You are on page 1of 342

KINDERTANDHEELKUNDE 2

Tweede, herziene druk

Dr. W.E. van Amerongen


Prof. dr. L.C. Martens
Dr. G. Stel
Dr. J.S.J. Veerkamp
Kindertandheelkunde deel 2
Kindertandheelkunde deel 2
Onder redactie van:
Dr. W.E. van Amerongen
Prof. dr. L.C. Martens
Dr. G. Stel
Dr. J.S.J. Veerkamp

Houten 2013
Ó 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of
openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb.
351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit
deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden.

Samensteller(s) en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen
aansprakelijkheid aanvaarden voor drukfouten en andere onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen.

ISBN 978 90 313 9192 9


NUR 887

Ontwerp omslag: Boekhorst design, Culemborg


Ontwerp binnenwerk: TEFF, Den Haag (www.teff.nl)
Automatische opmaak: Pre Press Media Groep, Zeist

Eerste druk, 2004


Tweede, herziene druk, 2013

Bohn Stafleu van Loghum


Het Spoor 2
Postbus 246
3990 GA Houten
www.bsl.nl
Inhoud

Auteurs 9 32 Behandeling van (diepe) cariës in melkele-


menten 53
Voorwoord 11 G. Stel, J.S.J. Veerkamp, W.E. van Amerongen,
L.C. Martens, M.C.M. van Gemert-Schriks
29 Behandelen van gebitselementen met 32.1 Inleiding 53
ontwikkelingsstoornissen 13 32.2 Management van cariës in melkelementen 56
P.J. De Coster, L.C. Martens 32.3 Pulpabehandelingen 61
Inleiding 13 32.4 Extractie 63
29.1 Glazuurstoornissen 13 Literatuur 63
29.2 Behandelen van glazuurstoornissen 14
29.3 Behandelen van dentinestoornissen 19 33 Traumatische gebitsbeschadigingen: classifi-
29.4 Toekomstmogelijkheden 19 catie, epidemiologie, etiologie, complicaties
29.5 Behandelingsstrategieën 19 en diagnostiek 65
29.6 Kaasmolaren 20 L.C. Martens
29.7 Casuı̈stiek 21 Inleiding 65
Richtlijnen 24 33.1 Classificatie en omschrijvingen 65
Literatuur 24 33.2 Epidemiologie 67
33.3 Etiologie 70
30 Cariësrisico 25 33.4 Complicaties die kunnen optreden na beschadiging
C. van Loveren, J.S.J. Veerkamp ten gevolge van trauma 71
Inleiding 25 33.5 Onderzoek 73
30.1 Het individuele cariësrisico 26 Richtlijn 79
30.2 Pragmatische aanpakken 33 Literatuur 80
30.3 Conclusie 37
30.4 Samenvatting 37 34 Behandeling van traumatische beschadi-
30.5 Casuı̈stiek 37 gingen in het melkgebit 81
Richtlijnen 38 L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels
Literatuur 38 Inleiding 81
34.1 Epidemiologie en etiologie 82
31 Parodontale aandoeningen bij kinderen en 34.2 Radiologisch onderzoek 82
jonge volwassenen 41 34.3 Behandeling van beschadigingen van de harde
M.D.A. Petit, G.A. van der Weijden, U. van der Velden tandweefsels en de pulpa 83
Inleiding 41 34.4 Behandeling van beschadigingen van het
31.1 Het gezonde parodontium van het melk-, wissel- parodontium 84
en blijvende gebit 41 34.5 Posttraumatische complicaties 86
31.2 Etiologie van parodontale aandoeningen bij 34.6 Extractie 88
kinderen 42 34.7 De gevolgen van een melktandtrauma voor de
31.3 Classificatie van parodontale aandoeningen bij ontwikkeling van de blijvende elementen 88
kinderen en jonge volwassenen 43 34.8 Casuı̈stiek 89
31.4 Parodontale diagnostiek 49 Richtlijnen 90
31.5 Parodontale behandeling 50 Literatuur 90
Literatuur 51
6 Kindertandheelkunde deel 2

35 Behandeling van traumatische beschadi- 39.2 Stadia van de dentale ontwikkeling en de factoren
gingen in het blijvende gebit 91 die daarbij een rol spelen 152
R.G.E.C. Cauwels, L.C. Martens 39.3 Afwijkingen in de verschillende stadia van de
Inleiding 91 gebitsontwikkeling en de begeleiding daarvan 157
35.1 Beschadigingen van de harde tandweefsels en de Richtlijnen 166
pulpa 91 Literatuur 167
35.2 Beschadigingen van het parodontium 99
35.3 Besluit 103 40 Esthetische tandheelkunde in het kinder-
Literatuur 103 gebit 169
H.J. de Kloet, F.J.M. Roeters
36 Orale pathologie bij kinderen 105 Inleiding 169
I. van der Waal, J.A. Baart 40.1 Cariës 170
Inleiding 105 40.2 Traumata 170
36.1 Aandoeningen van het mondslijmvlies 105 40.3 Agenesieën 181
36.2 Aandoeningen van het tandvlees en de nog 40.4 Verkleuringen 182
tandeloze kaakwal 108 40.5 Afwijkingen in vorm en structuur 188
36.3 Zwellingen van de weke delen 108 40.6 Standafwijkingen 190
36.4 Afwijkingen van de speekselklieren 109 40.7 Tot besluit 192
36.5 Niet-dentogene cysten 110 Richtlijnen 193
36.6 Dentogene cysten 110 Literatuur 194
36.7 Dentogene tumoren 112
36.8 Botafwijkingen 112 41 Het kind met beperkingen: algemene proble-
36.9 Casuı̈stiek 114 matiek en symptomatologie 197
Richtlijnen 116 L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels, L.A.M. Marks
Literatuur 116 Inleiding 197
41.1 Epidemiologische gegevens 198
37 Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische 41.2 Bijzondere problematiek 200
patiënten 117 41.3 Ten slotte 204
J.E. Raber-Durlacher, D. Bresters 41.4 Casuı̈stiek 204
Inleiding 117 Richtlijnen 206
37.1 Kwaadaardige aandoeningen bij kinderen 117 Literatuur 206
37.2 Orale symptomen van de maligniteit 120
37.3 Orale complicaties ten gevolge van de behan- 42 Het kind met beperkingen: aspecten van
deling 120 mondhygiëne 209
37.4 Preventieve behandelingsstrategieën 122 L.C. Martens, R.L.R.G. Leroy
37.5 Conclusie 124 42.1 Problematiek bij het uitvoeren van mondhy-
37.6 Casuı̈stiek 124 giëne 209
Richtlijnen 124 42.2 Aangepaste mondhygiëne 210
Literatuur 125 42.3 Chloorhexidine als aanvulling bij mechanische
plaquecontrole 211
38 Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 127 42.4 Mondhygiëne in de instelling 214
J.A. Baart, J.F.L. Bosgra, M. Gilijamse Richtlijnen 214
Inleiding 127 Literatuur 215
38.1 Ontstekingen 127
38.2 Cysten 128 43 Kinderen met psychiatrische en psychische
38.3 Ontwikkelingsstoornissen 130 problemen. Een globaal overzicht 217
38.4 Autotransplantatie van gebitselementen 140 T.F.H. Scheers
38.5 Casuı̈stiek 143 Inleiding 217
Richtlijnen 143 43.1 Niveaus van vaardigheden 217
Literatuur 143 43.2 Epidemiologie 217
43.3 Psychiatrische en psychische stoornissen 217
39 Orthodontie 145 Richtlijnen 222
H.J.W. Wassenberg, P.J.M.R. Bakker Literatuur 223
Inleiding 145
39.1 Factoren die een rol spelen bij de skeletale
ontwikkeling 145
Inhoud 7

44 Kinderen met een verstandelijke, sociale of 46.5 Diagnostische instrumenten 282


motorische beperking. Hun tandheelkundige 46.6 Behandeling 288
behandeling 225 46.7 Organisatie van zorg 300
L.C. Martens, R.L.R.G. Leroy, L.A.M. Marks 46.8 Implementatie 302
Inleiding 225
44.1 Kinderen met een verstandelijke beperking 225 Literatuur 307
44.2 Verstandelijke beperking bij syndromen: het
syndroom van Down 227 Bijlagen 315
44.3 Kinderen met een sociale beperking: autisme en 1 Verslag literatuursearch richtlijnontwikkeling
ADHD 232 ‘Mondzorg voor Jeugdigen’ 316
44.4 Kinderen met een motorische beperking 237 2 Hulpmiddelen bij het monitoren van laesies 337
Richtlijnen 240 3 Risicomanagement mondziekten PMO 338
Literatuur 241 4 Stroomdiagram risicomanagement PMO per cyclus
(cariës en erosieve slijtage) 339
45 Werken met kinderen met een 5 Informatie over BeWE 340
beperking 243 6 Basisadvies en aanvullend advies Cariëspre-
L.C. Martens, J.K.M. Aps ventie 341
Inleiding 243 7 Sealants 342
45.1 Werkomgeving 243 8 Stroomdiagram frequentie BW röntgenop-
45.2 Hulpmiddelen 245 namen 343
Richtlijnen 250 9 Implementatie richtlijn 345
Literatuur 250 10 Afkortingenlijst 346
11 Orthodontische indicatiekaart 347
46 Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 251 12 Jeugdgezondheidszorg; collectieve en individuele
Gelijknamige Werkgroep preventie 349
46.1 Overzicht aanbevelingen 251 13 NEXØ 350
46.2 Mondzorg voor jeugdigen 257
46.3 Screening 263 Register 353
46.4 Preventie 271
Auteurs

Dr. W.E. van Amerongen Mw. drs. L.D. van Herwijnen, Nederlandse Vereniging
Prof. dr. J.K.M. Aps van Instellingen voor Jeugdtandzorg
Dr. J.A. Baart Dhr. P. Helderop, Nederlandse Vereniging voor Logo-
Dr. P.J.M.R. Bakker pedie en Foniatrie
Drs. J.F.L. Bosgra Mw. drs. J.B. Krikken, ACTA Academisch Centrum
Drs. D. Bresters Tandheelkunde Amsterdam (tot mei 2011)
Dr. R.G.E.C. Cauwels Mw. H.M.P. Kurstjens, opleiding Mondzorgkunde,
Prof. dr. P.J. De Coster Hogeschool Arnhem/Nijmegen
Dr. M.C.M. van Gemert-Schriks Dhr. prof. dr. C. van Loveren, Nederlandse Vereniging
M. Gilijamse voor Mondgezondheid/Ivoren Kruis
Drs. H.J. de Kloet Dhr. dr. Th.G. Mettes, tandarts-onderzoeker imple-
Dr. R.L.R.G. Leroy mentatie richtlijnen IQ Healthcare UMC St. Radboud,
Prof. dr. C. van Loveren Nijmegen
Prof. dr. L.A.M. Marks Dhr. drs. B.J. Njio, Nederlandse Vereniging van Ortho-
Prof. dr. L.C. Martens dontische Studie (NVOS)
Dr. M.D.A. Petit Mw. drs. C.M.M. Ooms, Samenwerkende Regionale
Dr. J.E. Raber-Durlacher Instellingen voor Jeugdtandverzorging
Prof. dr. F.J.M. Roeters Mw. drs. I. van Oosterhout-de Jong, Artsen Jeugdge-
T.F.H. Scheers zondheidszorg Nederland
Dr. G. Stel Dhr. dr. P.N. Post, senior adviseur, CBO (tot november
Dr. J.S.J. Veerkamp 2010)
Prof. dr. U. van der Velden Mw. H. Rippen, Stichting Kind en Ziekenhuis,
Prof. dr. I. van der Waal Dordrecht (vanaf november 2011)
Drs. H.J.W. Wassenberg Mw. drs. C.J.G.M. Rosenbrand, CBO
Prof. dr. G.A. van der Weijden Mw. D.E. Slot MSc., Nederlandse Vereniging van
Mondhygiënisten
Werkgroep Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen: Mw. drs. B. Spaan, COBIJT, Centraal Overleg Bijzondere
Mw. dr. N.G. Blanksma, Centrum voor Tandheelkunde Tandheelkunde
en Mondzorgkunde, Universitair Medisch Centrum, Dhr. dr. G. Stel, Centrum voor Tandheelkunde en
Groningen Mondzorgkunde, Universitair Medisch Centrum,
Mw. dr. B. Bokhout, Vereniging van Orthodontisten Groningen
Mw. L. Bouwman, Nederlandse Maatschappij tot Dhr. dr. J.S.J. Veerkamp, ACTA Academisch Centrum
bevordering der Tandheelkunde (tot juni 2010) Tandheelkunde Amsterdam (vanaf mei 2011)
Mw. N.G.J.H. Broeren, Nederlandse Vereniging van Mw. drs. B. Wijsen, Stichting Kind en Ziekenhuis,
Diëtisten Dordrecht (tot november 2011)
Mw. drs. A.M.T. Buiting, voorzitter, Artsen Jeugdge- Dhr. dr. J.P. van Wouwe, Nederlandse Vereniging voor
zondheidszorg Nederland Kindergeneeskunde
Mw. drs. A.L.L. van Foreest, Nederlandse Maatschappij Dhr. drs. T.G.M. Zuidgeest, Vereniging tot bevordering
tot bevordering der Tandheelkunde (vanaf juni 2010) der Tandheelkundige Gezondheidszorg voor Gehan-
Mw. dr. M.C.M. van Gemert-Schriks, Nederlandse Ver- dicapten
eniging voor Kindertandheelkunde
Dhr. drs. Th.A. Goedendorp, Nederlandse Maatschappij Adviseur werkgroep:
tot bevordering der Tandheelkunde Dhr. dr. A.J.P. van Strijp, ACTA Academisch Centrum
Mw. drs. J.P. van Groenestijn, CBO (vanaf mei 2010) Tandheelkunde Amsterdam
Dhr. dr. R.J.M. Gruythuysen, Nederlandse Maatschap-
pij ter bevordering der Tandheelkunde
Voorwoord

Het is alweer een flinke tijd geleden dat een herziene de algemene praktijk, dat richting geeft aan ontwikke-
versie van Kindertandheelkunde deel 1 uitkwam. Hoog tijd lingen in de kindertandheelkunde; de individuele zorg-
om ook deel 2 aan te passen aan de laatste inzichten. verlener kiest uiteindelijk voor de behandeling die voor
Voor u ligt deze vernieuwde versie en zoals voor de hand zijn patiënt het meest geschikt lijkt. Hoewel het werken
ligt, is er het nodige veranderd. Sommige hoofdstukken volgens evidence-based principes ook in de tandheelkunde
hebben betrekkelijk weinig aanpassingen ondergaan, algemeen zijn toepassing heeft gevonden, wil dat nog
maar vele andere zijn drastisch aangepakt. Er zijn zelfs niet zeggen dat er voor iedere handeling ook een harde
hoofdstukken volledig weggelaten en vervangen door onderbouwing is te vinden. Integendeel, vaak komt het
geheel nieuwe. De redactie heeft ervoor gekozen om neer op een afweging van de beschikbare literatuur,
twee hoofdstukken die wetenschappelijk diepgaand waarbij niet zelden – en dus ook binnen de hiervoor
waren onderbouwd en daardoor nogal theoretisch van genoemde landelijke werkgroep – compromissen (moe-
aard waren, te vervangen door een meer praktisch geo- ten) worden gesloten, waarbij de klinische ervaring van
riënteerd hoofdstuk. Het betreft de beschrijving van de de behandelaar een doorslaggevende rol kan spelen.
behandeling van (diepe) cariës in melkelementen. Omdat de landelijke richtlijn op punten niet altijd ge-
Verder is er een lijvig hoofdstuk toegevoegd: de Richt- lijk is aan de richtlijnen zoals die door de diverse
lijn Mondzorg voor jeugdigen. Deze richtlijn is het resultaat auteurs aan het einde van ieder hoofdstuk zijn opge-
van een initiatief van de Nederlandse Maatschappij tot steld, heeft de redactie gemeend deze, gelijk aan de op-
bevordering der Tandheelkunde (NMT) en de Neder- zet van deel 1, te moeten handhaven. De redactie is zich
landse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK). ervan bewust dat (aspecten van) nationale richtlijnen
Er is een werkgroep samengesteld met vertegenwoordi- kunnen verschillen van Europese of internationale. Ook
gers uit diverse disciplines. Deze werkgroep heeft zich de lezer van dit handboek moet zich dat realiseren.
zeker twee jaar beziggehouden met het vaststellen van Naast herziening van de tekst, is ruime aandacht be-
een richtlijn voor de kindertandheelkunde conform de steed aan de afbeeldingen. Ook die zijn op veel plaatsen
daarvoor geldende regels zoals die ook worden toege- ‘in de revisie’ gegaan, waardoor er over het geheel ge-
past in de geneeskunde. Deze richtlijn is recentelijk nomen een zeer lezenswaardig deel 2 tot stand is ge-
door alle partijen onderschreven en het zou een gemiste komen.
kans zijn deze niet op te nemen in Kindertandheelkunde
deel 2. De redactie ziet de richtlijn als een document voor Evert van Amerongen
Behandelen van
gebitselementen met
ontwikkelingsstoornissen
29 P.J. De Coster, L.C. Martens

Inleiding op hypoplastische glazuurletsels. Wanneer het trauma


na de leeftijd van vier jaar plaatsvindt, zal in de regel
De harde tandweefsels worden in twee opeenvolgende eerder hypomineralisatie optreden, hetgeen zich mani-
stadia gevormd: neerslag van organische matrix en mi- festeert als witte of bruine vlekken op het buccale vlak
neralisatie. Een storing in elk van deze fases kan een (zie verder hoofdstuk 36).
abnormaliteit van de tandweefsels veroorzaken, die Trauma geassocieerd met extractie van een melkmo-
vooral belangrijk wordt wanneer het glazuur daarbij laar op de leeftijd van drie à vier jaar kan de ontwikke-
betrokken is. Een verstoring van de matrixneerslag ver- lende premolaar beschadigen. Een vergelijkbaar type
oorzaakt een hypoplasie, terwijl door een storing in de beschadiging kan ontstaan na infectie van de melktand
mineralisatiefase een hypomineralisatie ontstaat. (turner-tand). Dit kan worden beschouwd als een ‘che-
Hierbij kunnen naar etiologie drie soorten glazuur- misch’ trauma aan de definitieve tandkiem door inwer-
afwijkingen worden onderscheiden: lokale, systemische king van metabolieten en nevenproducten van inflam-
en erfelijke aandoeningen. In dit laatste geval zal ook matoire cellen.
een erfelijke dentinestoornis gevolgen hebben voor het
glazuur. 29.1.2 systemische glazuurstoornis

Glazuurstoornissen die het gevolg zijn van systemische


29.1 Glazuurstoornissen aandoeningen zullen zich in chronologisch traceerbare
patronen op de kroon manifesteren. De verspreiding
29.1.1 lokale glazuurstoornis van het letsel is rechtstreeks gerelateerd aan de ontwik-
kelingsfases van de harde tandweefsels. Klinisch dienen
De zich ontwikkelende definitieve tanden kunnen be- de letsels zich meestal aan als verkleurde en/of inge-
schadigd worden door trauma of infectie van het melk- snoerde banden of vlakken (figuur 29.1). Tabel 29.1 geeft
gebit. Intrusie of luxatie van de melksnijtanden kan een een overzicht van de mogelijke locaties van glazuurde-
defect veroorzaken op de definitieve tanden. Hoe jonger fecten bij een ernstige systemische stoornis in de eerste
het kind op het tijdstip van trauma, hoe groter de kans zes maanden na de geboorte. Figuur 29.2 illustreert een

j
29:1 j
29:2

Figuur 29.1 Topografische kaart van de ontwikkelingsstadia van Figuur 29.2 Chronologische glazuurdefecten, te relateren aan
blijvende tanden, bruikbaar voor het leggen van een chronologi- een metabole stoornis op de leeftijd van twee jaar.
sche relatie tussen systemische ontwikkelingsstoornissen en het
basale ‘insult’.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_1, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
14 Kindertandheelkunde deel 2

stoornis die wellicht op de leeftijd van twee jaar is ont- en brokkelt soms af op plaatsen waar grote occlusale
staan. belasting voorkomt. Het gevolg hiervan is attritie van
Het is belangrijk te onderstrepen dat niet alle tanden het geëxposeerde dentine, mogelijk tot op het niveau
die zich gelijktijdig ontwikkelen, dezelfde graad van van de omringende gingiva. Het gevolg is meestal pul-
hypoplasie of hypomineralisatie zullen hebben. Dit panecrose. In de meeste gevallen zijn beide dentities
houdt verband met de alternerende fases van activiteit aangedaan, hoewel definitieve premolaren, tweede en
en ‘rust’ van de ameloblasten, die per element en zelfs derde molaren doorgaans minder ernstig worden aan-

29 per tandsite kunnen verschillen, wat ertoe leidt dat een


groot deel van de glazuurletsels een gemengd hypo-
plastisch-hypogemineraliseerd karakter heeft (zie verder
getast.

29.2.2). 29.2 Behandelen van glazuurstoornissen

29.1.3 erfelijke glazuur- en 29.2.1 verkleuringen


dentinestoornis
Alvorens in te gaan op de echte structurele defecten,
Hoewel op grond van erfelijkheid vele typen ameloge- besteden we eerst aandacht aan verkleuringen. Deze
nesis imperfecta kunnen worden onderscheiden (zie kunnen ‘extrinsiek’ of ‘intrinsiek’ van aard zijn. Intrin-
deel 1, hoofdstuk 25), zijn er vanuit klinisch oogpunt sieke verkleuring kan het gevolg zijn van een ontwik-
twee hoofdtypen: hypoplastische en hypogeminerali- kelingsstoornis of van een interne verkleuring van het
seerde vormen (deze laatste worden onderscheiden in glazuur, ingebouwd tijdens de glazuurvorming. Hoe-
het hypomaturatie- en hypocalcificatietype, naargelang wel dit zich klinisch manifesteert als een meer gegene-
de ernst van de klinische verschijningsvorm). Het gla- raliseerde verkleuring van het glazuur, kan ook het
zuur bij de hypoplastische vormen kan dun zijn, maar dentine erbij betrokken zijn. In tabel 29.2 wordt een
kan op normaal gevormd glazuur lijken; het kan ‘pitted’ overzicht gegeven van mogelijke verkleuringen en hun
of ‘grooved’ zijn of grote defecten vertonen. Bij de hy- respectievelijke etiologie.
pogemineraliseerde vormen zal het glazuur bij door- De behandelingsmogelijkheden van deze verkleurin-
braak een normale dikte en een glad oppervlak hebben. gen kunnen als volgt worden samengevat:
Selectieve ‘chipping’ of ‘slijtage’ van de minder harde – extrinsieke verkleuringen worden eenvoudig verwij-
zones en verkleuring treden pas op na doorbraak en derd met abrasieve polijstpasta’s (bijvoorbeeld met
hebben een progressief karakter. De zones van hypomi- puimsteen) op roterende cups of door zandstralen;
neralisatie kunnen variëren in grootte en verspreiding, – intrinsieke verkleuringen moeten, afhankelijk van
en kunnen wit, geel of lichtbruin van kleur zijn. Imbi- hun locatie en etiologie, op een specifieke, oorzaak-
bitie (doordrenken) van kleurende agentia uit voeding gerelateerde manier worden behandeld.
en medicatie zijn grotendeels verantwoordelijk voor het
ongelijke patroon van verkleuringen. Indien de verkleuringen oppervlakkig gelokaliseerd
zijn, kunnen ze met behulp van verschillende technie-
Bij dentinogenesis imperfecta (zie deel 1, hoofdstuk 25) ken worden verwijderd, afhankelijk van de te behande-
kunnen klinisch gele tot bruinblauw ‘transparante’ len glazuurdikte, de gewenste mate van invasiviteit van
tanden worden opgemerkt. Daarbij zien we radiogra- de techniek en de voorkeur voor ‘selectiviteit’ van het
fisch bulleuze kronen met een duidelijke cervicale in- preparaat (Croll, 1998; Hattab et al., 1999):
snoering, geoblitereerde pulpakamers en wortelkanalen – selectieve bleking, door gebruik van H2O2 30% en
en korte, dunne wortels. Eveneens kunnen periapicale puimsteen op roterende cups. Applicatie van diverse
radiolucenties voorkomen zonder aanwijsbare (cario- peroxidecarbamidepasta’s, geactiveerd onder halo-
gene) oorzaak. Het glazuur, gewoonlijk normaal ge- geen- of ledlicht of door een warmtebron (‘in-office
vormd, is slecht ondersteund door het defecte dentine bleaching’, zie hoofdstuk 40), is vooral bruikbaar bij

Tabel 29.1 Situering van glazuurdefecten bij een systemische stoornis in de eerste zes maanden na de geboorte.

melktanden molaren en hoektanden cervicale middelste 1/3

snijtanden cervicale 1/3

blijvende tanden eerste molaar occlusale 1/3

centrale snijtanden en incisale 1/3

laterale snijtanden onder

hoektanden knobbeltoppen
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 15

Tabel 29.2 Etiologie en classificatie van tandverkleuringen (gewijzigd naar Cameron en Widmer, 1997).

kleur etiologie opmerkingen

extrinsieke verkleuring

groen chromogene schimmels en bacteriën meestal cervicale zone (Penicillium glaucum, Aspergillus,
Bacillus pyocyaneus)

geel galpigmenten uit sulcusvocht geelzucht en obstructie van galafvoer

oranje chromogene bacteriën (Serratia marcescens, Flavobacterium meestal cervicale zone


lutescens, Bacillus prodigius)

zwart ijzersulfaat, mangaanoxide en kaliumchloraat; inname via


voedingssupplementen

bruin chromogene bacteriën (Actinomyces) arrested caries

intrinsieke verkleuring met lokale staining op een of meer tanden

geel/bruin ontwikkelingsstoornis meestal na trauma of infectie

wit ontwikkelingsstoornis lokale demineralisatie op definitieve tand, na trauma of


infectie

roze interne resorptie gaat vooraf aan uitvallen van melktand of na trauma

grijs/zwart amalgaam-staining lekkage van oude amalgaamvulling

gegeneraliseerde chronologische verkleuring

lichtgeel tetracycline, demeclocycline niet-geoxideerde fluorescerende inclusies (onder UV-


licht) in pas doorgebroken tanden

geel/geelbruin oxytetracycline, chloortetracycline geoxideerde fluorescerende inclusies (onder UV-licht),


kan donkerder worden

geel/bruin systeemziekte (metabool) stoornis treft het glazuur van alle tanden die zich tijdens
de ziekte ontwikkelen

gegeneraliseerde intrinsieke verkleuring van één tand tot een volledige dentitie

grijsbruin avitale tand na trauma, necrose of endodontische behandeling

grijs congenitale oxalose of hyperoxalurie beide dentities aangetast

geelbruin tot amelogenesis imperfecta meestal beide dentities aangetast, frequent met hypo-
donkergeel plastische zones

groenblauw hyperbilirubinemie prematuren en kinderen met ernstige leverziekte, alleen


melkgebit, neemt af met de tijd

blauwbruin dentinogenesis imperfecta alle tanden gelijkmatig verkleurd, mogelijk symptoom van
(transparant) osteogenesis imperfecta

roodbruin congenitale porfyrie alle tanden gelijkmatig aangetast, fluorescerend (onder


UV-licht)

wit fluorosis meestal alleen definitief gebit

blauw/zwart congenitale ochronosis beide dentities aangetast

grijsroze sikkelcelanemie alleen definitief gebit, cervicale helft

groengeel congenitale atresie van galafvoer alleen melkgebit

grote gegeneraliseerde verkleuringen die selectief be- door polijstrubbers onder waterkoeling. Luchtabrasie
handeld moeten worden, zonder beschadiging van het is een doeltreffend alternatief, maar vereist aange-
omringende, gezonde glazuur; paste apparatuur en de nodige ervaring (zie verder);
– macroabrasie, door wegfrezen en polijsten van het – ‘etch-and-microcutting’, door gladfineren van het met
glazuurletsel met behulp van een twaalfbladige com- 35% fosforzuur geëtste glazuurletsel met behulp van
posietfineerboor of diamantboor fijn grid, gevolgd composietfineerboren en polijstrubbers. De hoeveel-
16 Kindertandheelkunde deel 2

heid glazuur die wordt verwijderd, is uiteraard sterk moet dientengevolge een ruime en licht verdiepte be-
afhankelijk van de tijdsduur en de druk op de turbine vel worden geprepareerd (Tong et al., 1993; Segura et
of micromotor. Deze sterk invasieve techniek vereist al., 1997; Ashkenazi en Sarnat, 2000).
de nodige ervaring met glazuurletsels en wordt bij
voorkeur beperkt tot het behandelen van sterk ver- Bij microabrasie en/of ‘in-office bleaching’ moet altijd
kleurde en/of sterk gedemineraliseerde glazuurop- rubberdam worden geplaatst, die goed rond de gebits-
pervlakken die bovendien voldoende dik zijn; elementen moet worden afgesloten (zie deel 1, hoofd-

29 – microabrasie (in de Angelsaksische literatuur ook


‘abrosion’ genoemd, als samentrekking van abrasion/
erosion), door polijsten met HCl 18% en siliconecarbi-
stuk 21). Natriumbicarbonaatpasta is een eenvoudige en
goedkope zuurneutralisator die door de apotheker met
methylcellulose hoog viskeus kan worden toebereid.
deabrasief op roterende cups; verwijdert gemiddeld 50 Deze pasta kan als aanvullende bescherming van de
mm glazuur per polijstbeurt van 30 seconden. Appli- zachte weefsels worden aangebracht onder de rubber-
catie met speciale cups op een high torque reductie- dam. Op die manier beschermt de pasta tegen lekkage
hoekstuk 2,7 : 1 (groene ring) op maximale snelheid van caustische stoffen. Een alternatief is OraSeal-Caul-
wordt aanbevolen. Zeer goede resultaten worden be- king1 (Ultradent Prod. Inc.) dat op analoge wijze onder
haald met Opalustre1 (Ultradent Prod. Inc., www.ul- de rubberdam kan worden aangebracht.
tradent.com/products), een abrasief HCl-preparaat dat Op grond van eigen ervaring in de kliniek is het wen-
in pastavorm wordt aangeboden in spuitjes, teneinde selijk de behandeling af te sluiten met een lokale appli-
een stabiele consistentie van het abrasief en een vei- catie van een kleurloze natriumfluorideoplossing om
lige applicatie te kunnen garanderen (figuur 29.3). het risico van absorptie van kleurstoffen uit de gel tegen
Recent onderzoek toont de vorming van een dunne, te gaan. Indien gewenst, kan verder worden gebleekt
amorfe ‘smeerlaag’ van gecondenseerde glazuurparti- met behulp van ‘home-bleaching’-technieken met een
kels aan, die een verhoogde zuurresistentie vertoont lichte peroxideconcentratie. De amorfe glazuurlaag, die
en een significante cariësdaling van de behandelde na microabrasie is ontstaan, blijkt geen invloed te heb-
oppervlakken met zich meebrengt. Indien dit amorfe ben op het blekingsproces (Tong et al., 1993). Sensibili-
oppervlak in een adhesieve vulling wordt betrokken, teit tijdens en na ‘home bleaching’ is een frequent op-

j
29:3a j
29:3b

j
29:3c j
29:3d

Figuur 29.3 Microabrasie van het bovenfront van een jonge tiener (lokale demineralisatiedefecten).
a Klinisch beeld na isolatie met rubberdam en profylaxe met cups en puimsteen.
b Applicatie van Opalustre1 via spuittip.
c Abrasie met roterende cups.
d Resultaat na drie behandelingen van 30 seconden.
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 17

j
29:4a j
29:4b

Figuur 29.4 Gegeneraliseerde, intrinsieke verkleuring van het blijvende gebit bij congenitale galstenose/juveniele levertransplantatie:
systemische inbouw van bilirubine (chromofoor molecuul).
a Preoperatief beeld.
b Esthetisch herstel met composietfacings.

tredend ongemak. Dit wordt het beste bestreden door de fecten, alle verwijzend naar de etiologie of het karakter
bleektray, gevuld met een kleurloze ‘desensitizing gel’ van de glazuurstoornis (Nel et al., 1997; Rosenblum,
(bijvoorbeeld Den-Mat Desensitize1) dagelijks gedu- 1999; Chan et al., 2011).
rende een korte periode (10-15 min.) te dragen. Hypoplastische zones vertonen doorgaans een nor-
Verkleuringen veroorzaakt door metabole insulten of male mineralisatie (kwantitatief defect) en kunnen op de
systeemziekten hebben de reputatie dat ze vrij hard- klassieke wijze worden geëtst. In de literatuur zijn
nekkig zijn wegens hun diffuse ‘inbouw’ in de anorga- jammer genoeg geen gegevens te vinden over:
nische en organische componenten van de glazuurma- – de bindingssterkte aan het abnormale glazuur;
trix. Bij deze diepe intrinsieke verkleuringen is dikwijls – het ultrastructurele aspect en morfologische patroon
een lokale verwijdering van het glazuur (macroabrasie) van het geëtste oppervlak;
nodig en herstel met composiet (figuur 29.4). Daarbij – de etsdiepte in relatie tot het specifieke oriëntatiepa-
moet echter de nodige aandacht worden geschonken aan troon van de glazuurprismata in de te behandelen
de mineralisatiegraad van de glazuurlaag die men wil afwijkende zone;
etsen voor adhesieve vultechnieken. Indien deze sterk – de optimale concentratie citroen- of fosforzuur voor
poreus is, of indien er over een grotere diepte gedemi- de etstechniek.
neraliseerd glazuur geëtst moet worden, is het oppor-
tuun alle glazuur lokaal te verwijderen en met denti- Over de ‘long-term outcome’ van etstechnieken is dus
neadhesieven te werken (zie verder: hypomature letsels weinig te voorspellen. Ook de verschijningsvorm én
en hypocalcificatie). De resultaten bij bleken van diepe verspreiding van de hypoplastische letsels moeten wor-
intrinsieke verkleuringen zijn sterk wisselend en, door den betrokken in de ‘restauratieve prognose’. Beperkte,
de frequente binding van het chromofore molecuul op omschreven of gelokaliseerde hypoplastische zones zijn
‘mobiliseerbaar’ calcium, dikwijls van tijdelijke aard. slechts in enkele gevallen volledig hard (zuivere hypo-
Een behandeling met porselein ‘laminate veneers’ en plasie) en hebben een betere prognose dan gegenerali-
kronen bij adolescenten moet worden uitgesteld totdat seerde hypoplasie (subtypen van amelogenesis imper-
de gingivale aanhechting gestabiliseerd is ter hoogte fecta en/of secundaire letsels bij metabole of genetisch-
van de glazuur-cementgrens. Indien adhesieve restau- syndromale aandoeningen). Bovendien komt hypoplasie
raties aangewezen zijn, moet wederom de nodige aan- frequent voor in combinatie met lichte hypomineralisa-
dacht aan de etsbaarheid van het glazuuroppervlak tie, hetgeen de glazuuretstechnieken bemoeilijkt. In dat
worden besteed. Indien bovendien vooraf microabrasie geval moet vooraf de mineralisatiegraad van het glazuur
werd toegepast, moet ofwel de etstijd worden verlengd worden getoetst door over de te identificeren zone te
tot 90 seconden, of moet door discrete macroabrasie de schrapen, of het letsel ‘droog te leggen’. Een zuivere
amorfe smeerlaag worden verwijderd (Tong et al., 1993; hypoplasie zal niet schilferen (uiteraard na grondige
Segura et al., 1997). plaque- en tandsteenverwijdering) en bij uitdrogen niet
progressief mat wit kleuren; de hypoplasie kan dan op
29.2.2 glazuurdefecten betrouwbare wijze worden geëtst. Zodra schilfering op-
treedt, moet de practicus beducht zijn voor retentiever-
In het algemeen kunnen de volgende ‘vuistregels’ wor- lies van de restauratie, en voorbereidende maatregelen
den geformuleerd voor het restaureren van glazuurde- nemen zoals hierna vermeld.
18 Kindertandheelkunde deel 2

29
j
29:5a j
29:5b

Figuur 29.5 Glazuurdefecten van het hypomaturatie-type, vermoedelijk van systemische oorsprong (let op de gespreide aanwezigheid
met variabele expressie op de 22, 41 en 31).
a Preoperatief beeld: afschilferend, opaak glazuur op de 11 en 21.
b Esthetisch herstel na wegfrezen van het gehypomineraliseerde glazuur, en opbouw met composiet.

Hypogematureerde letsels vertonen een lichte graad van neadhesieven of glasionomeren te gebruiken, eventueel
onvoldoende mineralisatie (kwalitatief defect) en komen na een testfase met normale composietbonding (figuur
meestal op dezelfde tand in wisselend harde (normaal 29.5). Als alternatief kan, door zijn selectief invasief ka-
gemineraliseerd) en zachtere zones voor. De letsels rakter (zie verder), luchtabrasie onder geringe druk uit-
moeten dus strikt per tand worden beoordeeld. De zui- komst bieden. Verder blijkt dat voorbehandelen van het
vere vorm van hypomineralisatie komt alleen voor bij geabradeerde glazuur met natriumhypochloriet 5% tot
bepaalde subtypen van amelogenesis imperfecta, in het een betere hechting van composiet zou leiden (Venezie
bijzonder het snow-capped type (zie deel 1, hoofdstuk et al., 1994). Hoewel betrouwbaar onderzoek tot nu toe
25), en is vrij zeldzaam. Meestal hebben de letsels een ontbreekt, lijkt dit logisch te verklaren door het weg-
‘gemengd’ karakter (zie hiervoor), en kan niet exact wassen van organische verontreinigingen tussen de gla-
worden aangegeven waar zich de overgang tussen hy- zuurprismata (in feite de niet of slecht gemineraliseerde
pomineralisatie en hypoplasie bevindt. Als vuistregel delen van de vroege glazuurmatrix).
kan men dus het beste aanhouden dat een element in Hypocalcificatie presenteert zich meestal als het quasi
het kader van de restauratieve prognose als hypogemi- totaal ontbreken van glazuur (uiteraard afhankelijk van
neraliseerd moet worden beschouwd zodra er enige af- de ernst van de afwijking), met hier en daar gemakkelijk
schilfering (bij schrapen met een sondepunt – spontane af te schrapen geelbruine restanten glazuur. Een juiste
‘chipping’ van glazuur aan snijranden) of matwitte ver- diagnose is wederom zeer belangrijk. Bij doorbraak
kleuring (bij droogleggen) wordt bemerkt. De graad en vertonen deze elementen glazuur met een normale
verspreiding van imbibitie of doordrenking met kleur- dikte, dat zacht is en krijtwit, en snel doordrenkt raakt
stoffen, indien aanwezig, kan eveneens als eenvoudige van kleurstoffen uit de voeding. Indien er geen onder-
maatstaf gelden voor de inschatting van het aandeel van liggend dentinedefect aanwezig is, moet elk glazuur-
hypomatuur glazuur. restant in de getroffen zone grondig worden verwijderd
en kan voor composiethechting gebruik worden ge-
Lokale letsels van het hypomaturatie-type vormen het maakt van dentineadhesieven of glasionomeren, of kan
grootste deel van de glazuurdefecten. De keuze van res- worden geopteerd voor kroon- en brugwerk (Williams
tauratietechnieken leidt echter tot specifieke proble- en Becker, 2000).
men, omdat het karakter van het defect moeilijk eva-
lueerbaar is. Meestal zal restauratie uitsluitend nood- Fluorotisch glazuur verdient een aparte benadering.
zakelijk zijn als er een substantieel verlies is en/of ble- Het is bekend dat de oppervlakkige glazuurlaag meestal
kingstechnieken en microabrasie hebben gefaald. Het is een normale tot verhoogde mineralisatiegraad bezit. De
van groot belang de ‘adhesieve kwaliteit’ van het over- eerste stap in de esthetische behandeling dient te be-
blijvende, onderliggende glazuur in de behandelings- staan uit microabrasie, gevolgd door bleken met per-
strategie te betrekken. Indien het glazuur dat zich on- oxidecarbamide 35% (‘in-office bleaching’). Glazuurpre-
middellijk rond en onder de defecte zone bevindt, bij paratie via macroabrasie moet zo veel mogelijk worden
sonderen hard is en niet doordrenkt met kleurstoffen, is vermeden, omdat zich onder de harde, oppervlakkige
een betrouwbare hechting na kort etsen (20-30 s) te ver- laag vaak een zachtere zone bevindt. Daardoor komt het
wachten. In alle andere gevallen verdient het de voor- vaak voor dat de buitenste, hardere glazuurlaag (inclu-
keur het verdachte glazuur te verwijderen en denti-
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 19

sief composiet) ‘afchipt’ (Croll, 1998; Pourghadiri et al., – Endodontische therapie kan sterk gecompliceerd
1998). worden door verkalkte structuren in pulpakamer en
wortelkanalen. Een degelijke preoperatieve docu-
Naar het vitaal bleken van glazuurhypomineralisaties mentatie van het te behandelen element, en het ge-
en (-hypoplasieën) is tot nu toe vrijwel geen weten- bruik van EDTA-preparaten als irrigans en/of lubri-
schappelijk onderzoek verricht, hoewel enkele auteurs cans kan de kans op succes aanzienlijk vergroten (De
gunstige resultaten rapporteerden met ‘home-bleach- Coster, 2012).
ing’-technieken (Croll, 1998; Nel et al., 1997). Omdat het – Vitaal noch avitaal bleken kan enige kleurcorrectie
karakter van hypomineralisatiedefecten moeilijk te be- garanderen (Croll en Sasa, 1995). Uitgebreide compo-
oordelen is, blijft het effect van vitaal bleken echter on- sietrestauraties of porselein ‘laminate veneers’ zijn
voorspelbaar wat betreft resultaat, stabiliteit en invloed vaak de enige uitweg voor een esthetische behande-
op de vitaliteit van de behandelde elementen. Het ver- ling van definitieve frontelementen. Etstechnieken
dient in elk geval de voorkeur met lage concentraties kunnen meestal veilig en met een normale prognose
peroxiden (maximaal 10%) en met korte, gespreide ap- worden uitgevoerd, behalve in het melkgebit en bij
plicatieperiodes te werken. definitieve gebitselementen waar abfractie van het
glazuur op onbelaste plaatsen aanwezig is. In die ge-
vallen is de histologische hechting tussen glazuur en
29.3 Behandelen van dentinestoornissen dentine vaak gegeneraliseerd – dus voor elk element
van de getroffen dentitie – verstoord. Voor de behan-
Gegeneraliseerde dentinestoornissen in het melk- of de- deling van distale elementen is meestal het plaatsen
finitieve gebit worden klinisch meestal gekenmerkt door van kroon- en brugwerk nodig.
grijsbruine, transparante verkleuringen en selectieve – Bij het prepareren voor kroon- en brugwerk moet men
glazuurbroosheid. De conventionele bleektechnieken attent zijn op gemakkelijk fracturerend dentine.
zorgen slechts zelden voor verbetering (Croll en Sasa, Stifttandpreparaties moeten dan ook worden verme-
1995) en in het melkgebit falen adhesieve restauraties den (De Coster, 2012).
meestal doordat de dunne en broze glazuurlaag afbrok-
kelt. Bovendien presenteert een aanzienlijk deel van de
jonge patiënten zich met (gevorderde) attritie van alle 29.4 Toekomstmogelijkheden
melkelementen, zodat een behandeling met stalen kro-
nen in het melkgebit en frequent ook op de eerste defi- Luchtabrasie is een aantrekkelijke, maar nog grondig te
nitieve molaren aangewezen is. De dikwijls bolle kroon- onderzoeken preparatiemethode voor de meestal ge-
vorm met uitgesproken cervicale constrictie vormt even- combineerd voorkomende hard-tandweefseldefecten.
wel een frequent optredend obstakel bij het preparen en Het lijkt logisch dat deze vorm van invasief abraderen
plaatsen van dergelijke voorlopige voorzieningen. De zich perfect naar de mineralisatiegraad (lees : hardheid)
patiënt moet zich ervan bewust zijn dat ondanks alle van het letsel richt. Bij eenzelfde abrasierichting en
inspanningen voor conserverende behandeling, het niet eenzelfde constant gehouden eroderende kracht kan
zeker is dat de tanden behouden kunnen blijven. In de worden aangenomen dat de mate van abrasie recht-
regel probeert men de gebitselementen zo lang mogelijk streeks door de mineralisatiegraad van het weefsel (gla-
te behouden, waarbij rekening moet worden gehouden zuur of dentine) zal worden bepaald. Het minder ver-
dat op lange termijn gebitsprothesen nodig kunnen zijn. kalkte glazuur zal – naargelang zijn lokale hardheid –
Bij jonge patiënten verdient het de voorkeur een af- dieper worden geërodeerd, totdat ongeveer dezelfde
neembare gebitsprothese te laten aanpassen over de mate van ‘betrouwbaar’ geprepareerd glazuur overblijft.
gladgemaakte wortelresten. Deze benadering verzekert Met de turbine of het hoekstuk blijkt dit helemaal niet
de retentie op de alveolaire bogen. Later is het maken van zo gemakkelijk te verwezenlijken. Hoewel onderzoek
een klassieke volledige gebitsprothese niet uitgesloten. hiernaar nog uitsluitsel moet geven, zijn hypominerali-
In overleg met patiënt en kaakchirurg kan ook een be- satie-hypocalcificatieletsels dus een mogelijk bijko-
handeling met implantaten worden overwogen. Alge- mende indicatie voor het gebruik van luchtabrasie.
meen geldt echter dat een vroege, ‘conservatieve’ aanpak
de beste prognose heeft (Larsson en Nordblom, 1981; Ee-
rikainen, 1981; Darendeililer-Kbab en Marechaux, 1992; 29.5 Behandelingsstrategieën
Bouvier et al., 1996; Sapir en Shapira, 2001).
Het is duidelijk dat bij de hiervoor vermelde stoornissen
Bij dentinestoornissen (die altijd gegeneraliseerd voor- rekening moet worden gehouden met het restgebit, de
komen, maar met variabele expressie en gradatie naar- functie, de leeftijd, het behoud op lange termijn enzo-
gelang tandengroep I – C – PM – M) moeten voor de voort. Zo kunnen behandelingen variëren van sealen tot
restauratieve tandheelkunde bovendien de volgende re- en met het plaatsen van gegoten kronen. In het melk-
gels in acht worden genomen. gebit zal naargelang het type amelogenesis en dentino-
20 Kindertandheelkunde deel 2

6 jaar 12 jaar 18 jaar


amalgaam
composieten extractie + ortho
Definitieve glasionomeren gegoten kroon
eerste molaren compomeren
stalen kronen

29 Snijtanden
composieten
composiet veneer
porselein veneer
kroon/
porselein veneer

composiet
glasionomeer
Hoektanden compomeer kroon/
gegoten kroon porselein veneer

extractie
+ voorlopige brugwerk/
prothese definitieve prothese

j
29:6

Figuur 29.6 Overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij hypoplasie en hypomineralisatie van gebitselementen (gemodificeerd naar
Andlaw en Rock, 1996).

genesis imperfecta, vrij snel worden gekozen voor het de vier molaren volledig afgeschilferd kan zijn. De ernst
plaatsen van stalen noodkronen op de melkmolaren. Op verschilt dus van molaar tot molaar (figuur 29.7).
die manier kan tevens de verticale dimensie, die ten ge- Hoewel het fenomeen van de kaasmolaar uitsluitend
volge van slijtage in het gedrang komt, bewaard of her- deze elementen kan aantasten, waardoor het zich volle-
steld worden. Indien er nog geen verlies van verticale dig onderscheidt van het zogenoemde chronologische
dimensie is opgetreden, wordt soms ook gekozen voor defect (zie figuur 29.1), worden soms ook opaciteiten op
het gebruik van composieten, glasionomeren of compo- de bovenincisieven waargenomen. In de literatuur werd
meren om ‘cracking’ en verdere attritie te voorkomen. dan ook de term ‘molar-incisor hypomineralisation’
Een overzicht van de behandelingsmogelijkheden bij (MIH) geı̈ntroduceerd (Weerheijm et al., 2001). De kans
hypoplasie en hypomineralisatie van gebitselementen is op aantasting van de bovenincisieven lijkt toe te nemen,
opgenomen in figuur 29.6. naarmate de ernst van de aantasting van de eerste blij-
vende molaren toeneemt (Weerheijm et al., 2000). Bij
een ernstig defect lijkt het het meest waarschijnlijk dat
29.6 Kaasmolaren ook de contralaterale tand is aangetast (Alaluusua et al.,
2001). Door het ontbreken van kauwkrachten is de ernst
Een typerend voorbeeld van een verworven afwijking van het glazuurdefect bij de snijtanden echter veel ge-
waarvan de oorzaak grotendeels onbekend is, is de zo- ringer dan bij de molaren. Deze bevindingen wijzen alle
genoemde kaasmolaar. Sinds eind jaren zeventig van de in de richting van een systemische aandoening in het
vorige eeuw werden eerste definitieve molaren opge- eerste levensjaar van het kind.
merkt met wit/crème tot geel/bruine verkleuringen in Uit een reviewartikel van Jälevik (2010) blijkt dat de
combinatie met desintegratie van het oppervlak (Koch et gerapporteerde prevalentie voor MIH varieert van 2,4%
al., 1987). Het klinische beeld gaf aanleiding tot de in Duitsland tot 40,2% in Brazilië. Deze grote variatie is
naamgeving ‘kaasmolaar’, die in Nederland voor het deels te wijten aan geografische verschillen die bij alle
eerst gebruikt werd. Histologisch onderzoek maakt ontwikkelingsstoornissen optreden en deels aan de di-
duidelijk dat de geel/bruin gekleurde defecten meer verse methoden van onderzoek. Uit onderzoek in Ne-
porositeiten vertonen en de gehele dikte van het glazuur derland blijken kaasmolaren bij 10% van de elfjarigen
bestrijken, terwijl de wit/crème gekleurde defecten in voor te komen (Weerheijm et al., 2000), terwijl dat in de
het binnenste deel van het glazuur liggen (Jälevik et al, Scandinavische landen oploopt tot 19% (Jälevik et al.,
2000). Het poreuze, brosse glazuur kan gemakkelijk af- 2000; Leppäniemi et al. 2001). Meer recent gaat de aan-
brokkelen. In dezelfde mond kan slechts één tand matig dacht ook naar MIH op melkmolaren. In Nederland
gemutileerd zijn, terwijl tegelijkertijd de glazuurkap op
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 21

j
29:7a j
29:7b

j
29:7c j
29:7d

Figuur 29.7 Klinische presentatie van typen kaasmolaren.


a Alleen hypomineralisatie occlusale vlak (crèmekleurig).
b Hypomineralisatie occlusale vlak en één of meer knobbels; geen afschilfering.
c Idem b, met substantieverlies; manifesteert zich eerst op de belaste knobbels (cusp break down).
d Ernstige hypomineralisatie (hypocalcificatie); vrijwel de volledige tandkroon is aangetast; de glazuurlaag slijt of brokkelt snel af.

blijkt dat bij 4,9 % van de vijfjarigen MIH voorkomt op (gebruikmakend van bijvoorbeeld de 3M kit met RVS-
de tweede melkmolaar (Elfrink et al., 2008). kronen voor blijvende molaren). Aangeraden wordt deze
elementen in ieder geval vroegtijdig te behandelen, het-
Wat de etiologie betreft, werden in de afgelopen 25 jaar zij preventief (indien niet carieus), hetzij curatief (indien
diverse mogelijke oorzaken beschreven. Luchtwegpro- carieus). Een behandeling met stalen kronen moet altijd
blemen, complicaties bij de geboorte en dioxines in de als tijdelijke behandeling worden gezien in afwachting
moedermelk, zuurstofgebrek bij het kind in combinatie van de wisseling, een definitieve kroon of extractie. Ex-
met een laag geboortegewicht, stoornissen in de calci- tractie kan echter vroeger worden uitgevoerd wanneer
um-fosfaathuishouding, dioxine-intoxicatie, maag- een endodontische behandeling of een gegoten kroon
darmproblemen, diarree en hoge koorts passeerden al- geı̈ndiceerd is. Een goed advies is om rekening te houden
lemaal de revue. Ook het gebruik van amoxicilline in met de vorming van de bifurcatie van de tweede blij-
het eerste levensjaar lijkt de prevalentie van MIH te vende molaar alvorens een eerste blijvende molaar te
verhogen (Laisa et al., 2009). Een kritische beschouwing verwijderen. Bovendien is in deze gevallen een tijdig
laat echter zien dat de etiologie van MIH nog steeds orthodontisch consult sterk aan te bevelen.
onduidelijk is. Er is niet voldoende bewijskracht voor
een van de hiervoor vermelde suggesties (Alaluusua,
2010). Er dient verder gezocht te worden naar het effect 29.7 Casuı̈stiek
van medische problemen tijdens de prenatale, neonatale
en postnatale periode (Lygidakis et al., 2008). Het is Jonas meldt zich op de afdeling met een amelogenesis
duidelijk dat verder experimenteel onderzoek in vivo en imperfecta van het hypomaturatie-type (figuur 29.10a en
in vitro noodzakelijk is om dose/response en de achter- b). Eerder werden door een mondzorgverlener de buc-
liggende moleculaire mechanismen van het abnormaal cale oppervlakken van de bovenfronttanden met een
functioneren van de ameloblasten te evalueren. composietlaagje behandeld (figuur 29.10c en d). Na een
periode van minimale orthodontie vanwege de extreme
De behandeling (figuur 29.8 en 29.9) van kaas(melk)mo- gevoeligheid werd onder algemene narcose het volledige
laren kan variëren van een sealant tot een stalen kroon bovenfront esthetisch hersteld (figuur 29.10e t/m h).
22 Kindertandheelkunde deel 2

hypoplastisch TFBMBOUT
DBSJÌTHFWPFMJH GMVPSJEF FO

hypoplastisch HMBTJPOPNFFS

29 DBSJFVTBGTDIJMGFSFOE DPNQPNFFS
TUBMFOLSPPO

j
29:9a

UJKEFMJKLFSFTUBVSBUJF EFGJOJUJFWF FTUBVSBUJF


HFHPUFOLSPPO

extractie(*)

JOEJFOFOEP
JOEJDBUJF

j
29:9b
JOEJFOLSPPO
JOEJDBUJF

j
29:8

Figuur 29.8 Overzicht van behandelingsstrategieën bij kaasmo-


laren.
* Extractie moet altijd worden overwogen in functie van de toe-
komstige prothetische, orthodontische en/of chirurgische
behandeling.
** De endodontische behandeling moet als een tijdelijke behan-
deling worden beschouwd en kan van het type ‘scleroserende
j
29:9c
amputatie’ zijn.
*** Indien enkele molaren getroffen zijn en het kroonverval der-
mate groot is dat restauratie met gegoten kronen noodzakelijk is,
moet symmetrische extractie worden overwogen. Bij een solitair
voorkomende kaasmolaar kan men eventueel kiezen voor het
plaatsen van een definitieve kroon.

j
29:9d

Figuur 29.9 Klinische voorbeelden van conservatieve behande-


ling van kaasmolaren.
a-b combinatie van sealant en composiet.
c-d stalen kroon.
Behandelen van gebitselementen met ontwikkelingsstoornissen 23

j
29:10a j
29:10b

Figuur 29.10a Amelogenesis van het hypomaturatie-type: zicht Figuur 29.10b Dezelfde patiënt: zicht op de onderkaak.
op de bovenkaak.

j
29:10c j
29:10d

Figuur 29.10c Dezelfde patiënt: frontaal zicht in occlusie. Figuur 29.10d Dezelfde patiënt: lateraal zicht in occlusie.

j
29:10e j
29:10f

Figuur 29.10e Zicht op het bovenfront na verwijdering van de Figuur 29.10f Er werden geprefabriceerde kroontjes aangepast
eerder aangebrachte composiet en prepareren van het glazuur. om de opbouw te faciliteren.

j
29:10g j
29:10h

Figuur 29.10g Lateraal zicht na esthetische restauratie. Figuur 29.10h Frontaal zicht na esthetische restauratie.
24 Kindertandheelkunde deel 2

Richtlijnen Hattab F, Qudeimat M, Al-Rimawi H. Dental discoloration: an


overview. J Esthet Dent 1999;11(6):291-308.
Bij het behandelen van glazuurdefecten is de minerali- Jälevik B. Prevalence and diagnosis of molar-incisor-hypominera-
satiegraad van het getroffen glazuur bepalend voor de lisation (MIH): A systematic review. Eur Archives Paed Dent
keuze van de esthetisch-restauratieve strategie, de ble- 2010;11:59-64.
kingstechniek en de (restauratieve) prognose. Jälevik B. Enamel hypomineralization in permanent first molars.
Dentinestoornissen in het melkgebit leiden meestal A clinical, histo-morphological and biochemical study. Swed

29 tot extractie, terwijl bij stoornissen in het definitieve


gebit de keuze tussen adhesieve restauraties of kroon- en
brugwerk zal worden bepaald door de kwaliteit van de
Dent J Suppl 2001;149:1-86.
Jälevik B, Klingberg G, Norén JG, et al. Epidemiological study of
idiopathic enamel hypomineralisation in permanent molars.
glazuur-dentinehechting. Een vroege aanpak is vereist. Eur J Paediatr Dent 2000;3:128.
Afhankelijk van de ernst van de hypomineralisatie zal Koch G, Hallonsten A-L, Ludvigsson N, et al. Epidemiological
de behandeling van kaasmolaren variëren van een pre- study of idiopathic enamel hypomineralization in permanent
ventieve restauratie tot een stalen kroon. In ernstige teeth of Swedish children. Comm Dent Oral Epidemiol 1987;15:
gevallen wordt een voorlopige behandeling uitgevoerd, 279-85.
in afwachting van een definitieve kroon of extractie. In Laisi S, Ess A, Sahlberg C, et al. Amoxicillin may cause molar
dat verband is het aangewezen te overleggen met de incisor hypomineralisation. J Dent Res 2009;88:132-6.
orthodontist. Larsson E, Nordblom A. Thirteen-year-old boy with dentinogene-
sis imperfecta: pedodontic and orthodontic treatment. Swed
Dent J 1981;5:213-7.
Literatuur Leppäniemi A, Lukinmaa P-L, Alalusuua S. Non-fluoride hypo-
mineralization in the permanent first molars and their impact
Alaluusua S, et al. Developmental defects of the dental hard tis- on the treatment need. Caries Res 2001;35:36-40.
sues and their treatment. In: Pediatric dentistry, a clinical Lygidakis NA, Dimou G, Marinou D. Molar-incisor-hypominera-
approach. Kopenhagen: Munksgaard; 2001. p. 273-99. lisation (MIH), a retrospective clinical study in Greek children.
Alaluusua S, Aetiology of molar-incisor hypomineralisation: A II. Possible medical aetiological factors. Eur arch Paed Dent
systematic review. Eur Archives Paed Dent 2010;11:53-8. 2008;9:207-17.
Andlaw RJ. Rock WP. Abnormalities of tooth structure. In: A Mars M, Smith B. Dentinogenesis imperfecta: an integrated con-
manual of paediatric dentistry. 4th ed. Edinburgh: Churchill servative approach to treatment. Br Dent J 1982;152:15-7.
Livingstone; 1996:141-8. Nel JC, Pretorius JA, Weber A, Marais JT. Restoring function and
Ashkenazi M, Sarnat H. Microabrasion of teeth with discoloration esthetics in a patient with amelogenesis imperfecta. Int J Peri-
resembling hypomaturation enamel defects: four-year follow- odont Restor Dent 1997;17(5):478-83.
up. J Clin Pediatr Dent 2000;25(1):29-34. Pourghadiri M, Longurst P, Watson TF. A new technique for the
Bouvier D, Duprez JP, Morrier JJ, et al. Strategies for rehabilita- controlled removal of mottled enamel: measurement of enamel
tion in the treatment of dentinogenesis imperfecta in a child: a loss. Brit Dent J 1998;5:239-41.
clinical report. J Prosthet Dent 1996;75(3):238-41. Rosenblum SH. Restorative and orthodontic treatment of an ado-
Cameron A, Widmer R. Dental anomalies. In: Handbook of pedi- lescent with amelogenesis imperfecta. Pediatr Dent 1999;21(4):
atric dentistry. Philadelphia: Mosby-Wolfe; 1997:179-220. 289-92.
Chan KH, Ho EH, Botelho MG, Pow EH. Rehabilitation of ame- Sapir S, Shapira J. Dentinogenesis imperfecta: an early treatment
logenesis imperfecta using a reorganized approach: a case strategy. Pediatr Dent 2001;23(3):232-7.
report. Quintessence Int 2011 May;42(5):385-91. Segura A, Donly KJ, Wefel JS. The effects of microabrasion on
Croll TP. Esthetic correction for teeth with fluorosis and fluorosis- demineralisation. Inhibition of enamel surfaces. Quintessence
like enamel dysmineralisation. J Esthet Dent 1998;10(1):21-9. Int 1997;28:463-6.
Croll TP, Sasa IS. Carbamide peroxide bleaching of teeth with Tong LSM, Pang MKM, et al. The effects of etching, microabrasion
dentinogenesis imperfecta discoloration: report of a case. Quin- and bleaching on surface enamel. J Dent Res 1993;1:67-71.
tessence Int 1995;26(10):683-6. Venezie RD, Vadiakas G, Christensen JR, Wright JT. Enamel pre-
Darendeililer-Kaba A, Marechaux SC. Hereditary dentinogenesis treatment with sodium hypochlorite to enhance bonding in
imperfecta: a treatment program using an overdenture. ASDC J hypocalcified amelogenesis imperfecta: case report and SEM
Dent Child 1992;59(4):273-6. analysis. Pediatr Dent 1994;16(6):433-6.
De Coster P. Dentin disorders : Anomalies of dentin formation and Weerheijm KL, Groen HJ, Beentjes VEVM. Prevalence in 11-year-old
structure. Endod Topics 2012, in press. Dutch children of cheese molars. Eur J Peadiatric Dent 2000;3:139.
Eerikainen E. Prosthetic treatment of dentinogenesis imperfecta: Weerheijm KL, Jälevik B, Alaluusua S, Molar-incisor hypomine-
a case report. J Oral Rehabil 1981;8(2):97-102. ralisation. Caries Res 2001;35:390-1.
Elfrink M, Schuller A, Weerheijm K, Veerkamp J. Hypominerali- Williams WP, Becker LH. Amelogenesis imperfecta: functional
zed second primary molars: Prevalence data in Dutch 5-year- and esthetic restoration of a severely compromised dentition.
olds. Caries Res 2008;42:282-5. Quintessence Int 2000;31(6):397-403.
Cariësrisico
C. van Loveren, J.S.J. Veerkamp

30
Inleiding dat de ouder het kind goed heeft voorbereid op het be-
zoek, zodat hij snel ter zake kan komen. Dit alles maakt
Preventie heeft het kindergebit veel goed gedaan, 50% de zorg zeker interessanter, maar veroorzaakt ook extra
van de vijfjarige Nederlandse kinderen is klinisch ca- tijdsdruk. Tijdsdruk zal ertoe leiden dat behandelingen
riësvrij. Maar de andere 50% van de peuters heeft ge- zo efficiënt mogelijk moeten worden uitgevoerd. Om de
middeld acht caviteiten en bovendien is slechts 25% van doelmatigheid te verhogen is een betrouwbare selectie
deze caviteiten gerestaureerd (Schuller et al., 2011). In de van riscokinderen noodzakelijk (Fiset et al., 1989).
– nog resterende – centra voor jeugdtandheelkunde zijn
de cijfers niet veel beter, alleen is het aantal gerestau- Zonder nog in te gaan op het individueel identificeren
reerde elementen soms hoger (Kalsbeek en Poorterman, van patiënten met een verhoogd cariësrisico zijn op
1999). De gegevens suggereren dat de mondzorgverle- voorhand de volgende risicogroepen te benoemen:
ners mogelijk tegen de zorg voor jeugdigen opzien. 1 peuters en kleuters met veel cariës;
Juist daarom kan inzicht in het cariësrisico aanleiding 2 onbehandelbare/bange kinderen;
zijn om extra effectieve preventieve maatregelen te ne- 3 kinderen met een (verstandelijke) beperking;
men. 4 medisch gecompromitteerde kinderen.

Een gebrekkige conditie van het (melk)gebit heeft con- Cariës is een goede voorspeller van nieuw tandbederf
sequenties in het heden en voor de toekomst. Actueel (Weerheijm et al., 1999). Er bestaat een verband tussen
zijn pijnklachten en ongemak bij eten en kauwen. Voor cariës en angst voor de mondzorgverlener (Milgrom et
de toekomst bestaan de problemen uit verlies of ontste- al., 1995). De belangrijkste oorzaak van angst voor de
kingen van (melk)elementen. De conditie van het gebit mondzorgverlener is het werk van de mondzorgverlener
zegt iets over de toekomst ervan. Tandbederf voorspelt zelf; of een kind te jong is om een tandheelkundige be-
tandbederf (Powell, 1998). Dat betekent dat we op basis handeling te overzien, psychische problemen of een
van de conditie van het melkgebit van een vijfjarig kind verstandelijke beperking heeft, doet weinig ter zake.
een uitspraak kunnen doen over de toekomstige dentale Het resultaat van uitgevoerde curatieve zorg is een gro-
situatie, tenzij we erin slagen het tij te keren. Is een kind tere kans op angst en de bijbehorende slechte behan-
nog zo jong dat er nog geen tandbederf is, dan voorspelt delbaarheid en vermijding van de mondzorgverlener.
de hoeveelheid tandplaque wat de toestand van het ge- Daardoor heeft deze groep weer meer kans op nieuwe
bit in de nabije toekomst zal zijn (Powell, 1998). Een gebitsproblemen en daarmee is de cirkel in feite al rond
systematische aanpak van de preventie zou ingezet (Locker et al., 1996).
kunnen worden om het cariëstij te keren. Tot nu toe is
niet aangetoond dat het cariësrisico verandert door al- Het is zaak zo vroeg mogelijk vast te stellen of een kind
leen bestaande caviteiten te restaureren. in een van de vier genoemde groepen dreigt te vallen en
zo vroeg mogelijk bijbehorende preventieve maatrege-
Aan mondzorgverleners worden steeds hogere eisen ge- len te nemen, zoals:
steld. Patiënten worden mondiger en de mondzorgver- 1 vroege diagnostiek;
lener is genoodzaakt steeds meer van zijn behandelin- 2 meer aandacht (instructie, voorlichting) aan ouder en
gen toe te lichten, uit te leggen of soms zelfs te verde- kind;
digen tegenover ouders. Ouders willen graag een 3 professionele preventie (polijsten, applicaties);
mondzorgverlener voor hun kinderen die vriendelijk en 4 restauratieve zorg waar nodig.
geduldig is en de tijd neemt. Men eist van de mond-
zorgverlener deskundigheid en een motivatie waarom Voor alle vier de groepen geldt het grote belang van
gehandeld moet worden. vroegtijdige professionele aandacht; hoe eerder het kind
Aan de andere kant verwacht een mondzorgverlener te maken krijgt met een tandheelkundig team, des te

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_2, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
26 Kindertandheelkunde deel 2

sneller kan cariës in een vroeg stadium gesignaleerd de patiënt voldoende voorgelicht is om toestemming
worden en kan progressie worden voorkomen. Zo kan voor behandeling te kunnen geven’ (Raadgevend Co-
worden voorkomen dat een kind in een risicogroep be- mité, 2000).
landt (groep 2, angst), kan worden gezorgd dat het kind Vertaald naar preventie zou de mondzorgverlener
er na begeleiding weer uitkomt (groep 1, kleuters met vragen moeten kunnen beantwoorden als: ‘hoeveel
cariës), of kan het kind zo goed mogelijk worden bege- gaatjes krijgt mijn kind?’, of ‘hoeveel gaatjes voorkomt
leid (groep 3 en 4, gehandicapten en medisch gecom- u?’, of ‘hoeveel kost die preventie eigenlijk per gaatje?’

30 promitteerde kinderen). Uit onderzoek blijkt dat de klinische blik van mond-
zorgverleners nogal varieert. Bij de ene mondzorgverle-
ner heeft een kind driemaal zo veel kans als cariësactief
30.1 Het individuele cariësrisico te worden aangemerkt als bij een collega (Isokongas et
al., 1993; Alanen et al., 1994). Dat is voor een patiënt
Of cariës op individueel niveau te voorspellen is, is een moeilijk te begrijpen, zeker als hij ten onrechte is aan-
vraag die al werd gesteld door Miller en Black in hun gemerkt als niet-cariësactief.
respectievelijke publicaties (Miller, 1890; Black, 1899).
Beide auteurs filosofeerden vooral over het onderwerp 30.1.2 selectie van cariësgevoelige
en bleken veel waarde te hechten aan de kwaliteit van de kinderen
tanden, die volgens hen mede afhankelijk was van een
goede kauwfunctie. Dit alles onder het motto ‘rust (niet) Welke selectiemethode ook gebruikt wordt, er zullen
roest (niet)’. Opvallend is dat zij weinig of geen aandacht missers zijn, individuen die ten onrechte niet geselec-
besteedden aan de factoren die logischerwijs zouden teerd worden (een fout-negatieve selectie) en individuen
voortvloeien uit de door Miller beschreven chemopara- die ten onrechte wel geselecteerd worden (een fout-po-
sitaire theorie (Miller, 1890). Black verwoordt dit, nadat sitieve selectie). Om te beoordelen of een selectieme-
hij eerst de loftrompet heeft gestoken over het werk van thode bruikbaar is, moet men zich realiseren welke
Miller, met de conclusie: ‘there is not the slightest missers en in welke mate deze missers zich mogen
probability that these facts will be modified by future voordoen. Als men bijvoorbeeld selecteert om al dan niet
studies or demonstrations. But in all this we fail to find een preventieve maatregel toe te passen, is het gemak-
an answer to the questions of immunity and suscepti- kelijk over een fout-positieve selectie heen te stappen,
bility of the teeth of individuals to caries.’ omdat de maatregel immers geen schade doet aan het
Na deze pioniers hebben vele anderen hun tanden individu. Fout-negatieve missers daarentegen – een in-
stukgebeten op dit onderwerp. Dit laatste blijkt als men dividu wordt preventie onthouden – zal men zwaar
de proceedings bestudeert van een internationaal sym- willen laten wegen, ook al leidt dit niet meteen tot
posium (‘Methods of caries prediction’) dat in 1977 ge- schade. Selecteert men om te besluiten tot een invasieve
organiseerd werd (Bibby en Shern, 1978). De conclusie maatregel, dan zal de waardering voor fout-negatieve en
van dit symposium kan kort en krachtig worden sa- fout-positieve missers waarschijnlijk andersom uitpak-
mengevat: er was geen methode bruikbaar om cariës te ken. Missers zijn echter niet alleen een probleem voor de
voorspellen. gezondheid van het individu, ook de kosten van behan-
deling worden opgedreven door fout-positieve selectie.
30.1.1 de noodzaak om cariës te voorspellen Dit alles moet tegen elkaar worden afgewogen.

In 1977 was de vraag of cariës te voorspellen is misschien In de praktijk verlaat de mondzorgverlener zich vaak op
nog een academische. Immers, de cariësprevalentie en zijn klinische blik bij het besluit een preventieve be-
-experience in de jaren zestig en in het begin van de handeling uit te voeren. Wat is deze klinische blik waard
jaren zeventig waren zo hoog dat het voorspellen van als het gaat om de inschatting of een kind cariës zal
cariës eigenlijk heel gemakkelijk was: het was altijd krijgen? Uit onderzoek blijkt dat het vermogen van
prijs. Sindsdien is de cariësprevalentie drastisch afge- mondzorgverleners om op basis van de klinische blik te
nomen (Poorterman en Schuller, 2003). Dit maakt het voorspellen of kinderen van vijf tot zestien jaar het vol-
voorspellen van cariës een actueel onderwerp. Als risi- gend jaar caviteiten zullen ontwikkelen, nogal verschilt
co’s of risicopatiënten immers geı̈dentificeerd zouden (Isokongas et al., 1993; Alanen et al., 1994). De ene
kunnen worden, zou een efficiëntere, gerichtere pre- mondzorgverlener (mondzorgverlener A) heeft een sen-
ventie mogelijk zijn, en is er minder overbehandeling. sitiviteit van 79% en een specificiteit van 75%, terwijl een
De maatschappelijke kritiek op de medische beroeps- ander (mondzorgverlener B) een sensitiviteit van 35%
groep neemt echter ook toe. Patiënten (en hun ouders) heeft en een specificiteit van 93%. Deze sensitiviteit be-
hebben zich ontwikkeld tot mondige consumenten die tekent dat mondzorgverlener A met zijn klinische blik
kwaliteit eisen voor hun geld. Van de mondzorgverlener 79% van de kinderen die cariës zullen krijgen selecteert,
wordt geacht ‘voldoende informatie te verstrekken ge- en mondzorgverlener B 35%. De specificiteit betekent
baseerd op actuele wetenschappelijke informatie, zodat dat mondzorgverlener A 75% van de kinderen selecteert
Cariësrisico 27

die cariësvrij blijven en mondzorgverlener B 93%. Een spellingen en het aantal juist-negatieve voorspellingen
voorbeeld: zowel mondzorgverlener A als mondzorg- bij elkaar op te tellen en te delen door het totale aantal
verlener B heeft honderd zevenjarige kinderen in de voorspellingen. Dit percentage is de crude hit rate. De
praktijk die gevestigd is in een gegoede buurt. Ongeveer crude hit rate is afhankelijk van de prevalentie van de
25% van deze kinderen heeft op zijn negende jaar cariës. ziekte. Terug naar het voorbeeld van de lokale fluori-
De mondzorgverleners besluiten alle kinderen met een deapplicatie. Stel dat ieder kind een fluorideapplicatie
lokale fluorideapplicatie te behandelen. Zij voeren dan ontvangt en alle kinderen zouden anders cariës krijgen,
ieder 100 6 2 (per jaar) 6 2 (gedurende twee jaar) = 400 dan is de crude hit rate van de beslissing (de selectie van
applicaties uit om bij 25 kinderen een deel van de cariës kinderen) 100%; elk kind krijgt terecht de applicatie.
te voorkomen. Idealiter zou u alleen die 25 kinderen Deed men hetzelfde in een populatie waar niemand ca-
willen appliceren, hetgeen honderd in plaats van vier- riës zou krijgen dan is de crude hit rate 0%; geen goede
honderd applicaties zou betekenen. In een poging dit te behandelbeslissingen. De crude hit rate van altijd ap-
bereiken, selecteren mondzorgverlener A en B de kin- pliceren is gelijk aan het percentage personen in de po-
deren van wie zij denken dat ze cariës zullen krijgen pulatie dat cariës zou ontwikkelen. Dit percentage
(tabel 30.1). Mondzorgverlener A zal 39 kinderen selec- wordt hierna de prevalentie genoemd. Als men nooit
teren en bij hen 156 (= 39 (aantal kinderen) 6 2 (per jaar) zou appliceren, geldt het verhaal andersom. Bij een
6 2 (gedurende twee jaar)) applicaties uitvoeren. Zijn prevalentie van 0% is de crude hit rate 100% (100% te-
winst is 400 – 156 = 244 applicaties, maar 5 van de 25 recht-negatieve beslissingen) en bij een prevalentie van
kinderen die cariës zullen krijgen, ontvangen ten on- 100% is de crude hit rate 0%. Figuur 30.1a geeft dit gra-
rechte geen applicatie. Mondzorgverlener B zal slechts fisch weer. De goede beslissing is de beslissing met de
14 kinderen selecteren en bij hen 56 (= 14 (aantal kinde- hoogste crude hit rate, dus bij een prevalentie van < 50%
ren) 6 2 (per jaar) 6 2 (gedurende twee jaar)) applicaties nooit appliceren en bij een prevalentie van > 50% altijd
uitvoeren. In de praktijk van mondzorgverlener B wor- appliceren. We kunnen ook de crude hit rate voor
den echter 16 kinderen ten onrechte niet geappliceerd. mondzorgverleners A en B uitrekenen met behulp van
de matrix van tabel 30.1, waarbij in de onderste rij de
Wie is de beste mondzorgverlener: mondzorgverlener A populatie wordt ingevuld waar de mondzorgverleners
of mondzorgverlener B? werken. De formule voor de crude hit rate is ((prevalen-
Om deze vraag te beantwoorden zult u antwoord moe- tie 6 sensitiviteit) 6 (1 – prevalentie) 6 specificiteit)/
ten geven op een aantal vragen. Waarom wilde u eigenlijk grootte (n) van de populatie ((prevalentie 6 sensitiviteit)
selecteren? Hoe erg vindt u het dat kinderen een preven- = het aantal terecht-positieve voorspellingen en (1 –
tieve behandeling te veel krijgen of wordt onthouden? prevalentie) 6 specificiteit) is het aantal terecht-nega-
Hoe erg vinden ouders het dat hun kind een preventieve tieve voorspellingen). In figuur 30.1b zijn de crude hit
behandeling te veel krijgt of wordt onthouden? rates van mondzorgverleners A en B ingetekend. Uit dit
In de volgende twee paragrafen worden twee parame- figuur is een aantal conclusies te trekken. Tot een pre-
ters (crude hit rate en verwachte utiliteiten) besproken valentie van 18% voor mondzorgverlener B en 22% voor
om mondzorgverlener A en B te vergelijken. Maar eerst mondzorgverlener A is de crude hit rate het hoogst als
nog een gewetensvraag: lijkt u op mondzorgverlener A zij nooit appliceren en vanaf een prevalentie van 58%
of op mondzorgverlener B? (mondzorgverlener B) respectievelijk 78% (mondzorg-
verlener A) is de crude hit rate het hoogst als zij altijd
Crude hit rate appliceren. Bij de tussenliggende prevalenties moeten
Een manier om te beoordelen hoe goed een voorspelling zij hun eigen oordeel volgen. Bij een cariësprevalentie
is, is te kijken naar het percentage goede voorspellingen. boven de 28% neemt mondzorgverlener A de beste be-
Dit is te berekenen door het aantal juist-positieve voor- slissingen, daarna mondzorgverlener B.

Tabel 30.1 Overzicht van het aantal kinderen dat door mondzorgverlener A en mondzorgverlener B wordt
geselecteerd op basis van hun klinische blik. De klinische blik van mondzorgverlener A heeft een
sensitiviteit van 79% en een specificiteit van 75%. Voor de klinische blik van mondzorgverlener B zijn
deze waarden respectievelijk 35% en 93%.

kind ontwikkelt caviteiten kind ontwikkelt caviteiten

ja nee totaal ja nee totaal

mondzorgverlener A ja 20 19 39 mondzorgverlener B ja 9 5 14
voorspelt cariës voorspelt cariës

nee 5 56 61 nee 16 70 86

25 75 100 25 75 100
28 Kindertandheelkunde deel 2

100

90

80

70
crude hit rate

60

50

30 40

30
altijd appliceren

nooit appliceren

20

10

0
0 20 40 60 80 100
j
30:1a
cariësprevalentie

Figuur 30.1a De crude hit rates van altijd en van nooit appliceren bij alle mogelijke prevalenties van cariës.

100
90

80
70
crude hit rate

60
altijd appliceren
50
nooit appliceren
40
mondzorgverlener A
30
20 mondzorgverlener B

10

0
0 20 40 60 80 100
j
30:1b cariësprevalentie

Figuur 30.1b De crude hit rates van mondzorgverleners A en B in vergelijking met altijd en nooit appliceren bij alle mogelijke
prevalenties van cariës.

Utiliteiten waarden zijn voorbeelden. Men kan ook andere waarden


Een tekortkoming van het voorgaande model is dat elke toekennen, afhankelijk van hoe men gezondheid in re-
goede beslissing – dus de terecht-positieve en de terecht- latie tot behandeling waardeert. Het moge duidelijk
negatieve – even zwaar weegt en dat elke foute beslis- zijn dat niet iedere mondzorgverlener dezelfde waarden
sing niet gewogen wordt. Zo’n weging van een gezond- zal toekennen, dat patiënten ook onderling verschillen
heidsuitkomst heet een utiliteit. In het hiervoor be- en weer verschillen van de waarden van de zorgverleners
schreven voorbeeld zou men kunnen stellen dat een en dat financiers mogelijk weer anders denken.
terecht-positieve beslissing (TP) meer waarde heeft dan Als men utiliteiten heeft toegekend aan de mogelijke
een terecht-negatieve beslissing (TN) en dat foutieve uitkomsten van een beslissing kan de verwachte utiliteit
beslissingen minder waarde hebben, maar dat een fout- van de beslissing worden uitgerekend. De beslissing
positieve beslissing (overbehandeling; FP) minder erg is met de hoogst verwachte utiliteit is de beste beslissing.
dan een fout-negatieve beslissing (onderbehandeling; De formule voor de verwachte utiliteit luidt:
FN). Zo zou men aan een terecht-positieve beslissing 2
utiliteitspunten (utiliteitTP = 2) kunnen toekennen, aan
prevalentie 6 (sensitiviteit 6 utiliteitTP + (1 – sensitivi-
een terecht-negatieve beslissing 1 (utiliteitTN = 1), aan
teit) 6 utiliteitFN) + (1 – prevalentie) 6 (specificiteit 6
een fout-positieve beslissing (overbehandeling) –1 (uti-
utiliteitTN + (1 – specificiteit) 6 utiliteitFP
liteitFP= –1) en aan een fout-negatieve beslissing (onder-
behandeling) –2 utiliteitspunten (utiliteitFN = –2). Deze
Cariësrisico 29








WFSXBDIUFVUJMJUFJU

BMUJKEBQQMJDFSFO

 OPPJUBQQMJDFSFO
      NPOE[PSHWFSMFOFS"

NPOE[PSHWFSMFOFS#





j
30:2
DBSJÌTQSFWBMFOUJF

Figuur 30.2 De verwachte utiliteiten van mondzorgverleners A en B in vergelijking met altijd en nooit appliceren bij alle mogelijke
prevalenties van cariës.

De sensitiviteit en specificiteit van de vier behandelop- kans op meer dan twee gaatjes enzovoort. Voor de een-
ties – altijd appliceren, nooit appliceren, mondzorgver- voud wordt aan deze verschillen voorbijgegaan, ervan
lener A en mondzorgverlener B – en de voorgestelde uitgaande dat de onderzoekers het beste van hun voor-
utiliteiten van de beslissingsuitkomsten kunnen voor spellende methode hebben gepubliceerd (tabel 30.2).
alle mogelijke prevalenties van cariës worden ingevuld.
De uitkomsten van deze berekeningen worden weerge- 30.1.4 klinische blik
geven in figuur 30.2. Het is duidelijk dat de ligging van
de lijnen en de prevalenties waarbij zij elkaar snijden In voorgaande voorbeelden (figuur 30.1 en 30.2) is uit-
afwijkt van de berekening van de crude hit rate. Nu kan gegaan van de klinische blik. In de onderzoeken hier-
geconcludeerd worden dat voor de keuze altijd versus naar bleek dat het voorspellen moeilijker is bij cariës-
nooit appliceren het omslagpunt bij een prevalentie van vrije kinderen, in de leeftijdsklasse van vijf tot zestien
35% in plaats van een prevalentie van 50% ligt. Voor jaar losstaat van de leeftijd van het kind en slechts in
mondzorgverlener A geldt bij een cariësprevalentie on- geringe mate beter gebeurt als de mondzorgverlener het
der 18% nooit appliceren, tussen de 18% en 65% zijn
oordeel volgen en boven de 65% altijd appliceren. Voor
Tabel 30.2 Kenmerken van de verschillende
mondzorgverlener B geldt bij een cariësprevalentie on-
voorspellers.
der 10% nooit appliceren, tussen de 10% en 42% zijn
oordeel volgen en boven de 42% altijd appliceren. Onder voorspeller sensitiviteit specificiteit

de 18% neemt mondzorgverlener B de beste beslissingen, klinische blik mondzorgverlener A 79 75


daarboven mondzorgverlener A.
klinische blik mondzorgverlener B 35 93
In de hiervoor beschreven voorbeelden is steeds ge-
sproken over cariësprevalentie. Voor de individuele DMF-S-getal 55 70
patiënt mag men hier de cariësprevalentie nemen van de
melkgebit 86 39
populatie waartoe de patiënt behoort of de (onbekende)
voorafkans dat iemand cariës ontwikkelt. SMONOP * 81 57

speekselvloed 54 49
30.1.3 vergelijking met
cariësactiviteitstests buffercapaciteit 57 61

S. mutans 55 70
Een probleem bij de vergelijking van methoden om ca-
lactobacillen 60 63
riës te voorspellen is dat alle onderzoeken anders van
opzet zijn. Er werden andere leeftijdsgroepen bestu- ‘Russell’ 71 74
deerd, soms werd alleen aan de status praesens getoetst,
‘Billings’ 84 73
terwijl in andere onderzoeken echte voorspellingen
werden geëvalueerd, die overigens ook weer verschilden: ‘Stewart’ 64 86
de kans op cariës, de kans op meer dan één gaatje, de
* SMONOP: selection method on the need of prevention
30 Kindertandheelkunde deel 2

kind al langer dan twee jaar behandelde of wanneer hij op het vijftiende jaar. Om deze toestand aan te geven als
het kind bij de voorspelling voor het eerst zag. een kind 7,5 of 9,5 jaar oud is, is de beste voorspeller de
De klinische blik wordt gevormd door onder andere combinatie van het aantal gave melkmolaren en het
het DMF/DMF-getal, de mondhygiëne, de ervaren inte- aantal niet-gecaviteerde en gecaviteerde cariëslaesies in
resse van de patiënt, zijn leeftijd, en de omgeving van de de putten en fissuren en op de buccale en linguale vlak-
patiënt. Vanobbergen et al. (2001) vonden echter geen ken van de eerste blijvende molaren. Als een kind 11,5
verschil in de voorspellende waarde van enerzijds het jaar oud is, telt het aantal gave melkmolaren niet meer

30 DMF-getal en anderzijds het DMF-getal gecombineerd


met de plaquescore, woonomgeving, beweerd poetsge-
drag, fluoridegebruik en snoepgedrag om bij zevenja-
mee. Hoe zwaar elke variabele meetelt, verschilt na-
tuurlijk met de leeftijd en is zorgvuldig uitgerekend op
basis van epidemiologische gegevens die in de jaren
rige kinderen te voorspellen of er zich twee nieuwe ca- tachtig van de vorige eeuw zijn verzameld in Culem-
viteiten zouden ontwikkelen tot het tiende jaar. borg. Uiteindelijk zijn de variabelen in een regressie-
formule samengebracht. In het model kan het belang
30.1.5 dmf- /dmf-getal dat men hecht aan onder- en overbehandeling (utilitei-
ten) worden aangeven. Het is eenvoudig om met het
Voor het DMF-S-getal worden sensitiviteits- en specifi- model te werken, omdat alle formules in een computer-
citeitswaarden van circa 55% en 70% gerapporteerd: 55% programma zijn samengebracht. De mondzorgverlener
van de cariësactieve en 70% van de niet-cariësactieve kiest de drempelwaarde voor het aantal te verwachten
kinderen wordt geselecteerd. Een voorspelling op basis caviteiten waarboven hij preventie nodig acht (figuur
van het melkgebit (cariësvrij melkgebit versus een 30.3a: ‘cariësactiviteitsniveau’). In ditzelfde scherm geeft
melkgebit met cariës) kent een sensitiviteit en specifici- hij aan hoeveel hij onderbehandeling zwaarder vindt
teit van respectievelijk 86% en 39% om aan te geven dat wegen dan overbehandeling (‘weegfactor onderbehan-
zevenjarige kinderen op hun negende jaar cariës in het deling’) en klikt vervolgens op OK, waarna een volgend
blijvende gebit zullen hebben (Ter Pelkwijk et al., 1990). scherm verschijnt (figuur 30.3b en c). Op dit scherm vult
Van Palenstein Helderman et al. (2002) ontwikkelden hij de gegevens van het kind in. Achter ‘advies’ ver-
een predictiemodel (SMONOP: selection method on the schijnt of het kind preventie nodig heeft of niet. De
need of prevention) met als uitkomst de gebitstoestand sensitiviteit van SMONOP om op 7,5-jarige leeftijd te

j
30:3a
Cariësrisico 31

j
30:3b

j
30:3c

Figuur 30.3 Schermen van SMONOP.


a De ‘Instellingen’ die de gebruiker kan instellen: de onder-/overbehandelingsratio (‘de weegfactor onderbehandeling’) en de drempel-
waarde voor het aantal te verwachten caviteiten waarboven hij preventie nodig acht (‘cariësactiviteitsniveau’).
b en c Schermen waar de mondzorgverlener de leeftijd, het aantal gave melkmolaren, het aantal aangetaste fissuren en het aantal vrije
gladde vlakken in de eerste blijvende molaren invult. Achter ‘advies’ verschijnt automatisch of het kind preventie nodig heeft.
32 Kindertandheelkunde deel 2

voorspellen of een kind twee jaar later caviteiten heeft, is cariësactiviteit (vier nieuwe caviteiten in twee jaar) te
81%; de sensitiviteit is 57%. Een beperking van voorspellen slechts 12% en was de specificiteit 88%.
SMONOP is dat het alleen geldt voor het blijvende ge- Wanneer de kinderen uit de twee categorieën met de
bit, terwijl er al grote problemen op de peuter- en kleu- minste buffercapaciteit werden vergeleken met de kin-
terleeftijd te vinden zijn. deren uit de hoogste categorie, was de sensitiviteit 46%
en de specificiteit 56% (Pienihäkinnen et al., 1987). Werd
30.1.6 speekselvloed de test gebruikt om gedurende een jaar na het onder-

30 De gedachte achter deze test is dat het speeksel de ini-


tiële concentratie van suikers in de mond verlaagt en de
zoek cariësactieven van niet-actieven te onderscheiden,
dan was de sensitiviteit 57% en de specificiteit 61%
wanneer kinderen met de laagste buffercapaciteit wer-
mond schoonspoelt van suikers en gevormde zuren. den vergeleken met de rest (Sullivan en Schröder, 1989).
Zuren zullen ook gebufferd worden. De secretiesnelheid
van gestimuleerd speeksel is eenvoudig te meten. U laat 30.1.8 microflora van het speeksel
de patiënt op een paraffineblokje of een elastiekje kau-
wen en gedurende vijf minuten al het speeksel in een In veel onderzoek is een positieve relatie aangetoond
potje met een maatverdeling spugen. U kunt dan de tussen de aanwezigheid van mutans-streptokokken en
speekselsecretiesnelheid berekenen in ml per minuut. Is lactobacillen en de hoeveelheid cariës. Er zijn twee een-
de secretiesnelheid zeer laag (minder dan 0,3 ml per voudige testsystemen om deze bacteriën te tellen, te
minuut), dan is er sprake van droge mond of hyposialie weten Dentocult SM en Dentocult LB. Strips voorzien
en is het risico op cariës beslist verhoogd. Bij een nor- van een selectieve voedingsbodem worden met speeksel
maal gestimuleerde speekselvloed, die kan variëren van bevochtigd en vervolgens twee à drie dagen geı̈ncubeerd
0,5 tot 7 ml per minuut (Afonsky, 1961; Klock en Krasse, bij 37 8C. Vervolgens wordt het aantal bacteriën globaal
1977) is de voorspellende waarde voor cariësactiviteit geteld door vergelijking met standaardstrips.
echter slechts gering (Klock en Krasse, 1979). Sullivan en Er is veel onderzoek gepubliceerd over de voorspel-
Schröder (1989) toonden een sensitiviteit aan van 54% en lende waarde van deze systemen. De sensitiviteit van de
een specificiteit van 49% als een gestimuleerde speek- mutans-streptokokkentelling varieert van 16% tot 55%
selvloed van < 0,7 ml per minuut als risicofactor werd en de specificiteit van 70% tot 100%. Voor de lactobacil-
beschouwd. De geringe voorspellende waarde van deze lentelling variëren de waarden van de sensitiviteit en
test zal mede veroorzaakt worden door het feit dat de specificiteit respectievelijk van 30% tot 60% en van 63%
mond meestal niet wordt schoongespoeld door deze tot 96%. De variatie wordt mede veroorzaakt door de
maximaal gestimuleerde speekselstroom, maar door een grenswaarde van het aantal micro-organismen die men
veel minder gestimuleerde of zelfs rustspeekselvloed. aanhield en van de hoeveelheid cariës die men wilde
voorspellen. Deze variatie in waarden maakt het moei-
30.1.7 buffercapaciteit van het speeksel lijk een exact eindoordeel te geven. Globaal kan worden
gesteld dat deze voorspellers niet beter zijn dan het
Een zuurstoot kan onderbroken worden door de neu- DMF/DMF-getal en daar ook niets aan toevoegen.
traliserende werking van een verhoogde speekselvloed.
Wanneer de speekselstimulatie echter ophoudt, kan de 30.1.9 combinaties
pH opnieuw dalen. Hiermee is aangetoond dat het
speeksel niet alle suiker uit de tandplaque wegspoelt. Cariës is multicausaal. De tests zouden dan ook gecom-
Het pH-verhogende effect moet vooral worden toege- bineerd moeten worden, maar dat leidt niet tot een beter
schreven aan de bufferende werking van het speeksel resultaat. Er worden waarden van 71% voor de sensitivi-
(Jenkins et al., 1982; Lamberts et al., 1983; Tavss en teit en van 74% voor de specificiteit gerapporteerd (Rus-
Eigen, 1986). De buffercapaciteit van speeksel varieert sell et al., 1991). Billings et al. (1994) wisten een sensiti-
tussen gezonde personen met een factor 2. De bufferca- viteit van 84% en een specificiteit van 73% te behalen
paciteit kan eenvoudig worden vastgesteld met behulp door de volgende voorspellers te combineren: mutans-
van de dentobuff-test. Hierbij wordt een druppeltje streptokokken- en lactobacillenaantallen, calcium-, fos-
speeksel op een pH-indicator gepipetteerd, waaraan faat- en fluoridegehalte in het speeksel, plaqueaccumu-
zuur is toegevoegd. De eind-pH is af te lezen aan de latie en vroeger fluoridegebruik. Een aantal van deze
kleur die de pH-indicator aanneemt. Op deze manier metingen kan echter niet in de algemene tandheelkun-
kan de buffercapaciteit in drie categorieën worden in- dige praktijk worden uitgevoerd. Stewart en Stamm
gedeeld. (1991) onderzochten 32 factoren in een multivariate
In enkele onderzoeken worden de sensitiviteit en analyse. Uiteindelijk vonden zij een maximale sensiti-
specificiteit van dit systeem beschreven. Wanneer kin- viteit van 64% en een specificiteit van 86%. Een opval-
deren van wie het speeksel in de minst bufferende cate- lende uitkomst van dit onderzoek was dat de meeste van
gorie werd ingedeeld, werden vergeleken met kinderen de eerdergenoemde voorspellers geen enkele bijdrage
met beter bufferend speeksel, bleek de sensitiviteit om leverden aan het voorspellen van cariës. Wel waren be-
Cariësrisico 33

langrijk: de gebitstoestand, de vorm van de fissuren, de buffercapaciteit en het aantal mutans streptokokken in
leeftijd en de inschatting van de mondzorgverlener. het speeksel. Op basis hiervan berekent het programma
de kans dat iemand caviteiten-vrij blijft in de catego-
Figuur 30.4 laat de resultaten van de hiervoor beschre- rieën 0-20% (hoog risico), 21-40%, 41-60%, 61-80% en 81-
ven methoden zien in vergelijking met altijd appliceren, 100% (laag risico). De resultaten worden gepresenteerd
nooit appliceren, mondzorgverlener A en mondzorg- in een cirkeldiagram dat zeer illustratief kan zijn voor
verlener B. Geen enkele test doet het beter dan mond- de patiënten (figuur 30.5). In een klinisch onderzoek
zorgverlener A. Mondzorgverlener B zou er beter aan bleek deze indeling heel goed overeen te stemmen met
doen af te gaan op de resultaten van de testen, bijvoor- het gemiddelde oordeel van mondzorgverleners (Hänsel
beeld de toestand van het melk- of blijvende gebit. Zo- Petersson et al., 2002). Het programma bewijst daarmee
lang men niet weet of men lijkt op mondzorgverlener A zijn waarde, omdat de voorspelling niet meer afhanke-
of B, is het raadzaam zich door de gebitstoestand te lijk is van de individuele mondzorgverlener. Het aantal
laten leiden en voor de betreffende leeftijdsgroep een gegevens dat ingevoerd moet worden is echter groot en
model als SMONOP te gebruiken. niet eenvoudig te verkrijgen. Sommige onderzoekers
gebruiken het model zonder de speekselmetingen. Al-
hoewel weinig bekend is over de effectiviteit van deze
30.2 Pragmatische aanpakken ‘uitgeklede’ methode, blijft het cirkeldiagram illustra-
tief.
Het blijft in de praktijk onbevredigend dat de juistheid
van de prognose van het gebit afhangt van de indivi- 30.2.2 het nexømodel
duele mondzorgverlener. Daarom is er toch behoefte
aan enige systematiek voor het voorspellen van cariës bij Een ander praktijkvoorbeeld waarbij men gebruikmaakt
kinderen. In de literatuur worden verschillende prag- van risico-inschatting is het Nexømodel (www.nexo-
matische aanpakken beschreven. dent.dk). Het doel van dit model is het behouden van
een gezonde dentitie met zo min mogelijk kosten. Uit-
30.2.1 het cariogram gangspunten van dit model zijn: cariës is te voorkomen
door een adequate mondhygiëne met een fluoridetand-
Het Cariogram is een interactief computerprogramma pasta, de doorbraakperiode van de elementen is een be-
ontwikkeld door de Universiteiten van Göteburg en langrijke risicoperiode voor cariës, ouder en kind zijn
Malmö (www.mah.se/fakulteter-och-omraden/Odonto- verantwoordelijk voor de mondhygiëne. Om het doel te
logiska-fakulteten/Avdelning-och-kansli/Cariologi/Ca- bereiken begint de voorlichting aan ouder en kind zo
riogram/). Het programma combineert de volgende pa- vroeg mogelijk, krijgen ouders en kind intensieve trai-
tiëntgegevens: cariëservaring, cariësgerelateerde ziek- ning in goed plaque verwijderen en wordt het aantal
ten, suikergebruik (hoeveelheid en frequentie), mond- afspraken om adequate mondhygiëne te bewerkstelligen
hygiëne, fluoridegebruik, speekselsecretiesnelheid, geı̈ndividualiseerd. Een belangrijk onderdeel van de

