst Rev 2003b; (1): CD002278.
Worthington HV, Shaw WC. Manual versus powered tooth- Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VCC,
brushing for oral health. Cochrane Database Syst Rev. 2003 Higgins JPT et al. Combinations of topical fluoride (toothpastes,
Heyduck C, Meller C, Schwahn C, Splieth CH. Effectiveness of mouthrinses, gels, varnishes) versus single topical fluoride for
sealants in adolescents with high and low caries experience. preventing dental caries in children and adolescents.(see com-
Caries Res. 2006;40(5):375-81. ment). (Review) (46 refs). Cochrane Database Syst Rev 2004a; (1):
Hiiri AA-S. Pit and fissure sealants versus fluoride varnishes for CD002781.
preventing dental decay in children and adolescents. Cochrane Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VCC,
Database Syst Rev 2006; (4). Higgins JPT et al. One topical fluoride (toothpastes, or mouth-
Hujoel PP, Cunha-Cruz J, Banting DW, Loesche WJ, Hujoel PP, rinses, or gels, or varnishes) versus another for preventing dental
Cunha-Cruz J et al. Dental flossing and interproximal caries: a caries in children and adolescents. (Review) (58 refs). Cochrane
systematic review.(see comment). (Review) (45 refs). J Dent Res Database Syst Rev 2004; (1): CD002780.
2006; 85 (4): 298-305. Mascarenhas AK, Soparkar P, Al-Mutawaa S, Udani TM. Plaque
Jackson RJ, Newman HN, Smart GJ, Stokes E, Hogan JI, Brown C removal using a battery-powered toothbrush compared to a
et al. The effects of a supervised toothbrushing programme on manual toothbrush. J Clin Dent. 2005;16(1):23-5.
the caries increment of primary school children, initially aged Nourallah AW, Splieth CH. Efficacy of occlusal plaque removal in
5-6 years.(see comment). Caries Res 2005; 39 (2): 108-115. erupting molars: a comparison of an electric toothbrush and the
James P, Parnell C, Whelton H. The caries-preventive effect of cross-toothbrushing technique. Caries Res. 2004 Mar-Apr;38(2):
chlorhexidine varnish in children and adolescents: a systematic 91-4.
review. Caries Res. 2010;44(4):333-40. Ogaard B, Larsson E, Henriksson T, Birkhed D, Bishara SE,
Kay E, Locker D. A systematic review of the effectiveness of health Ogaard B et al. Effects of combined application of antimicrobial
promotion aimed at improving oral health.Community Dent and fluoride varnishes in orthodontic patients.(erratum appears
Health. 1998; 15(3): 132-144. in Am J Orthod Dentofacial Orthop 2001 Sep;120(3):279). Am J
Kowash MB, Curzon ME, Hart P. Association of salivary Strepto- Orthod Dentofacial Orthop 2001; 120 (1): 28-35.
coccus mutans with caries in young children: effect of dental Pine CM, Curnow MM, Burnside G, Nicholson JA, Roberts AJ,
health education on salivary levels. Eur J Paediatr Dent. 2002 Pine CM et al. Caries prevalence four years after the end of a
Dec;3(4):199-204. randomised controlled trial. Caries Res 2007; 41 (6): 431-436.
Kressin NR, Boehmer U, Nunn ME, Spiro A 3rd. Increased pre- Renvert S, Glavind L. Individualised instruction and compliance
ventive practices lead to greater tooth retention. J Dent Res. in oral hygiene practices: recommendations and means of deli-
2003;82(3):223-227. very. In: Lang NP, Attström R, Löe h. Proceedings of the Euro-
Lancaster T, Stead L. Physician advice for smoking cessation.Co- pian workshop on Mechanical Plaque Control. Chicago, IL:
chrane Database Syst Rev. 2004;(4): CD000165. Quintessence, 1998: 300-309.
Lingstrom P, Holm AK, Mejare I, Twetman S, Soder B, Norlund A Robinson PG, Deacon SA, Deery C, Heanue M, Walmsley AD,
et al. Dietary factors in the prevention of dental caries: a syste- Worthington HV, Glenny AM, Shaw WC. Manual versus powe-
matic review. Acta Odontol Scand 2003; 61 (6): 331-340. red toothbrushing for oral health. Cochrane Database Syst Rev.
Machiulskiene V, Richards A, Nyvad B, Baelum V, Machiulskiene 2005
V, Richards A et al. Prospective study of the effect of post-brus- Scheinin A. Maı̈kinen KK, Ylitalo K., Turku sugar studies V. Final
hing rinsing behaviour on dental caries. Caries Res 2002; 36 (5): Report on the effect of sucrosen and fructose and xilitol diets on
301-307. the caries incidence in man. ACTA Ondontol Scant 1976; 34:179-
Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A, Marinho VC, Hig- 216.
gins JP et al. Fluoride varnishes for preventing dental caries in Silverman J, Rosivack RG, Matheson PB, Houpt MI.Comparison
children and adolescents. (Review) (92 refs). Cochrane Database of powered and manual toothbrushes for plaque removal by 4-
Syst Rev 2002; (3): CD002279. to 5-year-old children. Pediatr Dent. 2004 May-Jun;26(3):225-30.
Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Fluoride gels for
310 Kindertandheelkunde deel 2
Sprod AJ, Anderson R, Treasure ET. Effective oral health promo- Windheuser, HJ. (1977). Anxious mothers as models for coping
tion 1996. Literature review. Cardiff: Health promotion Wales. with anxiety. Behavioural Analysis and Modification, 2, 39-58.
Sjögren K, Birkhed D, Rangmar B. Effect of a modified toothpaste
technique on approximal caries in preschool children. Caries
Res. 1995;29(6):435-41. Literatuur bij par. 46.5.2, Röntgenopnamen
Steiner M, Helfenstein U, Menghini G, Steiner M, Helfenstein U,
Menghini G. Effect of 1000 ppm relative to 250 ppm fluoride Bader JD, Shugars DA, Bonito AJ, Bader JD, Shugars DA, Bonito
toothpaste. A meta-analysis. Am J Dent 2004; 17 (2): 85-88. AJ. Systematic reviews of selected dental caries diagnostic and
Tapias MA, De MG, Jimenez-Garcia R, Gonzalez A, Dominguez V, management methods. J Dent Educ 2001; 65 (10): 960-968.
Tapias MA et al. Incidence of caries in an infant population in Bader JD, Shugars DA, Bonito AJ, Bader JD, Shugars DA, Bonito
Mostoles, Madrid. Evaluation of a preventive program after 7.5 AJ. A systematic review of the performance of methods for
years of follow-up. Int J Paediatr Dent 2001; 11 (6): 440-4 identifying carious lesions. J Public Health Dent 2002; 62 (4):
Watt RG, Daly B, Kay EJ. Prevention. Part 1: Smoking cessation 201-213.
advice within the general dental practice. Br Dent J. 2003 Jun 28; Bader JD, Shugars DA. A systematic review of the performance of a
194(12): 665-668. laser fluorescence device for detecting caries. J Am Dent Assoc
Watt RG, McGlone P, Kay EJ. Prevention. Part 2:Dietary advice in 2004; 135 (10): 1413-1426.
the dental surgery.Br Dent J. 2003 ; 195(1): 27-31. Ericson S, Kurol J. Longitudinal study and analysis of clinical
Zhang Q , WH, van’t Hof MA, Truin GJ. Chlorhexidine varnish for supervision of maxillary canine eruption. Community Dent Oral
preventing dental caries in children, adolescents and young Epidemiol 1986; 14: 172-176.
adults: a systematic review. Eur J Oral Sci 2006; 114 (6): 449-455. European Guidelines on radiation protection in dental radiology.
The safe use of radiographs in dental practice. Issue no. 136.
European Commission Brussels. 2004.
Literatuur bij par. 46.4.2, Angst voor de Gijbels F, Jacobs R, Bogaerts R, Debaveye D, Verlinden S, Sande-
tandheelkundige behandeling rink G. Dosimetry of digital panoramic imaging. Part I: Patient
exposure. Dentomaxillofac Radiol. 2005 May; 34(3): 145-149.