 BMUJKEBQQMJDFSFO
OPPJUBQQMJDFSFO

NPOE[PSHWFSMFOFS"

 NPOE[PSHWFSMFOFS#
%.'4HFUBM
 ENGTHFUBM
4.0/01

      TQFFLTFMWMPFE

 CVGGFSDBQBDJUFJU
4NVUBOT
 MBDUPCBDJMMFO
3VTTFM

#JMMJOHT

 4UFXBSU

j
30:4

Figuur 30.4 De verwachte utiliteiten van mondzorgverleners A en B in vergelijking met andere methoden van cariëspredictie bij alle
mogelijke prevalenties van cariës.
34 Kindertandheelkunde deel 2

30

j
30:5a

j
30:5b
Cariësrisico 35

j
30:5c

Figuur 30.5 Uitslagen van het Cariogram. Het groene segment geeft de kans aan dat een patiënt cariësvrij blijft, de overige segmenten
geven de mate aan waarin de respectievelijke factoren bijdragen aan het risico.

mondhygiëne is bij doorbrekende elementen de tan- behoort de gebitsgezondheid in Nexø tot de beste ter
denborstel loodrecht op de kaak te plaatsen. wereld (zie figuur 30.6).
Een belangrijk onderdeel van de behandeling is de Een belangrijke bevinding van het Nexømodel is, dat
risicoanalyse om de individuele terugkomtermijn vast te de effectiviteit van preventie afhankelijk is van aan-
stellen. In de periode van doorbraak van de eerste en dacht: als vroegtijdig veel aandacht wordt besteed aan
tweede blijvende molaren worden hier vier criteria voor risicopatiënten en de juiste informatie wordt overge-
gebruikt: coöperatie van ouders en kind (onvoldoende/ dragen, zal dit uiteindelijk tot resultaat leiden.
voldoende), cariësprogressie ergens in de dentitie (ja/
nee), doorbraakstadium van de molaren (gedeeltelijk/
volledig) en cariësactiviteit van het occlusale vlak van de ENGTWBOKBSJHFO
doorbrekende molaar (activiteit/geen activiteit). Een 

ongunstig oordeel krijgt 2 punten, een gunstig oordeel 1


 
punt. Zo krijgt de patiënt minimaal 4 en maximaal 8
punten. Bij 8 punten krijgt de patiënt een vervolgaf- 

spraak na één maand, bij 7 punten na twee maanden, bij


 
6 punten na vier maanden, bij 5 punten na vier maan-
den en bij 4 punten na zes tot twaalf maanden. In de  /FYP

periode dat er geen doorbrekende molaren aanwezig


  %FOFNBSLFO
zijn worden alleen de criteria coöperatie en cariëspro-
gressie ergens in de dentitie gebruikt. Bij 4 punten is het 

interval dan één tot drie maanden, bij 3 punten vier tot
 
acht maanden en bij 2 punten acht maanden of meer.
Vanuit de tandheelkundige praktijk worden er ook 




















lessen gegeven op scholen. Met deze aanpak is in Nexø


een inhaalslag gemaakt in gebitsgezondheid en is de j
30:6
gebitsgezondheid veel beter dan in de rest van Dene-
marken (dat vergelijkbaar is met Nederland). Daarmee Figuur 30.6 Het cariësverloop bij vijfjarigen in Nexø en in de rest
van Denemarken sinds de start van het Nexøproject.
36 Kindertandheelkunde deel 2

30.2.3 het ivoren kruis cariësactiviteit en houden zich niet aan het Advies en
rode patiënten die cariësactiviteit vertonen maar zich
Het Ivoren Kruis stelt een ander model voor in zijn wel aan het Advies houden. Bij deze laatste categorie is
Advies Cariëspreventie (www.ivorenkruis.nl). Het on- aanvullend onderzoek naar cariësbevorderende factoren
derscheidt vier groepen patiënten. Groene patiënten, die noodzakelijk. De mondzorgverlener kan de patiënt
geen cariësactiviteit vertonen en een zelfzorggedrag duidelijk maken in welke categorie hij past en afspraken
hebben passend binnen het Advies Cariëspreventie, gele maken over het te volgen individuele preventieve beleid

30 patiënten, die geen cariësactiviteit vertonen maar zich


niet houden aan het Advies Cariëspreventie, waardoor er
een mogelijk cariësrisico is, oranje patiënten vertonen
om in een categorie van minder risico terecht te komen
(figuur 30.7).

j
30:7

Figuur 30.7 Indeling van patiënten in vier cariësrisicogroepen volgens het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis (bron: Ivoren Kruis,
2011)
Cariësrisico 37

30.3 Conclusie basis moeten plaatsvinden en bestaan uit beı̈nvloeding


van het gedrag en tandheelkundig preventieve maatre-
Er is behoefte aan een model om cariës te voorspellen, gelen.
opdat preventie doelmatiger kan worden ingezet. Uit
onderzoek blijkt dat het recentste cariësverleden de ac-
curaatste voorspeller is (Powell, 1998). Het recentste ca- 30.5 Casuı̈stiek
riësverleden speelt een grote rol als de mondzorgverle-
ner cariës voorspelt met zijn klinische blik. De klinische Midden jaren negentig werd Anja Brouwer (drie jaar)
blik van de ene mondzorgverlener verschilt echter nogal tandheelkundig behandeld onder intraveneuze anes-
van de klinische blik van de andere mondzorgverlener. thesie in een centrum voor bijzondere tandheelkunde.
Eenzelfde patiënt loopt daardoor de kans bij de ene Ze was te klein om een volledige tandheelkundige be-
mondzorgverlener wel een preventieve behandeling te handeling te kunnen overzien en er waren dermate veel
krijgen, terwijl deze behandeling hem door een andere elementen aangetast dat een eenmalige sanering aange-
mondzorgverlener wordt onthouden. Daarom is er be- wezen leek. De oorzaak van de aantastingen, een nach-
hoefte aan een objectieve test. Veel tests presteren echter telijk flesje vla, was gesignaleerd en adequaat behan-
slechter dan de klinische blik. Andere zijn zo kostbaar deld: de gewoonte was gestopt. Omdat haar kiezen bij
of ingewikkeld dat ze in de algemene praktijk niet elk zoetmoment pijn deden, snoepte Anja niet meer en
kunnen worden uitgevoerd. Het best maakt men ge- begon de cariës zich al aardig te stabiliseren. De kleur
bruik van de huidige gebitstoestand en bij de jongsten van de aantastingen varieerde van bruin tot zwart. On-
van de aanwezigheid van tandplaque. Het is belangrijk der anesthesie werden tien elementen gerestaureerd met
voor een systematische en pragmatische aanpak te kie- plastische materialen en kronen en werden er vier ver-
zen. Dit kan door gebruik te maken van het Cariogram, wijderd. Een maand na de behandeling volgde nog een
een praktijkmodel vergelijkbaar met het Nexømodel of consult ter evaluatie (figuur 30.8 en 30.9). Daarbij werd
het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis. gesproken over het poetsen (ging nu veel beter), over het
eten (geweldig, ze eet alles weer) en zelfs over het praten
(ze uit zich veel beter, we zien nu pas hoe stil ze was).
30.4 Samenvatting Anja werd weer naar haar eigen mondzorgverlener ver-
wezen.
Kinderen met een verhoogd risico op tandbederf zijn als Twee jaar later werd Anja opnieuw verwezen. In die
groep redelijk te identificeren op basis van hun medi- periode was de moeder niet erg regelmatig met Anja bij
sche/sociale anamnese. Het vaststellen van het indivi- de mondzorgverlener geweest. Bij een van die bezoeken
duele risico is aanzienlijk lastiger. De tandheelkundige kon de mondzorgverlener niets doen, omat Anja toen
status lijkt de beste voorspeller te zijn. Een instrument niet zo’n zin had. De gebitsstatus was inmiddels be-
dat de klinische blik kan verslaan, werkt pas bewezen treurenswaardig: bij negen restauraties bestond secun-
vanaf een leeftijd dat er al een zekere tandheelkundige daire cariës en vier melkmolaren waren niet meer te
historie is opgebouwd. Voorbeelden van pragmatisch behouden. Bij navraag bleek dat er in het voedings- en
omgaan met individuele cariëspredictie zijn het Cario- mondhygiënepatroon geen verandering had plaatsge-
gram, het Nexømodel, SMONOP en de risico-indeling vonden. Moeder was zo tevreden dat haar dochter weer
van het Ivoren Kruis. Bij hoog cariësrisico zal de be- goed at, dat er mogelijk minder extra aandacht voor de
handeling – evenals de diagnostiek – op individuele voeding was dan noodzakelijk was geweest. De opge-

j
30:8 j
30:9

Figuur 30.8 De omvang van de aantastingen valt vaak tegen. Figuur 30.9 Restauratie met plastische materialen en kronen.
Het esthetische nadeel van de kroon is ten dele gemaskeerd.
38 Kindertandheelkunde deel 2

luchte opmerking van moeder: ‘Het is geweldig, ze eet Klock B, Krasse B. Microbial and salivary conditions in 9-12 year-
alles weer’, had de mondzorgverlener aan het denken old children. Scand J Dent Res 1977;85:56-63.
moeten zetten. Ze eet alles weer, dus echt alles, ook Lamberts BL, Pederson ED, Shklair IL. Salivary pH-rise activities
zoetigheid in een hoge frequentie. in caries-free and caries-active naval recruits. Arch Oral Biol
1983;28:605-8.
Locker D, Shapiro D, Liddell A. Negative dental experiences and
Richtlijnen their relationship to dental anxiety. Com Dent Health 1996;13:

30 – Maak regelmatig een inschatting van het cariësrisico


van het kind.
86-92.
Milgrom P, Mancl L, King B, Weinstein P. Origins of childhood
dental fear. Beh Res Ther 1995;33(3):313-9.
– Bepaal steeds voor elke leeftijd een terugkom-interval. Miller WD. Microorganisms of the human mouth. Philadelphia:
– Begin zo vroeg mogelijk met preventieve maatrege- White Dental Co; 1890.
len. Murray P, Liddel A, Donohue J. A longitudinal study of the con-
tribution of dental experience to dental anxiety in children
between 9 and 12 years of age. J Behav Med 1989;12(3):309-21.
Literatuur NMT Afdeling Onderzoek en Informatievoorziening. Omnibus-
enquête 1997: tandheelkundige zorgverlening aan jonge kinde-
Afonsky D. Saliva and its relation to oral health. Birmingham: ren. Nieuwegein: NMT; 1997.
University of Alabama Press; 1961. Palenstein Helderman WH van, Hof MA van ’t, Bronkhorst E,
Alanen P, Hurskainen K, Isokangas P, Pietilä I, Levänen J, Saarni Loveren C van, Truin GJ. A selection method to indentify child-
U-M, et al. Clinician’s ability to identify caries risk subjects. ren in need of caries preventive intervention. J Dent Res 2001;
Comm Dent Oral Epidemiol 1994;22:86-9. (35):186-92.
Bibby BG, Shern RJ, editors. Methods of caries prediction. A spe- Pelkwijk A ter, Palenstein Helderman WH van, Dijk JWE van.
cial supplement to Microbiology Abstracts-Microbiology. Wash- Caries experience in the deciduous dentition as predictor for
ington: Information Retrieval; 1978. caries in the permanent dentition. Caries Res 1990;24:65-71.
Billings RJ, Proskin HM, Leverett DH, et al. Longitudinal assess- Pienihäkkinen K, Nemes J, Scheinin A, Banoczy J. Salavary buffe-
ment of risk of caries onset in children: results after 12 months. ring capacity and its relation to caries increment in children.
Caries Res 1994;28:181. Proc Finnish Dental Soc 1987;83:47-54.
Black GV. Susceptibility and immunity to dental caries. Dent Poorterman JHG, Schuller AA. Tandheelkundige verzorging
Cosmos 1899;41:826-36. Jeugdige Ziekenfondsverzekerden (TJZ). Een onderzoek naar
Davey GL. Dental phobias and anxieties: evidence for conditio- veranderingen in mondgezondheid en preventief gedrag. Tus-
ning processes in the acquisition and modulation of a learned senmeting 2003. Amsterdam: ACTA; Leiden: TNO Preventie en
fear. Behav Res Ther 1989;27(1):51-8. Gezondheid, 2003.
Fiset L, Milgrom P, Weinstein P. Common fears and their rela- Powell LV. Caries prediction: a review of the literature. Comm
tionship to dental fear and utilisation of the dentist. Anaest Prog Dent Oral Epidemiol 1998;26:361-71.
1989;36:258-64. Raadgevend Comité voor de Opleiding van de Beoefenaar der
Broers, D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten: Tandheelkunde. EU-rapport XV/D/8011/3/97-NL. Brussel: EU;
Prelum Uitgevers; 2011. 2000.
Hänsel Petersson G, Twetman S, Bratthall D. Evaluation of a Roeters FJM. Prediction of future caries development in preschool
computer program for caries risk assessment in schoolchildren. children (Thesis). Nijmegen: Nijmegen University; 1992.
Caries Res 2002 Sep-Oct;36(5):327-40. Russell JI, MacFarlane WT, Aitchison TC, Stephen KW, Burchell
Huddelston Slater J. Fluorideapplicatie weloverwogen toepassen. CK. Prediction of caries increment in Scottish adolescents.
NT 2000;55(5):206-8. Comm Dent Oral Epidemiol 1991;19:74-7.
Isokongas P, Alanan P, Tiekso J. The clinician’s ability to identify Schuller AA, Poorterman JHG, Kempen CPF van, Dusseldorp
caries risk subjects without saliva test: a pilot study. Comm Dent EML, Dommelen P van, Verrips GHW. Kies voor tanden: Een
Oral Epidemiol 1993;21:8-10. onderzoek naar mondgezondheid en preventief tandheelkundig
Jenkins GN, Wright WG, Edgar WM. The action of the pH rise gedrag van jeugdigen. Tussenmeting 2009, een vervolg op de
factor in vitro and in vivo. J Dent Res 1982;61:606. reeks TJZ-onderzoeken.Leiden TNO innovation for life; 2011.
Kalsbeek H, Poorterman JHG, Verrips GH, Eijkman MAJ. Tand- Stewart PW, Stamm JW. Classification tree prediction models for
heelkundige verzorging jeugdige ziekenfondsverzekerden dental caries from clinical, microbiological and interview data. J
(TJZ). TNO rapport PG/LGD/00.036. Leiden: TNO; 2000. Dent Res 1991;70;1239-51.
Kalsbeek H, Poorterman JHG. Evaluatie Regionale instellingen Sullivan A, Schröder U. Systemic analysis of gingival state and
voor jeugdtandverzorging 1992-98. TNO-rapport PG/JGD/ salivary variables as predictors of caries from 5 to 7 years of age.
99.027. Leiden: TNO; 1999. Scand J Dent Res 1989;97:25-32.
Klock B, Krasse B. A comparison between different methods for Tavss EA, Eigen E. Factors affecting pH rise of suspended salivary
prediction of caries activity. Scand J Dent Res 1979;87:129-39. sediment. Caries Res 1986;20:244-50.
Cariësrisico 39

Vanobbergen J, Martens L, Lesaffre E, Bogaerts K, Declerck D. The Weerheijm KL, Veerkamp JSJ, Groen HJ, Zwarts LM. Evaluation
value of a baseline caries risk assessment model in the primary of the experiences of fearful children at a special dental care
dentition for the prediction of caries incidence in the permanent centre. ASDC J Dent Child 1999;66(4):253-58.
dentition. Caries Res 2001;35(6):442-47.
Veerkamp JSJ. Met je mond vol tanden. Ned Tandartsenblad 1999;
54(2):51.
Parodontale aandoeningen
bij kinderen en jonge
volwassenen
31 M.D.A. Petit, G.A. van der Weijden, U. van der Velden

Inleiding hechte gingiva van de maxilla groter dan die van de


mandibula. Ook bij kinderen is de diepte van de pocket
Al in 1938 waarschuwde McCall de tandheelkundige afhankelijk van de gezondheidstoestand van het paro-
professie dat vrijwel alle vormen van parodontitis bij dontium. Bij kinderen die geselecteerd worden op basis
volwassenen terug te voeren zijn tot in de jeugd. In de van een klinisch gezonde gingiva, blijkt de pocketdiepte
afgelopen decennia is deze waarschuwing keer op keer te variëren van 1 tot 2 mm, waarbij in 99% van de ge-
herhaald, zonder dat ze veel effect sorteerde. De paro- vallen 1 mm werd gevonden. Uit onderzoek van Sri-
dontale toestand van kinderen en jonge volwassenen vastasa et al. (1990), die ook kinderen selecteerden op
was en bleef onbelangrijk, mede doordat de toestand basis van een klinisch gezonde gingiva, blijkt eveneens
van het parodontium bij volwassenen betrekkelijk wei- dat de pocketdiepte in het melkgebit gering is. Deze
nig aandacht kreeg. Wat de aandacht voor volwassenen auteurs komen tot een gemiddelde van 1,3 mm, maar in
betreft, is er in de geı̈ndustrialiseerde wereld in de af- de literatuur worden ook wel hogere waarden gevonden.
gelopen 25 jaar een aanzienlijke verandering opgetre- Zo vinden verschillende auteurs in het melkgebit een
den. Hopelijk zal deze kentering ook tot gevolg hebben gemiddelde pocketdiepte van 2,1 mm, met een spreiding
dat er in de toekomst meer aandacht wordt besteed aan van 0,5-4,5 mm. Deze hogere waarden kunnen voorna-
het parodontium van kinderen. melijk worden verklaard uit een minder strenge selectie
van proefpersonen wat betreft gingivale gezondheid.
Geconcludeerd kan worden dat in gezonde toestand de
31.1 Het gezonde parodontium van het pocketdiepte bij melkelementen gering is en 1 à 1,5 mm
melk-, wissel- en blijvende gebit bedraagt.
Er is relatief weinig bekend over het parodontium van
Klinisch gezien is de normale gingiva van kinderen met erupterende blijvende elementen in het wisselgebit on-
melkelementen wat zachter en dunner dan die van vol- der gezonde omstandigheden. Bij doorbrekende ele-
wassenen. Bovendien is de rand van de gingiva iets menten is de gemiddelde pocketdiepte 2 tot 3 mm. On-
ronder, waarschijnlijk als gevolg van de iets meer ge- der optimale gezonde omstandigheden wordt meestal 1
prononceerde cervicale rand van de kroon van melkele- à 2 mm gemeten (figuur 31.1). Soms is het echter zelfs
menten. De belangrijkste histologische verschillen van mogelijk tot 5 mm te sonderen zonder pijn of bloeding
gingivaal weefsel van kinderen met een melkgebit ten te veroorzaken (Srivastasa et al., 1990). De breedte van de
opzichte van volwassenen zijn: aangehechte gingiva bij doorbrekende elementen is
– Het orale epitheel is minder gekeratiniseerd. smaller dan bij de corresponderende melkelementen
– Er is een meer vascularisatie van het bindweefsel. (Srivastasa et al., 1990). De algemene tendens lijkt dat de
– Er is een minder gedifferentieerd patroon van vezel- breedte van de aangehechte gingiva toeneemt met de
bundels van bindweefsel. leeftijd (Srivatasa et al., 1990). Bij een volledig doorge-
broken dentitie komt de breedte van de aangehechte
Een belangrijk verschil tussen kinderen en volwassenen gingiva in het blijvende gebit weer overeen met de
is het feit dat een kind voortdurend groeit en een vol- breedte van de aangehechte gingiva in de melkdentitie.
wassene niet. Dit heeft ook consequenties voor het pa- Afhankelijk van het element varieert de breedte van de
rodontium. Zo neemt onder meer de breedte van de gingiva op vijftienjarige leeftijd gemiddeld van 0,8 tot
aangehechte gingiva toe. Afhankelijk van het element 3,5 mm. Op deze leeftijd is de gemiddelde pocketdiepte
varieert de breedte van de aangehechte gingiva op vier- van het gezonde parodontium in het blijvende gebit
jarige leeftijd gemiddeld van 1,4 tot 3,2 mm. Vlak voor groter in vergelijking met die in het melkgebit en vari-
het moment van exfoliatie varieert de breedte van de eert van 1,2 tot 2,3 mm.
aangehechte gingiva gemiddeld van 1,8 tot 3,7 mm. Net
als bij het blijvende gebit is de breedte van de aange-

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_3, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
42 Kindertandheelkunde deel 2

31
j
31:1a j
31:1b

Figuur 31.1a Doorbrekende laterale incisief bij een achtjarige Figuur 31.1b Sondeerdieptemeting bij beginnende doorbraak van
patiënt met een gezond parodontium. het gebitselement geeft een pocketdiepte van ongeveer 2 mm aan.

j
31:1c j
31:1d

Figuur 31.1c Gebitselement zes weken later; de helft van de Figuur 31.1d Sondeerdieptemeting geeft wederom een pocket-
klinische kroon is nu zichtbaar. diepte aan van ongeveer 2 mm.

31.2 Etiologie van parodontale Polymorfonucleaire leukocyten (PMN) in epitheel en


aandoeningen bij kinderen bindweefsel vormen de eerste verdedigingslinie tegen
bacteriën. Als deze linie wordt doorbroken, zullen lo-
Er zijn door de jaren heen verschillende oorzakelijke kale en systemische specifieke immuunfactoren een rol
factoren genoemd voor ernstige parodontale afbraak bij gaan spelen (Genco, 1992). Dat deficiëntie in de gast-
kinderen. Zo werd gedacht dat het een atrofie van het heerafweer kan leiden tot ernstige parodontale aandoe-
alveolaire bot of een afwijkende cementdepositie betrof. ningen, blijkt uit het feit dat mensen met bijvoorbeeld
Hoewel men vroeger dus dacht dat het om een niet- aids, het chédiak-higashi-syndroom of agranulocytose
inflammatoir proces ging, is het nu duidelijk dat het, een grote aanleg hebben voor parodontitis (Watanabe,
net als bij parodontitis bij volwassenen, een combinatie 1990).
van een specifieke bacteriële infectie en een deficiënte Deficiënties in de afweer zijn het uitgebreidst bestu-
gastheerafweer betreft. deerd bij patiënten met juveniele parodontitis. De ge-
Paropathogene bacteriën die met behulp van bacteri- rapporteerde afwijkende chemotaxis van de PMN bij
ologische kweekmethoden zijn aangetroffen bij kinde- deze patiënten vormt de basis voor de hypothese dat bij
ren met parodontitis, zijn Aggregatibacter (voorheen Acti- jonge mensen met ernstige parodontale aandoeningen
nobacillus) actinomycetemcomitans, Porphyromonas gingivalis, het immuunsysteem is aangetast. Ook uit onderzoek
Prevotella intermedia, Bacteroides forsythus, Capnocytophaga waarbij de antilichaamrespons tegen bijvoorbeeld A. ac-
sputigena, Eikenella corrodens en spirocheten (Delaney en tinomycetemcomitans werd bestudeerd, komen aanwijzin-
Kornman, 1987; Petit, 1993; Sweeney et al., 1987). Hierbij gen voor een immunologische disfunctie (Genco, 1992).
moet worden aangetekend dat de prevalentie van P. in-
termedia waarschijnlijk het hoogst is en die van P. gin-
givalis het laagst.
De gastheerafweer tegen paropathogenen is verge-
lijkbaar met die tegen elke andere lokale ontsteking.
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 43

31.3 Classificatie van parodontale primaire oorzaak is, zal een duidelijke mondhygiëne-
aandoeningen bij kinderen en jonge instructie met goede medewerking afdoende zijn. Ook
volwassenen blijken mondademhaling, de mate van bedekking van
de gingiva met de bovenlip en de mate van lipafsluiting
Op basis van verschillende variabelen, zoals etiologie, invloed te hebben op het ontstaan van gingivitis in met
uitbreiding van de aandoening (gingivitis/parodontitis), name het bovenfront, waarbij de eerste twee het sterkst
lokalisatie in de mond (lokaal/gegeneraliseerd) en leef- waren gecorreleerd met de mate van gingivitis (Wagaiyu
tijd, kan een classificatie worden gemaakt (tabel 31.1). en Asley, 1991).
Een overzichtelijke indeling van de verschillende paro-
dontale aandoeningen wordt bemoeilijkt door overlap Necrotiserende ulcererende gingivitis (NUG)
van klinische karakteristieken. Necrotiserende ulcererende gingivitis (NUG) is bij kin-
deren in de westerse wereld zeldzaam. Onvoldoende
31.3.1 gingivitis bij gezonde kinderen mondhygiëne, emotionele stress, vermoeidheid, virale
infecties, afgenomen weerstand tegen infecties, onder-
Chronische gingivitis voeding en aanwezige gingivitis liggen ten grondslag
De gingiva van kinderen reageert in het algemeen min- aan NUG.
der sterk op de aanwezigheid van plaque dan de gingiva Klinisch wordt NUG gekarakteriseerd door bloeding
van volwassenen. Uit een groot epidemiologisch onder- van de gingiva, hevige pijn, necrose van de papillen,
zoek (White et al., 2006) in Engeland, uitgevoerd in foetor ex ore en eventueel een pseudomembraneuze be-
1983, 1993 en 2003, blijkt dat het percentage kinderen dekking van de laesie (figuur 31.2). Bij ondervoede kin-
met gingivitis in die periode van twintig jaar in elke deren kunnen deze laesies zich uitbreiden tot buiten het
leeftijdsgroep is toegenomen van 19% naar 32% op vijf- gingivale gebied en kunnen levensbedreigende infecties
jarige leeftijd en piekte van 49% naar 65% op twaalfja- ontstaan, cancrum oris of noma genoemd. Vooral spiro-
rige leeftijd (puberteitsgingivitis). Tijdens de puberteit cheten gecombineerd met P. intermedia, Selenomonas en
nemen de incidentie en de ernst van gingivitis toe om Fusobacterium lijken hierbij een rol te spelen.
daarna weer af te nemen (Bimstein en Matsson, 1999). In Bij kinderen moet allereerst worden vastgesteld of er
het Engelse onderzoek had in 2003 52% van de vijftien- geen sprake is van vitamine C-tekort. Zo is onlangs een
jarigen gingivitis (White et al., 2006). Bij puberteits- casus beschreven waarbij een tweejarig jongetje werd
gingivitis speelt een verminderde aandacht voor het ge- verwezen vanwege kinder reumatoı̈de artritis. Oraal
bit een rol, maar ook de veranderde hormoonhuishou- werden symptomen van necrotiserende gingivitis vast-
ding heeft invloed, zoals een veranderde vrouwelijke gesteld. Uiteindelijk konden alle klachten verklaard
steroı̈dhormoonspiegel. Omdat plaqueaccumulatie de worden door de diagnose scheurbuik; vitamine C-sup-
pletie loste alle klachten op (Bacci et al., 2010). In prin-
cipe is het gebruik van antibiotica bij de behandeling
Tabel 31.1 Classificatie parodontale aandoeningen
van necrotiserende gingivitis niet nodig. Dit wordt ech-
gingivitis ter wel aangeraden bij koorts, ernstige algemene malaise
chronische gingivitis
en lymfeklierzwelling. Bovendien kan zowel professio-
nele verwijdering van plaque en tandsteen als mechani-
necrotiserende ulcererende gingivitis sche gebitsreiniging door de patiënt zelf in eerste in-
herpetische gingivostomatitis stantie te pijnlijk zijn. In zo’n geval kan men de be-
handeling starten met systemische toediening van me-
gingivitis in combinatie met systemische afwijkingen
tronidazol en dagelijks spoelen met 0,2%
gingivahyperplasie door medicijngebruik chloorhexidine (Hartnett en Shiloah, 1991). Uiteraard
moet men bij het toedienen van metronidazol rekening
parodontitis
houden met het lichaamsgewicht van het kind. Ook
prepuberale parodontitis frequent spoelen met 1,5% waterstofperoxide kan in de
juveniele parodontitis eerste fase helpen. Als na ongeveer twee dagen de pijn is
afgenomen, kan men starten met professionele gebits-
chronische parodontitis reiniging en mondhygiëne-instructie. Na behandeling
necrotiserende ulcererende parodontitis van de acute fase kan het nuttig zijn door een chirurgi-
sche correctie van de gingiva de approximale kraters te
parodontitis in combinatie met systemische afwijkingen
– hypofosfatasie
verwijderen, zodat een goede reiniging ter plaatse mo-
– papillon-lefèvre-syndroom gelijk wordt.
– neutropenie
– leukocyt adhesiedeficiëntie
Acute herpetische gingivostomatitis
– histiocytosis X
– chediak-higashi-syndroom De laesies bij een acute herpetische gingivostomatitis
worden veroorzaakt door het herpessimplexvirus. Bij 10
44 Kindertandheelkunde deel 2

men bij deze kinderen candidose, herpessimplexinfectie


en met grote regelmaat aften voor. Bij hiv-gingivitis is
een erythemateuze, scherp begrensde band karakteris-
tiek, eventueel in combinatie met pijn. Uit een onder-
zoek bij hiv-positieve kinderen (leeftijd drie tot vijf jaar)
bleek 38% van de kinderen hiv-gingivitis te hebben (San
Martin et al., 1992). De mond van hiv-geı̈nfecteerde

31 kinderen blijkt vaak gekoloniseerd te zijn met paropa-


thogene bacteriën, zoals Fusobacterium nucleatum en de
zwart-gepigmenteerde micro-organismen P. gingivalis en
P. intermedia (Murray et al., 1992). Aangezien orale af-
j
31:2
wijkingen vaak de eerste klinische verschijnselen zijn
van een hiv-infectie, is het van belang hierop bedacht te
Figuur 31.2 Necrotiserende ulcererende gingivitis bij een zijn. Naast professionele gebitsreiniging en een zeer
17-jarige jonge volwassene. goede mondhygiëne, wordt aangeraden dagelijks met
chloorhexidine te spoelen (Grassi, 1988).

tot 20% van de geı̈nfecteerde personen ziet men primaire 31.3.3 gingivahyperplasie door
laesies. Acute herpetische gingivostomatitis begint met medicijngebruik
koorts en ontsteking van de orale mucosa. In de vol-
gende één à twee dagen ontwikkelen zich pijnlijke ve- Enkele medicijnen die bij bepaalde systemische afwij-
siculaire laesies die gemakkelijk barsten en ondiepe ul- kingen worden gebruikt, induceren gingivahyperplasie.
ceraties vormen. De laesies kunnen gelokaliseerd zijn op Fenytoı̈ne en fenobarbital, of een combinatie van deze
de gingiva, lippen, tong, orale mucosa en soms ook op twee, worden gebruikt bij epilepsiepatiënten. Bij jonge
de huid rondom de mond; ze verdwijnen binnen zeven patiënten leidt gebruik van fenytoı̈ne in veel gevallen
tot tien dagen. De aandoening gaat vaak gepaard met tot hyperplasie van de gingiva. De hyperplasie begint
bloeding van de gingiva en regionale lymfeklierzwel- normaal gesproken bij de papillen, waarbij de gingiva
ling. De laesies kunnen bij kleine kinderen zeer pijnlijk ter hoogte van de labiale vlakken van het front meestal
zijn en leiden tot het weigeren van eten en drinken. het ernstigst is aangedaan. De hyperplasie wordt binnen
Differentiaaldiagnostisch moet acute herpetische een paar weken tot maanden zichtbaar, maar zal bij een
gingivostomatitis worden onderscheiden van NUG en goede mondhygiëne minimaal zijn. In ernstige gevallen
herpangina. Herpanginalaesies worden veroorzaakt is een gingivectomie nodig, naast professionele gebits-
door coxsackievirussen uit groep A, zijn meer geassoci- reiniging en een goede mondhygiëne-instructie. Tevens
eerd met het zachte palatum en de farynx en verdwijnen kan worden overwogen op een ander anti-epilepticum
sneller dan herpeslaesies. Hoewel acute herpetische over te stappen. Recent is gebleken dat preventieve fo-
gingivostomatitis bij in principe gezonde kinderen kan liumzuursuppletie (0,5 mg/dag) bij kinderen het optre-
voorkomen, moet ook met een hiv-infectie rekening den van gingivale hyperplasie aanzienlijk kan vermin-
worden gehouden. deren (Arya et al., 2011).
Afgezien van behandeling met bijvoorbeeld antivirale Ook middelen die worden gebruikt bij cardiovascu-
middelen, zoals aciclovir oraal of per infuus, kan de be- laire aandoeningen (bijv. nifedipine) en bij auto-im-
handeling slechts pijnverzachtend zijn, waarbij wordt muunziekten (immunosuppressiva, bijv. cyclosporine-
gespoeld met 2% lidocaı̈ne viskeus of 5% difenhydrami- A) kunnen gelijksoortige reacties van de gingiva ver-
ne-oplossing (Rose, 1990). Een bezwaar is de vieze smaak oorzaken (Hassell en Hefti, 1991).
en het gevaar dat kinderen de verdoofde plekken stuk-
bijten. Behandeling met antibiotica heeft geen zin. 31.3.4 parodontitis bij gezonde kinderen

31.3.2 gingivitis bij kinderen met Lokale en gegeneraliseerde prepuberale


systemische afwijkingen parodontitis (LPP en GPP)
Als er in het melkgebit parodontale afbraak kan worden
Bij kinderen bij wie parodontale aandoeningen geasso- gedetecteerd, spreekt men van prepuberale parodontitis.
cieerd zijn met systemische afwijkingen, ziet men al De term prepuberale parodontitis (PP) is niet uitsluitend
snel parodontale afbraak, waardoor de diagnose paro- gereserveerd voor zeer ernstige vormen van parodontitis
dontitis wordt gesteld. Over eventueel specifieke vor- in het melkgebit. Ook als er 1 à 2 mm aanhechtingsver-
men van gingivitis die hieraan voorafgaan, is weinig lies kan worden vastgesteld, wordt deze term gebruikt.
bekend. De afgelopen jaren is wel enige informatie be- Bij gezonde kinderen gaat het vrijwel uitsluitend om
schikbaar gekomen over kinderen die met hiv geı̈nfec- lokale parodontale afbraak; dit wordt dan lokale prepu-
teerd zijn. Afgezien van gingivitis en parodontitis ko- berale parodontitis (LPP) genoemd. Uit een groot epi-
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 45

demiologisch onderzoek in Amsterdam in 1989 bleek tale afbraak in het melkgebit te diagnosticeren in ver-
dat 5% van de kinderen in de leeftijd van vijftien tot band met een mogelijk vervolg in het blijvende gebit.
zestien jaar aanhechtingsverlies vertoonde. Het grootste Bij behandeling van parodontitis in het melkgebit
gedeelte had echter gering aanhechtingsverlies van 1-3 kan worden gedacht aan een combinatie van conventio-
mm: 3,7% (Van der Velden et al.,1989). Wel lijkt het per- nele parodontale therapie en antibiotica. Een andere
centage met gering aanhechtingsverlies snel toe te ne- behandelingsmogelijkheid die bij een ernstige paro-
men. Zo vonden Clerehugh et al. (1990) in een vijf jaar dontitis moet worden overwogen, is extractie van de
durend longitudinaal onderzoek, aanhechtingsverlies  melkelementen met vergevorderde parodontale afbraak.
1 mm bij 3% van de veertienjarigen. Dit was gestegen tot Dit blijkt onder andere uit een casus beschreven door
37% op zestienjarige leeftijd en tot 77% op negentien- Ram en Bimstein (1994). Het betrof een achtjarig meisje
jarige leeftijd. Bij gegeneraliseerde, evidente ontsteking met ernstige botafbraak bij alle melkmolaren in de on-
en botafbraak met eventueel premature wortelresorptie derkaak en bij de eerste melkmolaren in de bovenkaak.
en exfoliatie van elementen van het melkgebit spreekt De diepe pockets waren positief voor zowel A. actinomy-
men van gegeneraliseerde prepuberale parodontitis cetemcomitans als P. gingivalis. Besloten werd alle melk-
(GPP). Daarbij moet men bedacht zijn op systemische molaren met botafbraak te extraheren. Bij de evaluatie
afwijkingen en een gestoorde PMN-functie. Deze kin- één jaar na de extracties werden een goede mondhygiëne
deren zijn vaak ook gevoelig voor infecties zoals mid- en een goede parodontale conditie geconstateerd, als-
denoorontsteking en luchtweginfecties (Watanabe, mede afwezigheid van parodontale afbraak. Bovendien
1990). konden A. actinomycetemcomitans en P. gingivalis niet meer
LPP komt vaker voor dan de gegeneraliseerde vorm en worden aangetoond (althans niet met behulp van
is minder opvallend. Deze vorm van parodontitis kan kweekmethoden). Dit zou kunnen betekenen dat elimi-
zich voordoen vlak na de doorbraak van het melkgebit natie van grote infectiehaarden in het melkgebit de kans
en wordt gekarakteriseerd door een milde ontsteking en vergroot dat bij een goede mondhygiëne het blijvende
botafbraak bij een beperkt aantal melkelementen, gebit parodontaal gezond kan worden gehouden.
meestal de melkmolaren (Sweeney et al., 1987; Bimstein
et al., 1988). Hoewel de medische anamnese en het ge- Lokale of gegeneraliseerde juveniele parodontitis
zonde uiterlijk gewoonlijk niet op afwijkingen wijzen, (LJP en GJP)
is uit laboratoriumonderzoek gebleken dat er een PMN- Juveniele parodontitis (JP) werd voor het eerst beschre-
deficiëntie kan zijn. Bij kinderen met LPP worden vaak ven door Gottlieb in 1928. Lang werd gedacht dat het
hoge percentages zwart-gepigmenteerde micro-organis- een degeneratieve aandoening betrof, die daarom paro-
men gevonden (Sweeney et al., 1987). De informatie over dontose werd genoemd. Butler introduceerde de term
PP is voornamelijk afkomstig uit case reports. De pre- juveniele parodontitis, aangezien hij geen aanwijzingen
valentie die wordt genoemd, varieert per onderzoek en kon ontdekken voor een degeneratief proces. Vervolgens
is afhankelijk van de gebruikte methode en criteria. Als beschreef Baer (1971) de karakteristieke kenmerken. Dat
bijvoorbeeld PP op basis van röntgenfoto’s wordt zijn onder andere:
gediagnosticeerd, is de prevalentie laag en varieert van 1 1 start op de leeftijd van elf tot dertien jaar;
tot 4,5% (Sweeney et al., 1987; Bimstein et al., 1988; 2 komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen;
Sjödin en Matsson, 1994). Wordt PP echter bepaald op 3 komt familiaal voor;
basis van klinisch aanhechtingsverlies, dan varieert de 4 de mate van parodontale afbraak is niet evenredig met
gerapporteerde prevalentie tussen 8 en 25% (Jamison en de aanwezige hoeveelheid plaque en tandsteen;
Birmingham, 1963; Shlossman et al., 1986). Twee retro- 5 aanwezigheid van angulaire defecten bij de eerste
spectieve studies toonden aan dat LPP de voorloper van molaren en/of incisieven;
lokale juveniele parodontitis (LJP) kan zijn (Sjödin et al., 6 snelle progressie.
1989; Cogen et al., 1992). Het bleek dat bij vrijwel alle
kinderen (zestien van de zeventien) met ernstige juve- Een aantal van deze kenmerken (1, 2 en 4) is echter
niele parodontitis op de röntgenopnamen ook botverlies achterhaald.
zichtbaar was. De röntgenfoto’s waren gemaakt toen de JP komt in twee vormen voor: lokaal (LJP, figuur 31.3)
patiënten tussen zes en twaalf jaar oud waren. In een en gegeneraliseerd (GJP). Het is niet duidelijk of het om
groter onderzoek, waarbij 118 adolescenten met een twee verschillende aandoeningen gaat of om dezelfde
minder ernstige vorm van juveniele parodontitis on- aandoening met een verschillende uitingsvorm.
derzocht werden, bleek op de röntgenopnamen bij 40% Bij LJP zijn snel aanhechtingsverlies en angulaire
zichtbaar botverlies van de melkdentitie te bestaan botafbraak ter plaatse van de incisieven en de eerste
(Sjödin en Matsson, 1994). De onderzoekers concludeer- molaren kenmerkend. Bij GJP is de botafbraak veel
den dat bij adolescenten met een ernstige juveniele pa- meer gegeneraliseerd en is er meestal gegeneraliseerde
rodontitis vaak parodontale afbraak in de melkdentitie en evidente ontsteking en veel plaque aanwezig.
voorkwam. Dit geeft aan dat het belangrijk is parodon- In tegenstelling tot LJP, die klinisch duidelijk kan
worden onderscheiden, is GJP waarschijnlijk een verza-
46 Kindertandheelkunde deel 2

31
j
31:3a j
31:3b

Figuur 31.3a Klassiek beeld van lokale juveniele parodontitis bij Figuur 31.3b Pocketdieptemeting mesiaal van de 16 bij dezelfde
een vijftienjarige patiënt. patiënt.

1BUJÌOU -FFGUJKEPQNPNFOUWBOSÕOUHFOPMPHJTDIPOEFS[PFL
OVNNFS             
@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@














j
31:3c 



@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
Figuur 31.3c Röntgenologisch beeld van de 16. #PUBGCSBBLCJK-+1QBUJÌOUFOmHFFOCPUBGCSBBL CPUBGCSBBL
JOIFUNFMLHFCJU CPUBGCSBBLJOIFUCMJKWFOEFHFCJU

j
31:4
meling van snelle progressieve vormen van parodontitis,
waaronder een voortgeschreden en uitgebreide LJP. Figuur 31.4 Overzicht van retrospectief onderzoek naar de pre-
Hoewel in het verleden werd gedacht dat JP op elf- tot valentie van botafbraak in het melkgebit bij patiënten die op de
dertienjarige leeftijd startte, is het tegenwoordig dui- leeftijd tussen dertien en achttien jaar gediagnosticeerd zijn als
delijk dat er ook in de melkdentitie al botafbraak kan juveniele-parodontitispatiënten (Sjödin et al., 1989).
zijn opgetreden (Sjödin et al., 1989; Cogen et al., 1992;
figuur 31.4).
Bij LJP spelen vooral A. actinomycetemcomitans in com- Chronische parodontitis bij adolescenten (vroege
binatie met zwart-gepigmenteerde species een rol; bij parodontitis)
GJP ziet men vaak een infectie met P. gingivalis. De In tegenstelling tot bij de hiervoor besproken JP, ziet
functie en chemotaxis van PMN bij patiënten met JP is men bij vroege parodontitis geringe parodontale af-
in veel gevallen afwijkend. Dat JP een hogere prevalen- braak bij slechts enkele elementen, meestal de eerste
tie heeft binnen bepaalde families heeft waarschijnlijk molaren. Hoewel de prevalentiegegevens een breed scala
zowel met genetische (afweer) als met milieufactoren aan percentages laten zien, is het duidelijk dat dit de
(zoals het niveau van mondhygiëne en besmetting met vorm van parodontitis is die bij jonge mensen het meest
paropathogene bacteriën) te maken. De prevalentie van frequent voorkomt. Een bepaalde prevalentie wordt zo-
LJP wordt geschat tussen 0,1% en 15% en verschilt per ras wel door methodologische verschillen als door werke-
en land, maar komt bij vrouwen even vaak voor als bij lijke verschillen in genetische factoren, sociale status,
mannen (Kronauer et al., 1986). De prevalentie van GJP tandheelkundige voorlichting en verzorging beı̈nvloed.
is onbekend. Voor een adequate behandeling is, naast Onderzoek gebaseerd op klinisch aanhechtingsverlies
mechanische gebitsreiniging, antibioticumtherapie aan geeft een hogere prevalentie aan dan onderzoek geba-
te bevelen. seerd op röntgendiagnostiek. In de westerse wereld zijn
percentages van beginnend aanhechtingsverlies en al-
veolair botverlies gerapporteerd variërend van 0,06% tot
88,7% (Wolfe en Carlos, 1987). Het gaat hier slechts voor
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 47

een zeer klein deel om JP, aangezien de prevalentie van lulaire wortelcement is daarentegen defect, waardoor
deze aandoening veel lager lijkt te liggen. het worteldentine onderontwikkeld en soms groten-
deels afwezig is. In het nog aanwezige acellulaire wor-
Necrotiserende ulcererende parodontitis (NUP) telcement zijn de sharpey-vezels slecht ontwikkeld. Het
Necrotiserende ulcererende parodontitis (NUP) komt in meer apicale cellulaire wortelcement wordt wel normaal
principe overeen met NUG, met dit verschil dat er bij gevormd (Beertsen en Vandenbos, 1999). Door de slechte
NUP ook aanhechtingsverlies en botresorptie zijn op- ontwikkeling van het acellulaire wortelcement bevinden
getreden. NUP is meestal het resultaat van het herhaald de wortels zich weliswaar in een alveolus en zijn ze
of langdurig optreden van NUG. omgeven door bindweefsel, maar is er weinig functio-
neel parodontaal ligament dat aangehecht is aan de
31.3.5 parodontitis bij kinderen met wortel en het alveolaire bot. Bij geëxfolieerde elementen
systemische afwijkingen is wel gebleken dat het worteloppervlak soms tot aan de
apex bedekt is met subgingivale plaque (Page et al.,
Van een aantal ziekten is bekend dat ze geassocieerd zijn 1983). Omdat de wortels in deze omstandigheden in
met ernstige vormen van PP. Het merendeel van de feite bijna los in de kaak liggen, is er een zeer gemak-
kennis hierover is afkomstig van case reports. De aan- kelijke porte d’entrée voor paropathogene bacteriën.
doeningen zijn vaak gebaseerd op een afwijking in de Verder wordt na functionele belasting het alveolaire bot
gastheerafweer tegen infecties en deze patiënten hebben direct geresorbeerd, waardoor de elementen al snel los
dan ook regelmatig last van andere infectieziekten zoals gaan staan. Page en Baab (1985) beschouwen dit gehele
middenoorontsteking en luchtweginfecties (Çelenligil proces als een vorm van PP. Men kan zich echter afvra-
et al., 1987; Watanabe, 1990). De bekendste aandoenin- gen of dit terecht is, omdat de primaire oorzaak van de
gen zijn: hypofosfatasemie, papillon-lefèvre-syndroom, aandoening gelegen is in het grotendeels ontbreken van
neutropenie, ‘leukocyte adhesion deficiency’, histiocy- een functioneel parodontaal ligament en de elementen
tosis X, chediak-higashi-syndroom, leukemie en hoe dan ook zullen exfoliëren.
juveniele diabetes.
Papillon-lefèvre-syndroom
Hypofosfatasemie Het syndroom van Papillon-Lefèvre (PLS) is een aandoe-
Hypofosfatasemie is een aandoening die wordt geken- ning die autosomaal-recessief wordt overgeërfd. De
merkt door een tekort aan het enzym alkalische fos- aandoening wordt gekenmerkt door PP, meestal SGPP,
fatase. De diagnose kan worden gesteld op basis van lage en hyperkeratose van handpalmen en voetzolen (figuur
niveaus alkalische fosfatase in het serum en fosfo-etha- 31.5).
nolamine in de urine. Het is een erfelijke aandoening Er is gebleken dat de aandoening wordt veroorzaakt
die wordt veroorzaakt door mutaties in het weefsel-niet- door een mutatie op chromosoom 11q14 bij het gen dat
specifieke alkalische-fosfatase-gen. Er zijn drie typen: codeert voor cathepsine-C, een lysosomaal cysteı̈nepro-
zuigelingen-, juveniele en adulte hypofosfatasemie teı̈nase. Het effect van deze mutatie is dat er vrijwel
(Fallon et al., 1984). Zuigelingenhypofosfatasemie is een geen werkzaam cathepsine-C meer wordt geproduceerd
autosomaal-recessieve aandoening die al aanwezig is in (Hart e.a., 1999; Toomes e.a., 1999). Dit cathepsine-C is
de eerste zes maanden na de geboorte. De klinische nodig voor de activatie van de serineproteı̈nasen elas-
symptomen zijn onder andere vrijwel geen groei, rachi- tase, cathepsine-G en proteı̈nase-3, eiwitten die van
tische afwijkingen aan het skelet, recidiverende long- groot belang zijn bij de afbraak van bacteriën na op-
ontsteking en nieraandoeningen. Veelal overlijden deze name door PMN’s (De Haar e.a. 2004). De afwezigheid
kinderen vroegtijdig. De juveniele vorm is een autoso- van deze serineproteı̈nasen bij PLS-patiënten verklaart
maal-recessieve of dominante aandoening die na de wellicht waarom deze patiënten zo gepredisponeerd
zesde maand na de geboorte ontstaat. De symptomen zijn voor parodontale infecties. Genoemde serineprote-
zijn minder ernstig dan bij zuigelingenhypofosfatase- inasen zijn verder nog in staat om het humane catheli-
mie. Het meest consistente symptoom is het vroegtijdi- cidine-18 om te zetten in LL37, een antimicrobieel pep-
ge verlies van melkelementen (Lundgren et al., 1991). tide dat actief is tegen A. actinomycetemcomitans. Het is
Adulte hypofosfatasemie is een autosomaal-dominante gebleken dat bij degranulatie van de PMN’s van papil-
aandoening met een variabele penetratie en is minder lon-lefèvre-patiënten minder LL37 vrijkomt dan bij ge-
ernstig. zonde personen en dat het vermogen om A. actinomyce-
Bij milde vormen van hypofosfatasemie zijn er geen temcomitans te doden gereduceerd is. Tevens kon worden
duidelijke afwijkingen van het skelet en is het vroegtij- aangetoond dat de PMN’s van deze patiënten niet in
dige verlies van melkelementen het enige klinische staat zijn om de leukotoxine van A. actinomycetemcomi-
symptoom. Meestal betreft dit de incisieven, maar het tans te neutraliseren (De Haar e.a., 2006). Daarnaast zijn
komt ook voor bij de melkmolaren. In het algemeen is de paropathogene bacteriën A. actinomycetemcomitans en/
de gingiva gezond en zijn symptomen van gingivitis of P. gingivalis vrijwel altijd aanwezig bij deze patiënten
minimaal (Baab et al., 1985). De vorming van het acel- (Preus, 1988; Petit, 1993).
48 Kindertandheelkunde deel 2

31
j
31:5a j
31:5b

Figuur 31.5a Klinisch beeld van een zesjarige patiënt lijdend aan Figuur 31.5b Voetzool van dezelfde patiënt met duidelijk waar-
het syndroom van Papillon-Lèfevre; vrijwel alle gebitselementen neembare hyperkeratose.
van het melkgebit zijn verloren gegaan.

Chronische benigne neutropenie is een aandoening


waarbij de afname van PMN uiteindelijk vaak spontaan
overgaat. De kinderen met deze aandoening hebben een
ernstige gingivitis en een ernstige gegeneraliseerde PP
met vroegtijdig verlies van de melk- en blijvende
gebitselementen. Bij deze patiënten is ook het voorko-
men van A. actinomycetemcomitans beschreven.

Leukocytadhesie deficiëntie (LAD)


j
31:5c
Leukocytadhesie deficiëntie (LAD) is een autosomaal-re-
cessieve aandoening waarbij de expressie van adhesie-
Figuur 31.5c Röntgenologisch beeld van de parodontale condi- moleculen op leukocyten verminderd is (Anderson en
tie van dezelfde patiënt. Let op de terminale botafbraak bij de Springer, 1987). Dit heeft tot gevolg dat migratie van
twee resterende ondermelkmolaren. PMN door de bloedvatwand minder goed mogelijk is,
waardoor deze patiënten lijden aan steeds terugkerende
bacteriële infecties, gestoorde wondgenezing, ernstige
Neutropenie gingivitis en ernstige gegeneraliseerde prepuberale pa-
Neutropenie wordt gedefinieerd als een afname in de rodontitis met vroegtijdig verlies van melk- en blijvende
aantallen PMN in het perifere bloed; bij zuigelingen tot gebitselementen (Waldrop et al., 1987).
minder dan 1000/mm3, bij kinderen tot minder dan
1500/mm3 en bij volwassenen tot minder dan 1800/mm3. Histiocytosis X
Neutropenische ziekten waarbij aandoeningen in de Histiocytosis X is een aandoening van het reticulo-en-
mondholte zijn beschreven, betreffen onder andere dotheliale systeem. Het is waarschijnlijk het resultaat
agranulocytose, cyclische neutropenie en chronische be- van proliferatie en verspreiding van pathologische lan-
nigne neutropenie. Bij agranulocytose ontbreken de gerhans-cellen. Van langerhans-cellen is bekend dat ze
PMN vrijwel volledig. De ziekte gaat gepaard met in het epitheel liggen en betrokken zijn bij de anti-
koorts, algehele uitputting en ulceraties en necrose van geenpresentatie. In een klein percentage van de gevallen
de slijmvliezen van mondholte, keel en anus, en is vaak waarbij histiocytosis X is gediagnosticeerd wordt ook
het gevolg van medicijngebruik, zoals barbituraten en parodontitis aangetroffen. Dit betreft dan gelokali-
chlooramfenicol. seerde matige PP (Shaw en Glenwright, 1988; Delany en
Cyclische neutropenie is een aandoening waarbij er Kornman, 1987).
periodiek een daling optreedt van de aantallen PMN in
het circulerende bloed. De daling van de PMN treedt Chediak-higashi-syndroom
meestal op in een driewekelijkse cyclus. De oorzaak van Het chediak-higashi-syndroom is een zeer zeldzame
de aandoening is onbekend. De patiënten met cyclische autosomaal-recessieve aandoening die gepaard gaat met
neutropenie lijden aan zeer ernstige vormen van gin- gelokaliseerde ernstige PP. De oorzaak is een defect in de
givitis, vaak met necrose, ernstige gegeneraliseerde PP functie van de PMN. Meestal overlijden de patiënten op
met vroegtijdig verlies van de melkelementen (figuur jeugdige leeftijd aan ernstige infectieziekten.
31.6) en recidiverende infecties zoals otitis media en in-
fecties van de bovenste luchtwegen.
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 49

j
31:6a j
31:6b

j
31:6c j
31:6d

Figuur 31.6a-d Klinisch en röntgenologisch beeld van een


zesjarige patiënt die lijdt aan een vorm van cyclische neutropenie.
De boven- en onderincisieven zijn geëxfolieerd en er is een aan-
zienlijke recessie van de gingiva in het eerste kwadrant. Let op het
abcesachtige beeld en op de terminale botafbraak bij de 83.

j
31:6e

Figuur 31.6e Klinisch beeld van dezelfde patiënt op negenjarige


leeftijd. Let op de sterk rode verkleuring van de gingiva bij de
bovenincisieven.

Behalve bij de hiervoor genoemde aandoeningen kan PP 31.4 Parodontale diagnostiek


onder andere worden aangetroffen bij patiënten die lij-
den aan het syndroom van Down, juveniele diabetes, 31.4.1 identificatie van risicogroepen
leukemie en aids, maar ook bij kinderen die voor zover
bekend niet aan een of andere (ernstige) ziekte lijden. Uit onderzoek is gebleken dat niet iedereen even vatbaar
Tandheelkundige behandeling van kinderen met een is voor parodontitis. Tevens is beschreven dat verschil-
van de eerdergenoemde systeemziekten moet in overleg lende vormen van parodontitis een familiair karakter
met de behandelend arts worden uitgevoerd. In veel hebben (Boughman et al., 1992; Petit, 1993). Dit famili-
gevallen is de parodontale aandoening zeer moeilijk te aire karakter wordt veroorzaakt door twee factoren, die
behandelen. Stringente conventionele therapie, aange- de etiologie van parodontitis bepalen:
vuld met specifieke maatregelen zoals het sprayen met – infectie met bepaalde bacteriën;
chloorhexidine, leidt tot acceptabele resultaten. – factoren van de gastheer die de afweer beı̈nvloeden.
50 Kindertandheelkunde deel 2

Het is duidelijk dat milieufactoren een rol spelen bij de 31.4.3 röntgenologisch onderzoek
overdracht van bacteriën tussen verschillende indivi-
duen. Tevens is aangetoond dat bepaalde met parodon- De afstand tussen de glazuur-cementgrens (CEJ: ce-
titis geassocieerde bacteriën inderdaad tussen gezinsle- mentum enamel junction) en het marginale botniveau
den kunnen worden overgedragen (Petit, 1993). Afweer- (MB) kan in het melkgebit variëren van 0 tot 4 mm
factoren zijn voor een groot deel genetisch bepaald en (Sjödin en Matsson, 1994). Bij vlakken naast doorbre-
kunnen van ouder op kind worden overgeërfd. kende elementen is de CEJ-MB-afstand groot en ligt dan

31 Geconcludeerd kan worden dat het raadzaam is bij


kinderen van een ouder met ernstige parodontitis, of bij
een broer of zus van bijvoorbeeld een patiënt met ern-
eerder tussen 3 en 4 mm. Als deze vlakken buiten be-
schouwing worden gelaten, ligt de normale CEJ-MB-af-
stand tussen 0 en 2 mm, zowel in het melkgebit als in de
stige JP, bedacht te zijn op een verhoogd risico op paro- blijvende dentitie (Sjödin en Matsson, 1994). Een CEJ-
dontitis. MB-afstand > 2 mm op de röntgenfoto kan derhalve als
pathologisch botverlies worden beschouwd, mits niet
31.4.2 klinisch onderzoek grenzend aan een doorbrekend element. Bij röntgenfo-
to’s (bite-wings) die zijn gemaakt voor cariësdiagnos-
Klinisch onderzoek waarbij wordt gekeken naar tiek, is het tevens belangrijk dat er wordt gelet op de
pocketdiepte, aanhechtingsverlies, bloeding bij sonde- eventuele botafbraak.
ren, aanwezigheid van tandsteen of ‘pussende pockets’,
is van belang voor het constateren van ontsteking en
parodontale afbraak. Bij een gezond parodontium zal de 31.5 Parodontale behandeling
pocketdiepte, zowel in het melkgebit als in de blijvende
dentitie, variëren van 1 tot 3 mm. Ook bij doorbrekende Bij alle parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge
elementen zal dit in het algemeen het geval zijn, hoewel volwassenen die hiervoor zijn besproken, is al kort aan-
bij deze elementen veel hogere waarden kunnen voor- gegeven welke behandeling geı̈ndiceerd is. In deze pa-
komen. Bij een pocket dieper dan 5 mm is het verstan- ragraaf wordt een aantal aandachtspunten nader be-
dig vast te stellen of er aanhechtingsverlies is. De gla- sproken. Vanuit preventief oogpunt zijn er twee bena-
zuur-cementgrens is vaak moeilijk te lokaliseren met deringen mogelijk. Als eerste kan worden gedacht aan
een pocketsonde. Daardoor is het eveneens moeilijk be- collectieve preventie van parodontale aandoeningen. Dit
ginnend aanhechtingsverlies vast te stellen. Als er meer zou in het ideale geval betekenen dat er wordt gestreefd
dan 2 mm aanhechtingsverlies wordt gemeten, kan men naar een bloedingsvrije gingiva bij alle kinderen. Afge-
ervan uitgaan dat er daadwerkelijk sprake is van des- zien van het feit dat dit op zichzelf al moeilijk haalbaar
tructieve parodontitis. is, zou de hoeveelheid energie die daarin moet worden
Aangetoond is dat bij kinderen met parodontitis vaak gestoken de capaciteit van de professie ver te boven
approximaal, subgingivaal tandsteen voorkomt, zelfs in gaan. Preventie zal zich vooral moeten richten op het
die mate dat het ook röntgenologisch kan worden voorkomen van ernstige parodontale problemen.
waargenomen (Sjödin en Matsson, 1994). Ook in pros- Het is belangrijk om vast te stellen of er sprake is van
pectief onderzoek bij adolescenten en jonge volwasse- parodontale afbraak. In zo’n geval is het risico dat het
nen is er een relatie gevonden tussen de aanwezigheid kind op volwassen leeftijd parodontale problemen
van subgingivaal tandsteen aan het begin van het on- krijgt, verhoogd. In voorgaande paragrafen is aangege-
derzoek en progressie van aanhechtingsverlies (Clere- ven dat wanneer men bij kinderen een pocket bij de
hugh et al., 1990). Omdat parodontale afbraak in het eerste molaren, incisieven of melkmolaren aantreft die
blijvende gebit bij adolescenten met JP in veel gevallen groter is dan 5 mm, dit voor de behandelaar aanleiding
voorafgegaan wordt door parodontale afbraak in het moet zijn nader onderzoek uit te voeren. Kinderen van
melkgebit, is het van belang reeds op jonge leeftijd te wie de ouders parodontitis hebben of hebben gehad,
beginnen met klinisch onderzoek van het parodontium hebben ook een verhoogd risico. Vanuit preventief oog-
door het sonderen van de pockets. Het is raadzaam bij punt moeten deze kinderen en hun ouders worden
alle adolescenten, als de eerste blijvende molaren volle- voorgelicht over etiologie, preventie en behandeling van
dig zijn doorgebroken, de molaren, de incisieven en de parodontale aandoeningen. Daarnaast is het belangrijk,
melkmolaren jaarlijks parodontaal te onderzoeken. zeker in situaties waarbij er maar op één plek parodon-
Daarbij moet worden gelet op de pocketdiepte en even- tale problemen zijn, om vast te stellen of het probleem
tueel aanhechtingsverlies, het bloeden en/of pussen bij niet veroorzaakt kan zijn door een corpus alienum. Zo is
sonderen en de aanwezigheid van subgingivaal tand- onlangs een casus beschreven van een driejarig meisje
steen. Indien aanhechtingsverlies is geconstateerd, is met ernstige parodontale botafbraak bij één onderinci-
het verstandig verder röntgenologisch onderzoek te sief. De oorzaak hiervan bleek een stuk van een plastic
doen. rietje te zijn (Joshi et al., 2011).
De ervaring leert dat bij de mondhygiëne de mede-
werking van kinderen en adolescenten soms te wensen
Parodontale aandoeningen bij kinderen en jonge volwassenen 51

overlaat, dat wil zeggen dat zij zelf niet in staat zijn het Bij afwezigheid van paropathogene bacteriën en een
vereiste hoge niveau van dagelijkse plaqueverwijdering onvoldoende behandelingsrespons moet men bedacht
te bewerkstelligen. Het is dus aan te raden dat de ouders zijn op een onderliggende systemische aandoening.
de mondhygiëne bij hun kinderen dagelijks zeer goed Samenvattend kan worden gesteld dat regelmatige
controleren. Onderzoek heeft uitgewezen dat de nieuwe parodontale screening bij kinderen vanaf ongeveer het
generatie elektrische tandenborstels hierbij een effectief tiende levensjaar de mogelijkheid biedt de vatbaarheid
hulpmiddel kan zijn. Dit betekent dat eerst de ouders voor parodontale aandoeningen in een vroeg stadium te
geı̈nstrueerd moeten worden hoe ze met behulp van de onderkennen. De behandeling is primair preventief.
borstel de plaque bij hun kinderen effectief kunnen
verwijderen. Als het kind oud genoeg lijkt de mondhy-
giëne zelfstandig op een redelijk niveau uit te voeren, Literatuur
moet het kind zelf worden geı̈nstrueerd.
Interdentale reiniging met floss en tandenstokers kan Anderson DA, Springer TA. Leukocyte adhesion deficiency: an
in eerste instantie worden beperkt tot de probleem- inherited defect in the Mac-1, LFA-1, and p150,95 glycoproteins.
plaatsen. In verband met de korte klinische kroon op Ann Rev Med 1987;38:175-94.
deze leeftijd, zal voor de approximale mondhygiëne in Arya R, Gulati S, Kabra M, Sahu JK, Kalra V. Folic acid supple-
eerste instantie floss moeten worden gebruikt. Pas als de mentation prevents phenytoin-induced gingival overgrowth in
approximale ruimte geheel doorgankelijk is voor een children. Neurology 2011;76:1338-43.
tandenstoker, is het geı̈ndiceerd die of een interdentale Baab DA, Page RC, Morton T. Studies of a family manifesting
borstel te gebruiken. premature exfoliation of deciduous teeth. J Periodontol 1985;56:
In voorgaande paragrafen is uitgebreid ingegaan op 403-9.
kinderen met een verhoogd risico op parodontitis, maar Bacci C, Sivolella S, Pellegrini J, Favero L, Berengo M. A rare case
ook bij kinderen die geen verhoogd risico op parodon- of scurvy in an otherwise healthy child: diagnosis through oral
titis lijken te hebben, is het verstandig als de ouders signs. Pediatr Dent 2010;32:536-8.
eenmaal per dag het gebit van hun kind napoetsen. Baer PN. The casefor periodontosis as a clinical entity. J Perio-
Omdat kinderen de manuele vaardigheden nog niet dontol 1971;42:516-9.
hebben om dit goed te doen, is het nodig dat de ouders Beertsen W, Vandenbos T. Root development in mice lacking
het poetsen bij hun kind blijven volhouden tot het acht functional tissue non-specific alkaline phosphatase gene: inhi-
à tien jaar is (Berendsen, 1973). bition of acellular cementum formation. J Dent Res 1999;78:
Naast een goede mondhygiëne is ook een uiterst 1221-9.
zorgvuldige professionele gebitsreiniging noodzakelijk. Berendsen WJH. Methoden van tandenpoetsen bij 7-9- en 11-jarige
Bij de behandeling van kinderen en jonge volwassenen kinderen. Een experimenteel onderzoek naar het effect van 4
met ernstige parodontale afbraak (PP en JP) is behalve verschillende methoden op de toestand der mondhygiëne
mondhygiëne-instructie en gebitsreiniging toediening (Proefschrift). Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen;
van antibiotica geı̈ndiceerd. Dat moet pas gebeuren na- 1973.
dat de subgingivale gebitsreiniging volledig en uiterst Bimstein E, Delaney JE, Sweeney EA. Radiographic assessment of
zorgvuldig is uitgevoerd en de mondhygiëne voldoende the alveolar bone in children and adolescents. Ped Dent 1988;10:
is. Er is vrijwel geen wetenschappelijk goed uitgevoerd 199-204.
onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt welke antibioti- Bimstein E, Matsson L. Growth and development considerations
cumtherapie het beste resultaat heeft. Op grond van in the diagnosis of gingivitis and periodontitis in children.
empirie zijn de afgelopen jaren onder andere metroni- Pediatr Dent 1999;21:186-91.
dazol, tetracycline, minocycline, doxycycline en amoxi- Boughman JA, Astemborski JA, Suzuki JB. Phenoltypic assess-
cilline gebruikt. Vooralsnog lijken metronidazol alleen ment of early onset periodontitis in sibships. J Clin Periodontol
en amoxicilline in combinatie met metronidazol de 1992;19:233-9.
meest voor de hand liggende keuzes te zijn. Bij de do- Butler JH. A familial pattern of juvenile periodontitis (periodon-
sering moet rekening worden gehouden met het li- tosis ). J Periodontol 1969;40:115-8.
chaamsgewicht van het kind. Çelenligil H, Kansu E, Erata1ay K, Yavuzyilmaz E. Prepubertal
Indien de parodontale toestand ondanks de hiervoor periodontitis. A case report with an analysis of lymphocyte
beschreven behandeling niet verbetert, is microbiolo- populations. J Clin Periodontol 1987;14:85-8.
gisch onderzoek gewenst. Aanwezigheid van paropa- Clerehugh V, Lennon MA, Worthington HV. 5-year results of a
thogene bacteriën na afloop van een lege artis uitge- longitudinal study of early periodontis in 14- to 19-year-old
voerde initiële behandeling gevolgd door antibioticum- adolescents. J Clin Periodontol 1990;17:702-8.
therapie kan als volgt worden geı̈nterpreteerd: Cogen RB, Wright JT, Tate AL. Destructieve periodontal disease in
– De bacteriën zijn ongevoelig voor het gebruikte anti- healthy children. J Periodonto1 1992;63:761-5.
bioticum. Delaney JE, Kornman KS. Microbiology of subgingival plaque
– De kuur is niet afgemaakt. from children with localized prepubertal periodontitis. Oral
– De dagelijkse mondhygiëne is toch niet goed genoeg Microbiol Immunol 1987;2:71-6.
geweest. Fallon MD, Teitelbaum SL, Weinstein RS, Goldfischer S, Brown
52 Kindertandheelkunde deel 2

DM, Whyte MP. Hypophosphatasia: clinicopathologic compari- Prichard JF, Ferguson DM, Windmiller J, Hurt WC. Prepubertal
son of the infantile, childhood, and adult forms. Medicine (Bal- periodontitis affecting the deciduous and permanent dentition
timore) 1984;63:12-24. in a patient with cyclic neutropenia. A case report and discus-
Genco RJ. Host responses in periodontal diseases: current con- sion. J Periodontol 1984;55:114-22.
cepts. J Periodontol 1992;63:338-55. Ram D, Bimstein E. Subgingival bacteria in a case of prepubertal
Gottlieb, B. The formation of the pocket: diffuse atrophy of periodontitis, before and one year after extractions of the affec-
alveolar bone. J Am Dent Ass 1928;15:462-76. ted primary teeth. J Clin Pediatr Dent 1994;19:45-7.

31 Grassi M. Management of hiv-associated periodontal diseases. In:


Robertson PB, Greenspan JS, editors. Perspectives on oral
manifestations of aids: Littleton: PGS Publishing; 1988, p. 119-
Rose LF. Infective forms of gingivostomatitis. In: Genco RJ,
Goldman HW, Cogen DW, editors. Contemporary periodontics.
St. Louis: Mosby; 1990.
30. SanMartin T, Jandinski JJ, Palumbo P, Murray PA. Periodontal
Haar SF De, Hiemstra PS, Steenbergen MT van, Everts V, Beertsen diseases in children affected with hiv. J Dent Res 1992;71:151.
W. Role of polymorphonuclear leukocyte-derived serine protei- Shaw L, Glenwright HD. Histiocytosis X: an oral diagnostic pro-
nases in defense against Actinobacillus actinomycetemcomitans. blem. J Clin Periodontol 1988;15:312-5.
Infect Immun 2006;74:5284-91. Shlossman M, Pettitt D, Arevalo A, Genco RJ. Periodontal disease
Haar SF De, Jansen DC, Schoenmaker T, Vree H de, Everts V, in children and young adults on the Gila River Indian Reserva-
Beertsen W. Loss-of-function mutations in cathepsin C in two tion. J Dent Res 1986;65:294.
families with Papillon-Lefèvre syndrome are associated with Sjödin B, Crossner C-G, Unell J, Östlund P. A retrospective radio-
deficiency of serine proteinases in PMNs. Hum Mutat 2004;23: graphic study of alveolar bone loss in the primary dentition in
524. patients with localized juvenile periodontitis. J Clin Periodontol
Hart TC, Hart PS, Bowden DW, Michalec MD, Callison SA, Walker 1989;16:124-7.
SJ, et al. Mutations of the cathepsin C gene are responsible for Sjödin B, Matsson L. Marginal bone loss in the primary dentition.
Papillon-Lefevre syndrome. J Med Genet 1999;36:881-7. A survey of 7-9-year-old children in Sweden. J Clin Periodontol
Hartnett AC, Shiloah J. The treatment of acute necrotizing ulce- 1994;21:313-9.
rative gingivitis. Quintessence Int 1991;22:95-100. Srivastava B, Chandra S, Jaiswal JN, Saimbi CS, Srivastava D. A
Hassell TM, O’Donnell J, Pearlman J, Tesini D, Murphy T, Best H. crosssectional study to evaluate variations in attached gingiva
Phenytoin-induced gingival overgrowth in institutionalized and gingival sulcus in the three periods ofdentition. J Clin
epileptics. J Clin Periodontol 1984;11:242-53. Pediatr Dent 1990;15:17-24.
Hassell. TM, Hefti, AF. Drug-induced gingival overgrowth: old Sweeney EA, Alcoforado GAP, Nyman S, Slots J. Prevalence and
problem, new problem. Crit Rev Oral Biol Med 1991;2:103-37. microbiology of localized prepubertal periodontitis. Oral
Jamison HC, Birmingham PH. Prevalence of periodontal disease Microbiol Immuno1 1987;2:65-70.
of the deciduous teeth. J Am Dent Ass 1963;66:207-16. Toomes C, James J, Wood AJ, Wu CL, McCormick D, Lench N, et al.
Joshi N, Al-Hadad I, Ullah Z. The short straw. Br Dent J 2011;210: Loss-of-function mutations in the cathepsin C gene result in
248. periodontal disease and palmoplantar keratosis. Nat Genet 1999;
Kronauer E, Borsa G, Lang NP. Prevalence of incipient juvenile 23:421-4.
periodontitis at age 16 years in Switzerland. J Clin Periodontol Velden U van der, Abbas F, Steenbergen TJ van, Zoete OJ de, Hesse
1986;13:103-8. M, Ruyter C de, Laat VH de, Graaff J de. Prevalence of perio-
Lundgren T, Westphal O, Bolme P, Modéer T. Norén JG. Retro- dontal breakdown in adolescents and presence of Actinobacillus
spective study of children with hypophosphatasia with reference actinomycetemcomitans in subjects with attachment loss. J
to dental changes. Scand J Dent Res 1991;99:357-64. Periodontol 1989;60:604-10.
McCall JO. Gingival and periodontal disease in children. J Perio- Wagaiyu EG, Ashley FP. Mouthbreathing, lip seal and upper lip
dontol 1938;9:7-15. coverage and their relationship with gingival inflammation in
Murray PA, Jandinski JJ, Heir J, Singh J, SanMartin T. Microbiota 11-14 year-old schoolchildren. J Clin Periodontol 1991;18:698-702.
of hiv-associated periodontal diseases in children. J Dent Res Waldrop TC, Anderson DC, Hallmon WW, Schmalstieg FC, Jacobs
1992;71:151. RL. Periodontal manifestations of the heritable Mac-1, LFA-1,
Page, RC, Bowen T, Altman L, Vandesteen E, Ochs H, Mackenzie P, deficiency syndrome. Clinical, histopathologic and molecular
Osterberg S, Engel D, Williams B. Prepubertal periodontitis. I characteristics. J Periodontol 1987;58:400-16.
Definition of a clinical disease entity. J Periodontol 1983;54:257-71. Watanabe K. Prepubertal periodontitis: a review of diagnostic
Page, RC, Baab DA. A new look at the etiology and pathogenesis of criteria, pathogenesis, and differential diagnosis. J Periodont
early onset periodontitis. Cementopathia revisited. J. Periodon- Res 1990;25:31-48.
tol 1985;56:748-51. White DA, Chadwick BL, Nuttall NM, Chestnutt IG, Steele JG.
Petit MDA. Periodontitis and periodontopathic microorganisms Oral health habits amongst children in the United Kingdom in
infamilies. (Proefschrift). Amsterdam: ACTA; 1993. 2003. Br Dent J 2006;200:487-91.
Preus HR. Treatment of rapidly destructive periodontitis in Wolfe MD, Carlos JP. Periodontal disease in adolescents: epide-
Papillon-Lefevre syndrome. Laboratory and clinical observati- miologic findings in Navajo Indians. Comm Dent Oral Epide-
ons. J Clin Periodontol 1988;15:639-43. miol 1987;15:33-40.
Behandeling van (diepe)
cariës in melkelementen

32 G. Stel, J.S.J. Veerkamp, W.E. van Amerongen, L.C. Martens, M.C.M. van Gemert-
Schriks

32.1 Inleiding delbeslissingen kunnen worden genomen. In feite gaat


het in dit verband om behoud/verbetering van de ‘qua-
Voor de meeste kinderen is cariës de belangrijkste oor- lity of life’ van het kind.
zaak voor mondproblemen. Ook al is er in het algemeen
een matige correlatie tussen de aanwezige hoeveelheid 32.1.1 oral health related quality of life
plaque en cariësactiviteit, is het toch van belang regel-
matig een plaquescore te doen om een indruk te krijgen Binnen de tandheelkunde is mondgerelateerde kwaliteit
van de mate waarin het individuele kind (en zijn ouders/ van leven aan de orde en spreekt men internationaal van
verzorgers) in staat zijn een goede mondhygiëne te ‘Oral Health Related Quality of Life’ (OHRQoL). Het is
handhaven. Een regelmatige controle van de gebitssi- een begrip dat zich moeilijk laat definiëren. Het United
tuatie is van belang voor een juiste en adequate diag- States Surgeon General’s report on oral health (NIH,
nostiek van de cariësactiviteit en voor het vervolgen van 2000) geeft de volgende definitie van OHRQoL.
carieuze aantastingen van gebitselementen in de tijd
(monitoring).
Definitie
Vanwege de tijdelijkheid van de melkdentitie zullen
voor de behandelaar andere factoren meewegen in de
‘Oral health related quality of life is a multidimensional
beoordeling en behandeling van carieuze aantastingen
construct that reflects (among other things) people’s
dan bij die van de blijvende gebitselementen. Dit aspect
comfort when eating, sleeping, and engaging in social
zal meegenomen moeten worden bij het opstellen van interaction; their self-esteem; and their satisfaction
een zorg- en behandelplan. Het vaststellen van de mate with respect to their oral health’.
van gebitsaantasting, betrokkenheid van de pulpa (al
dan niet reversibel) en/of de aanwezigheid van pijn-
klachten is uiteraard mede van invloed op het te volgen
beleid. De definitie benadrukt het multidimensionale aspect
van OHRQoL (NIH, 2000).
Naast de fysiologische, biomedische component,
Definitie
wordt vooral de sociaalpsychologische kant van ge-
zondheid beschouwd. Dit relatief nieuwe wetenschaps-
Onder diepe cariës worden in dit hoofdstuk die laesies
gebied begeeft zich op het grensvlak van de genees-
verstaan die tot in het binnenste een derde deel van
kunde, de psychologie, de farmacologie en zelfs de eco-
het dentine reiken. In de praktijk betekent dit dat bij de
meeste van deze laesies de pulpa betrokken is bij het
nomie. Vrij vertaald wordt bij ons het begrip Quality of
cariësproces en dat dit klinische consequenties heeft. Life wel omschreven als ‘levenskwaliteit’ (Verrips, 2011).
Het multidimensionale karakter en de grote subjecti-
viteit maken dat levenskwaliteit als zodanig, evenals
diverse andere psychologische concepten, zoals angst,
Uitgangspunt bij de behandeling van (diepe) cariës in intelligentie en persoonlijkheid, niet valide gemeten of
het melkgebit is naast behoud van pulpavitaliteit het in getal uitgedrukt kunnen worden. Het betreft een
voorkómen van pijn- en functionele klachten als gevolg dynamisch concept dat wordt beı̈nvloed door factoren
van het (voortschrijdende) cariësproces. Daarnaast zul- die sterk inter- en intrapersoonlijk kunnen variëren
len initiële en bestaande pijnklachten moeten worden (Van Wijk, 2011; Kieffer, 2012).
verholpen en zal alles in het teken van preventie van Uitgaande van de psychosociale component zal on-
verdere aantasting moeten komen te staan. Daarvoor is derkend moeten worden dat ziekten in de mond het
het van groot belang een initiële diagnose van de ge- subjectieve gevoel van welbevinden en daarmee de ge-
bitssituatie te stellen op basis waarvan verdere behan- zondheidstoestand duidelijk beı̈nvloeden (Ratnayake en

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_4, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
54 Kindertandheelkunde deel 2

Ekanayake, 2005; Sheiham, 2006; Van Palenstein Hel- altijd even goed. In de hoofdstukken 10 (deel 1) en 30
derman, 2011). wordt daarop nader ingegaan. Op jonge leeftijd komen
Het is algemeen bekend dat cariës bij kinderen kan veel kinderen regelmatig bij de tandarts maar voor
leiden tot uiteenlopende klachten zoals pijn, eetproble- vroegdiagnostiek en het begeleiden van cariësrisicokin-
men, slaapproblemen, concentratiestoornissen, psycho- deren is niet altijd voldoende ruimte. De grens voor
sociale en emotionele stoornissen (Versloot en Klaassen, cariësrisico ligt internationaal vast. Een kind onder de 3
2011; Boehmer et al., 2007; Pahel et al., 2007; Fakhrud- jaar heeft vroege kindercariës (early childhood caries,

32 din et al., 2008).


Tandheelkundige behandeling heeft daarom zeker
een positieve invloed op de OHRQoL van kinderen. Ook
ECC) als hij één glazuurlaesie of meer heeft. Dat kan het
eerste symptoom zijn van snelverlopende, slecht detec-
teerbare aantastingen. Kinderen komen soms pas voor
ouders geven direct en na zes tot twaalf maanden een het eerst bij de tandarts als de ouders signaleren dat ze
verbetering van de OHRQoL aan (Klaassen et al., 2008; kiespijn hebben. Kinderen zijn niet altijd even goed in
Cunnion et al., 2010). In vergelijking met kinderen met staat om aan te geven of ervaren ongemak het gevolg is
een gave dentitie, laten de behandelde kinderen ook na van een pijnlijk gebitselement. Vanaf een jaar of 3 moet
afbehandeling echter nog steeds een lager niveau van een kind in staat geacht worden aan te geven of het
OHRQoL zien (Cunnion et al., 2010). Ondanks de lagere kiespijn heeft, bijvoorbeeld door een reversibele pulpi-
OHRQoL-score, blijkt de algehele levenskwaliteit bij tis, als een kies pijnlijk is bij zoet eten. Heftiger pijn kan
cariësvrije kinderen en kinderen met cariës gelijk al eerder gesignaleerd worden (bijv. irreversibele pulpi-
(Klaassen et al., 2009). tis), zeker als de ouders zicht hebben op een duidelijke
De gevolgen van een slechte mondgezondheid reiken oorzaak (bijv. een diep carieus element). Aan de andere
verder dan alleen de fysieke en psychosociale gesteld- kant wordt er vaak kritisch gekeken naar zwartver-
heid van de patiënt. De ouders/verzorgers en wellicht kleurde arrested carieuze laesies in avitale elementen,
andere gezinsleden van de bewuste kinderen zullen terwijl de halfverborgen proximale caviteit in het buur-
eveneens een weerslag op hun levenskwaliteit onder- element over het hoofd wordt gezien. De plaats waar de
vinden. Slapeloze nachten, inkomstenderving, omdat er pijn mogelijk aanwezig is, kan niet altijd betrouwbaar
verlof genomen moet worden om naar de tandarts te door het kind worden aangegeven. Klinische sympto-
gaan of opvang te bieden aan een ziek kind zijn enkele men zijn onder meer moeite met eten, iets lekkers weg-
factoren waaraan in dit verband gedacht kan worden leggen of een verandering in het eetpatroon (Versloot
(Anderson et al., 2004). 2005) (fig. 32.1).
Aan de andere kant moeten ouders niet worden on-
32.1.2 beoordeling van aanwezigheid van derschat. Goed doorvragen op geleide van een gerichte
pijn en/of (tekenen van) ontsteking inspectie kan vaak een helder beeld geven van het ver-
loop van een diep carieuze aantasting. Daarvoor dient
Kinderen moeten al op jonge leeftijd gezien worden de behandelaar open vragen te stellen over kiespijn. Of
door de tandarts om een positieve preventieve relatie op dit de afgelopen zes maanden wel eens is voorgekomen,
te bouwen met het tandheelkundig team. Dat lukt niet hoe lang het precies geleden is, wanneer de klachten
optraden en wanneer ze weer verdwenen (fig. 32.2).

HET KIESPIJN STOPLICHT


HOE VAAK MERKT U DAT UW KIND:
7"",
,MBBHUUJKEFOTIFUUBOEFOQPFUTFO

*FUTMFLLFSTQMPUTFMJOHXFHMFHU 

&UFOBGCJKUNFUEFLJF[FOJQWNFUEFUBOEFO
  40.4
.PFJUFIFFGUNFULBVXFOPGBBOÊÊOLBOULBVXU
 

5JKEFOTIFUFUFOQMPUTFMJOHCFHJOUUFIVJMFO

/BBS[JKOIBBSXBOHHSJKQUUJKEFOTIFUFUFO /00*5 


#JKÊÊOLFFSWBBLPGUXFFLFFSTPNT OFFNVXLJOENFUFFONFFOBBSEFUBOEBSUT 
j
32:2

j
32:1 Figuur 32.2 Johnny (3 jr, 11 mnd). Vier weken geleden regelmatig
heftige pijn tijdens eten. De pijn verdween na het eten. De pijn is
Figuur 32.1 Gedragingen die wijzen op kiespijn bij preverbale twee weken geleden spontaan verdwenen. Diagnose: avitale pul-
kinderen. pa. Exploratie na extractie gaf een avitale pulpa te zien.
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 55

Klinisch (en radiologisch) zijn de volgende aspecten in- 32.1.3 risico op progressie van carieuze
dicatief voor de aanwezigheid van een door het cariës- aantasting (zie ook hoofdstuk 30)
proces ontstoken of avitale pulpa:
1 interradiculaire radiolucentie op de röntgenopname; Om de kans op voortschrijding van het cariësproces tot
2 palpatie- en/of percussiegevoeligheid van een nog niet aan eventuele pulpabetrokkenheid zo goed mogelijk in
aan wisseling toe zijnd gebitselement en spontane te schatten, zal de mondzorgverlener per element een
pijnklachten die niet direct te relateren zijn aan een risico-inschatting moeten maken. Aangezien niet elke
carieuze laesie (zoals bij warmte en koude kunnen carieuze laesie een restauratieve behandeling behoeft,
optreden) en lang aanhouden nadat de veroorzakende moet een aantal factoren in de besluitvorming worden
prikkel is weggenomen; meegenomen. De behandelaar kan ook overwegen een
3 alveolaire gevoeligheid bij aanraking, zwelling ter element met een slechte prognose te verwijderen.
hoogte van de radices van het gebitselement en/of – De omvang van de laesie. Gecaviteerde laesies die de
aanwezigheid van een fistel; glazuur-dentinegrens duidelijk gepasseerd zijn en te
4 aanwezigheid van niet-fysiologische mobiliteit in restaureren zijn (leeftijd, behandelbaarheid en moti-
bucco-linguale richting wanneer voorzichtig druk vatie van de ouders/verzorgers medebepalend!) wor-
wordt aangebracht en het gebitselement occlusaal den in principe hersteld.
wordt gefixeerd. – De plaats/lokalisatie van de laesie. Laesies op goed
reinigbare locaties (gladde vlakken) komen als eerste
In het algemeen geldt dus dat duidelijke pijnklachten in aanmerking voor een preventieve benadering.
die spontaan verdwijnen meestal een signaal zijn van Slechte mogelijkheid om te reinigen (proximale lae-
een (inmiddels) avitale pulpa. Ouders zijn vaak opge- sies) leidt eerder tot restauratie om deze mogelijkheid
lucht als kiespijn spontaan over gaat. Diagnostiek die juist te vergroten.
gerelateerd is aan (diepe) cariës moet – waar mogelijk – – De mineralisatiegraad van het element. Pas doorge-
ondersteund worden met een röntgenopname. Recente broken melkelementen kunnen slecht geminerali-
onderzoeken geven hoge correlaties tussen cariës ener- seerd zijn. Cariës kan in dat geval zeer snel verlopen.
zijds en kiespijn, ontstekingen, en extracties anderzijds Grondige monitoring is dan een noodzaak (fig. 32.3).
(IDA, maart 2012). Afhankelijk van de onderzoeken va- – De resterende tijd tot aan de wisseling. Bij laesies in
riëren de percentages van 18-43. Circa 5% van de kinde- elementen die verwacht worden binnen een jaar te
ren met cariës ontwikkelde zelfs een sepsis. wisselen kan een afwachtende houding gekozen wor-
Zoals al vaker gezegd: preventie is de eerste strategie den, mits er geen pijn, fistels, ontstekingen te ver-
bij de behandeling van cariës. In een aantal gevallen wachten zijn. Bovendien moet het buurelement vei-
dient restauratief ingrijpen overwogen te worden. Bij liggesteld zijn (zie slicen, par. 32.2.4). Een niet-
diepe cariës wordt die beslissing op enigszins andere reinigbare caviteit veroorzaakt al snel verhoogde
gronden genomen dan bij initiële laesies. Waar bij ini- plaqueretentie en vormt daarmee een bedreiging voor
tiële laesies de nadruk ligt op herstel en remineralisatie, het buurelement. Als dat een blijvend element is, kan
zal bij diepe cariës de nadruk liggen op het vermijden niet afgewacht worden.
van pijn en ongemak voor het kind en het bereiken van – Aantal overige aangetaste gebitselementen. Meer
(gebits)gezondheid anderzijds. Daaraan voorafgaand is aangetaste elementen (polycariës) is een sterke aan-
een goede diagnostiek noodzakelijk (voor risicomodel- wijzing voor verminderde betrokkenheid van de
len, zie hoofdstuk 30). patiënt en een grotere kans op pijnklachten. De kans

j
32:3a j
32:3b

Figuur 32.3 Cariëslaesie in 74 distaal (figuur 32.3a) en na 14 maanden (figuur 32.3b).


56 Kindertandheelkunde deel 2

op pijnklachten en de slechte mogelijkheid om te rei- preventie toegepast moeten worden teneinde het cariës-
nigen kunnen leiden tot het eerder verwijderen van proces af te remmen of te stoppen. Tertiaire preventie
een element. zal echter te allen tijde samen moeten gaan met op maat
– Inschatting van de mate van coöperatie van het kind. gesneden primaire en secundaire preventieve inspan-
Kleine kinderen en kinderen met een beperking zijn ningen (Richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen; zie hoofd-
alleen ten koste van veel inspanningen restauratief te stuk 46).
behandelen. Om die reden moet alleen voor uitge-

32 breide zorg gekozen worden als de behandelaar zich


competent acht deze uit te voeren en verwacht dat de
preventieve begeleiding succesvol is.
Voor de behandeling van diepe cariës gelden de vol-
gende mogelijke behandelstrategieën:
1 complete cariësverwijdering en restauratie (conventi-
– Inschatting van de mate van coöperatie van ouders/ onele restauratieve behandeling);
verzorgers met betrekking tot (preventieve) interven- 2 gedeeltelijke cariësverwijdering en restauratie (zoals
ties. Hiervoor geldt ook de keerzijde van de medaille. de indirecte pulpaoverkapping);
Een slechte mondhygiëne brengt de tandarts in een 3 geen cariësverwijdering en afsluiten met een restau-
onaangenaam dilemma: als de mondhygiëne slecht ratie (zoals bij de Hall-techniek);
blijft, heeft vullen ook geen zin; maar waar ligt de 4 geen cariësverwijdering, preventieve benadering (in-
grens? Allereerst moet extra aandacht voor preventie dien nodig na zelfreinigend maken van de cariëslae-
(voeding, mondhygiënist) ingezet worden. Als dat sie) (zoals bij de non-restauratieve caviteitsbehande-
niet lukt, kan bijvoorbeeld eerder worden besloten tot ling/NRC(T));
een extractie om onverwachte pijnklachten of abces- 5 extractie of extractie zodra er pijnklachten en/of ont-
sen te voorkomen. Dit dient zeer goed doorgesproken steking optreedt.
te worden met de ouders. Als tijdens dit proces het
contact met de ouders verloren raakt, zullen ze ge- Voor elke laesie zijn vaak meerdere behandelopties
neigd zijn het zorgcircuit te mijden en pas terugko- denkbaar. De mondzorgverlener zal op basis van zijn
men als het kind kiespijn heeft. klinisch inzicht een keuze moeten maken voor de naar
– Het arsenaal aan klinische procedures die de mond- zijn idee optimale behandeling in het specifieke klini-
zorgverlener kan en/of wil aanbieden. Het is zaak om sche geval. In alle gevallen geldt dat zo veel mogelijk
goed inzicht te hebben in de eigen kwaliteiten. Nala- informatie verzameld moet worden. Dat betekent in elk
ten van zorg omdat de behandelaar zelf niet vaardig geval radiografische opnamen, maar ook inzicht in de
genoeg is, lijkt uit den boze; verwijzing naar een col- eigen vaardigheden. Los van de gemaakte keuze moet in
lega met meer affiniteit of naar een tandarts-pedo- ieder geval elke carieuze laesie actief worden behandeld;
dontoloog is dan aangewezen. hetzij preventief hetzij curatief.

32.2.1 complete cariësverwijdering en


32.2 Management van cariës in restauratie
melkelementen
Doel: het wegnemen van alle geı̈nfecteerde tandmateriaal en
‘Extension for prevention’ is bijna 100 jaar het credo herstel van functie.
geweest voor de tandheelkundige professie bij de be- Werkwijze voor preparatie en restauratie met plas-
handeling van cariës in zowel melk- als blijvend gebit. tisch materiaal (recente röntgeninformatie is beschik-
De preparatieprincipes volgens Black werden op grote baar) van een approximale caviteit:
schaal geı̈ntegreerd in het onderwijs en de nadruk bij de – Geef vooraf lokaal anesthesie, omdat bij het prepare-
behandeling van cariës lag vrijwel volledig op de res- ren de preparatiebegrenzing in gezond (vitaal en sen-
tauratieve interventie. Door de opkomst van de adhe- sibel) dentine zal komen te liggen.
sieve vulmaterialen werden er andere eisen aan de pre- – Open vanaf occlusaal met een snelloophoekstuk met
paratievormen gesteld. Er kon weliswaar meer weefsel- waterkoeling en laat waar mogelijk een kleine margi-
sparend gehandeld worden, maar dit geschiedde vooral nale glazuurwand staan. Gebruik een bandje ter be-
op geleide van de eigenschappen van de verschillende scherming van het buurelement.
restauratiematerialen. – Verwijder het carieuze dentine met behulp van een
‘Preventie’ is het sleutelwoord en de algemene noemer excaveerboor of handinstrumentarium (excavatoren
waarop elk tandheelkundig handelen van de mond- en glazuurmessen); denk daarbij aan de pulpale ana-
zorgverlener geconcentreerd moet zijn. Aanvankelijk tomie en probeer een exponatie te voorkomen.
dient het accent van de tandheelkundige zorgverlening – Gebruik matrixbanden of fenderwedges om buurele-
te liggen op de ‘non-invasieve’ zorg; de primaire en menten te beschermen.
secundaire preventie. Wanneer deze zorg echter onvol- – Plaats een geschikte matrixband over het geprepa-
doende effectief blijkt en het cariësproces tot in het reerde element en breng de restauratie aan (compo-
dentine voortgeschreden is, zal enige vorm van tertiaire
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 57

afgeraden. Yengopal en Mickenautsch (2011) vonden


daarentegen in hun kwantitatieve systematische review
geen significant verschil tussen RM-GIC en composiet
met betrekking tot cariëspreventieve eigenschappen. In
de Cochrane-review van 2009 concludeerde Yengopal
dat er geen eenduidige uitspraak is te doen over de
voorkeur voor een restauratiemateriaal in de kinder-
tandheelkunde (zie ook onder deel 1, hoofdstuk 23 Res-
tauratiematerialen).
Het indicatiegebied voor stapsgewijze excavatie (se)
neemt af met de groeiende evidentie dat het achterblij-
ven van geı̈nfecteerd dentine centraal in de caviteit het
succes van de restauratie niet in de weg blijkt te staan
(Hayashi et al., 2011). Het biologisch bewijs voor de
noodzaak tot heropening van de caviteit ontbreekt
(Maltz et al., 2007; 2011; 2012). Dit natuurlijk op voor-
waarde dat de caviteit is voorzien van een goed afslui-
tende restauratie. Bjorndal (2005; 2010; 2011) pleit voor
een eenmalige benadering en afsluiting van de perifeer
j
32:4
gereinigde caviteit door middel van een indirecte pul-
paoverkapping in één zitting. Ook Ribeiro et al. (2012)
Figuur 32.4 Wig (FenderWedge TM) ter bescherming van het komen tot eenzelfde conclusie.
buurelement tijdens preparatie.
In de eerste twee jaar na partiële cariësverwijdering
worden niet meer pulpareacties of verlies van restaura-
meer of kunstharsversterkt glasionomeercement RM- ties gevonden, terwijl de kans op exponatie significant
GIC). kleiner is dan bij volledige cariësexcavatie. Recent werd
bevestigd dat de kans op een expositie bij excaveren met
Naast het gebruik van adhesieve restauratiematerialen het doel een indirecte overkapping te vervaardigen on-
kan gekozen worden voor het plaatsen van een RVS- geveer 5-6% is (Ricketts et al., 2006; Coll, 2008). De
kroon (zie daartoe ook deel 1, hoofdstuk 23). Volledig keuze om geheel of gedeeltelijk cariës te verwijderen
excaveren leidt logischerwijs vaker tot exponatie in ca- lijkt op termijn geen invloed te hebben op de bacteriële
rieus weefsel (Ricketts et al., 2006) en dus ook tot een kolonisatie in de caviteit (Lula et al., 2009; 2011). Andere
pulpabehandeling. Aan de andere kant heeft de behan- auteurs vonden geen verschil tussen een 1- en 2-staps
delaar ook de zekerheid dat er geen carieus dentine, dat indirecte pulpaoverkapping bij zowel melk- als blij-
doorloopt tot in de pulpa, achterblijft. vende elementen (Orhan et al., 2010).

32.2.2 gedeeltelijke cariësverwijdering en 32.2.3 geen cariësverwijdering;afsluiten


restauratie, stepwise excavation (se), met een restauratie (incl hall-
indirecte pulpaoverkapping (ipo) techniek)

Doel: verwijdering van voldoende carieus tandmateriaal om een Doel: het volledig van het orale milieu afsluiten van een carieuze
goede marginale afdichting met een adhesief restauratiemateri- laesie door verandering van de omgeving van de biofilm, waar-
aal te kunnen verkrijgen om progressie van het cariësproces te door vertraging van het cariësproces of zelfs het stoppen daarvan
kunnen stoppen. wordt bereikt.
Indien nodig geschiedt preparatie van carieuze laesies Hiertoe kan ook worden gerekend het aanbrengen van
met respect voor het natuurlijk herstelvermogen van een goed afsluitende sealant over al dan niet gecaviteerde
overgebleven tandweefsel. Centraal in de caviteit dient pit- of fissuurcariës. Als het kind precoöperatief is, kan
de biomassa te worden verwijderd. Geı̈nfecteerd dentine medicamenteuze ondersteuning van de behandeling
zou kunnen achterblijven, mits de glazuur-dentine- worden overwogen. Als dit door omstandigheden niet
grens voldoende gezond dentine bevat om de hechting uitvoerbaar is en/of de omstandigheden maken dat een
en afsluiting door adhesieve vulmaterialen te waarbor- kunstharssealant niet onder droge omstandigheden kan
gen (Gruythuysen et al., 2010). worden aangebracht, is (het door middel van de press
finger techniek aanbrengen van) een glasionomeerce-
Een goede marginale afsluiting wordt in occlusale cavi- ment op het occlusale vlak een goed alternatief. Het is
teiten gerealiseerd door middel van RM-GIC; voor uiteraard belangrijk het aangebrachte materiaal klinisch
tweevlaksrestauraties wordt het gebruik van RM-GIC en/of radiologisch te vervolgen, nadat de procedure met
58 Kindertandheelkunde deel 2

32
j
32:5a
j
32:5b

j
32:5c
j
32:5d

j
32:5e

Figuur 32.5 a, b, c: indirecte pulpaoverkapping in MIH molaar 36 na langdurige no-show; d en e: resultaat na één jaar.

ouder en/of kind is besproken en zo volledig mogelijk is hebben, bijvoorbeeld de onmogelijkheid om na totaal
vastgelegd in het patiëntendossier. Als er twijfel over de excaveren nog houvast te creëren voor een kroon. Dit
sealant bestaat of de betreffende molaar vertoont andere laat echter onverlet dat dergelijke kronen ook bij andere
glazuurafwijkingen zoals een hypomineralisatie (zie ook indicaties van carieuze dentinelaesies kunnen worden
kaasmolaren, MIH) moet op korte termijn een andere toegepast. Het behoud van pulpavitaliteit is een uit-
behandelbeslissing worden genomen. gangspunt (hiervoor is het wenselijk vooraf te beschik-
ken over recente radiologische informatie). Een uitge-
Hall-techniek breide klinische handleiding is te vinden op www.
Bij de Hall-techniek worden voorgevormde metaalkro- scottishdental.org/?record=31 en een beknopte beschrij-
nen (RSK (roestvrijstalen kroon) of nikkel-chroomkro- ving volgt hierna. Als er op een röntgenopname (niet-
nen) gebruikt, die worden geplaatst over melkmolaren gecaviteerde) approximale cariëslaesies waarneembaar
met (uitgebreide) carieuze aantasting. Hiervoor is de zijn, verdient het een overweging de RSK te plaatsen
inschatting gemaakt dat om welke reden dan ook een voordat cavitatie is opgetreden en het achterliggende
conventionele restauratieve benadering niet wenselijk is element naar mesiaal is gemigreerd.
(Innes et al., 2006, 2007). Dat kan aan de behandelbaar-
heid van het kind liggen of meer technische redenen
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 59

– Zet het kind rechtop. verdoven). Bovendien is de behandeltijd beperkt. Na-


– Beoordeel of approximaal voldoende ruimte is voor het deel is, dat er een tijdelijke beetverhoging wordt gecre-
plaatsen van de kroon. Zo niet, dan kunnen gedurende eerd, die wel weer binnen een maand is verdwenen.
drie tot vijf dagen (desgewenst) separatie-elastieken Een variant bij de behandeling van kinderen, is de
worden aangebracht die direct voor het plaatsen van de RSK met prepareren, maar zonder excaveren (fig. 32.6a-
kroon worden verwijderd (fig. 32.6a en b). e). Met name voor kinderen die alleen een korte behan-
– Kies de juiste maat van de kroon. Druk deze in de deling goed kunnen verdragen, kan in een enkele zit-
pasfase nog niet voorbij de contactpunten; een niet- ting het element worden verdoofd, occlusaal verlaagd,
gecementeerde kroon is niet altijd even eenvoudig te gesliced en zonder excaveren voorzien worden van een
verwijderen. kroon. (Dit is dus een variant op de eerder genoemde
– Vul de kroon met voldoende glasionomeercement, Hall-techniek). Het voordeel is dat het ongemak van een
plaats de kroon op het element, druk van palatinaal/ tijdelijk verhoogde beet wordt voorkomen en de sessie
linguaal naar buccaal en verwijder direct de overmaat met separatieringen overgeslagen kan worden.
cement met een wattenrol en laat het kind daarna zelf
dichtbijten (eventueel door op een tussen de occlusale 32.2.4 geen cariësverwijdering, preventieve
vlakken geplaatste wattenrol te laten bijten). benadering na zelfreinigend maken
– Verwijder na initiële uitharding (circa 5 minuten na van de cariëslaesie (non-
het mengen van het GIC) de laatste resten overmaat restauratieve caviteitsbehandeling/
cement en gebruik daarvoor ter plaatse van de con- nrc(t))
tacten floss. Hall-kronen kunnen een forse overhang
vertonen. Bedenk dat cementresten veel irritatie van Doel: het reduceren van het cariogene potentieel van een laesie
de gingiva kunnen veroorzaken. door de omgeving van de daarop aanwezige plaque te wijzigen
door middel van reiniging en voedingsadviezen.
Het voordeel van deze techniek is dat er niet hoeft te Daarbij kan het soms wenselijk zijn de toegankelijk-
worden geprepareerd en daardoor lokale anesthesie niet heid te vergroten door middel van een slice-preparatie
nodig is (soms alleen wat oppervlakteanesthesie om de en de open laesies regelmatig te fluorideren, bijvoor-
lokale gingiva tijdens het plaatsen van de kroon iets te beeld met Duraphat2 (fig. 32.7a-d). Bedenk wel dat een

j
32:6a j
32:6b

Figuur 32.6a De 84 en 85 zijn geselecteerd voor een "gemodi- Figuur 32.6b Proximaal slicen en occlusaal verlagen onder
ficeerde" Hall-kroon. rubberdam, na anesthesie. NB er wordt niet geëxcaveerd.
60 Kindertandheelkunde deel 2

32 j
32:6d

j
32:6c j
32:6e

Figuur 32.6c De geselecteerde kronen geplaatst met glasiono- Figuur 32.6d en e Röntgenografische registratie voor- en na
meercement en onder druk gehouden met de vinger. behandeling.

j
32:7a j
32:7b

Figuur 32.7 a en b: rechter en linker bitewing. Rechts zal worden gesliced (boven en onder) en links zal worden gerestaureerd.

j
32:7c
j
32:7d

Figuur 32.7d 32.7 c en d. Situatie na 1 jaar: aan de geslicede zijde zijn de 54 en 55 in elkaar geschoven en is het cariësproces niet tot
stilstand gekomen. De gerestaureerde linker zijde vertoont geen voortschrijdende cariësactiviteit.

slice-preparatie irreversibel is; indien dit niet succesvol Slicen is niet aan te raden bij een slechte mondhygiëne,
is uitgevoerd, kan het element al snel als verloren wor- bij pijn of als het element nog lang mee moet. Dan moet
den beschouwd. de voorkeur worden gegeven aan een andere indicatie
(restauratie, extractie).
Wanneer slicen Bij NRCT ligt het focus op het inactiveren van het
– Als er geen restauratie gemaakt kan/hoeft te worden. cariësproces door actieve beı̈nvloeding en monitoring
– Als een element bijna gaat wisselen. van het hele complex van cariësbeı̈nvloedende en -ver-
– Bij een patiënt die extractie eigenlijk niet aankan oorzakende factoren in de mond. Doordat de laesie niet
(autisme, PDD-NOS, enz.). afgesloten wordt, blijft een zichtbare controle op de
– Bij een indicatie tot extractie (als er geen restauratie ontwikkeling van het proces mogelijk, en aldus op het
meer gemaakt kan worden), maar ouders zijn gemo- resultaat van de interventie. Bij voorkeur vindt deze
tiveerd en de mondhygiëne is goed. monitoring plaats met behulp van lichtfoto’s, die tevens
Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 61

j
32:8a j
32:8b

j
32:8c j
32:8d

Figuur 32.8 Johan, 5,5 jaar oud. Bij a beginsituatie; bij b is gesliced. c en d is na een half jaar: situatie is stabiel. Helaas is de patiënt
daarna niet meer voor controle teruggekomen.

dienen als feedback voor ouders en/of patiënt. Met 32.3 Pulpabehandelingen
NRCT wordt beoogd het cariësproces in een acute fase
om te buigen naar een chronisch proces, waardoor de 32.3.1 inleiding
pulpa kans krijgt om defensieve mechanismen te mobi-
liseren, zoals de vorming van tertiair dentine. In het licht van de huidige overtuiging dat meer terug-
houdendheid in de mate van cariësverwijdering be-
Indicatie voor de NRC(T) tracht mag worden, neemt de indicatie voor pulpabe-
Globaal is een NRCT geı̈ndiceerd bij jonge en angstige handelingen af. In die gevallen dat het cariësproces
kinderen om de restauratieve behandeling uit te stellen dermate ver is gevorderd dat alsnog expositie optreedt,
tot deze beter wordt geaccepteerd of niet meer nodig is kan een pulpabehandeling worden overwogen. Ook
omdat het cariësproces is gestopt. Een tweede indicatie wanneer niet meer aan de voorwaarden van een indi-
zijn cariësactieve kinderen, om de zelfzorg te activeren recte overkapping voldaan kan worden en een element
en zo het cariësproces te remmen of te stoppen. De be- zich op een strategische positie bevindt, bijvoorbeeld als
handeling lijkt minder belastend en lijkt patiënt en mesiaalwaartse migratie van een eerste blijvende molaar
ouders beter te kunnen motiveren (Peretz en Gluck, voorkomen moet worden, kan gekozen worden voor
2006). Het betreft laesies die goed bereikbaar zijn (of behoud van het element door middel van een pulpoto-
gemaakt kunnen worden) voor mechanische reiniging mie. In dit kader wordt niet meer gekozen voor een
en die, uitgaande van de anamnese, vrij zijn van klach- partiële pulpotomie. Het excaveren zal eerder gestaakt
ten, zodat reiniging mogelijk is. Ook hier is de radio- worden en indirect worden overkapt, of er zal juist ra-
grafische opname een belangrijk diagnostisch hulp- dicaler ingegrepen worden en ingezet worden op een
middel. volledige pulpotomie. Een pulpotomie omvat het ver-
Aan de andere kant is de methode intensief en niet wijderen van de kroonpulpa met behoud van de vitali-
vrijblijvend. Carieus dentine kan stabiliseren, maar niet teit van de restpulpa. In de literatuur worden ook be-
remineraliseren zoals glazuur. De methode vereist veel handelmethoden beschreven waarbij de restpulpa wordt
preventieve begeleiding en het is niet voor alle ouders gemummificeerd met formocresol of waarbij weefsel-
weggelegd om dat op te brengen (fig. 32.8). herstel wordt nagestreefd, maar op inhoudelijke gron-
den gaat de voorkeur uit naar de pulpotomie met MTA
(mineral trioxide aggregate) (zie fig. 32.9 en 32.10). In
62 Kindertandheelkunde deel 2

32
j
32:9a j
32:9b

j
32:9c j
32:9d

Figuur 32.9 Voorbeeld van een MTA-pulpotomie.

j
32:10a j
32:10b

j
32:10c j
32:10d

Figuur 32.10 Nog een voorbeeld van een MTA-pulpotomie.


Behandeling van (diepe) cariës in melkelementen 63

recente literatuur komt de methode als meest succesvol riel water tot een consistentie van nat zand. Met dit
tevoorschijn en past daarmee het best in een meer bio- mengsel wordt de pulpastomp afgedekt en kan de pul-
compatibele benadering van de kindertandheelkunde pakamer gevuld worden. Applicatie gaat het meest een-
(Asgary en Eghbal, 2012; Srinivasan en Jayanthi, 2011). voudig met een ouderwets amalgaampistool. Elke portie
MTA wordt aangedrukt met een droge, steriele watten-
Het doel van een pulpotomie is genezing van de restpulpa pellet. Als niet besloten wordt om in dezelfde zitting
en de vorming van een dentinebrug op geleide van ampu- een RSK te maken, kan beter gekozen worden voor een
tatiematerialen als calciumhydroxide of MTA. MTA wordt dunne laag MTA, afgedekt met glasionomeercement.
sinds de jaren negentig succesvol gebruikt in de endo- Een MTA-pulpotomie is zeer succesvol, maar wel in
dontologie voor volwassenen. Het bestaat uit tricalcium- combinatie met de hermetische afsluiting van een RVS-
silicaat, dicalcium-silicaat, tricalcium-aluminaat, tetracal- kroon (fig. 32.9 en 32.10) (Asgary en Eghbal, 2012; Srini-
cium-aluminoferriet, calcium-sulfaat en bismutoxide. vasan en Jayanthi, 2011).
Het materiaal beschikt over uitstekende biocompati- Indien een pulpa ernstiger ontstoken is (bloeding
bele eigenschappen die er met name op gebaseerd zijn houdt langer dan 30 sec. aan), kan gekozen worden voor
dat de fibroblasten in de pulpa cytokinen afgeven die op een pulpectomie (fig. 32.11). Wat geldt voor de pulpoto-
hun beurt de vorming van harde tandweefsels stimule- mie, geldt in versterkte mate voor de pulpectomie: het is
ren. De behandeling is geı̈ndiceerd als de (rest)pulpa een belastende behandeling waarvan het succes sterk
nog niet ontstoken of slechts reversibel ontstoken is. afhangt van de ontstekingsgraad van de pulpa en de
vaardigheid van de behandelaar.
32.3.2 indicatie

De pulpotomie is geı̈ndiceerd bij expositie tijdens exca- 32.4 Extractie


veren van een melkelement dat niet of slechts reversibel
ontstoken is of na een traumatische pulpa-expositie. Elk De extractie is met name geı̈ndiceerd wanneer de meer
symptoom dat wijst op ernstige pulpaontsteking vormt conserverende strategieën geen gewenst effect teweeg
een contra-indicatie. Het kind moet goed behandelbaar hebben kunnen brengen of dit ook niet te verwachten is.
zijn. De pulpotomie geldt als een belastende behande- Dit is het geval wanneer er sprake is van vergevorderde,
ling, omdat deze doorgaans langer duurt dan een ‘ge- klinisch en/of röntgenografisch bevestigde ontstekings-
wone’ restauratieve behandeling (fig. 32.9 en 32.10). verschijnselen (pulpapoliep/abces/fistel), al dan niet ge-
paard gaande met een pijnhistorie. Daarnaast kan een
32.3.3 procedure specifieke medische conditie (focus-vrij maken, voorko-
men van herhaalde behandeling van kleine of kwetsbare
Na volledige verwijdering van het pulpadak met een kinderen, saneren onder narcose) van de patiënt bepalend
niet-kopsnijdende diamantboor wordt de kroonpulpa zijn bij de keuze voor deze strategie. Zie ook deel 1,
verwijderd en geamputeerd met een ronde diamant fi- hoofdstuk 8. Gezien de hoge correlatie tussen tandbederf,
neerboor. De achterblijvende pulpastomp wordt getam- kiespijn en ontstekingen is een gerichte extractie ter
ponneerd met een in fysiologisch zout gedrenkte wat- voorkoming van deze klachten, een behandeling waar-
tenpellet tot de bloeding gestelpt is, bij voorkeur binnen voor de tandarts wellicht vaker zou kunnen kiezen.
circa 30 seconden. Een langere bloedingstijd is een teken
van een dieper gelokaliseerde ontsteking. Dan moet een
alternatieve behandeling (pulpectomie of extractie) ern- Literatuur
stig overwogen worden.
Vervolgens wordt het MTA-poeder gemengd met ste- Anderson HK, Drummond BK, Thomson WM. Changes in aspects
of children’s oral-health-related quality of life following dental
treatment under general anesthesia. Int J Paediatr Dent 2004
Sep;14(5):317-25.
Asgary S, Eghbal MJ Treatment outcomes of pulpotomy in per-
manent molars with irreversible pulpitis using biomaterials: A
multi-center randomized controlled trial. Acta Odontol Scand
2012 Feb 20. (Epub ahead of print)
Bjorndal L, Kidd EA. The treatment of deep dentine caries lesions
Dent Update 2005 Sep;32(7):402-4, 407-13.
Bjorndal L et al. Treatment of deep caries lesions in adults: ran-
domized clinical trials comparing stepwise vs. direct complete
excavation, and direct pulp capping vs. partial pulpotomy. Eur J
j
32:11
Oral Sci 2010 Jun;118(3):290-7.
Bjorndal L. In deep cavities stepwise excavation of caries can
Figuur 32.11 Pulpectomie met MTA in combinatie met een preserve the pulp. Evid Based Dent 2011;12(3):68.
RVS-kroon als hermetische afsluiting. Boehmer J, Stoffels JAW, Rooij IALM van, Heyboer A. Complica-
64 Kindertandheelkunde deel 2

ties door wachttijd voor behandeling onder algehele anesthesie. permanent teeth: A microbiological evaluation. J Dent 2012, doi:
Ned Tijdschr Tandheelkd 2007;114: 69-75. 10.1016/j.dent2012.05.011
Büyükgüral B et al. Effect of different adhesive protocols vs calcium Marchi JJ et al. Indirect pulp capping in the primary dentition: a
hydroxide on primary tooth pulp with different remaining dentin 4-year follow-up study. J Clin Pediatr Dent 2006;31:68-71.
thicknesses: 24-month results. Clin Oral Invest 2008;12:91-6. NIH. Oral health in America: A report of the surgeon general.
Coll JA. Indirect pulp capping and primary teeth: is the primary Rockville, Maryland, VS: Department of Health and Human
tooth pulpotomy out of date? J Endod 2008;34:S34-S39. Services, National Institute of Dental and Craniofacial Research,

32 Cunnion DT, Spiro A, Jones JA, et al. Pediatric oral health-related


quality of life improvement after treatment of early childhood caries:
a prospective multisite study. J Dent Child (Chic) 2010;77:4-11.
National Institute of Health, 2000:7 (NIH publication 00-4713)
Orhan AI et al. Pulp exposure occurrence and outcomes after 1- or
2-visit indirect pulp therapy vs complete caries removal in primary
Fakhruddin KS, Lawrence HP, Kenny DJ, Locker D. Impact of and permanent molars. Pediatr Dent 2010 jul-aug;32(4):347-55.
treated and untreated dental injuries on the quality of life of Pahel BT, Rozier RG, Slade GD. Parental perceptions of children’s
Ontario school children. Dent Traumatol 2008;24:309-13. oral health: The Early Childhood Oral Health Impact Scale
Franzon R et al. Clinical and radiographic evaluation of indirect (ECOHIS). Health and Quality of Life Outcomes 2007;5:6.
pulp treatment in primary molars: 36-month follow-up. Am J Palenstein Helderman WH van. Cariës bij kinderen en levens-
Dent 2007;20:189-92. kwaliteit. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011;118:156-7.
Gruythuysen R et al. Long-term survival of indirect pulp treat- Peretz B, Gluck G. Early childhood caries (ECC): a preventive-
ment performed in primary and permanent teeth with clinically conservative treatment mode during a 12-month period. J Clin
diagnosed deep carious lesions. J Endod 2010;36:1490-3. Pediatr Dent 2006 Spring;30(3):191-4.
Hayasi M et al. Ways of enhancing pulp preservation by stepwise Ratnayake N, Ekanayake L. Prevalence and impact of oral pain in
excavation – A systematic review. J Dent 2011;39:95-107. 8-year-old children in Sri Lanka. Int J Paediatric Dent 2005;15:105-12.
IDA, Rationale for restoration of carious primary teeth: a review. J Ribeiro CC et al. Rationale for the partial removal of carious tissue
Irish Dental Assoc. 58(1); Febr March 2012. in primary teeth. Pediatr Dent 2012 Jan-Feb;34(1):39-41.
Innes NP, Stirrups DR, Evans DJ P, Hall N, Leggate M. A novel Ricketts D, Kidd E, Innes NPT, Clarkson JE. Complete or ultra-
technique using preformed metal crowns for managing carious conservative removal of decayed tissue in unfilled teeth.
primary molars in general practice — A retrospective analysis. Cochrane Database of Systematic Reviews 2006, Issue 3. Art. No.:
British Dent J 2006;200:451-4. CD003808. DOI: 10.1002/14651858.CD003808.pub2.
Innes NP, Evans DJ, Stirrups DR. The Hall Technique; a Schorer-Jensma MA, Veerkamp JS. A comparison of paediatric
randomized controlled clinical trial of a novel method of dentists’ and general dental practitioners’ care patterns in pae-
managing carious primary molars in general dental practice: diatric dental care. Eur Arch Paediatr Dent 2010 Apr;11(2):93-6.
acceptability of the technique and outcomes at 23 months. BMC SDCEP – Scottish Dental Clinical Effectiviness Programme. Pre-
Oral Health 2007 Dec 20;7:18. vention and Management of Dental Caries in Children, 2010.
Kieffer JM. Some fundamental issues in oral health-related quali- Sheiham A. Dental caries affects body weight, growth and quality
ty of life research. Thesis. Amsterdam, 2012. of life in preschool children. Br Dent J 2006; 201: 625-626
Klaassen MA, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Young children’s Oral Srinivasan D, Jayanthi M. Comparative evaluation of formocresol
Health Related Quality of Life and dental fear after dental and mineral trioxide aggregate as pulpotomy agents in deci-
treatment under general anaesthesia: a randomized controlled duous teeth. Indian J Dent Res 2011 May-Jun;22(3):385-90.
trial. Eur J Oral Sci 2009; 117: 273-278 Thompson V et al. Treatment of deep carious lesions by complete
Klaassen MA, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Dental treatment excavation or partial removal – a critical review. J Am Dent
under general anaesthesia: the short-term change in young Assoc 2008;139:705-12.
children’s oral-health-related quality of life. Eur Arch Paediatr Verrips GHW. Een beter leven door een gezonde mond? Ned
Dent 2008;9:130-7. Tijdschr Tandheelkd 2011;118:123-5.
Lima FF, et al. Stepwise excavation in a permanent molar: 17 year Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. The dentist discomfort
follow-up. Operative Dentistry 2010;35(4):482-6. questionnaire: the basis for a toothache traffic light. Eur Arch
Liu H, Zhou Q , Qin M. Mineral trioxide aggregate versus calcium Paed Dent 2009;10(2): 67-71.
hydroxide for pulpotomy in primary molars. Chin J Dent Res Versloot J, Veerkamp JS, Hoogstraten J. Dental discomfort ques-
2011;14(2):121-5. tionnaire for young children before and after treatment. Acta
Lula EC et al. Microbiological analysis after complete or partial Odontol Scand 2005 Nov;63(6):367-70.
removal of carious dentin in primary teeth: a randomized clin- Versloot J, Klaassen MA. Levenskwaliteit en mondgezondheid van
ical trial. Caries Res 2009;43(5):354-8. kinderen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2011;118:158-60.
Lula ECO et al. Partial caries removal in primary teeth: association Wijk AJ van. Levenskwaliteit is een dynamisch concept. Ned
of clinical parameters with microbiological status. Caries Res Tijdschr Tandheelkd 2011;188:126-8.
2011;45:275-80). Yengopal V et al. Dental fillings for the treatment of caries in the
Maltz M et al. Deep caries lesions after incomplete dentine caries primary dentition. Review. The Cochrane Library 2009, issue 3;
removal: 40-month follow-up studt. Caries Res 2007;41(6):493-6 Cochrane Database Syt Rev, 2009 Apr 15;(2):CD004483.
Maltz M et al. Incomplete caries removal in deep lesions: a 10 year Yengopal V, Mockenautsch S. Caries-preventive effect of resin-modi-
prospective study. Am J Dent 2011 Aug;24(4):211-4. fied glass-ionomer cement (RM-GIC) versus composite resin: a
Maltz M et al. Conventional caries removal and sealed caries in quantitative systematic review. Eur Arch Pediatr Dent 2011;12:5-14.
Traumatische
gebitsbeschadigingen:
classificatie, epidemiologie,
33 etiologie, complicaties en
diagnostiek
L.C. Martens

Inleiding in eerste instantie gestreefd naar behoud van het ele-


ment en naar behoud van de vitaliteit van (een deel van)
Een belangrijke oorzaak van verlies van gebitselemen- de pulpa, om wortelafvorming te kunnen bereiken.
ten bij kinderen is het frequent optreden van gebitsbe-
schadigingen door traumata en complicaties die daarna Traumatische gebitsbeschadiging blijkt ook psycholo-
optreden. Een gebitstrauma, hoe klein ogenschijnlijk gische effecten te hebben bij kinderen in volle ontwik-
ook, moet altijd als een spoedeisend probleem worden keling. Het zou hun sociale leven (uitstraling) en rela-
beschouwd en moet dus liefst zo snel mogelijk worden tievorming verstoren met depressie (bijv. geen werk
onderzocht en behandeld. vinden) tot gevolg. Kinderen met onbehandeld trauma
blijken ook ongelukkiger te zijn en meer geplaagd te
Wanneer een kind met een gebitsletsel bij de mond- worden. Vooral meisjes kunnen na een opgelopen trau-
zorgverlener komt, is het meestal erg geschrokken en ma een vorm van onrust vertonen (Cortes et al., 2006;
overstuur, evenals de eventueel begeleidende ouders of Andreasen en Andreasen, 2007).
verzorgers. In dit hoofdstuk zal het belang van het spoedeisende
Het is dan allereerst belangrijk het kind en de bege- karakter van gebitstraumata besproken worden en wor-
leiders op hun gemak te stellen. Geprobeerd moet wor- den de methoden van onderzoek kort en overzichtelijk
den dit vlot te doen, omdat uitstel van behandeling in beschreven.
veel gevallen een negatieve uitwerking zal hebben op de Hiertoe wordt allereerst de internationaal geaccep-
prognose van de genezing. En ook binnen het toch al teerde classificatie van de verschillende typen beschadi-
strakke schema van de praktijk is de factor ‘tijd’ be- gingen met de daarbij behorende omschrijvingen gege-
langrijk. Het is dus zaak op systematische wijze een ven. Vervolgens worden uit epidemiologische onder-
anamnese af te nemen en een extra- en intraoraal kli- zoeken voor zowel het melk- als het blijvende gebit
nisch onderzoek uit te voeren. conclusies getrokken die van belang zijn voor de dage-
lijkse praktijk van onderzoek en behandeling van het
Bij traumatische gebitsbeschadigingen moet de mond- kind.
zorgverlener zich er in het algemeen, en zeker bij jonge
kinderen, van bewust zijn dat de letsels mogelijk een
gevolg zijn van mishandeling. In meer dan de helft van 33.1 Classificatie en omschrijvingen
de gevallen van lichamelijke kindermishandeling wor-
den letsels in het hoofd-halsgebied aangetroffen en vaak 33.1.1 inleiding
in combinatie met beschadigingen van de gingiva, de
orale mucosa en luxaties en soms fracturen van elemen- De directe gevolgen van beschadigingen van het gebit
ten (zie ook deel 1, hoofdstuk 9). door een trauma kunnen op verschillende manieren
De incidentiepiek voor traumatische beschadigingen worden ingedeeld. Het merendeel van deze indelingen
in het blijvende gebit ligt zowel voor jongens als voor berust in hoofdzaak op therapeutische of etiologische
meisjes rond het achtste levensjaar. Er is dan ook vaak overwegingen. In dit hoofdstuk wordt de indeling van
sprake van een beschadiging van een nog niet volgroeid de beschadigingen volgens Andreasen en Andreasen
element. Omdat direct na een ongeval een langeter- (2007) aangehouden. De classificatie is onderverdeeld in
mijnplanning meestal nog niet goed mogelijk is, wordt vier hoofdgroepen en omvat de directe gevolgen van een

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_5, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
66 Kindertandheelkunde deel 2

trauma voor gebitselementen, het parodontium, het al- Wortelfractuur


veolaire bot en de kaken, en van de gingiva en de orale Een horizontale fractuur waarbij dentine, cement en
mucosa. Ze berust op anatomische, therapeutische en pulpa zijn betrokken. Wortelfracturen kunnen worden
prognostische overwegingen en is van toepassing op onderverdeeld naar de verplaatsing van het coronaire
zowel het melkgebit als het blijvende gebit. deel van het gebitselement, zoals bij luxaties (fig. 33.1).

33.1.2 beschadigingen van de harde 33.1.3 beschadigingen van het parodontium

33 tandweefsels en de pulpa

Glazuurinfractie
Concussie
Een beschadiging van de steunweefsels van een gebits-
Een onvolledige fractuur van het glazuur (een barst, een element zonder abnormale beweeglijkheid of verplaat-
scheur) zonder substantieverlies. sing van het element, maar met een duidelijke reactie
van de patiënt op percussie.
Glazuurfractuur (ongecompliceerde kroonfractuur)
Een fractuur met substantieverlies, die is beperkt tot het Subluxatie (verhoogde beweeglijkheid)
glazuur. Een beschadiging van de parodontale weefsels die ge-
paard gaat met een abnormaal verhoogde beweeglijk-
Glazuur-dentinefractuur (ongecompliceerde heid van het gebitselement, maar zonder verplaatsing
kroonfractuur) van het element. Meestal ontstaat er een bloeding uit de
Een fractuur met substantieverlies van glazuur en den- sulcus.
tine, zonder expositie van de pulpa.
Extrusie
Gecompliceerde kroonfractuur Een gedeeltelijke verplaatsing van het element uit de
Een glazuur-dentinefractuur met pulpa-expositie. alveole.

Ongecompliceerde kroon-wortelfractuur Laterale luxatie


Een fractuur van glazuur, dentine en cement zonder Een verplaatsing van het element in de alveole in een
pulpa-expositie. niet-axiale richting. Deze luxaties gaan gepaard met een
compressie of een fractuur van de alveolewand.
Gecompliceerde kroon-wortelfractuur
Een fractuur van glazuur, dentine en cement met expo-
sitie van de pulpa.

j
33:1a j
33:1b j
33:1c j
33:1d j
33:1e j
33:1f j
33:1g

Figuur 33.1 Beschadigingen van de harde tandweefsels en de pulpa.


a glazuurinfractie
b glazuurfractuur
c glazuur-dentinefractuur
d gecompliceerde kroonfractuur
e ongecompliceerde kroon-wortelfractuur
f gecompliceerde kroon-wortelfractuur
g wortelfractuur
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 67

j
33:2a j
33:2b j
33:2c j
33:2d1 j
33:2d2 j
33:2e j
33:2f

Figuur 33.2 Beschadigingen van het parodontium.


a concussie
b subluxatie
c extrusie
d1-2 laterale luxatie
e intrusie
f avulsie

Intrusie Contusie
Een verplaatsing waarbij het element het alveolaire bot Een kneuzing zonder oppervlaktedefect van de mucosa,
binnendringt, hetgeen gepaard gaat met een compressie meestal gevolgd door een submukeus hematoom. Een
of een fractuur van de alveolewand. contusie wordt meestal veroorzaakt door de inwerking
van een stomp object.
Avulsie (exarticulatie)
De volledige verwijdering van het element uit de alveole Abrasie
(fig. 33.2f). Een schaafwond, een oppervlakkige wond met een ruw
en bloedend oppervlak, die is ontstaan doordat het op-
33.1.4 beschadigingen van het alveolaire pervlak van de gingiva of van de mucosa van de onder-
bot en de kaken laag is afgeschuurd of afgekrabd (fig. 33.4).

Fractuur van de alveolewand


Een fractuur die beperkt blijft tot de vestibulaire of 33.2 Epidemiologie
linguale alveolewand.
In vergelijking met het onderzoek naar cariës en paro-
Fractuur van de processus alveolaris dontale aandoeningen is veel minder goed epidemiolo-
Een fractuur van de processus alveolaris. gisch onderzoek naar gebitsbeschadigingen als gevolg
van trauma uitgevoerd en gegevens uit de beschikbare
Fracturen van maxilla of mandibula onderzoeken zijn vaak moeilijk onderling te vergelij-
Bovenkaak- of onderkaakfracturen. De processus alveo- ken. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld:
laris en de alveole kunnen wel of niet in de kaakfractuur – het ontbreken van nauwkeurige omschrijvingen van
betrokken zijn (fig. 33.3). de onderzochte beschadigingen;
– het ontbreken van gestandaardiseerde onderzoekme-
33.1.5 beschadigingen van de gingiva en de thoden;
orale mucosa – grote verschillen in de onderzochte populatie naar
leeftijd en geslacht;
Laceratie – niet-aselecte populaties; er is relatief veel onderzoek
Een oppervlakkige of diepe wond van de mucosa door verricht bij patiënten van kindertandheelkundige of
verscheuring, meestal veroorzaakt door een scherp ob- mondheelkundige klinieken;
ject. – te geringe aantallen om valide conclusies te trekken;
– ontbreken van langdurige follow-up en controlegroe-
pen.
68 Kindertandheelkunde deel 2

33
j
33:3a j
33:3b j
33:3c
j
33:3d

Figuur 33.3 Beschadigingen van het alveolaire bot en de kaken


a compressie van de alveole
b fractuur van de alveolewand
c fractuur van de processus alveolaris door de alveole
d fractuur van de processus alveolaris buiten de alveole om
e kaakfractuur door de alveole
f kaakfractuur buiten de alveole om
j
33:3e j
33:3f

j
33:4a j
33:4b j
33:4c

Figuur 33.4 Beschadigingen van de gingiva en de orale mucosa.


a laceratie
b contusie
c abrasie

Ondanks de hiervoor genoemde bezwaren kunnen uit 33.2.1 melkgebit


de beschikbare onderzoeksresultaten (voorzichtige)
conclusies worden getrokken die van belang zijn voor de Voorkomen naar leeftijd en geslacht
dagelijkse praktijk: het onderzoeken en behandelen van De prevalentie varieert, naargelang de studie, van 11 tot
kinderen met een beschadiging ten gevolge van een 40% (Andreasen en Andreasen, 2007). Er wordt aange-
trauma van het gebit. nomen dat één op de drie kinderen een tandtrauma
heeft gehad voor de leeftijd van 5 jaar. Er wordt geen
verschil gemaakt tussen jongens en meisjes voor het
eerste levensjaar. Nadien is er geen eensgezindheid in de
literatuur. Een aantal studies suggereert een hogere
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 69

prevalentie voor jongens (Diab en ElBadrawy, 2000; komen (Spinas et al., 2006, do Espirito Jacomo en Cam-
Gondim en Moreira, 2005; Skaare en Jacobsen, 2005; pos, 2009). Het is echter wel belangrijk aan te geven dat
Pomarico et al., 2005; Eyuboglu et al., 2009; Robson et intrusie afneemt na de leeftijd van 4 jaar (Diab en ElBa-
al., 2009; Glendor, 2008). draway, 2000; Spinas et al., 2006; Skaare en Jacobsen,
2005.) Extrusie en avulsie nemen weer toe na die leef-
De variatie tussen de vele studies wordt veroorzaakt tijd. Dit wordt verklaard doordat de tendens tot intrusie
door de grote verschillen in onderzoeksmethodologie; afneemt met toenemende wortelresorptie (Diab en El-
prospectief of retrospectief onderzoek, selectie van de Badraway, 2000).
kinderen, de plaats waar het onderzoek plaatsvond en
de soort classificatie (Kramer et al., 2003). Men neemt 33.2.3 blijvend gebit
aan dat de meeste cijfers onderschat zijn op basis van:
– het niet-vaststellen van kleine beschadigingen zoals Voorkomen naar leeftijd en geslacht
concussie en subluxaties of grotere beschadigingen, Uit een overzicht van 25 prevalentiestudies op popula-
zoals intrusie, die soms na een relatief korte tijd ook tieniveau blijkt dat het voorkomen van dentale trauma-
niet meer diagnosticeerbaar zijn; ta varieert tussen 4,1% en 58,6% (Andreasen en Andrea-
– het niet belangrijk achten van kleine, niet-pijnlijke sen, 2007). Deze enorme variatie reflecteert niet alleen
beschadigingen door ouders; een verschil in leeftijdscategorieën, sociaaleconomische
– het feit dat niet alle luxaties posttraumatische com- situatie, gedrags- en culturele verschillen maar ook een
plicaties hebben en niet alle complicaties verkleurin- gebrek aan standaardisatie van onderzoeksmethode en
gen veroorzaken; classificatie. Uit een overzicht (1972-1990) bij alleen
– het feit dat verkleuringen pas geleidelijk ontstaan, twaalfjarigen en alleen in Europese landen blijkt die
waardoor ze vaak pas maanden later waarneembaar variatie al heel sterk te verminderen: 19,4-33% voor jon-
zijn; gens en 9,6-19,3% voor meisjes. Hieruit werd ook afge-
– de redenering dat behandeling en tandartsbezoek niet leid dat dentaal trauma ongeveer tweemaal meer zou
nodig is, omdat het melkgebit weldra gaat wisselen. voorkomen bij jongens. Dit werd verklaard door meer
actieve deelname aan contactsporten. Recente studies
Voorkomen van de letsels tonen echter een reductie van dat verschil aan omdat
De centrale melksnijtanden van de bovenkaak worden steeds meer meisjes ook traditionele mannensporten
bijna altijd getroffen (Andreasen en Andreasen, 2007). zoals ijshockey en voetbal beoefenen (Andreasen en An-
Deze worden gevolgd door de laterale melksnijtanden in dreasen, 2007).
de bovenkaak, de melkhoektanden in de bovenkaak en Er wordt aangenomen dat één op de vijf kinderen een
de centrale melksnijtanden in de onderkaak (Sennhenn- dentaal trauma aan de blijvende tanden oploopt. Hierbij
Kirchner en Jacobs, 2006). Tanden in de onderkaak is het ook interessant te vermelden dat nogal wat kin-
worden veel minder getroffen, omdat de bovenkaak in deren meerdere traumata oplopen. Naargelang de bron
occlusie een beschermend effect heeft op de onderkaak worden cijfers van herhaald trauma vermeld bij een-
Terwijl sommige auteurs (Andreasen en Andreasen, zelfde kind variërend van 4-49%. Herhaald trauma aan
2007; Glendor, 2008) een predominantie vaststellen van dezelfde tand zou 8 tot 45% voorkomen. Het risico op
trauma aan één tand, stellen anderen dan weer vaker herhaald trauma zou achtmaal groter zijn wanneer het
trauma voor aan meerdere tanden. Vooral bij tandtrau- trauma zich heeft voorgedaan rond de leeftijd van 9 jaar
mata als gevolg van sport- en verkeersongevallen zou- vergeleken met trauma pas na 12 jaar.
den vaker meerdere tanden betrokken zijn (Glendor, Ten slotte kan nog vermeld worden dat in tegenstel-
2008) ling tot cariës, dentaal trauma meer voorkomt bij de
Klaarblijkelijk komen traumata op de ondersteu- hogere sociaaleconomische klasse. Dit heeft te maken
nende weefsels het meeste voor (Andreasen en Andrea- met het gemakkelijker bezitten van fietsen, motorfiet-
sen, 2007). Volgens sommigen is dat het gevolg van la- sen, grotere toegankelijkheid tot skiën, skateboarding,
terale luxaties en subluxaties (Eyuboglu et al., 2009), roller-skating, paardrijden etc.Verder onderzoek in dat
volgens anderen zijn het de subluxaties en concussies verband is zeker nodig.
die het meest voorkomen (Skaare en Jacobsen, 2005).
Het verschil in conclusie is andermaal te vinden in het Voorkomen van de verschillende categorieën
feit dat bij concussies heel dikwijls de mondzorgverle- letsels
ner niet wordt bezocht. De verklaring van dit voorko- Terwijl in het melkgebit ongeveer 80% van de letsels uit
men kan worden gezocht in: luxaties en 20% uit fracturen bestaat, doet zich in het
– de grotere resiliëntie van het alveolaire bot bij peuters blijvende gebit bij kinderen precies het omgekeerde
en kleuters; voor: 80% beschadigingen van de harde tandweefsels en
– de korte gedrongen kroon van de melkelementen. 20% beschadigingen van het parodontium. Uit onder-
zoek komt de volgende verhouding naar voren waarin
Naast de luxaties blijkt de intrusie het meest voor te
70 Kindertandheelkunde deel 2

de verschillende categorieën beschadigingen van de – hyperactiviteit;


harde tandweefsels zich voordoen: – stressgedrag.

– glazuurinfractie 10%; Gerelateerd aan omgevingsfactoren


– glazuurfractuur 40%; – overbevolkte buurten;
– glazuur-dentinefractuur 45%; – armoede.
– gecompliceerde kroonfractuur 4%;

33 – kroon-wortel- en wortelfractuur 1%. Gerelateerd aan ‘niet bedoelde’ ongevallen


– vallen en stoten;
– sport- en vrijetijdsongevallen;
Lokalisatie – verkeersongevallen;
Er wordt aangenomen dat 75-85% van de fracturen op- – oneigenlijk gebruik van de tanden;
treedt bij de centrale incisieven in de bovenkaak. De – op harde voorwerpen bijten;
overige incisieven fractureren aanzienlijk minder vaak, – ziekte – fysische beperkingen – verstandelijke beper-
waarbij een lichte ‘voorkeur’ bestaat voor fracturen van kingen.
de centrale incisieven in de onderkaak. De procentuele
verdeling van fracturen over de verschillende groepen Gerelateerd aan ‘wel bedoelde’ of ‘aangebrachte’ ongevallen
elementen is als volgt: – (kinder)mishandeling;
– iatrogene oorzaken.
– centrale incisieven in de bovenkaak 80%;
– laterale incisieven in de bovenkaak 6%; Ongeveer de helft van de ongevallen blijkt plaats te
– centrale incisieven in de onderkaak 10%; vinden tijdens de schooluren. De meeste beschadigin-
– laterale incisieven in de onderkaak 3%; gen door een trauma van het blijvende gebit lijken het
– cuspidaten, premolaren, molaren 1%. gevolg te zijn van kleinere ongelukken die regelmatig
gebeuren wanneer groepen kinderen spelen. De indruk
bestaat dat bij adolescenten en volwassenen het aandeel
van verkeersongevallen en ongevallen bij contactsporten
33.3 Etiologie als oorzaak van gebitsbeschadigingen groter is dan bij
kinderen.
33.3.1 oorzaken
33.3.2 mechanismen
Melkgebit
De incidentie van fronttraumata neemt toe vanaf het Over de manieren waarop de verschillende typen ge-
eerste levensjaar gedurende het peuterstadium; tijdens bitsbeschadigingen kunnen ontstaan, vindt men slechts
het kruipen en de eerste stappen zetten. De beperkte summiere gegevens. Er wordt onderscheid gemaakt
spiercoördinatie, de afwezigheid van adequate reflexen naar directe en indirecte traumata. Bij een direct trauma
om het gezicht te beschermen en de onmogelijkheid tot grijpt het geweld aan op de gebitselementen zelf; bij een
inschatting van potentiële risico’s zijn hiervan de oor- indirect trauma is het plotseling krachtig sluiten van de
zaak (zie verder hoofdstuk 34). Hoewel men moet waken kaken de oorzaak van de beschadiging (klap tegen de
voor vals-positieve waarnemingen, moet men in het kin, bij een val of bij een handgemeen, of bij een epi-
achterhoofd houden dat in meer dan de helft van de leptisch insult). Directe traumata leiden meestal tot be-
gevallen van lichamelijke kindermishandeling letsels in schadigingen van de incisieven; indirecte traumata ver-
het hoofd-halsgebied aangetroffen worden. Voor het oorzaken meer kroon- en kroon-wortelfracturen van
diagnosticeren van kindermishandeling wordt verwe- premolaren en molaren en capitulum- of collumfractu-
zen naar deel 1, hoofdstuk 9. ren van de mandibula.
Er wordt een aantal factoren onderscheiden die mo-
Blijvend gebit gelijk van betekenis zijn voor de aard van de toege-
De oorzaken van traumata die tot een beschadiging van brachte beschadigingen:
het blijvende gebit kunnen leiden, zijn talrijk. Als be- – de impuls van het aangrijpende object (= massa 6
langrijkste oorzaken gelden: een val, een slag met een snelheid);
voorwerp, een ongeluk bij sport of een verkeersongeval. – de structuur en de vorm van het object;
Samenvattend kunnen de volgende oorzaken worden – de hoek waaronder de kracht op het gebitselement
opgesomd: inwerkt.

Gerelateerd aan menselijk gedrag Andreasen en Andreasen (2007) geven een aantal relaties
– het nemen van risico’s; aan tussen verschillende typen aangrijpend geweld en
– pesterijen; enkele categorieën gebitsbeschadigingen. Daarbij ma-
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 71

ken zij het aannemelijk dat de eerdergenoemde factoren 33.4 Complicaties die kunnen optreden na
een belangrijke rol spelen. Zo blijkt dat de kans op het beschadiging ten gevolge van trauma
ontstaan van fracturen van de gebitselementen groot is
wanneer ze worden getroffen door een niet-elastisch 33.4.1 infectie van het pulpaweefsel
object (val op harde bodem of klap met hard voorwerp).
De kans op het ontstaan van beschadigingen van het Problemen ontstaan wanneer na een trauma infectie van
parodontium is groot als het aangrijpende object meer het pulpaweefsel optreedt. Bij een kroonfractuur liggen
veerkrachtig is (elleboog of vuist), wanneer eerst een lip veel dentinetubuli open, waardoor een directe verbin-
wordt geraakt of wanneer de energie van het geweld ding met het pulpaweefsel bestaat. Zeker als er – in ge-
relatief groot is (verkeersongeval). De resiliëntie van het val van een gecompliceerde kroonfractuur – ook nog een
alveolaire bot heeft eveneens invloed op het type be- expositie aanwezig is, kan al snel bacteriële invasie van
schadiging dat ontstaat. De relatief grote resiliëntie van de pulpa optreden. Door de vaak verstoorde pulpadoor-
het alveolaire bot van kinderen heeft tot gevolg dat in bloeding na het trauma blijft de normaal aanwezige
het melkgebit voornamelijk (sub)luxaties ontstaan, ter- afweer in het pulpaweefsel meestal in gebreke om op dit
wijl in het blijvende gebit van kinderen zelden wortel- binnendringen van bacteriën adequaat te reageren, met
fracturen optreden. als gevolg dat het pulpaweefsel uiteindelijk afsterft. Het
is dus belangrijk dat deze porte d’entrée zo snel moge-
33.3.3 predisponerende factoren lijk na het trauma wordt afgesloten.
Bij een luxatie zal in veel gevallen de vaatzenuw-
Een grote sagittale overbeet vergroot de kwetsbaarheid streng apicaal afscheuren. In sommige gevallen is gene-
van de incisieven in de bovenkaak aanzienlijk. De kans zing mogelijk, en dan vooral wanneer er sprake is van
op het ontstaan van fracturen van deze incisieven stijgt een open apex. Nieuw pulpaweefsel kan vanaf apicaal
naarmate de grootte van de sagittale overbeet toeneemt. ingroeien. Ontstaat echter tijdens of vlak na het trauma
Vooral bij kinderen met een angle-klasse-II/I-afwijking infectie van het avitale pulpaweefsel, dan zal geen ge-
worden vaak fracturen van de bovenincisieven gevon- nezing plaatsvinden. Door de aanwezige bacteriën en
den. Onvoldoende lipsluiting wordt regelmatig als pre- hun afvalproducten ontstaan ontstekingsreacties zoals
disponerende factor genoemd. Opgemerkt moet worden periapicale zwartingen en/of externe ontstekingsre-
dat onvoldoende lipsluiting vaak gepaard gaat met een sorptie. Endodontische behandeling is dan nodig.
sterke sagittale overbeet en dat na het twaalfde jaar het
percentage personen met onvoldoende lipsluiting sterk Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat een
daalt. Bij onvoldoende lipsluiting resulteert het trauma luxatietrauma in combinatie met breuk van de harde
vaak in een fractuur van de incisieven, terwijl bij een tandweefsels een grotere kans op problemen geeft.
goede lipsluiting mogelijk meer traumatische bescha- – Intraoraal is na verloop van tijd vaak een grijsver-
digingen van het parodontium optreden. Er blijkt géén kleuring van het element waarneembaar, omdat af-
relatie te bestaan tussen het optreden van traumata in valproducten in de dentinetubuli trekken.
het melkgebit en het blijvende gebit – Op de radiografische opname is een periapicale radi-
Kinderen en vooral tieners die intensief contactspor- olucentie of externe wortelresorptie (zie aldaar) een
ten beoefenen, hebben een verhoogd risico op gebitsbe- teken van infectie van het pulpaweefsel.
schadigingen. Uit verschillende onderzoeken werd be- – Vaak treden klinische symptomen op, zoals pijn en
rekend dat 1,5% tot 3,5% van de kinderen die aan con- zwelling.
tactsporten deelnemen, een gebitsbeschadiging oploopt
(Andreasen en Andreasen, 2007). Bij verstandelijk en/of 33.4.2 obliteratie van de pulpaholte met
motorisch gehandicapte kinderen vindt men een zeer gecalcificeerd weefsel
hoge verbreiding van traumatische gebitsbeschadigin-
gen: ongeveer driemaal zo hoog als bij niet-gehandi- Een mogelijke reactie van het pulpaweefsel na een trau-
capte leeftijdgenoten. Hiervoor zijn vooral de volgende ma is een verhoogde odontoblastenactiviteit. De pulpa
predisponerende factoren verantwoordelijk: cerebrale trekt zich als het ware terug, onder afzetting van grote
bewegingsstoornissen, gebrekkige coördinatie van de hoeveelheden dentine. Intraoraal is vaak een geelver-
motoriek, epileptische manifestaties en automutilatie kleuring van het element waar te nemen. Op een rönt-
(zie hoofdstuk 41). genfoto herkent men een obliteratie aan een versmalling
van de pulpaholte. Vergelijking met het röntgenbeeld
van hetzelfde, niet-aangedane element aan contralate-
rale zijde kan de waarneming vergemakkelijken. Na
verloop van tijd kan men soms totaal geen pulparuimte
meer waarnemen.
Histologisch blijkt het gecalcificeerde weefsel meestal
te bestaan uit reparatief dentine met insluitingen van
72 Kindertandheelkunde deel 2

pulpaweefsel. Obliteratie duidt op de aanwezigheid van


een vitale pulpa; er is immers dentineafzetting moge-
lijk! Sensibiliteitstests zullen echter vaak negatief uit-
vallen door de slechte geleiding van de dikke laag den-
tine.

33.4.3 interne wortelresorptie

33 In zeldzame gevallen ontstaat na een trauma interne


wortelresorptie. Er moet dan een beschadiging van de
predentinelaag zijn opgetreden. Waarschijnlijk is deze
j
33:5 j
33:6
schade het gevolg van een thermisch insult, waarbij ge-
dacht kan worden aan onvoldoende koeling bij prepa-
ratie en restauratie van de beschadigde tand. Vaak is Figuur 33.5 Radiografische opname van externe ontstekingsre-
interne resorptie een toevalsbevinding op de röntgen- sorptie van de wortel van de 12, achttien maanden na luxatie van
foto; er tekent zich een meestal gladde, ronde verbre- het element.
ding van het wortelkanaal af. Soms is het moeilijk on- Figuur 33.6 Radiografische opname van externe verplaatsings-
derscheid te maken tussen interne en externe wortelre- of vervangingsresorptie van de wortel van de 22.
sorptie. Röntgenfoto’s zijn daarbij onmisbaar.
Als op röntgenfoto’s onder verschillende horizontale
hoeken het resorptiedefect zich in het midden van de pulpaweefsel wordt verwacht, is het derhalve zaak op
wortel blijft aftekenen, is er sprake van interne resorp- tijd (liefst binnen tien dagen na het trauma) een endo-
tie. In dat geval is ook het wortelkanaal niet te vervolgen dontische behandeling in te zetten om ontstekingsre-
door het defect heen, maar is het er als het ware in sorptie te voorkomen.
opgenomen. Bij interne resorptie is de reactie op sensi- Terwijl bij ontstekingsresorptie contourveranderin-
biliteitstests meestal normaal. gen van de wortel gepaard gaan met lokale radiolucen-
Om het resorptieproces te stoppen is op korte termijn ties (fig. 33.6), wordt het röntgenbeeld bij vervangings-
endodontische behandeling nodig. Op die manier wordt resorptie gekenmerkt door een geleidelijke vervanging
voorkomen dat de resorptie het parodontium bereikt. van het wortelmateriaal door bot. Een parodontale lijn
Reinigen en vullen van een intern resorptiedefect is niet is niet of slechts gedeeltelijk waar te nemen (fig. 33.7).
eenvoudig! De oorzaak van deze vorm van externe resorptie is een
beschadiging van het parodontium over een groot deel
33.4.4 externe wortelresorptie van het worteloppervlak. Botcellen gaan dan een directe
verbinding aan met het wortelcement/dentine, en er
De wortel van een gebitselement kan worden geresor- ontstaat ankylose. Bij percussie hoort men een metaal-
beerd vanuit het parodontale ligament dat door een achtig geluid. Omdat botafbraak en botaanmaak conti-
luxatie beschadigd is. nue processen zijn, zal de wortel langzaam vervangen
In dit kader zijn twee typen externe resorptie van be- worden door bot. De snelheid van dit type resorptie is
lang: dus afhankelijk van de normale ‘turn-over’ van botcel-
– ontstekingsresorptie; len. Het proces waarbij het element verloren gaat, zal
– vervangingsresorptie. dus sneller verlopen naarmate een patiënt jonger is.
Ook een niet-juiste, te starre en langdurige spalkme-
Na een luxatietrauma is het parodontium beschadigd en thode na een luxatietrauma, waarbij het parodontium
zullen er uitgebreide ombouwprocessen op gang komen niet goed de gelegenheid krijgt te genezen, kan deze
om genezing te bewerkstelligen. Op die plaatsen waar vorm van resorptie in de hand werken.
cement is beschadigd, zullen dentinetubuli bloot ko- Endodontische behandeling heeft geen effect, omdat
men te liggen. Als er tijdens of vlak na het trauma ook het een proces is dat vanuit het parodontium wordt
infectie van het wortelkanaal is opgetreden, zullen bac- aangestuurd.
teriële afvalproducten via deze tubuli het parodontium
kunnen bereiken. Een uitgebreid ontstekingsproces 33.4.5 kiembeschadiging
komt dan op gang, waarbij in zéér korte tijd grote hoe-
veelheden wortelmateriaal worden geresorbeerd. De ontwikkeling van een tandkiem kan op vele manie-
Dit bevestigt het belang van regelmatige röntgenolo- ren worden verstoord. Een kiembeschadiging als gevolg
gische controle na een trauma. Op de röntgenfoto ont- van een trauma kan zowel direct als indirect plaatsvin-
staat het beeld van radiolucenties over het gehele wor- den. Een directe traumatische kiembeschadiging wordt
teloppervlak (fig. 33.5). veroorzaakt door een plotselinge druk op de kiem. In-
Wanneer er een luxatie is ontstaan en infectie van het direct kan een kiembeschadiging na een trauma ont-
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 73

mogelijk ook lip en wangen zijn beschadigd, moet altijd


worden aangeraden zo snel mogelijk naar de praktijk te
komen.
Bij de eerstehulpverlening is het voor de mondzorg-
verlener van primair belang een indruk te krijgen van de
fysieke en emotionele toestand van het kind, alvorens
met klinisch en radiologisch onderzoek van de mond te
beginnen. Om rustig maar toch snel tot een juiste diag-
j
33:7
nose te komen, moet de tandarts op systematische wijze
te werk gaan en het onderzoek volgens een vast schema
Figuur 33.7 Radiografische opname van posttraumatische laten verlopen, zodat belangrijke punten niet over het
complicaties in het melkgebit. In de 51 niet-vitale pulpa met hoofd worden gezien. De plaats waar de anamnese
externe ontstekingsresorptie van de wortel en resorptie van de wordt afgenomen, is bij voorkeur niet de behandelstoel,
alveolerand. In de 61 obliteratie van de pulpaholte. maar een rustiger omgeving. Een adequate anamnese is
van essentieel belang voor het daarna uit te voeren kli-
nisch en röntgenologisch onderzoek.
staan door de inwerking van toxische producten en/of Voordat verdere anamnese en onderzoek (zie ook
druk vanuit een ontsteking in de nabijheid van de kiem. www.dentaltraumaguide.org/examination) wordt ver-
In tegenstelling tot glazuurhypoplasieën in het blij- richt, is het van belang:
vende gebit, die meestal zeer cariësresistent zijn, blijken – het gezicht en de omgeving van de mond schoon te
de genoemde hypoplasieën in het melkgebit predilec- maken met fysiologisch zout. Bij verwonding van de
tieplaatsen voor cariës te zijn. De oorzaak hiervan wordt zachte weefsels dienen deze ook gereinigd te worden.
gezocht in een slechte hechting van het postnatale gla- Deze benadering zal de patiënt een zeker comfort ge-
zuur aan het dentine, waardoor het glazuur gemakke- ven en verder onderzoek gemakkelijker maken.
lijk van het dentine afsplintert. Traumatische kiembe- – een korte medische anamnese te verrichten. Trauma-
schadiging in het blijvende gebit ontstaat wanneer de tologierelevante aandoeningen zijn: bloedstollingsaf-
wortelpunt van de melkvoorganger door een intrusieve wijkingen, bloedziekten, diabetes, allergische reac-
of laterale luxatie – of een onzorgvuldig uitgevoerde ties, acuut reuma en epilepsie. Ook is het van belang
extractie – in de follikel van de kiem van het blijvende te weten of het kind tegen tetanus is ingeënt.
element binnendringt.
Een tweede belangrijke oorzaak van kiembeschadi- Hierna worden de aandoeningen die van belang zijn na
ging van blijvende elementen wordt gevormd door de te vragen in de anamnese kort besproken.
posttraumatische complicaties in het melkgebit. Alle
reeds genoemde complicaties – pulpanecrose, obliteratie Bloedstollingsafwijkingen
van de pulpaholte met gecalcificeerd weefsel, wortelre- Bij kinderen met een factor-VIII- of factor-IX-deficiëntie
sorptie en resorptie van de alveolerand – kunnen zich na of met de ziekte van Von Willebrand moet, alvorens tot
een dentoalveolair trauma in het melkgebit voordoen tandheelkundige behandeling over te gaan, worden
(zie verder hoofdstuk 34). overlegd met de behandelend arts. In spoedeisende ge-
vallen mag, als de arts onbereikbaar is, eventueel denti-
ne worden afgedekt of de pulpa worden gedevitaliseerd
33.5 Onderzoek of overkapt, of mag het element worden gespalkt. Ex-
tractie of andere chirurgische ingrepen mogen pas wor-
33.5.1 inleiding den uitgevoerd na tijdelijke correctie van het stollings-
defect.
Zoals eerder vermeld zal een kind dat bij de mondzorg-
verlener komt met een gebitsbeschadiging na een trau- Bloedziekten
ma meestal erg geschrokken zijn en soms lichte paniek Bij kinderen met bloedziekten als leukemie, neutro-
vertonen. Vaak wordt het kind vergezeld door één of penie en globulinopathieën wordt de voorkeur gegeven
beide ouders, die erg emotioneel reageren. Het is dan aan een behandeling die de minste kans op infectie en de
zaak het kind en zijn ouder(s) rustig te benaderen en op grootste kans op snelle wondgenezing geeft. Replanta-
hun gemak te stellen. Door ze het gevoel te geven hulp tie komt derhalve niet in aanmerking.
te kunnen bieden, zal hun vertrouwen in een goede
afloop toenemen. Diabetes
De mondzorgverlener moet kinderen die zich na een Als een kind met suikerziekte goed is ingesteld, zijn er
trauma in de praktijk melden, altijd als een spoedgeval geen problemen. Wanneer het kind door de verwondin-
beschouwen. Wanneer telefonisch mededeling wordt gen in de mond echter niet of onvoldoende heeft ge-
gedaan van een ongeluk waarbij gebitselementen en geten, bestaat de kans dat er een acute hypoglykemie
74 Kindertandheelkunde deel 2

ontstaat. De mondzorgverlener moet hier alert op zijn langer dan vijf jaar geleden, dan kan als tetanusprofy-
en voor zo’n situatie in het bezit zijn van glucagon – een laxe een booster worden gegeven.
bloedsuikerverhogend middel – voor intramusculaire of Kennis van de plaats van het ongeval kan ook een
subcutane toediening. Voor minder ernstige situaties indicatie geven over andere te verwachten vormen van
moet hij limonade, suikerklontjes, druivensuikertablet- vervuiling van wonden. Als kinderen bijvoorbeeld be-
ten of andere koolhydraatrijke voedingsmiddelen op trokken zijn bij een auto-ongeluk, komt het nogal eens
voorraad hebben. voor dat er stukjes glas in de lip of wang terechtkomen.

33 Acuut reuma
Een dentoalveolair trauma leidt tot bacteriëmie. In ge-
Hoe gebeurde het ongeval?
De aard van het ongeval kan waardevolle informatie
val van luxatie, exarticulatie en/of botfracturen moet geven over het type trauma dat kan worden verwacht.
voor kinderen met acuut reuma in overleg met de huis- Een ongeluk waarbij een kind, bijtend op een speeltje of
arts een antibioticum worden voorgeschreven. een stokje, op zijn mond gevallen is, zal waarschijnlijk
een dislocatie van de tanden in vestibulaire richting
Tetanusimmunisatie veroorzaken. Een botsing tegen een veerkrachtig of
Voor de tandarts is het belangrijk te weten wanneer het stomp voorwerp leidt vaak tot luxaties, terwijl een klap
kind voor het laatst tegen tetanus is geı̈mmuniseerd. Is of slag van een hard voorwerp dikwijls een kroonfrac-
dat langer dan vijf jaar geleden en is de wond met tuur tot gevolg heeft. Een klap tegen de kin, zoals kan
(straat)vuil gecontamineerd, dan moet het kind naar de voorkomen bij een gevecht of bij een epileptisch insult,
huisarts worden verwezen voor een booster. resulteert in een kaak- of condylusfractuur of in kroon-
(wortel)fracturen van elementen in de posterieure zone.
Traumaverleden nagaan Bij kinderen bij wie de mondzorgverlener een sterke
Trauma uit het verleden heeft mogelijk invloed op de discrepantie bemerkt tussen het verhaal van de ouder(s)
interpretatie van het heden alsook op vondsten op en de klinische bevindingen, mag de mogelijkheid van
röntgenfoto’s. kindermishandeling niet worden uitgesloten. Zo kan de
mondzorgverlener behalve traumatisch beschadigde
33.5.2 anamnese elementen, waarvoor de ouder(s) kwam(en), op diverse
plaatsen blauwe plekken, mucosalaesies zoals ge-
Bij het afnemen van de anamnese moet de mondzorg- scheurde lippen of lipbandje, bloeduitstorting in de
verlener geı̈nformeerd worden over de volgende zaken. omslagplooi en zelfs botfracturen registreren. De infor-
matie van de ouder(s) klopt duidelijk niet met de klini-
Administratieve gegevens (kan ook na sche en/of röntgenologische bevindingen van de mond-
spoedbehandeling) zorgverlener. In zo’n geval moet de mondzorgverlener
Naam, adres, telefoonnummer, leeftijd en geslacht van het kind voor nader medisch onderzoek insturen en zal
het kind, polisnummer zorgverzekeraar, naam en adres hij in overleg met de huisarts het Algemene Meldpunt
van de huisarts, eventueel naam en adres van de eigen Kindermishandeling (AMK) moeten inlichten (voor Ne-
mondzorgverlener. De eigen mondzorgverlener van het derland) of het Vertrouwenscentrum Kindermishande-
kind – en soms ook de huisarts – moet op de hoogte ling(VK) (voor België) (zie deel 1, hoofdstuk 9).
worden gesteld van het ongeval en de bevindingen en
behandeling van de mondzorgverlener die de eerste Wanneer gebeurde het ongeval?
hulp verleent. De leeftijd van het kind geeft een indica- Het tijdsinterval tussen het moment waarop het trauma
tie over het te verwachten type beschadiging en de mate plaatsvond en het begin van de behandeling beı̈nvloedt
van wortelformatie. het resultaat van de behandeling, bijvoorbeeld bij de
replantatie van een uitgeslagen tand. Ook de prognose
Waar gebeurde het ongeval? van de behandeling van geluxeerde elementen, glazuur-
De plaats van het ongeval kan reden zijn over te gaan tot dentinefracturen met of zonder pulpa-expositie en bot-
tetanusprofylaxe, omdat de kans bestaat dat de wond fracturen wordt nadelig beı̈nvloed wanneer een tand-
met vuil is gecontamineerd. Door de systematische im- heelkundige behandeling wordt uitgesteld
munisatie van zuigelingen, peuters en schoolkinderen is
tetanus in Nederland zeldzaam geworden; de ziekte Was er een periode van bewustzijnsverlies?
komt uitsluitend voor bij oudere, niet-geı̈mmuniseerde Een periode van bewustzijnsverlies samen met hoofd-
personen. Er zijn echter ook ouders die hun kinderen pijn en/of braken kan wijzen op een hersenbeschadi-
om principiële redenen of uit religieuze overtuiging niet ging. Een bijkomende controle bij een arts is dan aan-
hebben laten immuniseren. Van de kinderen die niet in gewezen.
Nederland zijn geboren en getogen, allochtone kinderen
of kinderen van asielzoekers, is niet altijd bekend of ze
tegen tetanus zijn geı̈mmuniseerd. Is de immunisatie
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 75

Is er een stoornis in de beet ? – Spontane pijn is meestal een aanwijzing voor bescha-
Dit zou kunnen wijzen op luxatie waarbij ook een al- digingen van het parodontale ligament. Ook pulpa-
veolaire of kaakfractuur aanwezig is, of een fractuur van beschadiging bij kroon- en kroon-wortelfracturen kan
de condylus. spontane pijn veroorzaken.
– Reageren de elementen op temperatuurveranderin-
Is het kind al elders behandeld? gen, op zoet of zuur?
De kans bestaat dat het kind voor eerste hulp al bij een – Een dentinewond kan duidelijk reageren op tempe-
andere mondzorgverlener is geweest. Het is belangrijk ratuurverandering en osmotische drukverandering.
om na te gaan wat deze al heeft geadviseerd en gedaan – Doen de tanden, kiezen pijn bij het eten? Zijn ze ge-
(replantatie, spalken). Ook is het van belang te weten op voelig bij aanraking?
welke manier een uitgeslagen tand is bewaard, bijvoor- – Een positieve reactie treedt op wanneer de betrekke-
beeld onder de tong, in leidingwater, in melk, in een lijk grote dentinekanaaltjes openliggen na een gla-
zakdoek. Dit geeft namelijk informatie over de vitaliteit zuur-dentinefractuur. Het is ook mogelijk dat het
van het parodontale ligament en daarmee over de prog- element reageert als gevolg van een pulpa-expositie.
nose van een eventuele replantatie. Bovendien kunnen elementen gevoelig zijn bij aanra-
king bij kroon-wortelfracturen en bij beschadigingen
Was er al eerder sprake van een traumatische van het parodontium en/of het alveolaire bot en de
beschadiging? kaken. Aanvullend onderzoek zal tussen deze typen
Er zijn kinderen die meer dan eens door een ongeluk(je) beschadigingen moeten discrimineren.
hun tanden en/of kiezen beschadigen. Er wordt aange-
nomen dat bij ongeveer 25% van de meisjes en bij 30% We moeten er hier echter wel op wijzen dat deze sub-
van de jongens bij wie het blijvende gebit is beschadigd, jectieve klachten de dag van trauma niet altijd relevant
er opnieuw een gebitsbeschadiging zal ontstaan. Ook bij zijn en men goed moet opletten met het instellen van
verstandelijk en motorisch gehandicapte kinderen is de behandelingen. Vooral de beslissing tot een zenuwbe-
kans dat het gebit nogmaals wordt beschadigd, groter. handeling kan het best niet direct maar pas in een vol-
Dit kan van invloed zijn op de reactie op sensibiliteits- gende zitting worden genomen.
tests. Ook het herstellend vermogen van de tandpulpa
kan door herhaalde beschadigingen veranderd zijn. 33.5.4 klinisch onderzoek

33.5.3 subjectieve klachten Nadat de anamnese is afgenomen, kan het klinisch on-
derzoek beginnen. Ook hierbij is het belangrijk dat de
De subjectieve klachten van het kind kunnen de mond- mondzorgverlener rustig, zelfverzekerd en systematisch
zorgverlener inzicht geven in wat er bij het ongeval is te werk gaat, zodat hij een sfeer van vertrouwen en
gebeurd. hulpvaardigheid uitstraalt. Een goede methode om ba-
Daartoe is het van belang dat de mondzorgverlener by’s en peuters te onderzoeken, is die volgens Miller (fig.
antwoord krijgt op de volgende vragen. 33.8), waarbij in een eenvoudige setting goed onderzoek
– Doen de tanden en/of kiezen pijn? kan worden gedaan. Een ‘penlight’ kan daarbij erg
handig zijn.

j
33:8a j
33:8b

Figuur 33.8 Onderzoeksmethode volgens Miller.


76 Kindertandheelkunde deel 2

33
j
33:9a j
33:9b

Figuur 33.9 Tandfragment in bovenlip.


a Lipwond, glazuurfractuur in de 11, glazuur-dentinefractuur in de 21 en subluxatie van de 22.
b Röntgenfoto bovenlip met tandfragment van de 21.

Extraoraal partij, aan struikelen of vallen met een speeltje of stokje


Zwellingen en grote en kleine verwondingen in het ge- in de mond, aan mishandeling (geforceerde voeding) of
zicht moeten worden geregistreerd. Als het kind een aan een kaakfractuur.
bloedneus heeft, of als er sereus vocht of bloed uit oren
of neus komt, kan dit een aanwijzing zijn voor hersen- Harde tandweefsels en pulpa Om elementen goed te
letsel. Het kind moet dan direct voor nader medisch kunnen beoordelen, moeten ze schoon zijn; daartoe is
onderzoek worden ingestuurd. het soms nodig dat ze met een nat gaasje van bloed en
Het gezicht moet voorzichtig worden gepalpeerd; débris worden gereinigd.
discontinuı̈teit in de botstructuur kan wijzen op een
fractuur van het aangezichtsskelet. Subcutane hemato- Fracturen Glazuurinfracties komen veel voor, maar
men kunnen ook een indicatie zijn voor een aange- worden dikwijls niet opgemerkt. Ze zijn het gevolg van
zichtsfractuur. Wanneer op de kin (schaaf)wonden te de directe inwerking van het geweld op het glazuur.
zien zijn, moet altijd rekening worden gehouden met Daardoor worden de meeste infractielijnen aangetroffen
kroon- en wortelfracturen in de molaarstreek. Verwon- op de vestibulaire vlakken van frontelementen. Bij di-
dingen op de neusrug en/of orbitarand kunnen symp- recte, opvallende belichting zijn infractielijnen vaak
toom zijn van onderliggende breuken. Bij een val op de nauwelijks of niet zichtbaar; ze zijn echter goed te zien
kin kan een beschadiging in het kaakgewricht ontstaan, bij een belichting evenwijdig aan de lengteas van het
die bij kinderen tot groeistoornissen van de kaakkopjes element.
kan leiden. Bij fracturen waarbij tandsubstantieverlies is opge-
treden, zal goed gekeken moeten worden of het een
Intraoraal ongecompliceerde dan wel gecompliceerde breuk be-
Orale mucosa en gingiva Bij kroonfracturen met verlies treft.
van tandmateriaal kunnen fragmenten in de lip of in de
wang zijn terechtgekomen. Dit kan leiden tot een acute Kleurverandering De kleur van de elementen moet
of chronische infectie en een lelijke fibrose. Wanneer een nauwkeurig worden vastgesteld. Kleurveranderingen
tandfragment na het ongeval niet is teruggevonden en zijn het best linguaal te zien, ter hoogte van het cingu-
er een duidelijke lip- en/of wanglaesie is, is het verstan- lum. Registratie is van belang omdat de kleur van de
dig hiervan een röntgenfoto te maken (zie verder). elementen soms direct na het trauma (pulpabloeding) en
Wanneer het kind bij een auto-ongeluk betrokken is vaker na verloop van tijd (obliteratie of necrose) kan
geweest, kunnen stukjes glas in de tong-, lip- of wang- veranderen.
mucosa worden aangetroffen (figuur 33.9).
Sensibiliteit Bij kinderen is het testen van de sensibiliteit
Beschadigingen van de gingiva gaan vaak samen met van de tandpulpa vlak na een ongeval vaak problema-
verplaatsingen van gebitselementen. Bij submucosale tisch. Nog overstuur van het gebeurde, zal het kind niet
hematomen in de vestibulaire omslagplooi, op het pa- altijd betrouwbare informatie kunnen geven op sensi-
latum of sublinguaal moet de mondzorgverlener be- biliteitstests. Een element dat net een forse klap heeft
dacht zijn op een kaakfractuur. Bij éénjarigen en peu- gekregen, kan ook enige tijd niet of afwijkend reageren
ters met beschadigingen van de orale mucosa en/of de op een sensibiliteitstest. Het testen van de sensibiliteit
gingiva moet de mondzorgverlener denken aan een val- direct na een trauma is dan ook niet zinvol en wordt dus
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 77

achterwege gelaten. Bij de eerste controle van de aange- zijn echter wat moeilijker te onderkennen. Het is dan
dane elementen, die meestal een week na het trauma ook nuttig de occlusie en articulatie te controleren en
wordt uitgevoerd, wordt begonnen met sensibiliteits- tandfilms te maken onder verschillende invalshoeken.
tests. Hierbij worden ook de schijnbaar niet-getrauma- Soms kunnen begeleidende ouders aangeven of de
tiseerde buurelementen getest. tandstand door het ongeval veranderd is.
Altijd moet worden nagegaan waar ontbrekende ele-
Percussiegevoeligheid en abnormale beweegbaarheid Het menten zijn gebleven. Bij peuters kan een intrusief ge-
testen op abnormale beweegbaarheid en op percussiege- luxeerde melkincisief de kiem van de blijvende opvolger
voeligheid kan met behulp van beide wijsvingers op een direct of indirect beschadigen. Om deze blijvende inci-
voor het kind vriendelijke manier worden uitgevoerd (fig. sief in zijn ontwikkeling te kunnen vervolgen, is het
33.10). Het testen van percussiegevoeligheid door met de maken van een ‘beginfoto’, dat wil zeggen een foto di-
onderkant van een spiegel of sonde tegen het element te rect na het ongeluk, van belang.
tikken, moet ten zeerste worden afgeraden. Het is een
onnodig pijnlijke prikkel en bovendien wordt slechts de Occlusiestoornis Een occlusiestoornis kan wijzen op een
percussiegevoeligheid in axiale richting gemeten. Een verplaatsing van één of meer elementen. Verandering in
verhoogde gevoeligheid bij percussie duidt op een be- de occlusie kan ook duiden op een kaakfractuur. In dat
schadiging van het parodontale ligament. geval is soms een abnormale beweegbaarheid van delen
Alle elementen moeten ook worden gecontroleerd op van de kaak aantoonbaar.
abnormale beweegbaarheid, zowel in horizontale als in
axiale richting. Uiteraard moet bij kinderen rekening Processus alveolaris Als bij het testen van de mobiliteit
worden gehouden met het feit dat pas doorgebroken van een element een buurelement meebeweegt, is dat
elementen altijd enigszins beweegbaar zijn, evenals kenmerkend voor het bestaan van een fractuur van de
melkelementen die fysiologisch aan het resorberen zijn. alveolewand of van de processus alveolaris.
Verhoogde beweegbaarheid van een element, meestal Discontinuı̈teit in de contour van de processus alveo-
in combinatie met bloeding uit de sulcus, wijst bijna laris wijst op een botfractuur.
altijd op een (sub)luxatie. Mogelijk wordt de verhoogde
beweegbaarheid veroorzaakt door een horizontale wor- 33.5.5 radiologisch onderzoek
telfractuur, maar een dergelijke fractuur treedt slechts
sporadisch op. Regel is dat van elk beschadigd element, de buurele-
menten en liefst ook de antagonisten, een röntgenfoto
Weke delen, lippen, tong en parodontium Weke delen, wordt gemaakt, hoe gering de gevolgen van het ongeval
lippen en tong worden geı̈nspecteerd op beschadigin- bij intraoraal onderzoek ook mogen lijken. In de eerste
gen. Vooral bij het ontbreken van tandfragmenten moet plaats is een röntgenfoto noodzakelijk om de juiste
men erop bedacht zijn dat die zich in lip of tong kunnen omvang van het trauma te kunnen beoordelen; denk
bevinden als deze weefsels tussen de elementen en het bijvoorbeeld aan een diepe wortelfractuur of aan een
aangrijpend geweld beklemd zijn geweest. apex van een melkelement die in de follikel van de blij-
vende opvolger is gedrongen. In de tweede plaats moet
Verplaatsing van elementen Meestal zijn verplaatsingen direct na het ongeval een röntgenfoto worden gemaakt
van elementen duidelijk te zien; kleine verplaatsingen om, wanneer de opname wordt vergeleken met radio-

j
33:10a
j
33:10b

Figuur 33.10a, b Testen op beweegbaarheid en percussiegevoeligheid van de elementen met de wijsvingers.


78 Kindertandheelkunde deel 2

logische opnames op een later tijdstip, het resultaat van kleiner wordende pulpaholte wijst op obliteratie; een
een ingestelde therapie goed te kunnen vervolgen en/of niet kleiner wordende pulpaholte duidt op avitaliteit.
posttraumatische complicaties tijdig op het spoor te Hetzelfde element aan contralaterale zijde kan hierbij
kunnen komen. In de derde plaats kan een beginfoto als controle dienen. Het is dan ook raadzaam te pro-
van belang zijn bij eventuele schadeclaims. beren dit element op dezelfde röntgenopnamen af te
Radiologisch onderzoek van alle beschadigde en ver- beelden.
dachte elementen is noodzakelijk. Bij kroonfracturen in – Wortelfracturen en fractuur van de processus alveolaris. Als

33 combinatie met beschadigingen van tong of lip is rönt-


genologische controle van deze weefsels op aanwezig-
heid van tandfragmenten noodzakelijk.
de centrale straal van de röntgenbuis gelijk is aan de
fractuurspleet, is de fractuur als een radiolucente lijn
over de wortel het duidelijkst zichtbaar. Wanneer de
stralenrichting sterk afwijkt, is de fractuurlijn soms
Radiologisch onderzoek is nodig om het volgende te in het geheel niet zichtbaar. Daarom is het verstandig
kunnen vaststellen. röntgenopnamen uit verschillende richtingen te ma-
– Stadium van wortelontwikkeling. Elementen met een nog ken. Op een röntgenopname die direct na het ongeval
niet geheel afgevormde apex hebben over het alge- is gemaakt, zijn wortelfracturen soms niet zichtbaar;
meen een betere prognose dan geheel afgevormde ze zijn wel te zien wanneer enige tijd later een rönt-
elementen. genfoto wordt gemaakt. Een verklaring hiervoor is
– Grootte van de pulpaholte. Een röntgenopname die direct dat de wortelfragmenten pas na enige tijd door bloe-
na het trauma is gemaakt, kan als referentie dienen ding en oedeemvorming uiteen worden gedrukt (fig.
voor later te vervaardigen röntgenfoto’s. Een snel 33.11).

j
33:11a2
j
33:11a1

j
33:11b1
j
33:11b2

Figuur 33.11 Het maken van röntgenopnamen uit verschillende richtingen bij een wortelfractuur.
a1-2 De centrale straal is gelijk aan de richting van de fractuurspleet.
b1-2 Verkleining of vergroting van de projectiehoek levert op de röntgenfoto een ellipsoı̈de fractuurlijn op.
Traumatische gebitsbeschadigingen: classificatie, epidemiologie, etiologie, complicaties en diagnostiek 79

– Aanwezigheid corpora aliena in de weke delen. Wanneer de – Ongeveer 80% van de beschadigingen bestaat uit
wang, tong en/of lip(pen) zijn gelaedeerd, is het ma- (sub)luxaties, waardoor:
ken van een röntgenfoto geı̈ndiceerd. Fragmenten van . vaak posttraumatische complicaties optreden, dik-

tanden of kiezen, metaaldeeltjes of gruis in de wond wijls gevolgd door een kroonverkleuring;
kunnen röntgenologisch worden opgespoord. Voor . in ongeveer de helft van de gevallen beschadigingen

het maken van een wekedelenopname is slechts 25% optreden van de kiem van de blijvende opvolger,
van de normale belichtingstijd nodig zoals kleinere of grotere calcificatiestoornissen,
– Vaststellen numerieke en/of morfologische variaties in de ge- vormafwijkingen en doorbraakstoornissen.
bitsontwikkeling. Het constateren van bijvoorbeeld een – In ongeveer 80% van de gevallen wordt slechts één
mesiodens of agenesieën kan van belang zijn voor de melkelement beschadigd; vier van de vijf keer is dit
indicatiestelling. een centrale incisief in de bovenkaak.
– Verplaatsing van elementen. Bij een luxatie met intrusie – Traumatische beschadigingen in het melkgebit heb-
is de parodontale ruimte versmald of verdwenen, ter- ben een matig voorspellende waarde voor het ontstaan
wijl bij een extrusieve luxatie juist een verbreding van van traumata in het blijvende gebit.
deze ruimte te zien is.
– Kaakfractuur. Bij een kaakfractuur, soms te zien op een blijvend gebit
occlusale foto, is verwijzing naar de specialist nodig.
Hij zal extraorale opnamen maken, bijvoorbeeld een – Ongeveer één op de drie jongens en één op de vier
OPG en/of schedelopnamen. meisjes zal vóór de leeftijd van 16 jaar een beschadi-
– Aspiratie van tandfragmenten en/of een gebitselement. Bij ging ten gevolge van een trauma van het blijvende
een ernstig aangezichtstrauma kan, wanneer elemen- gebit oplopen. Lokale omstandigheden lijken een veel
ten of delen ervan ‘verdwenen’ zijn, een thoraxfoto grotere invloed te hebben op de verbreiding van be-
nodig zijn. Zo mogelijk moet het kind liggend per schadigingen in het blijvende gebit dan op die in het
ambulance worden vervoerd, zodat bij aspiratie van melkgebit.
elementen of fragmenten daarvan, deze via broncho- – Bij jongens ontstaan 1,3 tot 2 maal zo vaak beschadi-
scopie kunnen worden opgespoord en verwijderd. gingen als bij meisjes, terwijl ook de ernst van de
beschadigingen bij jongens gemiddeld groter is. Beide
Röntgenopnamen van getraumatiseerde elementen di- bevindingen wijken af van die bij het melkgebit.
rect na het ongeval moeten zorgvuldig in het – Ongeveer 80% van de beschadigingen die tot acht-
patiëntenarchief worden bewaard. Een beginfoto is niet tienjarige leeftijd in het blijvende gebit optreden,
alleen voor de therapie en voor de evaluatie van het ge- ontstaan op de basisschoolleeftijd. Incidentiepieken
nezingsproces waardevol, ook verzekeringstechnisch is voor zowel jongens als meisjes worden gezien op de
een dergelijke opname belangrijk. Röntgenfoto’s kun- leeftijd van 8 en 9 jaar.
nen een kostenbegroting staven, wanneer het zich laat – Ongeveer 80% van de beschadigingen in het blijvende
aanzien dat als gevolg van het dentoalveolaire trauma gebit van kinderen bestaat uit fracturen en 20% uit
op termijn uitgebreidere tandheelkundige hulp nodig (sub)luxaties; dit is precies het omgekeerde van de
is, zoals endodontische behandeling, orthodontisch situatie in het melkgebit. Gemiddeld is in ongeveer
sluiten van een diasteem, implantologie, gegoten res- een kwart van de ongevallen de gingiva of de orale
tauratie(s) en/of prothetische voorzieningen. mucosa bij het letsel betrokken. Fracturen en (sub)-
luxaties treden in zeven van de tien gevallen afzon-
derlijk van elkaar op.
Richtlijn – In ongeveer 70-80% van de gevallen wordt slechts één
blijvende incisief beschadigd; vier van de vijf keer is
melkgebit dit een centrale incisief in de bovenkaak. Beschadigde
laterale incisieven in de bovenkaak en incisieven in de
Samengevat kunnen de volgende conclusies worden ge- onderkaak vertonen relatief vaak (sub)luxaties.
trokken. – Bij 25-30% van de kinderen bij wie een trauma in het
– Ongeveer 30% van de kinderen zal een traumatische blijvende gebit optreedt, zal vaker een trauma ont-
beschadiging van het melkgebit oplopen. staan: 6% van de meisjes en 10% van de jongens wor-
– Bij peuters en kleuters zijn er geen verschillen in fre- den als ‘accident prone’ beschouwd.
quentie in het ontstaan van traumata tussen jongens
en meisjes.
– Ongeveer 80% van de beschadigingen ontstaat vóór de
vierde verjaardag. Daarom zouden consultatiebureaus
en peuterspeelzalen belangrijke informatiekanalen
kunnen zijn voor voorlichting aan ouders.
80 Kindertandheelkunde deel 2

Literatuur Gondim JO, Moreira Neto JJS. Evaluation of intruded primary


incisors. Dent Traumatol 2005;21:131-3.
Andreasen JO, Andreasen FM. Textbook and color atlas of trau- Kramer PF, Zembruski C, Ferreira SH, Feldens CA. Traumatic
matic injuries of the teeth. 3rd ed. Kopenhagen: Munksgaard, dental injuries in Brazilian preschool children. Dental Trauma-
2007. tology 2003;19:299-303.
Cortes MI, Marcenes X, Sheiham A. Impact of traumatic injuries Pomarico L, Pomarico Ribeiro de Souza I, Guimares Primo L.
to the permanent teeth on the oral health-related quality of life Multidisciplinary therapy for treating sequelae of trauma in

33 in 12-14 year-old children. Community Dent Oral Epidemiol


2002;30:193-8.
Diab M, ElBadraway HE. Intrusion injuries of primary teeth. Part
primary teeth: 11 years of follow-up and maintenance. Quintes-
senze Int 2005;36:71-5.
Robson F, Ramos-Jorge ML, Bendo CB, Vale MP, Paiva SM, Por-
I: Review and management. Quintessenz Int 2000;34:327-34. deus IA. Prevalence and determining factors of traumatic inju-
Part II Sequalae affecting the intruded primary incisors pp.335- ries to primary teeth in preschool children. Dent Traumatology
41. Part III effects on the permanent successors pp. 377-84. 2009;25:118-22.
Espirito (do) Santo Jacomo DR, Campos V. Prevalence of sequelae Sennhenn-Kirchner S, Jacobs HJ. Traumatic injuries to the pri-
in the permanent anterior teeth after trauma in their predeces- mary dentition and effects on the permanent successors. A clin-
sors: a longitudinal study of 8 years. Dent Traumatology 2009; ical follow-up study. Denal Traumatology 2006;22:237-41.
25:300-4. Skaare AB, Jacobsen I. Primary tooth injuries in Norwegian
Eyuboglu O, Yilmaz Y, Zehir C, Sahin H. A 6-year investigation children (1-8 years). Dent Traumatol 2005:315-9.
into types of dental trauma treated in a paediatric dentistry Spinas E, Melis A, Savasta A. Therapeutic approach to intrusive
clinic in Eastern Anatolia region, Turkey. Dent Traumatology luxation injuries in primary dentition. A clinical follow-up stu-
2009;25:110-4. dy. Eur J Pediatr Dent 2006;4:179-86.
Glendor U. Epidemology of traumatic dental injuries. A 12 year www.dentaltraumaguide.org
review of the literature. Dent Traumatology 2008;24:603-11.
Behandeling van
traumatische
beschadigingen in het
34 melkgebit
L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels

Inleiding 1 door het aantal extracties te beperken waar moge-


lijk;
Melkelementen hebben een korte kroon en staan in nog 2 door een regelmatige follow-up.
zeer elastisch alveolair bot. De energie van een klap of
een stoot wordt meestal door het alveolaire bot opge- Tachtig tot negentig procent van de beschadigingen be-
vangen. Daarom zijn luxaties verreweg de meest fre- treft de centrale melkincisieven in de bovenkaak en tot
quente traumatische gebitsbeschadigingen in het melk- 4% de incisieven van de onderkaak. Voor de diagnostiek
gebit, terwijl fracturen minder vaak voorkomen. Uit- wordt verwezen naar hoofdstuk 33. Dit hoofdstuk heeft
zonderingen zijn de fracturen van eerste melkmolaren voornamelijk betrekking op de problemen die zich met
in de bovenkaak als gevolg van ongevallen waarbij kin- incisieven en hun opvolgers kunnen voordoen. Achter-
deren met de kin bijvoorbeeld op de rand van de zand- eenvolgens worden beschreven: de epidemiologie en
bak of van het bad vallen. etiologie, de radiografische diagnostiek, de behandeling
van beschadigingen van de harde tandweefsels, pulpa en
Er zijn drie factoren die de behandeling van trauma in parodontium. Daarna worden de posttraumatische
het melkgebit beı̈nvloeden. complicaties nader toegelicht, wordt aangegeven hoe
– De relatief korte periode dat melkelementen functio- extracties omzichtig kunnen worden uitgevoerd en
neren. De melksnijtanden in de bovenkaak, die het worden de gevolgen voor de ontwikkeling van de blij-
meest betrokken zijn, staan slechts zes jaar in de vende elementen besproken.
mond.
– De relatie van de melktandwortel tot de definitieve
onderliggende kiem (fig. 34.1). Dit impliceert dat be-
schadiging van die kiem niet alleen gerelateerd is aan
het moment van trauma maar ook aan de mogelijke
gevolgen van de behandeling (ook nadien als gevolg
ervan).
– de moeilijkheid van therapietrouw (compliance) en
medewerking van het kind. Heel wat kinderen zijn
bijzonder jong en hebben soms nog niet of nog maar
net de vaardigheden ontwikkeld om zelfstandig te
lopen. Aandacht voor behaviour management al dan
niet farmacologisch ondersteund is dan ook belang-
rijk.

De doelstellingen bij het behandelen van trauma in het


melkgebit zijn dan ook:
– comfort geven aan kind en ouders direct na het trau-
ma;
– vermijden van angstontwikkeling bij het jonge kind
dat mogelijk zijn eerste tandheelkundige ervaring j
34:1

beleeft;
– het zo veel mogelijk beperken van het risico voor be- Figuur 34.1 Skelet van een 3-jarig kind en bijhorende radiologi-
schadiging van de definitieve opvolger: sche opname die de relatie van beide dentities illustreert.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
82 Kindertandheelkunde deel 2

34.1 Epidemiologie en etiologie traumatiseerde buurelementen. Dat is mogelijk als ge-


bruik wordt gemaakt van een occlusale opname. Uit de
De grootste incidentiepiek voor trauma in het melkgebit al of niet symmetrische verhoudingen van zowel de
ligt tussen 18 en 30 maanden. De voornaamste oorzaak melkelementen als de kiemen van de blijvende elemen-
is het gebrek aan motorische vaardigheden en soms aan ten kunnen gevolgtrekkingen worden gemaakt over
het gebrek om risico’s in te schatten. Aangezien ‘vallen’ ligging, verplaatsing en apicale afwijking (fig. 34.3).
de meest voorkomende factor is, blijkt er ook geen ver- Bij de opname wordt gebruikgemaakt van de bissec-

34 schil tussen jongens en meisjes. Op een leeftijd van 5


jaar zou één op de drie kinderen een dentaal trauma
hebben doorgemaakt. Het is pas vanaf de schoolleeftijd
triceregel. Om daarna op de foto de positie van het ver-
plaatste element ten opzichte van de kiem van de op-
volger te bepalen, geldt het volgende:
dat trauma meer bij jongens voorkomt. Voor meer uit- – is het element in de kiem gedrongen, dan heeft het
gebreide informatie met betrekking tot epidemiologie element op de foto een grotere lengte dan hetzelfde
wordt verwezen naar hoofdstuk 33. Dentale traumata element aan de contralaterale zijde (fig. 34.4);
bij jonge kinderen kunnen ook het gevolg zijn van au- – is de apex van het element vóór de kiem langs ge-
tomutilatie of van kindermishandeling. Hiervoor wordt gleden en meer naar vestibulair verplaatst, dan is het
verwezen naar respectievelijk hoofdstuk 41 en naar deel element op de foto korter dan hetzelfde element aan
1, hoofdstuk 9. de contralaterale zijde (fig. 34.5).

34.2 Radiologisch onderzoek

Gelukkig zijn de anatomische verhoudingen zodanig


dat bij een (intrusieve) luxatie de apex van een melk-
element meestal naar vestibulair wegglijdt (fig. 34.2). In
een beperkt aantal gevallen gebeurt dat echter niet en
verplaatst het element zich in de richting van de kiem.
Het is van groot belang te diagnosticeren of het ver-
plaatste melkelement al of niet de follikel van het na-
bijgelegen blijvende element is binnengedrongen.
Naast klinisch onderzoek naar onder andere de positie
van het melkelement, is radiologisch onderzoek nood- j
34:3

zakelijk. Op de opname moeten niet alleen de getrau-


matiseerde elementen te zien zijn, maar ook de niet-ge- Figuur 34.3 Occlusale opname.

j
34:2a
j
34:2b

Figuur 34.2 Relatie tussen melkincisief en blijvende opvolger.


a De ligging van een melkincisief ten opzichte van de kiem van het blijvende element.
b Bij (intrusieve) luxatie wordt de apex van het melkelement meestal naar vestibulair verplaatst.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het melkgebit 83

j
34:5

Figuur 34.5 Intrusieve verplaatsing van de melkincisief naar


j
34:4
vestibulair is op de röntgenfoto zichtbaar als een verkorting van
het element.
Figuur 34.4 Lengte van de projectie van de wortel van een
melkincisief op de röntgenfoto. De projectie wordt langer bij intru-
sieve verplaatsing van het element in de kiem van de opvolger. ageert het element gevoelig op temperatuurveranderin-
gen, dan moet composiet worden aangebracht om de
pulpa te beschermen en de vorm te herstellen. Ook hier
34.3 Behandeling van beschadigingen van geldt onderzoek na drie maanden, na zes maanden en
de harde tandweefsels en de pulpa vervolgens bij de halfjaarlijkse controles.

In het algemeen wordt de keuze van de behandeling 34.3.3 gecompliceerde kroonfractuur


mede beı̈nvloed door factoren als de leeftijd van het
kind (mate van fysiologische wortelresorptie) en de be- Bij een gecompliceerde kroonfractuur (fig. 34.6 en 34.7)
handelbaarheid. De auteurs verwijzen verder graag naar kan een element zonder of met slechts geringe fysiolo-
www.dentaltraumaguide.org/primary_teeth.aspx. Deze gische wortelresorptie worden gered door het uitvoeren
interactieve website, geı̈nitieerd door J. Andreasen van een pulpotomie. Bij de pulpotomie wordt de geëx-
wordt zowel door de Amerikaanse (AAPD), Europese poneerde pulpakamer onder anesthesie verder geopend
(EAPD) als Internationale (IAPD) verenigingen voor met behulp van een watergekoelde ronde diamantboor.
kindertandheelkunde gesteund. Het gebruik van diamant geeft een zo gunstig mogelijk
wondoppervlak van de resterende vitale pulpa. De meest
34.3.1 glazuurinfractie bekende techniek is de kroonpulpa tot ongeveer 2 mm
vanaf de expositie te verwijderen, waardoor voldoende
Een glazuurinfractie kan onbehandeld blijven, maar het ruimte wordt verkregen voor het aanbrengen van een
element zal evenals bij alle andere beschadigingen on- calciumhydroxidepreparaat en een afsluiting met glas-
der klinische en radiologische controle moeten blijven ionomeercement of composiet. Recent wordt MTA sterk
om posttraumatische complicaties in de tijd te kunnen aanbevolen in plaats van Ca(OH)2 bij deze therapie. Dit
signaleren en behandelen. Controle na drie maanden, na materiaal heeft zich intussen bewezen als biocompatibel
zes maanden en vervolgens bij ieder halfjaarlijks on- en regeneratief cement. Het spreekt vanzelf dat een
derzoek blijft van belang. dergelijke behandeling alleen mogelijk is als de coöpe-
ratie van het (nog zeer jonge) kind goed is. Is dat niet het
34.3.2 niet-gecompliceerde kroonfractuur geval, dan is extractie van het betreffende element de
beste keuze.
Bij een glazuurfractuur kan worden volstaan met het
eventueel licht beslijpen van scherpe randjes, gevolgd
door het aanbrengen van een fluoridelak. Is bij een gla-
zuur-dentinefractuur het substantieverlies groot en re-
84 Kindertandheelkunde deel 2

34
j
34:6 j
34:7

Figuur 34.6 Gecompliceerde kroonfractuur van de 51 en abrasie Figuur 34.7 De pulpa-expositie van de gecompliceerde kroon-
van de bovenlip (kind van drie jaar). fractuur van de 51 in figuur 34.6 is van linguaal duidelijk zichtbaar.