Ten Berge M, Veerkamp JS, Hoogstraten J, Prins PJ, ten Berge M, Goel A, Chawla HS, Gauba K, Goyal A. Comparison of validity of
Veerkamp JS et al. Parental beliefs on the origins of child dental DIAGNOdent with conventional methods for detection of
fear in The Netherlands. J Dent Child 2001; 68 (1): 51-54. occlusal caries in primary molars using the histological gold
De Jongh, A. (2004). Angst voor de tandarts. De Psycholoog, 39, standard: an in vivo study. J Indian Soc Pedod Prev Dent 2009;
538-543. 27 (4): 227-234.
De Jongh A, Muris P, Ter Horst G en Duyx MPMA (1995), Acqui- Kurol J. Early treatment of tooth-eruption disturbance. Am J
sition and maintenance of dental anxiety: the role of conditio- Orthod Dentofacial Orthop 2002; 121: 588-591.
ning experiences and cognitive factors. Behavioural Research Li Y, Wang W. Predicting caries in permanent teeth from caries in
Therapy: 205-210 primary teeth: an eight-year cohort study. J Dent Res 2002; 81(8):
Klaassen MA, Veerkamp JS, Hoogstraten J, Klaassen MA, Veer- 561-566.
kamp JSJ, Hoogstraten J. Changes in children’s dental fear: a Lith A, Lindstrand C, Grondahl HG. Caries development in a
longitudinal study. Eur Arch Paediatr Dent 2008; 9 Suppl 1 29- young population managed by a restrictive attitude to radio-
35. graphy and operative intervention: I. A study at the patient
Lindh-Stromberg U, Lindh-Stromberg U. Rectal administration of level. Dentomaxillofac Radiol 2002; 31(4):224-231.
midazolam for conscious sedation of uncooperative children in Lith A, Lindstrand C, Grondahl HG. Caries development in a
need of dental treatment. Swed Dent J 2001; 25 (3): 105-111. young population managed by a restrictive attitude to radio-
Milgrom, P., Vignehsa, H., & Weinstein, P. (1992). Adolescent graphy and operative intervention: II. A study at the surface
dental fear and control: prevalence and theoretical implications. level. Dentomaxillofac Radiol 2002; 31(4):232-239.
Behaviour Research and Therapy, 30, Mejare I, Kallest l C, Stenlund H. Incidence and progression of
Murray L, Creswell Cooper PJ (Psychological Medicine 2009, The approximal caries from 11 to 22 years of age in Sweden: A pros-
development of anxiety disorders in childhood: an integrative pective radiographic study. Caries Res 1999; 33(2):93-100.
review 39:1413-1423 Mejare I, Stenlund H. Caries rates for the mesial surface of the first
Mutsaers K, 2008. Risicofactoren Agststoornissen, Nederlands permanent molar and the distal surface of the second primary
Jeugd Instituut molar from 6 to 12 years of age in Sweden. Caries Res 2000; 34(6):
Veerkamp JSJ en Polak E, Angst voor de tandarts. In: Kinder- 454-461.
tandheelkunde 1. Ed. Amerongen WE et al, 2001. Memon A, Godward S, Williams D, Siddique I, Al-Saleh K. Dental
Rayen R, Muthu MS, Chandrasekhar RR, Sivakumar N, Rayen R, x-rays and the risk of thyroid cancer: a case-control study. Acta
Muthu MS et al. Evaluation of physiological and behavioral Oncol. 2010;49(4):447-53.
measures in relation to dental anxiety during sequential dental Mettes TG, van der Sanden WJ, Mulder J, Wensing M, Grol RP,
visits in children. Indian J Dent Res 2006; 17 (1): 27-34. Plasschaert AJ. Predictors of recall assignment decisions by
Literatuur 311
general dental practitioners performing routine oral examina- tionnaire: predicting toothache in preverbal children. Eur J
tions. Eur J Oral Sci. 2006;114(5):396-402. Paediatr Dent 2004;5:170-3.
Mileman PA, Kievit P. Efficiëntie van diagnostiek en kwaliteit van Versloot J, Veerkamp JS, Hoogstraten J. The Dental Discomfort
besluitvorming:klinische besliskunde. In : tandheelkundige Questionnaire: the basis of a ’Toothache Traffic Light’. Eur Arch
radiologie. Houten :Bohn Scheltema van Loghum 1995. Paediatr Dent 2009;10(2): 67-70.
Moberg Skold U, et al. Differences in caries recording with and Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Dental Discomfort
without bitewing radiographs. Swed Dent J 1997;21:69-75. Questionnaire for young children following full mouth rehabi-
Peretz B, Ram D, Azo E, Efrat Y. Preschool caries as an indicator of litation under general anesthesia: a follow up report. Eur Arch
future caries: a longitudinal study. Pediatr Dent 2003; 25(2):114- Paediatr Dent 2006b; 7: 126-129.
118. Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Dental Discomfort
Pinheiro I V A, Medeiros M C, Ferreira M A, Lima K C. Use of laser Questionnaire: assessment of dental discomfort and/or pain in
fluorescence (DIAGNOdent1) for in vivo diagnosis of occlusal very young children. Community Dent Oral Epidemiol 2006a;
caries: a systematic review. J Appl Oral Sci 2004; 12: 177-81. 34: 47-52.
Roeters J. Prediction of future cariesprevalence in preschool von Baeyer CL, Spagrud LJ. Systemic review of observational
children. Thesis. Nijmegen, Radboud University, 1992. (behavioral) measures of pain for children and adolescents aged
Stenlund H, Mejare I, Kallestal C. Caries rates related to approxi- 3 to 18 years. Pain 2007; 127: 140-150.
mal caries at ages 11-13: a 10-year follow-up study in Sweden. J von Baeyer CL. Children’s self-reports of pain intensity: scale
Dent Res 2002; 81(7):455-458. selection, limitations and interpretation. Acad Emerg Med 2002;
Stookey GK, Gonzalez-Cabezas C, Stookey GK, Gonzalez-Cabezas 9: 199-202.
C. Emerging methods of caries diagnosis. J Dent Educ 2001; 65 Wong D, Baker C. Pain in children: comparison of assessment
(10): 1001-1006 scales. Pediatric Nursing 1988; 14: 9-17.
ter Pelkwijk A, van Palenstein Helderman WH, van Dijk JW.
Caries experience in the deciduous dentition as predictor for
caries in the permanent dentition. Caries Res 1990; 24(1):65-71. Literatuur bij par. 46.6.2, Strategieën voor de
Vanderas AP, Gizani S, Papagiannoulis L, Vanderas AP, Gizani S, behandeling van cariës bij kinderen: tertiaire
Papagiannoulis L. Progression of proximal caries in children preventie
with different caries indices: a 4-year radiographic study. Euro-
pean Archives of Paediatric Dentistry: Official Journal of the Beeley JA, Yip HK, Stevenson AG. Chemisch-mechanische cariës-
European Academy of Paediatric Dentistry 2006;7(3), 148-152. verwijdering: een overzicht van de technieken en de nieuwste
Velders XL, Aken J van, Stelt PF van der. Risk assessment from ontwikkelingen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 277-281.
bitewing radiography. Dentomaxillofac radiol 1991: 20; 209-213. Brazelli M, McKenzie L, Fielding S, Fraser C, Clarkson J, Kilonzo
M et al. Systematic review of the effectiveness and cost-effecti-
veness of HealOzone for the treatment of occlusal pit/fissure
Literatuur bij par. 46.5.3, Pijndiagnostiek caries and root caries. Health Technol Assess 2006;10(16):iii-iv,
ix-80.
Barrêtto Ede P, Ferreira e Ferreira E, Pordeus IA. Evaluation of Den Besten PK, White JM, Pelino JEP, Furnish G, Silveira A,
toothache severity in children using the visual analogue scale of Parkins FM. The Safety and Effectiveness of an Er:YAG Laser for
faces. Pediatr Dent 2004; 26: 485-491. Caries Removal and Cavity Preparation in Children. Med. Laser
Campbell CM, Edwards RR, Fillingim RB. Ethnic differences in Appl 2001; 16: 215–222.
responses to multiple experimental pain stimuli. Pain 2005; 113: Ericson D, Zimmerman M., Raber H, Götrick B, Bornstein R,
20-26. Thorell J. Clinical Evaluation of efficacy and safety of a new
Edwards CL, Fillingim RB, Keefe R. Race, ethnicity ad pain. Pain method for chemo-mechanical removal of caries. A multicenter
2001; 94: 133-7. study. Caries Res. 1999; 33:171-177.