34.3.4 niet-gecompliceerde en 34.4.1 concussie en subluxatie


gecompliceerde kroon-
wortelfractuur Een concussie, waarbij drukgevoeligheid bestaat, en een
subluxatie, waarbij een verhoogde mobiliteit waar-
Een niet-gecompliceerde kroon-wortelfractuur kan al- neembaar is, hoeven in de eerste fase niet te worden
leen met behulp van composiet worden hersteld als de behandeld. Wel is het noodzakelijk ouders en kind te
fractuurlijn op de wortel zich maar net onder de gin- adviseren tweemaal daags chloorhexidinedigluconaat te
givarand bevindt. In alle andere gevallen en als er sprake gebruiken (zie fig 34.9). Hiermee kan bacteriële invasie
is van een gecompliceerde kroon-wortelfractuur volgt van het beschadigde parodontale ligament worden te-
extractie. Bij behoud volgt klinische en radiologische gengegaan en wordt wortelresorptie en resorptie van het
evaluatie na drie maanden, na zes maanden en bij de alveolaire bot voorkomen. In dat verband mogen de
halfjaarlijkse controles. zachte weefsels ook niet over het hoofd worden gezien.
Soms moeten hechtingen worden aangebracht. Welke
34.3.5 wortelfractuur toepassingsmethode wordt gekozen, hangt af van de
leeftijd en de coöperatie van het kind. Bij peuters en
De herstelmogelijkheden van een element met een wor- kleuters zal het meestal neerkomen op sprayen met
telfractuur zijn afhankelijk van de positie van de frac- 0,12% chloorhexidine of deppen met gaasjes die zijn
tuurlijn. Een verticale fractuur en een fractuur ter natgemaakt met 0,12% chloorhexidine. Posttraumati-
hoogte of dicht bij de alveolerand – en dus met grote sche complicaties moeten tijdig worden opgespoord en
mobiliteit van de kroon – leiden tot extractie. Ligt de
horizontale fractuur meer richting apex (fig. 34.8), dan
kan worden afgewacht. Gezien de kroonhoogte, maar
ook vanwege de coöperatie van het kind, zal spalken
zeer moeilijk zijn, maar dit is gelukkig ook niet strikt
noodzakelijk. Ondanks het feit dat er enige mobiliteit
is, zal in de fractuurlijn interpositie van aangrenzend
weefsel ontstaan. Blijkt bij klinische en radiologische
controle na twee maanden of pas na een jaar dat het
coronaire deel geı̈nfecteerd is, dan moet worden geëx-
traheerd. Het vitale apicale deel kan daarbij met rust
worden gelaten; het zal later fysiologisch resorberen.

34.4 Behandeling van beschadigingen van


het parodontium

Bij alle hier na te bespreken verplaatsingen wordt tij-


j
34:8
dens het opvolgingsproces het gebruik van fopspenen
sterk afgeraden.
Figuur 34.8 Wortelfractuur van de 51 bij een vierjarig kind.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het melkgebit 85

daarom is klinisch en radiologisch onderzoek noodza- zes tot acht weken de druk van tong en lippen ervoor
kelijk na drie maanden, na zes maanden en verder bij de zorgen dat de oude stand weer wordt bereikt. Om bac-
halfjaarlijkse controles. teriële invasie te voorkomen, wordt chloorhexidinetoe-
passing geadviseerd. Klinische en radiologische controle
34.4.2 extrusieve luxatie moeten volgen na drie maanden, na zes maanden en bij
de halfjaarlijkse controles, waarbij nauwkeurig moet
Een extrusieve luxatie van een melkelement is een worden gelet op apicale afwijkingen, wortelresorptie of
moeilijk te behandelen beschadiging. Is de verplaatsing resorptie van het alveolaire bot.
gering en stoort het element de occlusie en articulatie Als een kind is gevallen terwijl het een voorwerp in de
niet, dan kan worden afgewacht. Intussen wordt mond had, dan kan een luxatie naar vestibulair ont-
chloorhexidine toegepast en wordt het element na twee staan. Klinisch en radiologisch wordt dan bepaald of de
maanden, zes maanden en bij het halfjaarlijks onder- apex van het melkelement in de follikel is gedrongen. Is
zoek klinisch en radiologisch gecontroleerd. In de dat het geval, dan moet extractie volgen.
meeste gevallen leidt deze vorm van extrusieve luxatie
echter tot extractie. 34.4.4 intrusieve luxatie

34.4.3 laterale luxatie Een intrusieve luxatie (fig. 34.14) hoeft in de eerste fase
niet te worden behandeld. Uitzonderingen zijn die ge-
Een laterale luxatie (fig. 34.11 en 34.12) is verreweg de
meest voorkomende beschadiging. In de eerste fase is
alleen behandeling nodig als de getroffen elementen de
occlusie of articulatie storen en ook het alveolaire bot
beschadigd is (fig. 34.13). Met manuele repositie moeten
het element en het beschadigde bot in de oorspronke-
lijke stand worden teruggebracht. Stoort de verplaat-
sing de occlusie niet, dan zal in de regel na verloop van

j
34:10

Figuur 34.10 Extrusieve luxatie.

j
34:9

Figuur 34.9 Concussie en subluxatie.

j
34:11 j
34:12

Figuur 34.11 Posttraumatische, grijze verkleuringen na laterale Figuur 34.12 Radiografie van de verkleurde elementen uit figuur
luxatie van de 51, 61 en 62 (kind van 4 jaar). 34.11.
86 Kindertandheelkunde deel 2

34
j
34:13 j
34:14

Figuur 34.13 Fractuur van het alveolaire bot, ontsteking van de Figuur 34.14 Intrusieve luxatie van de 61 en laterale luxatie van
omringende weefsels en posttraumatische verkleuringen drie de 62 (kind van 20 maanden).
weken na een laterale luxatie van de 51 en 61 (kind van 4 jaar).

vallen waarbij de follikel van de opvolger is geraakt. Of


dat het geval is, kan door klinisch, maar vooral door het
eerder beschreven radiologisch onderzoek worden vast-
gesteld. Bij contact tussen apex en follikel moet on-
middellijk worden geëxtraheerd. In een beperkt aantal
gevallen ontstaat na korte tijd rond het geı̈ntrudeerde
element een ontsteking ten gevolge van geı̈mpacteerd
bacterieel materiaal. Ook dan moet het element worden
geëxtraheerd. Door echter direct na het ongeval chloor-
hexidine voor te schrijven, zal het risico van ontsteking
j
34:15

tot een minimum worden beperkt. In het algemeen


volgt na zes tot acht weken spontane reëruptie van het Figuur 34.15 Volledige spontane eruptie van 61 na 3 maanden.
geı̈ntrudeerde element (fig. 34.15). Deze reëruptie kan
worden waargenomen bij de klinische en radiografische
controle na twee maanden. Ook na zes maanden en afwijkingen, wortelresorptie of resorptie van het alveo-
verder bij het halfjaarlijks onderzoek moet worden ge- laire bot.
controleerd of er posttraumatische complicaties zijn Vitaliteitstests zijn vlak na een trauma niet betrouw-
opgetreden. baar en geven bij jonge kinderen in het algemeen geen
duidelijkheid. Om toch te kunnen bepalen of het ele-
34.4.5 avulsie ment een necrotische pulpa heeft, moet worden afge-
gaan op de kleur van het element en de toestand van de
In tegenstelling tot de behandeling van blijvende periapex zoals te zien op de radiografie. De kleur van de
frontelementen, waarbij na avulsie zo mogelijk moet tand na een trauma geeft een indicatie over de toestand
worden gereplanteerd, moet dat in het melkgebit ach- van de pulpa.
terwege blijven. De risico’s voor het blijvende gebit zijn
bij terugplaatsen van een melkelement te groot, temeer 34.5.1 verkleuringen
omdat een pulpectomie zou moeten volgen, waarvan het
succes niet altijd verzekerd is. Na een trauma kan de kroon verkleuringen vertonen,
Als een melkelement door avulsie voortijdig verloren die echter na verloop van tijd weer verdwijnen. Meestal
gaat – langer dan ongeveer een jaar voor de normale ziet men een lichtgrijze verkleuring die duidt op een
wisseling – zal de blijvende opvolger meestal later dan bloeding in de pulpa. Het pulpaweefsel kan zich in dat
gebruikelijk doorbreken. geval weer herstellen. Blijft de kleur daarna stabiel, dan
wordt er zelden of nooit een periapicale afwijking ge-
vonden. Verandert de grijze kleur in lichtviolet tot
34.5 Posttraumatische complicaties zwart, dan is het nagenoeg zeker dat het pulpaweefsel
necrotisch is geworden. Bij een tegelijkertijd aanwezige
De klinische en radiologische controles na twee maan- periapicale opheldering op de radiografie (fig. 34.16 en
den, na zes maanden enzovoort, zijn noodzakelijk voor 34.17) moet het betreffende element worden geëxtra-
het opsporen van eventuele pulpanecrose, periapicale heerd. De aanvankelijk lichtgrijze kleur van het element
Behandeling van traumatische beschadigingen in het melkgebit 87

j
34:16 j
34:18

Figuur 34.16 Posttraumatische, grijszwarte kroonverkleuring Figuur 34.18 Posttraumatische, gele kroonverkleuring van de
van de 51. 51.

j
34:17 j
34:19

Figuur 34.17 Radiografie van de verkleurde 51 uit figuur 34.16. Figuur 34.19 Radiografie van de frontelementen uit figuur 34.18:
obliteratie van de pulpaholte met gecalcificeerd weefsel in de 51.

kan echter ook geleidelijk veranderen in een gele tot 34.5.2 pulpanecrose
bruine verkleuring. Dit duidt op een obliteratie van de
pulpaholte met gecalcificeerd weefsel (fig. 34.18). Een De diagnostiek van de periapicale of interradiculaire
radiografie moet deze diagnose bevestigen (fig. 34.19). opheldering is soms moeilijk, omdat de apex van het
Zeer zelden ontstaat in die situatie een periapicale af- melkelement en de kroon van de opvolger elkaar op de
wijking. foto kunnen overlappen. Daardoor is de opheldering
Naast necrose en obliteratie kunnen ook, hoewel minder goed zichtbaar. Een andere aanwijzing dat de
zeldzaam, resorpties optreden. Bij inflammatoire re- pulpa necrotisch is geworden, is de waarneming op de
sorptie dient extractie te worden overwogen. radiografie dat de wortelpulpa van het betreffende ele-
ment wijder zal blijven dan die van het gezonde buur-
88 Kindertandheelkunde deel 2

34
j
34:20
j
34:21

Figuur 34.20 Proliferatie van pulpa ter hoogte van 51. Figuur 34.21 Pulpapoliep na extractie van 51.

element, waarbij de normale fysiologische vernauwing vloeistof aan te brengen, kan vanuit dit anesthetische
optreedt. gebied via de papil langzaam naar palatinaal verder
Als pulpanecrose is vastgesteld, wordt het element worden verdoofd. Bij kinderen die nog niet goed kun-
normaal gesproken geëxtraheerd. Is er nog geen peri- nen begrijpen wat ze overkomt, komt het nogal eens
apicale afwijking en nog nauwelijks fysiologische wor- voor dat ze overstuur raken van het verdoofde gevoel in
telresorptie (kind < 4jr), dan kan – bij een goede coöpe- de lip. Het is dan de kunst samen met de ouders het
ratie van het kind – het necrotische pulpaweefsel wor- kind van het gebeuren af te leiden en op zijn gemak te
den verwijderd, gespoeld met natriumhypochloriet, stellen.
waarna de gehele pulpaholte wordt opgevuld met zink- De extractie moet zodanig worden uitgevoerd dat de
oxide eugenol of MTA en bacteriedicht (met een roest- kiem van het blijvende element niet wordt beschadigd.
vrijstalen kroon) wordt afgesloten. Het spreekt vanzelf Bij een geı̈ntrudeerd element is dat soms moeilijk. Het
dat hierna de normale klinische en radiologische con- gevaar bestaat dat de tang langs de kroon apicaalwaarts
troles moeten worden voortgezet. Aangezien de mate- afglijdt en daarom wordt aangeraden geen hevels te ge-
rialen nagenoeg niet resorberen, zal ook de normale fy- bruiken. Indien mogelijk kan de tang het best mesiaal
siologische resorptie worden vertraagd en minieme af- en distaal op de kroon aangrijpen en moet het element
wijkingen van de opvolgers zijn mogelijk. in axiale richting roterend worden verwijderd. Na de
extractie moet tegelijkertijd vanuit vestibulair en lin-
34.5.3 pulpapoliep guaal de alveole onder druk worden gebracht, om zo ook
eventueel verplaatst alveolair bot te repositioneren. Zo
Een tijd na een (onverzorgd) trauma waarbij een pulpa- nodig kan een hechting van resorbeerbaar materiaal
expositie aanwezig was, kan zich een proliferatie van worden aangebracht.
‘vitaal’ pulpaweefsel voordoen (fig. 34.20). Op dat mo- De ouders vragen daarna meestal of het blijvende ele-
ment wordt in vele gevallen de tand geëxtraheerd (fig. ment snel zal doorbreken. Om teleurstelling te voorko-
34.21). Afhankelijk van de leeftijd en de medewerking men, moet worden verteld dat dit meestal juist iets lan-
van het kind kan echter gekozen worden voor een pul- ger zal duren dan normaal.
potomie. De pulpapoliep kan worden geëxcaveerd tot in
de pulpakamer en daarna kan men overgaan tot de
hiervoor beschreven therapie. 34.7 De gevolgen van een melktandtrauma
voor de ontwikkeling van de blijvende
elementen
34.6 Extractie
Omdat de kiem van de blijvende opvolger zo dicht bij de
Veel tandartsen zien op tegen het uitvoeren van extrac- apex van het melkelement ligt, kan hij bij een trauma
ties bij peuters en kleuters. Enerzijds is dat begrijpelijk gemakkelijk worden beschadigd. Ook de gevolgen van
omdat het een emotioneel gebeuren is, maar anderzijds een trauma op langere termijn, zoals pulpanecrose en
mag het er niet toe leiden dat een noodzakelijke extrac- periapicale of periradiculaire ontsteking, vormen een
tie niet wordt uitgevoerd. reëel gevaar voor het zich ontwikkelende, blijvende ele-
Als de nodige voorzorgen worden genomen, hoeft de ment. De toxische producten van de bacteriën die bij een
uitvoering geen probleem te zijn. Door gebruik te ma- apicale ontsteking een rol spelen, kunnen de kroon van
ken van oppervlakteanesthesie en eerst vestibulair van het nabijgelegen element aanzienlijk beschadigen.
de apex van het element een klein depot anesthesie-
Behandeling van traumatische beschadigingen in het melkgebit 89

oranje-bruine vlekken. De witte vlekken zijn het ge-


volg van een onvolledig calcificatieproces tijdens het
maturatieproces. De oranje-bruine vlekken wijzen op
een gevolg van bloeding in de periapicale zone, waar-
bij degradatieproducten van hemoglobine worden in-
gesloten (fig. 34.23 en 34.24).
– dilaceratie: een voortzetting van de vorming van het
blijvende element in een niet-axiale richting (hoek-
stand) en met mindere kwaliteit van de harde tand-
weefsels (fig. 34.25);
– het totaal stoppen van de odontogenese (fig. 34.26-28);
j
34:22
– dens invaginatus;
– sekwestratie;
Figuur 34.22 Combinatie van een oranje vlek (hypomineralisa- – kiemverplaatsing;
tie) en een cervicale insnoering (hypoplasie op de 3.1). – een kroon- of wortelverdubbeling;
– het ontstaan van odontoomachtig weefsel.

34.7.1 predisponerende factoren


34.8 Casuı̈stiek
– De leeftijd van het kind: hoe jonger, hoe meer kans op
hypomineralisatie, hoe ouder, hoe meer kans op hy- Een peuter van 18 maanden logeert bij opa en oma. Hij
poplasie. struikelt en valt voorover op een tafelblad. Hij bloedt uit
– De aard van het trauma. Hierbij vormen intrusie en zijn mond, één snijtand lijkt verdwenen en deze wordt
avulsie de belangrijkste veroorzakers van schade. niet teruggevonden. Snel gaan opa en oma met de peu-
Hoewel bij intrusie gemiddeld gezien de meeste kans ter naar de tandarts. Deze geeft met haar assistente
op beschadiging van de kiem bestaat moet men bij voorrang aan de drie en stelt iedereen gerust. Na gron-
avulsie ook zeer alert zijn. In dat verband is de leeftijd dige anamnese en onderzoek wordt ook een röntgenfoto
zeer belangrijk! De kansen op beschadiging nemen af gemaakt. De 61 is totaal geı̈ntrudeerd, het element blijkt
met de leeftijd (< 2 jr: 95%; 2-4jr: 80%; > 4jr: 18%). naar labiaal te zijn afgebogen.
Omdat een avulsie gepaard gaat met een buiten- Het advies aan de grootouders luidt:
waartse rotatiebeweging is de relatie wortelpunt-kiem – hernieuwde doorbraak van de 61 afwachten;
hierbij belangrijk: hoe meer geresorbeerd, hoe minder – mond goed schoonhouden mede met behulp van
kans op beschadiging. chloorhexidine (spray);
– zwelling (ontsteking) onmiddellijk melden (extractie
34.7.2 mogelijke beschadigingen is dan geboden);
– over twee en vier weken terugkomen voor een nieuwe
De beschadigingen kunnen bestaan uit: foto en beoordeling.
– glazuurafwijkingen zoals hypomineralisatie, hypo-
plasie, of een combinatie daarvan (fig. 34.22);
Hypomineralisatie kenmerkt zich vooral door witte of

j
34:23 j
34:24

Figuur 34.23 Witte verkleuring op 11 na trauma 51. Figuur 34.24 Oranje verkleuring en hypoplasie op 4.1 na trauma
8.1 met bloeding.
90 Kindertandheelkunde deel 2

34

j
34:25
j
34:26

Figuur 34.25 Hypomineralisatie van het glazuur en dilaceratie Figuur 34.26 Radiografie van de frontelementen in de onder-
van de wortel. kaak van een achtjarig kind. De odontogenese van de 42 is gestopt
na een trauma van de 82 op ongeveer vierjarige leeftijd.

j
34:27 j
34:28

Figuur 34.27 Klinisch beeld van minder goed gesitueerde 11 na Figuur 34.28 Radiologisch beeld bij casus figuur 34.27.
trauma op 51 bij kind van 8 jaar.

Richtlijnen Literatuur

– Vooropstaat dat de behandeling van getraumatiseerde Andreasen JO, Andreasen FM, Andersen L. Textbook and color
melkelementen gericht moet zijn op de bescherming atlas of traumatic injuries of the teeth. 3rd ed. Kopenhagen:
van de kiem van de blijvende opvolger. Maak na een Munksgaard, 2007;hoofdstuk 19 en 20.
zorgvuldige anamnese en onderzoek altijd een rönt- Flores MT, Malmgren B, Anderson L, et al. Guidelines for the
genopname om de huidige situatie vast te leggen en management of traumatic dental injuries. III. Primary teeth.
de positie en toestand van het melkelement ten op- Dent Traumatol 2007;23:196-202.
zichte van de blijvende opvolger te beoordelen. Kupietzky A, Holan G. Treatment options for crown fractures
– Plaats geen gedeeltelijk of totaal geavulseerde melk- with pulp exposure in primary incisors. Pediatric Dentistry
elementen terug. 2003;15:241-7.
– Aarzel niet om bij de geringste periapicale afwijking NMT Praktijkrichtlijn Tandletsel, 2010;hoofdstuk 4:18-25.
het melkelement te extraheren. www.dentaltraumaguide.org/primary_teeth.aspx.
– Vervolg een getraumatiseerd element na vastgestelde
perioden.
Behandeling van
traumatische
beschadigingen in het
35 blijvende gebit
R.G.E.C. Cauwels, L.C. Martens

Inleiding 35.1 Beschadigingen van de harde


tandweefsels en de pulpa
Dentoalveolair trauma gaat dikwijls gepaard met bijko-
mende extraorale symptomen en paniek van het kind en 35.1.1 kroonfracturen
de ouders. Daardoor kan meestal niet direct een lange-
termijnplanning worden opgesteld. In die situaties is De behandeling van kroonfracturen is afgestemd op het
het aan te bevelen het getraumatiseerde element steeds kindergebit waarbij de elementen nog niet zijn afge-
te behouden, totdat duidelijk is wat het definitieve be- vormd. Dit beleid geldt echter eveneens voor reeds vol-
handelplan voor het gebit zal worden. Slechts in uit- groeide elementen, als aan een aantal voorwaarden
zonderingsgevallen kan direct na het trauma de beslis- wordt voldaan:
sing worden genomen dat het betreffende element als – er mag nog geen pulpatrauma zijn opgetreden;
verloren moet worden beschouwd. – zo’n trauma mag ook niet tijdens een vervolgbehan-
De behandeling van dentoalveolaire traumata bestaat deling optreden (bijv. grote restauratie);
uit twee fases. In de eerste fase, direct na het trauma, – er niet mag gelijktijdig een trauma van het parodon-
vindt de zogenoemde urgentiebehandeling plaats, tium bestaan;
waarbij ervan wordt uitgegaan dat de tand behouden – na afloop van de behandeling moet een goed afslui-
wordt. De tweede fase bestaat uit evaluatie van de be- tende restauratie vervaardigd kunnen worden.
handeling. In deze fase vinden mogelijk ook vervolgbe-
handelingen plaats naar aanleiding van waargenomen Wanneer niet aan deze voorwaarden kan worden vol-
pathologische verschijnselen of ter preventie ervan. Bij daan, wordt bij volgroeide elementen een wortelka-
de beoordeling van het dentoalveolaire trauma zijn de naalbehandeling gestart.
conditie van de pulpa en het ontwikkelingsstadium van
de tand van belang voor de keuze van de te starten Glazuurinfractie
therapie: is het element al afgevormd, is er ooit eerder Een glazuurinfractie is een barst in het glazuur die tot
een trauma opgetreden, waren er pijnklachten? Ook de in het dentine kan doorlopen. Bij frontelementen geeft
omvang van het trauma is van belang. Men dient in te dit zelden aanleiding tot klachten, maar in de zijde-
schatten welke weefsels getraumatiseerd zijn. Het trau- lingse delen kan een infractie aanleiding geven tot het
ma kan alléén het glazuur en het dentine betreffen, of optreden van klachten bij kauwen. De barstjes in het
óók pulpa, wortel en parodontium. Om de conditie van glazuur zijn goed zichtbaar te maken met doorvallend
de pulpa en de omvang van het trauma goed te kunnen licht of bij een belichting evenwijdig aan de lengteas van
beoordelen, is een röntgenfoto onontbeerlijk. Deze fo- het element.
to’s zijn bovendien zeer belangrijk bij eventuele scha- In de eerste fase wordt een röntgenfoto gemaakt ter
declaims. Het is dan ook aan te bevelen dat van elk beoordeling van de wortel en het alveolaire bot. In de
beschadigd of betrokken element een röntgenfoto wordt regel vergen glazuurinfracties geen behandeling, of er
gemaakt, hoe gering de gevolgen intraoraal ook mogen kan gekozen worden om initieel deze fractuurlijnen te
lijken. beschermen met een kleurloze fluoridelak. Bij gevoe-
ligheid voor koude of aanwezigheid van meerdere in-
fracties kan worden overwogen een laagje bonding of na
zuur-etsen een niet-gevuld composiet over de glazuur-
infractie aan te brengen. Dit zal verkleuring door ab-
sorptie van kleurstoffen uit voeding en dergelijke voor-
komen. Omdat tijdens de eerste fase van de behandeling

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_7, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
92 Kindertandheelkunde deel 2

geen duidelijkheid kan worden verkregen over de uit- Pulpa-amputatie Als niet wordt voldaan aan de voor-
gebreidheid van de infractie in de richting van de pulpa, waarden voor het uitvoeren van een directe pulpaover-
moet het element in de tweede fase klinisch en rönt- kapping of als de bloeding van de expositieplaats niet
genologisch worden opgevolgd, totdat redelijkerwijs gestelpt kan worden, is een pulpa-amputatie de aange-
verondersteld mag worden dat de pulpa gezond blijft. wezen behandeling. Hierbij wordt het pulpaweefsel tot
2 millimeter apicaal van de expositieplaats verwijderd;
Niet-gecompliceerde kroonfractuur er zal zelden infectie van de pulpa zijn ontstaan voorbij

35 Bij een dergelijke fractuur is een deel van de klinische


kroon verloren gegaan, zonder dat daarbij een pulpa-
expositie is ontstaan. De behandeling in de eerste fase
deze 2 millimeter. De amputatie wordt uitgevoerd met
een diamantboor op turbine en ruime koeling of met
een steriele ‘scherpe’ excavator, om zo min mogelijk
bestaat uit het beschermen van het dentineoppervlak als additioneel trauma van de pulpa te veroorzaken. Ver-
dat bloot is komen te liggen (figuur 35.1, 35.2 en 35.3). volgens wordt de bloeding gestelpt op de manier als bij
Afhankelijk van de nabijheid van de pulpa, die redelijk de directe pulpaoverkapping. In plaats van Ca(OH)2
te beoordelen is op de röntgenfoto, wordt een pulpabe- wordt steeds vaker gebruikgemaakt van cementen op
schermende onderlaag aangebracht. De tweede fase van basis van calciumsilicaten zoals mineraal trioxide ag-
de behandeling bestaat uit klinische en röntgenologi- gregaat (MTA). Vervolgens wordt de bedekkende res-
sche controle, totdat voldoende duidelijkheid over de tauratie aangebracht. De tweede fase van de behande-
conditie van de pulpa is verkregen. ling bestaat ook nu uit klinische en röntgenologische
controle.
Gecompliceerde kroonfractuur
Bij een gecompliceerde kroonfractuur is een deel van de Diepe pulpa-amputatie(cervicale amputatie) Als blijkt dat
klinische kroon verloren gegaan, waarbij tevens een de bloeding van de eerste amputatieplaats niet gestelpt
pulpa-expositie is ontstaan (figuur 35.4). Het algemene kan worden of als zich tijdens de controleperiode na de
principe bij de behandeling van door trauma geëxpo- behandeling pathologische verschijnselen ontwikkelen
neerde pulpae is deze zo veel mogelijk intact te laten. in de pulpaholte, is de infectie van de pulpa verder
Verwijdering van alleen het beschadigde deel van de voortgeschreden dan het niveau waarop de pulpa ge-
pulpa geeft de beste kans op genezing. Bij een onvol- amputeerd was. De procedure van het amputeren van de
groeide wortel kan de achterblijvende pulpastomp op pulpa wordt dan een niveau dieper herhaald: een diepe
deze manier voor een wortelafvorming zorgen (apexo- pulpa-amputatie. Ook bij fracturen in het cervicale
genese) (figuur 35.5a-b). Daarbij doet de betreffende derde van de kroon wordt er niet gekozen voor verwij-
wortel na afloop van de behandeling niet onder voor een dering van de gehele pulpa, omdat ook nu wordt ge-
wortel die niet getraumatiseerd is. De eerste fase van de streefd naar apexogenese, waarvoor een vitale pulpa
behandeling van gecompliceerde kroonfracturen is dan nodig is. De procedure van de diepe pulpa-amputatie is
ook terughoudend. De tandarts heeft de keuze uit een als die bij de pulpa-amputatie (zie figuur 35.6a-b); een
aantal behandelopties. bedekkende restauratie sluit de toegang naar de pulpa-
holte af. De tweede fase van de behandeling bestaat
Directe pulpaoverkapping Wanneer het trauma korter eveneens uit klinische en röntgenologische controle.
dan een dag geleden is ontstaan en de omvang van de
expositie kleiner is dan een millimeter, wordt als vuist- Klinische en röntgenologische controle
regel aangehouden dat een directe pulpaoverkapping de De tweede fase van de besproken behandelopties bestaat
eerst aangewezen behandeling is, mits een goed afslui- in eerste instantie uit klinische en röntgenologische
tende restauratie aangebracht kan worden. controle om te evalueren of de behandeling het ge-
De expositieplaats wordt met een in fysiologische wenste resultaat oplevert. Daartoe zou men de vitaliteit
zoutoplossing gedrenkt gaasje gereinigd en een eventu- van de pulpa willen bepalen, maar dat kan bij kinderen
ele bloeding wordt gestelpt door het gaasje enige tijd lastig zijn. Daarnaast blijkt dat aansluitend aan een
onder druk op de expositieplaats te houden. Vervolgens dentoalveolair trauma de resultaten van endodontische
wordt een Ca(OH)2-suspensie op de expositieplaats aan- sensibiliteitstesten (koude, warmte, faradische stroom)
gebracht. Van belang is dat de Ca(OH)2 rechtstreeks op zichzelf uiterst onbetrouwbaar zijn: een element dat
contact maakt met de pulpa. Een bloedstolsel, dat mo- niet reageert op deze testen kan na verloop van tijd wel
gelijk bacteriën bevat, tussen Ca(OH)2 en pulpa geeft een gaan reageren, en ook het omgekeerde is mogelijk. Na
slechte prognose voor het welslagen van de behande- ongeveer twee maanden is de reactie op de sensibili-
ling, namelijk het vitaal houden van de pulpastomp. Na teitstesten vergelijkbaar met de situatie vóór het trau-
de Ca(OH)2 wordt een goed afsluitende restauratie aan- ma, op voorwaarde dat het herstelproces van de pulpa
gebracht. De tweede fase van de behandeling, de na- gunstig verloopt. Daarom zal tijdens de controleperiode
controle, bestaat uit klinische en röntgenologische con- na het dentoalveolaire trauma, de toestand van de pulpa
trole. voornamelijk afgeleid moeten worden uit secundaire
verschijnselen of uit het ontbreken daarvan. Men kan
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 93

j
35:1a j
35:1b

j
35:1c

Figuur 35.1a-c Niet-gecompliceerde kroonfracturen opgelopen bij een val tijdens het skeeleren en hersteld met composiethoekopbouwen.

j
35:2a j
35:2b

j
35:2c

Figuur 35.2a-c Niet-gecompliceerde kroonfracturen van de 11 en 21, waarbij de teruggevonden fragmenten met behulp van een
dunvloeibaar composiet direct zijn teruggeplaatst.
94 Kindertandheelkunde deel 2

35

j
35:3a j
35:3b

Figuur 35.3a-b Door een indirect trauma, zoals hier onder de kin, ontstaan vaak knobbelfracturen van premolaren en molaren.

j
35:4

Figuur 35.4 Gecompliceerde kroonfractuur van de 11 en gecompliceerde kroon-wortelfractuur van de 21.

j
35:5a
j
35:5b

Figuur 35.5a-b Apexogenese één jaar na het trauma.


Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 95

j
35:6a j
35:6b

Figuur 35.6a-b Progressieve wortelafvorming na cervicale pulpotomiebehandeling met MTA.

stellen dat, om met enige zekerheid een pulpanecrose te Verkleuringen


diagnosticeren, bij het negatief testen van de sensibili- Het getraumatiseerde element kan een geel tot licht-
teit er minstens één van de volgende bijkomende symp- bruine verkleuring gaan vertonen. De verkleuring is
tomen moet kunnen worden aangetoond: meestal een teken van een obliteratie van de pulpaholte,
– grijze kroonverkleuring; hetgeen wijst op een vitale, maar geı̈rriteerde pulpa. Dit
– spontane pijn; kan met een röntgenfoto worden bevestigd (figuur 35.7).
– pijn bij percussie of bij palpatie; Men is het er niet over eens of in dit stadium al een
– oedeem / fistel; endodontische behandeling gestart moet worden (de
– röntgenologisch zichtbare pathologie (ontstekingsre- keuze van endodontische behandeling wordt bepaald
sorptie, periapicale opklaring); door het ontwikkelingsstadium van de wortel) of dat
– gestopte maturatie van een immature wortel. moet worden gewacht tot het ontstaan van pulpaklach-

j
35:7a j
35:7b

Figuur 35.7a-b Geelverkleuring van de 21 enige tijd na een trauma. Geelverkleuringen wijzen altijd op een obliteratie van de pulpa-
ruimte. De röntgenfoto, waarop ook de 11 is afgebeeld, bevestigt dit!
96 Kindertandheelkunde deel 2

ten (wanneer een wortelkanaalbehandeling mogelijk


niet meer uitgevoerd kán worden en een chirurgische
ingreep noodzakelijk is). Endodontische pathologie als
gevolg van obliteratie is eerder zeldzaam.
Het element kan ook grijsblauw verkleuren. Direct
aansluitend aan het trauma kan deze verkleuring van
voorbijgaande aard zijn en moet geweten worden aan de

35 aspiratie van erytrocyten in het dentine. Indien de pulpa


echter door het trauma met bacteriën geı̈nfecteerd is,
kan deze verkleuring aanwezig blijven of op termijn
ontstaan. In die situatie wijst de verkleuring op het
afsterven van de pulpa (pulpanecrose) en moet een en-
dodontische behandeling worden gestart.
Een andere verkleuring is een roodroze. Dit kan het
uiterlijke kenmerk van een interne resorptie zijn, het-
geen röntgenologisch geverifieerd kan worden.

j
35:8
Resorpties
Een interne resorptie is een uiterst snel voortwoeke-
Figuur 35.8 Röntgenfoto van een element met interne resorp- rende resorptie die uitgaat van een irreversibel ontsto-
tie. ken pulpa. De behandeling bestaat dan ook uit het ver-
wijderen van de pulpa. Afhankelijk van het ontwikke-
lingsstadium van de wortel, wordt de pulpa verwijderd
tot apicaal van de resorptieplaats bij een onvolgroeide
wortel, of tot aan de apicale constrictie bij een vol-
groeide wortel. Figuur 35.8 is een röntgenbeeld van een
element met interne resorptie.
Een andere vorm van resorptie die in de vervolgperi-
ode kan ontstaan, is de externe ontstekingsresorptie van
de wortel. Deze resorptie gaat uit van een afgestorven en
met bacteriën geı̈nfecteerde pulpa, en kan dan ook ge-
stopt worden door het reinigen van de pulpaholte. De
externe ontstekingsresorptie wijkt hiermee af van de
externe vervangingsresorptie. De externe ontstekings-
resorptie lijkt op een ‘aangevreten’ wortel met periradi-
j
35:9a j
35:9b
culaire zwarting. In figuur 35.9 worden beide vormen
van externe wortelresorptie getoond.
Omdat zowel de interne resorptie als de externe ont-
stekingsresorptie zeer snel tot onherstelbare schade van
de wortel van het getraumatiseerde element kan leiden,
moeten de vervolgafspraken hieraan aangepast zijn. De
eerste controle vindt dan ook plaats binnen twee weken
na het trauma. Als zich geen pathologische verschijn-
selen ontwikkelen, kunnen de volgende controles steeds
later worden uitgevoerd: na één maand, na drie maan-
den en vervolgens halfjaarlijks na het trauma. De con-
troles zijn nodig totdat redelijkerwijs een herstel van de
pulpa verondersteld kan worden: normale reactie op
sensibiliteitstesten, normale wortelafvorming, en het
j
35:9c j
35:9d
ontbreken van verkleuringen, resorptie, periradiculaire
problemen, fistels en verhoogde mobiliteit.
Figuur 35.9 Externe wortelresorptie.
a Externe ontstekingsresorptie van de 11 zes weken na trauma! Let Niet-vitale pulpa
op het aangevreten aspect. Is de pulpa na het dentoalveolaire trauma afgestorven,
b-c Omdat deze vorm van resorptie zeer snel verloopt en altijd dan is een wortelkanaalbehandeling de aangewezen
uitgaat van een geı̈nfecteerde kanaalinhoud, is snel endodonti- therapie. Is het ontwikkelingsstadium van de betref-
sche behandeling nodig om het proces te stoppen. fende wortel zodanig gevorderd dat de apex nog niet
d Röntgenfoto van externe vervangingsresorptie.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 97

geheel is gesloten, maar zich al wel een aanzienlijke bedekkende restauratie aangebracht, die de ingang naar
hoeveelheid dentine ter plaatse heeft gevormd, dan kan de pulpaholte goed afsluit. In een tweede fase, ongeveer
met een gebruikelijke wortelkanaalbehandeling een twee tot vier weken later, wordt de Ca(OH)2-pasta ver-
apicale drempel worden gecreëerd, waartegen de gutta- wijderd en wordt de tandwortel voorzien van een per-
percha kan worden gecondenseerd. manente apicale afsluiting. Ca(OH)2 heeft het nadeel dat
Is het betreffende element nog in een vroege ontwik- het op lange termijn door interactie het worteldentine
kelingsfase (zeer breed wortelkanaal, omgekeerd co- dermate verzwakt en dat cervicale wortelfracturen hier-
nisch van vorm met wijd open apex), dan is een wortel- van een gevolg kunnen zijn. De apexificatie wordt bij
kanaalbehandeling niet zonder meer uitvoerbaar. De voorkeur in één zitting uitgevoerd met een bioactief en
endodontische behandeling die in deze situatie wél biocompatibel cement op basis van calciumsilicaten, af-
geı̈ndiceerd is, is de apexificatieprocedure (zie figuur geleid van Portland-cement (MTA). Men kan het volle-
35.10). dige kanaal opvullen of een apicale plug plaatsen van
minimaal 4 mm dikte. De verkregen apicale barrière is
Apexificatie superieur aan deze welke verkregen wordt onder in-
In tegenstelling tot de apexogenese (vitale pulpa) kan bij vloed van long-term applicatie van Ca(OH)2-pasta. Bo-
een apexificatie (necrotische pulpa) geen wortelafvorming vendien verwijdert men de plug niet meer, zodat de
meer bereikt worden, maar alleen nog een wortelafslui- kans op reı̈nfectie van het kanaal uitgesloten is. Deze
ting. De wortel groeit niet door tot de bedoelde omvang laatste techniek wordt vanwege de neveneffecten en de
en lengte, maar er kan zich apicaal een barrière vormen. lange behandeltijd niet meer toegepast. In figuur
Een en ander houdt in dat de wortel niet naar de be- 35.10a-c wordt het verloop van een apexificatieprocedure
doelde sterkte zal toegroeien, maar dat de sterkte blijft met MTA getoond.
zoals op het moment van het trauma. De apicale barrière
die met de apexificatie gevormd wordt, bestaat uit den- 35.1.2 wortelfracturen
tine, bot, cement, of een combinatie daarvan, en is ge-
lokaliseerd ergens rond het einde van de onvolgroeide Wortelfracturen kunnen zich op verschillende hoogten
wortel. Wat het welslagen van de apexificatie betreft, is en in verschillende richtingen voordoen. Is er sprake van
er geen wezenlijk onderscheid tussen de aan- of afwe- een verticaal verlopende fractuur, dan staat er geen an-
zigheid van een periapicale zwarting of endodontische dere mogelijkheid open dan extractie van het element.
fistel. Bij de horizontaal verlopende wortelfracturen zijn de
De procedure van de apexificatie is vergelijkbaar met plaats van de fractuur in de wortel en de daarmee sa-
die van een gebruikelijke wortelkanaalbehandeling, zij menhangende mobiliteit en dislocatie van het coronaire
het dat er enkele aanpassingen nodig zijn. Zo zal de deel van belang voor de prognose en behandelstrategie
endodontische opening de gebruikelijke vorm en plaats van het betreffende element. De genezing van het pul-
hebben, maar in totaliteit groter moeten zijn vanwege pasysteem is afhankelijk van vele voorspellende factoren
de diameter van het onvolgroeide wortelkanaal. Het voor trauma, op het moment van trauma en tijdens de
reinigen van het wortelkanaal bestaat uit het verwijde- behandeling van het trauma (zie figuur 35.11). Een wor-
ren van al het necrotische weefsel. Aangezien de diame- telfractuur wordt steeds vooraf röntgenologisch beoor-
ter van het wortelkanaal deze van het endodontisch in- deeld (zie hoofdstuk 33).
strumentarium ver overtreft, wordt dit het best uitge-
voerd door het herhaaldelijk en overvloedig uitspoelen Horizontale fractuur in het cervicale deel van de
met een desinfectans zoals natriumhypochloriet (Na- wortel
OCl). Met behulp van een rubber stopje op de naald kan De prognose voor de genezing van het element is slecht;
enkel röntgenologisch de juiste wortellengte gemeten extractie is een reële optie, zeker als de fractuur enigs-
worden. Op die manier voorkomt men het inspuiten van zins diagonaal verloopt. Bij een dicht bij de alveolerand
NaOCl in het apicale parodontium. Vervolgens wordt gelegen horizontale wortelfractuur kan het apicale
het wortelkanaal volledig opgevuld met (week blij- worteldeel echter behouden blijven. In die situatie
vende) Ca(OH)2-pasta. Deze pasta kan met een lentulo in wordt het kroongedeelte van het gefractureerde element
het volledige kanaal tot op de juiste diepte ingebracht verwijderd en wordt het apicale deel endodontisch be-
worden. Wanneer de pasta in spuitsystemen geleverd is, handeld. De tweede fase bestaat uit het vrijleggen van
kan men de naald tot op de exacte diepte inbrengen en het fractuurvlak door een gingivectomie of een ortho-
vervolgens de pasta onder lichte maar constante druk in dontische extrusie, waarna een definitieve bedekkende
het kanaal spuiten. Zodra de pasta palataal te voorschijn restauratie vervaardigd kan worden.
komt, trekt men al spuitend de naald langzaam terug.
Op deze manier is het mogelijk luchtbelvrij het volledi- Horizontale fractuur in het middelste of apicale
ge brede open kanaal met Ca(OH)2 op te vullen. Even- deel van de wortel
tueel een weinig doorpersen van Ca(OH)2 heeft geen Deze fracturen hebben een beduidend betere prognose.
nadelige effecten op het resultaat. Als laatste wordt de
98 Kindertandheelkunde deel 2

35

j
35:10a
j
35:10b j
35:10c

Figuur 35.10a-c Na de initiële kanaalvulling met calcium-


hydroxide wordt deze na twee tot vier weken vervangen door een
MTA-plug (4 mm) om vervolgens het kanaal verder op te vullen
met gutta percha.

CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO
7003USBVNB #*+USBVNB

 
MJHHJOHCSFVLWMBLFO WFSQMBBUTJOH SVJNUF EJBTUBTJT

TUBEJVNWBO NPCJMJUFJUWBOIFU EJTMPDBUJF


WBOIFU  UVTTFO
MFFGUJKE
XPSUFMPOUXJLLFMJOH CSFVLTUVL CSFVLTUVL EFCSFVLTUVLLFO

,"/4 SVQUVVSFOTUSFUDIJOH
HSPPUUFWBOEFQVMQB
FOWBTDVMBSJUFJU
PQ WBOEFQVMQBUIWEFCSFVL
16-1"(&/&;*/(
FO07&3-&7*/(

3&104*5*0/&3&/ 5:1&41"-,

CFÐOWMPFEFOEFGBDUPSFO
j
35:11 #*+#&)"/%&-*/(

Figuur 35.11 Stroomdiagram van de voorspellende factoren bij de mogelijke genezing van het pulpasysteem bij wortelfracturen
(gemodificeerd naar Andreasen 2007).

Afwezigheid van verhoogde mobiliteit of dislocatie Indien Verhoogde mobiliteit of dislocatie Als er wel verhoogde
er geen verhoogde mobiliteit of dislocatie is, wordt in de mobiliteit of dislocatie aanwezig is, wordt als eerste het
eerste fase geen behandeling gestart. Gehoopt wordt dat coronaire deel gerepositioneerd en flexibel gespalkt aan
de pulpa in staat is een callus ter plaatse van de fractuur de buurelementen gedurende vier weken (tabel 35.1).
te vormen, zodat genezing optreedt. Deze situatie doet Voor een flexibele spalk wordt een composietspalk ge-
zich vooral voor bij een ver naar apicaal gelegen frac- plaatst, al dan niet gecombineerd met een metalen or-
tuur. Ook interpositie van het parodontale ligament thodontische draad. Recente studies hebben aangetoond
tussen de twee breukdelen kan als genezing worden dat de vorm van herstel onafhankelijk is van het soort
aangemerkt. Deze vorm van herstel kan zich voordoen spalk.
wanneer er een geringe bewegingsmogelijkheid van De tweede fase van de behandeling van wortelfractu-
beide breukdelen ten opzichte van elkaar bestond. Een ren is gelijk aan die van kroonfracturen. De vitaliteit van
voorbeeld van deze laatste vorm van genezing wordt de pulpa moet worden gecontroleerd en de mate van
getoond in figuur 35.12. genezing moet worden beoordeeld. In een vroeg stadi-
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 99

j
35:12a j
35:12b

Figuur 35.12a Röntgenfoto van een element met een horizon- Figuur 35.12b Wanneer de tanddelen bij een horizontale wor-
taal gefractureerde wortel (zeven jaar na trauma). Genezing door telfractuur verplaatst zijn en er geen repositie plaatsvindt, kan
interpositie van het parodontale ligament. genezing van de gefractureerde wortel optreden met interpositie
van bot.

Tabel 35.1 Spalkduur en spalktypen per type trauma (naar DiAngelis et al., 2012).

type trauma extrusie laterale intrusie avulsie wortelfractuur cervica- wortelfractuur midd/ alveolaire frac-
luxatie le 1/3 apicale 1/3 tuur

spalkduur 2 weken 4 weken 4-8 weken 1-2 weken 4 maanden 4 weken 4 weken

type spalk flexibel flexibel flexibel flexibel star flexibel flexibel

um kan het ontstaan van pathologische verschijnselen 35.2.1 concussie


worden opgemerkt: verkleuringen, resorptie, necrose.
Een endodontische behandeling wordt niet eerder ge- Een concussie is een kneuzing van het parodontium.
start dan wanneer zich pathologische verschijnselen Het betreffende element is pijnlijk bij aanraken, maar is
aandienen. Daarbij zal doorgaans een behandeling tot niet abnormaal mobiel en er is geen stand- of plaatsver-
aan de fractuur geı̈ndiceerd zijn: het apicale fractuur- andering. De röntgenfoto toont een normaal beeld. In
deel blijft meestal gezond of wordt geresorbeerd. eerste instantie wordt geen behandeling gestart. Om
infectie van het beschadigde parodontale ligament te
voorkomen, moet rond het betreffende element de pla-
35.2 Beschadigingen van het parodontium que nauwkeurig worden verwijderd, eventueel aange-
vuld met toepassing van chloorhexidine. De tweede fase
Beschadigingen van het parodontium bij dentoalveo- omvat klinische en röntgenologische controle.
laire traumata hebben betrekking op diverse vormen
van luxaties. 35.2.2 subluxatie

Bij een subluxatie is het trauma van het parodontium


wat ernstiger dan bij een concussie. Het getraumati-
100 Kindertandheelkunde deel 2

35
j
35:13a j
35:13b

Figuur 35.13a Kenmerkend beeld bij een subluxatie: bloeding Figuur 35.13b Zelfs bij een ogenschijnlijk licht trauma als een
uit de sulcus, maar geen verplaatsing. Het element is wel ver- subluxatie is nauwkeurige nacontrole nodig. Hetzelfde element
hoogd mobiel en pijnlijk bij aanraken. Spalken is meestal niet ongeveer vier weken later, de grijsverkleuring wijst op infectie van
nodig. de avitale kanaalinhoud. Een endodontische behandeling met
eventueel aansluitend bleken is nodig.

seerde element is verhoogd beweegbaar, maar er is geen Dit trauma kan gevolgen hebben voor zowel de paro-
stand- of plaatsverandering. Er kunnen puntbloedingen dontale weefsels als voor de pulpa.
in de sulcus aanwezig zijn. De röntgenfoto toont een
normaal beeld. Ook in deze situatie wordt het element Onvolgroeid element
niet gespalkt. Het element wordt zo veel mogelijk Als het element nog niet volgroeid is, bestaat de kans dat
plaquevrij gehouden. De tweede fase van behandeling het spontaan zal reërupteren en dat uiteindelijk weinig
bestaat uit klinische en röntgenologische controle parodontale schade resteert. Daarom wordt in eerste in-
(figuur 35.13). stantie terughoudend opgetreden wat het parodontium
betreft; het element wordt niet chirurgisch gerepositio-
35.2.3 intrusie neerd (tabel 35.2). Het betreffende element wordt zo
goed mogelijk plaquevrij gehouden. De pulpa heeft
Bij een intrusie wordt het betreffende element ı́n de weinig regeneratiekans na een intrusie, maar ook hier
kaak ingedrukt; het is dan meestal onbeweeglijk en geldt dat in theorie genezing kan optreden. In de eerste
geeft een hoge toon bij percussie. Op de röntgenfoto is fase van de behandeling wordt dan ook geen endodon-
het parodontale ligament apicaal niet meer zichtbaar. tische behandeling gestart. Klinische en röntgenologi-
sche controle geven uitsluitsel over genezing of over het

Tabel 35.2 Intrusie: behandelingsstrategie volgens het traumascenario (naar Andreasen et al., 2007 en DiAngelis
et al., 2012).

leeftijd wijze van repositionering

spontane orthodontische chirurgische


eruptie extrusie repositionering

onvolgroeid element 6-11 jaar < 7 mm ++++

> 7 mm ++++ + ++

volgroeid element 12-17 jaar < 3 mm ++++ + +

< 7 mm +++

> 7 mm + ++

> 17 jaar < 7 mm + ++

> 7 mm + ++

++++ beste behandelkeuze


+++ behandelprocedure met reële kans op genezing
++ behandelkeuze die de endodontische behandeling vereenvoudigt
+ aanvaardbare behandelprocedure
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 101

j
35:14a

Figuur 35.14a Bij een laterale luxatie is er geen sprake van


mobiliteit, maar is het element wel verplaatst en is de occlusie
vaak verstoord. Bij percussie klinkt het element ‘ankylotisch’.

optreden van posttraumatische complicaties; vaak


wordt een obliteratie van de pulpaholte waargenomen.

Volgroeid element
Bij een volgroeid element is in het algemeen bij zware
intrusie geen spontane reëruptie te verwachten. Bij in-
trusies van meer dan 7 mm wordt de voorkeur gegeven
aan het chirurgisch terugplaatsen van het element om
j
35:14b
een endodontische behandeling te kunnen uitvoeren.
Het orthodontisch extruderen is evenwel een aanvaard-
bare therapiekeuze (tabel 35.2). Tijdens deze behande- Figuur 35.14b Typisch röntgenbeeld bij een laterale luxatie: het
ling wordt het element zo veel mogelijk plaquevrij ge- element lijkt uit de alveole te hangen, maar zit er in feite naast.
houden. De pulpa is doorgaans zodanig beschadigd dat
een wortelkanaalbehandeling gestart moet worden na-
dat het element voldoende is geëxtrudeerd. plaatsgevonden en het geluxeerde element vaststaat in
het alveolaire bot, zal orthodontische verplaatsing tot de
35.2.4 laterale luxatie oorspronkelijke stand moeten leiden.

Het gevolg van een dentoalveolair trauma is een stand- 35.2.5 avulsie (exarticulatie)
verandering in laterale richting. Dit is op een röntgen-
foto waarneembaar als een plaatsverandering van de De behandeling van geavulseerde elementen is primair
wortel in de alveole (figuur 35.14). De behandeling be- gericht op het handhaven van de vitaliteit van de paro-
staat uit het repositioneren van het element binnen en- dontale vezels. Beschadiging van de parodontale vezels
kele uren na het trauma. Vervolgens wordt het element op het worteloppervlak leidt namelijk tot het ontstaan
aan de buurelementen gespalkt. Door remodellering van een externe vervangingsresorptie. Daarbij ontstaat
van het alveolaire bot na het trauma zal het element met de botremodellering een benige verbinding met het
gaan losstaan, waarbij geen controle meer bestaat over worteloppervlak (ankylose). Dit is een continu proces, dat
handhaving van de juiste stand. uiteindelijk leidt tot verlies van de betreffende wortel en
In tegenstelling tot de spalk die bij wortelfracturen van het element. Tot nu toe zijn er nog geen mogelijk-
wordt gebruikt, wordt bij een trauma van het parodon- heden om dit proces te stoppen. Het ontstaan van een
tium altijd gebruikgemaakt van een flexibele spalk. vervangingsresorptie leidt op termijn onherroepelijk tot
Door deze spalk worden de getraumatiseerde parodon- verlies van het betreffende element. Figuur 35.9d toont
tale vezels tijdens de genezing fysiologisch belast. Bij het beeld van een externe vervangingsresorptie: een
traumata van het parodontium blijft de spalk maximaal ‘aangevreten’ wortel met in de resorptiedefecten ingroei
vier weken in situ. Een methode van flexibel spalken is van alveolair bot tot rechtstreeks contact met het dentine.
het met composiet bevestigen van een orthodontische Om de parodontale vezels voor afsterven te bescher-
draad op de vestibulaire vlakken van het betreffende men, moet het element zo snel mogelijk worden gere-
element en van de buurelementen. positioneerd. Mocht het voor kind, ouders of omstan-
Als het trauma langer dan een dag geleden heeft ders niet mogelijk zijn het element direct na het ongeval
102 Kindertandheelkunde deel 2

terug te plaatsen, dan zal het ten minste vochtig be- voorwaarde dat het element direct na het ongeval wordt
waard moeten worden tijdens het vervoer naar de tand- teruggeplaatst. Klinische en röntgenologische controle
arts. Daarbij geniet melk de absolute voorkeur. Speeksel kunnen hierover informatie verschaffen, en ook over het
(tand in de omslagplooi) en water kunnen ook. Droog eventueel ontstaan van een externe vervangingsresorp-
bewaren is bijzonder ongunstig. tie. Een volgroeid element biedt weinig kans op rege-
Voorafgaand aan het terugplaatsen wordt het element neratie van de pulpa; tijdens de zitting waarin de spalk
met fysiologisch zout schoongespoeld en dient de alveole verwijderd wordt, zal vaak een wortelkanaalbehande-

35 uitgespoeld te worden om eventuele bloedklonter te ver-


wijderen. Direct daarna wordt een flexibele spalk aange-
bracht, die maximaal twee weken in situ blijft. Het ele-
ling gestart moeten worden.

Klinische en röntgenologische controle


ment wordt zo goed mogelijk plaquevrij gehouden. Een Afgezien van controle van de specifieke aspecten van
antibioticumondersteuning is wenselijk voor de gene- traumata van het parodontium (genezing van parodon-
zing van het parodontium (figuur 35.15). Er wordt tale vezels, ontstaan van externe vervangingsresorptie),
meestal gekozen voor een behandeling met amoxicilline, is de tweede fase van de behandeling gelijk aan die bij
maar afhankelijk van de leeftijd van de patiënt (> 7jr) en kroonfracturen. Dat wil zeggen dat de conditie van de
voor het behoud van het parodontaal ligament mag men pulpa wordt gecontroleerd en dat eventuele pathologi-
ook de voorkeur geven aan een tetracyclinebehandeling. sche verschijnselen worden herkend en behandeld.
Bij een onvolgroeid geavulseerd element bestaat de
mogelijkheid van spontane regeneratie van de pulpa, op

j
35:15a j
35:15b

j
35:15d

j
35:15c

Figuur 35.15 a-d Avulsie waarbij het element is teruggevonden. Na schoonspoelen met een fysiologische zoutoplossing is het element
teruggeplaatst en met behulp van een nylondraad en composiet flexibel gespalkt. Ook hier kan röntgencontrole niet achterwege blijven
om wortelfracturen van buurelementen uit te sluiten.
Behandeling van traumatische beschadigingen in het blijvende gebit 103

35.3 Besluit as treatment delay, repositioning, splinting type and period, and
antibiotics. Dental Traumatology 2004;20:203-11.
De behandeling van dentoalveolaire traumata wordt in Andreasen JO, Andreasen FM. Textbook and color atlas of trau-
de eerste fase gekenmerkt door weinig ingrijpende be- matic injuries of the teeth. 4th ed. Kopenhagen: Blackwell
handelingen van pulpa en parodontium. Dit beleid Publishing Ltd;2007.
dient om additioneel trauma zo veel mogelijk te voor- Bakland LK, Andreasen JO. Will mineral trioxide aggregate
komen en de natuurlijke genezing zo veel mogelijk replace calcium hydroxide in treating pulpal and periodontal
kansen te bieden. In verband met het mogelijk optreden healing complications subsequent to dental trauma? A review.
van posttraumatische complicaties moet vervolgens een Dental Traumatology 2012;28:25-32.
strikt controleregime worden gehanteerd, zodat in een DiAngelis AJ, Andreasen JO, Ebelseder KA, Kenny DJ, Trope M,
vroeg stadium kan worden ingegrepen en daarmee on- Sigurdsson A, Andersson L, Bourguignon C, Flores MT, Lamar
herstelbare schade van het getraumatiseerde element Hicks M, Lenzi AR, Malmgren B, Moule AJ, Pohl Y, Tsukiboshi
kan worden voorkomen. M. International association of dental traumatology guidelines
for the management of traumatic dental injuries: 1. Fractures
and luxations of permanent teeth. Dental Traumatology 2012;
Literatuur 28:2-12.
Moore A, Howley MF, O’Connell AC. Treatment of open apex
Andreasen JO, Andreasen FM, Mejàre I, Cvek M. Healing of 400 teeth using two types of white mineral trioxide aggregate after
intra-alveolar root fractures. 1. Effect of pre-injury and injury initial dressing with calcium hydroxide in children. Dental
factors such as sex, age, stage of root development, fracture type, Traumatology 2011;27:166-73.
location of fracture and severity of dislocation. Dental Trauma- NMT. Richtlijn Tandletsel, 2010.
tology 2004;20:192-202. Trope M. Avulsion of permanent teeth: theory to practice. Review
Andreasen JO, Andreasen FM, Mejàre I, Cvek M. Healing of 400 article. Dental Traumatology 2011;27:281-94.
intra-alveolar root fractures. 2. Effect of treatment factors such www.dentaltraumaguide.org
Orale pathologie bij
kinderen

36 I. van der Waal, J.A. Baart

Inleiding van het ventrale deel van de tongpunt (figuur 36.1). Het
duurt meestal enkele weken voordat een dergelijk ulcus
Bij kinderen kunnen zich tal van mondaandoeningen spontaan is genezen en het veroorzakende gebitsele-
voordoen, hetzij in het slijmvliesoppervlak, in de weke ment zijn normale positie heeft ingenomen. De ouders
delen en de daarin gelegen speekselkliertjes, of in het maken zich bij het zien van het slijmvliesdefect begrij-
bot. Naast aandoeningen die vooral of uitsluitend in de pelijkerwijs veel zorgen en hebben vooral ook de in-
kinderjaren voorkomen, zijn er afwijkingen die zowel druk, al of niet terecht, dat hun kind daardoor minder
bij kinderen als bij volwassenen tot uiting kunnen ko- goed eet en drinkt en pijn heeft. Geruststelling van de
men, maar bij kinderen soms minder goed herkenbaar ouders is in deze situatie het meest zinvolle. In het
zijn. kader daarvan is het ook verstandig het kind iedere
In dit hoofdstuk is gekozen voor een vooral klinische week even ter controle te zien.
invalshoek, gericht op de dagelijkse praktijk, zonder te Alleen bij een reeds bij de geboorte aanwezige tand
streven naar bespreking van alle denkbare aandoenin- (‘natal tooth’), die lijkt te interfereren met de (borst)-
gen die in en rond de mond van kinderen kunnen voor- voeding, kan verwijdering van het elementje worden
komen. Tand- en tandvleesaandoeningen zullen slechts overwogen.
in beperkte mate aan de orde komen. Dat geldt ook voor
de talrijke, maar toch betrekkelijk zeldzame syndromen Aften
die met mondafwijkingen gepaard kunnen gaan. Aften kunnen al op jeugdige leeftijd voorkomen, maar
zijn zeldzaam vóór het tiende tot vijftiende levensjaar.
Het stellen van de diagnose levert meestal geen proble-
36.1 Aandoeningen van het mondslijmvlies men op en is eigenlijk altijd gebaseerd op het vrij ken-
merkende klachtenpatroon en het klinische beeld. He-
36.1.1 ulceraties laas is de behandeling slechts symptomatisch en zijn er
geen mogelijkheden voor preventie.
Ulceratie door doorbrekende onderincisief van het
melkgebit Overige ulceraties
Een enkele maal veroorzaakt een doorbrekende onder- Behalve de eerdergenoemde ulceraties kunnen zich in
incisief van het melkgebit een ulcus van het slijmvlies het mondslijmvlies talrijke andere ulceraties voordoen.

j
36:1 j
36:2

Figuur 36.1 Ulcus aan de ventrale zijde van de tongpunt ten Figuur 36.2 In korte tijd ontstane leukemische ulceratie van het
gevolge van een doorbrekende onderincisief. gehemelte bij een tienjarige jongen.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_8, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
106 Kindertandheelkunde deel 2

36
j
36:3

Figuur 36.3 Traumatisch ulcus van de onderlip na mandibulair


anesthesie.

j
36:4

j
36:5

Figuur 36.5 Erythema multiforme met uitgebreide ulceratie van Figuur 36.4 Spruw bij pasgeborene.
het wangslijmvlies bij een twaalfjarige jongen.

Daarbij moet worden gedacht aan de in de volgende gedurende een week een orale gel worden voorgeschre-
paragrafen te bespreken erythema multiforme en ven. Deze moet enkele malen per dag in een dunne laag
herpessimplexinfectie, maar ook aan een onderliggende worden aangebracht.
systemische ziekte zoals leukemie (figuur 36.2). In de
praktijk betekent dit dat bij een patiëntje met een ulcus 36.1.3 erythema multiforme
van het mondslijmvlies waarvoor niet direct een voor de
hand liggende oorzaak aanwezig is, verwijzing moet Erythema multiforme (EM) is een huidafwijking die
worden overwogen. De tandarts zal daarbij over het vaak samengaat met en soms voorafgegaan wordt door
algemeen als eerste een beroep doen op de kaakchirurg. herpesachtige blaasjes op de lippen en het mondslijm-
Een vooral bij kinderen voorkomend ulcus is een vlies (figuur 36.5). De oorzaak is onbekend. Een enkele
traumatisch ulcus van de onderlip na mandibulair an- maal is er sprake van een voorafgaande infectie met
esthesie door het bijten op de enkele uren bestaande herpes simplex. De aandoening komt soms op jeugdige
verdoving van de onderlip (figuur 36.3). leeftijd voor.
De huidafwijkingen bij EM doen zich vooral voor op
36.1.2 candidose (‘spruw’) de handen en voeten en hebben vaak het aspect van
concentrische ringen, ook wel ‘schietschijven’ genoemd.
Vooral bij pasgeborenen kan zich de acute, pseudo- Bij een uitgebreidere vorm, aangeduid als het syndroom
membraneuze vorm van candidose, ook wel spruw ge- van Stevens-Johnson, zijn ook de ogen en de genitaliën
noemd, voordoen (figuur 36.4). Vermoedelijk ontstaat in het ziekteproces betrokken.
spruw vanuit candidose van het geboortekanaal van de Het ziektebeloop en het klinische aspect zijn meestal
moeder. De diagnose kan meestal op klinische gronden voldoende bewijzend voor de diagnose. De behandeling
met voldoende zekerheid worden gesteld. Wanneer het is slechts symptomatisch.
kind nog te jong is om een mondspoeling of zuigta-
bletten met een antischimmelmiddel te gebruiken, kan
Orale pathologie bij kinderen 107

36.1.4 herpessimplexinfectie en andere felrood en wordt dan soms vergeleken met een frambo-
infecties bij kinderen (roodvonk, zen- of aardbeientong. De veroorzaker is een hemolyti-
mazelen, waterpokken) sche streptokok van groep A.
Bij mazelen ontstaan vlekvormige erythemateuze
Herpessimplexinfectie veranderingen van het slijmvlies. Daaraan voorafgaand
Infectie met het herpessimplexvirus (HSV), in het bij- kunnen op het wangslijmvlies soms zogenoemde ko-
zonder type 1, komt bij kinderen veel voor. De infectie plik-vlekken worden gezien. Dit zijn kleine blaasjes die
wordt overgebracht door direct persoonlijk contact. De binnen 12-18 uur weer verdwijnen. De veroorzaker is een
incubatietijd is iets minder dan een week. Herpessim- RNA-virus dat tot de paramyxovirussen behoort.
plexinfecties blijken zelden voor de leeftijd van 6 Bij waterpokken kunnen kleine blaasjes in het
maanden op te treden; ze worden meestal gezien tussen mondslijmvlies ontstaan, vooral op het gehemelte. De
het tweede en vierde levensjaar. blaasjes gaan snel stuk en zien er dan uit als kleine
Een primaire infectie kan zich uiten in een gingivo- ulcera. Het veroorzakende virus is het varicellazoster-
stomatitis. Daarbij ontstaan aftenachtige blaasjes die virus, dat op latere leeftijd gordelroos, herpes zoster,
snel ulcereren (figuur 36.6). De blaasjes kunnen overal kan veroorzaken.
in de mond voorkomen, maar vooral op het gehemelte
en de gingiva. De infectie gaat gepaard met algemene Lingua geographica
ziektesymptomen zoals koorts en algehele malaise. Lingua geographica (landkaarttong) is bij kinderen geen
Soms verloopt de infectie echter subklinisch. zeldzame afwijking. De etiologie is onbekend. Aange-
De diagnose berust meestal op de anamnese en het zien de filiforme papillen op de tongrug bij kinderen
klinische beeld. Eventueel kan uit een nog intact blaasje nog niet zo sterk ontwikkeld zijn, vallen de gladde ery-
het virus worden gekweekt. Ook cytologisch onderzoek themateuze plekken die bij lingua geographica voorko-
van de inhoud van een blaasje kan tot de juiste diagnose men, minder op dan bij volwassenen (figuur 36.7),
bijdragen. Zo nodig kan de diagnose worden onder- waardoor de diagnose nogal eens wordt gemist.
steund door serologisch onderzoek naar tegen het virus Er zijn geen middelen om de aandoening te behan-
gerichte antilichamen. delen. Het belangrijkste is om kind en ouders gerust te
Door reactivatie van het virus, bijvoorbeeld door stellen.
overmatige blootstelling aan zonlicht, maar ook door
een tandheelkundige behandeling, kunnen secundaire, Papilloom
recidiverende laesies ontstaan, vooral op de overgang Papillomen worden, net als wratten (verrucae vulgares),
van slijmvlies en huid. Het bekendste voorbeeld is het door een virus veroorzaakt; het zijn in feite min of meer
koortsblaasje op de lip (‘herpes labialis’). identieke laesies.
Een herpessimplexinfectie geneest spontaan binnen Papillomen ziet men in verhouding vaker bij kinde-
ongeveer twee weken. Toediening van antivirale mid- ren dan bij volwassenen en kunnen overal in de mond
delen wordt bij patiënten met een normale afweer voorkomen (figuur 36.8). Soms heeft het kind ook wrat-
meestal achterwege gelaten. ten op de vingers. Hoewel papillomen onschuldig zijn,
wordt over het algemeen toch tot excisie of laserver-
Roodvonk, mazelen en waterpokken damping overgegaan. Soms recidiveren papillomen.
Bij roodvonk heeft het mondslijmvlies een rood en soms
iets gezwollen aspect. In het begin van de ziekte is de
tong bedekt met een grijs beslag, maar later wordt hij

j
36:6 j
36:7

Figuur 36.6 Primaire herpessimplexinfectie met aftenachtige Figuur 36.7 Landkaarttong bij een zesjarig meisje.
laesies op de tongrug bij een vijfjarige jongen.
108 Kindertandheelkunde deel 2

36
j
36:8 j
36:9

Figuur 36.8 Papilloom op de tongrug bij een vijfjarige jongen. Figuur 36.9 Fibromatose van het tandvlees ten gevolge van
difantoı̈negebruik. De gebitselementen van de zesjarige jongen
zijn vrijwel geheel bedekt.

bijna altijd tot verwijdering overgegaan, al of niet na


een voorafgaande proefexcisie.

36.3 Zwellingen van de weke delen

36.3.1 granulairceltumor

Een enkele keer komt bij kinderen een granulairceltu-


mor voor. Evenals bij volwassenen ziet men de tumor bij
j
36:10
kinderen meestal op de tong. De typische klinische pre-
sentatie is een enkele millimeters groot, geel doorsche-
Figuur 36.10 Epulis van de pasgeborene in de onderkaak. merend knobbeltje in het slijmvliesoppervlak van de
tong (figuur 36.11). Mede ter bevestiging van de diag-
nose moet de op zichzelf goedaardige tumor toch wor-
36.2 Aandoeningen van het tandvlees en de den verwijderd. Slechts zelden treedt een recidief op,
nog tandeloze kaakwal zelfs als de tumor niet volledig is verwijderd.

36.2.1 fibromatose van het tandvlees 36.3.2 hemangioom

Fibromatose, een toename van bindweefsel, kan zich Het merendeel van de zogenoemde hemangiomen van
voordoen in het tandvlees, voor of nadat de gebitsele- het mondslijmvlies of de lippen betreft een vasculaire
menten zijn doorgebroken (figuur 36.9). De bekendste malformatie. De meeste zijn al bij de geboorte (conge-
oorzaak is het gebruik van bepaalde anti-epileptica. nitaal) aanwezig. Ze nemen proportioneel in grootte toe
Wanneer er geen oorzaak bekend is, wordt gesproken tijdens de groei van het individu en gaan niet in regres-
over idiopathische fibromatose. sie. Er kan een onderverdeling worden gemaakt in ca-
De behandeling bestaat uit chirurgische verwijdering pillaire, veneuze, arterioveneuze, lymfatische en ge-
van de overmaat aan weefsel. Soms ontstaat een recidief. combineerde malformaties. De veneuze malformaties
moeten worden onderscheiden van de op oudere leeftijd
36.2.2 epulis van de pasgeborene vaak in het mondslijmvlies voorkomende verwijdingen
van kleine venen (flebectasieën) en bloedblaren. Daar-
Een gezwel waarvan de cellen bij histologisch onder- naast kunnen er echte hemangiomen voorkomen, die bij
zoek sterk lijken op die van de hierna te bespreken gra- de geboorte meestal nog niet aanwezig zijn, maar zich
nulairceltumor, is de zogeheten epulis van de pasgebo- in het eerste levensjaar presenteren en progressief in
rene. Dit gezwel uit zich als een bij de geboorte aanwe- omvang toenemen om vervolgens spontaan voor het
zige gesteelde zwelling op de processus alveolaris van de zesde à zevende levensjaar in regressie te gaan. Kwaad-
onder- of bovenkaak (figuur 36.10). Hoewel spontaan aardige hemangiomen (angiosarcomen) zijn in de mond
regressie kan optreden, wordt om praktische redenen zeldzaam.
Een veneuze malformatie in de mond presenteert zich
Orale pathologie bij kinderen 109

kalkte structuren, ‘steentjes’, worden flebolieten ge-


noemd en zijn soms röntgenologisch zichtbaar. Mocht
behandeling van een persisterende veneuze malformatie
gewenst zijn, dan komen hiervoor (cryo)chirurgische
behandeling, laserchirurgie, intralaesionale injectie met
scleroserende vloeistoffen, of – bij een arteriële compo-
nent – embolisatietechnieken in aanmerking.

36.3.3 lymfangioom

Evenals bij een hemangioom gaat het bij een lymfan-


gioom om een vaatanomalie, die meestal vanaf de ge-
boorte aanwezig is. Vaak betreft het de mondbodem of
de tong. De afwijking wordt gekenmerkt door kleine
blaasjes (figuur 36.13). De kleur van de afwijking kan
dezelfde zijn als die van de omgeving. Door secundaire
beschadiging treedt soms een rode of blauwrode veran-
dering op, waardoor klinisch het beeld van een heman-
gioom kan ontstaan. De enige zinvolle behandeling, zo
die al geı̈ndiceerd is, bestaat uit chirurgische verwijde-
ring. Gezien de vaak grote afmetingen van een lymfan-
gioom en de slechte begrenzing zijn recidieven niet
j
36:11
zeldzaam.
Figuur 36.11 Granulairceltumor op de tongrug, halverwege
links, bij een achtjarig meisje.
36.4 Afwijkingen van de speekselklieren

meestal als een vlakke of verheven afwijking van het 36.4.1 speekselkliercyste
slijmvlies, met een veelal blauwe, blauwrode of soms
rode kleur. De begrenzing is vaak onscherp (figuur Ophoping en soms extravasatie van speeksel doet zich
36.12). Voorkeurslokalisaties zijn lippen, mondbodem, vooral voor in de kleine kliertjes van de onderlip (mu-
tong en wangslijmvlies. De afmeting kan variëren van cokèle) en mondbodem (ranula). De oorzaak is vermoe-
enkele millimeters tot vele centimeters. Bij klinische delijk een obstructie, bijvoorbeeld door een kleine be-
beoordeling kan niet altijd met zekerheid onderscheid schadiging van de uitvoergangetjes. Het resultaat is een
worden gemaakt tussen een hemangioom en een lymf- blauw doorschemerende cysteuze zwelling die vooral in
angioom. Ook kan het klinische beeld van een veneuze de mondbodem centimeters groot kan worden.
malformatie soms niet worden onderscheiden van een Bij cysten in de onderlip kan meestal gemakkelijk een
cyste of een tumor van speekselklierweefsel of van excisie worden uitgevoerd. Bij lokalisatie in de mond-
blauwe of blauwzwarte pigmentaties van het mond- bodem kan doorgaans worden volstaan met het onder
slijmvlies. Bij het tromboseringsproces van een veneuze lokale anesthesie zo ruim mogelijk verwijderen van het
malformatie kunnen verkalkingen optreden. Deze ver- cystedak (marsupialisatie). Een nadeel van deze me-

j
36:12 j
36:13

Figuur 36.12 Vasculaire malformatie (‘hemangioom’) van de Figuur 36.13 Lymfangioom van de tongrug bij een twaalfjarige
bovenlip bij een tienjarige jongen. jongen.
110 Kindertandheelkunde deel 2

thode is dat soms een recidief optreedt. In dat geval kan


alsnog een enucleatie worden uitgevoerd. Soms wordt
tegelijkertijd ook de bijbehorende glandula sublingua-
lis verwijderd, zeker in geval van een ‘plunging’ ranula
(figuur 36.14).

36.4.2 speekselkliertumor

36 Tumoren van de kleine speekselklieren zijn betrekkelijk


zeldzaam, maar kunnen toch ook bij kinderen voorko-
men. Voorkeurslokalisaties zijn het overgangsgebied
van het harde naar het zachte gehemelte en de bovenlip.
j
36:15

Klinisch presenteert een speekselkliertumor zich bijna


altijd als een langzaam in omvang toenemende zwel- Figuur 36.15 Cyste van de ductus thyroglossus bij een tweejarig
ling. De consistentie kan variëren van cysteus tot vast- meisje.
elastisch. Het bedekkende slijmvlies blijft intact en is
soms blauw of blauwrood verkleurd.
De diagnose kan alleen op basis van een proefexcisie wordt bij voorkeur geënucleerd. Bij onvolledige enu-
worden gesteld. De behandeling bestaat uit chirurgische cleatie treedt vaak een recidief op.
verwijdering. Bij kwaadaardige speekselkliertumoren
wordt meestal nabestraald. 36.5.2 heterotopische gastro-intestinale
cyste

36.5 Niet-dentogene cysten Bij pasgeborenen en baby’s kan in de mondbodem wel


eens een cyste worden aangetroffen met een bekleding
De meeste niet-dentogene cysten berusten op ontwik- van maagslijmvlies. Dit is een voorbeeld van choristie,
kelingsstoornissen. Soms komen de cysten congenitaal het voorkomen van op zichzelf normaal weefsel op een
voor. Bij pasgeborenen en kinderen gaat het vooral om afwijkende plaats. De behandeling bestaat uit enuclea-
een cyste van de ductus thyroglossus en een heterotopi- tie.
sche gastro-intestinale cyste van de mondbodem.

36.5.1 cyste van de ductus thyroglossus 36.6 Dentogene cysten

In het verloop van de tractus thyroglossus kan een cyste Van de dentogene cysten zijn op kinderleeftijd vooral
tot ontwikkeling komen, doordat tijdens de embryonale van belang de tandlijstcyste bij de pasgeborene, de
ontwikkeling epitheelresten zijn ingesloten. Een derge- eruptiecyste en, in mindere mate, de folliculaire cyste,
lijke cyste kan zich in de mediaanlijn van de hals pre- de keratocyste – tegenwoordig keratocysteuze dento-
senteren, maar ook rond het foramen caecum van de gene tumor genoemd – en de mandibulair geı̈nfecteerde
tong (figuur 36.15). buccale cyste. Radiculaire cysten komen zelden of nooit
Een cyste van de ductus thyroglossus presenteert zich aan tijdelijke gebitselementen voor.
veelal al in de eerste levensjaren en veroorzaakt bij een
lokalisatie in de tong meestal slikklachten. De cyste

j
36:14a j
36:14b

Figuur 36.14a-b ‘Plunging’ ranula bij een zevenjarig meisje.


Orale pathologie bij kinderen 111

36.6.1 tandlijstcyste bij de pasgeborene dan kan worden geprobeerd een röntgenfoto te maken
om een eventuele afwijking in het onderliggende bot uit
Tandlijstcysten zijn kleine cysten in het slijmvlies van te sluiten.
de kaakwallen van pasgeborenen. Ze ontstaan uit resten Behandeling van een eruptiecyste is niet nodig. Het
van de tandlijst en manifesteren zich klinisch als wit- betreffende element zal, zij het met enige vertraging,
gele, speldenknopgrote zwellinkjes (figuur 36.16). normaal doorbreken. Een enkele maal wordt door de
Symptomen ontbreken. De cysten verdwijnen spontaan, ouders toch op behandeling aangedrongen, omdat zij
meestal binnen enkele weken tot maanden. veronderstellen dat het kind last van de cyste heeft. Er is
dan weinig op tegen het dakje van de cyste te excideren.
36.6.2 eruptiecyste
36.6.3 mandibulaire geı̈nfecteerde buccale
Een eruptiecyste ontstaat vrijwel uitsluitend in de tij- cyste
delijke dentitie. Het is een cysteuze verandering in de
follikel rond de kroon van een gebitselement, juist Een mandibulaire geı̈nfecteerde buccale cyste, een vari-
voordat het doorbreekt in de mond. Mogelijk is het niet ant van de paradentale cyste, ligt meestal buccaal tegen
meer dan een bloeding in de follikel, waardoor sommi- het worteloppervlak van een gedeeltelijk of soms zelfs
gen de voorkeur geven aan de benaming eruptiehema- volledig doorgebroken kies in de onderkaak. Bij vol-
toom. wassenen betreft het vooral de verstandskies, maar bij
Klinisch presenteert de cyste zich als een blauw door- kinderen kan de paradentale cyste zich ook rond de
schemerende weke zwelling op de processus alveolaris eerste of tweede ondermolaar voordoen (figuur 36.18).
van onder- of bovenkaak (figuur 36.17). Het klinische Het gaat om een ontsteking in follikelweefsel dat na de
beeld en de lokalisatie laten zelden of nooit twijfel be- doorbraak is achtergebleven.
staan over de diagnose. Mocht dat toch het geval zijn, De behandeling bestaat uit enucleatie van de cyste.
Het gebitselement behoeft niet te worden verwijderd,
maar gaat om parodontale redenen alsnog verloren.

j
36:16 j
36:17

Figuur 36.16 Multipele tandlijstcysten bij een pasgeborene. Figuur 36.17 Eruptiecyste bij een acht maanden oude baby.

j
36:18a j
36:18b

Figuur 36.18a-b Een tienjarige jongen met klachten over ‘vochtafvloed’ uit de buccale gingiva van de 46 (a). Er bleek sprake van een
mandibulaire geı̈nfecteerde buccale cyste (b).
112 Kindertandheelkunde deel 2

36.7 Dentogene tumoren ongeordend glazuur, dentine en cement. Het merendeel


van de odontomen wordt bij toeval op een röntgenfoto
Dentogene tumoren zijn zeldzaam en komen dan ook ontdekt. Het is ook mogelijk dat een odontoom de
zelden bij kinderen voor. Van de echte dentogene neo- doorbraak van een element verhindert en dat dit aan-
plasmata komt alleen het ameloblastoom in aanmerking leiding is voor het maken van een röntgenfoto (figuur
voor nadere bespreking. Ook het odontoom, dat meer 36.20). Het beeld op de röntgenfoto is in principe dat
een ontwikkelingsstoornis dan een gezwel is, zal wor- van een radio-opake, al of niet als tandweefsel herken-

36 den besproken.

36.7.1 ameloblastoom
bare, structuur.
De vraag of een odontoom altijd moet worden behan-
deld, is niet eenvoudig te beantwoorden, tenzij er twijfel
bestaat over de diagnose. Verwijdering is eveneens
Ameloblastomen zijn zeldzaam. De geschatte incidentie geı̈ndiceerd, wanneer de doorbraak van een nabijgele-
is één per miljoen inwoners per jaar. De tumor ontstaat gen gebitselement wordt verhinderd.
vrijwel altijd in het kaakbot, veel vaker in de onder- dan
in de bovenkaak (figuur 36.19). Hoewel de gemiddelde
leeftijd ten tijde van de diagnose rond de dertig jaar ligt, 36.8 Botafwijkingen
ontstaan de meeste ameloblastomen vermoedelijk veel
eerder. Het is een op zichzelf goedaardig gezwel, dat Van de afwijkingen die zich in het kaakbot bij kinderen
echter bij onvolledige verwijdering vaak recidiveert. kunnen voordoen, zijn vooral fibreuze dysplasie, de
centrale reuscellaesie, langerhans-celhistiocytose, de so-
36.7.2 odontoom litaire beencyste en het osteosarcoom van belang.

Odontomen kunnen worden beschouwd als ontwikke- 36.8.1 fibreuze dysplasie


lingsstoornissen van in het kaakbot gelegen tandweef-
sel. Soms ontstaan multipele, op kleine tandjes lijkende Fibreuze dysplasie van het kaakbot uit zich meestal op
vormsels en soms betreft het een compacte massa van jonge leeftijd in de vorm van een langzaam toenemende,

j
36:19 j
36:20

Figuur 36.19 Ogenschijnlijk folliculaire cyste van de 36 bij een Figuur 36.20 Odontoom ter plaatse van de 11.
twaalfjarig meisje. Het bleek te gaan om een ameloblastoom.
Orale pathologie bij kinderen 113

vast aanvoelende en niet scherp begrensde zwelling van den. Het histologische beeld wordt gekenmerkt door de
het bot van onder- of bovenkaak (figuur 36.21). Er zijn aanwezigheid van meerkernige reuzencellen in een
verder geen ziektesymptomen. De oorzaak en de pre- vaatrijk stroma. Bij de differentiële diagnose moet wor-
cieze aard van de botdysplasie zijn onbekend. Het gaat den gedacht aan een uiting van hyperparathyreoı̈die en,
meestal om een lokale stoornis in de normale opbouw en bij dubbelzijdig voorkomen op jonge leeftijd, aan che-
afbraak van bot. Slechts in zeldzame gevallen blijkt er rubisme.
sprake te zijn van een polyostotische vorm, met daarbij De behandeling van een reuscellaesie bestaat uit
eventueel nog endocriene stoornissen. zorgvuldige enucleatie. Niet zelden treedt recidief op.
Het röntgenologische beeld van fibreuze dysplasie
kan variëren van een slecht begrensde radiolucente ver- 36.8.3 langerhans-celhistiocytose
andering van het bot tot een meer opake, matglasachtige
structuur met soms de architectuur van een vingeraf- Langerhans-celhistiocytose (LCH) is een relatief zeld-
druk. Het histologische beeld, gekenmerkt door grillig zame aandoening die wordt gekenmerkt door een pro-
gevormde beenbalkjes in een celrijk stroma, leidt samen liferatie van langerhans-cellen. De afwijking wordt niet
met de anamnese en het klinisch-röntgenologische echt als een vorm van kanker beschouwd, hoewel de
beeld vrijwel altijd tot een sluitende diagnose. oorzaak van de proliferatie onbekend is.
Vanwege het diffuse karakter is volledige chirurgische LCH komt meestal gegeneraliseerd in het bot voor bij
verwijdering van het afwijkende bot niet mogelijk. Er kinderen en jongvolwassenen. Er kunnen zich ook
zijn ook geen mogelijkheden om de botstoornis langs huid- en slijmvlieslaesies voordoen. In de mond kan
medicamenteuze weg te beı̈nvloeden. Bij een esthetisch sprake zijn van een gingivitisachtig beeld (figuur 36.23).
storende asymmetrie kan een modellerende correctie In een later stadium kan parodontaal verlies en zelfs
worden overwogen, maar op jeugdige leeftijd leidt dit volledige resorptie van het alveolaire bot optreden.
vrijwel altijd tot een snelle ‘aangroei’ van het verwij- De behandeling van de kaaklaesies bestaat in principe
derde weefsel. Een dergelijke modellerende correctie uit excochleatie. Ook intralaesionale injecties met cor-
kan beter pas op volwassen leeftijd worden uitgevoerd. ticosteroı̈den blijken soms effectief te zijn. Vooral bij de
Bestraling is gecontra-indiceerd vanwege de kans op gegeneraliseerde vorm wordt gebruikgemaakt van sys-
daardoor geı̈nduceerde maligne ontaarding. Bij fibreuze temisch toegediende corticosteroı̈den of andere medi-
dysplasie treedt een dergelijke ontaarding zelden of cijnen.
nooit spontaan op.
36.8.4 solitaire beencyste
36.8.2 centrale reuscellaesie
De solitaire beencyste is wat betreft de ontstaanswijze
Een centrale reuscellaesie kan vooral bij jonge kinderen een onbegrepen cyste, die overal in het skelet kan voor-
en jongvolwassenen voorkomen, zowel in de onder- als komen en zich ook in het kaakbot kan voordoen. Vrijwel
in de bovenkaak. De oorzaak en de precieze aard van de zonder uitzondering betreft het de onderkaak. De vita-
meerkernige reuzencellen zijn onbekend. liteit van de gebitselementen blijft daarbij behouden.
Klinisch uit de afwijking zich als een zwelling van het Het is een asymptomatische afwijking, die vrijwel altijd
kaakbot. De elementen kunnen verhoogd mobiel zijn. bij toeval op een röntgenfoto wordt ontdekt.
Op de röntgenfoto is een uni- of multilobulaire circum- Het röntgenologische beeld is dat van een scherp be-
scripte radiolucentie zichtbaar (figuur 36.22). Er kan grensde, meestal gelobde radiolucentie, die zich meestal
resorptie van de radices van de gebitselementen optre- in het tanddragende deel van de onderkaak bevindt en

j
36:21a j
36:21b

Figuur 36.21a-b Een vijftienjarige jongen met een zwelling in de bovenkaak rechts, berustend op fibreuze dysplasie (a). Op een enkele
jaren geleden gemaakte röntgenfoto is het matglasachtige aspect te zien (b).
114 Kindertandheelkunde deel 2

zich rond en tussen de radices van de gebitselementen 36.8.5 osteosarcoom


uitbreidt, zonder resorptie van de radices te veroorzaken
(figuur 36.24). Kwaadaardige tumoren van het kaakbot zijn zeldzaam,
De diagnose kan alleen met zekerheid worden gesteld maar komen relatief vaak op jeugdige leeftijd voor. Het
wanneer bij exploratie daadwerkelijk een lege botholte gaat in het bijzonder om het osteosarcoom. Een derge-
wordt aangetroffen. Na het sluiten van de wond blijkt lijk osteosarcoom kan zowel in de onder- als in de bo-
het defect zich binnen een jaar meestal spontaan te her- venkaak voorkomen. De tumor uit zich als een zwelling,

36 stellen. Een enkele maal moet de exploratie worden


herhaald.
al of niet gepaard gaand met één of meer losstaande
gebitselementen (figuur 36.25). Een alarmerend symp-
toom is een halfzijdige par- of anesthesie van de onder-
lip bij een tumor in de onderkaak.
De röntgenfoto kan zowel een radiolucente als opake
verandering van de botstructuur laten zien.
Bij doorgebroken elementen moet een onregelmatige
verwijding van de parodontaalspleet als suspect worden
beschouwd. Dat geldt ook voor het ontbreken van de
follikelbegrenzing van nog in het bot gelegen tandkie-
men. Op een occlusale foto kunnen soms uitwaaierende,
fijne radiaire opake lijntjes worden gezien. Dit feno-
meen wordt het ‘sunray’-aspect genoemd. De diagnose
berust op histologisch onderzoek van een proefexcisie.
Bij de behandeling wordt meestal primair gebruikge-
maakt van chirurgie, soms voorafgegaan en gevolgd
door chemotherapie.
Wanneer zich nog geen hematogene metastasen heb-
ben voorgedaan, is de prognose voor een patiënt met een
osteosarcoom van de kaak zeer redelijk.

36.9 Casuı̈stiek

Marlies, een veertienjarig meisje, werd door de ortho-


dontist verwezen in verband met het niet-doorbreken
van de 47. Op grond van het orthopantomogram werd
door hem aan de mogelijkheid van een folliculaire cyste
van de 47 gedacht; daarnaast werd de mogelijkheid van
j
36:22
een keratocysteuze dentogene tumor (KDT) en een
ameloblastoom genoemd (figuur 36.26 en 36.27). Mar-
Figuur 36.22 Radiolucentie in het onderfront bij een zestienja- lies had verder geen klachten en de gezondheidsvra-
rige jongen. Bij histopathologisch onderzoek bleek het om een genlijst leverde geen bijzonderheden op.
reuscellaesie te gaan. Bij extra- en intraoraal onderzoek werden geen afwij-

j
36:23a j
36:23b

Figuur 36.23a-b Gingivitisachtig beeld in de premolaarstreek van de onderkaak rechts bij een elfjarig meisje (a). De röntgenfoto toont
uitgebreid parodontaal botverlies, berustend op langerhans-celhistiocytose (b).
Orale pathologie bij kinderen 115

kingen geconstateerd, behoudens de niet-doorgebroken van een kleine perforatie van het corticale bot. Na weg-
47, terwijl de 36 normaal in de rij stond. Er was sprake nemen van het corticale bot kwam een cysteuze aan-
van een goede mondhygiëne. Bij palpatie distaal van de doening in beeld. Het bleek mogelijk de 47 en 48 in
46 werden aan buccale en linguale zijde geen afwijkin- samenhang met de cystenbalg vrij te prepareren (figuur
gen geconstateerd. 36.28). Besloten werd de 46 in situ te laten.
Het postoperatieve beloop was ongestoord. De sensi-
Behandeling biliteit van de nervus alveolaris was eveneens onge-
Als werkdiagnose werd uitgegaan van de mogelijkheid stoord.
van een folliculaire cyste van de 47, een keratocyste of
een ameloblastoom. Besloten werd tot behandeling on-
der algehele anesthesie. Er werd een vestibulaire incisie
gemaakt van de 46 tot halverwege de voorrand van de
ramus ascendens van de onderkaak rechts. Na afschui-
ven van het mucoperiost bleek juist achter de 46 sprake

j
36:26

Figuur 36.26 Bij intraoraal onderzoek valt op dat de 47 niet is


doorgebroken.

j
36:27

j
36:24
Figuur 36.27 Deel van het orthopantomogram met circum-
scripte radiolucentie. Voor de differentiële diagnose komen vooral
Figuur 36.24 Solitaire beencyste als toevalsbevinding op de een folliculaire cyste, een keratocysteuze dentogene tumor en
röntgenfoto bij een twaalfjarig meisje. een ameloblastoom in aanmerking.

j
36:25a j
36:25b

Figuur 36.25a-b Zwelling van het gehemelte bij een twaalfjarig meisje (a). Op de röntgenfoto blijkt de follikelbegrenzing van de in
ontwikkeling zijnde gebitselementen te ontbreken (b). Het bleek te gaan om een osteosarcoom.
116 Kindertandheelkunde deel 2

36
j
36:28 j
36:29

Figuur 36.28 Operatiepreparaat bestaande uit een cysteuze Figuur 36.29 Röntgenfoto vijf jaar na behandeling; geen aan-
afwijking in samenhang met de gebitselementen 47 en 48. wijzingen voor een lokaal recidief.