Franck LS, Greenberg CS, Stevens B. pain assessment in infants Ersin NK, Candan U, Aykut A, Oncaq O, Eronat C, Kose T. A
and children. Pediatr Clin North Am 2000; 487-512. clinical evaluation of resin-based composite and glass ionomer
Gupta V, Chandrasekar T, Ramani P, Anuja. Determining tootha- cement restorations placed in primary teeth using the ART
che severity in pediatric patients: A study. J Indian Soc Pedod approach: Results at 24 months. J Am Dent Assoc 2006; 137:
Prev Dent 2006; 24(3): 140-143. 1529-1536.
Moore R. Ethnographic assessment of pain coping perceptions. Frencken JE, van ‘t Hof MA, van Amerongen WE, Holmgren CJ.
Psychosom Med 1990; 52: 171-181. Effectiveness of Single-surface ART restorations in the perma-
Ruehlman LS, Karoly P, Newton C. Comparing the experimental nent dentition: A meta-analysis. J Dent Res 2004; 83: 120-123.
and psychosocial dimensions of chronic pain in African Ameri- Gruythuysen RJM, van Strijp AJP, Wu MK. Long-term survival of
cans and Caucasians: findings from a national community sam- indirect pulp treatment performed in primary and permanent
ple. Pain Med 2005; 6: 49-60. teeth with clinically diagnosed deep carious lesions. J Endod.
Versloot J, Veerkamp JS, Hoogstraten J. Dental discomfort ques- 2010;36:1490-3.
Hickel R, Kaaden C, Paschos E, Buerkle V, Garcia-Godoy F, Man-
312 Kindertandheelkunde deel 2
hart J. Longevity of occlusally stressed restorations in posterior and without rotary instruments. Community Dent Oral Epide-
primary teeth. Am J of Dent 2005; 18: 198-211. miol 2003; 31: 15-20.
Holmgren CE, Lo ECM, Hu DY, Wan HC. ART restorations and Smales RJ, Yip HK. The atraumatic restorative treatment (ART)
sealants placed in Chinese schoolchildren – results after three approach for primary teeth: review of the literature. Pediatr
years. Community Dent Oral Epidemiol 2000; 28: 314-320. Dent 2000; 22: 294-298.
Honkala E, Behbehani J, Inbricevic H, Kerosuo E, Al-Jame G. The Van Bochove JE, Van Amerongen WE. The influence of restorative
Atraumatic Restorative Treatment (ART) approach to restoring treatment approaches and the use of local analgesia, on the
primary teeth in a standard dental clinic. Int J Paediatr Dent children’s discomfort. Eur Arch Paediatric Dent 2006; 7: 11-6.
2003; 13: 172-179. Van Gemert-Schriks MCM, van Amerongen WE, ten Cate JM,
Hosein T, Hasan A. Eficacy of chemo-mechanical caries removal Aartman IHA. Three-year survival of single- and two-surface
with Carisolv. Journal of the college of physicians and surgeons ART restorations in a high-caries child population. Clinical Oral
Pakistan. 2008; 18 (4):222-225. Investigations 2007; 11(4): 37-43.
Innes NPT, Ricketts D, Evans DJP. Preformed metal crowns for Van ‘t Hof MA, Frencken JE, Van Palenstein Helderman WH. The
decayed primary molar teeth. Cochrane Database of Systematic atraumatic restorative treatment (ART) approach for managing
Reviews 2007, Issue 1. Art. No.: CD005512. DOI: 10.1002/ dental cariës; a meta analysis. Int. Dent. J. 2006; 56: 345-51.
14651858.CD005512.pub2. Yengopal V, Harnekar SY, Patel N, Siegfried N. Dental fillings for
Lenters M, van Amerongen WE, Mandari GJ. Iatrogenic damage to the treatment of caries in the primary dentition. Cochrane
the adjacent surfaces of primary molars in three different ways Database of Systematic Reviews 2009, Issue 2. Art. No.:
of cavity preparation. Eur Arch Paediatric Dent 2006; 7: 6-10. CD004483. DOI: 10.1002/14651858.CD004483.pub2.
Lo ECM, Luo Y, Fan MW, Wei SHY. Clinical investigation of two
glass-ionomer restoratives used with the atraumatic restorative
treatment approach in China: two-year results. Caries Res 2001; Literatuur bij par. 46.6.3, Pijnbestrijding bij
35: 458-563. tandheelkundige behandelingen
Losano Chourio MA, Zambrano O, Gonzalez H, Quero M. Clinical
Randomized Controlled Trial of chemomechanical cariës remo- Alcaino E, Kilpatrick NM, Smith ED. Utilization of day stay
val (Carisolv TM). International Journal of Pedaetrical Dentistry general anaesthesia for the provision of dental treatment to
2006; 16:161-167. children in New South Wales, Australia. Int J Paediatr Dent
Marks LAM, van Amerongen WE, Borgmeijer PJ, Groen HJ, Mar- 2000;10(3):206-12.
tens LC. Ketac Molar versus Dyract class-II restorations in pri- Allen KD, Kotil D, Larzelere RE, Hutfless S, Beiraghi S. Compari-
mary molars: twelve month clinical results. J Dent Child 2000; son of a computerized anesthesia device with a traditional
37-41. syringe in preschool children. Pediatr Dent 2002;24(4):315-20.
Marks LA, Weerheijm KL, van Amerongen WE, Groen HJ, Martens Arch LM, Humphris GM, Lee GT. Children choosing between
LC. Dyract versus Tytin Class II restorations in primary molars: general anaesthesia or inhalation sedation for dental extracti-
36 months evaluation. Caries Res. 1999 Sep-Oct;33(5):387-92. ons: the effect on dental anxiety. Int J Paediatr Dent 2001;11(1):41-
Maltz M, Oliveira EF, Fontanella V, Carminatti G. Deep caries 8.
lesions after incomplete dentine caries removal: 40-month fol- Asarch T, Allen K, Petersen B, Beiraghi S. Efficacy of a computer-
low-up study. Caries Res. 2007;41(6):493-6. Epub 2007 Oct 5. ized local anaesthesia device in pediatric dentistry.Pediatr Dent
Nadanovsky P, Cohen Carnero F, Souza de Melo F. Removal of 1999;21:421- 424.
caries using only hand instruments: a comparison of mechanical Baghdadi ZD. Evaluation of electronic dental anesthesia in child-
and chemo-mechanical methods. Caries Res 2001; 35:384-389. ren. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 1999;
Peng L, Ye L, Tan H, Zhou X. Evaluation of the formocresol versus 88(4): 418-423.
mineral trioxide aggregate primary molar pulpotomy: a meta- Blain KM, Hill FJ. The use of inhalation sedation and local ana-
analysis. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod esthesia as an alternative to general anaesthesia for dental
2006;102:e40-e44. extractions in children. Br Dent J 1998;184(12): 601
Peretz B, Gluck G. Early childhood caries (ECC): a preventive- Gibson RS, Allen K, Hutfless S, Beiraghi S. The Wand vs. traditi-
conservative treatment mode during a 12-month period. J Clin onal injection: a comparison of pain related behaviors. Pediatr
Pediatr Dent 2006; 30(3): 191-194. Dent 2000;22(6): 458-462.
Rickard GD, Richardson R, Johnson T, McColl D, Hooper L. Ozone Jamjoom MM, al-Malik MI, Holt RD, el-Nassry A. Dental treat-
therapy for the treatment of dental caries. Cochrane Database ment under general anaesthesia at a hospital in Jeddah, Saudi
Syst Rev. 2004;(3):CD004153. Arabia. Int J Paediatr Dent 2001;11(2):110-116.
Ricketts D, Kidd E, Innes NPT, Clarkson JE. Complete or ultra- Klaassen MA, Veerkamp JS, Hoogstraten J. Young children’s Oral
conservative removal of decayed tissue in unfilled teeth. Health-Related Quality of Life and dental fear after treatment
Cochrane Database of Systematic Reviews 2006, Issue 3. Art. No.: under general anaesthesia: a randomized controlled trial. Eur J
CD003808. DOI: 10.1002/14651858.CD003808.pub2. Oral Sci 2009;117(3): 273-278.
Schriks MCM, van Amerongen WE. Atraumatic perspectives of Kuscu OO, Akyuz S, Is it the injection device or the anxiety expe-
ART: psychological and physiological aspects of treatment with
Literatuur 313
rienced that causes pain during dental local anaesthesia? Int J of implement evidence-based practice. British Dental Journal 2003;
Paediatr Dent 2008; 18: 139-145. 195:403-407.
Loeser JD. A definition of pain. Medicine (Baltimore)1980; 7: 3-4. Cheater F, Baker R, Gillies C, Hearnshaw H, Flottorp S, et al.
Lyratzopoulos G, Blain KM. Inhalation sedation with nitrous Tailored interventions to overcome identified barriers to change:
oxide as an alternative to dental general anaesthesia for child- effects on professional practice and health care outcomes.
ren. J Public Health Med 2003;25(4): 303-312. (Review) (51 refs).
Matharu L, Ashley PF. Sedation of anxious children undergoing Cochrane Database of Systematic Reviews 2005;3: CD005470.Fo-
dental treatment. Cochrane Database of Systematic Reviews ley J. An audit of the implementation of guidelines in relation to
2006 (1). the prevention of dental caries. Journal of the Royal Colleges of
Nakai Y, Milgrom P, Mancl L, Coldwell SE, Domoto PK, Ramsay Surgeons of Edinburgh & Ireland 2003;1:350-353.
DS. Effectiveness of local anesthesia in pediatric dental practice. Greenhalgh T, Robert G, Macfarlane F, Bate P, Kyriakidou O,
J Am Dent Assoc 2000;131(12): 1699. Greenhalgh T, et al. Diffusion of innovations in service organi-
Ram D, Peretz B. Reactions of children to maxillary infiltration zations: systematic review and recommendations.(see comment).
and mandibular block injections. Pediatr Dent 2001;23(4): 343-3 (Milbank Quarterly 2004;82:581-629.
Shepherd AR, Hill FJ. Orthodontic extractions: a comparative Grimshaw JM, Thomas RE, MacLennan G, Fraser C, Ramsay CR,
study of inhalation sedation and general anaesthesia. Br Dent J Vale L, et al.
2000;188(6): 39-331. Effectiveness and efficiency of guideline dissemination and
Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J,: Computerized Anaes- implementation strategies. Health Technology Assessment
thesia delivery systems versus traditional syringe: comparing (Winchester, England) 2001;8(6), iii-iiv.
pain and pain-related behaviour in children, Eur J Oral Sci 2005 Grol RP, Bosch MC, Hulscher ME, Eccles MP, Wensing M, Grol
Dec;113(6):488-93. RPTM, et al.
Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Children’s self-reported Planning and studying improvement in patient care: the use of
pain at the dentist, Pain 2008 Jul 15;137(2):389-94. Epub 2007 theoretical perspectives. Milbank Quarterly 2007;85:93-138.
Nov 26. Mettes TG, van der Sanden WJ, Wensing M, et al. A cluster rand-
Versloot J.S.J. Veerkamp, J. Hoogstraten: Pain behaviour and dis- omised controlled trial in primary dental care based interven-
tress in children during two sequential dental visits: comparing tion to improve professional performance on routine oral exa-
a computerised anaesthesia delivery system and a traditional minations and the management of asymptomatic impacted
syringe. Br Dent J. 2008 Jul 12;205(1):E2; discussion 30-1. Epub third molars: study protocol. Implementation Science 2007;2:12.
2008 May 23. Mettes TG, van der Sanden WJ, Bronkhorst E, et al. Impact of
guideline implementation on patient care: a cluster RCT. J Dent
Res. 2010; 89:71-6.
Literatuur bij par. 46.8, Implementatie Van der Sanden WJ, Mettes DG, Plasschaert AJ, Grol RP, Mulder J,
Verdonschot EH, et al. Effectiveness of clinical practice guideli-
Bahrami M, Deery C, Clarkson JE, Pitts NB, Johnston M, Ricketts ne implementation on lower third molar management in
I, et al. Effectiveness of strategies to disseminate and implement improving clinical decision-making: a randomized controlled
clinical guidelines for the management of impacted and une- trial. European Journal of Oral Sciences 2005;113:349-354.
rupted third molars in primary dental care, a cluster randomised Harmsen M, Gaal S, van Dulmen S, de Feijter E, Giesen P, Jacobs
controlled trial. British Dental Journal 2004;197:691-696. A, Martijn L, Mettes T, Verstappen W, Nijhuis-van der Sanden R,
Bonetti D, Johnston M, Pitts NB, Deery C, Ricketts I, Bahrami M, Wensing M. Patientveiligheid in de Nederlandse eerstelijnszorg
et al. Can psychological models bridge the gap between clinical anno 2009. Nijmegen: IQ healthcare, december 2009.
guidelines and clinicians’ behaviour? A randomised controlled
trial of an intervention to influence dentists’ intention to
Bijlagen
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
1 Verslag literatuursearch
richtlijnontwikkeling ‘Mondzorg
voor Jeugdigen’
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlagen 317
Algemene opmerkingen
opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht
P zoektermen
I interventie:
I zoektermen
T titelwoorden:
T zoektermen
Limiteringen:
– Het aantal referenties in Reference Manager én daar- wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi-
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen,
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in in beide richtingen).
Reference Manager de artikelen die al in het bestand – Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
– De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- In de andere databases worden trefwoorden gekozen
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor trefwoorden liggen.
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in – De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs) exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope- perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
dergebit worden toegepast en op welke leeftijd en door wie dient
Preventie
datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:
23 en 24 september en Cor van Loveren Marjo Poth
10 oktober 2009
vraag 3: Hoe vaak dient periodieke controle van het kindergebit dit te gebeuren?
plaats te vinden en door wie? Hoe is de organisatie van perio- vraag 7: Hoe kan bij kinderen angst voor de tandarts worden
dieke (na-)controle in de tandheelkundige zorg voor kinderen voorkomen?
geregeld? Hoe kunnen tandontwikkelingsstoornissen gemonito-
red worden?
vraag 4b: Hoe kan bij een kind een goede risicoinschatting Voorlichting
voor het krijgen van cariës en erosie worden gemaakt?
vraag 6: Welke preventieve strategieën kunnen bij een kin- vraag 15: Welke informatie/voorlichting dient door de tandarts/
tandartsassistent, huisarts, kinderarts, GGD etc. aan kinderen
Bijlagen 319
en/of ouders te worden gegeven t.a.v. preventie, diagnostiek en behandeling en in welke vorm?
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie:
P zoektermen
cariës Dental Caries/di, mi, dh, pc, et OR Dental Fissures/et, mi, di, pc OR ((carious or caries).ti,ab. AND (etiolog or microbi or
diagnos or prevent or predict).ti,ab.)
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.
erosie Tooth Erosion/dh, pc, et, di OR ((tooth or teeth or dent) adj3 erosion).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.
angst ((dental or dentist) adj5 (anxiety anxious or distress or stress or discomfort or fear)).ti,ab. OR Dental Anxiety/
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.
kind exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.
I interventie:
I zoektermen
overig Diet, Carbohydrate-Restricted/ OR (diet adj5 carbon).ti,ab. OR Oral Hygiene/ OR oral hygiene.ti,ab. OR dental floss1ti,ab. OR
xylitol.ti,ab. OR interdental cleaning.ti,ab. OR (antimicrobial or chlorhexidine).ti,ab. OR (lip seal train or chin cup or chincup
or palatal crib).ti,ab. OR (probiotic or reminerali?ation).ti,ab.
seal (seal adj10 (caries or carious or retent or surviv)).ti,ab. OR ‘Pit and Fissure Sealants’/tu
preventie prevent1ti,ab.
voorlichting ((oral health or oral?health or oral hygiene or dental or oral or dental health or periodontal or caries or carious) adj5 (educat
or inform or program or promot or behavio?r or service or habit)).ti.