Histopathologisch onderzoek microscopisch onderzoek een ameloblastomateuze be-


Bij histopathologisch onderzoek bleek bij insnijden van kleding wordt aangetroffen. Omdat bij Marlies de af-
het weefsel sprake van een met vocht gevulde holte. Uit wijking macroscopisch in toto kon worden verwijderd,
het nadere weefselonderzoek bleek voorts dat de bekle- mag er in alle redelijkheid van worden uitgegaan dat
ding van de cysteuze aandoening bestond uit amelo- zich geen recidief zal voordoen en dat het derhalve ver-
blastomateus epitheel. Tevens werd op een enkele plaats antwoord is de controle na vijf jaar te beëindigen.
in de omgevende bindweefselwand proliferatie van nor-
male resten dentogeen epitheel gezien. Op basis van het
histopathologisch onderzoek kon niet met zekerheid Richtlijnen
worden vastgesteld of de afwijking al of niet samenhing
met follikelweefsel van de 47 of 48. De histopathologi- – Er zijn diverse mond- en gebitsafwijkingen die uit-
sche diagnose werd gesteld op een unicysteus amelo- sluitend bij kinderen voorkomen. Te denken valt aan
blastoom, radicaal verwijderd. de veelvoorkomende tandlijstcysten en de eruptiecys-
ten, maar ook aan de betrekkelijk zeldzame mandi-
Beloop bulaire geı̈nfecteerde buccale cyste rond de eerste of
Marlies is tot voor kort onder controle gebleven. Er zijn tweede blijvende ondermolaren.
nu vijf jaren verstreken. Klinisch en röntgenologisch – Van een aantal afwijkingen van het mondslijmvlies is
zijn er geen aanwijzingen voor een lokaal recidief (fi- bij de tandarts mogelijk niet bekend dat ze ook bij
guur 36.29). Thans is besloten de controles te beëindi- kinderen kunnen voorkomen. Een goed voorbeeld van
gen. zo’n afwijking is de landkaarttong. Het niet-herken-
nen van een dergelijke aandoening kan bij kinderen,
Nawoord en vooral ook bij hun ouders, tot veel onrust leiden.
Er kunnen vele oorzaken zijn voor het niet of niet tijdig – Plaveiselcelcarcinomen van het mondslijmvlies ko-
doorbreken van gebitselementen. Het is een betrekke- men bij kinderen zelden voor. Sarcomen van de weke
lijke zeldzaamheid dat aan een doorbraakstoornis een delen of van het kaakbot kunnen zich daarentegen
ameloblastoom ten grondslag ligt. wel degelijk op jonge leeftijd presenteren.
De geschatte incidentie van ameloblastomen is één
per miljoen inwoners per jaar. Op zichzelf betreft het
derhalve een betrekkelijk zeldzame tumor. Vermoede- Literatuur
lijk minder dan 10% van de ameloblastomen bestaat uit
de zogeheten unicysteuze ameloblastomen waarvan bij Laskaris G. Color atlas of oral diseases in children and adolescents.
Marlies sprake was. In de meest zuivere vorm gaat het Stuttgart/New York: Thieme; 2000.
om een cysteuze laesie, met een bekleding van amelo- Scully C, Welbury R, Flaitz C, Paes de Almeida O (eds). Color atlas
blastomateus epitheel en zonder ingroei in de omge- of orofacial health and disease in children and adolescents: dia-
vende bindweefselwand. De diagnose unicysteus ame- gnosis and management, 2nd ed. London: Martin Dunitz; 2001.
loblastoom is op röntgenologische, noch op klinische Waal I van der. Mond- en kaakziekten. Een atlas voor de dage-
gronden te stellen en berust uitsluitend op het feit dat er lijkse praktijk, 2e herz. druk. Houten: Bohn Stafleu van Log-
macroscopisch sprake is van een cystenbalg, waarbij bij hum; 2011.
Mondaandoeningen bij
jeugdige oncologische
patiënten
37 J.E. Raber-Durlacher, D. Bresters

Inleiding (NKOC), naar verwachting is dat in 2015 gerealiseerd. De


Nederlandse kinderoncologen zijn verenigd in de
In Nederland krijgen per jaar ongeveer 550 kinderen Stichting Kinderoncologie Nederland (SKION) en inter-
kanker. De frequentie van deze aandoeningen bij kin- nationaal in de SIOP (Société Internationale d’Oncologie
deren is laag. Toch wordt de huistandarts in toene- Pédiatrique). Ook met de Amerikaanse groepen als de
mende mate met deze patiënten geconfronteerd, dank- CCSG (Children’s Cancer Study Group) en COG (Chil-
zij de verbeterde overlevingskansen en het streven de dren’s Oncology Group) wordt nauw samengewerkt. De
behandeling zo veel mogelijk poliklinisch te laten genoemde samenwerkingsverbanden zijn multidisci-
plaatsvinden. plinair en worden onder andere gevormd door kinder-
Orale complicaties ontstaan als gevolg van de pri- artsen, kinderradiotherapeuten, kinderchirurgen, kin-
maire aandoening en de gevolgde therapie. In dit derpathologen, kinderpsychologen en kinderverpleeg-
hoofdstuk worden allereerst de meest voorkomende kundigen. In Nederland worden vrijwel alle kinderen
vormen van kanker op de kinderleeftijd en de gevolgde met kanker behandeld volgens een nationaal of inter-
behandelstrategieën besproken. Vervolgens wordt inge- nationaal behandelprotocol dat tumorspecifiek is en op
gaan op welke wijze het tandheelkundig behandelteam basis van de gebundelde expertise van de genoemde or-
kan bijdragen om de complicaties in ernst te beperken. ganisaties wordt ontwikkeld. In deze behandelproto-
Tevens wordt aandacht besteed aan voorzorgsmaatrege- collen zijn ook onderzoeksvragen opgenomen en bij elk
len die overwogen moeten worden bij invasieve tand- nieuw protocol wordt gestreefd naar een verdere verbe-
heelkundige ingrepen. tering van de genezingskans met zo min mogelijk late
gevolgen van de behandeling. Hiermee is de vijfjaars-
overleving van kinderkanker nu 75-80% voor alle typen
37.1 Kwaadaardige aandoeningen bij kanker tezamen.
kinderen De verbeterde behandelresultaten zijn niet alleen het
gevolg van de grotere medische knowhow, maar ook van
Er bestaan grote verschillen in de typen kankercellen die de inzet van gespecialiseerde verpleegkundigen en van
bij volwassenen en kinderen kunnen voorkomen (Pizzo een verbetering van ondersteunende behandelingen
en Poplack, 2010). Bij volwassenen betreft het in de grote zoals infectieprofylaxe, adequate therapie van infecties
meerderheid van de gevallen epitheliale gezwellen, dat en veilige toediening van bloedcomponenten, waardoor
wil zeggen carcinomen, zoals bronchuscarcinoom, de therapie beter kan worden uitgevoerd. Ook de zorg
darmcarcinoom, mammacarcinoom, prostaatcarcinoom, voor de mond en het periorale gebied behoort tot de
maagcarcinoom en ovariumcarcinoom. Bij kinderen ondersteunende behandeling.
komen carcinomen nauwelijks voor; de meeste solide Hierna volgt een korte beschrijving van de meest
tumoren op de kinderleeftijd zijn blastomen (bestaande voorkomende maligniteiten op de kinderleeftijd; de in-
uit embryonaal blasteemweefsel) en sarcomen. Deze tu- cidenties in 2010 zijn vermeld in tabel 37.1.
moren treffen gezamenlijk ongeveer 350 kinderen per
jaar. Daarnaast krijgen jaarlijks ongeveer 150 kinderen 37.1.1 leukemie
de een of andere vorm van leukemie en 50 een lymfoom.
Wat de behandeling bij deze kleine aantallen patiën- Leukemie kan op iedere leeftijd voorkomen, zelfs bij
ten betreft, ligt het voor de hand te streven naar centra- pasgeborenen. De hoogste frequentie wordt echter ge-
lisatie en samenwerking, niet alleen nationaal, maar ook zien bij kinderen tussen 2 en 6 jaar. Jongens krijgen
internationaal. In Nederland worden kinderen met vaker leukemie dan meisjes; de verhouding is 3 : 2.
kanker nu behandeld in vijf kinderoncologische en twee Kinderen met syndroom van Down hebben een ver-
kinderstamceltransplantatiecentra en wordt toegewerkt hoogde kans om leukemie te krijgen, evenals kinderen
naar een Nationaal Kinderoncologisch Centrum met bepaalde zeldzame aandoeningen, zoals fanconi-

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_9, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
118 Kindertandheelkunde deel 2

deld met chemotherapie en afhankelijk van de respons


Tabel 37.1 Incidentie van de meest voorkomende
ook ‘involved field’ (het gebied van de tumorlokalisatie)
maligniteiten bij kinderen van 0-16 jaar in
Nederland in 2010.
radiotherapie. Met de huidige therapieën bedraagt de
overleving 80 à 95%, afhankelijk van het stadium van de
leukemie 150 ziekte.
lymfomen 55 De non-hodgkinlymfomen bij kinderen komen
hoofdzakelijk voor als T-cellymfomen, meestal geloka-
hersentumoren 140

37 bottumoren

neuroblastomen
32

34
liseerd in het mediastinum, of als B-cellymfoom, dat het
meest gelokaliseerd is in de buik en in de ring van Wal-
deyer. Daarnaast komen zogenoemde anaplastisch
grootcellige lymfomen (ALCL) voor. De therapie van
nefroblastomen 32 NHL bestaat doorgaans uitsluitend uit chemotherapie
rabdomyosarcomen 23
en de overlevingskans bedraagt ook 80-90%, afhankelijk
van type en lokalisatie.
retinoblastomen 21

overige 77 37.1.3 hersentumoren

Hersentumoren zijn de meest voorkomende solide tu-


anemie, ataxia teleangiectasia en enkele andere aandoe- moren op de kinderleeftijd. De belangrijkste supraten-
ningen. Van de kinderleukemie behoort ruim 95% tot de toriale tumoren bij kinderen zijn:
acute vorm. Van de acute leukemie is 85% van het lym- – cerebrale astrocytomen, meestal frontaal, temporaal
fatische type en 15% van het myeloı̈de type. Bij leukemie of pariëtaal;
vindt men een maligne woekerende celpopulatie in het – ependymomen van de zijventrikels;
beenmerg, bestaande uit pathologische lymfoblasten of – craniofaryngiomen.
myeloblasten/monoblasten. Het gevolg is dat de pro-
ductie van normale bloedcellen wordt verdrongen, met Tot de infratentoriale tumoren behoren:
als gevolg anemie, leukopenie en trombopenie. – medulloblastomen;
De behandeling bestaat uit combinaties van verschil- – cerebellaire astrocytomen;
lende cytostatica. Met de huidige behandeling is de – gliomen van de hersenstam;
vijfjaars ziektevrije overleving voor kinderen ouder dan – ependymomen van de vierde ventrikel.
1 jaar met acute lymfatische leukemie (ALL) ongeveer
85%, en voor kinderen met acute myeloı̈de leukemie Veel van deze tumoren zijn histologisch maligne, maar
(AML) ongeveer 60%. In het verleden werd schedelbe- in tegenstelling tot andere kwaadaardige tumoren vindt
straling toegepast ter preventie van infiltratie van leu- men zelden metastasen op afstand. Wel is verspreiding
kemische cellen in het centrale zenuwstelsel (CZS). CZS- binnen het CZS mogelijk, zowel naar andere plaatsen in
ziekte wordt nu voorkomen met chemotherapie (met het cerebrum als naar het ruggenmergkanaal door ver-
name methotrexaat, MTX) en er zijn, vanwege de late spreiding van tumorcellen via de liquor. Voor het stellen
gevolgen van radiotherapie, nauwelijks nog indicaties van de diagnose is een MRI (magnetic resonance ima-
voor bestraling bij leukemie. Hematopoëtische stam- ging) noodzakelijk.
celtransplantaties worden uitgevoerd bij ongunstige Bij veel kinderen met intracraniale tumoren is een
prognostische factoren of na een recidief. oncologisch radicale neurochirurgische verwijdering
onmogelijk, omdat de daardoor geı̈nduceerde cerebrale
37.1.2 maligne lymfomen schade onacceptabel zou zijn. Daarom wordt vaak vol-
staan met een zo volledig mogelijke verwijdering. Bij
Tot de maligne lymfomen behoren de ziekte van Hodg- onvolledige verwijdering moet als nabehandeling
kin en het non-hodgkinlymfoom (NHL). Deze aandoe- radiotherapie worden gegeven waarbij het gehele cere-
ningen komen vaker voor bij jongens dan bij meisjes; bij brum wordt bestraald, met een extra dosis op het oor-
zuigelingen en peuters worden ze vrijwel niet waarge- spronkelijke tumorgebied. Als er een kans bestaat op
nomen. uitbreiding via de liquorruimte, moet deze gehele
Maligne lymfomen presenteren zich als niet-pijnlijke ruimte worden meebestraald. Ook wordt in de huidige
klierzwellingen. De zwellingen kunnen gelokaliseerd behandelprotocollen meestal adjuvante chemotherapie
zijn op alle plaatsen waar lymfatisch weefsel voorkomt: gegeven, zeker bij jonge kinderen bij wie het risico op
hals, oksels, liezen, mediastinum, intra-abdominaal en late gevolgen van de radiotherapie het hoogst is en deze
in de ring van Waldeyer. Ook het beenmerg, de lever en daarom niet of uitgesteld wordt toegepast.
de milt kunnen worden geı̈nfiltreerd met tumorcellen De dosis radiotherapie die nodig is voor de behande-
en het NHL kan gelokaliseerd zijn in de meningen. ling van deze tumoren kan bij kinderen intellectverlies,
Kinderen met de ziekte van Hodgkin worden behan- partiële kaalheid en uitval van een of meer hypofysaire
Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische patiënten 119

hormonen veroorzaken, vooral van het groeihormoon Van de neuroblastomen ontstaat 90% in de eerste zes
(Shalitin et al., 2011). Of de orale weefsels in het bestra- levensjaren. Een kenmerkende eigenschap van de
lingsveld liggen, hangt af van de lokalisatie van de tu- meeste neuroblastomen is de overmatige productie van
mor. dopamine, noradrenaline en adrenaline, met hun meta-
Bij een hersentumor hangt de prognose vooral af van bolieten. Deze worden in de urine uitgescheiden en
de operabiliteit en dus van de lokalisatie. Bij totaal ver- kunnen daardoor dienen als tumormarker. Nucleair
wijderde tumoren bedraagt de overleving vrijwel 100%, onderzoek met radioactief gelabeld metajodobenzyl-
terwijl kinderen met hersenstamgliomen een geringe guanidine (MIBG) kan worden gebruikt als diagnosti-
kans hebben te genezen. Voor de overige kinderen is de cum, alsmede ter bepaling van de uitbreiding van het
genezingskans globaal 65-70%. tumorproces.
De neuroblastomen zijn moeilijk te behandelen kin-
37.1.4 bottumoren dertumoren. Vaak zijn er kliermetastasen en beenmerg-
metastasen. De behandeling van (gemetastaseerde) neu-
Tot de bottumoren behoren voornamelijk de osteosar- roblastomen bestaat uit een combinatie van chemothe-
comen (uitgaand van bot), de chondrosarcomen (uit- rapie, radiotherapie en operatie. Tevens wordt het radi-
gaand van kraakbeen) en de ewing-sarcomen (uitgaand oactieve MIBG gebruikt, dat actief door de tumorcellen
van bindweefselcellen in beenmerg). Deze tumoren wordt opgenomen en wordt retinoı̈nezuur toegepast.
ontstaan vooral omstreeks de puberteit en zijn meestal De goed operabele neuroblastomen stadia 1 en 2 heb-
in een extremiteit gelokaliseerd, hoewel ewing-sarco- ben een gunstige prognose, met een overlevingskans van
men ook regelmatig in het axiale skelet voorkomen. In ongeveer 80%. De inoperabele tumoren stadium 4 heb-
de regel is pijn het kenmerkende symptoom. ben een overlevingskans van 30 à 50%.
Ewing-sarcomen zijn goed gevoelig voor radiothera- Een aparte categorie wordt gevormd door neuroblas-
pie; de behandeling van deze tumoren bestaat meestal tomen bij zuigelingen. Ongeveer 80% daarvan kan cu-
uit een combinatie van chemotherapie en radiotherapie. ratief behandeld worden, hetzij met weinig agressieve
Met deze behandeling is de genezingskans ongeveer chemotherapie, hetzij met een radicale operatie.
70%. Osteo- en chondrosarcomen zijn minder stralings-
gevoelig en meestal is amputatie onvermijdelijk, hoewel 37.1.6 nefroblastomen
soms een lokale resectie mogelijk is. Ook hier wordt de
lokale therapie gecombineerd met chemotherapie. Met Nefroblastomen gaan uit van embryonaal nierweefsel,
deze gecombineerde aanpak is de overleving 60%. Beide het nierblasteem. De leeftijd van de meeste patiënten
tumoren worden behandeld met chemotherapie, ge- ligt tussen 1 en 5 jaar. Bij onderzoek wordt meestal een
volgd door operatieve resectie van de tumor, gevolgd grote eenzijdige buiktumor gevoeld, die nogal eens bij
door postoperatieve chemotherapie. Door voorafgaand toeval door een van de ouders wordt ontdekt. In 5% van
aan de operatie chemotherapie te geven wordt de tumor de gevallen is de tumor tweezijdig. In tegenstelling tot
beter operabel, kan de respons op chemotherapie pa- het neuroblastoom is het nefroblastoom goed te behan-
thologisch worden gemeten (percentage nog aanwezige delen, doordat de tumor vaak goed operabel is en de
vitale tumorcellen) en worden micrometastasen behan- tumorcellen gevoelig zijn voor chemotherapie. Alle
deld. Ewing-sarcomen worden, met name wanneer ze patiënten krijgen chemotherapie en meestal lukt het de
vanwege de lokalisatie (axiale skelet) inoperabel zijn ook tumor radicaal te verwijderen. Daarna volgt chemothe-
soms met radiotherapie behandeld. Osteosarcomen zijn rapeutische nabehandeling en, afhankelijk van het ope-
niet stralengevoelig. ratieresultaat, al of niet radiotherapie. Met dit beleid is
Bij de operatie wordt steeds vaker extremiteitsparend ruim 80% van de kinderen te genezen.
(meestal een been) geopereerd met gebruik van autoloog
(fibula) of allogeen donorbot of kunstmateriaal (bijv. 37.1.7 rabdomyosarcomen
mutars-protheses). Soms is amputatie noodzakelijk. De
overlevingskans van bottumoren is ongeveer 60-70%. Rabdomyosarcomen ontstaan in de tractus urogenitalis,
het KNO-gebied, de orbita, de skeletspieren en de gal-
37.1.5 neuroblastomen wegen. Door deze verschillende lokalisaties zijn de chi-
rurgische mogelijkheden variabel.
Neuroblastomen ontstaan in sympathisch zenuwweef- Rabdomyosarcomen vereisen een agressieve behande-
sel, waartoe de sympathische grensstreng, het bijnier- ling, omdat milde therapie meestal niet toereikend is.
merg en het retroperitoneale sympathische zenuwweef- Bij de meeste patiënten wordt een gecombineerde be-
sel behoren. Zoals alle blastomen, gaan ook deze ge- handeling uitgevoerd, bestaande uit chemotherapie,
zwellen uit van blasteem, onrijp weefsel, in dit geval de chirurgie en radiotherapie. Daarbij moet veel aandacht
onrijpe sympathogonia. Men vindt het gezwel in onge- worden besteed aan het vermijden van ernstige schade
veer driekwart van de gevallen in de buik; de overige bij het kind, in het bijzonder bij lokalisaties in het
ontstaan in de hals, de thorax of het kleine bekken. KNO-gebied en de tractus urogenitalis.
120 Kindertandheelkunde deel 2

De prognose is onder andere afhankelijk van de lokali- 37.3 Orale complicaties ten gevolge van de
satie. Bij orbitatumoren kan meestal curatie worden behandeling
bereikt, maar bij parameningeale KNO-tumoren vaak
niet. Van de patiënten met een rabdomyosarcoom ge- Chemotherapie heeft het vermogen de celdeling te ver-
neest over het geheel genomen ruim de helft. hinderen of te vertragen, en wordt toegepast met als
doel kwaadaardige cellen te vernietigen. Behalve tu-
37.1.8 retinoblastomen morcellen worden gezonde weefsels met een hoge mi-

37 Patiënten met een retinoblastoom zijn meestal jonger


dan 3 jaar. Bij een derde van de kinderen is de tumor
totische index aangetast. Onder invloed van de meeste
intensieve cytostaticakuren worden de slijmvliezen be-
schadigd en wordt de aanmaak van nieuwe cellen in het
bilateraal. De tumoren komen familiair voor of inci- beenmerg geremd. Als gevolg hiervan is het risico op
denteel; de bilaterale vorm is meestal familiair. lokale infecties en bloedingen verhoogd en kunnen mi-
De symptomen kunnen bestaan uit scheelzien en een cro-organismen de bloedbaan binnendringen. De
witte, oplichtende pupil. Kleine tumoren worden be- mondholte is een belangrijke bron voor zowel lokale als
handeld met laser- of cryocoagulatie. Bij grotere tumo- systemische complicaties (Raber-Durlacher et al., 2005).
ren bestaat de behandeling uit radioactieve schildjes, In sommige gevallen is na het bereiken van een par-
radiotherapie of enucleatie van het oog. Tevens wordt tiële of volledige remissie van de maligniteit een trans-
soms chemotherapie gegeven. Als er geen ingroei in de plantatie met hematopoëtische stamcellen (HSCT) geı̈n-
nervus opticus is, is de overlevingskans ruim 90%. diceerd. Vroeger werd deze methode beenmergtrans-
plantatie genoemd, maar tegenwoordig is het ook mo-
37.1.9 overige tumoren gelijk stamcellen uit perifeer bloed of navelstrengbloed
te isoleren. De (orale) complicaties hangen vooral samen
Een groot aantal kindertumoren is nog zeldzamer dan met de gebruikte conditioneringsmethode, waarbij het
de hiervoor besproken tumoren. Genoemd kunnen beenmerg van de patiënt geheel of vrijwel geheel ver-
worden de kiemceltumoren, hepatoblastomen, fibrosar- nietigd wordt. Indien totale lichaamsbestraling (‘total
comen, leiomyosarcomen en de zeer zeldzame carcino- body irradiation’, TBI) deel uitmaakt van de conditio-
men, zoals het schildkliercarcinoom, het hepatocellulair nering, leidt dit tot ernstiger orale complicaties dan
carcinoom en het nasofarynxcarcinoom. Deze tumoren wanneer alleen chemotherapie is toegepast. Vanwege
worden in dit overzicht niet nader besproken. het hoge risico op late gevolgen zal TBI in de nabije
toekomst niet meer in de conditionering bij kinderen
worden toegepast en wordt alleen hogedosis chemothe-
37.2 Orale symptomen van de maligniteit rapie gegeven. Bij een allogene HSCT (waarbij stamcel-
len afkomstig zijn van een donor) kan graft-versus-
De eerste symptomen van acute leukemie kunnen oraal hostziekte (GVHD) optreden, waarbij T-lymfocyten af-
of perioraal optreden. Ze bestaan uit paresthesieën, komstig van de donor, het weefsel van de ontvanger (de
gingivahyperplasie, bleke of juist vuurrode slijmvlie- ‘host’) beschadigen. De voornaamste orale verschijnse-
zen, petechiën en bloedingen, infecties, ulceraties, lo- len zijn slijmvliesveranderingen en indien de speeksel-
kale necrose en foetor ex ore. Deze symptomen doen klieren zijn aangedaan hyposalivatie.
zich met name voor bij AML. Bij solide tumoren in het hoofd-halsgebied kan
Bij kinderen met ALL zijn maligne cellen afkomstig radiotherapie deel uitmaken van de behandelstrategie.
uit de gingivale sulci in het speeksel aangetroffen (Sonis De ernst van de orale complicaties die hiermee gepaard
en Sonis, 1981). De ziekte van Hodgkin kan zich tevens gaan, is afhankelijk van onder andere het gebied dat
in de gingiva manifesteren met pijn en hyperplasie (Ni- bestraald wordt en van de totaal toegediende dosis. Zo
colatou-Galitis et al., 2001). Ook NHL kan zich intra- kan de orale mucosa tijdelijk beschadigd raken (muco-
oraal presenteren, zowel in de tonsillen en de slijmvlie- sitis) en kunnen de kauwspieren en de huid verstijven
zen als in de kaakbotten. Als dat het geval is, bevindt de (trismus). Als de speekselklieren in het bestralingsveld
tumor zich vaker in de bovenkaak dan in de onderkaak hebben gelegen, neemt het risico op het ontstaan van
en veroorzaakt losstaande gebitselementen of paresthe- cariës en infecties van de zachte weefsels toe. Zowel bij
sieën. chemotherapie als bij bestraling kunnen ontwikke-
Een ewing-sarcoom kan zich in zeldzame gevallen in lingsstoornissen van de gebitselementen en groeistoor-
de kaakbotten of de zachte weefsels in het hoofd-hals- nissen van de omringende structuren ontstaan (Dah-
gebied presenteren (Wexler et al., 2003). Rabdomyosar- löfff, 1998; Van der Pas-van Voskuilen et al., 2010; Vest-
comen komen relatief vaak in het hoofd-halsgebied erbacka et al., 2012).
voor. Een aantal van deze tumoren gaat uit van de
zachte orale weefsels. De tumor kenmerkt zich door een
snelle groei. Metastasen kunnen optreden in lokale
lymfeklieren.
Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische patiënten 121

37.3.1 mucositis mair voorkomen of zijn het gevolg van reactivatie van
een latente virusinfectie. Tegenwoordig krijgen kinde-
Mucositis heeft een complexe etiologie en is een com- ren vaak profylactisch (val)aciclovir bij intensieve che-
plicatie die gepaard gaat met pijn en ongemak. Muco- motherapiekuren.
sitis kan zowel door radiotherapie als door chemothe-
rapie geı̈nduceerd worden. Chemotherapie is bij kinde- 37.3.3 verhoogde bloedingsneiging
ren de meest frequente oorzaak, waarbij het hele maag-
darmkanaal kan zijn aangedaan. Puntvormige capillaire bloedinkjes op de huid – in
Chemo- en radiotherapie induceren een ontstekings- eerste instantie van de benen – en de (mond)slijmvliezen
reactie van het mucosale epitheel en van het bindweef- treden op bij een trombopenie. Spontane bloedingen
sel, waarbij weefselschade ontstaat. Klinisch uit zich dit kunnen ontstaan bij een ernstige trombopenie. Kwets-
in roodheid. Tevens ontstaan er ulceraties. De orale bare plaatsen zijn lippen, tong en mondbodem.
mucosa van kinderen lijkt hiervoor bijzonder gevoelig Tandvleesbloedingen op basis van gingivitis vererge-
en vooral de niet-gekeratiniseerde mucosa (buccale en ren onder invloed van de trombopenie. Ook komen
labiale mucosa, tongranden, mondbodem en palatum neusbloedingen vaak voor, zeker bij kinderen die ook
molle) is een risicoplaats voor het ontstaan van mucosi- een maagsonde hebben. Hoewel deze bloedingen con-
tis. Ongeveer een week na het begin van de behandeling troleerbaar zijn, is het zien c.q. proeven van bloed voor
ontstaan ulceraties, die gekoloniseerd worden door bac- een kind een angstige ervaring. Mondbodembloedingen
teriën. Secundaire infecties verergeren de mucositis. De kunnen een levensbedreigende obstructie van de lucht-
beschadigde epitheliale barrière vormt een porte d’en- weg veroorzaken.
trée voor micro-organismen, bacteriële producten en
ontstekingsmediatoren, hetgeen kan leiden tot systemi- 37.3.4 neurotoxiciteit, smaakstoornissen en
sche complicaties. Ongeveer veertien dagen na de che- een droge mond
motherapie neemt de mucositis meestal af, terwijl ge-
lijktijdig het aantal perifere granulocyten weer op peil Neurotoxiciteit is met name bekend van het plantenal-
komt. kaloı̈d vincristine, een vaak gebruikt cytostaticum. De
Niet alle cytostatica veroorzaken orale mucositis. klachten ontstaan door prikkeling van de nervus man-
Naast de chemische invloed spelen variabelen zoals cu- dibularis. Dit uit zich in een prikkelende sensatie in de
mulatieve effecten (cytostaticacombinaties en lokale elementen en/of de onderkaak: ‘Ik heb jeuk in mijn
radiotherapie), dosis per tijdseenheid en toedieningsin- tanden’. Er kan pulpitisachtige pijn ontstaan, die niet
terval een rol. Ook bestaan er genetisch bepaalde inter- verergert door koude of warmte.
individuele verschillen in de gevoeligheid voor mucosi- Onder invloed van chemotherapie en bestraling kun-
tis. nen zich tevens smaakstoornissen ontwikkelen. Het
vermogen om zoet en zout te onderscheiden verdwijnt
37.3.2 infecties en alles smaakt bitter. Meestal verdwijnen de klachten
enige tijd na het staken van de therapie spontaan.
De mondholte is een reservoir van micro-organismen. Een objectief meetbare verminderde speekselproduc-
De fysiologische mondflora bestaat voornamelijk uit tie (hyposialie) en een subjectief droge mond (xerosto-
grampositieve bacteriën (voornamelijk streptokokken). mie) treden op na bestraling van de speekselklieren; af-
Bij een gestoorde afweerfunctie kunnen deze micro-or- hankelijk van de totale dosis is deze complicatie al of
ganismen opportunistische infecties veroorzaken. Ook niet blijvend. Ook na hooggedoseerde chemotherapie
gramnegatieve pathogenen, zoals Pseudomonas, Klebsiella, gevolgd door een HSCT komt zowel xerostomie als hy-
Serratia, Enterobacter, Proteus en Escherichia, kunnen in posalivatie voor (Dahllöf et al., 2011).
deze situatie deel uitmaken van de orofaryngeale bacte-
riële flora, hoewel infecties met deze micro-organismen 37.3.5 langetermijncomplicaties
tegenwoordig door profylactische maatregelen zeer
zeldzaam zijn. Het risico op cariës is verhoogd wanneer de speeksel-
Pre-existente chronische infecties zoals gingivitis, pa- productie door bestraling sterk is verminderd. In het
rodontitis, periapicale infecties en pericoronitis kunnen bijzonder de gladde vlakken en de incisale randen wor-
acuut opvlammen en gaan dan gepaard met roodheid en den aangetast.
zwelling, pijn en koorts. Meestal echter worden tekenen Cariës zou ook bij langdurige cytostatische behande-
van acute ontsteking gemaskeerd wanneer er sprake is ling vaker voorkomen (Pajari et al., 1995), maar in an-
van granulocytopenie (minder dan 0,5 6 109/l). Gist- en dere studies werd geen verschil met gezonde kinderen
schimmelinfecties komen frequent voor. Slechte mond- gevonden (Dahllöf et al., 1997; Wogelius et al., 2008). Bij
hygiëne gaat gepaard met een hogere kolonisatie met patiënten die een allogene HSCT ondergaan hebben,
Candida albicans op tong en wangslijmvliezen. kunnen orale manifestaties van chronische graft-versus-
Infecties met herpessimplexvirus type 1 kunnen pri- host-disease (GVHD) optreden. Dit kan leiden tot rode
122 Kindertandheelkunde deel 2

slijmvliezen en ‘lichen planusachtige’ veranderingen en namen, leiden tot een behandelplan. Allereerst is het
ook leiden tot een verminderde functie van de speeksel- zaak patiënt en ouders voor te lichten over het belang
klieren. De tandarts kan eveneens worden geconfron- van een goede mondhygiëne tijdens de therapie en in-
teerd met groeistoornissen en afwijkingen in de gebits- structies te geven gericht op plaqueverwijdering en het
ontwikkeling, zoals niet-afgevormde wortels (figuur vermijden van trauma. In deze fase behoeven potentiële
37.1), glazuurafwijkingen en decalcificaties. Trismus is infectiehaarden (diepe cariës, ontsteking aan wortel-
een complicatie na bestraling van het hoofd-halsgebied. punten, wortelresten, pericoronitis, gingivitis, paro-

37 Osteoradionecrose op latere leeftijd ten gevolge van be-


straling in de kindertijd is een zeldzame complicatie,
maar mag niet worden uitgesloten.
dontitis, plaque en tandsteen) behandeling.
Factoren die een trauma kunnen veroorzaken moeten
eveneens worden geëlimineerd (loszittende melkele-
De tandarts moet erop bedacht zijn dat de maligniteit menten, vaste orthodontische apparatuur, scherpe
kan terugkomen, met manifestaties in de mond, of dat randen aan gebitselementen, overstaande vullingen).
zich op latere leeftijd een nieuwe primaire tumor kan Als het kind radiotherapie krijgt en de speekselklieren
ontwikkelen. in het veld van bestraling liggen, is het maken van in-
dividuele fluoridelepels geı̈ndiceerd. In andere gevallen
is het gebruik van extra fluoride naast fluoridehou-
37.4 Preventieve behandelingsstrategieën dende tandpasta geı̈ndiceerd bij kinderen met een hoge
cariësfrequentie.
De ernst van de meeste van de hiervoor beschreven aan- Het tandheelkundige beleid wordt in overleg met de
doeningen kan worden beperkt door eliminatie van behandelend arts vastgesteld. Vooral bij ingrepen bij
predisponerende factoren in combinatie met een inten- kinderen met een hematologische afwijking moet anti-
sieve mondverzorging. Daartoe worden drie fases on- bioticaprofylaxe worden overwogen. Er zijn echter geen
derscheiden: vóór, tijdens en na de behandeling. vaste richtlijnen aan te geven. Iedere situatie moet in-
dividueel, samen met de arts worden beoordeeld. Con-
37.4.1 de fase vóór de oncologische crete vragen daarbij zijn:
therapie – Is er sprake van een neutropenie of immuunsuppres-
sie?
Voor het begin van de therapie ligt de nadruk op het – Hoe groot is de kans dat de ingreep bacteriëmie ver-
uitvoeren van preventieve tandheelkundige maatrege- oorzaakt?
len. Onmiddellijk na het stellen van de diagnose moet – Is de gingiva ontstoken, of zijn er andere infecties?
een mondonderzoek plaatsvinden. In het ideale geval – Is er een centrale lijn aanwezig, die via de bloedbaan
wordt dit gecoördineerd door een tandarts die verbon- met orale micro-organismen gekoloniseerd kan wor-
den is aan het oncologisch centrum, en vormt de tand- den?
heelkundige zorg een integraal onderdeel van de zorg – Krijgt de patiënt al antibiotica, en zo ja, bieden die
voor de oncologische patiënt. bescherming tegen bacteriëmie vanuit de mondholte?
Inspectie en diagnostiek, aangevuld met röntgenop- – Zijn er andere indicaties, bijvoorbeeld een verhoogd
endocarditisrisico?

Indien besloten wordt tot antibioticaprofylaxe, is voor-


alsnog het protocol van de Nederlandse Hartstichting
het meest aangewezen. Bij te verwachten langdurige
neutropenie wordt in veel behandelprotocollen antibio-
tische profylaxe in de vorm van selectieve darmdecon-
taminatie en schimmelprofylaxe geadviseerd. Een
trombocytentransfusie moet worden overwogen indien
extracties geı̈ndiceerd en niet uit te stellen zijn. In het
algemeen wordt dit aanbevolen als het aantal trombo-
cyten 50 6 109/l of minder bedraagt.
j
37:1
Het is niet altijd haalbaar een patiënt volledig focus-
vrij aan de behandeling met intensieve chemotherapie
Figuur 37.1 Late ontwikkelingsstoornissen na behandeling op te laten beginnen. Soms bieden de periodes tussen op-
tweejarige leeftijd met chemotherapie en bestraling wegens eenvolgende chemotherapiekuren een goede mogelijk-
tumor in het hoofd-halsgebied. Hier is sprake van agenetische heid alsnog een tandheelkundige behandeling uit te
elementen en niet-afgevormde wortels bij diverse elementen die voeren. In ieder geval is het essentieel dat de behande-
tijdens de behandeling in aanleg waren. Met dank aan de afdeling lend arts op de hoogte wordt gebracht van de bevindin-
Ziekenhuistandheelkunde van het Academisch Medisch Centrum gen en de eventuele aanwezigheid van potentiële infec-
Amsterdam. tiehaarden.
Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische patiënten 123

37.4.2 de fase tijdens de behandeling


Tabel 37.2 WHO-classificatie orale mucositis.

In de fase van myelo- en immuunsuppressieve therapie WHO = 0 normale mondslijmvliezen


en/of bestraling in het hoofd-halsgebied overweegt de WHO = 1 roodheid en pijn
behandelaar de mondhygiënische behandeling. Het in-
tact houden van de mucosa als barrière tegen infectie WHO = 2 ulceratie(s); kan vast voedsel tot zich nemen

staat centraal, evenals het beperken van de ‘total bacte- WHO = 3 ulceratie(s); kan uitsluitend vloeibaar voedsel tot zich
rial load’. Orale mucositis is niet geheel te voorkomen. nemen
Een goede mondhygiëne reduceert de frequentie en de WHO = 4 ulceratie(s); eten en drinken onmogelijk
ernst van de mucositis. Onder ideale omstandigheden
zijn een tandarts en een mondhygiënist aanwezig. Het
is belangrijk dat de mond regelmatig geı̈nspecteerd
wordt en dat de bevindingen worden vastgelegd, bij- volgen van de behandeling. De huistandarts moet, zo
voorbeeld met de WHO-score (tabel 37.2), daarnaast zijn nodig in samenwerking met een mondhygiënist, de
scores beschikbaar waarin kinderen of hun ouders ge- ouders en de patiënt stimuleren tot het handhaven van
vraagd worden naar mondklachten (Tomlinson et al., een optimale mondgezondheid. De arts op de polikli-
2011). Samen met de verpleging en de geı̈nstrueerde niek dient het bezoek aan de tandarts te stimuleren.
ouders wordt voor een optimale mondhygiëne zorg ge- Als er alleen chemotherapie is toegediend, kan de
dragen. Het is van belang een zachte kleine (elektrische) tandheelkundige behandeling in principe zonder speci-
tandenborstel te gebruiken, die na gebruik zorgvuldig ale voorzorgen worden uitgevoerd als de beenmerg-
afgespoeld moet worden en aan de lucht moet drogen. functie weer geheel op peil is. Na HSCT wordt vaak
Kinderen met kanker neigen vaak naar een cariogeen langdurig immuunsuppressie gegeven, waardoor welis-
dieet. Het is verstandig te proberen het aantal zoetmo- waar de bloedcelwaarden normaal zijn, maar de afweer
menten te beperken. In deze fase is het in een vroeg tegen infecties nog niet.
stadium diagnosticeren van orale infecties van groot De ingrijpende behandelmethoden bij kinderkanker
belang. Alcoholvrije chloorhexidinemondspoelingen kunnen leiden tot lichamelijke en psychische schade.
zijn geı̈ndiceerd als mechanische plaqueverwijdering Diverse organen, zoals het hart, de longen en de nieren,
niet goed mogelijk is. Daarnaast is het belangrijk trau- kunnen blijvende schade oplopen en er kunnen stoor-
ma zo veel mogelijk te voorkomen. Hard en heet (zowel nissen in de productie van een breed scala van hormo-
qua temperatuur als sterk gekruid) voedsel kan beter nen optreden (Oeffinger et al, 2006; Geenen et al., 2007).
worden vermeden. Bij pijn ten gevolge van mucositis is Hoewel de prevalentie van osteoradionecrose bij kin-
lokale of systemische pijnbestrijding geı̈ndiceerd. Er deren zeer laag is, zijn er enkele casussen beschreven
zijn goede resultaten van low level laser therapie ter (Ashamalla et al., 1996).
preventie en behandeling van orale mucositis (Cauwels In verband met een verhoogd cariësrisico moeten ze-
en Martens, 2011). Ook is er mogelijk een rol voor cryo- ker in de eerste jaren na de oncologische behandeling
therapie, het koud houden van de slijmvliezen bij che- frequente controles plaatsvinden. Dit is vooral het geval
motherapie met een korte halfwaardetijd, ter preventie als de speekselproductie is verminderd (Dahllöf et al.,
van mucositis. Studies bij kinderen zijn echter nog 2011). In dat geval is het gebruik van frequente fluori-
schaars. Momenteel wordt veelbelovend onderzoek uit- deapplicaties geı̈ndiceerd. Ook de conditie van het pa-
gevoerd naar de toepassing van biologisch actieve mid- rodontium moet nauwgezet worden gevolgd. Bij een
delen ter preventie van mucositis. verminderde speekselproductie kan stimulatie met bij-
Bij radiotherapie in verband met tumoren in het voorbeeld (suikervrije) kauwgum, een speekselsubsti-
hoofd-halsgebied of bij TBI wordt direct gestart met tuut of een cholinerg middel, zoals pilocarpine, worden
dagelijkse fluorideapplicaties. Na bestraling van de overwogen. De speekselproductie en xerostomie kun-
kauwspieren kunnen ook fysiotherapeutische oefenin- nen zich op termijn herstellen.
gen geı̈ndiceerd zijn ter voorkoming van ernstige tris- Afhankelijk van de leeftijd waarop radiotherapie ge-
mus. geven is, kunnen groeistoornissen van de schedel en de
Zo mogelijk blijven invasieve tandheelkundige in- kaken optreden; behandeling met groeihormoon lijkt
grepen in deze periode beperkt. Indien ze onontkoom- een gunstig effect te hebben op de ontwikkeling van de
baar zijn, worden de ingrepen uitgevoerd in overleg met mandibula (Forsberg et al., 2002). Verder zijn onvolledig
de behandelend arts. ontwikkelde radices of kleinere of zelfs ontbrekende
blijvende elementen te verwachten, vooral wanneer de
37.4.3 de fase na de behandeling oncologische behandeling op zeer jonge leeftijd heeft
plaatsgevonden (Van der Pas-van Voskuilen, 2010). Ook
Na het einde van de behandeling en bereiken van de treden soms glazuurafwijkingen op. Bij de planning van
zogenoemde remissie wordt de patiënt gedurende vele orthodontische, parodontale of prothetische behande-
jaren poliklinisch gecontroleerd op recidief en late ge- lingen moet hiermee rekening worden gehouden.
124 Kindertandheelkunde deel 2

instructies voor de mondhygiëne gegeven. De consoli-


datiekuur verliep zonder ernstige orale complicaties. De
mondverzorging werd intensief begeleid door de
mondhygiënist. Enige maanden later werd zij opnieuw
naar de tandarts verwezen in verband met een geplande
allogene HSCT. De dentitie en de slijmvliezen waren in
goede conditie.

37 Op dag elf van de HSCT kreeg het meisje hoge koorts.


Uitgebreid lichamelijk onderzoek leverde geen duide-
lijke infectiehaard op. Er werd slechts een lichte rood-
heid van de orale slijmvliezen (mucositis graad I WHO)
waargenomen.
De mondhygiënist ontdekte bij orale inspectie echter
een enigszins pijnlijke zwelling ter plaatse van de
doorbrekende 47 (figuur 37.2). Bij subgingivaal micro-
biologisch onderzoek werd een alfahemolytische strep-
tokok aangetroffen, die later ook in het bloed gekweekt
kon worden. De behandeling bestond uit systemische
toediening van gentamicine en cefuroxim en voorzich-
tige irrigatie van de infectieplaats met chloorhexidine.
Deze casus illustreert dat de mond een primaire in-
fectieplaats is, die tijdens alle fases van een oncologische
behandeling aandacht behoeft.

j
37:2 Richtlijnen

Figuur 37.2 Infectie met een alfahemolytische streptokok ter Vóór aanvang van de oncologische behandeling:
plaatse van een doorbrekende 47. De bacterie werd ook in het – Verricht tandheelkundig onderzoek.
bloed aangetroffen. – Stel een behandelplan op in overleg met de behande-
lend arts (zijn voorzorgsmaatregelen noodzakelijk?).
– Voorzie in eliminatie en reductie van potentiële in-
Ook de tandarts kan een rol vervullen bij de vroege fectiehaarden.
diagnose van recidieven en een nieuwe primaire tumor. – Verwijder loszittende melkelementen.
– Verwijder vaste orthodontische apparatuur.
– Geef instructies voor mondverzorging en voedings-
37.5 Conclusie adviezen.
– Rapporteer aan de behandelend arts (zijn alle infec-
De ernst van orale complicaties ten gevolge van oncolo- tiehaarden verwijderd?).
gische therapie kan worden beperkt met een preventief
gerichte tandheelkundige zorg en goede mondverzor- Tijdens de behandeling:
ging vóór, tijdens en na de behandeling. Toepassing van – Benadruk het belang van mondverzorging.
deze preventieve maatregelen vereist samenwerking – Voorkom ieder trauma.
tussen het medisch behandelteam, verpleegkundige staf – Beperk het aantal zoetmomenten.
en tandheelkundige hulpverleners. – Adviseer chloorhexidinemondspoelingen als tanden-
poetsen niet mogelijk is.
– Adviseer dagelijkse fluorideapplicaties na bestraling
37.6 Casuı̈stiek in het hoofd-halsgebied.
– Adviseer mondopeningsoefeningen na bestraling van
Een dertienjarig meisje werd gediagnosticeerd met het kaakgewricht en de kauwspieren.
AML. De remissie-inductiebehandeling, bestaande uit – Let op eventuele gist-, virale of andere infecties en
hoge doses cytostatica moest onmiddellijk worden ge- licht de behandelend arts hierover in.
start. Voorafgaand aan de consolidatiekuur werd zij – Maak zo nodig tandheelkundige behandeling af (in
alsnog gescreend op orale infectiehaarden. Er werden overleg met de arts).
verschillende restauratieve en een endodontische be-
handeling uitgevoerd. In verband met gegeneraliseerde
gingivitis werd ook professioneel gereinigd en werden
Mondaandoeningen bij jeugdige oncologische patiënten 125

Na afloop van de behandeling: health outcomes in long-term survivors of childhood cancer.


– Benadruk het belang van handhaving van de mond- JAMA 2007;297:2705-15.
gezondheid. Oeffinger KC, Mertens AC, Sklar CA, Kawashima T, Hudson MM,
– Streef naar frequente controles (3-6 maanden). Meadows AT, et al. Chronic health conditions in adult survivors
– Wees erop bedacht dat patiënten de eerste een tot twee of childhood cancer. New Engl J Med 2006;355:1572-82.
jaar na allogene HSCT vatbaar zijn voor infecties en Nicolatou-Galitis O, Papadaki T, Moschovi M, Kamma JJ, Vliet-
GVHD kunnen ontwikkelen. Constantinidou C van, Tsoumakas C, Kattamis A, Tzortzatou-
– Bedenk dat bij een verminderde speekselklierfunctie Stathopoulou F. Gingival overgrowth as the initial paraneo-
fluorideapplicaties geı̈ndiceerd zijn. plastic manifestation of Hodgkin’s lymphoma in a child. A case
– Bedenk tevens dat bij droge mondklachten stimulatie report. J periodontol 2001;72:107-12.
van de speekselklieren, speekselsubstituten of choli- Pajari U, Ollila P, Lanning M. Incidence of dental caries in child-
nerge middelen geı̈ndiceerd kunnen zijn. ren with acute lymphoblastic leukemia is related to the therapy
– Oncologische behandeling kan blijvende schade in used. J Dent Child 1995;62:349-52.
diverse organen (bijv. hart, nieren, voortplantingsor- Pizzo PA, Poplack DG. Principles and practice of pediatric onco-
ganen) tot gevolg hebben. logy. Philadelphia: Wolters Kluwer, Lippincott/Williams & Wil-
– Wees alert op de orale manifestaties van recidieven en kins, 2010.
nieuwe primaire tumoren in de mond. Pas-van Voskuilen IG van der, Veerkamp JS, Bresters D, Wijk AJ
– Ten slotte: ontwikkelingsstoornissen van de schedel, van, Gortzak RA, Raber-Durlacher JE. Tandontwikkelings-
de kaken en gebitselementen hebben implicaties voor stoornissen na hematopoiëtische stamceltransplantatie. Ned
tandheelkundige behandelingen. Tijdschr Tandheelkd 2010;117:311-5.
Raber-Durlacher JE, Epstein JB, Bresters D, Stern-Zivan L. Oral
complications in children with cancer. Invited Review. Eur J of
Literatuur Paediatric Dentistry Clinical Supplement 2005:6;3-12.
Shalitin S, Gal M, Goshen Y, Cohen I, Yaniv I, Philip M. Endocrine
Ashamalla HL, Thom SR, Goldwein JW. Hyperbaric oxygen ther- outcome in long-term survivors of childhood brain tumors.
apy for treatment of radiation-induced sequelae in children. Hom Res Paediatr 2011 76:113-22.
Univ Pennsylvania Exp Cancer 1996;17:2407-12. Sonis AL, Sonis ST. Gingival crevice lymphoblasts in children with
Cauwels RG, Martens LC. Low level laser therapy in oral mucosi- acute lymphoblastic leukemia. J Periodontol 1981;52:276-9.
tis: a pilot study. Eur Arch Paediatric Dent 2011;12(2):118-23. Tomlinson D, Ethier MC, Judd P, Doyle J, Gassas A, Naqvi A, Sung
Dahlllöf G, Wondimu B, Barr-Agholme M, Garming-Legert K, L. Reliability and construct validity of the oral mucositis daily
Remberger M, Ringdén O. Xerostomia in children and adoles- questionnaire in children with cancer. Eur J Cancer 2011;47(3):
cents after stem cell transplantation conditioned with total body 383-8.
irradiation or busulfan. Oral Oncol 2011;47:915-9. Vesterbacka M, Ringdén O, Remberger M, Huggare J, Dahllöf G.
Dahlllöf G, Bågesund M, Ringdén O. Impact of conditioning Disturbances in dental development and craniofacial growth in
regimens on salivary function, caries-associated microorganisms children treated with hematopoietic stem cell transplantation
and dental caries in children after bone marrow transplantation. Orthod Craniofac Res 2012;15(1):21-9.
A 4-year longitudinal study. Bone Marrow Transplant 1997; Wexler LH, Kacker A, Piro JD, Hackert J, Close LG. Combined
20(6):479-83. modality treatment of Ewing’s sarcoma of the maxilla. Head
Forsberg CM, Krekmanova L, Dahllöf G. The effect of growth and Neck 2003;25:160-72.
hormone therapy on mandibular and cranial base development Wogelius P, Dahllöf G, Gorst-Rastmussen, Sørensen HT, Rosthøj
in children treated with total body irradiation. Eur J Orthod S, Poulsen S. A population-based observational study of dental
2002;24:285-92. caries among survivors of childhood cancer. Pediatric Blood
Geenen MM, Cardous-Ubbink MC, Kremer LC, Bos C van den, Pal Cancer 2008;50(6):1221-6.
HJ van der, Heinen RC, et al. Medical assessment of adverse
Kaakchirurgische ingrepen
bij kinderen

38 J.A. Baart, J.F.L. Bosgra, M. Gilijamse

Inleiding verschuivingen, rotaties en doorbraakstoornissen in het


blijvende gebit tot gevolg hebben. Daar staat echter te-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen zijn betrekke- genover dat men een melkelement met een niet-vitale
lijk zeldzaam, gelukkig maar. Voor zo’n ingreep moet pulpa niet onder alle omstandigheden moet proberen te
het kind naar het ziekenhuis, krijgt het (voor het eerst) behouden. Als het element aanleiding geeft tot ontste-
lokale anesthesie, ontstaat er een wond die (na)bloedt en kingen omdat het niet meer gerestaureerd kan worden,
is er pijn en ongemak na de ingreep. Dat zijn allemaal is het beter het element te extraheren.
omstandigheden die het vertrouwen van het kind in het De extractie van een tand of kies kan psychologisch
tandheelkundige onderzoek en de behandeling niet een ingrijpende gebeurtenis zijn. Omdat de tandarts bij
zullen bevorderen. deze en bij volgende behandelingen afhankelijk is van
In het algemeen zal de tandheelkundige zorg voor de medewerking van het kind, moet de benadering bij
peuters en kleuters in een prettige sfeer kunnen plaats- een extractie zo veel mogelijk worden aangepast aan de
vinden en pijnloos verlopen. Is kaakchirurgische hulp toestand van het kind (en van zijn ouders). Meestal is
nodig, dan is dat niet altijd mogelijk. het gunstig dat een van de ouders bij de behandeling
In dit hoofdstuk over kaakchirurgische ingrepen bij aanwezig is. Een kort, eerlijk, inleidend gesprek en uit-
kinderen worden achtereenvolgens ontstekingen, cys- leg over wat er gaat gebeuren, zijn meestal voldoende.
ten, ontwikkelingsstoornissen en autotransplantatie Daarbij is het beter het verlies van de tand of kies te
van gebitselementen besproken. betreuren, dan te spreken over de boosdoener of de le-
lijke kies die wel even opgeruimd zal worden. Een rus-
tig optreden en een goede lokale anesthesie zijn van
38.1 Ontstekingen groot belang. Oppervlakteanesthesie als ‘voorverdoving’
– in de vorm van een drie minuten durende applicatie
De kaakchirurg ziet regelmatig jonge kinderen met van lidocaı̈ne gel, bijvoorbeeld Xogel enfant of adult van
ontstekingen in en rond de mond. De ontstekingen zijn Septodont (top van een wattenrol) – op de plaats van de
vrijwel altijd dentogeen, en vooral periapicaal gelokali- injectie en het gebruik van een dunne naald zorgen er-
seerd. Aan de ontsteking gaan pulpitis en pulpanecrose voor dat de prik niet pijnlijk is. Mandibulaire anesthesie
vooraf. Nadat zich een wortelpuntontsteking heeft ge- is meestal niet nodig, maar kan zonder bezwaar worden
vormd, die meestal chronisch en betrekkelijk asympto- toegepast. Een enkele maal is sederen wenselijk.
matisch van aard is, kan er een opvlamming ontstaan
met een kenmerkend beeld: pijn, roodheid, dikke wang Techniek
en soms algehele malaise met koorts. In zo’n geval moet De extractietechniek van melkelementen verschilt in
het melkelement worden behandeld. Het abces dat on- principe weinig van die van de blijvende opvolgers. De
geveer vijf dagen na het begin van de zwelling ontstaat, bovenincisieven en -cuspidaten kunnen worden gero-
moet worden gedraineerd. Extractie van de melkkies teerd, evenals de ondercuspidaat. Het onderfront en de
met lokale anesthesie op afstand (geleiding) leidt melkmolaren worden naar vestibulair geluxeerd. Alléén
meestal tot drainage van het abces via de alveole. De pijn de tweede melkmolaren in de onderkaak worden bij
is dan direct verdwenen. voorkeur naar linguaal geluxeerd. De extractiewond van
het melkelement heeft doorgaans geen bijzondere ver-
38.1.1 extractie van melkelementen zorging nodig. Het dichtknijpen van de wond met duim
en wijsvinger is meestal voldoende. Hechten kan beter
In het algemeen moet men met het extraheren van worden nagelaten; de behandelingsduur wordt er on-
melkelementen terughoudend zijn. Ze zijn immers de nodig door verlengd. Het dichtbijten op een gaasje is
plaatsbewaarders voor hun blijvende opvolgers. Zo kan meestal niet zinvol, omdat het kind de kiezen niet op
vooral vroegtijdig verlies van de tweede melkmolaar elkaar zal houden.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_10, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
128 Kindertandheelkunde deel 2

Complicaties 38.1.2 abces


De extractie van melkmolaren kan door een sterke
spreidstand van de wortels en bij nog geringe wortelre- Meestal betreft het een submuceus abces, vestibulair van
sorptie wel eens minder eenvoudig zijn dan men ver- het betrokken melkelement (figuur 38.2a/b); een enkele
wacht. Soms is het moeilijk te zien of de wortel van het maal gaat het om een subcutaan of logeabces. De beide
geëxtraheerde element is geresorbeerd dan wel gefrac- laatsten worden hier niet besproken, omdat ze door de
tureerd. kaakchirurg onder klinische omstandigheden moeten

38 Grote wortelresten moet men verwijderen; kleine res-


ten kunnen beter ongemoeid blijven. Bij de verwijde-
ring van een wortelrest kan een excavator soms goede
worden behandeld.
In tegenstelling tot de algemene regel (incisie en
drainage), kan bij kinderen in het algemeen de oorzaak
diensten bewijzen. In geen geval moet met hevels wor- direct worden behandeld. Als bij een vestibulair sub-
den gewerkt, omdat daardoor een kiembeschadiging muceus abces de verantwoordelijke melkkies met een
kan ontstaan. Soms wordt de kiem van een blijvende niet-vitale pulpa wordt getrokken, draineert het abces
opvolger geluxeerd; men laat die ongemoeid. bij kinderen meestal via de alveole. Is dat niet het geval,
dan kan met behulp van een kleine excavator de vesti-
Nazorg bulaire alveolewand eenvoudig van binnenuit worden
De ouders moeten ervoor gewaarschuwd worden dat het geperforeerd, waarna het abces zich alsnog via de alveole
kind niet op tong, wangen of lippen gaat bijten. Door zal ontlasten. Incisie en drainage met het inhechten van
het vreemde gevoel van de verdoofde tong, wang en een drain zijn bij kinderen niet gewenst.
lippen hebben sommige kinderen die neiging, hetgeen
kan leiden tot lelijke slijmvlieswonden (figuur 38.1). In-
dien pijnstilling gewenst is, wordt geadviseerd bij 38.2 Cysten
thuiskomst en dezelfde avond voor het slapen een 240
mg paracetamol zetpil te geven. Dentogene cysten komen bij kinderen weinig voor. Bij
pasgeborenen wordt regelmatig een tandlijstcyste ge-
zien (figuur 38.3). Bij peuters en kleuters komt bij uit-
zondering een eruptiecyste voor. Deze cyste ontstaat één
of enkele weken voor de doorbraak van een melkelement
en vaker nog bij blijvende elementen. Het betreft een
blauwe, circumscripte zwelling van ongeveer 5 mm op
de processus alveolaris, juist op de plaats waar een
gebitselement wordt verwacht. In feite is er sprake van
een vochtophoping tussen de kroon van een gebitsele-
ment en de tandkroonfollikel. Het klinische beeld is
meestal zo kenmerkend dat er weinig twijfel bestaat
over de diagnose ‘eruptiecyste’ (figuur 38.4a). Hoewel
ouders vaak aangeven dat kinderen last hebben van een
j
38:1
dergelijke eruptiecyste, wordt hieraan sterk getwijfeld.
Waarschijnlijk berust de klacht van kind en ouders op
Figuur 38.1 Bijttrauma van de onderlip rechts bij een jongen van
8 jaar, twee dagen na lokaal anesthesie.

j
38:2a
j
38:2b

Figuur 38.2a Submuceuze abcesjes ter hoogte van de avitale 84 Figuur 38.2b Uitsnede uit het orthopantomogram van het-
en 85, bij een meisje van 5 jaar. zelfde patiëntje.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 129

j
38:4a

j
38:3
Figuur 38.4a Eruptiecyste ter plaatse van de nog niet doorge-
broken 54.
Figuur 38.3 Tandlijstcyste bij een pasgeborene.

j
38:4b j
38:5a

Figuur 38.4b De 54 is twee maanden later doorgebroken. Figuur 38.5a Vijftienjarige jongeman, met een buccale zwelling
regio 47 en een diepe bloedende pocket.

Bij kinderen wordt een enkele maal een ontstekings-


achtig beeld gezien buccaal van een juist doorgebroken
eerste molaar in de onderkaak (soms bij de tweede mo-
laar, heel soms dubbelzijdig). Er wordt buccaal van de
36 of 46 een diepe pocket gesondeerd. Elders in de mond
worden geen pockets aangetroffen. Het klinische en het
röntgenbeeld (afb. 38.5a en b) passen bij een zogeheten
(mandibular) infected buccal cyst, een vorm van een pa-
radentaire cyste. Een dergelijke cyste ontstaat waar-
schijnlijk uit een deel van de tandfollikel, dat tussen de
tandkroon en het alveolaire bot subgingivaal achter-
blijft. Behandeling bestaat uit extractie van de molaar
inclusief cyste, marsupialisatie of enucleatie van alleen
de cyste.
j
38:5b
Soms is er sprake van een doorbraakstoornis in de
blijvende dentitie. Terwijl de antagonist en ook de
Figuur 38.5b Deel van het orthopantomogram, met een scherp antimeer zijn doorgebroken, ontbreekt bijvoorbeeld een
omschreven lucentie bij de 47. blijvende molaar bij inspectie van de mondholte. Op de
röntgenfoto blijkt dat er geen sprake is van agenesie van
de aanwezigheid van een tandvleeszwelling, die vooral het betreffende gebitselement, maar dat de kiem is ver-
bij de ouders ongerustheid veroorzaakt. Een geruststel- drongen door de ontwikkeling van een (folliculaire)
lend woord en uitleg van het fenomeen zijn voldoende. cyste (figuur 38.6). Na enucleatie van de cyste blijkt bij
De cyste zal verdwijnen na de doorbraak van het microscopisch onderzoek dat er soms sprake is van een
gebitselement (figuur 38.4b). keratocyste, tegenwoordig aangeduid als keratocysteuze
130 Kindertandheelkunde deel 2

38
j
38:6 j
38:7

Figuur 38.6 Deel van een orthopantomogram met een door- Figuur 38.7 Roze zwelling op de onderlip links, passend bij de
braakstoornis 47 ten gevolge van een cysteuze aandoening. klinische diagnose mucokèle.

dentogene tumor (KDT). Het betreft een ontwikke- weken komt de oorspronkelijke symmetrie terug en is
lingscyste en er zijn geen kenmerkende klinische of het litteken amper zichtbaar.
röntgenologische bevindingen. De diagnose KDT kan
alleen worden gesteld op grond van histopathologisch
onderzoek. Deze afwijking is berucht vanwege de grote 38.3 Ontwikkelingsstoornissen
recidiefkans. Bovendien blijkt deze aandoening, vooral
bij kinderen, vaak onderdeel te zijn van het erfelijke 38.3.1 tongbandje
basaalcel naevussyndroom.
Van de niet-dentogene cysten zijn met name de mu- Bij pasgeborenen is het tongbandje kort; het zit door-
cokèle en de ranula van belang (figuur 38.7). Het betreft gaans hoog op de processus alveolaris vast. Door uit-
het zogenoemde muceuze retentiefenomeen, uitgaande groei van de processus alveolaris en doorbraak van de
van een accessoir speekselkliertje of de glandula sublin- melkelementen verandert de plaats van aanhechting
gualis, waarbij een cysteachtige zwelling ontstaat, die slechts in relatieve zin. Bij een normale functie van de
berust op retentie van speeksel in de weke delen van de tong wordt het tongbandje in de loop van enkele jaren
lip of de mondbodem. Van een mucokèle wordt gespro- langer.
ken bij een zwelling op de eerstgenoemde locatie, van Wanneer er eet- of spraakproblemen zijn op de leeftijd
een ranula bij een zwelling op de mondbodem. In het van enkele maanden tot 2 à 3 jaar, wordt dit veelal ge-
slijmvlies van wang, mondhoek, tong, trigonum retro- weten aan het korte tongbandje. Dat is echter onjuist.
molare en palatum komen deze ‘cysten’ zelden voor. Eetproblemen ontstaan bij jonge kinderen om uiteen-
In de literatuur zijn verschillende behandelingswij- lopende redenen en verdwijnen meestal spontaan, zon-
zen beschreven, variërend van punctie en incisie tot der dat de beweeglijkheid van de tong in het geding is.
cryotherapie of excisie. Excisie, inclusief het bijbeho- Spraakstoornissen door een te kort tongbandje zijn on-
rende accessoire speekselkliertje, verdient de voorkeur. waarschijnlijk, omdat de articulatie van de tongpunt
tegen het palatum en de centrale bovenincisieven alleen
Techniek van belang is bij de uitspraak van de letters d, l, n, s en t.
Na het geven van lokale anesthesie ter hoogte van het Als de tongpunt een dergelijke positie niet kan innemen
foramen mentale aan de zijde van de onderlipzwelling, door een zeer kort tongriempje, is dat alleen duidelijk
aangevuld met een beetje lokale anesthesie contralate- hoorbaar bij de uitspraak van de letter s. Men spreekt
raal van het lipbandje in de onderkaak, wordt de zwel- dan meestal van een sigmatisme, een spraakstoornis die
ling ellipsvormig omsneden. Door extraorale, digitale ook voorkomt bij een open beet en tijdens de wisseling
druk wordt de ‘cyste’ omhoog gebracht, waarna de mu- van het bovenfront. Belangrijker dan de vermeende
cokèle voorzichtig wordt uitgeprepareerd en losgemaakt spraakstoornis door een (te) kort tongbandje is de on-
van de vezels van de m. orbicularis oris. Het slijmvlies mogelijkheid om de tong uit te steken bij kussen en
wordt vervolgens met enkele oplosbare hechtingen ge- vrijen. Pubers kunnen hierdoor bijzonder worden ge-
sloten. hinderd. Zij zullen in het algemeen andere motieven
noemen voor hun ongemak dan het hiervoor genoemde.
Nazorg Het is belangrijk die te (her)kennen en het is verstandig
De eerste dagen na de behandeling is de onderlip ge- de patiënt hiervoor te verwijzen.
zwollen en oogt asymmetrisch. Na verloop van enkele
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 131

ja
je

jb
jf

jc
jg

Figuur 38.8a-g Dertienjarig meisje met ankyloglossie. Met


behulp van een mesje wordt het tongriempje losgesneden van de
ventrale zijde van de tong. De incisie wordt gesloten met enkele
jd
hechtingen, waarna de tong meer bewegingsvrijheid heeft.

Techniek op de mondbodem met enkele oplosbare hechtingen


Inknippen van het tongbandje om de ankyloglossie op gesloten (figuur 38.8a-g). Het uiteindelijke resultaat
te heffen, is niet zinvol. Het litteken dat na genezing hangt in belangrijke mate af van de nazorg.
van het knipje ontstaat, zal door contractie doorgaans
aanleiding geven tot een nog korter tongriempje dan Nazorg
vóór het inknippen. Beter is het de tongriem te laseren Hoewel de tong met een kort tongriempje nooit kon
of zo te incideren dat verder uitsteken van de tong mo- worden uitgestoken, is het niet vanzelfsprekend dat na
gelijk wordt. Daartoe wordt, na lokale anesthesie in de verlenging van het frenulum linguae dit wel mogelijk is.
tongpunt en juist beiderzijds naast het tongbandje, een Deze beweging moet bewust worden geoefend. Na de
klem of een teugel door de tongpunt gebracht, zodat die behandeling moet de patiënt worden geleerd met de
kan worden gemanipuleerd en naar boven kan worden tongpunt de onderlip, de bovenlip en het palatum molle
bewogen. Met behulp van een mesje wordt nu de tong- aan te raken. Wanneer eerdergenoemde motieven van de
riem losgesneden van de tongpunt tot aan de mondbo- patiënt om de ankyloglossie op te heffen een rol spelen,
dem, waarbij men moet opletten de uitvoergang van de vallen de oefeningen de puber niet zwaar.
glandula submandibularis niet te beschadigen. Vervol-
gens wordt de wond langs de onderzijde van de tong en
132 Kindertandheelkunde deel 2

38.3.2 bovenlipbandje wordt de postoperatieve zwelling beperkt en daarmee


het ongemak en de pijn. De hechtingen verdwijnen na
Vanaf de geboorte is sprake van een uitgesproken kort één à twee weken.
en breed aangehecht lipbandje in de bovenkaakwal. Bij
de doorbraak van de melktanden neemt de omvang van 38.3.3 behandeling van therapieresistente
het lipbandje af en verplaatst het zich (relatief) naar kwijlklachten
craniaal. Tijdens de wisseling neemt het lipbandje weer

38 een duidelijke plaats in tussen de bovenincisieven. In de


leeftijdsfase tussen doorbraak van de centrale bovenin-
cisieven en doorbraak van de bovencuspidaten, een pe-
Baby’s, kleuters en peuters kwijlen frequent. Het past
bij hun leeftijd en vóór de leeftijd van 6 jaar verdwijnt
het speekselverlies tijdens het spreken en het ingespan-
riode van vier à vijf jaar, is het bovenlipbandje weer nen uitvoeren van ‘werkjes’ meestal spontaan. Bij
duidelijk aanwezig en hecht het aan op de top van de (meervoudig) gehandicapte kinderen is dat doorgaans
processus alveolaris tussen de bovensnijtanden. Met niet het geval. Door een inadequate lipsluiting, slappe
andere woorden, tijdens de ‘ugly duckling’ fase is een motoriek en slikproblemen blijven ze ook na de leeftijd
breed en hoog aangehecht bovenlipbandje normaal. van 6 jaar vaak kwijlen. Opvallend is dat dit niet gebeurt
Wanneer de bovencuspidaten doorbreken, verdwijnt het tijdens de maaltijden, waarbij vooral de glandula paro-
centrale diasteem en verplaatst het lipbandje zich. Per- tidea actief is, maar juist tussen de maaltijden, wanneer
sisteert het centrale diasteem, om wat voor reden dan met name de glandula sublingualis en de glandula sub-
ook, dan blijft het ‘hypertrofische’ frenulum labii supe- mandibularis actief zijn.
rioris bestaan. Meestal is er dan sprake van ‘tooth size Begeleiders en ouders van deze kinderen proberen het
discrepancy’ of van een mesiodens. Beide worden niet kwijlen te verminderen door het kind erop te attende-
opgelost door behandeling van het vermeende grote ren, door logopedische oefeningen en door fysiothera-
lipbandje. pie. Wanneer deze oefeningen na geruime tijd onvol-
Is er echter sprake van een breed en hoog aangehecht doende helpen en het kwijlen voor het kind een pro-
lipbandje na sluiting van een centraal diasteem, dan bleem is geworden, wordt verdere hulp gezocht. Medi-
verdient het aanbeveling het lipbandje te verplaatsen en camenteuze behandeling is mogelijk met
te verlengen. atropineachtige preparaten. Deze helpen echter niet al-
tijd, hebben onaangename bijwerkingen en moeten ge-
Techniek durende een groot aantal jaren worden toegediend.
Inknippen van het te korte lipbandje moet worden ont- Operatieve behandeling is ook mogelijk, waarbij het
raden, omdat dit leidt tot genezing per secundam met de bedoeling is de hoeveelheid speeksel in de mond in
vorming van littekenweefsel, waardoor het bandje nog rust, dus buiten de maaltijden, te reduceren.
korter wordt. Verwijdering van het te korte lipbandje
ligt niet voor de hand. Een dun, vliezig bovenlipbandje Techniek
kan worden weggelaserd. Is het lipbandje werkelijk hy- Onder narcose wordt de afvoergang van de glandula
pertrofisch dan kan de aanhechtingsplaats naar craniaal submandibularis (ductus Whartoni) beiderzijds ver-
worden verlegd en de lengte van het lipbandje toene- plaatst van het gebied juist achter de onderincisieven
men. Dat gaat het eenvoudigst met een gemodificeerde naar de linker en rechter farynxboog, naast de tong (fi-
VY-plastiek (figuur 38.9a-e). guur 38.10a en b). Om deze behandeling met succes te
Na het geven van lokale anesthesie aan weerszijden kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk de glandula sub-
van het frenulum, wordt langs het lipbandje een V-vor- lingualis beiderzijds te verwijderen, omdat anders de
mige incisie gemaakt. Door voorzichtig losprepareren kans groot is dat postoperatief een ranula ontstaat. De
van de wondranden kan nu de punt van het lipbandje opnameduur is twee dagen. Ouders en begeleiders ge-
naar boven worden verplaatst, waarmee eerst een Y-vor- ven aan dat het kwijlen gemiddeld met 70% is geredu-
mige figuur wordt bereikt en ten slotte een ruitfiguur. ceerd. Het kwijlen neemt na een dergelijke ingreep
De wond kan vrijwel primair worden gesloten met be- nooit toe; er is altijd sprake van een reductie van het
hulp van enkele oplosbare hechtingen. kwijlen.

Nazorg Nazorg
Omdat het slijmvlies ter plaatse van de aangehechte Tanden en kiezen die constant baden in het speeksel,
gingiva niet geheel kan worden gesloten, kan de wond zijn niet erg gevoelig voor cariës. Tandsteenvorming
enige tijd iets nabloeden. Het aanbrengen van een op- treedt echter wel op. Na de ingreep kunnen de gebits-
gerold verbandgaasje onder de bovenlip kan het onge- elementen in de onderkaak, vooral de elementen in het
mak van een geringe nabloeding beperken. Een was- onderfront, gevoeliger worden voor ontkalkingen en
handje met daarin een plastic zakje met enkele ijsblok- cariës. Het is daarom van belang dat het kind hierop
jes wordt, met tussenpozen, gedurende vijftien minuten wordt gecontroleerd.
op de buitenzijde van de bovenlip gehouden. Hierdoor
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 133

ja
jb

j c
jd

je
j
38:9f

Figuur 38.9a-e Patiënt met een uitgesproken te kort lipbandje. Figuur 38.9f Het klinisch resultaat vier maanden later.
Door middel van een VY-plastiek wordt het lipbandje verlengd en
vrijwel primair gesloten.

38.3.4 mesiodens Mesiodentes worden alleen op indicatie verwijderd. Een


centraal diasteem in combinatie met een mesiodens, een
Een mesiodens is een boventallig gebitselement in de afwijkende stand van een centrale incisief, de ontwik-
bovenkaak, meestal gelokaliseerd palatinaal of eventu- keling van een folliculaire cyste en orthodontische ver-
eel tussen de beide centrale bovenincisieven. De inci- plaatsing van het bovenfront zijn redenen om een me-
dentie bedraagt ongeveer 0,5-3,0%. Andere boventallige siodens te (laten) verwijderen.
gebitselementen komen in afnemende frequentie voor
als vierde molaar, extra premolaar (vooral in de onder- Techniek
kaak) en extra laterale bovenincisief. Meestal worden Voordat tot operatieve verwijdering van een mesiodens
mesiodentes min of meer bij toeval ontdekt bij het ma- wordt overgegaan, moet vaststaan waar deze tand zich
ken van een orthopantomogram. Bij aanwezigheid van exact bevindt. De meeste mesiodentes zijn palatinaal
een centraal diasteem, een breed en interdentaal aange- gelokaliseerd.
hecht lipbandje en bij een vreemde rotatie of protrusie Op een tandfoto of occlusale röntgenfoto is de mesi-
kan er verdenking zijn op de aanwezigheid van een odens zichtbaar tussen de beide centrale incisieven. Om
mesiodens. de precieze plaats van de boventallige tand te kunnen
134 Kindertandheelkunde deel 2

38

j
38:10a j
38:10b

Figuur 38.10a Normale positie van de afvoergang van de glan- Figuur 38.10b Situatie na extirpatie van de glandula sublin-
dula submandibularis en de positie van de glandula sublingualis gualis en transpositie van de ductus submandibularis (waarbij het
(waarbij het ‘rustspeeksel’ gemakkelijk tot kwijlen kan leiden). ‘rustspeeksel’ nu direct in de keelholte belandt).

bepalen, is een andere röntgenfoto noodzakelijk. Een een palatinaal gelegen mesiodens. Na een vestibulaire
tweede tandfoto uit een iets andere richting is mogelijk incisie op halve hoogte van de kaakwal wordt de kroon
zinvol voor de plaatsbepaling van de mesiodens. De in- van de mesiodens vrijgelegd, waarna het element een-
terpretatie van de beide foto’s, met daaraan verbonden voudig kan worden verwijderd.
de conclusie dat de mesiodens palatinaal dan wel vesti-
bulair gelokaliseerd is, levert in de praktijk problemen Nazorg
op. In voorkomende gevallen kan daarom beter een De pijn na uitwerking van de verdoving is gering. Wel is
tweede röntgenfoto in laterale richting met behulp van het verstandig de palatinale zijde de eerste uren na de
een occlusale röntgenfoto of tandfoto worden vervaar- behandeling te koelen. Het eten van één of twee water-
digd. Is op deze laterale röntgenfoto de mesiodens niet ijsjes kan hierbij nuttig en praktisch zijn. De hechting
aan de vestibulaire zijde van de bovenincisieven zicht- verdwijnt na één à twee weken.
baar, dan ligt de tand palatinaal (figuur 38.11a/b).
Na lokale anesthesie, dat wil zeggen: één prikje ter 38.3.5 de geı̈mpacteerde bovencuspidaat
hoogte van het lipbandje en één ter hoogte van de ca-
nalis incisivum, wordt een marginale incisie aan de pa- De blijvende bovencuspidaat breekt gewoonlijk tussen
latinale zijde van het bovenfront gemaakt. De vaatze- het elfde en het twaalfde levensjaar door. Bij ongeveer
nuwstreng uit de canalis incisivum wordt gespaard en 1-3% van de kinderen in deze leeftijdscategorie is dat
achter het bovenfront wordt wat bot weggenomen. Ver- niet het geval en blijft de hoektand geı̈mpacteerd in de
volgens wordt de kroon van de mesiodens vrijgelegd en kaak liggen. De belangrijkste reden hiervoor is een sterk
kan de boventallige tand worden verwijderd (figuur afwijkende ligging, bijvoorbeeld min of meer horizon-
38.12a-f). De incisie kan worden gesloten met een inter- taal. Ook een trauma, een overtallig gebitselement, een
proximale hechting in de mediaanlijn. folliculaire cyste of ruimtegebrek in de kaak kan leiden
Een vestibulair gelegen mesiodens kan in het alge- tot impactie van de bovencuspidaat.
meen gemakkelijker operatief worden verwijderd dan De gevolgen van het niet doorbreken van een boven-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 135

j
38:11b

j
38:11a

Figuur 38.11a/b ‘Occlusale’ röntgenfoto tegen de wang gedrukt om de ligging van een mesiodens te bepalen (a). De mesiodens blijkt
vestibulair te liggen met een eruptierichting naar craniaal (b).

j
38:12a j
38:12b

j
38:12c j
38:12d

j
38:12e j
38:12f

Figuur 38.12a-f Patiënt met een dwarsgelegen mediodens die juist palatinaal van de 11 is gelegen (a en b). Onder lokale verdoving wordt
de mesiodens palatinaal vrijgelegd en voorzichtig verwijderd (c t/m e). De wond wordt gesloten met één oplosbare hechting (f).
136 Kindertandheelkunde deel 2

hoektand zijn divers en variëren van ‘spacing’ in het door de kaakchirurg teruggezien. In deze periode vindt
bovenfront tot wortelresorptie van laterale incisieven, epithelialisatie van de wondranden plaats.
ontwikkeling van een folliculaire cyste rond de kroon De kaakchirurg of mondhygiënist verwijdert het
van de geı̈mpacteerde bovenhoektand en onverklaarbare wondverband en leert de patiënt en/of de ouder het
neuralgiforme klachten. Wanneer op ongeveer dertien- wondje met behulp van een spuitje of een kleine borstel
jarige leeftijd de blijvende bovenhoektand nog niet in schoon te houden, zodat de slijmvliesperforatie open en
de mond zichtbaar is, moet worden besloten tot een schoon blijft. Na verloop van enige maanden zal de

38 röntgenfoto om te beoordelen wat de reden kan zijn.


Agenesie van de bovenhoektand komt vrijwel niet voor.
Meestal is er een afwijkende ligging en volgt een consult
hoektand vanzelf doorbreken en kan de orthodontist zo
nodig actief gaan behandelen.
Ongeveer één à twee weken na het aanbrengen van een
bij de orthodontist. In overleg met patiënt en ouders ‘bracket’ en kettinkje op de geı̈mpacteerde cuspidaat
besluit de orthodontist tot afwachten of tot orthodon- kan de orthodontist actief gaan extruderen.
tisch-chirurgische behandeling en verwijst hiervoor
naar de kaakchirurg. De kaakchirurg kent twee tech- 38.3.6 extractie van de p1 of p2?
nieken. Op verzoek van de orthodontist wordt de hoek-
tand vrijgelegd en zichtbaar gemaakt (vrijleggen) of In het kader van een orthodontische behandeling komt
wordt besloten de hoektand te ligeren door het aan- het regelmatig voor dat ruimtegebrek in de kaak een
brengen van een plak-‘bracket’ met een gouden ket- indicatie vormt voor extractie van een premolaar. Er
tinkje op het vestibulaire of palatinale vlak. Met behulp moet dan een weloverwogen keuze worden gemaakt
van orthodontische extrusie is de hoektand na gemid- tussen extractie van de P1 of de P2. Om diverse redenen
deld negen maanden zichtbaar in de mond. heeft de orthodontist meestal voorkeur voor de P1. Er
kan zich een situatie voordoen waarbij is gekozen voor
Techniek extractie van de P1, terwijl de P2 nog niet is doorgebro-
Vrijleggen. Nadat de positie van de hoektand zo nauw- ken. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar dan moet
keurig mogelijk is bepaald met behulp van een rönt- men er wel zeker van zijn dat de P2 ongestoord kan
genfoto en een visueel en palpatieonderzoek, wordt lo- doorbreken. Het is immers mogelijk dat dit element
kale anesthesie gegeven ter hoogte van de kroon van de niet doorbreekt en dan had, in plaats van de P1, beter de
cuspidaat. Vervolgens wordt met een mesje een stukje P2 verwijderd kunnen worden. Bovendien wordt het
gingiva (palatinaal of vestibulair) geëxcideerd totdat de tempo waarin de orthodontische behandeling verloopt
tandkroon zichtbaar is. Zo nodig wordt ook overliggend dan zeer ongunstig beı̈nvloed. Wachtte de orthodontist
bot verwijderd. Het wondje wordt afgedekt met een eerst op spontane doorbraak van de P2, nu moet deze
wondverband, bijvoorbeeld Peripac1, en de patiënt chirurgisch worden vrijgelegd en orthodontisch worden
wordt gevraagd na ongeveer een week ter controle te geëxtrudeerd. Om een beeld te krijgen van de voortgang
komen. van de eruptie kan gekeken worden naar de discrepantie
Een variant van deze techniek is de reefplastiek bij de tussen kalenderleeftijd en de biologische leeftijd van de
buccaal gelegen, geı̈mpacteerde bovenhoektand. Hierbij patiënt, in combinatie met de ligging en de normale
wordt de buccaal aangehechte gingiva na vrijleggen ge- doorbraaktijden. Ook kan worden gekeken naar de mate
hecht op het cervicale niveau van de hoektand. van doorbraak van het contralaterale element. Een or-
Ligeren. Afhankelijk van een palatinale of vestibulaire thopantomogram komt hierbij goed van pas. De mate
toegangsweg tot de geı̈mpacteerde cuspidaat wordt pa- van wortelvoltooiing en de ligging van de P2 zijn daarop
latinaal dan wel vestibulair lokale anesthesie gegeven. vaak goed te beoordelen.
Vervolgens wordt een meestal gemodificeerde marginale Bij twijfel moet omwille van de orthodontische
gingiva-incisie uitgevoerd, waarna het bot over de voortgang van de behandeling en de zekere eruptie van
tandkroon wordt vrijgelegd. Met behulp van een boor de P1 worden gekozen voor chirurgische verwijdering
wordt voorzichtig de tandfollikel zichtbaar gemaakt en van de nog geı̈mpacteerde P2 (figuur 38.14).
geëxcideerd. Daarna wordt het glazuur geëtst en wordt
met glasionomeercement een ‘bracket’ met kettinkje 38.3.7 impactie en retentie van de m1 of m2
(‘gold chain’) aangebracht (figuur 38.13). Dan volgt het
sluiten van de wond met enkele hechtingen en het uit- Doorbraakstoornissen zijn onder te verdelen in impac-
leiden van het kettinkje. De patiënt wordt geadviseerd ties en primaire of secundaire retenties. Als de door-
na één à twee weken de orthodontist te bezoeken voor de braak van een element wordt belemmerd door een kli-
vervolgbehandeling. nische of röntgenologische barrière, spreekt men van
een impactie. Is deze barrière er niet, dan spreekt men
Nazorg van een primaire dan wel secundaire retentie.
Ongeveer één week na het uitsluitend vrijleggen van de Bij primaire retentie is de doorbraak gestopt voordat
punt van een geı̈mpacteerde cuspidaat wordt de patiënt het mondslijmvlies gepenetreerd is, bij secundaire re-
tentie erna. Hoewel de precieze oorzaak van doorbraak-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 137

j
38:13a j
38:13b

j
38:13c j
38:13d

j
38:13e j
38:13f

j
38:13g j
38:13h
138 Kindertandheelkunde deel 2

38
j
38:13i j
38:14

Figuur 38.13a-i Een twaalfjarig meisje met geı̈mpacteerde 13 Figuur 38.14 Patiënt die in aanmerking komt voor een ortho-
en 23 (en 25 en 45). Deze cuspidaten liggen niet vestibulair, maar dontische behandeling na extractie van 4 6 P1. Gezien de ligging
diep palatinaal (a, b en c). Onder lokale verdoving wordt een van de 45 wordt het plan gewijzigd in extractie van de 14, 24, 35
marginale incisie gemaakt van de 14 naar de 24. Het mucoperiost en operatieve verwijdering van de 45.
wordt afgeschoven en het bot over de 13 wordt met ruime
waterkoeling verwijderd. Met een mesje wordt de follikel wegge-
nomen (d en e). Een etsgel wordt gedurende 40 seconden aan-
gebracht (f). Met behulp van een glasionomeercement wordt de
‘gold chain’ op het glazuur bevestigd zo dicht mogelijk tegen de
kroonpunt (g). De 23 wordt op dezelfde manier behandeld en de
wond wordt met drie oplosbare hechtingen gesloten (h en i).
Ongeveer 1 à 2 weken later wordt de vaste beugel geplaatst en
worden de kettinkjes aangebracht.

stoornissen onbekend is, zijn er wel lokale en systemi- val is verwijdering op zijn plaats, waarna het buurele-
sche factoren aan te wijzen die hierbij (vermoedelijk) een ment doorgaans spontaan de plaats in de tandenrij zal
rol spelen. Tot de lokale factoren behoren de overtallige innemen. Wanneer het buurelement bijvoorbeeld sterk
elementen, het prematuur extraheren van ‘melkvoor- mesioangulair is gelegen, kan een zogenoemde trans-
gangers’, odontomen en dentogene of niet-dentogene alveolaire transplantatie worden overwogen (figuur
tumoren, ruimtegebrek, traumata van de ‘melkvoor- 38.15a-c)
gangers’ en ruimteverlies ten gevolge van approximale
cariës. Voorbeelden van systemische factoren zijn fou- 38.3.8 doorbraakstoornis van de m2sup in
droyant verlopen kinderziekten, cleidocraniale dyso- aanwezigheid van de m3sup
stose, het down-syndroom, schisis, hyperthyreoı̈die en
erfelijke factoren. Doorbraakstoornissen van de M2sup zijn tamelijk zeld-
Hoewel doorbraakstoornissen van de M1 en M2 niet zo zaam, meestal asymptomatisch en worden bijna altijd
vaak voorkomen, is het wel van belang ze tijdig te on- bij toeval ontdekt op een orthopantomogram. De pre-
derkennen in verband met de gevolgen. Daarbij kan cieze oorzaak van doorbraakstoornissen is onbekend. De
men denken aan cariës (ten gevolge van een operculum) röntgenfoto, in combinatie met de kalenderleeftijd,
of uitgroei van de antagonist. biedt een betrouwbaar beeld om te zien of er sprake is
De therapie bij impacties bestaat uit het verwijderen van deze afwijking. Meestal wordt de M3sup verwijderd
van de barrière of het spontaan afwachten van de erup- en breekt de M2sup alsnog door (figuur 38.16a-c). Door-
tie. Het verwijderen van de barrière leidt over het alge- braakstoornissen die worden ontdekt na voltooiing van
meen alleen tot spontane doorbraak van het geı̈mpac- de wortelformatie leiden in het algemeen niet tot spon-
teerde element als de wortelformatie nog niet is vol- tane doorbraak, ook al wordt de obstructie weggeno-
tooid. men.
Ook bij retentie is de mate van wortelvoltooiing van
belang. Is de wortel nog niet geheel afgevormd, dan kan
gekozen worden voor een actieve behandeling, dat wil
zeggen: vrijleggen van het element, plakken van een
‘bracket’ en orthodontische extrusie. Bij geretineerde
elementen met een voltooide wortel zullen vrijleggen en
orthodontische extrusie meestal niet slagen. In zo’n ge-
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 139

j
38:15a j
38:15c

Figuur 38.15a Deel van een orthopantomogram van een veer- Figuur 38.15c Deel van het orthopantomogram, zeven jaar na
tienjarig meisje met een doorbraakstoornis van de 47. de transplantatie.

j
38:15b j
38:16a

Figuur 38.15b Onder lokale anesthesie worden de 47 en 48 Figuur 38.16a Deel van een orthopantomogram van een tien-
verwijderd en vindt een transalveolaire transplantatie plaats van jarige jongen met een doorbraakstoornis van de 27, waarvan de
de 48 naar de alveole 47. wortel nog niet is voltooid.

j
38:16b j
38:16c

Figuur 38.16b Onder lokale anesthesie werd de 28 verwijderd. Figuur 38.16c Deel van het orthopantomogram, één jaar later;
de 27 is volledig doorgebroken.
140 Kindertandheelkunde deel 2

38.4 Autotransplantatie van vraag voor of het mogelijk is een premolaar in de bo-
gebitselementen venkaak – die in het orthodontische behandelplan ge-
extraheerd moet worden – te verplaatsen naar de positie
Transplantatie van een gebitselement is al eeuwenlang van de agenetische onderpremolaar (figuur 38.17 a en b).
bekend. Wanneer de transplantatie plaatsvindt binnen Een soortgelijke situatie doet zich voor wanneer door
één individu, spreekt men van een autotransplantatie. een trauma één of meer centrale bovenincisieven verlo-
Vroeger werd bijvoorbeeld de geı̈mpacteerde boven- ren zijn gegaan of wanneer er sprake is van een vorm-

38 cuspidaat van een horizontale positie getransplanteerd


naar zijn eigenlijke positie in de tandenrij. Deze me-
thode is in onbruik geraakt door het beperkte succes op
anomalie, zoals een geminatie of fusie (figuur 38.18a-f)
bij jonge patiënten.
Onderzoek toont aan dat autotransplantaties zeer
de lange termijn. De meeste van deze getransplanteerde succesvol kunnen zijn, mits ze worden uitgevoerd door
bovenhoektanden gingen na ongeveer zeven jaar verlo- een ervaren kaakchirurg en onder strikte indicaties. Bij
ren door progressieve externe wortelresorptie. De laatste de afweging of een autotransplantatie zinvol is, speelt
jaren zijn autotransplantaties van vooral premolaren een aantal factoren een rol:
echter in opkomst.
Bij een patiënt met een distorelatie en agenesie van
één of meer premolaren in de onderkaak, doet zich de

j
38:17a j
38:17b

Figuur 38.17a-b Klinisch en röntgenologisch beeld van een patiënt met een distorelatie en nog niet doorgebroken 15 en 25 (beide met
halve wortellengte), agenesie van de 35 en 45 en persisterende 75 en 85.

j
38:17c

Figuur 38.17c Uitgenomen 15 en 25 in fysiologische zoutop-


lossing. Het parodontale ligament is intact, evenals een deel van
de tandkroonfollikel.

j
38:17d j
38:17e

Figuur 38.17d-e Klinisch en röntgenologisch beeld van de ‘35’ en ‘45’ drie weken na autotransplantatie. De getransplanteerde
premolaren staan dwars in de kaak.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 141

j
38:17f j
38:17g

Figuur 38.17f-g Klinisch en röntgenologisch beeld van het eindresultaat na orthodontische regulatie en autotransplantatie van de 15 en
25 naar respectievelijk de positie van de 35 en 45.

j
38:18b

j
38:18a

j
38:18c

Figuur 38.18 a Orthodontisch model drie jaar na een ongeval met een daarbij verloren gegane 11. Let op de mediaanlijnverschuiving in
de onderkaak naar rechts.
b Het element 34 is getransplanteerd naar de positie 11. De positie van de ‘1’ wordt gecorrigeerd evenals de mediaanlijnverschuiving.
c Resultaat direct na ombouwen ‘1’ van premolaar naar centrale bovenincisief.

– gezond acceptorgebied; – atraumatische verwijdering van de kiem moet een-


– medewerking van de patiënt. Deze moet goed zijn voudig mogelijk zijn. Een moeizame verwijdering
tijdens de behandeling en ook daarna. Het peil van de van een kiem leidt tot beschadiging van de parodon-
mondhygiëne moet uitstekend zijn. tale membraan en daardoor tot progressieve externe
– mate van wortelvoltooiing. De wortellengte moet on- wortelresorptie.
geveer driekwart (premolaren) of de helft tot twee – orthodontische nazorg moet gewaarborgd zijn. Door
derde (molaren) van de uiteindelijke lengte hebben de afmetingen van het acceptorgebied is het niet altijd
bereikt. De apex moet in ieder geval volledig open mogelijk een kiem in zijn juiste positie te plaatsen. De
zijn. Een te vroege transplantatie leidt tot een te korte orthodontist moet de kiem later soms draaien om een
wortel, een te late tot pulpanecrose, zodat later een goede esthetische positie en juiste occlusie te verkrij-
endo nodig is. gen.
– het acceptorgebied moet voldoende groot zijn; dat wil
zeggen: voldoende mesiodistale breedte en ook in
buccopalatinale/linguale afstand.
142 Kindertandheelkunde deel 2

Techniek Een kruishechting over het occlusale vlak zorgt ervoor


Na lokale anesthesie wordt het acceptorgebied voorbe- dat de kiem op zijn plaats blijft. Na sluiten van het
reid – meestal na zorgvuldige verwijdering van de donorgebied krijgt de patiënt een recept mee voor een
melkmolaar – door preparatie van een tandwortelalveo- spoeldrank (bijv. chloorhexidine 0,12%), een pijnstiller
le. Hiertoe wordt met een boor met een laag toerental en een antibioticum.
een conische preparatie gemaakt, waarbij aan alle zijden
het corticale bot intact wordt gelaten. Nauwkeurig Nazorg

38 wordt toegezien op voldoende koeling en op het ver-


mijden van de canalis mandibularis in de onderkaak en
de sinus maxillaris in de bovenkaak. Vervolgens wordt
Na vier weken wordt de patiënt teruggezien voor con-
trole. De hechtingen worden zo nodig verwijderd en de
mondhygiëne wordt gecontroleerd. In de meeste geval-
de tandkiem verwijderd, waarbij de kroon wordt vrij- len ziet de kiem er goed uit, zijn de follikelresten ver-
geboord, het laatste restje bot over de tandkroonfollikel dwenen en oogt de gingiva rondom de kiem gezond. Er
handmatig wordt verwijderd en de kiem zorgvuldig en zijn geen pijnklachten. Ongeveer drie maanden later
atraumatisch uit zijn tandkas wordt gelicht, zonder be- wordt een controletandfoto of OPT gemaakt ter beoor-
schadiging van het parodontium. Dan wordt de kiem in deling van het parodontium en van de afvorming van de
de geprepareerde alveole geplaatst, waarvan de vorm wortel. De patiënt wordt nu terugverwezen naar de or-
zorgvuldig wordt aangepast. Wanneer de tandkiem op thodontist, die actief kan gaan behandelen. Globaal een
zijn plaats is gebracht, worden occlusie en articulatie jaar na de behandeling volgt een laatste controle, waar-
gecontroleerd. Ten slotte wordt de gingivarand rondom bij wordt gelet op de parodontale conditie, de vitaliteit
de tandkiem voorzichtig ontdaan van epitheel en geslo- en de afwezigheid van progressieve externe wortelre-
ten rondom de kiem met daarop zijn tandkroonfollikel.

j
38:19a j
38:19b

j
38:19c

j
38:19d

Figuur 38.19a-d Vierjarige peuter met sinds twee dagen een gezwollen, pijnlijke rechterwang. Zie verder de tekst.
Kaakchirurgische ingrepen bij kinderen 143

sorptie. De orthodontische behandeling kan dan wor- lipbandje verdwijnt meestal na doorbraak van de
den voltooid. blijvende cuspidaat, een (te) kort tongbandje kan zo
nodig rond de puberteit onder lokale anesthesie wor-
den behandeld.
38.5 Casuı̈stiek – Kwijlen is voor opgroeiende meervoudig gehandi-
capte patiënten en voor hun omgeving vaak een groot
Een vierjarige peuter heeft sinds twee dagen een ge- probleem. Als niet-operatieve maatregelen onvol-
zwollen, pijnlijke rechterwang (figuur 38.19a). Bij pal- doende helpen, kan extirpatie van de glandulae su-
patie is sprake van een pijnlijke zwelling zonder fluc- blinguales en verplaatsing van de ductus submandi-
tuatie, een beginnend infiltraat. bulares naar dorsaal uitkomst bieden.
Intraorale inspectie laat een dentitie met zuigflesca- – Een mesiodens wordt meestal bij toeval op een ortho-
riës zien (figuur 38.19b). In het verleden is vanwege pantomogram aangetroffen. Wanneer deze tand in-
klachten de 61 geëxtraheerd. Thans zijn de ontste- terfereert met het orthodontische behandelplan, moet
kingsverschijnselen afkomstig van de avitale wortelrest hij worden verwijderd, evenals bij een centraal dia-
van de 54. steem, een te groot lipbandje en standafwijkingen van
Een week na extractie van de 54, zonder antibioti- de I1sup.
cummedicatie en zonder abcesincisie, wordt de jongen – Behandeling van een geı̈mpacteerde Csup is alleen
teruggezien. De zwelling van de wang is verdwenen zinvol als er een orthodontische vervolgbehandeling
(figuur 38.19d). Het intraorale beeld ter plaatse van de 54 is. De Csup kan dan worden vrijgelegd en zo nodig
is zoals mag worden verwacht één week na de extractie worden geligeerd, bijvoorbeeld met een gouden ket-
(figuur 38.19c). tinkje.
– Autotransplantatie van kiemen is vooral succesvol in
de premolaarstreek. Het gaat dan meestal om kinde-
Richtlijnen ren met een angle-klasse II en één of twee agenetische
onderpremolaren. De melkmolaren 75 en 85 moeten
– Dentogene ontstekingen bij kinderen zijn meestal van behouden blijven totdat de 15 en 25, die voor drie-
periapicale oorsprong. Als de ontsteking leidt tot een kwart moeten zijn voltooid, kunnen worden overge-
submucosaal abces, kan worden volstaan met extrac- plaatst naar de positie van de agenetische 45 en 35.
tie van het betreffende melkelement. Abcesincisie is
niet nodig.
– Dentogene cysten bij kinderen zijn zeldzaam. Bij Literatuur
pasgeborenen treft men wel een tandlijstcyste aan, bij
peuters en kleuters een eruptiecyste. In beide gevallen Andreasen JO, Kølsen Petersen J, Laskin DM. Textbook and color
is geen behandeling nodig. Bij de niet-dentogene atlas of tooth impactions. Kopenhagen: Munksgaard, 1998.
cysten is de mucokèle van belang. Verwijdering onder Baart JA, Waal I van der (red). Mondziekten, kaak- en aange-
lokale anesthesie is aanbevolen. zichtschirurgie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2009.
– Drink-, eet- en spraakproblemen worden vaak toege- Waal I van der. Mond- en kaakziekten. Een atlas voor de dage-
schreven aan een te kort tong- of lipbandje, maar dat lijkse praktijk. Tweede, herz. druk. Houten: Bohn Stafleu van
blijkt in de praktijk zelden het geval te zijn. Een groot Loghum, 2011.
Orthodontie
H.J.W. Wassenberg, P.J.M.R. Bakker

39
Inleiding lijken. In paragrafen 39.3.3 t/m 39.3.5 wordt op een
aantal interceptieve behandelingen ingegaan.
In de dagelijkse praktijk wordt de tandarts vaak gecon-
fronteerd met vragen over het verloop van de gebits- 39.1.1 kaakgroei – kaakrelatie
ontwikkeling bij zijn jonge patiënten. Soms worden
deze vragen gesteld door de patiënt of door zijn ouders, Tussen onderkaak en bovenkaak bestaan grote verschil-
maar vaker is het de tandarts zelf die een afwijkende len wat betreft de ontstaanswijze en de verdere ontwik-
ontwikkeling signaleert en zich afvraagt wat de reden is, keling. De onderkaak bestaat bij de geboorte uit twee
of ingrijpen nodig is en zo ja, wanneer en hoe. botstukken, die in de mediaanlijn door een kraakbenige
Het beantwoorden van deze vragen wordt bemoeilijkt structuur (symphysis mandibulae) met elkaar zijn ver-
door de grote variatie in de gebitsontwikkeling. Het bonden. In het eerste levensjaar verdwijnt deze struc-
onderscheid tussen een normale en een afwijkende ont- tuur. Vanaf dat moment vindt groei van de mandibula
wikkeling is moeilijk te maken. Daarom is het belang- voornamelijk plaats in de condylus en door appositie en
rijk dat de tandarts op de hoogte is van die variaties die resorptie van bot in het gebied van corpus en ramus
nog tot een ideaal of goed functionerend blijvend gebit mandibulae. Bij het kind groeit de onderkaak normaal
kunnen leiden. Een aantal variaties van de gebitsont- naar beneden en naar voren.
wikkeling zal niet tot een bevredigend resultaat leiden. De bovenkaak wordt gevormd uit een aantal botstuk-
Deze afwijkende ontwikkelingen moeten extra goed ken. De groei van de bovenkaak verloopt anders dan die
worden begeleid. van de onderkaak. In de bovenkaak spelen de suturen
tussen de verschillende botstukken een rol. Daarnaast
wordt de vorm van elk botstuk bepaald door resorptie en
39.1 Factoren die een rol spelen bij de appositie, zoals dat ook bij de onderkaak gebeurt. De
skeletale ontwikkeling richting waarin het gehele bovenkaakcomplex normaal
groeit, is niet zo gemakkelijk te beschrijven. De aparte
Doel van dit hoofdstuk is: botstukken groeien in alle richtingen. Bij een groeiend
– inzicht bieden in de factoren die bij de gebitsontwik- individu kunnen de normale veranderingen in de posi-
keling een rol spelen; tie van de bovenkaak ten opzichte van het hoofd echter
– aangeven hoe dit gebeurt in elk van de te onderschei- wel worden aangeduid: in neerwaartse en voorwaartse
den stadia in de gebitsontwikkeling en wat de nor- richting (Enlow, 1968).
male variatie daarbij is; De relatie die de beide kaken ten opzichte van elkaar
– het leren herkennen van ernstige afwijkingen in elk innemen, kan bij een groeiend individu in de loop van
van de te onderscheiden stadia; de tijd veranderen. Wat sagittale groei betreft, ligt de
– inzicht bieden in het ontstaan en oplossen van de onderkaak vlak na de geboorte doorgaans achter bij de
problemen die daarbij optreden en welke factoren – bovenkaak. In de eerste twaalf maanden na de geboorte
anders dan de typisch vakgebonden – daarbij een rol ontwikkelt de onderkaak zich in sagittale zin sterker
spelen. dan de bovenkaak, zodat de voor-achterwaartse relatie
tussen onder- en bovenkaak verbetert. In transversale
In dit hoofdstuk wordt niet uitgebreid ingegaan op de zin ontwikkelen zowel de onderkaak als de bovenkaak
behandeling van orthodontische afwijkingen. De na- zich in het eerste levensjaar sterk. Daarna is toename in
druk ligt op eenvoudige interceptieve ingrepen die, op de breedte gekoppeld aan toename in sagittale richting;
het juiste tijdstip uitgevoerd, de verdere gebitsontwik- het dorsale gedeelte van onder- en bovenkaak wordt
keling kunnen verbeteren en eventueel een noodzake- langer en breder. Dit in tegenstelling tot het ventrale
lijke orthodontische behandeling kunnen vergemakke- gedeelte, dat maar weinig in de breedte toeneemt. In-
dien de veranderingen die zich in beide kaken voltrek-

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_11, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
146 Kindertandheelkunde deel 2

oud is, ontstaat daar waar later de tandbogen komen een


tandlijst. Op deze tandlijst ontstaan op regelmatige af-
standen van elkaar verdikkingen, die de eerste tekenen
zijn van de afzonderlijke elementen. Dit gebeurt in de
tweede maand. Vanuit de tandlijst vormen zich linguaal
A
A aftakkingen, ook weer op regelmatige afstanden, van
waaruit de blijvende elementen worden gevormd. Deze

39 B

B
vertakkingen ontstaan in de periode vanaf de vijfde
maand in utero tot de tiende maand na de geboorte.
Distaal van de plaats waar de tweede melkmolaar zich
vormt, groeit de tandlijst naar distaal uit en ontstaan in
j
39:2 de loop van de tijd de kiemen van de eerste molaar
(vierde maand in utero), de tweede molaar (twaalf
Figuur 39.2 Kiemligging van de blijvende gebitselementen op maanden na de geboorte) en de derde molaar (4 à 5 jaar).
vier- à vijfjarige leeftijd. De ontwikkeling van de melkelementen gaat vrij snel.
De calcificatie van alle melkelementen begint tussen de
vijfde en zevende maand in utero en rond het tijdstip
ken gelijke tred houden (in overeenkomstig transversa- van de geboorte hebben de kronen van deze elementen
le, voorwaartse en neerwaartse richting), zal de kaakre- al nagenoeg hun volle omvang bereikt. De kaken waar-
latie voor een goede gebitsontwikkeling verder geen binnen de elementen zich ontwikkelen, groeien echter
belemmerende factor zijn. veel langzamer en zijn niet in staat alle elementen zo-
Anders wordt het als de groei en de groeirichting van danig te bevatten dat ze zich vrijuit kunnen ontwikke-
onder- en bovenkaak verschillen. Kleine verschillen len. De elementen liggen dan ook dicht opeen en beı̈n-
kunnen soms worden gecompenseerd in het dentoal- vloeden elkaars ligging tijdens groei en eruptie. Deze
veolaire gebied (Solow, 1980), maar wanneer de ver- situatie wordt nog versterkt door de aanleg van blij-
schillen groter worden, is dat vaak onvoldoende moge- vende elementen, in het bijzonder van die blijvende
lijk (figuur 39.1a-b). elementen die melkvoorgangers hebben. Het begin van
de calcificatie van deze elementen vindt plaats vanaf de
39.1.2 ontwikkeling van de elementen zesde maand (centrale onderincisief) tot ongeveer 3 jaar
(tweede premolaar).
De ontwikkeling van het gebit begint al vroeg in het
embryonale stadium. Als de foetus ongeveer zes weken

j
39:1a j
39:1b

Figuur 39.1a-b Duidelijke groeistoornissen.