AND
(prevent or diagnos or treat or identif or detect or assess or risk).ti,ab.
320 Kindertandheelkunde deel 2
S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt
S zoektermen
sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.
obs epidemiologic-studies/ OR exp case-control-studies/ OR exp cohort-studies/ OR case with control.af. OR case with
control.af. OR (cohort adj5 study).af. OR (cohort adj5 studies).af. OR (cohort adj5 analy).af. OR (follow-up adj5 (study or
studies)).af. OR (longitudinal or retrospective or (cross adj5 sectional)).af. OR cross-sectional-studies/ OR (observational adj5
(study or studies)).af. OR prospective.af.
X extra termen:
X zoektermen
fluor fluoride.ti,ab
seal seal1ti,ab.
NL netherlands.ti,ab.
Limiteringen:
combinatie c: P:caries AND I:risico AND S:sysrev NOT (P:vraag 4 AND (X:fluor OR X:seal))
combinatie q: P:kind AND I:voorlichting AND S:sysrev zonder de bij o gedownloade referenties
combinatie r: P:kind AND I:voorlichting AND S:rct zonder de bij p en q gedownloade referenties
Opmerking: Er zijn nog aanvullende en herhaalde searches voor de subvraag uit vraag 13 (pijndiagnostiek) gedaan. Zie verderop in dit verslag.
Bijlagen 323
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie: hierbij wordt gebruik gemaakt van de opgeslagen zoekstrategie ’ med090908 P kindertandheelkunde versie 2’
P zoektermen
vraag 8 (((recall adj6 interval).tw. OR time factors/) AND (dental or dentistry).tw.) OR Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check
or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive
Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent
adj3 caries).ti,ab. OR ((exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR
((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.)) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR
OR
((Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/) AND (dental or
dentistry).tw.)
AND
((caries or carious).ti,ab. OR Dental Caries/di OR Dental Fissures/di)
vraag 9 exp Tooth Abnormalities/ OR candidiasis, oral/ or lichen planus, oral/ or lip diseases/ or cheilitis/ or cleft lip/ or herpes
labialis/ or mucositis/ or ranula/ or exp stomatitis/ or exp tongue diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR exp Periodontal
Diseases/ OR exp Dental Enamel Hypoplasia/ OR exp Tooth Demineralization/
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
pijndiagnostiek Toothache/ OR (dental adj3 (discomfort or pain or fear or anxiety or distress or stress)).ti,ab. OR toothache.ti,ab. OR ((tooth
or teeth) adj3 (discomfort or pain or fear or anxiety or distress or stress)).ti,ab. OR exp Anesthesia, Dental/ OR Dental
Anxiety/ OR Dental Care for Children/px OR ((dental or tooth or teeth) adj10 behavio?r).ti,ab. OR (an?esthe1ti,ab. AND
(dental or dentistry).tw.)
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
I interventie:
I zoektermen
vraag 8 radiography, dental/ or radiography, bitewing/ or radiography, dental, digital/ or radiography, panoramic/ OR (radiograph or
bite?wing or bite wing).ti,ab.
vraag 9 radiography, dental/ or radiography, bitewing/ or radiography, dental, digital/ or radiography, panoramic/ OR (radiograph or
bite?wing or bite wing).ti,ab. OR Transillumination/ OR fluorescence/ OR exp Lasers/du (Diagnostic Use) OR Fiber Optic
Technology/ OR (diagnodent or qlf).ti,ab. OR ((visual or clinical) adj5 (examinat or inspect or assess)).ti,ab. OR exp Diagnosis,
Oral/ OR (diagnostic adj3 (technique or aid or method)).ti,ab. OR (conventional adj3 (method or technique)).ti,ab.
O outcome:
O zoektermen
diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR ‘reproducibility of results’/ OR (perform or sensitiv or specific or reproduc or consist or
effectiv or valid).ti,ab.
324 Kindertandheelkunde deel 2
S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt. Voor diagnostische studies (diag) wordt de CBO-filter voor diagnostische studies
medline gebruikt.
S zoektermen
sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.
diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/
X extra termen:
X zoektermen
T titelwoorden:
T zoektermen
Limiteringen:
combinatie c: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 AND S:rct
combinatie d: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 AND S:sysrev
combinatie e: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 zonder de bij c en d gedownloade referenties
combinatie h: P:pijndiagnostiek AND X:diag AND O:diag zonder de bij f en g gedownloade referenties
Aanvulling/herhaling
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie:
P zoektermen
2 Toothache/ OR dental anxiety/ OR ((dent or tooth or teeth) adj5 (anxiety or fear or discomfort or pain or ach)).ti,ab. OR
toothache.ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
O outcome:
O zoektermen
exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/
S studietypen: hiervoor wordt de zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses med091027 CBO filter sysrev & meta Medline, de zoekfilter
voor randomised controlled trials med091027 CBO filter rct Medline en de CBO-zoekfilter voor diagnostische studies (diag) filter diagnostische
studies medlne gebruikt
S zoektermen
sysrev meta analysis.pt. OR (meta-anal or metaanal).af. OR (quantitativ adj10 (review or overview)).tw. OR (systematic adj10 (review
or overview)).tw. OR (methodologic adj10 (review or overview)).tw. OR medline.tw. and review.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.
diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/ OR di.fs.
T titelwoorden:
T zoektermen
Limiteringen:
Opmerking: Deze search is gedeeltelijk herhaald en aangevuld: zie verderop in dit verslag.
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie: hierbij wordt gebruik gemaakt van de opgeslagen zoekstrategie med090309: P kindertandheelkunde 1e versie, aangevuld
met enkele zoektermen
P zoektermen
Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR (oral adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab.
OR exp Dental Caries/ OR (dent adj3 caries).ti,ab. OR ((recall adj6 interval).tw. OR time factors/ AND (dental or denti-
stry).tw.) OR (exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab. AND exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or
tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child or infant or kid).ti,ab. OR (primary adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR (preschool or toddler).ti,ab.
OR
(Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/ AND (dental or
dentistry).tw.)
OR
((decidious or primary) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR (permanent adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR ((pain or discomfort or fear)
adj8 (teeth or tooth or dent)).ti,ab. OR ((childhood or nursery) adj3 caries).ti,ab.
I interventie:
I zoektermen
(treatment or dent or restauration).ti,ab. OR Dental Care for Children/ OR (extracti or exodont or filling).ti,ab. OR (((hall or
preventive or non-invasive or non invasive or noninvasive or non-operative or non operative or nonoperative or biological)
adj3 treatment) or techniqu).ti,ab. OR (art adj3 (restora or restaura)).ti,ab. OR (treatment or dent or restauration or
restoration).ti,ab.
S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt
S zoektermen
sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.
obs epidemiologic-studies/ OR exp case-control-studies/ OR exp cohort-studies/ OR case with control.af. OR (cohort adj5
study).af. OR (cohort adj5 studies).af. OR (cohort adj5 analy).af. OR (follow-up adj5 (study or studies)).af. OR (longitudinal or
retrospective or (cross adj5 sectional)).af. OR cross-sectional-studies/ OR (observational adj5 (study or studies)).af. OR
prospective.af.
X extra termen:
X zoektermen
ep ep.fs. OR prevalence.ti,ab.
Limiteringen:
combinatie: P AND I AND X:caries AND X:preschool AND S:obs NOT X:ep
combinatie: P AND I AND X:caries AND X:preschool AND S:rct NOT X:ep
Herhaling/aanvulling
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie: hierbij worden onderdelen gebruikt van de opgeslagen zoekstrategie med090917: P kindertandheelkunde 3e versie, en
aangevuld met enkele zoektermen
P zoektermen
vraag 13 Dental Care for Children/ OR exp Preventive Dentistry/ OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth
Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab. OR (dental or dentist).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
alter Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR ((recall adj6 interval).tw. OR time factors/ AND (dental or dentistry).tw.) OR Oral Health/ OR exp Preventive
Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent
adj3 caries).ti,ab. OR (exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR
((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
OR
Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/ AND (dental or
dentistry).tw.
Bijlagen 331
I interventie:
I zoektermen
sedatie exp ‘Hypnotics and Sedatives’/ OR conscious sedation/ or deep sedation/ OR (sedation or sedative? or sedate).ti,ab.
OR Premedication/ OR premedicat1ti,ab. OR Ketamine/ OR Diazepam/ OR exp Benzodiazepines/ OR Midazolam/
OR Nitrous Oxide/ OR Chloral Hydrate/ OR Hydroxyzine/ OR Promethazine/ OR Propofol/ OR (ketamine or diaze-
pam or benzodiazepine? or midazolam or chloral hydrate or hydroxyzine or promethazine or propofol).ti,ab.
lokale verdoving anesthesia, local/ or nerve block/ or autonomic nerve block/ or anesthesia, dental/ OR exp Anesthetics, Local/ OR
Analgesia/ OR exp Analgesics/ OR ((local or topical or computeri?ed) adj5 (an?esthe or analgesi)).ti,ab. OR (nerve adj2
block).ti,ab.
(injection adj3 technique?).ti,ab. OR Lidocaine/ OR Benzocaine/ OR Carticaine/ OR (lidocaine or lignocaine or
benzocaine or articaine or carticaine).ti,ab.
(((delivery or injection or computeri?ed) adj3 (device? or equipment or system?)) or wand).ti,ab.
algehele anesthesie exp Anesthesia, General/ OR anesthetics, combined/ or exp anesthetics, general/ OR (general adj3 an?esthe).ti,ab.
OR sevoflurane.ti,ab.
alter exp Complementary Therapies/ OR ((alternative or novel) adj3 (therap or treat or technique?)).ti,ab. OR (carisolv or
laser? or ozone or hall or chemomechanical or chemo mechanical or preformed metal crown?).ti,ab.
S studietypen: hiervoor wordt de zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses med091027 CBO filter sysrev & meta Medline en de zoekfilter
voor randomised controlled trials med091027 CBO filter rct Medline gebruikt
S zoektermen
sysrev meta analysis.pt. OR (meta-anal or metaanal).af. OR (quantitativ adj10 (review or overview)).tw. OR (systematic adj10 (review
or overview)).tw. OR (methodologic adj10 (review or overview)).tw. OR medline.tw. and review.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.
T titelwoorden:
T zoektermen
alter (alternative or novel or laser? or carisolv or chemomechanical or chemo mechanical or hall or preformed metal crown?).ti.
Limiteringen:
De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
leidend voor de zoekstrategieën in andere databases. neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster- perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn. de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
In de andere databases worden trefwoorden gekozen
die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
trefwoorden liggen. Verwijzing
4 De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline vraag 14: Wanneer is verwijzing van kinderen naar een kinder-
exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de tandarts/jeugdtandverzorging of andere specialist geı̈ndiceerd?
opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht
zoekstrategieën
P zoektermen
I interventie:
I zoektermen
verwijzing (‘Referral and Consultation’/ OR (refer or referral?).ti,ab.) AND (p?ediatric adj3 dent).ti,ab.
T titelwoorden:
T zoektermen
Limiteringen:
opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht
Bijlagen 335
zoekstrategieën
P patiëntenpopulatie:
P zoektermen
Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4
dent).ti,ab. OR exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab. OR (dental or
dentist).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
I interventie:
I zoektermen
patient care management/ or comprehensive dental care/ or exp patient care planning/ or exp primary health care/ or
critical pathways/ or exp ‘delivery of health care’/ or dentist’s practice patterns/ or disease management/ OR ‘referral and
consultation’/ OR Practice Management, Dental/ OR health services/ or health education, dental/ or school dentistry/ or
dental health services/ or dental care/ or dental care for children/ or dental service, hospital/ OR ((role or organi?ation or
manag or care) adj5 (practitioner? or gp or family doctor or primary care or discipline? or specialist? or dentist or dental or
health service?)).tw. OR (optimal adj5 care adj5 manag*).tw. OR (appropriate adj5 care).tw. OR ((comprehensive or enhanc*)
adj5 care).tw.
T titelwoorden:
T zoektermen
1 (dental or dentist).ti.
3 ((dental or oral) adj3 (screen or service? or treatment or care or health or hygiene)).ti. OR p?ediatric1ti.
Limiteringen:
combinatie b: P AND I AND S:rct AND T:1 NOT T:2 AND T:3
In deze richtlijn wordt gesteld dat de huidige standaard Een hulpmiddel bij het vervolgen van laesies kan licht-
voor cariësdetectie klinische inspectie en röntgenopna- fotografie zijn. Bij goede opname kunnen kleinere ver-
men zijn. Röntgenopnamen blijven bewaard in het pa- schillen gedetecteerd worden dan aan de hand van bo-
tiëntendossier en kunnen in tijd met elkaar vergeleken venstaande criteria. Ook wanneer de behandelaar be-
worden om de activiteit van een laesie vast te stellen. De sluit tot NRCT kunnen lichtfoto’s een goed hulpmiddel
resultaten van de klinische inspectie dienen schriftelijk zijn omdat de uitgangssituatie waarschijnlijk een score
vastgelegd te worden. In onderstaande tabel wordt een 4 heeft. De beoogde veranderingen (verbetering) kunnen
notatieschema voorgesteld voor visueel onderzoek voor niet in bovenstaande schaal vastgelegd worden.
cariës (Ekstrand 1995,1997). Het is sterk aan te bevelen
om aan deze score toe te voegen of de laesie actief of niet Een hulpmiddel bij het vervolgen van laesies kan licht-
actief (arrested) is. Kenmerken voor activiteit zijn: met fotografie zijn. Hoe beter de opnamen, des te kleinere
plaque bedekt, dof, ruw oppervlak te sonderen met verschillen gedetecteerd kunnen worden. Ook wanneer
(stompe) pocket sonde. Arrested laesies hebben een de behandelaar besluit tot NRCT kunnen lichtfoto’s een
glanzend oppervlak en voelen glad aan. Kleur kan een goed hulpmiddel zijn.
indicatie geven, maar is geen betrouwbare karakteris-
tiek voor onderscheid tussen actief en arrested.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
3 Risicomanagement mondziekten
PMO
Het risicomanagement voor mondziekten (uit te voeren Procesmatig omgaan met risico-inschatting
tijdens het PMO) omvat de diagnostiek, behandeling en
follow-up van relevante risicofactoren/indicatoren voor Het proces van risico-inschatting omvat drie stappen:
cariës, gebitslijtage en mondslijmvliesafwijkingen, in- 1 Evaluatie van het historisch risico op specifieke
clusief leeftstijladviezen/ begeleiding. Het bevorderen mondziekten voorafgaand aan het PMO op basis van
en monitoren van beschermende factoren en het moni- gegevens uit het patiëntdossier;
toren van groei en ontwikkeling bij jeugdigen is daar 2 Identificatie van relevante risicofactoren (ziektema-
ook een onderdeel van. Omdat het risico op mondpa- kend versus beschermend) en evaluatie van de impact
thologie multifactorieel bepaald is, dienen de risicofac- daarvan op ziektehistorie en actuele ziekteverschijn-
toren/indicatoren en mogelijke beschermende factoren selen;
per ziektebeeld in onderlinge samenhang te worden be- 3 Op basis van de verzamelde informatie wordt het ri-
oordeeld. De behandeling van patiënten met een ver- sico geclassificeerd en een voorspelling gedaan (prog-
hoogd risico op deze specifieke multifactoriële mond- nose) over de kans dat nieuwe ziekteverschijnselen
ziekten is dan ook gebaseerd op een beoordeling van alle ontstaan of bestaande ziekte zich progressief ontwik-
belangrijke risicofactoren, die gezamenlijk het zoge- kelt (risico-inschatting).
naamde ‘risicoprofiel’ bepalen.
Een risicoprofiel is een overzicht van alle relevante
risicofactoren/indicatoren en andere patiëntgebonden
factoren per ziektebeeld of per combinatie van ziekte-
beelden.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
4 Stroomdiagram
risicomanagement PMO per
cyclus (cariës en erosieve slijtage)
#*+-"(&45300.%*"(3".3*4*$0."/"(&.&/51.01&3
$:$-64 $"3*´4&/&304*&7&4-*+5"(&
1. 2.