Orthodontie 147

A
A

B
B

j
39:3 j
39:4

Figuur 39.3 Kiemligging van de blijvende gebitselementen op Figuur 39.4 Positie van de blijvende gebitselementen na door-
acht- à negenjarige leeftijd. braak.

39.1.3 ruimtelijke verhoudingen tussen laar zich ontwikkelt zodanig dat het element meestal
kaak en elementen zonder problemen kan erupteren. Voor de tweede en
derde molaar nemen de problemen in de genoemde
Gedurende de gehele gebitsontwikkeling is er sprake volgorde toe. Door de curve van de onderkaak in dit
van zeer weinig ruimte op de plaats waar de elementen gebied komen de genoemde elementen bij eruptie naar
worden aangelegd en zich ontwikkelen (figuur 39.2 en het niveau van de tandboog in een steeds kleinere
39.3). Daardoor ontstaat tijdens de eruptie van de ele- ruimte terecht (zie figuur 39.3 en 39.4).
menten een proces van verdringing. Ook reeds doorge- In de bovenkaak zijn de ruimtelijke verhoudingen
broken gebitselementen kunnen zich nog verplaatsen, tussen kaak en gebitselementen duidelijk anders. Voor
omdat naburige elementen tijdens hun eruptie in con- de gehele bovenkaak geldt dat de ruimte waarin de kie-
tact komen met de wortels van de reeds doorgebroken men van de blijvende gebitselementen zich ontwikke-
elementen. len, kleiner is dan de ruimte op het niveau van de tand-
Een en ander speelt zich vooral af bij de ontwikkeling boog. Globaal gesproken hebben de gebitselementen
van het blijvende gebit (Van der Linden et al., 1982). De een onderling divergerende eruptierichting en banen ze
ruimtelijke verhoudingen van de gebitselementen in de zich vanuit een sterk opeengedrongen ligging een weg
kaken en de processen tijdens de gebitsontwikkeling naar het niveau van de tandboog (zie figuur 39.3 en
zijn in onder- en bovenkaak verschillend. Dit berust 39.4). Vooral het gebied waar de laterale incisief, de
enerzijds op het verschil in vorm van onder- en boven- hoektand en de eerste premolaar zich ontwikkelen,
kaak, en anderzijds op het verschil in vorm van onder- heeft een beperkte omvang. De contacten tussen deze
en bovenelementen. elementen zijn dan ook hecht en een verandering in de
In de onderkaak is de ruimte waar de elementen zich positie van het ene element leidt vaak tot een verande-
ontwikkelen iets kleiner dan die in de tandboog. Het ring in de positie van het andere element.
grootste verschil bestaat in het gebied van de frontele- De kiemen van de blijvende incisieven liggen opeen-
menten, waar de kiemen van de blijvende incisieven gedrongen onder de apertura piriformis en linguaal van
maar weinig ruimte tot hun beschikking hebben. Sterk de wortels van de melkvoorgangers. In tegenstelling tot
op elkaar geschoven posities linguaal van de wortels van in de onderkaak, zijn de centrale incisieven van elkaar
de melkvoorgangers zijn daarvan het gevolg (zie figuur gescheiden door een sutuur.
39.2). De hoektanden liggen transversaal gezien naast de
De ligging van de kiem van de ondercuspidaat kent apertura piriformis en verticaal verder van het niveau
een grote individuele variatie. Bij een kaak die in sagit- van de tandboog. Bij een kleine kaak is, ter plaatse van
tale zin klein is ter plaatse van de zich ontwikkelende de kiemen, de ruimte tussen de laterale incisief en de
kiemen, wordt het ruimtegebrek niet gelijkmatig over eerste premolaar soms geheel verdwenen. De blijvende
de kiemen verdeeld, maar concentreert zich rond de hoektand ligt dan als het ware volledig opgesloten bo-
hoektand. De kiem van de onderhoektand overlapt ven de andere kiemen.
buccaal de laterale incisief. Bij een grotere onderkaak is De ligging van de premolaren kan variëren. In tegen-
de overlapping minder. Dit geldt echter niet voor de stelling tot de onderpremolaren bevinden de bovenpre-
premolaren die, gelegen tussen de wortels van hun molaren zich niet zo duidelijk tussen de wortels van
melkvoorgangers, tijdens het gehele eruptieproces vol- hun voorgangers. Vooral de eerste premolaar ligt in
doende ruimte om zich heen hebben, ook in een kleine transversale zin vaak vestibulair van de melkvoorgan-
kaak. Bij de molaren is de ruimte waarin de eerste mo- ger. Bij weinig ruimte voor de kiemen is deze buccale
148 Kindertandheelkunde deel 2

positie zeer duidelijk. De kiem van de tweede premolaar hun uiteindelijke positie, zal het duidelijk zijn dat de
ligt in deze situatie meer naar linguaal, hoewel deze duur van het eruptieproces voor de afzonderlijke ele-
positie minder uitgesproken lijkt dan de buccale ligging menten niet dezelfde is (zie figuur 39.2 en 39.3). Vooral
van de eerste premolaar. de hoektanden hebben een lange eruptieweg.
De eerste blijvende molaar ondervindt wat kiemlig- Voor het merendeel van de blijvende gebitselementen
ging betreft weinig problemen. De ruimte voor de kie- geldt dat in een bepaalde fase het eruptieproces samen-
men van de tweede en derde molaar neemt in deze valt met de resorptie van de melkvoorgangers. Waar en

39 volgorde af door de vorm van de kaak ter plaatse. De


curve van de bovenkaak is echter zodanig dat bij eruptie
van de tweede en derde molaar deze elementen in een
hoe de resorptie plaatsvindt, lijkt samen te hangen met
de onderlinge positie van melkelement en opvolger.
Daar waar het blijvende element zijn voorganger nadert,
steeds ruimer gebied komen. vindt resorptie plaats. Melkincisieven en melkhoektan-
Naast de verschillen in vorm tussen onder- en boven- den resorberen voornamelijk vanaf linguaal en apicaal.
kaak spelen ook de verschillen in vorm tussen de ele- Melkmolaren resorberen voornamelijk vanuit de cen-
menten een rol. Het grootste verschil bestaat tussen de trale zijde van de wortels, meestal geleidelijk vanaf de
blijvende onder- en bovenincisieven. apex. Een afwijkende positie van een blijvend element
De bovenincisieven, en vooral de centrale boveninci- valt veelal samen met een afwijkende resorptie van de
sieven, zijn zowel in mesiodistale als in vestibulolin- melkvoorganger en eventueel een naburig element. Bij
guale richting veel groter dan hun melkvoorgangers. agenesie van de opvolger treedt ook resorptie op, maar
Dit is bij de toch al ‘ongunstige’ vorm van de bovenkaak vaak is het resorptieproces dan sterk vertraagd. Wat
– in craniale richting kleiner wat betreft volume – extra echter precies de drijvende kracht is in dit proces, is nog
nadelig wat betreft de ruimte voor de zich ontwikke- niet duidelijk. Het staat echter wel vast dat afwijkingen
lende elementen. Bij de onderincisieven speelt het ver- bij de resorptie van een melkelement de eruptie van de
schil in grootte een kleinere rol. Voor de andere ele- opvolger kunnen beı̈nvloeden.
menten zijn de verschillen minder relevant. Met be- Prematuur verlies van melkelementen, in het bijzon-
trekking tot de tweede premolaar in de onderkaak kan der van melkmolaren, heeft effect op de eruptie van de
worden opgemerkt dat de kiem van dit element gemid- opvolger. Wanneer het prematuur verlies zeer vroeg
deld de meeste ruimte heeft. De divergerende wortels plaatsvindt, leidt dit tot vertraging in het eruptieproces;
evenals de grote mesiodistale afmeting van de tweede prematuur verlies kort voor het natuurlijk verlies leidt
melkmolaar dragen hieraan bij. tot versnelling van het eruptieproces. Het omslagpunt
ligt rond de twaalf maanden voor het tijdstip waarop
39.1.4 eruptie, resorptie, doorbraak natuurlijk verlies zou hebben plaatsgevonden (Fanning,
1962). Een en ander zou te verklaren zijn door het ont-
Elementen erupteren pas nadat de wortelformatie is be- staan van bot op de plaats van het vroeg geëxtraheerde
gonnen. Het te vormen parodontium lijkt een belang- melkelement. Dit bot moet eerst worden geresorbeerd
rijke functie te vervullen (Melcher en Beertsen, 1977). De voordat het blijvende element verder kan erupteren,
snelheid waarmee een element erupteert, is niet con- hetgeen de vertraging in het eruptieproces zou veroor-
stant. Tijdens de vorming van het eerste gedeelte van de zaken. Als het melkelement daarentegen laat geëxtra-
wortel is er sprake van een langzame eruptie. Deze fase heerd wordt, is botvorming niet meer mogelijk door de
wordt gevolgd door een periode waarin het element al te ver geërupteerde opvolger. Omdat dan niets een
versneld erupteert, waarna de snelheid weer afneemt eruptie in de weg staat, kan versnelling van het proces
(Darling en Levers, 1976). De eruptierichting wordt in optreden.
eerste instantie waarschijnlijk bepaald door de kiemlig- De wijze waarop een blijvend gebitselement in de
ging. De richting komt dan overeen met de lengteas van mondholte zichtbaar wordt – doorbreekt – is niet voor
het element. Ruimtelijke verhoudingen rond het ele- alle elementen dezelfde. Daarbij moet onderscheid
ment kunnen de eruptierichting echter beı̈nvloeden. worden gemaakt tussen blijvende gebitselementen zon-
Zowel bij een overvloed aan ruimte, in geval van agene- der en met een voorganger. In de laatste groep is de
sie van een buurelement, als bij gebrek aan ruimte, in manier waarop een premolaar doorbreekt weer te on-
geval van een boventallig element, zijn veranderingen derscheiden van die van een hoektand en incisief. Bij het
van de oorspronkelijke eruptierichting geconstateerd zichtbaar worden van molaren spelen twee processen
(Kim et al., 1960; Di Biase, 1976). Behalve dat ze de een rol: ten eerste het terugtrekken van de gingiva en
eruptierichting beı̈nvloeden, spelen ruimtelijke ver- ten tweede het verder uitgroeien van het element in de
houdingen een rol bij de eruptiesnelheid. Door ruimte- richting van het occlusale vlak.
gebrek kan de eruptie ernstig vertragen en soms zelfs Premolaren breken door onder de kroon van hun
stoppen (Di Biase, 1976). Het scheppen van ruimte kan voorganger. Daarbij trekt de gingiva zich niet terug. De
het eruptieproces weer op gang brengen. kroon van het melkelement wordt als het ware opgetild
Omdat de kiemen van de blijvende gebitselementen en wanneer dit element losraakt, is het occlusale vlak
in verticale zin op verschillende afstanden liggen van van de opvolger al zichtbaar. Soms trekt de gingiva zich
Orthodontie 149

Tabel 39.1 Tijdstip van doorbreken van de blijvende elementen (bron: Nijmeegs Groeionderzoek 1979).

jongens meisjes

gemiddeld sd n gemiddeld sd n

bovenkaak

1 7,20 0,80 166 6,94 0,73 224

2 8,22 0,88 166 7,97 0,96 222

3 11,16 1,68 172 10,89 1,16 250

4 10,27 1,38 172 10,20 1,32 250

5 10,96 1,36 172 10,88 1,52 249

6 6,06 0,92 161 6,10 0,64 210

7 11,87 1,08 172 11,35 2,22 250

onderkaak

1 6,21 0,72 166 6,13 0,64 221

2 7,36 0,73 166 7,21 0,75 224

3 10,34 1,05 172 9,56 0,98 250

4 10,55 1,73 172 10,09 1,38 250

5 11,44 1,87 172 11,35 1,77 247

6 6,21 0,68 166 6,10 0,60 215

7 11,31 1,79 172 11,13 1,97 250

buccaal terug, in het bijzonder bij de bovenpremolaren, Zowel de volgorde als het tijdstip van doorbraak van
en wordt eerst het buccale kroongedeelte zichtbaar. premolaren en hoektand varieert, waarbij bepaalde
Enkele weken of maanden nadat de melkvoorganger volgorden vaker voorkomen dan andere, maar waarbij
verloren is gegaan, breken de blijvende hoektanden en geen enkele theoretisch denkbare volgorde moet worden
incisieven door. Na verlies van het melkelement wordt uitgesloten. De doorbraak van de eerste blijvende mo-
de ontstane wond met gingiva bedekt. Later breekt de laar staat min of meer apart, maar het tijdstip kan va-
blijvende opvolger door, waarbij de gingiva zich terug- riëren. Het tijdstip van doorbreken van de tweede blij-
trekt, zodat in een relatief korte tijd een groot gedeelte vende molaar speelt een rol bij de wisseling van melk-
van de kroon zichtbaar wordt. molaren (Van der Linden, 1978) en wordt dan ook
meestal bij de doorbraakvolgorde van premolaren en
Na doorbraak in de mondholte komen de kronen van de hoektand betrokken.
gebitselementen min of meer in hetzelfde horizontale
vlak. Of een doorbrekend gebitselement een goede po- Na doorbraak in de mondholte erupteren de elementen
sitie in de tandboog kan innemen, hangt af van de be- verder. In deze fase wordt het eruptieproces beı̈nvloed
schikbare ruimte voor de kroon op die plaats, maar ook door het contact met buurelementen, door de muscula-
van de ruimte die de wortel ter beschikking staat. tuur en ten slotte door het contact met de antagonisten.
Is er te weinig ruimte voor een doorbrekend element, Door het contact met buurelementen kan de eruptie wat
dan zal het een afwijkende positie innemen. Deze af- richting en snelheid betreft veranderen en soms zelfs
wijkende stand kan zich later nog herstellen wanneer vroegtijdig tot stilstand komen.
een naburig gebitselement wisselt. Zijn de naburige Het eerste contact met de antagonisten komt meestal
gebitselementen al blijvend, dan is de kans op een betere niet overeen met het einde van het eruptieproces. Het
positie gering. De doorbraakvolgorde speelt dus een rol betreffende element erupteert verder, waarbij de erup-
en is van meer belang als de beschikbare ruimte te klein tierichting zich kan wijzigen, afhankelijk van de plaats
is. De volgorde van doorbreken varieert bij de incisieven van zo’n eerste contact en van het reliëf in het occlusale
weinig: eerst de centrale incisieven, gevolgd door de patroon van de elkaar rakende elementen. Dit stadium
laterale incisieven. Het tijdstip waarop de incisieven wordt beschreven als een fase waarin de elementen een
doorbreken kan per individu echter sterk uiteenlopen evenwicht zoeken. Door het verschil in vorm van het
(zie tabel 39.1). occlusale patroon zijn de processen die zich hierbij in
150 Kindertandheelkunde deel 2

39

j
39:5a
j
39:5b

Figuur 39.5a-b Invloed van de musculatuur.

het front afspelen, gemakkelijker te beschrijven dan in doorbrekende incisieven kan, bij een terugliggende on-
het gebied van de (pre)molaren. Door de vorm van de derkaak, aanleiding zijn tot retrusie dan wel protrusie
frontelementen en de wijze waarop de incisieven van van de bovenincisieven.
onder- en bovenkaak normaal doorbreken, vindt een Afwijkende vorm en functie van de musculatuur
verandering van de eruptierichting vooral plaats in kunnen, naast de genoemde invloeden op de stand van
buccolinguale richting. De vorm van premolaren en de gebitselementen, ook skeletale veranderingen ver-
molaren brengt met zich mee dat niet alleen in het oorzaken.
vestibulolinguale vlak, maar ook in het sagittale vlak Bij kinderen die een beperkte luchtpassage hebben via
wijzigingen kunnen optreden. De hiergenoemde inde- de neus (grote adenoı̈den) en chronisch via de mond
ling is echter een grove. Gezien de talloze manieren ademhalen, kan de groei van de onderkaak relatief meer
waarop elementen met elkaar in contact komen, zijn verticaal zijn gericht, waardoor de kans op het ontstaan
evenzoveel bewegingen mogelijk. van een open beet groter wordt. Tevens zou de trans-
De wijze waarop het eerste contact tussen de gebits- versale ontwikkeling van de bovenkaak negatief worden
elementen van onder- en bovenkaak plaatsvindt, is be- beı̈nvloed.
halve van de hiervoor genoemde factoren, afhankelijk
van de relatie tussen de beide kaken. 39.1.6 van buiten komende factoren

39.1.5 omringende musculatuur Een veelvoorkomende factor die de gebitsontwikkeling


kan beı̈nvloeden, is het vroegtijdig verlies van melk- of
De omringende musculatuur, maar vooral de wijze blijvende gebitselementen. Vroegtijdig verlies wordt
waarop die functioneert, bepaalt mede de posities van de veroorzaakt door:
gebitselementen na doorbraak in de mondholte (figuur – extractie in verband met uitgebreide cariës of peri-
39.5). apicale ontstekingsprocessen;
Aan de ene kant van de tandbogen bevinden zich de
lippen en wangen, aan de andere kant de tong. Van
beide kanten wordt druk op de tandbogen uitgeoefend.
De vorm van de tandbogen en de posities van de gebits-
elementen daarin zijn in evenwicht met de krachten die
erop worden uitgeoefend. Bij tandbogen waarbij sprake
is van een protrusie van onder- en bovenincisieven, zou
een afwijkende tongfunctie een rol spelen (bijv. tong-
persen bij slikken). Een tandboog met diastemen tussen
vrijwel alle gebitselementen zou ook op een afwijkende
tongfunctie terug te voeren zijn. Openbeetrelaties, zo-
j
39:6
wel in het front als in het gebied van (pre)molaren,
zouden samengaan met een grote tong. Figuur 39.6 Prematuur verlies in een gebit met gunstige ver-
De relatie van de onder- en bovenlip ten opzichte van houdingen.
Orthodontie 151

laar eerder doorbreken dan de tweede premolaar. Een


dergelijke doorbraakvolgorde versterkt de mesiale
opschuiving van de eerste blijvende molaar.
– de sagittale en verticale frontrelatie. Wanneer er spra-
ke is van een duidelijke sagittale en verticale overbeet,
is er een grotere kans op distale verschuiving bij pre-
matuur verlies in de onderkaak. De vermoedelijke
oorzaken hiervan zijn de onderlip, sagittaal gelegen
tussen onder- en bovenincisieven, alsmede de ongun-
j
39:7
stige belasting van het onderfront bij de articulatie.

Figuur 39.7 Prematuur verlies in een gebit met ongunstige ver- Trauma
houdingen. Vroegtijdig verlies door trauma betreft meestal de inci-
sieven in de bovenkaak. Wanneer melkincisieven verlo-
ren gaan, is het nadelige effect zoals dat hiervoor is
– trauma, of als gevolg van posttraumatische complica- beschreven, meestal gering. Het ontstane diasteem ver-
ties; andert weinig. Een bijkomend effect van een trauma
– extractie om ruimte te scheppen voor buurelementen. van melkincisieven kan een beschadiging van de kiem
van de opvolger zijn, met als gevolg mogelijke afwij-
Welke invloed vroegtijdig verlies van melkelementen kingen bij het eruptieproces (Andreasen, 2007).
heeft op de gebitsontwikkeling, hangt af van een aantal
factoren. De belangrijkste zijn: Extractie om ruimte te scheppen
– het tijdstip waarop het verlies plaatsvindt, namelijk Als derde en laatste punt is genoemd extractie bij
korter of langer dan twaalf maanden voor de natuur- ruimtegebrek. Bij het melkgebit speelt ruimtegebrek
lijke exfoliatie (zie paragraaf 39.1.4). geen rol, maar dat wordt anders wanneer de melkinci-
– de verhouding tussen de grootte van de elementen en sieven worden vervangen door blijvende incisieven. Is er
de kaak waarin ze zich bevinden, in het bijzonder de te weinig ruimte in de tandboog, dan kunnen de blij-
verhoudingen in het achterste gedeelte van de onder- vende incisieven niet de juiste positie in de tandboog
kaak (figuur 39.6 en 39.7). In dentities waar relatief innemen. Een gedrongen stand (overlappende, ge-
veel ruimte voor de elementen aanwezig is, heeft pre- draaide incisieven) is dan het gevolg. Soms is het ruim-
matuur verlies geen nadelig effect (figuur 39.8). tegebrek zo groot dat bij de eruptie van een blijvende
Vroegtijdig verlies heeft waarschijnlijk ook geen na- laterale incisief de naburige melkhoektand meeresor-
delig effect wanneer er sprake is van relatief grote beert en prematuur verloren gaat. De blijvende front-
melkelementen in mesiodistale zin ten opzichte van elementen hebben dan meer ruimte en kunnen een
de blijvende opvolgers en wanneer er diastemen aan- goede stand ten opzichte van elkaar innemen. In de
wezig zijn. Het nadelige effect van vroegtijdig verlies tweede wisselfase ontstaan dan problemen, omdat de
neemt progressief toe naarmate er minder ruimte in ruimte voor de blijvende hoektand te klein en soms zelfs
het melkgebit is (figuur 39.9). helemaal verdwenen is. Wanneer de blijvende incisieven
– welk element vroegtijdig verloren is gegaan. Verlies in een gedrongen positie staan, worden de melkhoek-
van melkincisieven heeft minder gevolgen dan verlies tanden nogal eens geëxtraheerd. Extractie levert dan
van melkmolaren en melkhoektanden. Er kan ook hetzelfde beeld op als het hiervoor beschreven prema-
onderscheid worden gemaakt tussen onder- en bo- ture verlies. Extractie is dan ook uitsluitend geı̈ndiceerd
venkaak. Bij vroegtijdig verlies van melkmolaren in wanneer het ruimtegebrek zodanig is dat later zeker één
de bovenkaak wordt het ontstane diasteem kleiner of meer blijvende elementen moeten worden opgeof-
door een mesiale opschuiving van het distaal van het ferd. In alle andere situaties is het beter voorlopig met
diasteem gelegen element. Vooral bij verlies van de een gedrongen stand van de blijvende incisieven genoe-
tweede melkmolaar in de bovenkaak schuift de eerste gen te nemen en pas in de tweede wisselfase handelend
blijvende molaar snel naar mesiaal (Richardson, 1965). in te grijpen. Extractie van één of meer blijvende
De opschuiving gaat veelal gepaard met een rotatie en gebitselementen in de tweede wisselfase kan in een en-
een kanteling. In de onderkaak daarentegen is de kel geval de verdere gebitsontwikkeling zodanig gun-
mesiale opschuiving niet zo groot als in de boven- stig beı̈nvloeden dat een orthodontische behandeling
kaak. Ook de mesiaal van het diasteem gelegen ele- niet nodig is. De voorwaarden waaraan een individuele
menten verschuiven naar distaal. gebitsontwikkeling moet voldoen om verdere behande-
– de doorbraakvolgorde. Prematuur verlies vertraagt ling te voorkomen door een dergelijke extractieproce-
soms de eruptie en de doorbraak van de opvolger (zie dure, worden later in dit hoofdstuk uiteengezet (zie
paragraaf 39.1.4). Als de tweede melkmolaar prema- paragraaf 39.3.5).
tuur verloren is gegaan, kan de tweede blijvende mo- In de periode na de eerste wisselfase moet soms een
152 Kindertandheelkunde deel 2

39

j
39:8 j
39:9

Figuur 39.8 Prematuur verlies zonder nadelig effect. Hetzelfde Figuur 39.9 Prematuur verlies met nadelige gevolgen. Hetzelfde
gebit als in figuur 39.6. gebit als in figuur 39.7.

beslissing worden genomen om de eerste blijvende mo- zichtbaar zijn, maar of dit ook tot latere afwijkingen zal
laar uitgebreid te restaureren, dan wel te extraheren. leiden, is nauwelijks voorspelbaar. Een en ander kan
Enkele factoren die bij zo’n beslissing een rol spelen, deel uitmaken van een syndroom. Het aantal aange-
komen in paragraaf 39.3.4 ter sprake. Na de eerste wis- legde melkelementen wijkt maar zelden af. Treedt er
selfase is trauma en verlies van één of meer blijvende agenesie in het melkgebit op, dan treft men in het blij-
incisieven in de bovenkaak nogal eens de oorzaak van vende gebit vaker agenesie aan (Ravn, 1971). Daarnaast is
een afwijkende gebitsontwikkeling (zie paragraaf 39.3.2 partiële of gehele anodontie geconstateerd bij ectoder-
en 39.3.4). male dysplasie.
Het tijdstip van het begin van de ontwikkeling van
melkelementen en de doorbraak ervan kan variëren (zie
39.2 Stadia van de dentale ontwikkeling en tabel 39.1). De meest voorkomende (35%) doorbraak-
de factoren die daarbij een rol spelen volgorde is: centrale onderincisief, centrale boveninci-
sief, laterale bovenincisief, laterale onderincisief, eerste
39.2.1 doorbraak melkelementen bovenmolaar, eerste ondermolaar, bovenhoektand, on-
derhoektand en tweede ondermolaar, tweede bovenmo-
In de periode van de gebitsontwikkeling waarbij voor laar (Kooy, 1982). De variatie in doorbraaktijden van
het eerst elementen direct zichtbaar worden, komen tijdelijke gebitselementen is onderzocht in samenhang
verhoudingsgewijs weinig problemen voor. Van de in de met de duur van de zwangerschap, gewicht en lengte bij
vorige paragraaf genoemde factoren speelt slechts een geboorte en de lichamelijke ontwikkeling op het tijdstip
enkele een rol van betekenis. van doorbraak. Uit de geringe samenhang van de di-
Over de kaakgroei en kaakrelatie kan worden opge- verse variabelen mag worden geconcludeerd dat de ont-
merkt dat in deze fase alleen ernstige groeistoornissen wikkeling van het melkgebit een min of meer onafhan-
een beslissende invloed hebben, zoals schisis, ankylose kelijk proces is (Kooy, 1982).
van het kaakgewricht en agenesie van de condylus. Het doorbraakproces wordt geassocieerd met veel
Naast deze ernstige groeistoornissen kan bijvoorbeeld verschijnselen, zoals darmstoornissen, slapeloosheid,
een sagittale onderontwikkeling van de bovenkaak huilen enzovoort. In het door Kooy (1982) verrichte on-
Orthodontie 153

derzoek is echter geen relatie tussen bovengenoemde bolisch dan cirkelvormig) hebben niet direct nadelige
effecten en het ‘krijgen van tanden’ gevonden. consequenties voor de doorbrekende blijvende incisie-
De ruimtelijke verhoudingen tussen kaken en melk- ven. Pas wanneer diastemen in het melkgebit ontbre-
elementen zijn meestal zodanig dat zowel bij de ont- ken, moet men bedacht zijn op problemen bij de verdere
wikkeling van de melkelementen binnen de processus gebitsontwikkeling.
als bij de doorbraak geen problemen ontstaan. Van Afgezien van een afwijkende kaakrelatie, kan de rela-
ruimtegebrek is nagenoeg nooit sprake. tie tussen de tandbogen op dentaal niveau worden ver-
In deze fase van de gebitsontwikkeling zijn diastemen stoord. Vooral in transversale zin passen de knobbels
een normaal verschijnsel. De omringende musculatuur van de onder- en bovenkaak soms niet goed in elkaar en
(tong, lip en wangen), en van buiten komende invloeden veroorzaken dan een dwangbeet.
als duim-, vinger- en speenzuigen hebben in deze fase Wanneer de ruimte voor de kiemen van de blijvende
nog weinig effect. Pas wanneer de melkelementen vol- incisieven erg klein is, kunnen afwijkingen ontstaan ten
ledig zijn doorgebroken en wat langer onder invloed opzichte van een normale gebitsontwikkeling. De ont-
staan van de hiervoor genoemde factoren, kunnen er wikkeling van de kiem van de centrale incisief kan dan
zichtbare effecten optreden. gepaard gaan met zowel resorptie van zijn melkvoor-
ganger als van de naburige laterale melkincisief. Het-
39.2.2 volledig melkgebit zelfde kan zich voordoen bij de ontwikkeling van de
laterale blijvende incisief, waarbij de melkhoektand re-
De periode waarin het melkgebit volledig is doorgebro- sorbeert. Dit vroegtijdige verlies van melkelementen is
ken, verloopt meestal zonder problemen. De grootte van een signaal voor latere problemen (zie paragraaf 39.1.6).
de onder- en bovenkaak neemt in sagittale zin geleide- Zoals aan het einde van paragraaf 39.1.5 is beschreven,
lijk toe, daarmee plaatsmakend voor de zich ontwikke- krijgen gebitselementen na doorbraak te maken met de
lende eerste blijvende molaren. Hetzelfde geldt voor de invloed van de omringende musculatuur, maar in deze
verticale dimensie, waarbij een toename ten goede komt fase van de gebitsontwikkeling is die invloed gering.
aan de zich ontwikkelende incisieven, hoektanden en Afwijkingen waarvan de oorzaak in een abnormale
premolaren van het blijvende gebit. Zijn er in deze pe- functie van die musculatuur zou kunnen worden ge-
riode direct in de mond weinig veranderingen te zien, in zocht, komen zelden voor. Anders is dat voor afwijkende
de kaken gebeurt er veel. gewoonten, zoals duim- en vingerzuigen. Afhankelijk
Voor de kiemen van de blijvende gebitselementen is van de manier en van de frequentie van het zuigen,
verhoudingsgewijs weinig ruimte beschikbaar (zie fi- kunnen reeds op deze leeftijd beginnende afwijkingen
guur 39.1 en 39.2). Die verhouding is in de bovenkaak in de tandstand worden aangetroffen.
ongunstiger dan in de onderkaak, zoals hiervoor be- Ook fronttraumata en verlies van één of meer melk-
schreven. De tandbogen van het volledige melkgebit incisieven komen in deze periode ter sprake, waarbij
zijn normaal halfrond en worden gekenmerkt door de vooral de bijkomende mogelijke aantasting van de blij-
aanwezigheid van diastemen. De as van de melkele- vende kiemen invloed heeft op de latere wisseling. Op
menten staat daarbij min of meer loodrecht op het oc- zevenjarige leeftijd is er bij 30% van de kinderen sprake
clusievlak. Afwijkingen in boogvorm (bijv. meer para-

j
39:10a j
39:10b

Figuur 39.10a-b Profielen van afwijkende kaakrelaties in sagittale en verticale richting.


154 Kindertandheelkunde deel 2

geweest van een trauma in het melkgebit (Andreasen, De ontwikkeling en vooral de mineralisatie van de kro-
2007). nen van de eerste blijvende molaren zijn soms zodanig
dat langdurig behoud van deze elementen twijfelachtig
39.2.3 eerste wisselfase wordt. Extractie van deze elementen beı̈nvloedt de ge-
bitsontwikkeling ingrijpend (zie paragraaf 39.3.3).
In de eerste wisselfase spelen de meeste van de in para- Zoals in paragraaf 39.2 is beschreven, liggen de kiemen
graaf 39.1 genoemde factoren een duidelijke rol. De van de blijvende incisieven vaak opeengedrongen in de

39 kaakgroei en in het bijzonder de kaakrelatie bepalen


mede de positie van de incisieven en eerste blijvende
molaren van onder- en bovenkaak ten opzichte van
kaak. Dit heeft duidelijke consequenties bij de door-
braak. De blijvende onderincisieven breken linguaal van
de melkvoorgangers door en bewegen na verlies van hun
elkaar (figuur 39.10). melkvoorgangers naar ventraal. Als een incisief als kiem
Een sagittaal verschil tussen onder- en bovenkaak be- in eerste aanleg gedraaid ligt, zal het element ook ge-
moeilijkt het ontstaan van een goed contact tussen on- draaid doorbreken. Ruimtelijke verhoudingen op het
der- en bovenincisieven. De bovenincisieven kunnen niveau van de tandboog en de musculatuur bepalen of
voor de onderlip komen, met als gevolg een protrusie zo’n element in een goede positie in de tandboog kan
van de bovenincisieven die gepaard gaat met een verti- komen. Vooral in de bovenkaak breken incisieven vol-
cale overeruptie (diepe beet) van zowel de onder- als gens verschillende patronen door, gebaseerd op hun lig-
bovenincisieven. Omgekeerd kan een sagittaal verschil ging als kiem binnen de kaak. Typische voorbeelden
tussen onder- en bovenkaak leiden tot een omgekeerde daarvan zijn geroteerde centrale bovenincisieven en een
frontrelatie. Sagittale kaakrelatieafwijkingen komen in bovenfront dat een waaierstand vertoont.
de molaarstreek tot uiting in een sagittale knobbel/
knobbelrelatie, dan wel in een volledige knobbelver- 39.2.4 gemengde dentitie
schuiving van mesiaal of distaal.
In transversale zin kunnen afwijkingen tussen onder- De fase van de gemengde dentitie wordt ook wel de
en bovenkaak voor problemen zorgen bij het in occlusie rustperiode genoemd, maar deze aanduiding is eigenlijk
komen van de eerste blijvende molaren. Daardoor kun- misleidend. Weliswaar ontstaan er onder normale om-
nen kruisbeten of schaarbeten ontstaan, al of niet ge- standigheden weinig zichtbare veranderingen in de
combineerd met laterale dwangbeten. mondholte, maar in de kaken verandert er wel veel. In
deze periode rijst bij een aantal afwijkende gebitsont-
Is er sprake van agenesie, dan betreft dit in ongeveer 2% wikkelingen de vraag of en wanneer er orthodontisch
van de gevallen de laterale bovenincisieven en in 0,3% de moet worden ingegrepen.
centrale onderincisieven. Daarnaast zijn de laterale bo- Afwijkingen in kaakgroei en kaakrelatie beginnen in
venincisieven vaak afwijkend van vorm (kegeltand). deze periode meer op te vallen. Door de verhoudings-
Naast agenesieën kent men ook het verschijnsel van bo- gewijs grote blijvende gebitselementen – vergeleken
ventallige elementen. Deze elementen of sterk afwij- met het gehele gelaat – vallen vooral die sagittale afwij-
kende vormen daarvan, liggen meestal bij de bovenin- kingen op waarbij de bovenkaak relatief meer voor-
cisieven (mesiodens). Hoe meer naar incisaal een derge- waarts ligt. Tevens kunnen in deze periode al sympto-
lijk overtollig element ligt des te ernstiger kunnen de men worden onderkend die wijzen op een relatief grote
eruptie en doorbraak van een centrale incisief worden sagittale groei van de onderkaak. Voorbeelden daarvan
belemmerd. zijn omgekeerde frontbeten zonder dat er sprake is van

j
39:11

j
39:12

Figuur 39.11 Positie van de blijvende elementen ten opzichte Figuur 39.12 Positie van blijvende gebitselementen ten opzichte
van de melkelementen op vier- à vijfjarige leeftijd. van melkelementen op acht- à negenjarige leeftijd.
Orthodontie 155

een dwangbeet, ‘end-to-end’-frontrelaties en een vlak schijnlijk problemen zullen ontstaan. In de onderkaak
profiel. is dit veel minder het geval. Of er problemen ontstaan,
In deze periode zijn zowel in verticale als in trans- hangt af van de onderlinge verhouding in de mesiodis-
versale zin weinig veranderingen te constateren. Reeds tale afmetingen van de melkelementen en in die van
aanwezige afwijkingen in verticale en transversale zin hun opvolgers. Waar deze problemen zich voordoen,
kunnen verergeren dan wel afnemen, maar dit gaat vaak heeft dit te maken met de doorbraakvolgorde. Van de
zeer geleidelijk. uitwendige factoren die in deze fase een rol spelen, zijn
In de kaken ontwikkelen zich de kiemen van blij- traumatische beschadigingen van de bovenincisieven en
vende hoektand, premolaren en tweede molaar gestaag prematuur verlies van melkmolaren de belangrijkste.
in verticale zin (figuur 39.12). Daarnaast verandert hun Op veertienjarige leeftijd heeft 20% van de kinderen
onderlinge positie, vooral in verticale zin. Deze veran- (Andreasen et al., 2007) al een traumatische beschadi-
deringen hebben hun weerslag op de in de mond zicht- ging van de frontelementen opgelopen.
bare gebitselementen. Door de vorm van onder- en bo- Kinderen met ‘vooruitstekende’ bovenincisieven heb-
venkaak beı̈nvloeden de blijvende hoektand en de inci- ben een grotere kans op een beschadiging dan kinderen
sieven elkaar. Vooral in de bovenkaak liggen de kiem met een normale occlusie. Verlies van één of meer inci-
van de hoektand en de wortel van de laterale incisief sieven heeft vanzelfsprekend invloed op het vervolg van
dicht tegen elkaar. de gebitsontwikkeling. In het algemeen wordt ernaar
De eruptie van de hoektand veroorzaakt een verande- gestreefd de tandbogen zodanig te herstellen – door
ring in de stand van de laterale incisief, namelijk een elementen naar mesiaal te verschuiven – dat een pro-
verplaatsing naar mesiaal als er ruimte beschikbaar is in thetische vervanging kan worden voorkomen. Prema-
het front. Weinig ruimte binnen de processus heeft tuur verlies zal bij het afnemen van de cariësfrequentie
waarschijnlijk ook invloed op de doorbraakvolgorde. In een steeds kleinere rol gaan spelen.
aanleg bevindt de kiem van de blijvende hoektand zich
het verst van het occlusale vlak. Door ruimtegebrek De gevolgen van prematuur verlies van melkmolaren is
binnen de processus kan de kiem als het ware opgeslo- een controversieel onderwerp. Sommige auteurs bewe-
ten raken, in zijn eruptierichting worden belemmerd en ren dat de schade meestal gering is, andere pleiten voor
vertraagd doorbreken (zie paragraaf 39.1.3). Over het het direct plaatsen van apparatuur om het ontstane di-
algemeen is de ruimte binnen de processus in de bo- asteem open te houden (Macena et al., 2011). Feit is ech-
venkaak ter plaatse van de hoektand het kleinst. Afwij- ter dat in sommige gevallen prematuur verlies niet tot
kingen in de ligging van de kiem van die hoektand ruimteverlies leidt en in andere situaties wel (Van der
hebben dan ook meer gevolgen dan bij andere elemen- Linden, 2010).
ten. Afgezien van de derde molaren is de blijvende bo- Zoals beschreven in paragraaf 39.1.6, speelt een aantal
venhoektand het element dat het meest frequent gere- factoren een rol bij de gevolgen van prematuur verlies,
tineerd is De eruptie en doorbraak van de premolaren namelijk tijdstip van verlies, ruimtelijke verhoudingen
zijn constanter, omdat die min of meer beschut liggen en welk element. Het registreren van deze factoren kan
tussen de wortels van hun voorgangers. Distaal achter helpen bij de beslissing of een melkelement met veel
de tandboog ontwikkelt zich de tweede blijvende mo- moeite behouden moet worden, of dat extractie op zijn
laar. De vorm van de kaken brengt met zich mee dat plaats is, zonder al te veel risico voor de verdere gebits-
wanneer de sagittale groei van de kaak weinig ruimte ontwikkeling. Is extractie niet te vermijden, dan is in
laat voor de eruptie van de tweede molaar, dit in de die gevallen waar meer factoren een ongunstige invloed
onderkaak op meer moeilijkheden zal stuiten dan in de hebben, het nemen van een aantal maatregelen geı̈ndi-
bovenkaak. De tandboog in de bovenkaak is in deze ceerd. Deze maatregelen zijn beschreven in paragraaf
periode in de zijdelingse delen aaneengesloten, terwijl 39.3.3.
diastemen tussen de blijvende incisieven niet abnormaal
zijn. In de zijdelingse delen van de onderkaak is de 39.2.5 tweede wisselfase
tandboog ook aaneengesloten, maar een gering ruimte-
gebrek in de incisiefstreek komt vaak voor. De processen die in de tweede wisselfase plaatsvinden,
De diastemen in het bovenfront komen ten goede aan bepalen voor een belangrijk deel hoe het blijvende gebit
de blijvende hoektand, wanneer die als laatste element er ten slotte zal uitzien. Dit geldt zowel voor de posities
doorbreekt en de melkcuspidaat slechts weinig ruimte van de elementen binnen de tandboog (kaak), als voor de
in mesiodistale zin heeft achtergelaten. Het ruimtege- relatie die de gebitselementen van onder- en bovenkaak
brek in het onderfront kan minder worden wanneer de ten opzichte van elkaar innemen. Wat dit laatste betreft,
wisseling gunstig verloopt en er in mesiodistale zin kan er nogal wat veranderen. De tweede wisselfase valt
ruimte vrijkomt bij wisseling van de tweede melkmo- over het algemeen samen met de periode waarin het
laar. lichaam versneld groeit. Dat geldt ook voor het hoofd;
Ruimtegebrek in het bovenfront in de fase van de ge- de relatie tussen onder- en bovenkaak kan zich in deze
mengde dentitie is een teken dat er later hoogstwaar- periode wijzigen. Gelet op de bestaande kaakrelatie, kan
156 Kindertandheelkunde deel 2

men zich wel een oordeel vormen over de mate en de in de tandboog is. Vooral voor de positie van deze ele-
richting van de groei van beide kaken en over de onder- menten is ruimtegebrek dan nadelig.
linge verschillen. Daarbij is er over het algemeen een Bij ruimtegebrek is de doorbraakvolgorde van belang
kleine kans dat duidelijke afwijkingen in de kaakrelatie voor de uiteindelijke positie van de elementen. Wanneer
worden gecorrigeerd in de fase van versnelde groei, en er voldoende ruimte in de tandboog is, kunnen de blij-
moet eerder met een voortzetting van hetzelfde groei- vende elementen min of meer onafhankelijk van elkaar
patroon rekening worden gehouden. Het is niet moge- doorbreken en een goede positie in de tandboog inne-

39 lijk nauwkeurig te voorspellen hoeveel en in welke


richting er een verandering zal optreden. Vooral de on-
derkaak kan in deze periode van groeirichting verande-
men. Bij ruimtegebrek gaat de doorbraakvolgorde mee-
spelen, alsmede het individuele verschil in grootte tus-
sen melkelement en opvolger. Het laatst doorbrekende
ren en zo de onderlinge relatie beı̈nvloeden (Björk, element ondervindt dan de grootste problemen.
1963). Van een duidelijke groeispurt is echter niet altijd De eruptie van een element kan afwijken omdat de
sprake (Roede en Van ’t Hof, 1979). In het gehele proces kiem bij aanleg of in de eerste fase van de ontwikkeling
van de groei van het craniofaciale skelet zijn wel ten- een abnormale positie inneemt. De eruptie kan ook later
densen te beschrijven, maar door de individuele variatie ingrijpend veranderen door abnormale resorptie van de
moet bij het voorspellen van de groei van een individu melkvoorganger. Ankylose van melkmolaren of eenzij-
de nodige terughoudendheid in acht worden genomen. dige wortelresorptie kan de eruptie wijzigen in zowel
Naast de relatie tussen onder- en bovengebitselementen snelheid als richting. Ankylose uit zich door een infra-
is de tweede wisselfase belangrijk voor de uiteindelijke positie van het betreffende element en in extreme vorm
positie van de gebitselementen binnen de tandboog. Dit kan een element daarbij zelfs onder de gingiva verdwij-
geldt zowel voor de elementen die al zijn doorgebroken nen (submerging). Asymmetrische resorptie uit zich
als voor de elementen die in deze periode gaan door- meestal in het persisteren van een element of een ge-
breken. deelte daarvan na doorbraak van de opvolger. Persiste-
ren van melkelementen kan echter ook het gevolg zijn
Zoals beschreven in paragraaf 39.1.3, is de ruimte in de van agenesie van de opvolger.
bovenkaak waarin de blijvende hoektand en de eerste
premolaar zich ontwikkelen, beperkt en dit heeft ge- 39.2.6 het volledige blijvende gebit tot
volgen voor de positie van de laterale incisief. Daarbij achttien jaar
kan een sterk afwijkende stand van de laterale boven-
incisief optreden: naar distaal getipt en/of geroteerd. Of In de periode na de tweede wisselfase is de kaakgroei
deze positie verandert, is afhankelijk van de manier nog niet voltooid. Ook dan kunnen nog veranderingen
waarop de blijvende hoektand erupteert en van de in kaakrelatie optreden, die meestal een voortzetting
ruimte die in de tandboog aanwezig is. Bij een sterk zijn van een reeds aanwezig groeipatroon. Een voor-
afwijkende stand van de laterale incisief moet men ech- beeld hiervan is de grotere sagittale groei van de onder-
ter wel rekening houden met de mogelijkheid van een kaak in vergelijking met de bovenkaak, die tot uiting
verkeerde kiemligging en dientengevolge met een gere- komt in een steeds grotere sagittale discrepantie tussen
tineerde hoektand. In de onderkaak is de ruimte voor de onder- en bovenfront: een toename van de omgekeerde
kiemen van hoektand en eerste premolaar meestal gun- frontbeet. Men mag aannemen dat omstreeks het acht-
stiger. De blijvende hoektand, die in de onderkaak vaak tiende jaar de kaakgroei voltooid is en er daarna geen
als eerste doorbreekt, heeft in eerste instantie te weinig zichtbare veranderingen in de kaakrelatie meer optre-
ruimte in de tandboog. Een niet-optimaal contact tus- den. Uitzonderingen daargelaten.
sen hoektand en laterale incisief is daarvan het gevolg. Gedurende de adolescentie komt de dentitie relatief
Dit kan verbeteren wanneer bij de wisseling van de iets dorsaal ten opzichte van de beide kaakbases. De
tweede melkmolaar ruimte vrijkomt en de hoektand incisieven komen daarbij in verticale zin rechter te
zich naar distaal kan verplaatsen. Afhankelijk van de staan. Toename van de ‘crowding’ in de incisiefstreek,
hoeveelheid vrijgekomen ruimte en de snelheid waar- met name onder, kan hiervan het gevolg zijn. In deze
mee die ruimte van distaal door de eerste blijvende mo- periode ontwikkelt zich de derde molaar. Soms is deze
laar wordt ingenomen, kan een geringe ‘crowding’ in molaar niet aangelegd (ongeveer 17%). Het tijdstip
het onderfront verbeteren. Doorbraak van de tweede waarop dit element zich begint te ontwikkelen, verschilt
blijvende molaar voor de wisseling van de tweede individueel sterk, maar komt niet later dan op vijftien- à
melkmolaar en weinig ruimte voor de tweede blijvende zestienjarige leeftijd op gang. Ook de ruimte die voor de
molaar zijn factoren die de mesiale verschuiving van de derde molaar in de kaak aanwezig is, loopt sterk uiteen.
eerste molaar kunnen versterken (Richardson, 1983). Vooral in de mandibula is er nogal eens sprake van
ruimtegebrek, waardoor dit element niet doorbreekt en
In de bovenkaak is de hoektand vaak het laatste element geretineerd blijft.
dat doorbreekt; het contact tussen laterale incisief en In de bovenkaak ondervindt de derde molaar meestal
hoektand wordt sterk bepaald door de ruimte die er nog weinig problemen. Of de derde molaar van invloed is op
Orthodontie 157

verschuivingen in de rest van de tandboog, is een vraag geen directe nadelige gevolgen voor de ruimte in de
die niet eenduidig kan worden beantwoord. tandboog. Problemen kunnen ontstaan wanneer ook de
Onderzoeken waarbij de derde ondermolaar aan één kiemen van de blijvende elementen zijn getroffen. Een
zijde wel en aan de andere zijde niet werd verwijderd, dergelijk trauma kan leiden tot afwijkingen in het
wijzen op een verhoogde kans op toename van ‘crowd- eruptieproces. In deze periode is ingrijpen echter
ing’ aan de zijde waar niet werd geëxtraheerd. Ook de meestal niet geı̈ndiceerd. Men moet wachten tot de
ruimte die distaal van de tweede molaar aanwezig is eerste wisselfase, waarbij rekening moet worden ge-
lijkt hierop van invloed; minder ruimte geeft meer kans houden met een vertraagde doorbraak op grond van het
op toename van ‘crowding’ (Lindquist enThilander, feit dat de voorganger prematuur verloren is gegaan.
1982). Bovendien wordt vaak verondersteld dat ook de In het melkgebit kunnen afwijkende gewoonten zoals
wijze waarop de gebitselementen in de tandboog met duim- en vingerzuigen een abnormale tandstand ver-
elkaar contact maken, het verschuiven van die gebits- oorzaken. Het stoppen van dergelijke gewoonten is
elementen beı̈nvloedt. Het contact tussen de hoektand weliswaar gunstig voor een goede wisseling van het
en de laterale incisief, waarbij de hoektand iets buccaal front, maar men moet daarbij niet te veel dwang uitoe-
van de laterale incisief staat, zou verschuiving in de fenen. Het is aan te bevelen het kind in een vroeger
hand werken. De hoektand zou dan, wanneer er vanaf stadium van de ontwikkeling te laten overschakelen van
distaal druk wordt uitgeoefend, gemakkelijker langs de duim- of vingerzuigen naar fopspeenzuigen. Kinderen
laterale incisief glijden en ‘crowding’ ter plaatse verer- stoppen eerder met speenzuigen dan met duim- of vin-
geren. gerzuigen.

39.3.3 afwijkingen in de eerste wisselfase


39.3 Afwijkingen in de verschillende stadia
van de gebitsontwikkeling en de De eerste wisselfase is een periode waarin zich de eerste
begeleiding daarvan echte orthodontische problemen voordoen die om een
juiste begeleiding vragen. Allereerst kunnen afwijkin-
39.3.1 afwijkingen bij de doorbraak van gen in de kaakrelatie bestaan. In sagittale zin kan een
melkelementen gering verschil in de relatie tussen onder- en bovenkaak
aanleiding zijn tot het ontstaan van een omgekeerde
Zoals in paragraaf 39.2.1 is beschreven, zijn er in de frontbeet. Geringe verschillen kunnen nog dentaal
periode waarin de melkelementen doorbreken, weinig worden opgelost door bijvoorbeeld protrusie van de bo-
problemen die begeleiding nodig hebben. Veelal blijft venelementen en /of retrusie van onderincisieven (fi-
het bij het constateren van de afwijking en is ingrijpen guur 39.13 en 39.14). Is het verschil duidelijker, dan
niet geı̈ndiceerd. biedt een zuiver dentale verplaatsing geen oplossing.
Men kan op verschillende manieren beoordelen of het
39.3.2 afwijkingen in het volledige relatieverschil ernstig is of niet.
melkgebit Wanneer de onderincisieven niet in een ‘end-to-end’-
relatie met de bovenincisieven kunnen worden ge-
Ook in deze periode is er veelal weinig reden tot ingrij- bracht, wijst dit in de richting van een skeletale afwij-
pen. Op grond van het aantal en de grootte van de dia- king. Dit geldt ook als het een volledige (alle incisieven)
stemen kan wel een vermoeden worden uitgesproken omgekeerde frontbeet betreft en de sagittale asrichting
over de beschikbare ruimte voor de blijvende elementen, van onder- en bovenincisieven duidelijk afwijkt: boven-
maar veel houvast biedt dit niet. Hetzelfde geldt voor de incisieven al duidelijk in protrusie en/of de onderinci-
relatie tussen onder- en bovenkaak. sieven al duidelijk in retrusie met een mesio molaaroc-
Bij duidelijk sagittale of verticale afwijkingen is de clusie (figuur 39.15) Wanneer er sprake is van een der-
kans op spontane correctie minder groot, maar de vraag gelijke skeletale afwijking in sagittale zin (mesiorelatie),
of ooit een orthodontische behandeling geı̈ndiceerd is, moet niet te lang worden gewacht met behandeling
is niet te beantwoorden. (verwijzing naar een orthodontist).
De ‘natuurlijke’ relatie tussen onder- en bovenkaak Als gevolg van sagittale afwijkingen in de andere
kan worden gecamoufleerd door een dwangbeet. Bij richting (distorelatie) kan een afstand ontstaan tussen
zo’n situatie zijn de melkhoektanden nogal eens be- onder- en bovenincisieven. Afhankelijk van de ernst van
trokken. Behandeling van dwangbeten moet worden de afwijking is ingrijpen nodig. Bij ernstige sagittale
beperkt tot het beslijpen van het storende element. In- afwijkingen – onder andere ook te constateren aan de
dien de dwangbeet daarmee niet wordt gecorrigeerd, is afwijkende molaarrelatie van meer dan een premolaar-
verder afwachten geboden totdat de eerste blijvende breedte – is vroegtijdig ingrijpen geı̈ndiceerd, omdat
elementen doorbreken. dan zo lang mogelijk van de groeibeı̈nvloeding kan
Een trauma in het melkgebit heeft, wanneer het uit- worden geprofiteerd.
sluitend het verlies van de melkincisieven betreft, veelal Tevens wordt daarbij het risico van een fronttrauma
158 Kindertandheelkunde deel 2

39
j
39:13b

j
39:13a

Figuur 39.13a-b Omgekeerde frontbeet berust op dentale


afwijking met prematuur contact 21/31.

j
39:14

Figuur 39.14 Gecorrigeerde omgekeerde dentale overbeet na


interceptieve behandeling. Herstel recessie gingiva 31.

j
39:15a j
39:15b

Figuur 39.15a-b Omgekeerde frontbeet die berust op een skeletale afwijking

verkleind. Ook de asrichting van de onder- en boven- sagittale afwijking minder ernstig is, langer met een
incisieven in sagittale zin speelt een rol bij de beoorde- behandeling worden gewacht. Daarbij gelden als crite-
ling of de afwijking meer skeletaal dan wel meer dentaal ria dat een behandeling zo kort mogelijk moet zijn en
is. Een sagittale afstand tussen onder- en bovenincisie- dat een behandeling pas definitief is afgesloten als alle
ven kan bijvoorbeeld berusten op een afwijkende as- blijvende elementen (de derde molaar uitgezonderd)
richting – protrusie van de bovenincisieven, en/of re- zijn doorgebroken en de kaakgroei niet meer als een
trusie van de onderincisieven – waarvan de correctie een risicofactor wordt gezien.
dentaal karakter heeft en de behandeling minder leef-
tijdsgebonden is. Over het algemeen zal naarmate de
Orthodontie 159

Afwijkingen in verticale zin zijn de diepe beet en de 2% van alle kinderen agenesie van één of beide blijvende
open beet. Een diepe beet komt meestal pas in de tweede laterale incisieven in de bovenkaak kan worden ver-
wisselfase in aanmerking voor een behandeling. Een wacht. Bij een dergelijke agenesie zijn de symptomen:
open beet kan in deze fase al worden benaderd wanneer persistentie van de laterale melkincisieven na 7,4 jaar
er duidelijk functionele factoren een rol spelen. Men (gemiddeld) en/of het niet-doorbreken van de blijvende
kan in deze fase bijvoorbeeld proberen het duim- of laterale incisieven na (gemiddeld) 8,2 jaar. Een bijko-
vingerzuigen te laten afwennen, een afwijkend slikpa- mend symptoom van agenesie kan zijn het doorbreken
troon te corrigeren of de mondademhaling te laten van de blijvende centrale incisieven met een centraal
overgaan naar een neusademhaling. Als dergelijke cor- diasteem, hetgeen resulteert in het verlies van de late-
recties slagen, waarbij het verwachtingspatroon niet rale melkincisieven. Dit diasteem blijft bestaan, in te-
hooggespannen moet zijn, treedt soms al een spontane genstelling tot de normale situatie, omdat er geen me-
verbetering op in de verticale kaakrelatie. In transver- siale druk kan worden uitgeoefend door de laterale in-
sale zin kunnen de eerste blijvende molaren een afwij- cisieven.
kende occlusie vertonen. In geval van een bijkomende Bij unilaterale agenesie van een blijvende laterale in-
dwangbeet is handelend ingrijpen geboden; meestal cisief in de bovenkaak is de aanwezige contralaterale
expansie in de bovenboog. incisief vaak sterk gereduceerd in grootte, soms tot een
kegeltand. Dit heeft tot gevolg dat zonder orthodonti-
In deze fase zijn afwijkingen in de stand van de blij- sche behandeling zelden een goede occlusie zonder
vende incisieven binnen een kaak heel normaal (zie pa- middenlijnverschuiving tot stand komt.
ragraaf 39.2.3). Symptomen van duidelijk ruimtegebrek Bij 0,3% van alle kinderen kan men ook agenesie van
zijn onder andere het vroegtijdige verlies van melk- blijvende centrale incisieven in de onderkaak verwach-
hoektanden bij de doorbraak van blijvende laterale in- ten, hetgeen in de eerste wisselfase kan worden ontdekt.
cisieven en het ontbreken van diastemen of de aanwe- De voornaamste symptomen zijn persistentie van de
zigheid van overlappende incisieven in het bovenfront. melkincisieven na (gemiddeld) 5,6 jaar en/of geen door-
Soms moet in deze fase al worden beslist over het op- braak van de blijvende incisieven na (gemiddeld) 6,5
offeren van een blijvend element op latere leeftijd (bijv. jaar.
de 14 en 24) en kan een behandeling in de vorm van een Om het probleem van agenesie op te lossen, heeft men
serie-extractie worden ingezet. Een dergelijke proce- een aantal mogelijkheden:
dure heeft als doel het ruimtegebrek op een eenvoudige – sluiten van het diasteem door elementen in het be-
wijze te bestrijden en het gebruik van apparatuur te treffende kwadrant op te schuiven naar mesiaal;
minimaliseren. Wil een serie-extractie (eerst de 53, 63, – een prothetische voorziening;
later de 54, 64 en de 14, 24) kans van slagen hebben, dan – autotransplantatie;
moet een gebit aan enkele voorwaarden voldoen: – een combinatie van de hiervoor genoemde mogelijk-
– geen mediaanlijnverschuiving tussen onder- en bo- heden.
venkaak;
– een halve premolaarbreedte disto-occlusie bij de mo- De keuze welke oplossing de beste is, hangt van een
laren; aantal factoren af, namelijk:
– normale sagittale overbeet (hoogstens 5 mm); a Welk element is agenetisch?
– mesiale eruptierichting van de 13 en 23; b Hoe is de kwaliteit van het persisterende melkele-
– ruimtegebrek per kwadrant ongeveer 3 tot 4 mm. ment?
c Is er ruimtegebrek dan wel ruimteoverschot in een
Wanneer de procedure ook in de onderkaak wordt toe- kaak?
gepast, moet worden uitgegaan van: d Hoe is de kaakrelatie?
– een neutro-molaarocclusie; e Is een orthodontische behandeling om andere rede-
– sagittaal contact tussen onder- en bovenincisieven. nen geı̈ndiceerd?

Bij een overschot aan ruimte wordt meestal afgewacht Ad a Welk element is agenetisch? Als vuistregel geldt dat
tot de tweede wisselfase is voltooid. naarmate het aantal niet-aangelegde elementen in een
Over afwijkingen van het aantal elementen in het kwadrant toeneemt, een combinatie van orthodontische
melkgebit hoeft men zich in de dagelijkse klinische si- en prothetische behandeling noodzakelijker wordt.
tuatie zelden zorgen te maken. Bij onderzoek van een Bij agenesie van één element is sluiting van het dia-
kind in de eerste wisselfase (6 tot 8,5 jaar) daarentegen is steem aan te bevelen, zeker wanneer er geen andere
een systematische aanpak gewenst. Bij een duidelijke duidelijke afwijkingen zijn. Vaak zal het element dat de
afwijking van de normale doorbraaktijd en -volgorde plaats van het agenetische element inneemt, in vorm
moet een röntgenfoto worden gemaakt. Bij voorkeur moeten worden aangepast, bijvoorbeeld door beslijping
een orthopantomogram. of met behulp van een composietopbouw. Autotrans-
Het is van belang zich te realiseren dat bij ongeveer
160 Kindertandheelkunde deel 2

daarbij zo veel mogelijk de gevolgen van een agenesie te


betrekken.

Wanneer men voor een orthodontische oplossing kiest,


is meestal een interceptieve ingreep nodig voorafgaande
aan de orthodontische behandeling na de tweede wis-
selfase. De interceptieve ingreep komt neer op extractie

39 van persisterende melkelementen, zodat opschuiving


kan plaatsvinden. Niet interceptief ingrijpen kan een
orthodontische behandeling verlengen (figuur 39.13).
Met eenvoudige plaatapparatuur kan men bij enkelzij-
j
39:16
dige agenesie een mediaanlijnverschuiving voorkomen.
Bij een trauma in het bovenfront en verlies van één of
Figuur 39.16 Agenesie van de 12 en 22. Tijdige extractie van de meer blijvende elementen kan men in principe dezelfde
55, 53, 63 en 65 zou in dit geval de orthodontische behandeling – procedure volgen als bij agenesie. Vooral bij verlies van
sluiten van de diastemen – hebben kunnen verkorten door een meerdere elementen kan ook de mogelijkheid van au-
spontane mesiale verplaatsing van de blijvende elementen. totransplantatie worden genoemd. De prognose van
autotransplantatie is gunstig, vooral wanneer het nog
niet volledig afgevormde elementen betreft (Kristerson,
plantatie kan uitkomst bieden bij agenesie van een pre- 1985; Paulsen et al., 1995). Bij een trauma waarbij een
molaar. blijvende centrale incisief verloren is gegaan, verdient
het behoud van de mediaanlijn extra aandacht.
Ad b Hoe is de kwaliteit van het persisterende melkelement? Wanneer doorbraak van bijvoorbeeld een centrale in-
Bij agenesie van een laterale incisief erupteert de cuspi- cisief in de bovenkaak uitblijft, verdient het aanbeveling
daat naar mesiaal, waarbij wortelresorptie van de melk- een röntgenfoto te maken. Is de schade aan het betref-
cuspidaat kan uitblijven en dit element niet verloren fende element zodanig dat de prognose voor het behoud
gaat. De hoektand breekt dan door op de plaats van de ongunstig is, dan is verwijdering van het element geı̈n-
laterale incisief. Men kan dan, indien het naar mesiaal diceerd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een afwijkende
opschuiven van de (pre)molaren niet geı̈ndiceerd is, de kiemligging, ontbrekende wortelformatie en afwij-
melkhoektand behouden. Hoe lang resorptie van een kende richting van de wortelgroei.
melkhoektand uitblijft, is echter niet te voorspellen. Is de schade beperkt en is behoud van het element
Een ander bezwaar is dat de kroon van het melkelement mogelijk, dan kan men het beste afwachten. Na een jaar
vaak al abrasie vertoont, hetgeen esthetisch niet fraai is. wordt dan opnieuw een röntgenfoto gemaakt, die wordt
Later kan, wanneer de juiste leeftijd bereikt is, de vergeleken met de eerste. Is er een positief verschil tus-
hoektand op de normale plaats worden gereguleerd en sen beide situaties, dan wordt de ontwikkeling verder
een implantaat de laterale incisief vervangen. Bijko- gevolgd (zie figuur 39.17).
mend voordeel is zo behoud van een goede processus. Is er geen verandering in positie en is er een normale
wortelformatie, dan zijn het chirurgisch ‘vrijleggen’ en
Ad c Is er ruimtegebrek dan wel ruimteoverschot in een een orthodontische behandeling van het element te
kaak? Bij ruimtegebrek gaat de voorkeur meer uit naar overwegen. Een nadeel hiervan is het risico dat de pro-
een orthodontische oplossing, bij ruimteoverschot naar cessusopbouw en de gingivale aanhechting rond het
een prothetische of een gecombineerd orthodontisch- element later afwijken (figuur 39.18).
prothetische behandeling. Bij een vertraagde eruptie van zo’n element breekt de
laterale incisief eerder door. De laterale incisief schuift
Ad d Hoe is de kaakrelatie? Bij een distorelatie, waarvoor naar mesiaal, evenals de niet-aangetaste centrale incisief
als behandeling extractie in de bovenkaak in aanmer- in het andere kwadrant. De ruimte voor het ‘vertraagde’
king komt, is agenesie van de laterale incisief een ‘al- element wordt daardoor kleiner en kan alsnog de erup-
ternatieve extractie’ in de orthodontische therapie. Bij tie belemmeren. Men moet de oorspronkelijke ruimte
een mesiorelatie is agenesie van de 12 of 22 een extra en de mediaanlijn met plaatapparatuur behouden. Het
probleem bij de vaak toch al moeilijke orthodontische uitblijven van de doorbraak van een centrale incisief in
correctie. Een prothetische voorziening van de agenesie de bovenkaak kan ook worden veroorzaakt door een
is dan aan te bevelen. mesiodens. Verwijdering van de mesiodens en afwach-
ten volstaan dan meestal. Soms is een mesiodens geen
Ad e Is een orthodontische behandeling om andere redenen belemmering voor doorbraak, maar heeft hij wel een
geı̈ndiceerd? Als een orthodontische behandeling om afwijkende stand tot gevolg (groot centraal diasteem of
andere redenen nodig is, dan ligt het voor de hand rotaties). Als de mesiodens dicht tegen de apices van de
blijvende incisieven ligt, kan met de verwijdering van
Orthodontie 161

j
39:17a j
39:17b

j
39:18

j
39:17c

Figuur 39.17a-c Afwijkende kiemligging van de 21 door trauma in het melkgebit op 10 jr en 6 mnd en twee jaar gevolgd. Daarna
‘vrijgelegd’ en in de tandboog gereguleerd. Zie figuur 39.18.
Figuur 39.18 Verschil gingivale aanhechting. De 21 is vrijgelegd en orthodontisch gereguleerd. De composiet is aangebracht vanwege
retentieplaat ’s nachts.

het element beter worden gewacht. Verwijdering bij nog problemen voordoen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een
niet volgroeide wortels kan nadelige gevolgen hebben sterk afwijkende stand van een laterale bovenincisief;
voor verdere wortelformatie. men moet daarbij alert zijn op een afwijkende ligging
Ten slotte moet worden opgemerkt dat inkorten van van de hoektand.
het frenulum labii superioris bij een centraal diasteem Door de processus ter plaatse te palperen is het mo-
in de eerste wisselfase meestal prematuur is, omdat het gelijk zich daaromtrent een indruk te vormen. Wanneer
diasteem bij de doorbraak van de hoektanden zich men buccaal niets, dan wel te ver naar mesiaal of zelfs
spontaan kan sluiten. palatinaal of linguaal een verdikking voelt, kan dit wij-
zen op een foutieve eruptierichting van de hoektand.
39.3.4 afwijkingen in de fase van de Ook een verschil in stand van de linker en de rechter
gemengde dentitie laterale incisief kan hiervoor een aanwijzing zijn. Als dit
ook röntgenologisch wordt bevestigd, is het raadzaam
Bij afwijkingen waarbij sprake is van een onjuiste relatie de melkvoorganger te extraheren en eventueel een
tussen de onder- en bovenkaak zal men meestal in deze headgear te plaatsen om de ruimte open te houden of te
fase met de behandeling beginnen. Ook hier geldt weer vergroten. Dit biedt een grote kans op een normale
dat naarmate de kaakrelatie minder afwijkt, de behan- doorbraak van de hoektand en voorkomt mogelijk ver-
deling langer kan worden uitgesteld. dere schade in de vorm van wortelresorptie van de late-
In deze periode vinden, zoals in paragraaf 39.2.4 is rale incisief (Ericson en Kurol, 2000; Kurol, 2002). Een
beschreven, weinig echte veranderingen in de tandboog afwijkende resorptie van de melkmolaren en een afwij-
plaats. Er zullen dan ook weinig nieuwe afwijkingen kende eruptierichting van de premolaren zijn in deze
ontstaan. In de processus, waar zich een actief eruptie- periode in de mond moeilijk te constateren.
en resorptieproces afspeelt, kunnen zich echter wel
162 Kindertandheelkunde deel 2

Een afwijkende eruptie – te veel mesiaal getipt – van de den. Extractie van de eerste bovenmolenaar leidt
eerste bovenmolaar uit zich in een duidelijke infraposi- meestal niet tot problemen met de antagonist, omdat de
tie, waarbij vaak de distale wortel van de tweede melk- occlusieverhouding dat bij een normale kaakrelatie be-
molaar is geresorbeerd. Correctie kan bestaan uit een lemmert.
interceptieve behandeling waarbij de molaar naar dis- Bij een distorelatie leidt extractie van een eerste blij-
taal wordt getipt. Als dit niet direct mogelijk is dan is vende molaar in de onderkaak tot meer risico. Er is een
eerst extractie van de tweede molaar geı̈ndiceerd en na grotere kans op een distale verschuiving van het onder-

39 doorbraak van de molaar pas de gewenste distale ver-


plaatsing.
front. Waarschijnlijk is dit het gevolg van de ongunstige
frontrelatie, hetgeen de overbeet en de mediaanlijnver-
schuiving vergroot bij een eenzijdige extractie. In deze
In deze fase kunnen prematuur verloren melkelementen gevallen kan het plaatsen van een ‘activator’ een oplos-
de gebitsontwikkeling nadelig gaan beı̈nvloeden (zie sing zijn. Omgekeerd moet men bij een mesiorelatie
paragraaf 39.1.6 en 39.2.4). Bij verlies van melkhoektan- voorzichtig zijn met extractie van de eerste blijvende
den kan voor de blijvende hoektand een doorbraakpro- molaar in de bovenkaak.
bleem ontstaan. Is de afstand tussen het mesiale vlak
van de eerste blijvende molaar en het distale vlak van de 39.3.5 afwijkingen in de tweede wisselfase
laterale incisief nog voldoende voor twee premolaren en
de hoektand, dan kan nog worden gewacht met ingrij- In de tweede wisselfase kan aan een orthodontische be-
pen. Ook het ruimtegebrek of ruimteoverschot bij de handeling een definitieve richting worden gegeven.
incisieven is belangrijk bij de beslissing over wel of niet Idealiter is aan het begin van deze fase een goede kaak-
ingrijpen. relatie verkregen, zodat bij wisseling in de zijdelingse
Handelend ingrijpen bij prematuur verlies is niet al- delen de kaakrelatie als storende factor is uitgesloten.
tijd nodig. Een aantal factoren speelt daarbij een rol, Dat is echter niet altijd te verwezenlijken. De dentale
zoals beschreven in paragraaf 39.1.6 en 39.2.4. Of in- ontwikkeling loopt niet altijd in de pas met de skeletale
grijpen nodig is, kan worden beoordeeld aan de veran- ontwikkeling. Bij een duidelijke skeletale afwijking en
dering in de afstand tussen het mesiale vlak van de een vroege tweede wisselfase zal – wanneer er sprake is
eerste molaar en het dentale vlak van de laterale incisief. van een normale skeletale leeftijd – aan het begin van de
Deze afstand moet men dan ook regelmatig controleren. tweede wisselfase vaak nog geen goede kaakrelatie zijn
Is deze afstand kleiner geworden, en wel zodanig dat verkregen. In zo’n geval moet eerst de ingestelde ortho-
de ruimte voor de beide premolaren en de hoektand pediefase worden voortgezet voordat met de dentale fase
dubieus wordt, dan moet men overgaan tot het plaatsen van de behandeling kan worden begonnen. Als alleen
van een ‘space maintainer’. In de bovenkaak kan men een dentale correctie nodig is kan de tweede wisselfase
daarvoor een eenvoudige plaat gebruiken die de afstand worden afgewacht.
tussen eerste molaar en laterale incisief openhoudt. De Uitgaande van de ideale situatie, dat wil zeggen: een
patiënt hoeft de plaat niet langer dan twaalf uur per goede kaakrelatie vóór het begin van de tweede wissel-
etmaal te dragen. In de onderkaak is een plaat vaak fase, liggen de meeste problemen die men in deze fase
lastig. Men maakt dan liever gebruik van een linguale tegenkomt op dentaal gebied. Daarnaast kan men bij
boog of een lipbumper. Ook een soort etsbrug met een een aantal niet geheel gecorrigeerde skeletale afwijkin-
stevige draad als dummy kan voldoen als ‘space main- gen met een dentale behandeling tot een goede com-
tainer’. promisoplossing komen.
Van de dentale problemen in deze fase komt ruimte-
Bij functionele afwijkingen wordt er op deze leeftijd gebrek in de tandboog het frequentst voor. Ruimtege-
nogal eens logopedische therapie gegeven. Bij kinderen brek in de zijdelingse delen kan worden opgelost door
met een verticale open beet en een afwijkend slik- en het scheppen van ruimte mesiaal in het front of distaal
spraakpatroon kan een dergelijke therapie succes heb- in de molaarstreek of door het extraheren van een ele-
ben wanneer de open beet zich beperkt tot een afwij- ment.
kende tandstand. Als de open beet berust op een afwij- Het scheppen van ruimte in het front kan door pro-
kende kaakrelatie (divergentie) is logopedie niet zinvol. trusie bij ‘steilstand’ of in specifieke situaties door ex-
pansie. In de molaarstreek kan door groei in de toe-
In deze fase is het ook gunstig de eerste blijvende mo- komst echter nog wat ruimte ontstaan, maar een prog-
laar te extraheren als een storing in de glazuurontwik- nose is discutabel. De asrichting van de tweede molaren
keling van het element of een uitgebreide restauratie dit kan daarbij een rol spelen. Een asrichting die meer naar
noodzakelijk maakt. Extractie kan leiden tot uitgroei distaal is gericht dan normaal, zou een aanwijzing
van de antagonist of een mediaanlijnverschuiving. kunnen zijn dat de ruimte ter plaatse krap is; door het
Sommige auteurs pleiten dan ook voor extractie van die naar distaal verplaatsen van een eerste molaar zou de
antagonist, zeker wanneer anders alleen de eerste blij- situatie alleen maar ongunstiger worden. Is het schep-
vende molaar in de onderkaak geëxtraheerd zou wor- pen van ruimte niet mogelijk, dan kan extractie van een
Orthodontie 163

blijvend element worden overwogen. Bij die overweging van het frenulum. Vaak moet de verticale relatie in het
spelen verscheidene aspecten mee, zoals: front ook worden gecorrigeerd door het opheffen van de
– waar het ruimtegebrek tot uiting komt (front-, pre- diepe beet.
molaar- of molaarstreek);
– de relatie van de kaken en tandbogen; Zoals in paragraaf 39.2.4 is beschreven, is de door-
– de kwaliteit van de afzonderlijke gebitselementen; braakvolgorde pas van belang wanneer ruimtegebrek
– de esthetiek; dreigt.
– de wijze van behandelen na extractie. In de onderkaak moet men erop aansturen de ruimte
die bij het wisselen van de tweede melkmolaar ontstaat,
Aan de hand van enkele voorbeelden kan duidelijk zo goed mogelijk te benutten. Een doorbraakvolgorde
worden wat hiermee wordt bedoeld. 3-4-5-7 is daarbij het gunstigst. Het mesiaal ‘slicen’ van
Bij een sterk ineengedrongen stand van het boven- de tweede melkmolaar kan dan een handeling zijn om
front is extractie van een element zo dicht mogelijk bij de ruimtewinst meer mesiaal in de tandboog te houden.
het front aan te bevelen. De eerste premolaar is dan de Bij prematuur verlies en bij het dichtschuiven van de
eerste keus, maar uit esthetische overweging kan voor benodigde ruimte is het plaatsen van een ‘space main-
de tweede premolaar worden gekozen. In dit laatste ge- tainer’ gewenst. Dit geldt vooral wanneer de tweede
val wordt de behandeling langer. In specifieke situaties molaar eerder doorbreekt dan de tweede premolaar of
kan de keus vallen op extractie van een laterale boven- wanneer in het front een ongunstige verschuiving
incisief. Dit vergroot de kans op een spontane correctie plaatsvindt (diepere beet, mediaanlijnverschuiving; zie
en dan kan worden volstaan met een korte behandeling. ook paragraaf 39.3.4).
Noodzakelijke esthetische aanpassingen van de front- In de bovenkaak is het bij dreigend ruimtegebrek en
elementen beı̈nvloeden de keus. afwezigheid van diastemen in het front verstandig er-
Extractie in het front is bijvoorbeeld niet aan te be- voor te zorgen dat de eerste molaar niet naar mesiaal
velen bij een mesiorelatie, omdat de kans groot is dat schuift. Omdat de premolaren doorgaans eerder door-
deze afwijking daardoor wordt versterkt tot zelfs een breken dan de hoektand, verplaatst de eerste molaar
omgekeerde frontbeet. Daarentegen werkt extractie van zich gemakkelijk naar mesiaal. Bij doorbraak van de
een molaar in plaats van de incisief omgekeerd: de relatief grote hoektand is er een nadelig effect op de
spontane correctie is minder, de behandeling duurt veel stand van de incisieven. Een 045-boog (lipbumper) of
langer en is bij een mesiorelatie minder van invloed op gedurende korte tijd een ‘headgear’ op de 16/26 is dan
de occlusie in het front. Vaak moet het één tegen het geı̈ndiceerd, mits de occlusie met de 46/36 dit toelaat.
ander worden afgewogen bij de bepaling welk gebits-
element geëxtraheerd zal worden. De gevolgen van een In deze fase van de gebitsontwikkeling moeten ankylo-
extractie blijven niet beperkt tot de directe omgeving. tische melkmolaren worden geëxtraheerd wanneer de
Op de lange duur kunnen verschuivingen in de gehele infrapositie zodanig is dat de buurelementen als het
tandboog ontstaan. Daarom moet extractie van een ele- ware over de kroon van het melkelement kantelen en
ment een onderdeel zijn van een totaal behandelplan en ‘submerging’ dreigt. Ankylose met een geringe infrapo-
niet een op zichzelf staande ad-hocbeslissing. sitie veroorzaakt meestal geen storing in het eruptie- en
doorbraakpatroon van de blijvende opvolger. Wanneer
Een ruimteoverschot wordt meestal in deze fase van de de wisseling uitblijft, is het aan te bevelen een röntgen-
gebitsontwikkeling duidelijk. Aan het einde van de foto te maken om afwijkingen in het resorptie- en
tweede wisselfase kunnen geringe diastemen bij de pre- eruptieproces op te sporen. Een afwijkend resorptie- en
molaren nog wel verdwijnen bij doorbraak van de eruptiepatroon kan zich ook uiten in een duidelijk af-
tweede molaren, maar de verhoudingen in het front wijkende positie van buurelementen. Extractie van het
veranderen niet meer zo veel. Behandelingen van ruim- melkelement is vaak voldoende, maar het proces moet
teoverschot – het sluiten van de aanwezige diastemen – goed worden gevolgd. Een ‘space maintainer’ is aan te
gaan meestal gepaard met uitgebreide vaste apparatuur. raden als ruimteverlies dreigt. Elementen die een te
De richting van waaruit men de elementen naar elkaar sterk afwijkende eruptierichting vertonen en waarvoor
toeschuift, heeft invloed op het resultaat. Vaak speelt de extractie van de voorganger geen oplossing biedt, moe-
tong een rol in het geheel en geeft het sluiten van de ten of worden verwijderd of chirurgisch worden ‘vrij-
diastemen van het front naar distaal een grote kans op gelegd’ en gereguleerd. Vaak betreft dit de bovenhoek-
recidief. De diastemen moeten dan vanaf distaal worden tand. Wanneer bij de regulatie ook nog een buurelement
gesloten. Ook het sluiten van het beruchte centrale dia- moet worden geëxtraheerd, is het verstandig dit pas te
steem in de bovenkaak is nu in een beslissende fase. doen wanneer men er zeker van is dat het ‘vrijgelegde’
Zolang de bovenhoektanden nog niet volledig zijn element ook werkelijk van positie verandert. De prog-
doorgebroken, is kans op spontane sluiting aanwezig. nose hiervoor is gunstiger naarmate de patiënt jonger is.
Daarna kan sluiting door middel van een orthodonti-
sche behandeling plaatsvinden, eventueel met correctie
164 Kindertandheelkunde deel 2

Agenesie van een of meer premolaren, voornamelijk lijk zijn dat slechts zelden aan al deze voorwaarden
tweede premolaren, komt zo vaak voor (bij ongeveer wordt voldaan.
4,4% van alle kinderen) dat men zou kunnen overwegen Bij complexere afwijkingen is het, zoals al opgemerkt,
bij ieder kind een orthopantomogram te maken. Een ideaal als in deze fase het skeletale deel is gecorrigeerd
optimaal tijdstip daarvoor is kort na de eerste wisselfase, en de dentale correctie kan aanvangen.
zodat men behandelmogelijkheden zoals spontaan op-
schuiven na extractie van melkelementen of autotrans- 39.3.6 afwijkingen in het volledig blijvend

39 plantatie op het juiste moment kan overwegen. Een or-


thopantomogram is zeker gerechtvaardigd als in de fa-
milie agenesie voorkomt.
gebit tot achttien jaar

Na de doorbraak van de tweede molaren is het blijvende


Men moet denken aan agenesie bij lang persisteren gebit compleet, behalve wat betreft de derde molaren.
van melkelementen en/of een groot verschil in door- Agenesie van de derde molaren heeft weinig invloed op
braaktijd tussen links en rechts. Zie voor de gemiddelde de gebitsontwikkeling. In bepaalde situaties, waarin
doorbraaktijden en standaarddeviatie tabel 39.1. wordt overwogen blijvende gebitselementen te extrahe-
Bij agenesie van premolaren in de tweede wisselfase ren in verband met een orthodontische behandeling,
spelen enkele aspecten mee bij het nemen van een be- kan het van belang zijn te weten of de derde molaren
slissing hoe hiermee om te gaan. Dit kan het best wor- zijn aangelegd. De aanleg van de derde molaren kan
den beschreven aan de hand van een voorbeeld. Het gemiddeld voor het eerst worden waargenomen op een
meest voor de hand liggende voorbeeld is de agenesie orthopantomogram, op het furcatiemoment van de
van de tweede premolaar in de onderkaak. Vóór extractie tweede molaar.
van melkmolaren en het opschuiven van de eerste blij- Zoals in paragraaf 39.2.6 is beschreven, wordt in deze
vende molaren in de onderkaak pleiten: fase soms toename van ‘crowding’ in het onderfront ge-
– ruimtegebrek; constateerd. Daarvoor kunnen verscheidene oorzaken
– restauraties in de betreffende melkmolaren; zijn. Het verwijderen van de derde molaar ligt dan voor
– resorptie van de wortels; de hand, maar het nut ervan is discutabel. Soms is ex-
– ankylose en infrapositie; tractie van een tweede molaar te overwegen.
– een mesiorelatie. Enkele punten die pleiten voor extractie van een
tweede molaar, in plaats van een derde molaar, zijn:
Tegen extractie pleiten: – restauraties in de tweede molaar;
– ruimteoverschot; – naar distaal getipte tweede molaren, waarbij de derde
– gave melkmolaren; molaar met een goede asrichting als het ware onder de
– goede positie in de tandboog; kroon van de tweede molaar blijft steken;
– een distorelatie. – meer kans op een spontane correctie van het ruimte-
gebrek mesiaal in de tandboog dan bij extractie van
Wat de sagittale kaakrelatie betreft, geldt in het alge- een derde molaar;
meen de regel dat extractie in de kaak die relatief meer – de ingreep is voor de patiënt minder onaangenaam.
naar dorsaal ligt, het verkrijgen van een goede occlusie
bemoeilijkt. Bij voorkeur moeten extracties in die kaak Ertegen pleiten:
worden vermeden. Als dat niet te vermijden is, moet – ongunstige positie van de derde molaar;
extractie zo ver mogelijk distaal in de tandboog plaats- – kans op verdere uitgroei van de antagonist – de
vinden. tweede bovenmolaren – wanneer alleen de tweede
ondermolaren worden geëxtraheerd en er een normale
In deze fase van de gebitsontwikkeling komen de afwij- sagittale molaarrelatie bestaat.
kingen die een dentaal karakter hebben pas aan een
orthodontische behandeling toe. Over het algemeen komt de derde molaar in de boven-
Allereerst zullen de meeste van de reeds ingezette kaak wat beter op de plaats van de geëxtraheerde tweede
serie-extractiebehandelingen orthodontische appara- molaar dan in de onderkaak.
tuur nodig hebben. Daarnaast kan extractie van een
enkel element soms een oplossing bieden bij ruimtege- Tijdens deze periode komen vooral ernstige afwijkingen
brek dat zeer lokaal in de tandboog tot uiting komt. Als in de kaakrelatie aan een behandeling toe. Daarbij kan
voorbeeld kan dienen een enkelzijdige ectostematische men denken aan afwijkingen waarbij de groeibeı̈nvloe-
bovenhoektand met een gunstige eruptierichting en dende apparatuur in het verleden geen of slechts ge-
zonder mediaanlijnverschuiving, waarbij de molaaroc- deeltelijk resultaat heeft opgeleverd. In dat geval kan
clusie aan dezelfde kant nog geen volledige disto-occlu- een chirurgisch-orthodontische behandeling worden
sie is. In zo’n geval is extractie van een eerste premolaar overwogen, die in de daaraan voorafgaande periode
zonder verdere apparatuur geı̈ndiceerd. Het zal duide- meestal al is voorgesteld en besproken.
Voorafgaande aan de osteotomie is de orthodontische
Orthodontie 165

behandeling erop gericht beide tandbogen of gedeelten een orthodontische behandeling een vervolgbehande-
daarvan zodanig te wijzigen dat ze tijdens de chirurgi- ling voorkomt, of eenvoudiger maakt, is dit waardevol
sche ingreep goed ten opzichte van elkaar kunnen wor- en effectief. Duidelijke afwijkingen in de relatie tussen
den geplaatst. Na de operatie zullen dan nog indivi- onder- en bovenkaak hebben baat bij een start van de
duele tandstandcorrecties en retentie nodig zijn. Het behandeling vóór de groeiperiode. Het beste is het als
optimale tijdstip voor een dergelijke behandeling is af- correctie ervan voor het einde van tweede wisselfase kan
hankelijk van de aard van de afwijking in relatie tot de worden bereikt. In geval van ruimtegebrek speelt altijd
nog te verwachten groei. De groei van de kaken kan met de vraag of er ruimte gewonnen kan worden en zo niet,
name bij mannen nog lang doorgaan, waardoor een te waar en wanneer extractie moet plaatsvinden. Door het
vroeg geplande chirurgische correctie op termijn niet voortschrijdend inzicht en door de technische vooruit-
het beste resultaat biedt. gang zijn extracties bij ruimtegebrek tegenwoordig
minder nodig. In de periode van eruptie van de premo-
Ook bij patiënten met multipele agenesie kan men nu laren kan een buitenbeugel een waardevol instrument
pas met een definitieve behandeling beginnen. Ook hier zijn om extractie in de bovenkaak te vermijden. Zo’n
speelt de groei – met name de verticale verandering van behandeling moet dan starten voordat de tweede mola-
de processus alveolaris – mee bij het bepalen van het ren doorbreken. Een ander belangrijk aspect is het uit-
juiste tijdstip. Omdat bij de correctie van een dergelijke voeren van de behandeling op een, voor optimale me-
afwijking vaak gebruik wordt gemaakt van implantaten dewerking, gunstige leeftijd. De ervaring leert dat de
is te vroeg behandelen een risico voor het resultaat op de laatste klassen van de basisschool hiervoor uitermate
lange termijn. geschikt zijn. Op basis van deze uitgangspunten is altijd
wachten ‘tot-alles-is-gewisseld’ achterhaald. Bij elke
39.3.7 wanneer behandelen patiënt moet evenwel een individuele afweging gemaakt
worden waarbij ook alle ‘kosten en baten’ meegewogen
Vroeg orthodontisch (interceptief) ingrijpen, rond de worden. Protocollaire aanpak van dit soort afwegingen
eerste wisselfase, is onder andere te overwegen bij con- gaat per definitie voorbij aan de individuele voorwaar-
statering van een geı̈mpacteerd element, een overtollig den die per patiënt verschillen. Als leidraad voor de
element, agenesie, een kruisbeet (in front of molaar- beslissing omtrent het tijdstip van behandelen kan de in
streek), een dwangbeet, en een grote sagittale overbeet figuur 39.19a en b weergegeven indicatiekaart dienen.
met incompetente lipsluiting. Als een vroege inzet van

j
39:19a

Figuur 39.19a Voorzijde signaleringskaart met de belangrijkste afwijkingen (met dank aan B. Njio).
166 Kindertandheelkunde deel 2

39

j
39:19b

Figuur 39.19b Achterzijde signaleringskaart, waarop aangegeven de relatie tussen afwijking en behandeling. Groen: geen behandeling.
Oranje: observatie of behandelplan. Rood: behandelplan of behandeling (met dank aan B. Njio).