Historie vooraf in beeld brengen Onderzoek en diagnostiek
Leeftijd Anamnese
Waarneming
Type risicofactoren/indicatoren • Klinisch onderzoek
Beschermende factoren • Aanvullend klinisch onderzoek
Gebitsbewustzijn (ouders/verzorger)
Gebitstatus(status praesens)
Huidige termijn voor periodiek mondonderzoek
Meest recente röntgenopnamen aanwezig
Laat de assistent vooraf het patiëntdossier Laat de assistent relevante data uit het dossier benoemen, die
openen voor korte evaluatie van belangrijkste bij het vorige PMO vastgelegd zijn m.b.t.
risico’s uit het recente verleden ziektegeschiedenis en risico’s (zorgplan)
volgend PMO
3. 2.
Risico-inschatting: Herkenning
Modificerende factoren (patiënt karakteristieken
.BBLFFOJOTDIBUUJOHWBOEFLBOTPQIFUPOUTUBBOWBO
OJFVXF [JFLUF FOPG QSPHSFTTJF WBO CFTUBBOEF [JFLUF Min: CFQBBM BBOUBM [JFLUFNBLFOEF PG SJTJDPGBDUPSFOJOEJDBUPSFO
QSPHOPTF
LBOTPQQSPHSFTTJF
FUJPMPHJTDIF
UIL
NFEJTDIF
TPDJBMF
Prioritering handelen:
3JDIUQSFWFOUJFWFJOUFSWFOUJF T
PQIFUCFQFSLFOWBOFUJPMPHJTDIFGBDUPSFOFO
3.
FWBMVFFS FGGFDU FWFOUVFFM PQ LPSUF UFSNJKO QSFWFOUJFCFMFJE
0WFSXFFH
Classificatie huidige risico:
DVSBUJFWFJOUFSWFOUJFBMTEVJEFMJKLJTEBUBMMFFOQSFWFOUJFIFU[JFLUFQSPDFTOJFU
Op basis van aantal laesies per tijdseenheid
TUPQU
'FFECBDLQBUJÌOULPQQFMPWFSXFHJOHFOUFSVHOBBSQBUJÌOUPVEFS
Profiel: hoog/verhoogd/verlaagd/laag
(Bijlage I,II,III) 3FHJTUSBUJF WBO SJTJDP FO CFTDIFSNFOEF GBDUPSFO FO UZQF JOUFSWFOUJF T
JO
QBUJÌOUEPTTJFS
Cariës
Erosie
2, 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI
5 Informatie over BeWE
Op basis van ‘expert opinion’ hebben internationale experts een erosie-monitoring-protocol ontwikkeld onder de
naam BeWe (Bartlett 2008). Per sextant wordt de hoogste score genoteerd. Deze scores worden gesommeerd tot de
BeWe-score.
score beschrijving
+ + + = BeWe score
Literatuur
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
6 Basisadvies en aanvullend advies
Cariëspreventie
– Een uur voor en na het tandenpoetsen geen zure pro- . spoelen met fluoride-oplossing.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
7 Sealants
Voor het gebruik van sealants wordt het volgende schema aangeraden:
Doorschemering dentinecariës
Op de röntgenfoto duidelijk
waarneembare dentinecariës
Caviteit met doorschemering of
expositie van detinecariës
Composiet(fissuurlak)restauratie
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
8 Stroomdiagram frequentie BW
röntgenopnamen
%JBHOPTUJFL
1FSJPEJFLNPOEPOEFS[PFL
CFTMJTTJOHBBOWVMMFOEF#8PQOBNFO
#FQBMJOHGSFRVFOUJF#8T
•
UJKEFOT1.0OJFVXFDBSJÌTMBFTJF T
WBTUHFTUFME
FWBMVBUJFPQFFOWPMHFOEF#8
SÕOUHFOPQOBNFOJOEPTTJFS JWNCFTUBBOEF
DBSJÌTMBFTJFT
HFLP[FOUFSNJKOWFSTUSFLFO
#FTMJTTFOFOIBOEFMFO #FWJOEJOHFO
r $PNCJOBUJFWBONPOJUPSFO
QSFWFOUJF
5ZQF
MPDBUJFFOHSPPUUFWBOOJFVXFMBFTJFT
DVSBUJF FOPGQSPHSFTTJFWBTUHFTUFMEFOJOEPTTJFS
r 3FHJTUSBUJFCFMFJEQBUJÌOUEPTTJFS CFTDISFWFO
7BTUMFHHFOEBUVNWPMHFOEF#8T
SÕOUHFOPQOBNFOUPUmaximaal 24 maanden 5ZQFO
BGIBOLFMJKLWBONBUFWBOSJTJDPDRIFU (MB[VVSDBSJÌT
BBOUBMFOHSPPUUFWBOBBOXF[JHFMBFTJFT r %FOUJOFDBSJÌT
EJFXPSEFOWFSWPMHEJOEFUJKE r 8PSUFMDBSJÌT
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
344 Kindertandheelkunde deel 2
Indien tijdens het klinische onderzoek tenminste één In het algemeen kan worden gesteld dat indien bij
nieuwe actieve cariëslaesie wordt vastgesteld, is het aan jeugdigen in het verleden nooit BW röntgenopnamen
te bevelen om over te gaan tot het vervaardigen van zijn vervaardigd, dit alsnog op een leeftijd van ca. 12-14
(nieuwe) BW röntgenopnamen en vervolgens na een jaar is aan te bevelen om de groei- en gebitsontwikke-
leeftijdsafhankelijke periode wederom BW röntgenop- ling en eventuele initiële aandoeningen te beoordelen.
namen te vervaardigen. Voor de bepaling van de termijn Deze opnamen kunnen vervolgens als referentiepunt
voor periodiek mondonderzoek zijn de risicofactoren/ dienen voor latere aanvullende diagnostiek. Indien na
indicatoren en beschermende factoren waargenomen opeenvolgende opnamen geen aandoeningen wordt
tijdens het PMO relevant. Voor de bepaling van de fre- vastgesteld, kan hierna in het algemeen worden over-
quentie van de BW röntgenopnamen is dat tevens ook de gegaan tot een frequentie van 36-48 maanden.
aanwezigheid van nieuwe en/ of progressie van be-
staande cariëslaesies. In onderstaand beslisschema leidt het bij herhaling
doorlopen van de binnenste (groene) cyclus tot een la-
gere frequentie van BW-röntgenopnamen (risicoclassifi-
Kinderen van 4 tot 12 jaar catie laag/verlaagd) en het opeenvolgend doorlopen van
de buitenste (rode) cyclus (risicoclassificatie verhoogd/
In het algemeen kan worden gesteld dat bij vastgestelde hoog) tot een hogere frequentie. Combinaties van beide
actieve cariëslaesies ongeveer tweejaarlijks BW röntgen- zijn mogelijk en zullen voortdurend leiden tot wijzi-
opnamen vervaardigd kunnen worden totdat het kind gingen in het beleid.
gedurende enkele jaren geen nieuwe cariëslaesies meer
heeft ontwikkeld. Daarna kan in het algemeen worden
overgegaan tot een frequentie van 36-48 maanden.
9 Implementatie richtlijn
De werkgroep heeft omtrent de implementatie van de – Om het implementatietraject goed te laten verlopen
richtlijn een aantal aanbevelingen gedaan. Naast deze wordt geadviseerd om in een plan van aanpak
aanbevelingen heeft zij nog een aantal aanvullende ad- (blauwdruk) te omschrijven wie het proces coördi-
viezen gebaseerd op de huidige wetenschappelijke ken- neert, en wie voor welke activiteit verantwoordelijk is.
nis en probleemanalyse van bestaande barrières, die een Dit dient te worden gekoppeld aan een tijdsplanning.
succesvolle implementatie in het huidige zorgveld in de Tevens mag de planning van de evaluatie van effecten
weg kunnen staan. niet ontbreken.