Daarnaast is een belangrijk aspect dat een beugelbe- een middel om dit aan de orthodontist voor te leggen.
handeling volledig is geaccepteerd. Het dragen van een Het uitwisselen van beeld (röntgen en fotografisch) als-
buitenbeugel of vaste apparatuur wordt al lang niet mede andere informatie betreffende de patiënt is tegen-
meer als stigmatiserend beleefd. Het gebruik van vaste woordig zeer eenvoudig. Zelfs zonder aanwezigheid van
apparatuur is bovendien vaak te prefereren boven de de patiënt zijn ‘op afstand’ behandelingsbeslissingen
uitneembare apparatuur. Dat komt onder andere door goed te ondersteunen.
de technische vooruitgang in de vaste apparatuur.
Daarmee is de tandverplaatsing nauwkeuriger en selec-
tiever te sturen. De beugelkrachten zijn zeer precies af te Richtlijnen
meten en driedimensionaal te richten, zodat de ge-
wenste tandverplaatsing optimaal verloopt. Men is ook – Een omgekeerde frontbeet kan berusten op een afwij-
minder afhankelijk van de medewerking van de patiënt. kende tandstand, maar kan ook een symptoom zijn
Voornoemde voordelen zijn er alleen als de behandelaar van een afwijkende kaakrelatie.
biomechanisch inzicht heeft, en dat toepast. Naast de – Als de eerste molaren in een kruisbeet occluderen, is
groeiende technische mogelijkheden, en de ‘secular behandeling aan te raden als de kruisbeet een
trend’, is de sterk groeiende gebitsbewustheid een be- dwangbeet veroorzaakt.
langrijke drijfveer voor behandeling van gebitsproble- – Vroegtijdig signaleren van een geretineerde boven-
men. Orthodontie is daar geen uitzondering op. hoektand en extractie van de voorganger leidt in veel
Er zijn diverse redenen die vroeg orthodontisch in- gevallen tot een normale doorbraak.
grijpen vanzelfsprekend maken. Het blijft echter essen- – Bij ruimtegebrek is extractie van een element een on-
tieel voor elke casus een individuele afweging te maken. derdeel van een totaal behandelplan en niet een op
Daarbij moeten het gebit en de patiënt (en ouders) wor- zichzelf staande ad-hocbeslissing.
den beoordeeld. Alleen een deskundig en ervaren be- – De voorkeur bij agenesie gaat uit naar het orthodon-
handelaar kan alle aspecten overzien. De orthodontist is tisch sluiten en vermijden van prothetiek. Dit is ech-
daarvoor de aangewezen persoon. Als de tandarts een ter afhankelijk van een aantal randvoorwaarden.
vraag heeft, is de moderne communicatietechnologie
Orthodontie 167

– Als een vroege inzet van een orthodontische behan- Linden FPGM van der. Changes in the position of posterior teeth
deling (interceptief) een vervolgbehandeling voor- in relation to rugae points. Am J Orthod 1978;74:142-61.
komt, of eenvoudiger maakt, is dit waardevol en ef- Linden FGPM van der. Gebitsontwikkeling bij de mens. Houten:
fectief. Bohn Stafleu van Loghum, 2010.
– Als de kaakrelatie goed is, wordt de start van de be- Linden FPGM van der (ed), Bakker P, Wassenberg H. Transition of
handeling bepaald door de fase van de dentale ont- the human dentition. Monograph Number 13. Craniofacial
wikkeling. Growth Series. Center for Human Growth and Development.
– Bij een duidelijk afwijkende kaakrelatie wordt de Ann Arbor: University of Michigan, 1982.
start van de behandeling niet bepaald door de dentale Lindqvist B, Thilander B. Extraction of third molars in cases of
ontwikkeling maar door de groeiperiode. anticipated crowding in the lower jaw. Am J Orthod 1982;81:130-
9.
Macena M, Katz C, Heimer M, Oliveira e Silva J, Costa L. Space
Literatuur changes after premature loss of deciduous molars among Brazi-
lian children. Am J Orthod Dentofacial Orthop 2011;140:771-8.
Andreasen J, Andreasen F, Anderssen L (eds). Textbook and color Melcher AM, Beertsen W. The physiology of tooth eruption. In:
atlas of traumatic injuries of the teeth. 4 th Ed. Wiley-Blackwell, The biology of occlusal development. Monograph number 7.
2007. Craniofacial Growth Series. The Center of Human Growth and
Biase D di. Dental abnormalities affecting eruption. In: Poole D, Development. Ann Arbor: University of Michigan, 1977:1-23.
Stack M (eds). The eruption and occlusion of teeth. Colson Paulsen HU, Andreasen TO, Schwartz O. Pulp and periodontal
Papers number 27. London: Butterworths, 1976:80-96. healing, root development and root resorption subsequent to
Björk A. Variations in the growth pattern of the human mandible: transplantation and orthodontic rotation: a long-term study of
a longitudinal radiographic study by the implant method. autotransplanted premolars. Am J Orthod Dentofacial Orthop
J Dent Res 1963;4:390-411. 1995;108:630-40.
Darling A, Levers B. The pattern of eruption. In: Poole D, Stack M, Prahl-Andersen B, Kowalski C, Heijendael P (eds). A mixed long-
editors. The eruption and occlusion of teeth. Colson Papers itudinal interdisciplinary study of growth. New York: Academic
number 27. London: Butterworths, 1976:80-96. Press 1979:459-63 (Nijmeegs Groeionderzoek).
Enlow D. The human face. Hoeber Medical Division. New York: Ravn J. Aplasia, supernumerary teeth and fused teeth in the pri-
Harper & Row, 1968. mary dentition. Scand J Dent Res 1971;79:1-6.
Ericson S, Kurol J. Resorption of incisors after ectopic eruption of Richardson ME. The relationship between the relative amount of
maxillary canines: ACT Study. Angle Orthod 2000;70(6):415-23. space present in the deciduous dental arch and the rate and
Fanning E. Effect of extraction of deciduous molars on the for- degree of space closure subsequent to the extraction of a deci-
mation and eruption of their successors. Angle Orthod 1962;32: duous molar. Dent Pract 1965;16:111-8.
44-53. Richardson ME. The effect of lower second molar extraction on
Kim Y, Fogels H, Shiere F. Factors of tooth rotation and axial late lower arch crowding. Angle Orthod 1983;53:15-28.
inclination of lower premolars (Abstract). J Dent Res 1960;39: Roede M, Hof M van ’t. Variability in growth acceleration pat-
673. terns. In: Prahl-Andersen B, Kowalski C, Heijendael P (eds). A
Kooy S. Aspecten van het tijdelijk gebit (Proefschrift). Utrecht: mixed longitudinal interdisciplinary study of growth. New
Rijksuniversiteit Utrecht, 1982. York: Academic Press, 1979:459-63.
Kristerson L. Autotransplantation of human premolars: a clinical Solow B. The dento-alveolar compensatory mechanisms: Back-
and radiographic study of 100 teeth. Int J Oral Surg 1985;14:200- ground and clinical implications. Br J Orthodont 1980;7:145-61.
13
Kurol J. Early treatment of tooth-eruption disturbances. Am J
Orthod Dentofacial Orthop 2002;121:588-91.
Esthetische
tandheelkunde in het
kindergebit
40 H.J. de Kloet, F.J.M. Roeters

Inleiding waardoor blijvende incisieven zijn gefractureerd dan


wel verloren zijn gegaan. Andere oorzaken van proble-
Het kindergebit heeft niet alleen een functie bij kauwen men op het esthetische vlak zijn: agenesie van blijvende
en spreken, maar ook een esthetische functie. Wellicht gebitselementen, verkleuringen, ontwikkelingsstoor-
staat dit laatste minder op de voorgrond dan bij som- nissen, vormafwijkingen van de harde tandweefsels en
mige volwassenen, maar toch is gebleken dat ook kin- afwijkingen in de tandstand.
deren (en hun ouders) ernstig gebukt kunnen gaan on- Kinderen kunnen erg wreed zijn ten opzichte van
der ontsierende gebitsafwijkingen. Voortijdige extractie elkaar. Juist om die reden kan het noodzakelijk zijn tot
of verlies van melkincisieven als gevolg van cariës of een een gebitsverfraaiende behandeling over te gaan.
trauma levert meestal weinig problemen op. Toch wordt
in handboeken voor kindertandheelkunde de partiële
kunststofprothese beschreven, die vooral bedoeld is om
de esthetiek van het gebit te verbeteren. Meestal wordt
voortijdig verlies van melkincisieven gezien als een
vroege wisseling en hebben kind en ouders er vrede mee,
omdat de blijvende gebitselementen binnen niet al te
lange tijd zullen doorbreken. Anders is het wanneer de
melkincisieven ernstig door cariës zijn aangetast, of als
ze zijn aangedaan door bepaalde meer algemene afwij-
kingen, zoals die voorkomen bij amelogenesis imper-
fecta of dentinogenesis imperfecta. Soms lijden het kind
en de ouders er zodanig onder dat een overkappings-
prothese wordt gemaakt (figuur 40.1).
In de meeste gevallen betreffen esthetische gebitspro-
blemen kinderen van 6 jaar en ouder. Afwijkingen die
j
40:1b

hieraan ten grondslag liggen, zijn vooral traumata,


Figuur 40.1b Overkappingsprothese in de mond.

j
40:1a j
40:1c

Figuur 40.1a Dentinogenesis imperfecta bij een vierjarig kind Figuur 40.1c Onderste gezichtshelft met prothese in situ.
maakt om esthetische redenen een overkappingsprothese nood-
zakelijk.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_12, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
170 Kindertandheelkunde deel 2

40 j
40:2a j
40:2b

Figuur 40.2a Een diep carieus melkgebit leidde bij een driejarig Figuur 40.2b Met glasionomeercement en composiet kunnen
kind tot pijnklachten en esthetische problemen. fraaie restauraties worden gemaakt, op voorwaarde dat de
behandelbaarheid van het kind een en ander toelaat.

deren, omdat de meeste ongelukken buiten het sport-


veld blijken te gebeuren.

j
40:2c
40.2.1 fracturen

Figuur 40.2c Onderste gezichtshelft met eindresultaat. Restaureren met composiet


Dankzij de composietets-techniek zijn fracturen van de
snijrand van jonge blijvende incisieven sinds het mid-
40.1 Cariës den van de jaren zeventig van de vorige eeuw geen on-
overkomelijk restauratief probleem meer. Over het al-
Onbehandelde cariës op zeer jeugdige leeftijd (‘early gemeen kan op eenvoudige wijze in één zitting een
childhood caries’, ook wel ECC genoemd) kan leiden tot hoekopbouw worden vervaardigd, zonder veel extra
een afzichtelijk melkgebit. In sommige gevallen is de schade aan het desbetreffende gebitselement toe te
behandelbaarheid van het kind zodanig goed dat uitge- brengen.
breid restauratief kan worden behandeld. Met de com- Blootliggend dentine kan eventueel tijdelijk worden
posietets-techniek en met glasionomeercement zijn dan afgedekt met een lichthardend glasionomeercement, dat
goede resultaten te bereiken (figuur 40.2). Helaas is ex- tevens als onderlaag kan worden gebruikt. Voorafgaand
tractie soms de enige oplossing. aan de preparatie wordt – vanwege uitdroging en een
Ook in het jonge blijvende gebit kan cariës voor es- daardoor lichter tonend gebitselement – de kleur be-
thetische problemen zorgen. Omdat de behandelbaar- paald, bij voorkeur door een kleine portie composiet
heid en de motivatie van een kind met de leeftijd toe- zonder etsen op het gebitselement uit te harden (Barut-
nemen, kan in bijna alle gevallen met composietmate- cigil et al., 2011). Normaal gesproken is er geen enkele
riaal een esthetisch verantwoorde oplossing worden ge-
boden.

40.2 Traumata

Een direct trauma aan een blijvend gebitselement leidt


vaak tot een fractuur van de tandkroon. Kinderen krij-
gen veelvuldig te maken met gebitstraumata. Kinderen
met een klasse-II/1-malocclusie, waarbij een ectosteme
stand van bovenfrontelementen vaak gepaard gaat met
een open liprelatie, lopen het meeste risico (het zoge-
noemde ‘accident prone profile’). Om die reden is het in
j
40:3

voorkomende gevallen verstandig over te gaan tot een


interceptieve orthodontische behandeling. Figuur 40.3 Uitstel van het maken van een hoekopbouw kan
Het dragen van een gebitsbeschermer bij contact- leiden tot ongewenste uitgroei of migratie van het getraumati-
sporten reduceert de kans op een tandfractuur vrijwel seerde gebitselement. In dit geval is er door migratie van element
volledig. Het totale aantal gebitstraumata zal door het 11 in het door de fractuur ontstane diasteem geen ruimte meer
dragen van een beschermer echter nauwelijks vermin- voor een verantwoorde restauratie.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 171

zwaarwegende reden om het maken van een composiet- gen, heeft als grootste nadeel dat er een moeizaam te
hoekopbouw uit te stellen en het kind een tijd zonder verwijderen cervicale overmaat kan ontstaan. Daarom
restauratie te laten rondlopen. De enige uitzonderingen wordt aangeraden de kroonvorm te plaatsen voordat
zijn ernstige mobiliteit, waardoor spalken een eerste die met composiet wordt gevuld. De composiet wordt
vereiste is, en een trauma van de weke delen, waardoor via een opening in de incisale rand, dan wel via een
restauratief ingrijpen ernstig kan worden belemmerd. vestibulaire opening in de kroonvorm gespoten. Een
Soms is het zelfs aan te raden niet te lang te wachten ander nadeel van deze methode is dat het niet moge-
met het herstellen van het afgebroken gedeelte, omdat lijk is in porties te werken, waardoor het lastig is een
het risico bestaat dat ongewenste migratie optreedt (fi- natuurgetrouwe, laagsgewijze kleuropbouw te ver-
guur 40.3). krijgen (Dietschi, 2008). Verder is de dikte van de
kroonvorm een complicerende factor, waardoor een
Prepareren stevig contactpunt slechts met moeite te realiseren is.
Een gladde vlakke bevel in het glazuur, onder een hoek – Toepassen van een stripmatrijs. Een stripmatrijs is aan-
van 308 tot 458, zorgt na etsen voor voldoende retentie zienlijk dunner dan een kroonvorm. De strip wordt zo
en een lekvrije afsluiting. De bevel geeft de beste esthe- mogelijk met een wig vastgezet en met de middel-
tische resultaten doordat er een vloeiende kleurover- vinger tegen het linguale vlak gefixeerd. Als de wig de
gang tussen tandweefsel en composiet wordt gereali- vingers hindert, wordt hij ingekort. Vervolgens wordt
seerd. Approximaal bewijst een enkelzijdig slijpende de composiet aangebracht (eventueel in verschillende
stalen schuurstrip goede diensten. Vanwege de abrup- porties, in verschillende kleuren en opaciteiten) en
tere kleurovergang is een ‘chamfer’-preparatie af te ra- wordt de strip na het aanbrengen van de eerste portie
den, hoewel sommige auteurs van mening zijn dat de dichtgevouwen. De strip heeft de neiging een vorm
retentie door zo’n preparatie beter is, in het bijzonder aan te nemen waarbij de overgang van linguaal naar
wanneer voor de opbouw een microfijne composiet approximaal te veel wordt afgerond en de hoek te veel
wordt gebruikt. In de praktijk blijkt een bevelpreparatie naar vestibulair komt te staan. Door voorafgaand aan
echter voldoende houvast te bieden. Eventueel kan een het polymeriseren van de eerste portie composiet de
trap worden geprepareerd om voldoende resistentie te strip met een sonde approximaal in linguale richting
krijgen (Roeters en De Kloet, 2005). te trekken, kan een te ronde lijnhoek worden voorko-
men (figuur 40.4). Ten slotte wordt de overmaat ver-
Restaureren wijderd en de restauratie gepolijst. Een handige me-
De meest logische keuze is een fijnkorrelige hybride of thode om beschadiging van glazuur bij het afwerken
een nanofijne composiet, hoewel een microfijne compo- te voorkomen, is om voorafgaand aan de preparatie
siet vaak ook sterk genoeg zal blijken. Soms wordt het een lak in een contrasterende kleur aan te brengen,
linguale gedeelte van een sterke, relatief grofkorrelige bijvoorbeeld nagellak (Van Amerongen en De Kloet,
composiet gemaakt en het vestibulaire gedeelte van een 1978) of een daarvoor in de handel verkrijgbare ‘var-
gladdere microfijne composiet. Een spuitbaar materiaal nish’.
is het eenvoudigst te verwerken. Voor het bereiken van – Gebruik van een putty mal. Door het in de mond terug-
de gewenste vorm kunnen ruwweg drie methoden wor- plaatsen van een putty mal die is vervaardigd aan de
den onderscheiden. hand van de buiten de mond op een gebitsmodel her-
– Gebruik van een transparante kroonvorm. Het vullen van stelde situatie, kan het linguale gedeelte zeer exact
de kroonvorm en het vervolgens op zijn plaats bren- worden opgebouwd in een glazuurcomposiet. Daarna

j
40:4b

j
40:4a

Figuur 40.4a Door een sondepunt in een stripmatrijs te haken, Figuur 40.4b Schematische weergave vanaf linguaal. Met
kan de positie van het contactpunt worden bepaald, zowel in behulp van de sondepunt wordt de neiging van de strip tot het
vestibulolinguale zin als in mesiodistale zin. afvlakken van de incisale hoek tegengegaan (bron: A.A.J. Jeuris-
sen).
172 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:5a j
40:5b

Figuur 40.5a Door een trauma zijn bij een tienjarige jongen de Figuur 40.5b Na het prepareren van lange ‘chamfers’ zijn par-
mesiale hoeken van de beide centrale incisieven afgebroken. tiële porseleinen restauraties gemaakt. Door deze adhesief te
cementeren, is een esthetisch zeer fraai resultaat bereikt.

vindt approximaal vormherstel plaats, wordt de kern


van de opbouw in een opake dentine-composiet op-
gebouwd en wordt tot slot het vestibulaire vlak in een
translucente glazuurcomposiet vormgegeven (Vanini
et al.,2005). De methode is tijdrovender en daardoor
vrij kostbaar, maar leent zich bij uitstek voor zeer
natuurgetrouw vorm- en kleurherstel.

Restaureren met porselein


Porselein kan adhesief worden gemaakt door het te et-
sen met waterstoffluoride en het vervolgens te silanise-
ren. Zo kunnen we porselein met behulp van compo-
j
40:5c

sietmateriaal aan tandweefsel bevestigen. Op deze ma-


nier kunnen ook afgebroken gebitselementen worden Figuur 40.5c Bijna zes jaar later is het resultaat nog altijd uit-
hersteld (Van der Kuy, 1992). Voordat met prepareren stekend.
wordt begonnen, wordt de kleur bepaald, waarbij spe-
ciale aandacht wordt besteed aan de gewenste incisale
translucentie. Daarna wordt een bevel geprepareerd en Herbevestigen van het afgebroken fragment
een afdruk genomen. Vervolgens wordt in het tand- Als het afgebroken fragment nog beschikbaar is, kan dit
technisch laboratorium de porseleinen restauratie ver- worden teruggeplaatst met behulp van de composiet-
vaardigd; na etsen en silaniseren is deze gereed voor etstechniek (Andreasen, 2007). Er zijn verschillende
plaatsing. Bij voldoende translucentie is het mogelijk de methoden beschreven. De eenvoudigste is het etsen van
kleur van de hoekopbouw enigszins te beı̈nvloeden met het fragment en het glazuur ter plaatse van de breuk
de kleur van het plaatsingscomposiet. (Baratieri et al., 1998). Met een hechtlak worden de beide
Desondanks blijft het vervaardigen van een partiële delen weer aan elkaar bevestigd (figuur 40.6). Het frag-
porseleinen restauratie een moeilijke behandeling, die ment moet onbeschadigd zijn en is bij voorkeur vochtig
het uiterste vergt van de communicatie tussen mond- bewaard. Mocht de breuklijn storend zichtbaar blijven,
zorgverlener en tandtechnicus (figuur 40.5). Een nadeel dan kan na afloop van het herbevestigen ter plaatse van
bij de vaak nog jonge kinderen is de grote kleurstabili- de breuklijn een dunne laag composiet over het vesti-
teit van porselein. Daardoor bestaat het gevaar dat door bulaire vlak worden aangebracht.
de natuurlijk optredende verkleuring van tandweefsel
bij het ouder worden, de porseleinen hoek in de loop Endodontische complicaties
van de tijd relatief gezien te licht wordt. Deze proble- Als gevolg van het trauma kunnen endodontische com-
men spelen een minder grote rol wanneer een volledige plicaties optreden, ook wanneer er geen zichtbare expo-
vestibulaire bedekking met porselein wordt gemaakt. sitie van de pulpa is. Het niet-reageren op een vitali-
Gezien de relatief grote hoeveelheid tandweefsel die teitstest direct na het trauma hoeft niet te betekenen dat
daarvoor moet worden verwijderd, verdient in zo’n ge- de pulpa met zekerheid necrotisch zal worden. Ander-
val een composiethoekopbouw de voorkeur. zijds garandeert een positieve respons direct na het
trauma op geen enkele manier blijvende gezondheid
van het pulpaweefsel. Pas na enkele weken kan een meer
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 173

j
40:6a j
40:6b

Figuur 40.6a Door een ongeval is de mesiale hoek van element Figuur 40.6b Het fragment is na het ongeval bewaard geble-
11 gefractureerd. ven.

j
40:6c j
40:6d

Figuur 40.6c Met de composietets-techniek kan het fragment Figuur 40.6d Opname direct na het verwijderen van de rub-
worden herbevestigd. In dit geval zijn vanwege kleine beschadi- berdam.
gingen minimale bevels geslepen aan weerszijden van het breuk-
vlak.

gedegen oordeel worden geveld over de toestand van de Eventueel optredende endodontische verkleuringen
pulpa (figuur 40.7). Geadviseerd wordt direct na het kunnen over het algemeen effectief en betrekkelijk vei-
trauma een röntgenfoto te maken, mede om een moge- lig worden gebleekt met natriumperboraat.
lijke wortelfractuur te kunnen uitsluiten.
Bij een expositie varieert de behandeling van een di- 40.2.2 verlies van incisieven
recte overkapping met calciumhydroxide via een par-
tiële vitaalamputatie tot een apexificatie, gericht op af- Wanneer door een trauma een of meer incisieven verlo-
vorming van de wortelpunt, waardoor later een correcte ren zijn gegaan, maar ook bij agenesie van bijvoorbeeld
endodontische afsluiting kan worden bereikt (zie ook een laterale incisief, is het orthodontisch verkleinen van
hoofdstuk 35; Thoden van Velzen en Wesselink, 2010). het diasteem een behandeloptie. Een andere mogelijk-
heid is om er juist naar te streven het diasteem open te
Na een endodontische behandeling komen verkleurin- houden en in een later stadium een etsbrug of een im-
gen van de tandkroon regelmatig voor. De beste maat- plantaat te plaatsen. In het verleden waren de resultaten
regelen tegen het optreden van endodontische verkleu- op lange termijn gunstiger wanneer deze ruimten in de
ringen zijn: tandboog orthodontisch werden gesloten, waardoor het
– het grondig reinigen van de pulpakamer, waarbij niet nodig was een prothetische voorziening te vervaar-
speciale aandacht wordt besteed aan de pulpahoorns; digen (Rosa en Zachrisson, 2007). Met de komst van
– het verwijderen van endodontisch vulmateriaal uit de adhesief bevestigde bruggen, autotransplantatie en
pulpakamer tot tenminste 1 mm apicaal van de gla- vooral implantaten, zijn nieuwe mogelijkheden ont-
zuur-cementgrens; staan, die niet mogen worden onderschat (Meijer en De
– het afvullen van de pulpakamer met een klassiek, Lange, 2007).
niet-lichthardend glasionomeercement.
174 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:7a j
40:7b

Figuur 40.7a Door een ongeval zijn bij een negenjarige jongen Figuur 40.7b 21 heeft een diepe fractuur met een minimale
de 21 en 22 gefractureerd. Beide elementen hebben een sub- expositie van de pulpa. De expositieplaats is afgedekt met cal-
luxatie. ciumhydroxide en aansluitend zijn hoekopbouwen gemaakt.

j
40:7c j
40:7d

Figuur 40.7c Na een halfjaar blijkt dat de vitaliteit van element Figuur 40.7d Twee jaar na de endodontische behandeling is de
21 niet is behouden en wordt een endodontische behandeling 21 enigszins grijs verkleurd.
uitgevoerd (röntgenfoto anderhalf jaar na de behandeling).

regelmatig met elkaar overleggen om tot een zo goed


mogelijk resultaat te komen. Het is van groot belang dat
in een vroegtijdig stadium wordt bepaald of het ontsta-
ne diasteem wordt gesloten of moet worden openge-
houden.
Het orthodontisch sluiten van het diasteem heeft het
j
40:7e
voordeel dat er op langere termijn minder problemen
ontstaan ten gevolge van resorptie van de processus. Het
Figuur 40.7e Opname twaalf jaar na de behandeling. Element orthodontisch sluiten van een dergelijk diasteem is
21 is gebleekt met natriumperboraat en de bestaande hoekop- echter niet eenvoudig. Daarom moet ook een protheti-
bouwen op 21 en 22 zijn na beslijpen en zandstralen bedekt met sche oplossing, zoals een etsbrug, worden overwogen. Is
een nieuwe laag microfijne composiet. er naast het diasteem een malocclussie die behandeling
behoeft, dan valt de beslissing meestal in het voordeel
uit van het sluiten van het diasteem. Dat geldt vooral
Orthodontisch sluiten van het ontstane diasteem wanneer zonder verlies van een of meer frontelementen
Vaak moet deze therapie worden afgesloten met een of bij het openhouden van het diasteem extractie van
restauratief-cosmetische behandeling, waarbij de mor- een of meer premolaren geı̈ndiceerd zou zijn geweest
fologie van het verplaatste gebitselement wordt aange- (Rosa en Zachrisson, 2007).
past aan de nieuw ingenomen positie (Roeters en De
Kloet, 2005). In zo’n geval is het belangrijk dat ortho- Traumata aan frontelementen komen het meest voor bij
dontist en mondzorgverlener van hun wederzijdse be- een klasse-II/1-afwijking. Bij een disto-occlusie van één
handeldoelen op de hoogte zijn en zo nodig vooraf- premolaarbreedte kan na verlies van twee centrale bo-
gaand aan en tijdens de orthodontische behandeling venincisieven de molaarocclusie gehandhaafd blijven.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 175

Bij een geringere disto-occlusie moet deze worden ver- de aangehechte gingiva met de intrusie omhoog en
groot. Bij verlies van slechts één bovenincisief kan een ontstaat er een natuurlijk verlopende gingiva-guir-
compenserende extractie gewenst zijn, bijvoorbeeld van lande. Bovendien kan de glazuur-cementgrens in dat
de eerste premolaar in de andere kaakhelft. geval zijn normale positie ten opzichte van de margi-
De mondzorgverlener zal in overleg met de ortho- nale gingiva behouden. Ten slotte krijgt de uitbouw
dontist moeten bepalen in welke positie de elementen van het element een geleidelijker en minder driehoe-
moeten komen, om aansluitend met composietop- kig verloop, omdat het gebitselement na intrusie op
bouwen een zo goed mogelijk esthetisch resultaat te gingivaal niveau een grotere mesiodistale afmeting
kunnen bereiken. De positie van een laterale incisief, die krijgt.
de plaats van een ontbrekende centrale incisief inneemt, – De frontelementen moeten goed verdeeld zijn over de
moet aan bepaalde voorwaarden voldoen: beschikbare ruimte. Door het vlak-kenmerk kan een
– De uiteindelijke klinische kroonlengte moet vol- element fraaier in distale dan in mesiale richting
doende zijn. Daarom moet de cervicale positie van de worden uitgebouwd. De mesiale contour van een
marginale gingiva van de laterale incisief in harmonie gebitselement valt bovendien meer in het zicht dan
zijn met die van de buurelementen. Bij onvoldoende het distale vlak, waardoor een mesiale opbouw meer
intrusie en een te beperkte kroonlengte zal een uit- opvalt.
bouw resulteren in een driehoekige kroonvorm. De – De mesiale zijde van de wortel van de laterale incisief
kroonlengte kan in dat geval natuurlijk achteraf door moet evenwijdig staan aan de mediane sutuur. Een
middel van parodontale chirurgie worden vergroot. juiste angulatie is gewenst om een natuurlijke inter-
Na genezing moet het gebitselement direct worden dentale papil te verkrijgen en te behouden. Dit punt is
opgebouwd, en wel zodanig dat de rand van de op- vooral op de lange termijn van belang, omdat anders
bouw apicaal van de glazuur-cementgrens komt te bij een geringe recessie van de gingiva al snel een le-
liggen. lijke, donkere, driehoekige interproximale ruimte
– Het orthodontisch intruderen van een dergelijk ele- ontstaat. Verder is deze evenwijdige oriëntatie van
ment verdient echter de voorkeur. Dan gaat namelijk belang voor het verkrijgen van een optimale kroon-

j
40:8a j
40:8b

j
40:8c

Figuur 40.8a-c Het in de juiste positie brengen van een laterale incisief, met de bedoeling deze als centrale incisief op te bouwen, is een
zeer nauwkeurige aangelegenheid, vooral bij het enkelzijdig ontbreken van de centrale snijtand (bron: A.A.J. Jeurissen).
a De gingivale begrenzing van de laterale incisief ligt idealiter op hetzelfde niveau als die van de contralaterale centrale incisief. Vanwege
het vlak-kenmerk moet de ruimte distaal van de op te bouwen laterale incisief iets groter zijn dan mesiaal. De cuspidaat kan door beslijpen
en opbouwen worden getransformeerd in een laterale incisief.
b De laterale incisief moet bijna altijd worden geı̈ntrudeerd. Met het oog op de toch al beperkte cervicale breedte van een laterale incisief
is dit te verkiezen boven een kroonverlengingsprocedure.
c De mesiale zijde van de wortel van de laterale incisief moet parallel aan de mediane sutuur lopen. Alleen dan verkrijgt men een natuurlijk
ogend vlak-kenmerk en een mooie, centrale interdentale papil tussen de opgebouwde laterale en de centrale incisief.
176 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:9a j
40:9b

Figuur 40.9a Op zevenjarige leeftijd zijn de beide centrale inci- Figuur 40.9b Direct na de orthodontische behandeling zijn de
sieven door een trauma verloren gegaan. Op twaalfjarige leeftijd is laterale incisieven met composiet getransformeerd in centrale en
het ruimteoverschot teruggebracht door een orthodontische de cuspidaten in laterale. Vervolgens is permanente retentie
behandeling. aangebracht. Opname zes maanden na de behandeling.

vorm, waarbij het meest apicale punt van de kroon ongewenste verplaatsingen direct na afloop van de or-
mesiaal van het midden komt te liggen (Van der Lin- thodontische behandeling moet worden geminimali-
den en Roeters, 1991). In dat verband is het essentieel seerd. Daartoe is het soms noodzakelijk dat de mond-
dat er mesiaal minder ruimte resteert dan distaal van zorgverlener die de opbouwen vervaardigt, eerst de
de verplaatste laterale incisief (figuur 40.8). draadspalk verwijdert en na afloop van de behandeling
de permanente retentie weer bevestigt.
Direct nadat de orthodontische apparatuur is verwij- Bij verlies van de beide centrale bovenincisieven is het
derd, moet de laterale incisief worden opgebouwd en diasteem weliswaar groot, maar is het bereiken van een
permanente retentie worden aangebracht door middel cosmetisch goed resultaat vaak gemakkelijker, omdat de
van een draadspalk. Ligt daar enige tijd tussen, dan zal symmetrie gehandhaafd blijft (figuur 40.9).
de apex naar distaal terugkippen, waardoor de kans op
het ontstaan en het behoud van een mooie interdentale De hier beschreven behandelmethode heeft tot gevolg
papil geringer wordt en het risico van het optreden van dat de bovencuspidaat de plaats van de laterale incisief
een lelijke driehoekige open ruimte ter plaatse van de inneemt. Daardoor is meestal ook een esthetisch-res-
gingivale embrasure wordt vergroot. Om praktische re- tauratieve behandeling van de hoektand noodzakelijk.
denen verdient het aanbeveling eerst de elementen op te Door deze incisaal (korter) en vestibulair (minder bol-
bouwen en pas daarna permanente retentie aan te bren- ling) te beslijpen en de hoektand approximaal uit te
gen. Is het niet mogelijk dat binnen korte termijn te bouwen, kan de vorm van een laterale incisief worden
realiseren, dan kan worden overwogen een harde diep- geı̈miteerd (figuur 40.10). Door de grotere kleurverzadi-
trekplaat als tijdelijke retentie te gebruiken. De kans op ging van de hoektand moet de uitbouw soms tot over

j
40:10a j
40:10b

Figuur 40.10a Beide laterale incisieven zijn niet aangelegd. Na Figuur 40.10b De cuspidaten zijn gebleekt, beslepen en opge-
orthodontische behandeling hebben de cuspidaten de positie van bouwd met composiet. Om een betere verhouding met de eerste
de laterale incisieven ingenomen. De cuspidaten hebben te veel premolaren te realiseren, zijn de laatste elementen uitgebouwd in
chroma en zijn in verhouding enigszins te breed. cuspidaatvorm. Soms kan in een dergelijk geval ook worden
besloten de centrale incisief distaal uit te bouwen.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 177

j
40:11a j
40:11b

Figuur 40.11a Als gevolg van een sportongeval is de 11 avitaal Figuur 40.11b Het vermoeden van een wortelfractuur wordt
geworden. Ondanks een met zorg uitgevoerde endodontische bevestigd na extractie van het element.
behandeling persisteren de pijnklachten en blijft de 11 zeer mobiel.

Handhaven van het diasteem


Als is besloten het diasteem te handhaven, omdat een
orthodontische behandeling om welke reden dan ook
niet is geı̈ndiceerd of vanwege te veel ruimteoverschot,
wordt gekozen voor een prothetische oplossing, voor
een autotransplantaat of voor een implantaat.

Prothetische oplossing Is de gave kroon van het getrau-


matiseerde gebitselement beschikbaar (bijv. na een
wortelfractuur), dan kan worden overwogen deze te ge-
bruiken als dummy voor een autologe etsbrug die im-
j
40:11c
mediaat kan worden vervaardigd (figuur 40.11).
De procedure is als volgt.
Figuur 40.11c De natuurlijke tandkroon van het geëxtraheerde Extractie van het opgegeven gebitselement. De hechtingen
element is gebruikt als brugtussendeel voor een autologe etsbrug. moeten zodanig worden aangebracht dat het mogelijk is
de dummy enigszins in de extractiewond te plaatsen.
Voorbereiden dummy. Het grootste deel van de wortel
het vestibulaire vlak worden uitgebreid, teneinde sto- wordt na de extractie van de kroon afgeslepen, zodanig
rende kleurverschillen tussen cuspidaat en centrale in- dat een bolle gingivale vormgeving ontstaat. In verband
cisief te overbruggen. Bij relatief brede cuspidaten is het met toekomstige resorptie van de processus en om vol-
echter onverstandig het gehele vestibulaire vlak met een doende ondersteuning te creëren om deze resorptie zo
lichtere kleur composiet te bedekken. Door een lichtere veel mogelijk tegen te gaan, is het aan te raden een ge-
kleur zal de cuspidaat namelijk nog breder lijken. Door deelte van de wortel te handhaven. De dummy zal
het vestibulaire vlak naar distaal toe onbedekt te laten, daardoor 1 à 2 mm in de alveole uitsteken. De pulpa-
zal dat deel van het gebitselement minder opvallen. Het kamer wordt vanaf cervicaal gereinigd en gevuld met
resultaat is een cuspidaat die smaller oogt en daarmee een composiet die adhesief aan het dentine wordt be-
meer op een laterale incisief lijkt. Men kan ook over- vestigd. Ten slotte wordt de dummy tussen de pijlers
wegen de hoektand te bleken. Op latere leeftijd kan – gepast en zo nodig approximaal in de juiste vorm ge-
indien noodzakelijk of gewenst – de oorspronkelijk met slepen.
composiet vervaardigde cosmetische correctie in porse- Voorbereiden pijlerelementen. Soms is het nodig ook de
lein worden uitgevoerd. pijlerelementen approximaal te beslijpen om de dummy
Soms verdient het aanbeveling ook de eerste premo- passend te maken. In verband met de bloeding als ge-
laar op te bouwen in cuspidaatvorm (Rosa en Zachris- volg van de extractie is het aanbrengen van rubberdam
son, 2007). een vereiste. Bestaande, niet-adequate restauraties wor-
den opnieuw gemaakt, direct voorafgaand aan het
plaatsen van de dummy. Restauraties die niet hoeven te
178 Kindertandheelkunde deel 2

worden vervangen, worden gezandstraald (Gresnigt, trekkelijk volumineus moet zijn in verband met de
2012). sterkte van de constructie. Daarmee is de interproximale
Plaatsen dummy. De dummy wordt geëtst door deze reiniging moeilijker dan wanneer de interproximale
gedurende 30 seconden in een dappenglaasje met ets- verbindingen in metaal zijn vormgegeven.
vloeistof te leggen. Met een pincet wordt de dummy
vestibulolinguaal vastgepakt, grondig gespoeld onder Een composiet-etsbrug kan op twee manieren worden
stromend water en met perslucht gedroogd. Daarna vervaardigd (Roeters en De Kloet, 2005), namelijk:

40 wordt een hechtlak geappliceerd. De aangrenzende


vlakken van de pijlers worden zo nodig gezandstraald,
eveneens geëtst en van hechtlak voorzien. De dummy
– met behulp van een transparante kroonvorm. Bij deze
techniek is de viscositeit van de composiet van weinig
belang. Een geselecteerde kroonvorm wordt cervicaal
wordt vervolgens in de gewenste positie gebracht. Een ingekort, zodat hij vestibulair aansluit op de proces-
extra druppel hechtlak kan worden aangebracht en be- sus alveolaris. Linguaal dient de kroonvorm af te
licht om de dummy vooraf te fixeren. Ten slotte worden staan, zodat de gingivale zijde bolvormig kan worden
de contactpunten met een sterke hybride composiet gemaakt. Buiten de mond wordt de kroonvorm met
omspoten en wordt het geheel uitgehard en afgewerkt. composiet gevuld en belicht. Na verwijdering van de
kroonvorm wordt de composietdummy in de ge-
Composiet-etsbrug Een tweede, relatief eenvoudige mo- wenste vorm geslepen. Plaatsing kan het best onder
gelijkheid is het aan de stoel direct vervaardigen van een rubberdam gebeuren. De dummy wordt in situ ge-
volledig uit composiet opgebouwde etsbrug, eventueel bracht en aan één zijde gefixeerd met een druppel
versterkt met glasvezels. Composiet wordt al zo’n dertig hechtlak. Vervolgens worden de toekomstige contact-
jaar voor de vervaardiging van etsbruggen gebruikt. De punten één voor één met composiet omspoten en be-
ervaringen met directe, geheel uit composiet vervaar- licht.
digde etsbruggen zijn zeer positief (De Kloet en Van Op deze manier kan uitsluitend een composiet-ets-
Pelt, 1996). Desondanks gaan de huidige ontwikkelin- brug met één dummy worden vervaardigd. Bovendien
gen meer in de richting van door tandtechniek indirect is het verkrijgen van een natuurlijke kleuropbouw
vervaardigde etsbruggen van composiet, van keramiek moeilijk, omdat die ‘omgekeerd’ in de kroonvorm
of met gegoten metalen retentievleugels. moet worden aangebracht. Een ander nadeel is een
Er blijft echter een plaats voor composiet-etsbruggen, mogelijk tekortschieten van de homogeniteit in de
al is het maar als een relatief goedkope semipermanente constructie op de overgang van de composiet van de
voorziening, die snel kan worden vervaardigd. Gezien dummy naar de later ter plaatse van de contactpunten
de lage kosten kunnen ze verder uitstekend worden toegevoegde composiet.
toegepast wanneer de prognose van de restdentitie of de – via de spuittechniek met behulp van rubberdam. Bij deze
pijlerelementen onduidelijk is. Dat geldt ook voor de methode fungeert de rubberdam als matrijs voor het
toepassing als onmiddellijke voorziening na een trau- cervicale gedeelte van de dummy (figuur 40.12). Na
ma. Een ander voordeel ten opzichte van de andere ty- het aanbrengen van rubberdam worden, uitgaande
pen etsbruggen is dat er aan de linguale zijde van de van één pijlerelement, het approximale en het cervi-
pijlerelementen geen ruimte aanwezig hoeft te zijn of cale gedeelte van het brugtussendeel in kleine porties
moet worden gemaakt voor retentievleugels. Verwijde- opgebouwd, terwijl de rubberdam strak over het ves-
ring van tandweefsel is daarom zelden nodig. Daarmee tibulaire deel van de processus wordt getrokken. In
voldoet dit type brug geheel aan een van de belang- ongeveer vijf porties wordt een verbinding met het
rijkste voorwaarden van het dynamisch behandelcon- andere pijlerelement tot stand gebracht. Het linguale
cept: een lage biologische prijs (De Kloet en Van Pelt, gedeelte van de ‘pontic’ wordt in de juiste vorm ge-
1998). Verder hebben composiet-etsbruggen niet als na- bracht door composiet aan te brengen en de strakge-
deel dat metaal doorschemert. Bovendien bieden ze trokken rubberdam als matrijs te laten functioneren.
meer mogelijkheden dan door tandtechniek gemaakte De composiet wordt belicht vanaf vestibulair. Na een
etsbruggen om de beperkingen die de vastliggende eerste verstijving kan de polymerisatie vanaf linguaal
grootte van een diasteem met zich meebrengt te omzei- worden voltooid. Ten slotte wordt het vestibulaire
len, omdat de pijlerelementen direct voorafgaand aan vlak in de gewenste kleur en opaciteit vormgegeven.
het direct vervaardigen van de brug approximaal kun-
nen worden uitgebouwd. Het belangrijkste voordeel van de spuittechniek met
Directe composiet-etsbruggen hoeven in esthetisch behulp van rubberdam is de mogelijkheid de pijlerele-
opzicht zeker niet onder te doen voor door met behulp menten uit te bouwen en de contactrelatie tussen het
van tandtechniek vervaardigde etsbruggen. Daarbij brugtussendeel en de pijlerelementen te manipuleren,
moet wel worden opgemerkt dat voor het verkrijgen van zonder dat de homogeniteit van de constructie in gevaar
een optimaal resultaat, hoge eisen worden gesteld aan komt (figuur 40.13). Deze methode leent zich ook voor
de artistieke kwaliteiten van de mondzorgverlener. Een het vervaardigen van een etsbrug met meer dan één
tweede nadeel is de approximale vormgeving die be- dummy. In dat geval is het aan te raden voorafgaand aan
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 179

j
40:12a j
40:12b

Figuur 40.12a Omdat 12 verloren is gegaan en er voorlopig geen Figuur 40.12b De composiet wordt in een groot aantal kleine
middelen aanwezig zijn voor een meer permanente voorziening, is porties aangebracht, waarbij de rubberdam als cervicale matrijs
besloten een composiet-etsbrug te vervaardigen. voor het brugtussendeel functioneert.

j
40:13a j
40:12c

Figuur 40.13a Op elfjarige leeftijd zijn de 11 en 12 verloren Figuur 40.12c De esthetiek van een volledig uit composiet ver-
gegaan door een trauma. Na orthodontische behandeling is met vaardigde etsbrug kan wedijveren met die van alle andere
een plaatprothese de esthetiek zo veel mogelijk hersteld. methoden.

j
40:13b j
40:13c

Figuur 40.13b Op zestienjarige leeftijd is de plaatprothese aan Figuur 40.13c Na de behandeling is goed te zien hoe met een
vervanging toe. Besloten wordt een composiet-etsbrug te ver- composiet-etsbrug de diasteemgrootte en de vorm van de pijlers
vaardigen en tevens de 13 en 14 te transformeren in een laterale kan worden gemanipuleerd.
en een cuspidaat.

de vervaardiging van de brug versterkingsvezels (glas- de patiënt de brug niet verliest en reparatie relatief
vezel of polyethyleen) aan te brengen, die later door eenvoudig is.
composietmateriaal worden omvat. Het gebruik van ve- Het spreekt voor zichzelf dat voor composiet-ets-
zels geeft enige versterking van de overspanning, maar bruggen een sterke hybride composiet moet worden ge-
is vooral van belang omdat bij breuk van de composiet bruikt, die eventueel met een fijnkorrelige composiet
de dummy aan beide pijlers blijft vastzitten, waardoor kan worden bedekt.
180 Kindertandheelkunde deel 2

40 j
40:14a j
40:14b

Figuur 40.14a Op zevenjarige leeftijd is als gevolg van een Figuur 40.14b Op tienjarige leeftijd wordt 35 met composiet
trauma element 11 verloren gegaan. Op negenjarige leeftijd is 35 omgevormd tot een centrale incisief: fase 1, de approximale uit-
getransplanteerd naar de plaats van 11, waarbij cervicale en ves- bouw.
tibulaire positie zeer nauwkeurig zijn bepaald.

j
40:14c j
40:14d

Figuur 40.14c Fase 2: met een Automatrix als matrijs wordt het Figuur 40.14d Door de laagsgewijze toepassing van materialen
vestibulaire vlak bedekt met composiet. met een verschillende kleur en translucentie is een natuurlijke
kleuropbouw geı̈miteerd.

Een andere mogelijkheid is het vervaardigen van een


indirecte, door tandtechniek vervaardigde etsbrug met geplaatst. Vooralsnog wordt geadviseerd een frontim-
retentievleugels. Zoals reeds eerder uiteengezet, is het plantaat uitsluitend toe te passen als oplossing in het
nadeel van een dergelijke etsbrug vooral de noodzake- onderfront (figuur 40.15), of wanneer de bovenlip het
lijke preparatie voor ruimte en resistentie. cervicale gedeelte van het bovenfront te allen tijde be-
dekt. Een implantaat kan op zijn vroegst op achttien-
Autotransplantatie Een autotransplantatie (bijv. een eigen jarige leeftijd worden vervaardigd.
premolaar op de plaats van een verloren gegane centrale
incisief) is een mogelijkheid die de laatste jaren steeds
succesvoller blijkt, ook op langere termijn (zie ook
hoofdstuk 38). Omdat in het verleden de prognose vrij
onzeker was en nogal eens endodontische complicaties
optraden (van obliteratie van de pulpa tot ernstige in-
terne en externe resorptie en ankylose), werd tot begin
jaren negentig van de vorige eeuw geadviseerd deze
methode te reserveren voor die gevallen waarbij twee of
meer elementen in een kwadrant ontbraken (Van der
Linden en Roeters, 1991). Tegenwoordig worden succes-
percentages van 90 na tien jaar gerapporteerd (Baart et
al., 2006; Denys et al., 2012). De procedure mag alleen
worden uitgevoerd door een op dit gebied ervaren ope-
rateur en dient zorgvuldig te worden gepland in een
j
40:15

multidisciplinaire samenwerking tussen mondzorgver-


lener, orthodontist en MKA-chirurg (figuur 40.14). Figuur 40.15 Een anderhalf jaar eerder geplaatst IMZ-implan-
taat functioneert op zichzelf uitstekend, maar is wat gingivale
Implantaat Het nadeel van een implantaat is de niet goed esthetiek betreft zo weinig voorspelbaar dat toepassing op plaat-
te voorspellen esthetiek op gingivaal niveau en het feit sen waar de gingiva zichtbaar is, op zijn minst riskant is. Bovendien
dat een implantaat niet op jeugdige leeftijd kan worden is toepassing op zijn vroegst mogelijk vanaf achttienjarige leeftijd.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 181

j
40:16a j
40:16b

Figuur 40.16a Om een orthodontische behandeling enige tijd te Figuur 40.16b Na tien maanden functioneren de bruggen nog
kunnen onderbreken, zijn composiet-etsbruggen vervaardigd bij uitstekend en is goed te zien hoe ook de pijlers van vorm zijn
een patiënt met multipele agenesieën. veranderd.

40.3 Agenesieën

Als gebitselementen ontbreken omdat ze niet zijn aan-


gelegd, gelden in principe dezelfde overwegingen als
wanneer elementen verloren zijn gegaan als gevolg van
een trauma.
Als veel elementen niet zijn aangelegd, is het meestal
noodzakelijk een orthodontische behandeling te com-
bineren met een prothetische oplossing. Etsbruggen van
composietmateriaal kunnen in zo’n geval uitstekend
worden toegepast als semipermanente voorziening (fi-
j
40:16c

guur 40.16 en 40.17), en tevens als spalk waarbij verster-


king met glasvezel een vereiste is. Autotransplantatie is Figuur 40.16c Opname vanaf occlusaal. Element 24 is niet
zelden een oplossing, omdat er domweg te veel elemen- voorzien van een kauwvlak.
ten ontbreken. Zijn de overspanningen te groot, dan is
de enige mogelijkheid over het algemeen een partiële
kunststofprothese of een frameprothese; in afwachting
van de uiteindelijke behandeling, die in zo’n geval
meestal bestaat uit implantaten, eventueel in combina-
tie met een overkappingsprothese.

j
40:17a j
40:17b

Figuur 40.17a Naast een lip- en gehemeltespleet en een ont- Figuur 40.17b Door de elementen uit te bouwen en een vrij-
brekende 12, is de vorm van de overige gebitselementen bij een eindigende composiet-etsbrug te vervaardigen, is voorlopig voor-
dertienjarige jongen sterk afwijkend. zien in de esthetische behoefte van de patiënt en zijn ouders.
182 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:18a j
40:18b

Figuur 40.18a Bij fluorose kan door beslijpen of microabrasie Figuur 40.18b De frontelementen zijn beslepen, waarna het
een bevredigend resultaat worden behaald als de ontkalking en de uiterlijk aanzienlijk is verbeterd. Het resultaat van de behandeling
bijbehorende verkleuring oppervlakkig gelokaliseerd zijn. is echter nog niet geheel bevredigend.

melkelementen en ook bepaalde vormen van fluorose


voldoen hieraan. Soms is zo veel tandweefsel verwijderd
dat het noodzakelijjk is het weggeslepen weefsel te ver-
vangen door composietmateriaal.
Er kunnen twee methoden worden onderscheiden.
– Microabrasie. Hierbij wordt een agressief schuurmiddel
gebruikt, bijvoorbeeld zoutzuur vermengd met
puimsteen of fosforzuur met puimsteen (Roeters en
De Kloet, 2005; Nahsan et al., 2011) om de oppervlak-
kige glazuurlaag gelijkmatig te verwijderen.
– Oppervlakkig beslijpen. Met fineerboren of schijfjes (Coll
j
40:18c
et al., 1991) wordt de oppervlakkige glazuurlaag weg-
geslepen.
Figuur 40.18c Om die reden is het oppervlak ten slotte lokaal
bedekt met een dunne laag microfijne composiet. De laatste methode blijkt minstens even goed te werken
en is aanzienlijk sneller dan microabrasie (figuur 40.18).
De meeste auteurs adviseren tot slot grondig te po-
40.4 Verkleuringen lijsten en te fluorideren of het oppervlak met kunststof
te impregneren (Paris en Meyer-Lueckel, 2009), dan wel
Afhankelijk van de aard en de lokalisatie van een ver- een dunne laag microfijne composiet over het beslepen
kleuring, kan worden gekozen voor het verwijderen van oppervlak heen te leggen, zeker wanneer veel glazuur is
oppervlakkig glazuur, het bleken of het bedekken van weggeslepen. Daarmee wordt voorkomen dat kleurstof-
de verkleuring met tandkleurig vulmateriaal, of een fen uit voedingsmiddelen opnieuw bruine verkleurin-
combinatie van deze drie methoden. Over het algemeen gen veroorzaken doordat ze in het poreuze buitenop-
geldt dat de behandeling van verkleuringen een meer pervlak penetreren.
blijvend karakter heeft als het kind bij de behandeling
ouder is. Om die reden is behandeling uitsluitend geı̈n- 40.4.2 vitaal bleken
diceerd wanneer de verkleuring een probleem is voor het
kind zelf. Het van buitenaf bleken van tanden (vitaal bleken) leent
zich vooral voor verkleuringen waarbij het dentine van
40.4.1 verwijderen van oppervlakkig vitale gebitselementen is verkleurd (Van Pelt en Yudhi-
glazuur ra, 1991). Deze inwendige verkleuringen zijn door het
relatief doorschijnende glazuur heen zichtbaar. Een
Het verwijderen van oppervlakkig glazuur is geı̈ndi- veelvoorkomende (intrinsieke) verkleuring is die als ge-
ceerd wanneer de verkleuring in het buitenoppervlak volg van het gebruik van tetracycline op jeugdige leef-
van het glazuur is gelokaliseerd (meestal witte en bruine tijd. Veel patiënten met tetracyclineverkleuringen zijn
vlekken). Sommige ontwikkelingsstoornissen van blij- zich zeer bewust van het feit dat de betreffende gebits-
vende incisieven als gevolg van een trauma van de elementen gezond zijn, ondanks de verkleuringen.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 183

j
40:19a j
40:19b

Figuur 40.19a Een tetracyclineverkleuring kan ook voor een Figuur 40.19b In het verleden is in een aantal zittingen gebleekt
kind een zware belasting zijn, vooral omdat de verkleuring na met waterstofperoxide 30%, onder toevoeging van warmte, met
verloop van tijd erger wordt. een – gezien de uitgangssituatie – alleszins bevredigend resultaat.

worden onderscheiden (Schuurs en Van Amerongen,


2006; Van Luijk, 2007).
– Bleken in de tandartspraktijk (‘in-office bleaching; power
bleaching’). Nadat de elementen professioneel zijn
gereinigd, wordt de kleur bepaald. Vervolgens wordt
het werkterrein voorbereid, waarbij met name de
gingiva moet worden beschermd tegen de hoog ge-
concentreerde (30% en hoger) waterstofperoxide, die
hierbij wordt toegepast. Dit kan gebeuren met rub-
j
40:19c
berdam en vaseline of met een kunststof, of met een
combinatie daarvan. De gebitselementen worden ge-
Figuur 40.19c Vijftien jaar later is duidelijk sprake van een fors etst om de porositeit van het glazuur te verhogen. Ook
recidief, waarop is besloten de verkleuring met composiet te het permeabel maken van het glazuuroppervlak ver-
maskeren. schilt in details. Bij de meeste vitale ‘in-office’-bleek-
technieken wordt gebruikgemaakt van een externe
warmte- of (laser)lichtbron in de vorm van een speci-
Daarom zijn deze patiënten meestal zeer terughoudend ale lamp, een zogenoemde thermotray of een polyme-
ten aanzien van therapieën die gepaard gaan met weef- risatielamp.
selverlies (Schuurs en Van Amerongen, 2006). Bleken De behandeling mag er niet toe leiden dat irreversi-
lijkt in zo’n geval een aantrekkelijke oplossing. Het op- bele schade aan de pulpa ontstaat. Op vage empirische
treden van recidief is echter zeer waarschijnlijk (figuur gronden wordt geadviseerd de behandelzitting te be-
40.19). eindigen wanneer de patiënt een prikkeling in de
De enige methode om verkleuringen door gebruik van gebitselementen waarneemt. Op dat moment zou het
tetracycline te bleken zonder dat recidief optreedt, is het blekende agens de glazuur-dentinegrens hebben be-
uitvoeren van een endodontische behandeling, waarna reikt en bestaat er risico van pulpaschade. In de lite-
van binnenuit (avitaal) wordt gebleekt met natriumper- ratuur wordt melding gemaakt van twee tot zestien
boraat (Aldecoa en Mayordomo, 1992). Een betere op- behandelsessies.
lossing is wellicht het maskeren van de verkleuring met Er is weinig onderzoek verricht naar de effectiviteit en
een dunne laag composietmateriaal. de gevolgen van bleken door de mondzorgverlener.
Bovendien zijn de verschillende methoden nooit di-
Een tweede veelvoorkomende oorzaak van verkleuring rect met elkaar vergeleken. Het is daarom vooralsnog
is slijtage. Vooral wanneer de incisale glazuurrand van niet mogelijk te zeggen welke methode de voorkeur
een gebitselement door erosie of abrasie is afgesleten, heeft.
kunnen – ook bij jongeren – kleurstoffen uit voedings- – Thuis bleken met ureumperoxide (onder supervisie van
en genotmiddelen het poreuze dentine binnendringen. mondzorgverlener of mondhygiënist). Het grote
Omdat de verkleurende factor van buitenaf komt, wordt voordeel van deze behandelingsmethode is dat hij
in zo’n geval gesproken van een extrinsieke verkleuring. betrekkelijk goedkoop is doordat er weinig stoeltijd
Bij vitaal bleken kunnen grofweg twee technieken mee gemoeid is (Haywood en Heymann, 1989;
Schuurs en Van Amerongen, 2006).
184 Kindertandheelkunde deel 2

De mondzorgverlener laat aan de hand van een ge- het vestibulaire tandoppervlak wordt dan een ondiepe
bitsafdruk een soort gebitsbeschermer (de ‘bleekle- ‘chamfer’-preparatie aangebracht, die cervicaal tot aan
pel’) vervaardigen, waarmee de patiënt gedurende een de gingiva en approximaal tot dicht voor de mesiale
of meer keren per etmaal (vaak gebeurt dit ’s nachts, en distale contacten loopt. Bij ernstige verkleuringen
vandaar de naam: ‘night guard vital bleaching’) een heeft cervicaal een afgeronde schouderpreparatie die
hoogviskeuze ureumperoxide-bevattende (synoniem: enigszins subgingivaal verloopt de voorkeur, aange-
carbamideperoxide) gel (10-20%) op zijn gebit kan la- zien de laagviskeuze opaquer, waarmee een verkleu-

40 ten inwerken. Na één tot vier weken worden verras-


sende resultaten gerapporteerd, vooral bij verkleurin-
gen die het gevolg zijn van externe factoren. Met deze
ring wordt afgedekt, dan gemakkelijker te appliceren
is en de fineer aan de randen meer dikte krijgt. Daar-
door is de kans op doorschemering van de verkleuring
methode is het ook mogelijk intrinsieke verkleurin- geringer, vooral in de richting van de preparatierand.
gen van binnenuit te bleken; de patiënt appliceert in Het tot vóór het contactpunt approximaal beslijpen
zo’n geval zelf de ureumperoxide-gel in de door de van glazuur is noodzakelijk om bij behoud van de
mondzorgverlener geopende pulpakamer, waarna de oorspronkelijke contour (gewenst uit esthetisch en
bleeklepel wordt ingebracht. parodontaal oogpunt) een verkleuring effectief te
kunnen blokkeren.
De preparatie moet zo veel mogelijk beperkt blijven
Met ingang van 1 november 2012 zijn de regels ten
tot het glazuur. Dit betekent dat in het incisale gebied
aanzien van waterstofperoxide verscherpt. Zie site van
meer kan worden afgenomen dan cervicaal. Het is
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (www.vwa.nl;
moeilijk ernstige verkleuringen cervicaal voldoende
dossier tandenbleken). Percentages H2O2 van > 6
met composiet te maskeren zonder een ontoelaatbare
mogen alleen door de mondzorgverlener worden
overcontour te krijgen. In dat geval zal men cervicaal
gebruikt (meegeven van gel voor thuisbehandeling
tot in het dentine moeten prepareren.
mag, als de behandeling in de praktijk is gestart en
thuis door de patiënt wordt voortgezet en door de – Droogleggen. Bij een gezonde gingiva kan met watten-
mondzorgverlener wordt gesuperviseerd); carbamide- rollen worden volstaan, tenzij de restauratie sub-
peroxide is ongeveer een factor 3 minder sterk; dan zou gingivaal komt te liggen. Als de gingiva geı̈rriteerd is
een percentage van rond de 18 als grens kunnen gaan en kan gaan bloeden, moet men een andere methode
gelden. toepassen. Het plaatsen van rubberdam is soms vrij-
wel onmogelijk vanwege de lokalisatie van de cervi-
cale preparatierand vestibulair. Juist in deze situaties
kunnen zogenoemde Contourstrips1 (Ivoclar-Viva-
Vanwege de vooralsnog onzekere resultaten op lange dent) goed van pas komen om het gebitselement
termijn, gekoppeld aan mogelijke bijwerkingen, moe- droog te leggen en te houden. Ook een metalen ma-
ten bleektechnieken bij kinderen uitsluitend worden trijs (Automatrix, DeTrey-Dentsply) kan in zo’n geval
toegepast in schrijnende gevallen op een zo laat moge- goede diensten bewijzen (figuur 40.14c).
lijke leeftijd na een zorgvuldige afweging van de posi- – Matrijzen. Dunne transparante strips worden toege-
tieve effecten en de risico’s. past om het te behandelen gebitselement van de
buurelementen te scheiden. Daarmee wordt voorko-
40.4.3 afdekken van de verkleuring met een men dat de buurelementen onnodig worden meege-
tandkleurig vulmateriaal etst. Het te behandelen vestibulaire vlak blijft boven-
dien goed toegankelijk. In bepaalde gevallen kan een
Als het verwijderen van oppervlakkig glazuur onvol- Contourstrip als matrijs worden gebruikt. In dat ge-
doende effect heeft of als er een substantiële hoeveelheid val wordt een spuitbare composiet toegepast. De
tandweefsel moeten worden weggeslepen, kan het ont- Contourstrip wordt na de preparatie aangebracht. De
stane defect met composietmateriaal worden aangevuld korte holle zijde wordt vestibulair in de sulcus van het
en kan een eventueel resterende verkleuring worden af- te behandelen gebitselement geschoven. De strip
gedekt. Ook wanneer bleken te riskant is of onvol- moet cervicaal overal tegen het vestibulaire vlak en de
doende resultaat heeft, kan men ervoor kiezen de ver- approximale vlakken aanliggen. Hoe diep de strip in
kleuring met een dunne laag composietmateriaal of de sulcus wordt geschoven, hangt af van de gewenste
porselein aan het gezicht te onttrekken. Men spreekt begrenzing van de fineerlaag. De strip wordt aan de
dan van een ‘veneer’, een fineerrestauratie of een ‘fa- buitenzijde met een relatief hoogviskeuze glazuur-
cing’. hechtlak vastgezet aan de buurelementen en de gin-
– Prepareren. Bij de vervaardiging van een vestibulaire giva (figuur 40.20). Wanneer hierbij hechtlak onder de
bedekking is afnemen van tandweefsel gewenst als strip door op het te behandelen oppervlak terecht-
door de restauratie een ongewenste overcontour zou komt, moet opnieuw worden begonnen. Een Auto-
ontstaan. Het wegnemen van tandmateriaal is vooral matrix-matrijsband is in veel gevallen een bruikbaar
van belang bij de behandeling van verkleuringen. In alternatief voor een Contourstrip1.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 185

j
40:20a j
40:20b

Figuur 40.20a In verband met een tetracyclineverkleuring is Figuur 40.20b Bij het aanbrengen van de composiet wordt de
besloten fineerrestauraties te maken op de bovenfrontelementen. binnenzijde van de strip als matrijs gebruikt. Na verwijdering wordt
Met een Contourstrip1 kan een verantwoorde bedekking met de cervicale overgang dun uitgewerkt en afgerond.
composiet worden gemaakt, die zo nodig subgingivaal eindigt. De
strip wordt aan de buitenzijde met glazuurhechtlak tegen de gin-
giva en de buurelementen vastgezet.

j
40:20c

Figuur 40.20c Het resultaat na de behandeling maakt duidelijk


dat de gingiva in dit geval niet ongunstig reageert op de aange-
brachte composietlagen.

– Hechting. Wanneer de fineerrestauratie cervicaal in het


j
40:20d
dentine eindigt, moet er voor hechting aan dentine of
wortelcement worden gezorgd. Toepassing van een Figuur 40.20d Schematische weergave van een vastgezette
specifiek dentineadhesief is in dat geval aan te raden, Contourstrip1.
maar de kans op een lekvrije afsluiting is nog altijd
kleiner dan wanneer hechting aan glazuur plaatsvindt
(Van Meerbeek et al., 2003). deel een microfijne composiet te gebruiken, kan af-
– Materiaalkeuze. Voor de vervaardiging van een fineer- splintering (‘chipping’) worden voorkomen. Nanofij-
restauratie moet een composiet met een duurzame ne composiet heeft hier minder last van.
oppervlakteglans worden gekozen. Dit kan een fijn- Door voor het cervicale gedeelte een composiet met
korrelige (‘submicron’) hybride composiet, een micro- meer kleur te gebruiken en voor het incisale deel een
fijne, of een nanofijne composiet zijn. Bij een zwaar- translucent composietmateriaal te kiezen, dat dak-
belaste fineerrestauratie kan niet uitsluitend met een pansgewijs over het eerste materiaal heen wordt ge-
microfijne composiet worden volstaan. Door alleen legd, kan een monochromatisch, doods eindresultaat
het incisale deel van de fineerrestauratie in een sterke worden tegengegaan en kan tegelijkertijd de natuur-
hybride composiet uit te voeren en voor het overige
186 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:21a j
40:21b

Figuur 40.21a Fractuur van de 21 als gevolg van een ongeluk Figuur 40.21b Bij het restaureren met composiet is er met
tijdens zeilen. Het element is vitaal gebleven na tijdelijke restau- behulp van tints voor gezorgd dat kalkvlekjes en translucentie
ratie met een lichthardend glasionomeercement. zodanig zijn nagebootst dat de tandkroon harmonieus in zijn
omgeving past.

lijk optredende incisale translucentie worden nage- bruik van een opaquer in combinatie met een translu-
bootst (Roeters en De Kloet, 2005; Dietschi, 2008). centere composiet.

Naast opaquers (een dunne, vloeibare, zeer ondoor- Opaquers zijn bij uitstek geschikt om tandverkleurin-
schijnende composiet) die bedoeld zijn om een verkleu- gen geheel of gedeeltelijk te maskeren. In materiaal-
ring te maskeren, onderscheiden we ‘tints’. kundig opzicht en in toepassingsmogelijkheden ver-
Tints of ‘color modifiers’ zijn effectief bij het aanpas- schillen ze wezenlijk van de opake composieten. Door
sen van een solitair gebitselement aan zijn omgeving. hun lage vulstofgehalte kunnen ze beter niet aan het
Tints zijn bij uitstek geschikt om met één kleur com- oppervlak worden toegepast. Bedekt door een translu-
posiet toch een polychromatisch uiterlijk van de restau- cente composiet kan een opaquer als dentine-imitatie
ratie te verkrijgen (figuur 40.21). Het is onverstandig fungeren. Het is niet verstandig opaquers te dik aan te
tints met de composiet te mengen. Ze moeten – zeer brengen. In de eerste plaats heeft het materiaal dan de
zuinig – dicht onder het oppervlak worden aangebracht. neiging ‘weg te lopen’, waardoor het op ongewenste
Tints worden geleverd in een scala van vrij heldere plaatsen terechtkomt, zoals in de sulcus of in het inter-
kleuren. Door menging met een transparante hechtlak proximale gebied. In de tweede plaats bestaat het risico
kan de intensiteit worden afgezwakt. Afhankelijk van dat bij het uitharden onvoldoende licht door het opake
het gewenste effect kan een tint met meer of minder materiaal heendringt om in de diepte voldoende poly-
kleurverzadiging worden toegepast. Overmatig gebruik merisatie te bewerkstelligen. Een gelijkmatige laagdikte
van tints moet worden vermeden, omdat een compo- wordt bereikt door de opaquer in enkele dunne lagen
sietrestauratie daardoor niet natuurlijk en levendig aan te brengen en die tussentijds te belichten. Opaquers
wordt, maar er al snel overdreven gekunsteld uitziet. mogen niet met composiet worden gemengd, omdat dat
Met behulp van tints kan men alle bijzonderheden die ten koste gaat van de materiaaleigenschappen van de
gebitselementen kunnen vertonen, nabootsen: kalk- composiet en aanleiding geeft tot het ontstaan van po-
vlekjes, haarscheuren, cariës, restauraties, incisale rositeiten.
translucentie enzovoort. Het gebruik van tints leidt, de De ideale opaquer heeft bij een minimale laagdikte
witte kleur uitgezonderd, tot een restauratie die don- een maximaal effect. Bij een overmaat wordt de restau-
kerder is (minder ‘value’). Tints zijn bijzonder geschikt ratie bij ernstige verkleuringen gauw te dik of blijft de
om uitgebreide restauraties aan frontelementen minder opaquer op een hinderlijke wijze zichtbaar door het
te laten opvallen. Dat kan onder andere door bewust composietoppervlak heen. Een opaquer kan het best
kalkvlekjes aan te brengen als die ook in de buurele- met fijne penseeltjes of met behulp van een sonde wor-
menten voorkomen. Moet het gehele bovenfront van den aangebracht en verdeeld. In de praktijk moet de
fineerrestauraties worden voorzien, dan kan meestal mondzorgverlener de beschikking hebben over
worden volstaan met het toepassen van composieten in opaquers in enkele dentinekleuren. Sommige fabrikan-
verschillende kleuren en opaciteiten. Bij verkleuringen ten leveren opaquers met dezelfde kleurcodering als de
zal, afhankelijk van de ernst en het gewenste effect, composieten, waardoor de procedure eenvoudiger en het
worden gekozen voor een opake composiet of het ge- eindresultaat beter voorspelbaar wordt.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 187

Bij restauraties die zich uitstrekken over de gehele dikte Effecten die met tints en opaquers kunnen worden
van het gebitselement (hoekopbouw, uitbouw, grote bereikt
klasse III) kan het doorschemeren van de donkere Kalkvlekjes. In natuurlijke gebitselementen komen kalk-
mondholte problemen opleveren. In plaats van linguale vlekjes in vele variaties voor. Meestal zijn ze opaak-wit.
toepassing van een opake composiet kan ook een De meeste assortimenten tints bevatten een correspon-
opaquer als dentinevervangende component worden derende opaak-witte tint. Soms kan men gebruikmaken
toegepast. Tussen twee dunne lagen glazuurmateriaal van een witte opaquer. In grote lijnen kunnen twee
wordt een laag opaquer aangebracht die het doorsche- soorten witte vlekken worden onderscheiden: vlekken
meren door het relatief transparante composietmateri- die vloeiend, zonder scherpe scheiding overgaan in het
aal heen tegengaat. omringende glazuur, en vlekken die een abrupte,
scherpe begrenzing hebben.
In bepaalde situaties kan een onderliggende verkleuring – Vlekken met een vloeiende overgang. Deze vlekken zijn het
worden benut om de gewenste dentinekleur te realise- gemakkelijkst na te bootsen. Iets onder de uiteinde-
ren. Door bijvoorbeeld een geelbruine verkleuring lijke oppervlakte wordt met een sonde of een kwastje
slechts gedeeltelijk met een witte opaquer te bedekken, de gewenste hoeveelheid tint in de juiste kleur geap-
kan een acceptabele dentinekleur ontstaan (zogenaamde pliceerd en verdeeld. Na polymerisatie wordt daar-
‘partial blocking’). Als regel wordt de ongewenste ver- overheen een toplaag translucente composiet aange-
kleuring volledig afgedekt met de opaquer, tenzij de bracht. Afhankelijk van de dikte en de doorschij-
verkleuring bruikbare aspecten bevat, die door middel nendheid van de toplaag zal de tint meer of minder
van een dunnere laag opaquer kunnen worden benut. opvallen.
Deze methode leent zich goed voor de behandeling van – Vlekken met een scherpe begrenzing. Een abrupte overgang
bij de incisale rand gelegen verkleuringen. Een door de kan op twee manieren worden nagebootst. Het een-
opaquer heen schemerende blauwgrijze verkleuring kan voudigst is het slijpen van een uitholling in het zo-
daar goed worden benut om incisale translucentie van juist uitgeharde restauratieoppervlak. Deze uithol-
het glazuur te suggereren. ling wordt met witte tint gevuld, die vervolgens wordt
Bij het blokkeren van ernstige verkleuringen bestaat gepolymeriseerd. De tweede methode is moeilijker,
al snel de neiging een te witte opaquer te gebruiken. Bij maar geeft de fraaiste resultaten als de mondzorgver-
het bepalen van de juiste kleur(combinatie) moet men lener een duidelijk beeld heeft van de opbouw en de
zich echter niet laten leiden door de ernst van de on- structuur van de te imiteren ontkalking en bovendien
derliggende verkleuring, maar door het gewenste over voldoende vaardigheden beschikt. De scherpe
kleureffect in het eindresultaat. Een te witte opaquer begrenzing wordt verkregen door composiet en tint
leidt tot restauraties die, ondanks een juiste kleurkeuze tegen elkaar aan te laten vloeien. De viscositeiten van
van het composietmateriaal, bij een bepaalde lichtval als de twee materialen mogen dan niet te veel uiteenlo-
te wit zullen opvallen. Een te donkere opaquer kan re- pen. Men kan het best eerst de composiet appliceren
delijk worden gecompenseerd door een in feite te lichte en vervolgens in de nog vloeibare composiet met een
kleur te gebruiken voor de erover aan te brengen com- handinstrument een opening maken tot aan de harde
posiet. In moeilijke gevallen is het verstandig een ondergrond. In deze opening brengt men aansluitend
proefopbouw zonder etsen (‘mock-up’) te maken, waar- de juiste hoeveelheid tint aan. Door gericht manipu-
bij de toegepaste procedures en de verkregen resultaten leren met handinstrumenten kunnen dan de gewenste
(kleur, materiaal, laagdikte) nauwkeurig worden geno- abrupte grenzen en vloeiende overgangen (ook in de
teerd. Op deze manier kan worden voorkomen dat zeer diepte) worden gerealiseerd. Pas wanneer het beoogde
donkere gebitselementen uiteindelijk te licht van kleur effect is verkregen, wordt tot polymerisatie overge-
worden. gaan waarna zo nodig over de imitatieontkalking
Tot slot wordt erop gewezen dat na het uitharden van heen nog een dunne laag composiet wordt geappli-
een opaquer, de oppervlakkige laag door zuurstofinhi- ceerd.
bitie soms nog wat vloeibaar is. Bij het aanbrengen van
een laag composiet wordt zo’n nog viskeuze laag voor de Fluorotisch glazuur. Door met een vrij grove diamantboor
composiet uitgestuwd. Als het composietmateriaal van- het oppervlak te beslijpen ontstaan groefjes die vervol-
uit één punt wordt aangebracht, wordt voorkomen dat gens met een witte tint kunnen worden gevuld. Daar-
een geconcentreerde streep opaquer als een ader in het mee ontstaat een witte streping die nauwelijks te on-
materiaal zichtbaar wordt. Een andere mogelijkheid is derscheiden is van echte milde fluorose.
de zuurstofgeremde laag met aceton te verwijderen
(Eliades en Caputo, 1989) voordat de composiet over de Cariës. Incidenteel kan het bij de behandeling van een
opaquer wordt aangebracht. solitair gebitselement wenselijk zijn geremineraliseerde
cariës na te bootsen. De geschiktste tints daarvoor zijn
oker-, caramelkleurig of bruin. Meestal is een scherpe
begrenzing niet gewenst. De te volgen procedure is ge-
188 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:22a j
40:22b

Figuur 40.22a Een hypoplastische vorm van amelogenesis Figuur 40.22b Dankzij de composiet-etstechniek kan het ont-
imperfecta en atypische tandvormen maken esthetische aanpas- brekende en misvormde glazuur worden aangevuld zonder schade
sing van de frontelementen gewenst. aan het gebitselement toe te brengen.

lijk aan die van het nabootsen van vloeiend verlopende Bij de ‘rough’ en ‘smooth type’ amelogenesis imperfecta
ontkalkingen. zijn de mesiodistale afmetingen van de gebitselementen
vaak zo klein dat er diastemen ontstaan. In combinatie
Incisale translucentie. Bij het imiteren van translucentie met amelogenesis imperfecta komt vaak een extreme
kunnen grijze en blauwe tints worden toegepast. Vlak open beet voor.
onder het uiteindelijke oppervlak kunnen met grijze Toepassing van de etstechniek is over het algemeen
tints mamelons worden ingetekend, die na bedekking goed mogelijk, dankzij de goede kwaliteit van het gla-
met een glazuurcomposiet niet van echt te onderschei- zuur. Behandeling met composietmateriaal (bijv. met
den zijn (figuur 40.21b). Door als basis gebruik te maken een fineerrestauratie) is daarom bijna altijd succesvol
van een reeds aanwezige onderliggende verkleuring of (figuur 40.22).
speciaal daarvoor bedoelde zeer translucente composie- Soms is er een stoornis in de mineralisatie opgetreden,
ten toe te passen, kan een overeenkomstig effect worden hetgeen leidt tot een kwalitatieve afwijking; men
verkregen. spreekt dan van hypomaturatie of hypocalcificatie.
Hierbij kunnen zelden goede etsresultaten worden be-
reikt. Vaak is het beter het slecht aangelegde glazuur te
40.5 Afwijkingen in vorm en structuur verwijderen en aan het dentine te hechten. Op latere
leeftijd is een behandeling met kronen meestal niet te
40.5.1 gegeneraliseerde afwijkingen voorkomen.

Amelogenesis imperfecta Ectodermale dysplasie


Bij een kwantitatief glazuurdefect (hypoplasie) is er een Tot de dentale afwijkingen bij patiënten met ectoder-
stoornis opgetreden in de matrixformatie van het gla- male dysplasie behoren multipele agenesieën, een af-
zuur. Het glazuur heeft reeds bij doorbraak een afwij- wijkende tandvorm en een verminderde eruptieneiging.
kende vorm, maar de kwaliteit is verder goed. Afhanke- De afwijkingen in tandvorm kunnen variëren van een
lijk van de dikte van de glazuurlaag lijken de elementen geringe coniciteit tot de typische kegeltandvorm. Deze
meer of minder geel verkleurd, omdat het onderlig- afwijkingen komen overigens ook veelvuldig voor bij
gende dentine door het dunnere glazuur heen zichtbaar andere patiënten met een hypodontie (figuur 40.23).
wordt. De hypoplasievorm van amelogenesis imperfecta Doordat het glazuur goed van kwaliteit is, kan de ets-
wordt gekenmerkt door drie verschijningsvormen: techniek probleemloos worden toegepast en kunnen so-
– de ‘rough type’ hypoplasie: het glazuur vertoont ruwe litaire elementen met composiet worden uitgebouwd of
en onregelmatige vlakken; bedekt. In het front kunnen composiet-etsbruggen soms
– de ‘smooth type’ hypoplasie: het glazuur is dun en een oplossing bieden.
glad en vaak vlijmscherp aan de incisale randen en op
de knobbels; Hypoplasieën ten gevolge van een
– de ‘pitted type’ hypoplasie: in het glazuuroppervlak stofwisselingsstoornis
komen vele putjes voor die in grootte kunnen va- Verschillende metabole stoornissen kunnen de tand-
riëren, en waarin zich gemakkelijk verkleuringen ontwikkeling negatief beı̈nvloeden. Een metabole
kunnen nestelen. stoornis kenmerkt zich door een symmetrisch voorko-
mende afwijking in het glazuur, gerelateerd aan de pe-
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 189

j
40:23a j
40:23b

Figuur 40.23a Kegelvormige elementen kunnen leiden tot Figuur 40.23b Na de behandeling met composietmateriaal is
esthetisch storende diastemen en een onregelmatig verlopende goed zichtbaar hoe door aanvulling met composiet een zeer fraai
incisale verbindingslijn. Als het nodig is, kunnen de diastemen met resultaat is bereikt.
behulp van orthodontie over het front worden verdeeld.

riode waarin de stoornis is ontstaan. Afhankelijk van de met dien verstande dat er van tevoren geen duidelijk
periode waarin dat gebeurde, kan het hele front erbij omschreven ‘outline’ is. Om die reden is het meestal niet
betrokken zijn (figuur 40.24). Als de oorzaak van de verstandig een wig toe te passen. Vaak is tot slot een
afwijking niet kan worden achterhaald, spreekt men fineerrestauratie nodig omdat ook het vestibulaire vlak
ook wel van ‘idiopathische glazuurhypoplasieën’. De hypoplastisch is.
gevonden glazuurafwijkingen kunnen zowel kwantita-
tief als kwalitatief van aard zijn. In het laatste geval is de Gebitselementen in een afwijkende positie
structuur van het naburige glazuur, dat gevormd is in Hierbij gaat het voornamelijk om verlies van één of
een andere levensfase, meestal wel goed, waardoor toch meer incisieven als gevolg van een trauma of agenesieën,
adhesieve methoden kunnen worden toegepast (Peu- waarbij gekozen is voor orthodontische sluiting van het
mans, 2012). diasteem. Na de orthodontische behandeling zijn de
tanden zo verplaatst dat ze een afwijkende vorm hebben
40.5.2 afwijkende vorm bij solitaire ten opzichte van de nieuw ingenomen positie (zie para-
gebitselementen graaf 40.2.2).

Kegeltanden Verlies van glazuur door erosie


Meestal betreft het de laterale incisieven. Wanneer een Erosie van glazuur is het gevolg van demineralisatie
kegeltand doorbreekt, moet men bedacht zijn op age- door een directe chemische inwerking van zuren, die
nesieën. niet afkomstig is van bacteriën. Dit kan optreden bij
Het naar approximaal uitbouwen van kegeltanden kinderen die frequent zure voedingsmiddelen nuttigen
vindt op dezelfde manier plaats als bij een hoekopbouw, of regelmatig maagzuur opgeven. Door verandering in

j
40:24a j
40:24b

Figuur 40.24a Een ernstige ziekte in het eerste levensjaar is de Figuur 40.24b Met composietmateriaal kan het niet-aange-
vermoedelijke oorzaak van het slecht aangelegde glazuur in het legde tandweefsel op relatief eenvoudige en weinig ingrijpende
incisale gedeelte van boven- en onderfrontelementen. manier worden aangevuld. Later is ook het onderfront behandeld.
190 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:25a j
40:25b

Figuur 40.25a De conische vorm van de bovenfrontelementen Figuur 40.25b Omdat de wortels een normale anatomie heb-
heeft geleid tot diastemen. ben, is orthodontie geen goede oplossing. Met composiet is een
normale anatomie gerealiseerd en zijn de diastemen gesloten.

40.6 Standafwijkingen

Ruimteoverschot
Zowel een centraal diasteem als meer verspreide diaste-
men kunnen voor een cosmetische behandeling in aan-
merking komen. Een orthodontische behandeling is
voor sommige patiënten te tijdrovend en te kostbaar,
terwijl vaak permanente retentie nodig is om ongewenst
j
40:25c
recidief te voorkomen.
Dit probleem doet zich in het bijzonder voor wanneer
Figuur 40.25c Opname negen jaar na de behandeling. er een zogenoemde ‘tooth size discrepancy’ is. Het op-
vullen van de diastemen met composiet is in zo’n geval
vaak een logische, meer voor de hand liggende oplossing
levensstijl neemt de prevalentie van tanderosie bij kin- dan een uitgebreide orthodontische behandeling (figuur
deren sinds het laatste decennium van de vorige eeuw 40.25). Diastemen kunnen meestal zonder vooraf te
sterk toe (Gambon, 2011). Extreme erosies kunnen ook prepareren, worden gesloten.
voorkomen bij jonge adolescenten met een vorm van Soms wordt aangeraden het ruimteoverschot in de
anorexia nervosa (boulimia) waarbij veelvuldig wordt tandboog met orthodontische hulpmiddelen te verdelen
gebraakt. De defecten bevinden zich in het laatste geval over het gehele bovenfront. Daarmee wordt voorkomen
vooral aan de linguale zijde van de gebitselementen. Het dat ter plaatse van één groot diasteem twee extreme
meest aangedaan zijn het bovenfront tot en met de pre- uitbouwen moeten worden vervaardigd. Bij het uitbou-
molaren en in de onderkaak de premolaren en cuspida- wen van twee elementen die grenzen aan een groot dia-
ten. Soms gaan ook de incisale hoeken en de snijranden steem, moet eerst de breedte van het diasteem worden
verloren. Het verdwijnen van glazuur leidt tot blootlig- gemeten. Vervolgens worden de elementen in kleine
gend dentine, waardoor hevige pijnklachten kunnen porties verbreed. Evenals bij kegeltanden is de toepas-
ontstaan. sing van een wig meestal niet mogelijk, omdat er geen
In bijna alle gevallen is het (ook wanneer de oorzaak duidelijk omschreven ‘outline’ is en de wig voldoende
van de erosie niet direct duidelijk is) mogelijk het ont- massa van de uitbouw cervicaal belemmert. Afhankelijk
brekende gedeelte van het gebitselement via een adhe- van de stand van het uit te bouwen gebitselement en de
sieve procedure aan te vullen met composietmateriaal, contour van het betreffende vlak, kan worden volstaan
zodat pijnklachten worden verholpen en vorm en func- met een stripmatrijs van de normale breedte of moet de
tie worden hersteld (Burke, 2011). strip smaller worden geknipt om ook cervicaal vol-
doende massa te krijgen (figuur 40.26).

Ruimtegebrek
‘Crowding’ in het bovenfront kan een probleem zijn,
vooral als er een onregelmatig en asymmetrisch verloop
van de incisale ‘embrasures’ bestaat. Dat is bijvoorbeeld
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 191

j
40:26a j
40:26b

Figuur 40.26a Soms hindert de breedte van een stripmatrijs het Figuur 40.26b Na het uitharden van het cervicale gedeelte van
uitbouwen naar cervicaal. In zo’n geval wordt de strip smaller de beide aan het diasteem grenzende elementen, wordt het res-
geknipt en wordt het element in twee fases uitgebouwd. terende deel van de restauraties opgebouwd. Let op de manier
waarop de sonde wordt gebruikt.

het geval bij ectosteem staande bovenhoektanden. Als veling in dergelijke gevallen eerst een orthodontist te
deze ook nog enigszins geroteerd staan, ontstaan er raadplegen. Een goede follow-up is hierbij essentieel. In
grote driehoekige hiaten in de incisale verbindingslijn. bepaalde gevallen kan worden gekozen voor een combi-
Daardoor wordt het ruimtegebrek nog extra geaccentu- natietherapie, waarbij orthodontie en cosmetische
eerd. Rotaties van gebitselementen als gevolg van tandheelkunde elkaar aanvullen.
ruimtegebrek komen voor een cosmetische behandeling
in aanmerking indien een orthodontische behandeling Infrapositie
niet geı̈ndiceerd is of als de kans op recidief erg groot is. Soms is het niet mogelijk een frontelement zodanig te
Bij jongeren zal eerder voor een orthodontische bena- extruderen dat het in een normale positie komt, zoals
dering worden gekozen dan bij een volwassen patiënt. dat voorkomt bij ankylose. Om toch een redelijke es-
De behandeling komt er ruwweg op neer dat op thetiek te verkrijgen, kan het desbetreffende gebitsele-
plaatsen waar een teveel aan tandweefsel is, materiaal ment met composietmateriaal worden verlengd (figuur
wordt weggeslepen, terwijl op die plaatsen waar een te- 40.27). Ook bij een open frontbeet, waar met orthodon-
kort is, wordt opgebouwd. tische hulpmiddelen soms onvoldoende mogelijkheden
zijn, of wanneer recidief na een orthodontische behan-
Echte orthodontische afwijkingen deling is opgetreden, kan door het verlengen van ele-
Afwijkingen zoals een angle-klasse II/2, een klasse III of menten met composietmateriaal vaak een bevredigende
een open beet, kunnen soms worden gemaskeerd door esthetiek worden verkregen (zie figuur 40.22).
de bovenincisieven op te bouwen. Het verdient aanbe- Bij het verlengen van gebitselementen is meestal een

j
40:27a j
40:27b

Figuur 40.27a Als extrusie niet is geı̈ndiceerd of onmogelijk is Figuur 40.27b Door het slijpen van een lange bevel en gebruik
(zoals hier als gevolg van ankylose), kan het betreffende element te maken van composietmateriaal dat op de juiste plaatsen de
worden verlengd. goede translucentie heeft, is de 21 op dezelfde lengte gebracht als
de 11.
192 Kindertandheelkunde deel 2

40
j
40:27c j
40:27d

Figuur 40.27c Mond voor de behandeling. Figuur 40.27d Mond na behandeling. Dankzij een gunstige lip-
positie is het cervicale gedeelte van de elementen niet zichtbaar.

lange bevel gewenst om, bij behoud van een goede con-
tour, een voldoende groot hechtingsoppervlak en een 40.7 Tot besluit
onzichtbare overgang van composiet naar glazuur te
verkrijgen. Soms is incisaal inkorten nodig om de inci- Het kindergebit en het gebit van jonge volwassenen
sale translucentie te verwijderen. Laat men dit achter- leent zich bij uitstek voor toepassing van het dynamisch
wege, dan bestaat de kans dat er een onnatuurlijke, behandelconcept met behulp van adhesieve technieken
horizontaal verlopende grijze streep zichtbaar blijft ter (De Kloet en Van Pelt, 1998). Enerzijds wordt aandacht
plaatse van de oorspronkelijke translucentie. Dit geldt besteed aan de esthetiek, anderzijds worden toekom-
vooral voor gebitselementen die ectosteem staan en stige mogelijkheden opengehouden, is de behandeling
vanaf linguaal worden verlengd. Als de te verlengen relatief goedkoop en is de biologische prijs laag (er
gebitselementen vanwege hun stand naar vestibulair wordt weinig tandweefsel opgeofferd ten behoeve van
kunnen worden uitgebouwd, kan minder rigoureus de restauraties). Vooral wanneer de prognose van
worden geprepareerd. gebitselementen onzeker is of uitstel van de behande-
Verlengen houdt veelal in dat de restauratie door oc- ling gewenst of noodzakelijk, kan deze benaderings-
clusie of articulatie zal worden belast. Daarom moet op wijze zijn vruchten afwerpen (figuur 40.28). Dikwijls
belaste plaatsen een hybride composiet worden ge- blijkt een behandeling met een semipermanent karakter
bruikt. Meestal kan niet uitsluitend met een translu- een verrassend lange overleving te hebben.
cente composiet worden volstaan, omdat de kans bestaat
dat de achterliggende donkere mondholte door de res-
tauratie heen te veel zichtbaar zal zijn.

j
40:28a j
40:28b

Figuur 40.28a Dilaceratie van element 11 en een extreme Figuur 40.28b Om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn, is
breedte van 21 vormen een groot esthetisch probleem voor een met composiet zonder etsen een ‘mock-up’ (proefopbouw) uit-
jongen van 14 jaar. gevoerd. Tevens is orthodontie overwogen.
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 193

j
40:28c j
40:28d

Figuur 40.28c Besloten is de restauratieve behandeling uit te Figuur 40.28d Zes jaar na de behandeling functioneert de
voeren, waarbij een soort composiet-etsbrug tussen de beide constructie nog altijd naar tevredenheid.
centrale incisieven is vervaardigd. De patiënt en zijn ouders waren
zeer tevreden met de bereikte esthetiek.

j
40:28f

j
40:28e

Figuur 40.28e Na veertien jaar is enige slijtage waarneembaar, Figuur 40.28f Aanzicht vanaf incisaal.
maar heeft de oplossing desondanks zijn waarde bewezen, ook op
lange termijn.

Richtlijnen – Porselein is niet geschikt voor het maken van een


partiële restauratie in het front bij kinderen. Na ver-
– Ook bij kinderen mag het belang van het uiterlijk van loop van tijd zal de porseleinen hoek gaan opvallen,
het gebit niet worden onderschat. Het kind zelf en in omdat het omringende tandweefsel bij het ouder
het verlengde zijn ouders kunnen ernstig lijden onder worden verkleurt.
een afwijkende esthetiek. – Als een afgebroken tandfragment beschikbaar en niet
– De belangrijkste esthetische gebitsafwijkingen bij te veel beschadigd is, is herbevestigen van het afge-
kinderen zijn ernstige cariës (ECC, early childhood broken kroongedeelte met behulp van de composiet-
caries), kroonfracturen, verloren gaan en ontbreken etstechniek de meest voor de hand liggende behan-
van incisieven, erosie, verkleuringen, (genetisch be- delmogelijkheid.
paalde) ontwikkelingsstoornissen, vormafwijkingen – Pas enkele weken na een trauma kan een gedegen
en afwijkingen in de tandstand. oordeel worden gegeven over de conditie van de pul-
– Het slijpen van een bevel is de enig noodzakelijke pa. In verband hiermee is het niet nodig de vervaar-
preparatie bij het maken van een hoekopbouw; met diging van een hoekopbouw uit te stellen.
een stripmatrijs en een handinstrument wordt ver- – Na verlies van één of meer bovenincisieven kan het
volgens de afgebroken hoek in composietmateriaal ontstane diasteem orthodontisch worden gesloten.
vormgegeven. Per geval moet, door vroegtijdig overleg tussen
194 Kindertandheelkunde deel 2

mondzorgverlener en orthodontist, worden bekeken – De composiet-etstechniek is zeer geschikt om vorm-


of de voordelen hiervan opwegen tegen de nadelen. afwijkingen bij kinderen vroegtijdig te behandelen.
– Voor een succesvolle gecombineerde orthodontisch- Bijna altijd kan zonder schade een aanzienlijke es-
restauratieve benadering is, naast een juiste asrichting thetische en functionele verbetering worden bereikt
en een goede mesiodistale positie, de verticale positie bij onder meer amelogenesis imperfecta, ectodermale
van een laterale incisief die de plaats van een centrale dysplasie, erosies en glazuurhypoplasieën.
inneemt (voldoende intrusie) van groot belang, vooral – Bij diastemen die worden veroorzaakt door een afwij-

40 –
in verband met het realiseren van een mooie gingiva-
guirlande.
Als het diasteem na het verloren gaan van een incisief
kende tandvorm, is de enig juiste manier om ze te
sluiten de cosmetisch-restauratieve weg. Desgewenst
kunnen diastemen met behulp van orthodontie zo
wordt opengehouden, ligt een etsbrug als semiper- fraai mogelijk over de beschikbare ruimte worden
manente voorziening het meest voor de hand. Er verdeeld, alvorens ze restauratief worden gesloten.
wordt een autologe etsbrug gemaakt wanneer de na- – Orthodontie is over het algemeen de meest voor de
tuurlijke tandkroon beschikbaar is; een composiet- hand liggende behandeloptie bij ruimtegebrek in het
etsbrug is de meest logische oplossing als de natuur- kindergebit.
lijke tandkroon niet kan worden gebruikt. – Elementen in infrapositie kunnen met composiet zo-
– De voordelen van een volledig van composiet ver- danig worden verlengd dat een regelmatige, mooi
vaardigde etsbrug zijn vooral de mogelijkheid om de verlopende incisale verbindingslijn wordt bereikt.
diasteemgrootte te manipuleren, het niet hoeven pre- Het resultaat van de verlenging wordt het fraaist
pareren van de pijlerelementen en de goede esthetiek. wanneer het oorspronkelijke incisale gedeelte fors
– Bij kinderen met grote diastemen ten gevolge van wordt beslepen.
traumata of agenesieën zijn composiet-etsbruggen
een goede oplossing voor de middellange termijn. Al-
dus wordt in het kader van het dynamisch behandel- Literatuur
concept tijd gewonnen tot een implantaat of een in-
grijpende prothetische voorziening verantwoord mo- Aldecoa EA, Mayordomo FG. Modified internal bleaching of
gelijk is. severe tetracycline discoloration: a 6-year clinical evaluation.
– Verkleuringen kunnen, afhankelijk van de oorzaak en Quintessence Int 1992;23:83-9.
de locatie, worden weggeslepen, bedekt met compo- Amerongen WE van, Kloet HJ de. Een kleurrijke methode voor de
siet of gebleekt. restauratieve behandeling van gefractureerde frontelementen.
– Bleken met ureumperoxide in een lepel is veilig en Ned Tijdschr Tandheelkd 1978;85:377-83.
relatief goedkoop. Toch moeten bleektechnieken bij Andreasen FM. Reattachment of subgingivally fractured central
kinderen uitsluitend worden toegepast na een zorg- incisor with an open apex. Dental Traumatology 2007;23:263-8.
vuldige afweging van de positieve effecten en de risi- Baart JA, Bosgra JFL, Kloet HJ de, Swart TjW. Autotransplantatie
co’s. van een premolaar naar de positie van een bovenincisief. De
– Verkleuringen die gelokaliseerd zijn in het opper- Tandartspraktijk 2006;27:171-5.
vlakkige glazuur, kunnen door microabrasie of be- Baratieri LN. Esthetics, direct adhesive restoration on fractured
slijpen worden verwijderd. Zo nodig wordt daarover- anterior teeth. Sao Paulo: Quintessence Publications, 1998.
heen een bedekking met composietmateriaal (compo- Barutcigil C, Harorli OT, Yildiz M. The color differences of direct
sietfacing of fineerrestauratie) gemaakt. esthetic restorative materials after setting and compared with a
– Fineerrestauraties kunnen het best worden vervaar- shade guide. J Am Dent Assoc 2011;142:658-65.
digd binnen een matrijs. Een Contourstrip (Ivoclar- Burke FJT, Kelleher MGD, Wilson N, Bishop K. Introducing the
Vivadent) of een Automatrix (DeTrey-Dentsply) zijn concept of pragmatic esthetics, with special reference to the
hier het meest voor geschikt. Naast separatie ten op- treatment of tooth wear. J Esth Restor Dent 2011;23:277-293.
zichte van de buurelementen, zorgt zo’n matrijs voor Coll JA, Jackson P, Strassler HE. Comparison of enamel micro
een verantwoorde cervicale vormgeving op een door abrasion techniques: prema compound versus a 12-fluted finis-
de mondzorgverlener gewenst cervicaal niveau. hing bur. J Esthet Dent 1991;3:180-96.
– Opaquers zijn kleurblokkerende, dunvloeibare com- Dietschi D. Optimising aesthetics and facilitating clinical appli-
posieten die op verkleurd tandoppervlak worden cation of free-hand bonding using the ‘natural layering concept’.
aangebracht en waar overheen composietmateriaal Br Dent J 2008;204:181-5.
wordt toegepast als een soort glazuurlaag. Eliades GC, Caputo AA. The strength of a layering technique in
– Tints zijn dun-vloeibare composieten in relatief felle visible light-cured composites. J Prosth Dent 1989;61:31-8.
kleuren, waarmee gebitselementen individueel kun- Gambon DL. Dental erosion in children: Risk factors in daily life
nen worden gekarakteriseerd door het nabootsen van in the 21st century. Academisch proefschrift. Amsterdam: Vrije
translucentie, kalkvlekjes, milde fluorose, haarscheu- Universiteit Amsterdam, 2011.
ren en verkleuringen. Gresnigt M. Clinical and laboratory evaluation of laminate
Esthetische tandheelkunde in het kindergebit 195

veneers. Academisch proefschrift. Groningen: Rijksuniversiteit Nahsan FPS, Silva LM da, Baseggio W, Francisconi PAS, Mondelli
Groningen, 2012. RFL, Wang L. Conservative approach for a clinical resolution of
Haywood B, Heymann O. Nightguard vital bleaching. Quintes- enamel white spot lesions. Quintessence Int 2011;42:423-6.
sence Int 1989;20:173-81. Paris S, Meyer-Lueckel H. Masking of labial enamel white spot
Kloet HJ de, Pelt AWJ van. Composiet-(ets)bruggen. Ned Tijdschr lesions by resin infiltration – A clinical report. Quintessence Int
Tandheelkd 1996;103:477-9. 2009;40:713-8.
Kloet HJ de, Pelt AWJ van. Het dynamisch behandelconcept. In: Pelt AWJ van, Yudhira RFT. Het bleken van frontelementen. Ned
Het tandheelkundig jaar 1998. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Tijdschr Tandheelkd 1991;98:225-9.
Van Loghum, 1998:114-27. Peumans M. Kaasmolaren / molar incisor hypomineralisation: wat
Kuy P van der. Porseleinen restauraties. Ned Tandartsenbl 1992;13: doen we ermee? In: Aps JKM et al. (red). Het tandheelkundig
532-3. jaar 2012. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2012:151-65.
Linden FPGM van der, Roeters FJM. Ontbrekende frontelemen- Roeters FJM, Kloet HJ de. Handboek esthetische tandheelkunde.
ten. Richtlijnen voor de behandeling vanuit een orthodontische Tweede druk. Nijmegen: STI, 2005.
visie. Ned Tijdschr Tandheelkd 1991;98:214-20. Rosa M, Zachrisson BU. Integrating space closure and esthetic
Luijk A van. Bleken in de praktijk. Almere: Henry Schein Dental, dentistry in patients with missing lateral incisors. Further
2007. improvements. J Clin Orthodod 2007;40:563-73.
Meerbeek B van, Munck J de, Yoshida Y, Inoue S, Vargas M, Vijay Schuurs AHB, Amerongen JP van. Tanden bleken. Houten: Bohn
P. Buonocore memorial lecture. Adhesion to enamel and dentin: Stafleu van Loghum, 2006.
current status and future challenges. Oper Dent 2003;28:215-35. Thoden van Velzen SK, Wesselink PR. Endodontologie. 3e druk
Meijer HJA, Lange GL de. Prothetiek en orale implantologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2010.
Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2007. Vanini L, Mangani F, Klimoskaia O. The conservative restoration
of anterior teeth. Viterbo: Acme, 2005.
Het kind met beperkingen:
algemene problematiek en
symptomatologie
41 L.C. Martens, R.G.E.C. Cauwels, L.A.M. Marks

Inleiding beperking die in een instelling werden opgenomen, niet


eerder tandheelkundig was behandeld. De belangrijkste
Terwijl de gebitsgezondheid in de westerse wereld beter symptomen zijn gedragsstoornissen (van eten weigeren
wordt, is dat veel minder het geval bij personen met tot ernstige agressiviteit), slecht ruikende adem, bloe-
beperkingen. De uitgebreidheid en de ernst van tand- dend tandvlees, aanwezigheid van grote hoeveelheden
heelkundige aandoeningen is bij personen met een ver- tandsteen (figuur 41.1) en gezwollen tandvlees (al of niet
standelijke en/of motorische beperking, demente perso- ten gevolge van epilepsiemedicatie). De gebitsmutilatie
nen en chronisch zieken vaak groter dan bij de niet- kan herleid worden tot parodontale aandoeningen (fi-
beperkte leeftijdgenoten (Nunn, 1987; Tesini, 1981). Uit guur 41.2), cariës, traumatische gebitsbeschadiging (fi-
promotieonderzoek, uitgevoerd in Groningen in de ja- guur 41.3) en automutilatie (zelfverminking). De gevol-
ren zeventig van de vorige eeuw (Van Grunsven, 1977), gen van rumineren kenmerken zich door extreme vor-
blijkt dat 80% van de personen met een verstandelijke men van erosie (figuur 41.4).

j
41:1a j
41:1b

Figuur 41.1a Supra- en subgingivaal tandsteen op atypische Figuur 41.1b Excessieve tandsteenvorming op de buccale vlak-
locaties. ken van het onderfront.

j
41:1c j
41:1d

Figuur 41.1c-d Excessieve tandsteenvorming op de linguale vlakken van het onderfront.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_13, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
198 Kindertandheelkunde deel 2

41
j
41:2

Figuur 41.2 Een gaaf gebit met plaque, gingivitis en spontane


bloedingen.

j
41:3a j
41:3b

Figuur 41.3a Voorbeeld van een onverzorgd trauma in het Figuur 41.3b Dezelfde patiënt als in figuur 41.3a (palatinaal
bovenfront (buccaal aanzicht). aanzicht).

j
41:4a j
41:4b

Figuur 41.4a Extreme vorm van erosie na rumineren. Figuur 41.4b Gegeneraliseerde vorm van erosie.