– Het succesvol implementeren van de richtlijn in de
algemene praktijk is een proces van lange adem. Dit De mondzorg kent geen kwaliteitskoepel voor klinische
proces omvat velerlei activiteiten en wordt bevorderd richtlijnontwikkeling waardoor er een potentieel risico
doordat de in de richtlijncommissie vertegenwoor- is dat innovaties en klinische richtlijnen in de mond-
digde beroepsgroepen daadwerkelijk achter hun con- zorg niet voldoende in de tijd worden verankerd. Daar-
sensus gaan staan en de geformuleerde onderbouwde om is het van groot belang dat er een goede coördinatie
aanbevelingen naar de mondzorgverleners in de van disseminatie, implementatie en evaluatie tot stand
praktijk uitdragen. komt en de financiering hiervan vooraf wordt geborgd.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
10 Afkortingenlijst
GIC Glasionomeercementen
PF Prevented Fraction
RR Relatief risico
RVS RoestVrijStaal
SD Standaard Deviatie
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
11 Orthodontische indicatiekaart
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
348 Kindertandheelkunde deel 2
12 Jeugdgezondheidszorg;
collectieve en individuele
preventie
Algemeen vlag van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De regie over
de JGZ ligt bij de gemeente.
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland bestaat al
meer dan 100 jaar en biedt basiszorg aan alle kinderen Naast de individuele zorg van de JGZ heeft de JGZ ook
tijdens meerdere contacten tot 19 jaar met een bereik taken op het gebied van de collectieve preventie van ge-
van 95% (AJN. Factsheet jeugdgezondheidszorg, augus- zondheidsproblemen.
tus 2011).
Het aanbod van de JGZ is wettelijk vastgelegd in het
Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar en uitgewerkt in het Tandheelkundige preventie
rapport Activiteiten Basistakenpakket. In de betreffende
contactmomenten voert de JGZ vele interventies uit Onderzoek van het mond/hoofd-halsgebied en inspectie
zoals bijvoorbeeld vaccinaties, screeningsprogramma’s van het gebit zijn onderdeel van de preventieve zorg
en preventieve programma’s, o.a. op het gebied van de door de JGZ. Tevens wordt schriftelijke en mondelinge
mondzorg. voorlichting gegeven over de gebitsontwikkeling,
mondverzorging, gezonde voedings- en mondgewoon-
De jeugdgezondheidszorg heeft een signalerende func- ten en het belang van tijdig periodiek mondonderzoek
tie op het gebied van de lichamelijk en psychosociale volgens de ‘Handleiding aandachtspunten preventieve
gezondheid van kinderen (ook wat betreft vermoeden mondzorg 0-19 jaar’ (NIGZ, uitgave 2005).
kindermishandeling). Zij heeft contact met instanties
rondom het kind en gezin, zoals peuterspeelzaal, school Het collectieve aanbod op het gebied van tandheelkun-
en andere zorg- en hulpverleners uit o.a. de gezond- dige preventie en de bijdrage van de JGZ op dit gebied
heidszorg, de jeugdhulpverlening (jeugdzorg), de kunnen sterk wisselen per regio en per gemeente. In
jeugd-GGZ en de gehandicaptenzorg. Zo nodig bege- enkele regio’s zijn instellingen voor jeugdtandzorg ac-
leidt zij kinderen en gezinnen naar de juiste zorg. tief (www.jeugdtandverzorging.net, www.NVIJ.nl,
De activiteiten van de JGZ worden aangeboden op www.jeugdtandverzorging.nl, www.jeugdtandverzor-
consultatiebureaus, scholen en in huisbezoeken door ging.org.
Thuiszorgorganisaties en GGD’s -steeds vaker- onder de
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
13 NEXØ
Effectieve preventieve tandheelkunde is niet synoniem Een belangrijk onderdeel van de mondhygiëne is om bij
aan een optelsom van preventieve maatregelen. Inte- doorbrekende elementen de tandenborstel loodrecht op
gendeel, velen tonen dat adequaat uitgevoerde mond- de kaak te plaatsen.
hygiëne met een fluoridetandpasta voldoende bescher- In onderstaand schema worden de behandelingen van
ming biedt. Bij diegeen die cariës krijgen zal het hier de patiënten weergegeven (links voor 0- tot 5-jarigen en
veelal aan ontbreken en moet het de eerste behandelop- rechts voor ouderen). Een belangrijk onderdeel van de
tie zijn om het mondhygiëne gedrag te optimaliseren. behandeling is de risico-analyse om het individuele te-
Sommigen hebben hier meer begeleiding voor nodig rugkomtermijn vast te stellen. In de periode van door-
dan anderen. In de praktijk blijkt het erg lastig om dit te braak van de eerste en tweede blijvende molaren worden
bewerkstelligen en is de keuze voor een additionele hier 4 criteria voor gebruikt: coöperatief van ouders en
preventieve behandeling uitgevoerd door de mond- kind (onvoldoende/voldoende), cariësprogressie ergens
zorgverlener een gemakkelijker oplossing die beter in in de dentitie (ja/nee), doorbraak stadium van de mola-
de praktijkroutine past. Met deze keuze geeft men de ren (gedeeltelijk/volledig) en cariësactiviteit van het oc-
patiënt mogelijk schijnveiligheid die hem/haar er niet clusale vlak van de doorbrekende molaar (activiteit/geen
toe aanzet verantwoordelijkheid voor de eigen gebits- activiteit). Een ongunstig oordeel krijgt 2 punten een
gezondheid te nemen. Indien men preventieve aandacht gunstig oordeel 1 punt. Zo krijgt de patiënt minimaal 4
aan de patiënten op maat wil geven moet er een duide- en maximaal 8 punten. Bij 8 punten krijgt de patiënt
lijke strategie in de praktijkvoering zijn die dit mogelijk een vervolgafspraak na 1 maand, bij 7 punten na 2
maakt. Een goed voorbeeld van een dergelijke strategie maanden, bij 6 punten na 4 maanden, bij 5 punten na 4
in het Nexømodel. Het doel van dit model is het be- maanden en bij 4 punten na 6 tot 12 maanden. In de
houden van een gezonde dentitie met zo min mogelijke periode dat er geen doorbrekende molaren aanwezig
kosten. Uitgangspunten om dit model zijn: Cariës is te zijn worden alleen de criteria coöperatie en cariëspro-
voorkomen door een adequate mondhygiëne met een gressie ergens in de dentitie gebruikt. Bij 4 punten is het
fluoridetandpasta, de doorbraakperiode van de elemen- interval dan 1-3 maanden, bij 3 punten 4 tot 8 maanden
ten is een belangrijke risicoperiode voor fissuurcariës, en bij 2 punten 8 maanden of meer.
ouder en kind zijn verantwoordelijk voor de mondhy- Vanuit de tandheelkundige praktijk worden er ook
giëne. Om het doel te bereiken begint de voorlichting lessen gegeven op scholen. Met deze aanpak is in Nexø
aan ouder en kind begint zo vroeg mogelijk, krijgen een inhaalslag gemaakt in gebitsgezondheid en is de
ouders en kind intensieve training in goed plaque ver- gebitsgezondheid beter dan in de rest van Denemarken
wijderen en wordt het aantal afspraken om adequate (dat vergelijkbaar is met Nederland). Daarmee behoort
mondhygiëne te bewerkstelligen geı̈ndividualiseerd. de gebitsgezondheid in Nexø tot de beste ter wereld.
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlagen 351
TUBSU
*EFOUJGJDBUJ
Nee
7PPSMJDIUJOH 5POFOWBO 1MBRVF
"GTQSBBL
BBOPVEFST QMBRVF BBOXF[JH
Ja
1MBRVF
WFSXJKEFSJOHNFU
UBOEFOCPSTUFM
$BSJÌT Nee
%JBHOPTUJFL QSPHSFTTJF
Ja
*OTUSVDUJF
BBOPVEFST
3JTJDP
BOBMZTF
"GTQSBBL
JOUFSWBM
7FSTMBH
MFHHJOH
5BOEBSUT "TTJTUFOU
5BOEBSUT"TTJTUFOU
TUBSU
*EFOUJGJDBUJ
5POFOWBO
"GTQSBBL
QMBRVF
Ja
7PPSMJDIUJOH
JOTUSVDUJFFO
GMVPSJE
"BOIPVEFOEF
Nee
DBSJÌT
QSPHSFTTJF
Ja
TFBMBOUT
3JTJDP
BOBMZTF
"GTQSBBL
JOUFSWBM
7FSTMBH
MFHHJOH
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
354 Kindertandheelkunde deel 2