41.1 Epidemiologische gegevens ook deel 1, hoofdstuk 5). In 85% van de gevallen was
tandheelkundige behandeling nodig.
41.1.1 toestand in nederland Bij ruim 75% van de kinderen was professionele ge-
bitsreiniging noodzakelijk in verband met relatief ster-
De omvang van de behandelachterstand kwam naar vo- ke tandsteenvorming en ernstige gingivitis. Bij ruim
ren uit een landelijk onderzoek bij vier- tot twaalfjarige 70% van de kinderen werden niet-behandelde caviteiten
thuisverblijvende kinderen met ernstige beperkingen aangetoond (variërend van één tot zeventien caviteiten),
(Van Grunsven en Koelen, 1990; Van Grunsven 1996; zie terwijl bij ruim 40% van de kinderen een behandeling
nodig was in verband met traumatische gebitsbeschadi-
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 199

gingen. Submukeuze abcessen en/of fistels door het af- 41.1.2 toestand in vlaanderen
sterven van de tandpulpa als gevolg van cariës, trauma-
tische gebitsbeschadigingen of pulpa-exposities door Met het oog op het verzamelen van informatie over
extreem tandenknarsen werd bij 40% van de kinderen geı̈nteresseerde collega’s, actuele mogelijkheden tot ge-
vastgesteld. bitsverzorging en kennis en toepassing van tandheel-
De behandelachterstand werd als volgt verklaard: kundige preventie binnen instellingen, werden in 1989
– de ouders of verzorgers vragen vaak geen tandheel- enquêtes gevoerd door de Universiteit Gent bij zo veel
kundige hulp; mogelijk instellingen.
– het gebit wordt als weinig belangrijk beschouwd; Uit 88 reacties van Vlaamse instellingen (Martens,
– de tandheelkundige behandeling wordt als bedrei- 1997) bleek dat slechts in 17% van de gevallen op regel-
gend ervaren; matige basis tandheelkundige verzorging werd uitge-
– transportproblemen; voerd. Ondanks een groot tekort aan ‘mankracht’ ter
– onvoldoende toegankelijkheid van de tandartsprak- plaatse, geeft toch 58% van de directies aan dat er een
tijk; vast tandartsbezoek wordt georganiseerd.
– kosten van de behandeling; Tandheelkundige problemen zoals die worden erva-
– het vinden van een geschikte tandarts. Hierbij wordt ren door het verzorgend personeel, zijn weergegeven in
nadrukkelijk gewezen op terughoudendheid of on- figuur 41.5. Het is duidelijk dat de mondhygiëne faalt.
voldoende affiniteit met de doelgroep, zich incompe- Dit probleem is wellicht te relateren aan het gebrek aan
tent voelen en onvoldoende tijd willen vrijmaken, voorlichting of ‘in-service training’, hetgeen trouwens
wellicht mede door een onvoldoende honorering. door 76% van de instellingen als een groot tekort werd
aangegeven. Ook anno 2010 blijkt nog steeds circa 60%
Uit navraag bij ouders en hulpverleners blijkt dat kwij- van de hulpkrachten aan te geven geen opleiding te
len, slecht ruikende adem en afwijkende mondgewoon- hebben gekregen met betrekking tot mondhygiëne bij
ten vaak als ernstige sociaal belemmerende factoren personen met beperkingen (PBN-project, 2011).
worden beschouwd. Toch wordt een goede toestand van Midden jaren negentig werd een epidemiologische
het gebit juist bij kinderen met een beperking belang- evaluatie van 692 Vlaamse twaalfjarigen met beperkin-
rijk gevonden om problemen op lichamelijk, geestelijk gen uitgevoerd door onderzoekers van de Katholieke
en sociaal gebied niet te versterken, of nieuwe proble- Universiteit Leuven (KU Leuven), de Universiteit Gent
men op te roepen. Naast de problemen die ouders en (UGENT) en de Werkgroep Tandheelkundige zorg voor
hulpverleners ervaren, ondervindt ook de mondzorg- Gehandicapten (WETAG). Deze representatieve steek-
verlener moeilijkheden: proef omvatte alle erkende typen bijzonder onderwijs
– Een zelfstandige mondhygiëne van het kind met be- (tabel 41.1). Uit een analyse van de grootste groepen (ty-
perkingen is meestal onmogelijk. pen 1, 2 en 8) bleek dat 31,8% een minder goede mond-
– Door het gedrag of de bijkomende handicap kunnen hygiëne had en uitgebreide plaquevorming op de buc-
de verzorgers de mond van hun cliënten niet schoon- cale en linguale vlakken van de elementen in het onder-
houden. Sommige kinderen kunnen ongewild niet of en bovenfront (Declerck et al., 1995; Gizani et al., 1997).
onvoldoende meewerken, terwijl andere de behande- De gemiddelde DMF-T-index voor de volledige popula-
ling ontvluchten. tie was 2,9; de DMF-S-index was 5,4. Hoewel niet sig-
– Prothetisch herstel is niet altijd mogelijk, omdat de nificant, werd een tendens waargenomen dat kinderen
prothese als vreemd lichaam wordt ervaren, de om- met lichte en matige tot ernstige verstandelijke beper-
gangsmogelijkheden met dit vreemde lichaam mini-
maal zijn en er risico bestaat van inslikken, breken en/
of verlies bij kinderen met epilepsie en motorische
stoornissen.

Daarnaast wijzen mondzorgverleners en mondhygië-


nisten op tekorten met betrekking tot:
– kennis van psychosociale en geneeskundige aspecten
van beperkt zijn;
– kennis en kunde in communicatieve vaardigheden;
– kennis en ervaring in psychologische strategieën voor
het behandelrijp maken van personen met een beper-
j
41:5
king;
– kennis en ervaring in aangepaste methoden van pre- Figuur 41.5 Het procentueel voorkomen van tandheelkundige
ventie en behandeling; problemen ervaren door het verzorgend personeel in Vlaamse
– kennis van de sinds januari 1990 geldende regelingen instellingen (n = 88).
Bijzondere Tandheelkunde (in Nederland).
200 Kindertandheelkunde deel 2

41.2 Bijzondere problematiek


Tabel 41.1 Procentuele verdeling van twaalfjarige
Vlaamse leerlingen over verschillende
typen erkend bijzonder onderwijs
41.2.1 onvoldoende mondhygiëne
(n = 692).
Zoals eerder beschreven, heeft het overgrote deel van
type omschrijving %
kinderen met een beperking een slechte mondhygiëne.
1 lichte verstandelijke beperking 43 Daarvoor zijn verschillende factoren verantwoordelijk.

41 2

3
matige en ernstige verstandelijke beperking

karakterstoornissen
11

4
Bij 50% van de gehandicapten doen zich problemen voor
van kwijlen, tandenknarsen en afwijkende mondbewe-
gingen. Daarnaast worden er problemen ondervonden
door plotseling dichtbijten, naar buiten gestoken tong,
4 fysieke handicaps 4
slikken, kokhalzen, strakke wangen, lippen en tong,
5 chronische aandoeningen 2 bloedend tandvlees, pijnreacties en wegdraaien van het
6 visuele stoornissen 1 hoofd.
Behalve dat gehandicapten problemen hebben bij de
7 gehoorgestoorden 2
uitvoering van mondhygiëne, is bij hen de natuurlijke
8 spraak-, taal- en/of leerstoornissen 33 reiniging van het gebit en de slijmvliezen ook vaak
minder groot. In verband met kauw- en slikproblemen
wordt voor 50% van de pupillen het voedsel vloeibaar,
king de laagste cariësindex hadden. Van de gescreende gepureerd, fijngesneden of zacht gemaakt. Uit diverse
kinderen was 21% cariësvrij. Noch voor mondhygiëne, experimenten is bekend dat zachte voeding leidt tot
noch voor cariës werd een significant verschil tussen de uitgebreide plaquevorming op de gebitselementen. Ook
verschillende typen aangetoond. Bij kinderen met cariës de vorming van tandsteen wordt bevorderd en er vindt
werd over het algemeen een lage verzorgingsgraad tandsteenretentie plaats op relatief atypische locaties,
vastgesteld: 48,7%. Van de type-2- en type-8-kinderen zoals het bovenfront. Andere oorzaken van een vermin-
poetst gemiddeld slechts één op de vijf kinderen, terwijl derde natuurlijke reiniging zijn: verstijfde en verlamde
90% nooit instructie of hulp krijgt van ouders of ver- mondmusculatuur, orofaciale dyskinesieën, voortdu-
zorgers. Uit een verdere analyse (Martens et al., 2000) rend openhouden van de mond en mondademhaling
bleek dat de manuele vaardigheid, die bij type-2- en (figuur 41.6).
type-8-kinderen hoger wordt ingeschat, zich niet weer- Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat de plaque-
spiegelt in een betere mondhygiëne. Het gebruik van verdeling over de afzonderlijke elementen bij kinderen
chemische antibacteriële middelen was in het algemeen met een beperking duidelijk afwijkt van die bij niet-
bedroevend laag (Martens et al., 1995, 1997) en had, be- beperkte leeftijdgenoten.
halve bij kinderen met gingivale hypertrofie ten gevolge Terwijl bij de normaal begaafde kinderen de plaque-
van anti-epileptische medicatie, geen significant effect retentie gelijkmatig toeneemt van de centrale incisieven
op de mondhygiëne. De oorzaak hiervan is wellicht het naar de meest dorsale molaren, er minder plaque voor-
onregelmatige en verkeerde gebruik van deze middelen. komt in de bovenkaak dan in de onderkaak en de vesti-
Nochtans is het gebruik van chloorhexidinepreparaten bulaire vlakken zowel in de boven- als in de onderkaak
uitvoerig bestudeerd en niet weg te denken uit de tand- beter gereinigd worden, wordt bij kinderen met een be-
heelkundige verzorging van personen met een beper- perking vastgesteld dat plaque een maximale uitbrei-
king (zie hoofdstuk 42). ding op de gebitselementen bereikt. Over het algemeen

j
41:6a j
41:6b

Figuur 41.6a Onderfront buccaal van pupil die de mond altijd Figuur 41.6b Onderfront linguaal van dezelfde pupil.
open heeft.
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 201

zijn de vestibulaire en linguale vlakken voor ongeveer ook andere, bijkomende beperkingen. Meer dan de helft
de helft met plaque bedekt, terwijl op de incisieven en van hen heeft ook een verstandelijke beperking en bij
de molaren ongeveer evenveel plaque wordt aangetrof- 75% komen epileptische stoornissen voor. De behande-
fen. Vanaf de premolaren neemt de plaqueretentie toe, ling van deze handicaps heeft mogelijk gevolgen voor de
zowel naar de molaren als naar de incisieven. Op de gingiva.
vestibulaire vlakken in de bovenkaak wordt aanzienlijk
meer plaque aangetroffen dan op de linguale vlakken. Medicamenteus geı̈nduceerde gingivahyperplasie
Deze plaqueverdeling wijst erop dat bij kinderen met Gingivahyperplasie, geı̈nduceerd door farmaceutische
een beperking vaak oude en daardoor sterk pathogene producten, is een vaak voorkomende orale pathologie
plaque aanwezig is. Bovendien vindt snelle accumulatie bij medisch gecompromitteerde patiënten. Het meest
van plaque plaats; na reiniging bereikt de plaque weer typisch inducerende farmacon is fenytoı̈ne (Diphanto-
snel een maximale uitbreiding, mede onder invloed van ine1). Bij natriumvalproaat (Depakine1) en carbamaze-
exsudaat en micro-organismen uit de ontstoken gin- pine (Tegretol1) zijn de symptomen minder uitgespro-
giva. Door de grote accumulatie van plaque in het bo- ken (Brian et al., 1995). Behalve anti-epileptica kunnen
venfront treft men daar een relatief sterke parodontale immunosuppressiva (ciclosporine) en antihypertensiva,
afbraak en veel cariës aan. Omdat bovendien vaak trau- met name bètablokkers (nifedipine), gingivahyperplasie
matische gebitsbeschadigingen ontstaan, wordt bij kin- veroorzaken. Alternatieve immunosuppressiva zoals ta-
deren met een verstandelijke beperking vooral het es- crolimus, azathioprine en sirolimus zouden minder
thetisch belangrijkste deel van het gebit bedreigd, met gingivale overgroei geven, op voorwaarde dat ze niet
alle psychische en sociale consequenties van dien. gecombineerd worden met antihypertensiva (Cota et al.,
2010; Paixao et al., 2011). Verder onderzoek zal deze be-
41.2.2 gevolgen van medicatie vindingen moeten bevestigen.
Gingivahyperplasie begint in de eerste drie maanden
Personen met cerebrale bewegingsstoornissen hebben en is het meest uitgesproken in het eerste jaar van de
als gevolg van de organische hersenbeschadiging vaak therapie. Gingivale weefseltoename geı̈nduceerd door

j
41:7a j
41:7b

Figuur 41.7a Niet-infectieuze gingivahyperplasie in het boven- Figuur 41.7b Niet-infectieuze gingivahyperplasie in het onder-
front ten gevolge van epilepsiemedicatie. front ten gevolge van epilepsiemedicatie.

j
41:7c j
41:7d

Figuur 41.7c Hypertrofische infectieuze hyperplasie waarbij de Figuur 41.7d Klasse-II-relatie met open beet in het front en
tandpapillen er als aardbeien uitzien. sterke hyperplasie van de gingiva door gebruik van fenytoı̈ne bij
een vijfjarig, spastisch jongetje.
202 Kindertandheelkunde deel 2

medicatie is aanvankelijk niet-inflammatoir maar fi- wordt ook de parodontoloog geconsulteerd voor het
brotisch (figuur 41.7). creëren van fysiologische contouren van de parodontale
structuren. Hoe groter het medische risico, hoe minder
Klinisch beeld geopteerd zal worden voor grote chirurgische interven-
Het klinische beeld wordt gekenmerkt door groei van de ties. Bovendien zal het effect beperkt zijn vanwege de te
interdentale papillen, waarbij de gingiva geleidelijk verwachten lage therapietrouw.
toeneemt, tot de twee naburige papillen versmelten. Onderzoek (Wahlstrom et al., 1995; Boran et al., 1996;

41 Buccaal en soms linguaal komen gradueel coalescente


lobuli voor. De lobuli zijn van elkaar gescheiden door
een ‘cleft’. Deze hyperplasie kan de kroon in gradaties
Gomez et al., 1997) heeft aangetoond dat ‘matige’ gin-
givahyperplasie (ten gevolge van ciclosporine of feny-
toı̈ne) volledig of gedeeltelijk kan worden onderdrukt
bedekken en bij uitstel van behandeling zelfs de occlu- door toediening van azitromycine (initieel 500 mg + 250
sale vlakken bereiken (zie figuur 41.7c-d). De gingiva in mg gedurende vier dagen) of metronidazol (400 mg ge-
de frontzone is sterker onderhevig aan proliferatie dan durende zeven dagen). Deze antibiotica hebben de ei-
in de posterieure zones. Bij edentaten (tandelozen) ont- genschap dat ze de proliferatie van de collagene vezels
staat in het algemeen geen hyperplasie, met uitzonde- inhiberen. In langetermijnonderzoek moet echter nog
ring van de plaatsen waar prothese-irritatie voorkomt. worden vastgesteld in hoeverre deze aanvullende thera-
Zonder complicaties is de gingiva normaal roze, hard, pie verantwoord kan worden toegepast. De behandeling
vast, resiliënt en rubberachtig. Onder invloed van pla- kan trouwens worden vermeden wanneer vóór het star-
que en andere initiële factoren wordt de gingiva don- ten met anti-epileptica het gebit professioneel wordt
kerrood, oedemateus, spongieus en kwetsbaar. gereinigd. Daarvoor is regelmatig tandartsbezoek no-
dig, evenals een bijzondere motivatie voor een goede
Histologisch beeld mondhygiëne. Dagelijks gebruik van chloorhexidine-
Het histologisch beeld wordt gekenmerkt door afname spray of -spoelmiddel kan de noodzaak tot een chirur-
van epitheel, toename van bindweefsel, secundair toe- gische behandeling van gingivahyperplasie voorkomen.
name van inflammatoire cellen en geen vasculaire ver- Bij het toepassen van deze maatregel is geen resistentie
anderingen. De proliferatieve groei maakt het plaque- aangetoond. De actuele therapeutische mogelijkheden
vrij houden van gebitselementen moeilijk, waardoor zijn er vooral op gericht de gingiva in een rustig stadi-
vrijwel altijd inflammatoire infiltratie aanwezig is. Voor um te krijgen of te behouden door lokale traumata van
het ontstaan van gingivahyperplasie blijkt slechts een de gingiva tot een minimum te beperken. Een gingiva in
minimale dosis fenytoı̈ne nodig te zijn. Histologisch is een rustig stadium betekent geringe activiteit van fi-
het duidelijk dat er een cellulaire hyperplasie bestaat, broblasten en een goed functionerend immuunsysteem.
die vervolgens afneemt of stopt door een snelle produc-
tie van bindweefselmatrix, waarbij een normale cel/ma- 41.2.3 gevolgen van interne stress
trixverhouding ontstaat.
Automutilatie of ‘self-injurious behaviour’ (SIB), een
Behandeling psychopathologisch verschijnsel, heeft veel aandacht
Er is aangetoond dat bij patiënten aan wie tien dagen gekregen door de levensbedreigende verwondingen die
vóór het begin van een behandeling met fenytoı̈ne een kunnen ontstaan en door het onvermogen normaal te
strikte orale hygiëne werd aangeleerd, minder gingiva- kunnen functioneren door deze volkomen zinloze en
hyperplasie ontstond (Brignola en De Boever, 1995). ernstige handeling. Gelukkig komt SIB weinig voor (4 à
Daarom moet men streven naar het vermijden van ia- 5% van de psychiatrische populatie). SIB wordt beschre-
trogene factoren voor plaqueaangroei en moet de infor- ven als een geheel van gedragingen waarbij het individu
matie aan patiënten (en begeleiders) worden uitgebreid. fysieke schade toebrengt aan het eigen lichaam. Duide-
Bovendien moeten de patiënten worden gemotiveerd lijk aantoonbare gedragingen zijn het zichzelf bijten,
een strikte mondhygiëne te handhaven via herhaalde krabben, knijpen en slagen toebrengen op het gelaat.
poetsinstructies en het gebruik van hulpmiddelen zoals Extreme vingerdruk op de tanden, mouwvegen op de
chloorhexidine en fluoride in de vorm van gels en tanden en verkeerd gebruik van vork en mes zijn even-
mondspoelmiddelen, en uitvoerige en frequent her- eens uitingen van automutilerend gedrag (figuur 41.8).
haalde ‘professionele reinigingen’ te laten uitvoeren. Door de ernstige gevolgen die SIB kan hebben, is
Een degelijke plaquecontrole zal ontstekingsreacties tot prompte en efficiënte tussenkomst aangewezen.
een minimum beperken.
Plaque veroorzaakt lokaal ook een hogere concentratie Oorzakelijke hypothesen
van fenytoı̈ne en metabolieten (Thomson et al., 1992). Een aantal uitlokkende factoren kan aan de basis liggen
Bij patiënten bij wie reeds laesies zijn ontstaan, moet van SIB (Solomons, 1985):
men het gebit weer in een reinigbare toestand brengen. – SIB is aangeleerd operant gedrag, dat blijft bestaan
De behandeling moet worden aangepast aan de omvang door positieve sociale bekrachtiging (hypothese van
van de aangroei en aan de medische toestand. Hierbij de positieve sociale bekrachtiging);
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 203

j
41:8a
j
41:8b

Figuur 41.8a Resultaat van automutilatie door vingerdruk en Figuur 41.8b Extreme automutilatie door dagelijks ‘schoonve-
foutief gebruik van vork en mes. gen met de mouw van het werkpak’.

j
41:8c j
41:8d

Figuur 41.8c Beeld van het rechterkwadrant in de maxilla bij Figuur 41.8d Beeld van het linkerkwadrant in de maxilla bij
dezelfde pupil. dezelfde pupil.

– SIB is aangeleerd operant gedrag, dat blijft bestaan na neer een mondzorgverlener/arts voor het eerst met der-
het beëindigen van een negatieve stimulus (hypothese gelijk gedrag wordt geconfronteerd (bijv. agressief arm-
van de negatieve sociale bekrachtiging); of handbijten), zal dit zeker de nodige weerzin opwek-
– SIB is een middel om sensoriële stimuli te krijgen bij ken. Stoı̈cijns negeren van het armbijten zal dan secun-
afwezigheid van tactiele of kinetische input (hypo- daire bekrachtiging van SIB voorkomen. Deze negatie
these van zelfstimulatie); kan zowel op een actieve als op een passieve manier ge-
– SIB is een product van afwijkende psychologische beuren.
processen (organische hypothese); Wanneer SIB stopt, dan kan de mondzorgverlener/
– SIB is een poging zichzelf grenzen op te leggen of om arts gewoon verdergaan met het onderzoek. Belangrijk
schuld te verwerken (psychodynamische hypothese). is dat het mondonderzoek dan ook daadwerkelijk door-
gaat, om de patiënt te tonen dat SIB tot niets leidt.
Behandeling van een patiënt met automutilerend Simultaan is het ook belangrijk dat goed meewerken
gedrag positief wordt bekrachtigd, zowel verbaal (lovende
Wanneer de mondzorgverlener/arts te maken krijgt met woorden) als door aanraking (een klopje op de schou-
SIB, moet goed worden afgewogen hoe hij de behande- der). Wanneer een patiënt tijdens de behandeling blijft
ling zal instellen. Het is duidelijk dat een efficiënte doorgaan met handbijten of zich op het gezicht slaan,
benadering tijd zal besparen, stress bij de mondzorg- kan de aandacht worden afgeleid door hem een favoriet
verlener en zijn omgeving zal verminderen en het sla- voorwerp in zijn handen te laten houden. Het effect van
gen van de behandeling zal verzekeren. In de meeste kalmerende muziek kan ook wenselijk zijn. Fysieke be-
gevallen zal de patiënt op consult komen zonder dat de lemmering met zachte doeken is de veiligste methode
mondzorgverlener/arts op de hoogte is van SIB. Bij het om SIB onder controle te houden tijdens een tandheel-
eerste contact kan daarover het best worden geı̈nfor- kundige behandeling. Een aantal patiënten blijkt zich
meerd bij de begeleiders of de ouders. goed te voelen bij een dergelijke aanpak. Additioneel
Een eerste stap is het negeren van het gedrag. Wan- kan premedicatie nuttig zijn. Behandeling met N2O-O2
204 Kindertandheelkunde deel 2

en intraveneuze sedatie zijn eveneens beschreven (Solo- 41.4 Casuı̈stiek


mons, 1985). Wanneer de tandarts wordt gevraagd alle
resterende tanden te extraheren teneinde letsels als ge- Pieter-Jan, een vijfjarige jongen met het lesch-nyhan-
volg van SIB te vermijden, moet men zich er wel van syndroom* vertoont SIB (eigen aan het syndroom); hij
vergewissen dat alle methoden om SIB in de hand te bijt zijn onderlip stuk (figuur 41.9). In eerste instantie
houden zijn uitgeprobeerd. Tandextractie zal SIB niet werd een mondbeschermer gemaakt voor de boven- en
oplossen, omdat het handbijten zal overgaan in een an- onderkaak, waardoor destructief lipbijten niet meer

41 dere, misschien wel meer traumatiserende vorm van


SIB.
mogelijk was. Een opmerkelijk snel genezingsproces
vond plaats. Na enige tijd begon het automutilerend
gedrag echter opnieuw in de vorm van inzuigen van de
onderlip. Er werd een semipermanent apparaat met
41.3 Ten slotte lipbumper geplaatst ter vervanging van de mondbe-
schermer in de onderkaak. De bumper was zo ontwor-
Het is duidelijk dat de verbetering van de mondge- pen dat het onmogelijk werd de onderlip tussen de
zondheid, vastgesteld bij normaal begaafde kinderen in tandrij te brengen. Opnieuw werd snel wondgenezing
de westerse wereld, niet zonder meer geëxtrapoleerd verkregen. Er was echter wel verlies van de normale
mag worden naar leeftijdgenoten met een beperking. lipstructuur.
Vooral de minder goede mondhygiëne en daaruit vol-
gende parodontale aandoeningen vormen een groot
probleem. Uit de beschikbare gegevens kan het vol- * Het lesch-nyhan-syndroom is een X-gebonden recessieve afwijking
gende geconcludeerd worden: waardoor het enzym HPRT (hypoxanthineguaninefosforibosyltransferase)
– Er is een schrijnend tekort aan tandheelkundige ver- niet wordt aangemaakt. Deze metabole stoornis resulteert in een
zorging en follow-up in de instellingen. Daarbij moet overdadige productie van urinezuur. Klinisch manifesteert zich dit in een
worden opgemerkt dat de infrastructuur in slechts 25 ernstige mentale retardatie, choreoathetose, spasticiteit en typerend
tot 30% van de instellingen voorhanden is. zelfmutilerend gedrag.
– Naast de algemeen geneesheer en de geneesheer-spe-
cialist is er vrijwel nooit een mondzorgverlener aan-
wezig in de instellingen.
– Ongeveer 60% van de mondzorgverleners in de sector
spreekt zich uit voor een uitbreiding van de tarief-
structuur, die – vooral voor preventieve behandelin-
gen – ontoereikend is.
– De behandelachterstand van zowel kinderen als vol-
wassenen met een beperking is groot.
– De huidige mondtoestand bij volwassenen doet ver-
moeden dat in het verleden een ‘te’ groot accent lag op
extractietherapie.
– Zowel bij kinderen als volwassenen met beperkingen
wordt een slechte mondhygiëne vastgesteld, maar een
hogere graad van zelfredzaamheid is geen garantie
voor een betere mondhygiëne.
– Voorlichting van opvoeders en verpleegkundigen is
noodzakelijk.
– Er is een tekort aan verplegend personeel om mond-
hygiëne in de praktijk te brengen.
– Tandheelkundige zorg bij personen met een beper-
king moet aandacht krijgen in de universitaire (‘post
graduate’?) opleiding, of in verplichte nascholingen.
– Centra voor bijzondere tandheelkunde (niet presta-
tiegericht!) zijn een mogelijke oplossing voor de pro-
blemen van ‘het vinden van competentie’ en van ‘be-
stede tijd versus honorering’. In Nederland bestaat dit
reeds.
j
41:9a

Figuur 41.9a Vijfjarige jongen met het lesch-nyhan-syndroom,


die werd verwezen in verband met automutilerend gedrag met als
gevolg lipletsel.
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 205

j
41:9b

Figuur 41.9b Detail van de onderlip waarvan het centrale deel


gemutileerd is ten gevolge van het repetitief bijten.

j
41:9d j
41:9c

Figuur 41.9d De mondbeschermer wordt in de bovenkaak Figuur 41.c De constructie van een mondbeschermer in de
geplaatst in de hoop dat verder letstel in de onderkaak wordt bovenkaak met behulp van een Erkoloc (Erkodent1) 3 mm-plaat.
vermeden.

j
41:9e j
41:9f

Figuur 41.9e Twee weken na plaatsing van de mondbeschermer Figuur 41.9f Een maand later hervat de patiënt het automuti-
komt de patiënt terug. Er is een opmerkelijk genezingsproces van lerend gedrag, waarbij opnieuw een trauma ontstaat van de
de onderlip. Er blijft wel een litteken. zachte weefsels en verlies van de normale lipstructuur.
206 Kindertandheelkunde deel 2

41
j
41:9g j
41:9h

Figuur 41.9g Hoewel er nu eveneens een mondbeschermer in Figuur 41.9h Om het lipzuigen tegen te gaan, wordt geopteerd
de onderkaak wordt geplaatst, blijft het bijt- en zuiggedrag voor een lipbumper die wordt bevestigd in twee holle tubes buc-
bestaan, met als gevolg ernstige zwelling. caal van de respectievelijke orthodontische bandjes die zijn gece-
menteerd op de eerste molaren in de mandibula.

Brignola G, Boever J De. Medicamenteus geı̈nduceerde gingivale


overgroei: een overzicht van etiologie en therapie. Belg Tijdschr
Tandheelkd 1995;50:81-96.
Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten:
Prelum Uitgevers, 2011.
Cota LOM, Aquino DR, Franco GCN. Gingival overgrowth in
subjects under immunosuppressive regimens based on cyclos-
porin, tacrolimus or sirolimus. J Clin Periodontol 2010;37:894-
j
41:9i 902.
Declerck D, Vinckier F, Gizani S, Martens L, Marks L, Goffin G.
Gebitstoestand en verzorgingsgraad van gehandicapten in
Figuur 41.9i Klinisch beeld. Het apparaat werd zo geconstrueerd
Vlaanderen. Belg Tijdschr Tandheelkd 1995;3:1-8.
dat door de afstand tussen onderkaak en onderlip verder zuigen
Gizani S, Declerck D, Vinckier F, Martens L, Marks L, Goffin G.
niet meer mogelijk is.
Oral health condition of 12 year-old handicapped children in
Flanders (Belgium). Comm Dent Oral Epidemiol 1997;25:352-7.
Gomez E, Sanchez-Nunez M, et al. Treatment of cyclosporin-
Richtlijnen
induced gingival hyperplasia with azithromycin. Nephrol Dial
Transplant 1997;12:2694-7.
– Kinderen met een beperking hebben onmiskenbaar
Grunsven MF van. Tandheelkundige zorg voor diep zwakzinni-
een behandelachterstand op tandheelkundig gebied.
gen. Tandheelkundige monografieën. Leiden: Stafleu & Tholen,
Bovendien is een goede mondhygiëne in veel gevallen
1977.
niet mogelijk door de onvoldoende of inadequate
Grunsven MF van. Tandheelkundige zorg voor kinderen met een
zelfredzaamheid.
handicap. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996.
– Gevolgen van medicijngebruik en automutilatie ko-
Grunsven MF van, Koelen MA. Psychosociale aspecten van tand-
men de gebitsmutilatie zeker niet ten goede.
heelkundige zorg voor gehandicapten. Onderzoek naar de
– Om de kinderen te vrijwaren van een slecht verzorgde
tandheelkundige verzorging van thuisverblijvende gehandi-
mond en zodoende sociaal belemmerende factoren
capte kinderen. Ned Tijdschr Tandheelkd 1990;97:448-51.
niet te versterken, is zesmaandelijkse controle vanaf
Martens L. Tandheelkundige zorg voor gehandicapten: proble-
de peuterleeftijd noodzakelijk.
matiek en preventie. Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;52:9-26.
Martens L, Marks L, Declerck D, Vinckier F, Gizani S, Goffin G.
Mondhygiëne bij gehandicapten in Vlaanderen. Belg Tijdschr
Literatuur
Tandheelkd 1995;3:25-34.
Martens L, Marks L, Kint J. Het preventief gebruik van chloor-
Boran M, Gunes Z, Doruk E, et al. Improvement in cyclosporine A
hexidine als preventief en therapeutisch plaquecontrolemiddel
associated gingival hyperplasia with azithromycin therapy.
bij gehandicapten: een literatuuroverzicht en concreet advies
Transplant Proc 1996;28:2316.
voor toepassing. Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;52:27-37.
Brian J, Sanders S, et al. Managing patients who have seizure
Martens L, Marks L, Goffin G, Gizani S, Vinckier F, Declerck D.
disorders: dental and medical issues. JADA 1995;126:1641-7.
Het kind met beperkingen: algemene problematiek en symptomatologie 207

Oral hygiene in 12 year old disabled children in Flanders (Bel- Solomons G. Drug therapy for hyperactive children. Spec Care
gium) related to manual dexterity and the opinion of parents Dent 1985;5:20-3.
and carers. Comm Dent Oral Epidemiol 2000;28:73-80. Tesini D. An annoted review of the literature of dental caries and
Nunn J. The dental health of mentally and physically handicap- periodontal disease in mentally retarded individuals. Spec Care
ped children: a review of the literature. Comm Dent Health Dent 1981;1:75-87.
1987;4:157-68. Thomson JM, et al. Incidence and severity of phenytoin-induced
Paixao CG, Sehiguchi RT, Saraiva L, et al. Gingival overgrowth gingival overgrowth in epileptic patients in general medicine
among patinets medicated with cyclopsporin A and tacrolimus practice. Comm Dent Oral Epidemiol 1992;20:288-91.
undergoing renal transplantation: a prospective study. J Perio- Wahlstrom E, Zamora JU, Teichman S. Improvement in cyclo-
dontol 2011;82:251-8. sporine-associated gingival hyperplasia with azithromycin
PBN project: Pilootproject voor mondzorg voor personen met therapy. New Engl J Med 1995;332:753-4.
bijzondere noden. Rijksdienst voor ziekteverzekering en inva-
liditeit (RIZIV) 2011.
Het kind met beperkingen:
aspecten van mondhygiëne

42 L.C. Martens, R.L.R.G. Leroy

42.1 Problematiek bij het uitvoeren van twaalfjarige Vlaamse kinderen (Martens et al., 2000)
mondhygiëne bleek dat hoe groter de zelfredzaamheid, hoe minder
goed de mondhygiëne was. Hoewel zelfredzaamheid
Zoals eerder vermeld (hoofdstuk 41), heeft het meren- door opvoeders en begeleiders wordt aangemoedigd,
deel van de personen met beperkingen een slechte moet er bij het uitvoeren van de mondhygiëne toch vol-
mondhygiëne. Bovendien doen zich afhankelijk van de doende begeleiding en nazorg/effectieve hulp zijn om
beperking problemen voor als kwijlen, tandenknarsen, enig resultaat te boeken.
slikstoornissen en afwijkende mondbewegingen (Mar-
tens et al.,2009; Broers, 2011). Een van de belangrijkste Intrinsieke problemen bij een kind met een
oorzaken van de slechte mondhygiëne is dat het uitvoe- beperking
ren van een goede mondverzorging om verschillende Ten gevolge van de beperking zelf kunnen de kinderen
redenen vaak erg moeilijk is (zie hoofdstuk 41). Boven- vaak de mond niet openhouden, klemmen ze de tanden,
dien zijn kinderen met een beperking zelf én hun spannen zij de lippen of steken zij de tong uit. Daar-
ouders of verzorgers zelden door de mondzorgverlener naast zullen sommige kinderen reageren met min of
of de mondhygiënist geı̈nstrueerd over aangepaste meer beschermende reflexen, zoals het uitlokken van de
mondhygiënische methoden en technieken. braakreflex, een algemeen verhoogde orale reflexactivi-
teit of bijt- en slikreflexen (al of niet uitgelokt door
42.1.1 concrete problematiek aanraking). Uiteraard spelen angst en ongeduld ook een
rol. Sommige kinderen proberen de aandacht af te lei-
Zelfredzaamheid den, andere draaien hun hoofd weg of maken (met de
Goed tandenpoetsen vraagt voldoende inzicht, vol- handen) afwerende bewegingen. Ten slotte kan het
doende manuele vaardigheid en voldoende tijd. Het is spoelen variëren van onmogelijk of volledig inslikken
duidelijk dat bij veel kinderen met een beperking niet van het water, tot voorbeeldig uitspugen, al of niet ge-
aan deze voorwaarden wordt voldaan. Videoscreening paard gaand met een ritueel dat voortdurend wordt
van bewoners van instellingen leidde tot volgende be- herhaald.
vindingen:
– De tandenborstel wordt kortstondig (symbolisch) in Problemen bij de begeleiders en/of ouders
de mond gebracht. Begeleiders en ouders nemen vaak geen of te weinig tijd
– De tandpasta wordt opgegeten. om het kind te begeleiden, waardoor het poetsen niet of
– Er wordt te veel tandpasta gebruikt, waardoor het vluchtig gebeurt. Het kind bevindt zich in een oncom-
zicht wordt belemmerd. fortabele houding, waarbij de verzorger voor het kind
– De mond komt vol met schuim, met een verhoogde staat en niet goed in de mond kan kijken, terwijl het
kokhalsneiging als gevolg. hoofd bovendien niet gesteund is. Als verzorgers hun
– Er wordt steeds op dezelfde plaats gepoetst. hand op het voorhoofd van het kind houden, gaat het
– Er wordt te krachtig gepoetst, met gevaar van tand- hoofd naar achteren. Door de vele problemen heeft de
vleesbeschadiging en slijtage van het wortelopper- verzorger de neiging te veel kracht op de tandenborstel
vlak. uit te oefenen, waardoor soms pijn ontstaat, hetgeen op
– Alleen de zijkanten worden gepoetst, niet de voor- zijn beurt verkeerde reacties kan uitlokken. Door dit
kant. alles wordt het poetsen minder goed uitgevoerd of ach-
– In plaats van te poetsen wordt er gebeten of gezogen terwege gelaten.
op de borstel.

Uit deze opsomming blijkt dat het effect van de mond-


hygiëne bedenkelijk zal zijn. Uit een onderzoek bij

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_14, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
210 Kindertandheelkunde deel 2

42.1.2 verminderde natuurlijke reiniging 42.2.1 lichaamshouding van de patiënt

Naast de beschreven oorzaken in hoofdstuk 41, kan nog De patiënt moet in een min of meer foetale houding
vermeld worden dat een groot aantal ziekten en aan- zitten (figuur 42.1). Een optimale houding wordt ver-
doeningen, ouderdom en vele geneesmiddelen een ver- kregen door de heupen en de knieën te buigen, de
minderde speekselsecretie tot gevolg hebben. Hyposali- schouders en de armen iets in protractie te brengen (bijv.
vatie leidt tot een verminderde eliminatie van voedsel- door de armen over de borst te kruisen, of door de han-

42 resten en micro-organismen uit de mond. Ook treden er


verschuivingen op in de orale microflora, zoals toename
van de aantallen Streptococcus mutans en Candida-species.
den tussen de knieën te houden) en het hoofd lichtjes
naar voren te buigen. Vooral dit zogenoemde ‘verlengen
van de nek’ heeft een gunstige invloed op de mondbe-
De beschermende functies van het speeksel tegen me- wegingen.
chanische en chemische beschadiging van zowel de
slijmvliezen als de gebitselementen nemen af. Daardoor
bestaat bij hyposalivatie een verhoogd risico op gin-
givitis, stomatitis, infectie van wonden en cariës.
Door de onvoldoende mondhygiëne en ook door de
atypische plaqueverdeling (hoofdstuk 41) wordt duide-
lijk dat gingivitis en parodontitis veelvoorkomende
problemen zijn bij personen met een beperking. Bij
kinderen met een verstandelijke beperking ziet men
bovendien al symptomen van parodontale afbraak (dat
wil zeggen aanhechtingsverlies). Poetsen alleen blijkt
niet toereikend om parodontale aantasting te voorko-
j
42:1
men; de plaquescores blijven hoog. Tot nu toe zijn er
weinig gegevens over de mondhygiëne bij thuis verblij- Figuur 42.1 Optimale (foetale) lichaamshouding: flexie van
vende kinderen. Het niveau van de mondhygiëne hangt hoofd, heupen en knieën en protractie van schouders en armen.
grotendeels af van de motivatie en de training van de
ouders, de opvoeders of diegenen die zich over de kin-
deren met een beperking ontfermen alsook van de be-
handelend mondzorgverlener. Tijdens tandheelkundig onderzoek en behandeling kan
deze lichaamshouding gemakkelijk worden gerealiseerd
door gebruik te maken van een zogenoemd vacuüm-
42.2 Aangepaste mondhygiëne kussen. De patiënt wordt op een met kunststofkorrels
gevuld kussen in de gewenste positie in de behandel-
Om de hiervoor genoemde problemen te vermijden die- stoel geplaatst. Door het kussen vervolgens vacuüm te
nen we bijzondere aandacht te besteden aan de li- zuigen, ontstaat een stugge ondersteuning van het
chaamshouding van de patiënt. Deze constatering be- lichaam en wordt de patiënt min of meer in de gewenste
rust onder meer op de ervaringen die zijn opgedaan bij houding gefixeerd (zie hoofdstuk 45).
de behandeling van eet- en drinkproblemen bij cere-
braal bewegingsgestoorde kinderen. Bij de behandeling 42.2.2 positie en houding van de verzorgers
van deze kinderen wordt door de logopedist, de fysio-
therapeut of de ergotherapeut vaak gebruikgemaakt van De verzorger bevindt zich tijdens de mondverzorging
therapieën die zijn ontwikkeld door Bobath en Müller. naast de zittende of liggende patiënt. Daarvoor zijn
Afgeleid hiervan zijn voor de mondverzorging richtlij- twee redenen. In de eerste plaats kan de verzorger in
nen geformuleerd met betrekking tot: deze positie met zijn lichaam zo nodig de houding van
– de lichaamshouding van de patiënt; de patiënt ondersteunen. In de tweede plaats is het zicht
– de positie en lichaamshouding van de verzorger; in de mond van de patiënt meestal beter dan vanuit een
– de mondcontrole; positie vóór of achter de patiënt. Een klein kind kan
– de volgorde waarin de mond gereinigd wordt. tijdens de mondverzorging op schoot worden genomen.
Grotere patiënten laat men op een stoel, op een krukje of
Omdat deze richtlijnen zinvol kunnen zijn in alle situ- op de grond zitten, of ze worden in de juiste houding in
aties wanneer iemands mond door iemand anders wordt bed of op een bank gelegd. Een rechtshandige verzorger
gereinigd, wordt een en ander nader toegelicht (Martens neemt vervolgens plaats aan de rechterzijde van de
et al., 2009, Broers, 2011). patiënt en houdt zijn linkerarm achter het hoofd van de
patiënt (figuur 42.2). Door de linkerelleboog omhoog te
richten, kan het hoofd van de patiënt met de linkerbo-
venarm iets naar voren worden gebogen (= nek verlen-
Het kind met beperkingen: aspecten van mondhygiëne 211

j
42:2 j
42:3

Figuur 42.2 Mondcontrole volgens Müller (van voren): Figuur 42.3 Mondcontrole volgens Müller (van opzij): opwaartse
opwaartse druk op de mondbodem en achterwaartse druk op de druk op de mondbodem en achterwaartse druk op de kin.
kin.

gen). Zo nodig kan met de linkerhand mondcontrole 42.2.4 individueel aangepaste


worden uitgevoerd, terwijl met de rechterhand de mond tandenborstel
van de patiënt wordt gereinigd.
De mondcontrole kan ook vanuit een positie vóór de Ten gevolge van de beperking alsook door het ontbreken
patiënt worden uitgevoerd (figuur 42.3), bijvoorbeeld van aangepast ‘commercieel’ materiaal is een optimale
door een tweede verzorger, tijdens het tandenpoetsen of mondhygiëne soms moeilijk te realiseren. Toch zijn
door de assistent tijdens een tandheelkundige behande- voor de mondhygiëne van een kind met speciale pro-
ling. Hierbij wordt controle van opzij uitgevoerd met blemen geen dure middelen nodig (Scroda en Plezia,
een gestrekte duim. 1984; Ahlborg, 2000). Met modificaties van bestaand
materiaal (figuur 42.5) en creativiteit van verzorgers en
42.2.3 mondcontrole verzorgende mondzorgverleners kunnen zowel de tan-
denborstels als de poetsmethode geı̈ndividualiseerd
Soms is ook lokale controle van de mondbewegingen worden (Martens et al., 2009; Broers, 2011). Bij dergelijke
nodig. Tijdens de mondverzorging is dit nuttig wanneer individuele aanpassingen moet men echter wel aan-
de mond door een bijtreflex moeilijk opengaat, of bij dacht hebben voor de mogelijkheid van de adequate
voortdurende protrale tongbewegingen. reiniging van de borstel. Het overschakelen naar elek-
Bij mondcontrole van opzij worden uitsluitend de trisch poetsen kan ook enige oplossing bieden. Het
middelvinger en de wijsvinger van de linkerhand ge- grotere handvat kan de manuele vaardigheid verhogen.
bruikt (uitgaande van een rechtshandige verzorger). De Het trillen wordt door sommigen ook beter geaccep-
gestrekte middelvinger wordt tussen kin en keel stevig teerd.
tegen de mondbodem geplaatst. De eveneens gestrekte
wijsvinger wordt vlak boven de kinpunt tegen de kin
geplaatst en mag daarbij de lip niet raken. Duim, ring- 42.3 Chloorhexidine als aanvulling bij
vinger en pink rusten op de zijkant van respectievelijk mechanische plaquecontrole
de hand en de middelvinger. Daarbij mogen ze het ge-
zicht en de hals niet raken, in verband met een eventueel 42.3.1 applicatie van chloorhexidine
verhoogde gevoeligheid voor tactiele prikkels. Sluiten
van de mond wordt bereikt door stevige opwaartse druk Wanneer bij mensen met een beperking geen adequate
van de middelvinger op de mondbodem uit te oefenen plaquecontrole kan worden bereikt met een tandenbor-
en met de wijsvinger de sluitbeweging van de mond te stel, kan men gebruikmaken van chloorhexidineprepa-
volgen. Om de mond te openen, wordt de opwaartse raten. Voor de werking hiervan wordt verwezen naar
druk van de middelvinger verminderd en volgt de wijs- deel 1, hoofdstuk 13.
vinger de openingsbeweging. Druk van de wijsvinger Er zijn verschillende applicatievormen met chloor-
tegen de kin bevordert daarbij het verlengen van de nek. hexidinedigluconaat als werkend bestanddeel onder-
In figuur 42.4 wordt het tandenpoetsen geı̈llustreerd, zocht en getest: mondspoelmiddelen, gels, sprays,
waarbij de hiervoor beschreven methode wordt toege- tandpasta’s, vernissen en kauwgum. Tevens werd ge-
past. zocht naar een optimale concentratie om gedurende
lange tijd een goede plaquecontrole te verkrijgen.
212 Kindertandheelkunde deel 2

42
j
42:4a j
42:4b

j
42:4c j
42:4d

Figuur 42.4 Klinische toepassing van de methode van Bobath en Müller.


a Vingers passief op de kin.
b Achterwaartse druk op de kin en opwaartse druk op de mondbodem zorgen voor spontane mondopening.
c Met de vrije duim kan probleemloos de onderlip worden weggehouden. Een bijthoutje (zijn verkrijgbaar van gestoomd beukenhout of
plastic en zijn autoclaveerbaar) in de zijdeligse regio kan helpen de mond open te houden.
d Inspectie van de bovenkaak.

j
42:5a j
42:5b

j
42:5c j
42:5d

Figuur 42.5a-d Voorbeelden van gemodificeerde, geı̈ndividualiseerde tandenborstels.


Het kind met beperkingen: aspecten van mondhygiëne 213

j
42:5e j
42:5f

j
42:5g j
42:5h

Figuur 42.5e-h Voorbeelden van commerciële ‘double-’ en ‘triple-ended’ tandenborstels.

Uit onderzoek blijkt dat de werking van chloorhexidine oplossing. Toch moet men er rekening mee houden dat
(CHX) afhankelijk is van de dosis; bij gebruik van grote deze applicatievorm door veel mensen met een beper-
volumes volstaan lage concentraties. Bovendien gaat de king minder goed verdragen wordt (wurgreflex, bijtre-
voorkeur uit naar lage concentraties CHX in voldoende flex, moeilijkheden om de tray in de mond te krijgen).
grote volumes. Verschillende onderzoekers hebben aan- Een spray wordt over het algemeen goed verdragen, al-
getoond dat CHX minder effectief is wanneer er reeds hoewel het soms moeilijk kan zijn om de dorsale zones
plaque, tandsteen en/of gingivitis aanwezig is, wanneer in de mond te bereiken.Voldoende volume gebruiken
het niet gecombineerd wordt met een professionele rei- blijft hier de boodschap.
niging en wanneer het niet gecombineerd wordt met
mondhygiëne-instructies. Tot slot moet opgemerkt worden dat men het best kan
kiezen voor een chloorhexidineoplossing zonder alco-
De meeste onderzoeken naar de werking en effectiviteit hol. Alcohol in mondspoelmiddelen kan aanleiding ge-
van CHX ter ondersteuning van of als aanvulling bij ven tot irritatie van de zachte weefsels (er is een lineair
mechanische plaquecontrole vonden plaats in de alge- verband met de concentratie) en tot een verminderde
mene populatie. Toch geven een paar recente, weliswaar kleurstabiliteit van tandkleurige restauraties (cfr. infra).
korstondige, studies bij jongeren met een verstandelijke Bovendien wordt gesuggereerd dat er een verband is
beperking aan dat het gebruik van een gel en een spray tussen het langdurig gebruik van een mondspoelmiddel
op basis van CHX een positief resultaat had op de pla- op basis van alcohol en het vóórkomen van (pre)maligne
que- en gingivitisscores (Montiel-Company en Alme- laesies in de mond. Onderzoek heeft aangegeven dat
rich-Silla, 2002; Pannuti et al., 2003). mondspoelmiddelen zonder alcohol even effectief zijn
als de alternatieven met alcohol (Almerich et al., 2005;
Welke applicatievorm de voorkeur geniet, zal individu- Van Strydonck et al., 2005).
eel bepaald moeten worden. Spoelen met een mond-
spoelmiddel kan een moeilijke opdracht zijn voor veel 42.3.4 bijwerkingen
mensen met een mentale beperking. CHX-gel 1% (2 g gel
bevat evenveel chloorhexidine als 10 ml van een 0,2% CHX wordt als een uiterst veilig desinfectans be-
oplossing) aangebracht in een individueel aangepaste schouwd. Omdat CHX in de gastro-intestinale tractus
tray resulteert in een betere mondhygiëne dan wanneer omgevormd wordt tot een moeilijk oplosbaar zout, is
de tanden bevochtigd worden met een chloorhexidine- het geen groot probleem wanneer een bepaalde hoe-
214 Kindertandheelkunde deel 2

42
j
42:6
j
42:7

Figuur 42.6 Geelbruine verkleuring na langdurig spoelen met Figuur 42.7 Schematische voorstelling van de voorwaarden om
CHX. tot een goede mondhygı̈ene te komen.

veelheid van een CHX-bevattende stof wordt ingeslikt. 42.4 Mondhygiëne in de instelling
Er vindt immers vrijwel geen resorptie plaats in het
maag-darmkanaal. Wil de mondverzorging als vast punt in de basisverzor-
De meest voorkomende bijwerking is de mogelijk ging van de bewoners dagelijks aan bod komen, dan
geelbruine verkleuring van tanden (figuur 42.6), restau- moet ze ook op vaste momenten in de structuur zijn
raties, prothesen en de tong. De ernst van de verkleuring ingebouwd. Hoewel een goede poetsbeurt na elke
hangt af van de concentratie van de oplossing en ver- maaltijd en na elk gezoet medicijn de voorkeur geniet, is
schilt sterk van persoon tot persoon. Aangezien een dit meestal niet haalbaar. Rekening houdend met de
0,12% CHX-oplossing even effectief is als een 0,2% op- hoeveelheid activiteiten waarvoor opvoeders verant-
lossing, geniet de laagste concentratie de voorkeur woordelijk zijn, kan het strikte minimum als volgt
(Keijser et al., 2003;Van Strydonck et al., 2005). Con- worden geschetst.
sumptie van tanninebevattende producten, zoals thee
en wijn, versterken de verkleuring. De verkleuring kan
Eén grondige poetsbeurt elke dag – bij voorkeur ’s
worden beperkt door goede mechanische plaqueverwij-
avonds voor het slapen gaan – moet minimaal in elke
dering. Bij langdurig CHX-gebruik kan de verkleuring
leefgroep haalbaar zijn.
door regelmatige gebitsreinigingen op een aanvaardbaar
niveau worden gehouden. Protheseverkleuringen kun-
nen worden verwijderd door ze in azijn te leggen, opdat
de oppervlakkige tandsteenaanslag (die meestal voor de Wanneer hulpverleners de nodige informatie krijgen en
verkleuring zorgt) oplost. Daarna worden ze gepolijst bovendien goed gemotiveerd zijn, wanneer hulpverle-
op hoogglans. ners de nodige kennis hebben van de beschikbare hulp-
Ook de smaakgewaarwording kan aangetast worden middelen en voor tandenpoetsen de nodige tijd uittrek-
door het gebruik van CHX in hoge doseringen, maar ken, zal men – mede afhankelijk van de behandelbaar-
deze bijwerking is reversibel en wordt vooral gezien bij heid – tot een goede mondhygiëne kunnen komen (fi-
CHX-oplossingen met alcohol. guur 42.7).
Vooral na langdurig gebruik van CHX kan irritatie
van de gingiva en van het mondslijmvlies optreden.
Bij gebruik van een 0,2% CHX-oplossing kunnen Richtlijnen
patiënten ook een branderig gevoel ervaren. Incidenteel
ontstaan zwellingen van de glandula parotidea. Deze – Idealiter moet men streven naar twee poetsbeurten.
bijwerkingen van CHX kunnen voor een groot deel Afhankelijk van de zelfredzaamheid zal dit gemakke-
worden vermeden door de patiënt een lagere concentra- lijker of moeizamer verlopen. Bij het poetsen wordt
tie (dat wil zeggen 0,12%) voor te schrijven. een fluoridehoudende tandpasta aanbevolen. Afhan-
Omdat CHX in deze patiëntengroep vaak langdurig kelijk van de leeftijd, de cariësgevoeligheid en het
wordt toegepast, wordt aangeraden alcoholvrije ‘onder- inslikpatroon kan al of niet een kindertandpasta
houdsoplossingen’ van CHX voor te schrijven (bijv. Pe- worden gebruikt. Wanneer de mechanische plaque-
rio-Aid1, Dentio1). controle (evt. tijdelijk) niet goed is, kan deze onder-
steund worden met een chloorhexidineoplossing.
Het kind met beperkingen: aspecten van mondhygiëne 215

– Verder is het belangrijk dat personen met een beper- Martens L. Tandheelkundige zorg voor gehandicapten: proble-
king op regelmatige basis gezien worden door de matiek en preventie. Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;52:27-37.
mondhygiënist of mondzorgverlener voor een profes- Martens L, Marks L, Goffin G, et al. Oral hygiene in 12 year old
sionele gebitsreiniging. In België worden gebitsreini- disabled children in Flanders (Belgium) related to manual dex-
gingen bij zorgafhankelijke personen vier keer per terity and the opinion of parents and carers. Comm Dent Oral
kalenderjaar vergoed. Epidemiol 2000;28:73-80.
Martens L, Declerck., Leroy R, Vanobbergen J. De mond, spiegel
van gezondheid: bijzondere aandachtsgroepen. Leuven-Den
Literatuur Haag: ACCO, 2009.
Montiel-Company JM, Almerich-Silla JM. Efficacy of two anti-
Ahlborg B. Practical prevention. In: Nunn J, editor. Disability and plaque and antigingivitis treatments in a group of young men-
oral care. Londen: FDI World Dental Press, 2000. tally retarded patients. Med Oral 2002;7:136-42.
Almerich JM, Cabedo B, Ortola JC, Poblet J. Influence of alcohol in Pannuti CM, Saraiva MC, Ferraro A, Falsi D, Cai S, Lotufo RF.
mouthwashes containing triclosan and zinc: an experimental Efficacy of a 0.5% chlorhexidine gel on the control of gingivitis
gingivitis study. J Clin Periodontol 2005;32:539-44. in Brazilian mentally handicapped patients. J Clin Periodontol
Anonymous. Mondgezondheid in de instelling. Brugge/Gent: 2003;30:573-6.
‘Ons Erf’/‘Centrum Bijzondere Tandheelkunde, 1998. Sroda R, Plezia RA. Oral hygiene devices for special patients.
Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten: Special Care 1984;4:264-6.
Prelum Uitgevers, 2011. Strydonck DA van, Timmerman MF, Velden U van der, Weijden
Keijser JA, Verkade H, Timmerman MF, Weijden FA van der: GA van der. Plaque inhibition of two commercially available
Comparison of 2 commercially available chlorhexidine mouth- chlorhexidine mouthrinses. J Clin Periodontol 2005;32:305-9.
rinses. J Periodontol 2003;74:214-8.
Ivoren Kruis (folder): Mondzorg voor mensen met een verstande-
lijke beperking (www.ivorenkruis.nl).
Kinderen met
psychiatrische en
psychische problemen.
43 Een globaal overzicht
T.F.H. Scheers

Inleiding nitieve, maar ook de sociale en emotionele ontwikke-


ling. Het is van belang ook met dat laatste rekening te
Een verstandelijke beperking (zwakzinnigheid) verwijst houden.
naar functioneringsproblemen die worden gekenmerkt Voor kinderen is het lastig aan te duiden hoe deze
door significante beperkingen in zowel het intellectuele niveaus precies liggen; dit is afhankelijk van het ont-
functioneren als in het adaptieve gedrag zoals dat tot wikkelingsniveau en de leeftijd van het kind. Voor vol-
uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische wassenen kunnen we grofweg aanduiden wat de ver-
vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan worven vaardigheden kunnen zijn op cognitief, sociaal,
vóór de leeftijd van 18 jaar (Buntinx, 2003). Deze signi- emotioneel gebied en op dat van de persoonlijkheids-
ficante beperking in het intellectuele functioneren is ontwikkeling. Het is aan te raden dit vooral globaal te
een IQ dat twee standaarddeviaties onder het gemid- gebruiken (Došen, verschillende publicaties, onder an-
delde ligt, dus een IQ van 70 of lager. dere 2003).
Het adaptieve gedrag kan tekorten laten zien op een
van de elf relevante functiegebieden waarop problemen
tot uiting kunnen komen: communicatie, zelfverzor- 43.2 Epidemiologie
ging, zelfstandig wonen, sociale en relationele vaardig-
heden, gebruik gemeenschapsvoorzieningen, zelfstan- Een verstandelijke beperking komt bij circa 2% van de
dig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaar- bevolking voor.
digheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid Psychiatrische / psychische problemen zijn bij kinde-
(Koot, 2009). ren met een verstandelijke beperking geen uitzonde-
Op dit moment wordt er nog onderscheid gemaakt ring. In Nederland komen de cijfers in grote mate over-
naar een lichte, matige, ernstige of diepe verstandelijke een met die in andere landen: circa 40% van de kinderen
beperking en is dit onderscheid afhankelijk van de ernst met een verstandelijke beperking heeft tevens psychia-
van de verstandelijke beperking (het IQ ). Zeker op la- trische, psychische of emotionele problemen (Dekker et
gere niveaus van functioneren is dit niet betrouwbaar te al., 2002).
testen en is het de vraag of een dergelijke verdeling Voor de afzonderlijke problemen (stoornissen) is dit
bijdraagt aan inzicht of ondersteuning die er nodig is. wat moeilijker weer te geven. Verschillende onderzoe-
Het is zinvoller een systeem toe te passen waarbij de ken laten weinig overeenkomst zien. Onderscheiden
indeling bepaald wordt door de mate van ondersteuning naar onderzoeksgroepen, criteria en onderzoeksmetho-
die nodig is (Luckasson et al., 2002). In een classificatie- dieken verschillen ze te veel van elkaar.
systeem als de DSM-5, die in mei 2013 gaat verschijnen,
wordt ook een indeling gebruikt op grond van concep-
tuele, sociale en praktische vaardigheden (DSM-5, 2012). 43.3 Psychiatrische en psychische
In de toekomst wordt waarschijnlijk vaker uitgegaan stoornissen
van een indelingssysteem waarbij de mate van zorg be-
palend is voor het niveau. Psychiatrische stoornissen bij kinderen met een ver-
standelijke beperking zijn moeilijk te diagnosticeren.
Het vermogen gedachten en gevoelens uit te drukken is
43.1 Niveaus van vaardigheden uiteraard beperkter dan dat van leeftijdsgenoten. Infor-
matie van ouders (of verzorgers) is dan ook onontbeer-
Alle aspecten van de ontwikkeling vertonen bij kinderen lijk. Daarnaast kunnen de symptomen van psychopa-
met een beperking een achterstand, niet alleen de cog- thologie afwijken. Bij een lager intelligentieniveau wij-

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_15, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
218 Kindertandheelkunde deel 2

Tabel 43.1 Karakteristieken van volwassenen met een diepe verstandelijke handicap (IQ 0-20;
ontwikkelingsleeftijd 0-2 jaar).

cognitief actie is primair, denken is secundair

ontwikkeling van herinnering

meestal geen taalontwikkeling

43 sociaal
leert reflexief, door training

zoekt psychofysiologische homeostase

vertoont hechtingsgedrag

weinig interesse voor materiaal

emotioneel problemen met verwerking van sensorische prikkels

verdraagt geen veranderingen

gebonden aan levende en niet-levende omgeving

voornamelijk bezig met eigen lichaam of met lichaam van iemand anders

basale emoties: angst, woede, relaxatie

woede is op zichzelf gericht

persoonlijkheidsontwikkeling problemen met vorming van

homeostase en hechting

onvoltooide zelfdifferentiatie

geen egovorming

Tabel 43.2 Karakteristieken van volwassenen met een ernstige verstandelijke handicap (IQ 20-35;
ontwikkelingsleeftijd 2-4 jaar).

cognitief denkt voornamelijk syncretisch (zonder verbanden te leggen)

taal aanwijzend, of niet ontwikkeld

hier en nu belangrijk

oude ervaringen worden als hier en nu beleefd

leert uit concrete ervaringen

sociaal gericht op belangrijke personen in het gezin

weinig belangstelling voor leeftijdgenoten

doet dingen alleen

gebonden aan de opvoeder

emotioneel lust-onlustgevoelens

verdraagt geen uitstel van lust

woede naar buiten, vaak ongericht

eigen lichaam is centrum van de wereld

goed ontwikkelde emoties: angst, woede, geluk, trots

persoonlijkheidsontwikkeling geen problemen met veilige hechting

geen individuatie

zelfdifferentiatie zeer onrijp

geen egovorming
Kinderen met psychiatrische en psychische problemen. Een globaal overzicht 219

Tabel 43.3 Karakteristieken van volwassenen met een matige verstandelijke handicap (IQ 30-50;
ontwikkelingsleeftijd 4-7 jaar).

cognitief denken voornamelijk egocentrisch en magisch (vanuit eigen perspectief)

logische redenatie is zwak

taal cliënt voornamelijk voor concrete boodschappen

kan vooruit denken (anticiperen)

leert door voorbeelden en concrete ervaringen

sociaal vooral gericht op directe omgeving (‘gezin’)

gaat graag met ‘leeftijdgenoten’ om

doet dingen samen

identificatie met belangrijke andere

geen vaste vriendschappen

gebonden aan belangrijke anderen

emotioneel kan zich ‘almachtig’ voelen

fantasierijk

beperkte impulscontrole

goed ontwikkelde emoties: geluk, (faal)angst, schaamte, verdriet

minder ontwikkelde emoties: empathie, schuldgevoel, geweten

woede gericht op belangrijke personen

persoonlijkheidsontwikkeling problemen met separatie

onrijpe zelfdifferentiatie

zeer primitieve egovorming

Tabel 43.4 Karakteristieken van volwassenen met een lichte verstandelijke handicap (IQ 50-70;
ontwikkelingsleeftijd 7-12 jaar).

cognitief logisch denken (oorzaak-gevolg)

lezen, schrijven, rekenen (ca. groep 6 basisschool)

spreken (over concrete situaties)

leren uit concrete ervaringen en door voorbeelden

problemen met abstract denken

problemen met verstaan van complexe boodschappen

sociaal gebonden aan belangrijke personen

afhankelijkheid van mening van anderen

conformisme aan regels

geen groepsverband

sociale verantwoordelijkheid is zwak (werken, gericht op presteren, morele verplichtingen, enz.)

loyaal ten opzichte van belangrijke anderen

emotioneel goed ontwikkelde emoties: verdriet, geluk, liefde, haat, sociale angsten, vertrouwen, wantrouwen, eigenwaarde

minder ontwikkelde emoties: geweten, seksuele liefde

voelt zich snel benadeeld

problemen met agressieregulatie

de situatie hier en nu is belangrijk, het verleden kan bepalend zijn voor het gevoel van nu

de toekomst is minder belangrijk

woede op bepaalde personen gericht

persoonlijkheidsontwikkeling vaak problemen met de individuatie

zelfdifferentiatie is zwak en afhankelijk

ego is onderontwikkeld (probleem met internalisatie van superego)


220 Kindertandheelkunde deel 2

ken de symptomen meer af van die van kinderen met 43.3.1 psychiatrische stoornissen
een gemiddelde intelligentie, maar is de differentiatie in
symptomatologie ook minder. Hoe lager het ontwikke- De meest voorkomende (kinder)psychiatrische stoornis-
lingsniveau, hoe minder uitingsvormen er zijn. De sen zullen achtereenvolgens beschreven worden.
meeste testen en schalen zijn niet geschikt om bij kin-
deren met een verstandelijke beperking af te nemen. Aandachtstekortstoornis en hyperactiviteit (ADHD)
Slechts enkele zijn voldoende valide. ADHD kenmerkt zich door problemen in de aandachts-

43 De grote groep psychische stoornissen (mental disor-


ders), inclusief de verstandelijke beperking, onderschei-
functies, een overmatige activiteit en beperkingen in de
controle van de impulsiviteit. Daarnaast zijn er proble-
men in de coördinatie (afstemming) van de motoriek.
den we allereerst naar ontwikkelingsstoornissen (deve- ADHD komt bij kinderen met een verstandelijke be-
lopmental disorders), die leiden tot ‘trait dependent perking enkele malen meer voor dan bij gemiddeld in-
syndromes’. Een ‘trait’ wordt hier vertaald als een ‘trek’, telligente kinderen. Dekker en Koot (2003) vonden bij
zoals in ‘karaktertrekken’. Deze vormt de basis van de 14,8% van de kinderen met een verstandelijke beperking
beperking en is minder variabel in tijd. ADHD. Behalve een hogere prevalentie is er een duide-
Naast de ontwikkelingsstoornissen onderscheiden we lijk verschil in de sekseratio, maar jongens zijn niet zo
de psychiatrische stoornissen (mental diseases). Deze duidelijk oververtegenwoordigd als bij gemiddeld in-
leiden tot ‘state dependent syndromes’. Waarbij ‘state’ telligente kinderen. Bij meisjes met een verstandelijke
vertaald kan worden als ‘staat’ of ‘toestand’, deze is niet beperking komt ADHD derhalve in een veel hogere fre-
stabiel, maar kan veranderen in de loop van de tijd. quentie voor dan bij gemiddeld intelligente meisjes.
In de diagnostiek van ADHD bij kinderen met een
De ontwikkelingsstoornissen (developmental disorders) verstandelijke beperking is het de vraag waaraan men de
die aanleiding geven tot de ‘verstandelijke handicap’ mate van hyperactiviteit en de aandachtsspanne rela-
zijn in drie categorieën onder te verdelen: teert. Dient deze gerelateerd te worden aan de kalen-
1 de verstandelijke handicap; derleeftijd of aan de ontwikkelingsleeftijd? Met andere
2 specifieke ontwikkelingsstoornissen; woorden: dient men te vergelijken met kinderen van
3 pervasieve ontwikkelingsstoornis. eenzelfde leeftijd of van eenzelfde ontwikkelingsni-
veau? De literatuur is hierover niet eenduidig. Over het
De verstandelijke handicap (zwakzinnigheid of mental re- algemeen kan men beter uitgaan van het (geschat) ont-
tardation) is een beperkte, maar harmonieuze ontwik- wikkelingsniveau om vast te stellen of er sprake is van
keling, een ‘general delay’. Het duidt op een diffuus, hyperactiviteit en stoornissen in de verschillende aan-
kwantitatief tekort in de ontwikkeling, dat in een ni- dachtsfuncties.
veau kan worden vastgelegd (IQ-cijfer of ontwikke- Al zijn de symptomen dezelfde als die bij kinderen
lingsleeftijd). met een gemiddelde intelligentie, de afgrenzing van
Daarnaast zijn er tekorten die we specifieke ontwikke- andere problematiek is minder eenvoudig. Hyperactief
lingsstoornissen noemen (specific developmental disor- gedrag moet onderscheiden worden van ongeorgani-
ders): specifieke leerstoornissen (leesstoornis, reken- seerd gedrag, zoals dat bijvoorbeeld voorkomt bij kin-
stoornis). Bij dit type stoornissen ontwikkelt een kind deren met een hersenorganische aandoening of kinde-
zich in principe normaal, maar bij het verwerven van ren met een laag ontwikkelingsniveau. In dit gedrag is
één of meer specifieke vaardigheden heeft er een stag- over het algemeen het echt hyperkinetische gedrag
natie, gehele of gedeeltelijke, plaatsgevonden. Dit is een minder aanwezig en is bij een aanbod van kortdurende,
specifiek kwalitatief of kwantitatief tekort in de ont- gerichte bezigheden het overbeweeglijke gedrag sterk te
wikkeling. Deze handicap is te specificeren en in een verminderen. ADHD moet ook onderscheiden worden
aantal gevallen ook te kwantificeren. van situatiespecifieke aandachtsstoornissen bij overvra-
Ten slotte is er de pervasieve ontwikkelingsstoornis (per- ging op school, bijwerkingen van medicatie en derge-
vasive developmental disorder). Een abnormaal ont- lijke.
wikkelingsverloop, pervasief of diffuus dat invloed heeft Ook bij kinderen met een verstandelijke beperking is
op vele (alle) gebieden van de ontwikkeling. Een versto- er een samenhang tussen ADHD en conduct disorders
ring (‘distortion’) van de normale ontwikkeling, die (antisociale gedragsstoornis) (Ishii et al., 2003). Mogelijk
leidt tot een diffuus tekort. Een tekort in de kwaliteit zijn er bij verstandelijk beperkte kinderen met ADHD
van de ontwikkeling. Dit is niet uit te drukken in een in het verdere beloop meer angststoornissen in vergelij-
maat of getal (kwantiteit). De gebieden met een abnor- king met andere groepen kinderen.
maal ontwikkelingsbeloop (motoriek, taal, sensoriek) Uit de symptomen valt af te leiden dat kinderen met
kunnen wel worden benoemd. ADHD instructies moeilijk kunnen volgen. Men zal dan
ook kortere en meer eenduidige instructies moeten ge-
ven, zodat op dat moment in ieder geval de aandacht
wordt ‘gevangen’. Het kost deze kinderen meer moeite
Kinderen met psychiatrische en psychische problemen. Een globaal overzicht 221

langdurig stil te zitten. Als er medicatie voorgeschreven toire is zowel in de breedte als de diepte beperkt en er is
is voor ADHD, moet deze in ieder geval voor de behan- meer met het niveau overeenkomend stereotiep gedrag.
deling gebruikt worden. Om het voor het kind gemak- Bij kinderen met een zeer laag ontwikkelingsniveau
kelijker te maken, zijn korte pauzes gedurende een lan- kunnen verschijnselen als zelfstimulerend gedrag, het
ge behandeling een optie, zodat het kind even kan be- likken aan voorwerpen of het in de mond stoppen ervan
wegen. ook voorkomen.

Bijkomend kunnen er problemen zijn met de verwer-


Erik is een matig verstandelijk beperkte jongen met
king van sensore informatie. Pijn wordt minder of op
ADHD. Het lukt eigenlijk niet meer hem mee te nemen
andere wijze gevoeld. Dit kan bij tandheelkundige pro-
naar de tandarts van het gezin. Hij blijft niet in de stoel
blematiek en in de behandeling een rol spelen. Andere
zitten en zelfs inspectie van de mond duurt hem al te
kinderen zijn vooral gevoelig voor aanraking van het
lang. Erik wordt verwezen naar een speciaal tandheel-
hoofd.
kundig centrum. Na een korte periode van gewenning
lukt het met hem af te spreken dat hij korte momenten Angst, vooral voor nieuwe of onvoorspelbare situaties,
stilligt voor inspectie en dan weer even mag bewegen kan een grote rol spelen. Voorbereiding, en eventueel
om te ontladen. zelfs premedicatie, voor de afspraak is van belang. De
voorbereiding zal concreet en eenduidig moeten zijn.
Rituelen kunnen zich snel ontwikkelen, vanaf het begin
dient men er al rekening mee te houden.
Autismespectrumstoornissen (ASS)
Van de kinderen met een autistische stoornis in engere
Steven, een licht verstandelijk gehandicapte jongen
zin functioneert 75% op verstandelijk beperkt niveau.
met autisme is al langer bekend in het centrum voor
Ten aanzien van de kinderen met een pervasieve ont-
tandheelkunde. Men heeft inmiddels een eigen ritueel
wikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (PDD-
ontwikkeld. Bij binnenkomst vraagt hij de tandarts
NOS) zijn er geen eenduidige cijfers.
standaard wat voor auto deze heeft, welke kleur en
Anderzijds komen pervasieve ontwikkelingsstoornis- waar die geparkeerd staat. Daarna volgt de behande-
sen bij kinderen met een verstandelijke beperking in ling. Een waarnemer was onvoldoende op de hoogte
een hogere frequentie voor: hoe lager het niveau van van het ritueel en wilde de behandeling direct starten.
verstandelijk functioneren, des te hoger de frequentie Dit lukte niet vanwege de onrust van Steven. De eigen
van voorkomen is van een stoornis in het autistische tandarts kon het patroon gelukkig weer snel oppakken.
spectrum.
Vooruitlopend op toekomstige classificatiesystemen
wordt bij voorkeur gesproken van een stoornis in het
autistisch spectrum en wordt er geen onderscheid meer Hechtingsstoornissen
gemaakt naar autisme in engere zin en een pervasieve De frequentie waarmee hechtingsstoornissen bij kinde-
ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven ren met een verstandelijke beperking voorkomen valt
(DSM-5, 2012). geenszins aan te geven. Enig onderzoek naar het voor-
Autismespectrumstoornissen hebben een heterogeen komen van hechtingsstoornissen bij kinderen met een
klinisch beeld. Drie aspecten vormen het kernprobleem verstandelijke beperking ontbreekt.
van kinderen met een stoornis in het autistisch spec- Het valt te vermoeden dat de prevalentie hoger is,
trum: sociale interactie, communicatie en (sociale) ver- enerzijds door ongunstige gezinsomstandigheden,
beelding. Kinderen laten minder wederkerig gedrag wanneer één of beide ouders ook verstandelijk beperkt
zien, de sociale interactie is van mindere kwaliteit en ze zijn. Anderzijds door ontwikkelingsproblematiek,
hebben een vertraagde of afwijkende taalontwikkeling waardoor het verstandelijk beperkte kind meer dan an-
(ten opzichte van de gehele ontwikkeling). Er is een dere kinderen beperkte mogelijkheden heeft om tot
minder goed ontwikkeld systeem van de sociale ver- hechting te komen. Daarbij moet ook in het oog ge-
beelding. Dit verbeeldings- of voorstellingsvermogen is houden worden dat er verstoringen kunnen ontstaan in
nodig om de samenhang tussen gebeurtenissen te be- de interactie tussen de ouder(s) en het kind. Verschil-
grijpen en betekenis te verlenen aan menselijk gedrag lende factoren kunnen hierbij een rol spelen, de ver-
(Wing, 1996). Het begrip en taalgebruik zijn meer con- standelijke handicap is nog niet onderkend, wordt ont-
creet, meer gericht op detail. Denken en handelen zijn kend of niet geaccepteerd, veelvuldige ziekenhuisopna-
minder flexibel en daardoor meer gericht op vaste ge- men, voedingsproblemen en andere somatische proble-
woonten, routines en riten. matiek.
Bij kinderen die op een lager ontwikkelingsniveau Hechtingsstoornissen bij kinderen met een verstan-
functioneren is een autistische stoornis minder eenvou- delijke beperking zijn niet gemakkelijk te onderschei-
dig te diagnosticeren. Er dient rekening te worden ge- den van een stoornis in het autistisch spectrum (Rutter
houden met lagere taalvaardigheden, het gedragsreper- et al., 2007).
222 Kindertandheelkunde deel 2

Kinderen met een hechtingsstoornis zijn niet goed in bezigheden geven in een bedreigende situatie houvast.
staat een duurzame emotionele relatie op te bouwen met Ze zetten, in alledaags Nederlands, ‘de hakken in het
hun ouders of verzorgers. Als een kind veilig is gehecht, zand’.
zal het in bedreigende situaties de nabijheid en gebor- Obsessief gedrag moet eveneens onderscheiden wor-
genheid zoeken van de vertrouwenspersoon, om zo ge- den van dwangmatig, of beter rigide, gedrag en het
ruststelling en bescherming te ervaren. Als een kind niet slecht verdragen van veranderingen bij pervasieve ont-
veilig gehecht is, heeft het niet geleerd hoe het veilig- wikkelingsstoornissen (‘insistence on sameness’).

43 heid kan ervaren bij vertrouwenspersonen. Deze kinde-


ren kunnen zich terugtrekken, overdreven waakzaam
zijn voor bedreiging van buitenaf, troost afwijzen, of
Een goede voorbereiding, uitleg over wat er gaat ge-
beuren zijn noodzakelijk. Medicatie om de angst te
dempen is niet altijd te vermijden.
juist andersom (bij het ontremde type) te weinig onder-
scheid maken tussen wat wel en wat niet vertrouwd is.
Niels is een verstandelijk beperkte jongen die bekend is
Kinderen met hechtingsproblemen kunnen dan ook
met angst. Hij is bang in allerlei situaties en reageert
heftig reageren op situaties waarbij de lichamelijke in-
dan ook schrikachtig op allerlei geluiden. Het is eigen-
tegriteit in het gedrang lijkt te zijn (behandelsituaties).
lijk nooit gelukt hem tandheelkundig te behandelen. In
Vertrouwen is niet snel opgebouwd, of wordt in het ge-
het tandheelkundig centrum van het ziekenhuis, waar
heel niet opgebouwd en zal iedere keer opnieuw ver- hij ook bekend is bij de kinderarts, wordt afgesproken
worven moeten worden. Aan de andere kant kunnen hem voor het bezoek angstdempende medicatie te
sommige kinderen met hechtingsproblematiek juist verstrekken. Zónder angst is de behandeling niet ver-
zeer naı̈ef zijn en hun grenzen heel slecht aangeven. lopen, maar hij reageerde minder schrikachtig op de
geluiden en bleef gemakkelijker in de behandelstoel
liggen.
Margriet is een 17-jarige die begeleid woont met een
voorgeschiedenis van verwaarlozing en mishandeling.
Ze is licht verstandelijk beperkt en heeft veel praktische
Richtlijnen
vaardigheden. Bezoeken aan het gespecialiseerd tand-
heelkundig centrum zijn te moeilijk voor haar. In over-
leg is besloten dat er bij dit soort bezoeken wel bege-
Psychiatrische, psychische en emotionele problemen
leiding meegaat om haar te ondersteunen. komen veelvuldig voor bij kinderen met een verstande-
lijke beperking. Deze problematiek kan tandheelkundig
onderzoek en behandeling bemoeilijken.
– Zorg ervoor dat het ontwikkelingsniveau en eventueel
Angststoornissen andere problematiek duidelijk is.
Angststoornissen kunnen zich bij kinderen met een – Laat het kind goed voorbereiden door ouders of ver-
verstandelijke beperking ook vertalen in vermijdings- zorgers.
gedrag en agitatie. Kinderen met een verstandelijke be- – Overweeg premedicatie bij (extreme) angst.
perking zijn eerder geneigd te praten over wat ze niet – Voorkom prikkels zo veel mogelijk (geen telefoon,
willen of kunnen doen, dan te vertellen dat de situatie belsignalen, harde muziek).
angst oproept. – Kondig handelingen duidelijk van tevoren aan, ook
Angst en angststoornissen zijn bij kinderen met een als bijvoorbeeld de speekselzuiger wordt aangezet.
verstandelijke handicap altijd nauw gerelateerd aan an- – Houd rekening met problemen in de verwerking van
dere problematiek, bijvoorbeeld een stoornis in het au- sensore informatie (pijn wordt anders / minder ge-
tistisch spectrum. Ook blijkt er steeds weer een relatie te voeld).
zijn met omgevingsfactoren, zoals herhaaldelijk ge- – Geef korte en concrete instructies in eenvoudige (niet
frustreerd worden door onrealistische verwachtingen kinderachtige) taal.
van de ouders/verzorgers en sociale deprivatie. Angst- – Een knuffel of ander object kan angst verminderen.
stoornissen lijken minder frequent voor te komen bij – Laat het kind even pauze nemen bij een langdurige
kinderen die op een lager niveau functioneren. Het lijkt behandeling, zodat het zich kan bewegen.
in dat geval of de genoemde omgevingsfactoren groten- – Bepaalde rituelen kunnen een ondersteuning zijn in
deels aan het ernstiger verstandelijk gehandicapte kind de behandeling van kinderen met een verstandelijke
voorbijgaan. beperking (en autisme), maar zorg ervoor dat deze
rituelen zich niet geleidelijk uitbreiden en wel altijd
Obsessief-compulsieve stoornissen (dwangdenken en uitvoerbaar zijn.
-handelen) zijn bij verstandelijk gehandicapte kinderen
moeilijk te onderscheiden van meer dwangmatig gedrag
dat kan optreden in situaties wanneer zij overvraagd
worden. Passief en soms actief verzet tegen veranderin-
gen en teruggrijpen naar vaste en bekende patronen en
Kinderen met psychiatrische en psychische problemen. Een globaal overzicht 223

Literatuur Ishii T, Takahashi O, Kawamura Y, Ohta T. Comorbidity in atten-


tion deficit-hyperactivity disorder. Psychiatry and Clinical Neu-
Buntinx WHE. Wat is een verstandelijke handicap. Definitie, rosc Oct 2003;57(5):457-63.
assessment en ondersteuning volgens het AAMR-model. Ned Koot JM. Verstandelijk gehandicapten. In: Verhulst FC, Verheij F
Tijdschr Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen (red). Kinder- en jeugdpsychiatrie, onderzoek en diagnostiek.
20031;4-24. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2009:408-22.
Dekker MC, Koot HM, Ende J van der, Verhulst FC. Prevalence of Luckasson R, Brothwick-Duffy S, Buntinx W, Coulter D, Craig P,
psychopathology in children and adolescents with and without Reeve A, Schalock R, Snell M, Spitalnik D, Spreat S, Tassé M.
intellectual disability. J Child Psychol and Psychiat and Allied Mental retardation: definition, classification and systems of
Disc 2002;43:1087-98. supports. Washington: American Association on Mental Retar-
Dekker MC, Koot HM. DSM-IV disorders in children with bor- dation, 2002.
derline to moderate intellectual disability. I: Prevalence and Rutter M, Kreppner J, Croft C, Murin M, Colvert E, Beckett C,
impact (IF 3.6). J Am Acad Child and Adolesct Psychiat 2003;42: Castle J, Sonuga-Barke E. Early adolescent outcomes of institu-
915-22. tionally deprived and non-deprived adoptees. III. Quasi-autism.
Došen A. Ontwikkelingsbenadering in psychiatrische diagnostiek J Child Psychol Psychiat Dec; 2007;48(12):1200-7.
bij mensen met een verstandelijke handicap. In: Amerongen Wing L. The autistic spectrum: A guide for parents and profes-
WE. Kindertandheelkunde. Deel 2. Houten: Bohn Stafleu Van sionals. Londen: Constable & Robinson Ltd, 1996.
Loghum, 2003:281-8.
DSM-5 (www.dsm5.org/ProposedRevision/Pages/proposed-
revision.aspx?rid=384#); update april 2012, 2012.
Kinderen met een
verstandelijke, sociale of
motorische beperking.
44 Hun tandheelkundige
behandeling
L.C. Martens, R.L.R.G. Leroy, L.A.M. Marks

Inleiding omgezet in tyrosine. Het gevolg is een hoog fenylala-


ninegehalte in het bloed.
Dit hoofdstuk behandelt de symptomatologie van en het – -Chromosomale afwijkingen. De meest beschreven afwij-
tandheelkundig handelen bij kinderen met een ver- king is het syndroom van Down (zie verder). Bij het
standelijke beperking, met bijzondere aandacht voor merendeel van de kinderen met een chromosomale
het syndroom van Down, kinderen met een motorische afwijking gaat het om een extra chromosoom 21 in
beperking en kinderen met een sociale beperking: iedere cel. Bij het klinefelter-syndroom is er sprake
autisme en ADHD. Binnen de context van dit handboek van minstens één extra X-chromosoom bij de jongens
wordt de gegeven informatie tot de essentie beperkt. De (XXY). Kenmerkend hierbij zijn de grotere lichaams-
(kinder)mondzorgverlener die zich nog meer wil ver- lengte en de geringe secundaire geslachtskenmerken.
diepen in deze bijzondere doelgroepen wordt verwezen Een lichte verstandelijke beperking komt voor in 25-
naar specifiekere handboeken (Broers, 2011). De moge- 30% van de gevallen. Het syndroom van Turner (XO)
lijk psychiatrische componenten bij kinderen met een treft meisjes. Zij kampen met een kleinere gestalte en
verstandelijke beperking werden in hoofdstuk 43 be- een abnormale gonadale ontwikkeling. Het voorko-
sproken. men van een verstandelijke beperking is nog steeds
onderwerp van onderzoek.
– Infecties. De meest beschreven infecties tijdens de
44.1 Kinderen met een verstandelijke zwangerschap die resulteren in een verstandelijke be-
beperking perking van de baby zijn rubella, toxoplasmose, cyto-
megalovirusinfectie, syfilis en herpesvirusinfectie.
44.1.1 etiologie, definities en classificaties – Medicijnen, drugs en alcohol. Overmatig gebruik van
medicijnen, drugs en alcohol door de moeder is niet
Voor de etiologie van verstandelijke beperkingen baseert ongevaarlijk voor de foetus en kan in ernstige situ-
men zich van oudsher voornamelijk op de klassieke aties tot een verstandelijke beperking van het kind
tweedeling naar biologische en sociaal-culturele facto- leiden (e.g. foetaal alcoholsyndroom).
ren. Zwaardere vormen van verstandelijke beperkingen – Straling en milieuvervuiling. Extreme blootstelling van
zouden dan worden veroorzaakt door biologische pa- de vader of de moeder aan straling en aan milieuver-
thologie, terwijl lichtere vormen vooral worden ver- vuiling (voornamelijk kwik en lood) kan de normale
klaard uit een negatief samenspel tussen sociale, econo- ontwikkeling van de foetus negatief beı̈nvloeden.
mische en culturele factoren (Van Hove, 2000). – Problemen tijdens de bevalling. Zuurstoftekort of een
(hersen)bloeding tijdens een langdurige bevalling kan
Biologische pathologie een verstandelijke achterstand veroorzaken.
– Stoornissen in het metabolisme. Een bekend voorbeeld – Prematuriteit. Prematuur geboren kinderen zijn
van ‘inborn error of metabolism’ is fenylketonurie, kwetsbaar. De kans op een verstandelijke beperking is
een aangeboren afwijking waardoor bij kinderen in de dan ook reëel.
eerste levensjaren een verstandelijke achterstand ont- – Ondervoeding. Veel onderzoekers leggen een verband
staat en die uiteindelijk leidt tot een blijvende ver- tussen voedselgebrek en een minder goede ontwikke-
standelijke beperking. De stoornis berust op een en- ling van de hersenen en het zenuwstelsel. Deze oor-
zymtekort, waardoor fenylalanine niet kan worden

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_16, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
226 Kindertandheelkunde deel 2

zakelijke factor speelt vooral een rol in derdewereld- Voorkomen


landen. Voor Nederland (Broers, 2011) gaan recente schattingen
over het jaar 2008 met enige voorzichtigheid uit van
Sociaal-culturele factoren circa 115.000 personen (dat is < 1%) met een verstande-
Sociaal-culturele factoren worden vooral als oorzaak lijke beperking (IQ < 70%).
vermeld bij kinderen met een lichte verstandelijke be- Wat leeftijd betreft, is het duidelijk dat het ontstaan
perking uit lagere sociale klassen. Zo werkt Van Gennep van een leerachterstand in de eerste groepen van de

44 (1983) de hypothese van de deprivatiecyclus uit: ‘...ob-


jectief slechte sociale omstandigheden werken indivi-
dueel uit als slechtere uitgangsposities bij de intrede in
basisschool een signaal is voor een mogelijke mentale
achterstand van het kind. In het algemeen geldt dat de
diagnose op jongere leeftijd gesteld wordt naarmate de
de school. Op grond hiervan ontstaan school- en leer- beperking ernstiger is.
problemen, die worden ‘opgelost’ via verwijzing naar Bij oudere kinderen daalt de incidentie vanwege een
een speciale school voor moeilijk lerende kinderen. Dit hoger sterftecijfer. Er zijn meer mannen dan vrouwen
leidt weer tot een gebrekkige vooropleiding en een met een verstandelijke beperking. Wat de sociaalecono-
slechte startpositie in het beroep. Het gevolg hiervan is mische status betreft, zien we in lagere sociale klassen
arbeid onder slechte arbeidsomstandigheden, laag loon méér personen met een lichte verstandelijke beperking.
en werkloosheid. Dit resulteert dan weer in sociale
marginaliteit en slechte omstandigheden voor de kin- Classificatiesystemen
deren van de betrokkenen, waarmee de cirkel rond is en – Psychometrische classificatie. Het intelligentiequotiënt
we zijn aangekomen bij de volgende generatie...’ (IQ ) blijft voor de meeste onderzoekers en clinici het
Garber (1988) somt een aantal factoren op die het ont- belangrijkste criterium bij de diagnose van een ver-
staan van lichtere vormen van een verstandelijke beper- standelijke handicap, hoewel in de huidige maat-
king in bepaalde sociale milieus moet verklaren: weinig schappij de zorgbehoefte van een patiënt steeds meer
stimulerende omgeving, beperkt taalgebruik, onge- wordt meegewogen. Ook mensen met een hoog IQ
zonde voedingsgewoonten, penibele gezondheidssitua- kunnen ernstig beperkt zijn in hun functioneren
tie, laag verwachtingsniveau wat betreft ontwikkeling (syndroom van Asperger). Hoewel verschillende clas-
en scholing. sificaties gangbaar zijn, wordt de traditionele vierde-
ling van de American Association on Mental Retarda-
Recente bevindingen tion het meest gevolgd (tabel 44.1).
Bij lichtere vormen van een verstandelijke beperking is
ook erfelijkheid van groot belang. De ver doorgedreven – Medische classificatie. Naast de indeling op IQ-basis is
interesse voor een grote groep vooral mannelijke licht een ‘verstandelijke handicap’ ook in een aantal medi-
verstandelijk gehandicapten, bij wie de biologische sche classificatiesystemen opgenomen. Voorbeelden
oorzaak niet aantoonbaar was, wekte bij onderzoekers hiervan zijn de Amerikaanse Diagnostical and Statistical
het vermoeden van een X-gebonden recessief erfelijke Manual (DSM) en de International Classification of Dis-
aandoening. Na de ontdekking van het fragiele-X-syn- eases (ICD). De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in
droom werd de interesse nog aangescherpt, en nu gaat 1980 een International Classification of Impairments, Dis-
men ervan uit dat er een heterogene groep van X-reces- abilities and Handicaps (ICIDH) samengesteld, die in
sief gebonden handicaps bestaat die bij 40% van het het Nederlands werd vertaald als Internationale Classi-
fragiele-X-syndroom een rol speelt. Naast chromosoom- ficatie van Stoornissen, Beperkingen en Handicaps. Deze
onderzoek hebben de vooruitgang in de moleculaire bi- omvat de deelclassificaties stoornis (impairment), be-
ologie en het DNA-onderzoek gezorgd voor de explo- perking (disability) en handicap (handicap). Zodra
sieve vooruitgang in de beschrijving en het nadere on- wordt vastgesteld dat er iets schort op orgaanniveau,
derzoek van syndromen. Bekende voorbeelden hiervan spreekt men van een stoornis. Zo’n stoornis kan een
zijn het williams-beuren-syndroom en het prader-willi- beperking in het uitvoeren van de dagelijkse activi-
syndroom. teiten tot gevolg hebben. Wanneer die stoornis wordt
geobjectiveerd en zich uit op het niveau van de per-

Tabel 44.1 De vier graden van verstandelijke handicap en het niveau van functioneren.

graad IQ mentale leeftijd zelfredzaamheid

diep tot 20 tot 1,5 à 2 jaar volledige verzorging nodig

ernstig 20 tot 35 à 40 2 tot 4 jaar afhankelijk

matig 35 à 40 tot 50 à 55 4 tot 7 jaar afhankelijk/trainbaar

licht 50 à 55 tot 70 7 tot 11 jaar toegang tot het bijzonder onderwijs


Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 227

soon, spreken we van een beperking. De betreffende wordt toegediend en de suikermomenten mogelijker-
persoon kan door de stoornis zelf of door de beper- wijs zijn toegenomen (koffie of thee met gebak als acti-
kingen als gevolg van de stoornis worden benadeeld viteit, toedienen van (zoete) medicatie in combinatie
ten opzichte van andere personen; zo wordt de stoor- met een zoete drager (jam)) moet de nodige aandacht
nis gesocialiseerd en spreken we van een handicap. In worden besteed aan de voedingsanamnese. Het is verder
tabel 44.2 worden deze begrippen gedefinieerd en aan te bevelen een gerichte tandheelkundige (tabel 44.3)
worden de verschillende hoofdgroepen aangegeven. en een psychosociale anamnese (tabel 44.4) af te nemen.
Daarbij wordt extra aandacht besteed aan het gedrag en
de communicatiemogelijkheden. Ten slotte is het inte-
Tabel 44.2 Internationale classificatie van
ressant over informatie te beschikken over het ontwik-
stoornissen, beperkingen en handicaps.
kelingsniveau (tabel 44.5). Hierbij moet rekening wor-
stoornis: iedere afwezigheid of afwijking van een psychologische, den gehouden met het feit dat bij kinderen met een
fysiologische of anatomische structuur of functie
verstandelijke handicap de cognitieve ontwikkeling
hoofdgroepen
– cognitieve stoornissen vaak geen gelijke tred houdt met de emotionele ont-
– andere psychische stoornissen wikkeling en met de sociale zelfredzaamheid.
– spraakstoornissen
– gehoorstoornissen
– gezichtsstoornissen Begeleiding bij de tandheelkundige behandeling
– inwendige stoornissen Voor uitgebreidere informatie over het ‘werken met
– stoornissen van het bewegingsapparaat kinderen met een beperking’ wordt verwezen naar
– misvormingen
– algemene sensorische en andere stoornissen hoofdstuk 45. In de context van dit hoofdstuk wordt
benadrukt dat de tandarts over de nodige deskundig-
beperking: iedere vermindering of afwezigheid (ten gevolge van een heid moet beschikken, alsook (en vooral) over een grote
stoornis) van de mogelijkheid tot een voor de mens normale activi-
teit, zowel wat betreft de wijze als wat betreft de reikwijdte van de dosis geduld, waardoor hij deze kinderen liefdevol en
uitvoering ervan met toewijding kan begeleiden tijdens de tandheelkun-
hoofdgroepen dige behandeling. Daartoe kan hij een beroep doen op
– gedragsbeperkingen
– communicatiebeperkingen
zijn kennis van communicatietechnieken, angstbestrij-
– beperkingen in de persoonlijke verzorging ding, pijnbestrijding en op zijn talenten om hiermee om
– beperkingen in het lopen te gaan. Het gebruik van een gedragsschaal (tabel 44.6)
– beperkingen in lichaamsbeweging
kan ertoe bijdragen dat de practicus zichzelf dwingt oog
– vaardigheidsbeperkingen
– situationele beperkingen te hebben voor de non-verbale uitingen van de emoties
– beperkingen in bijzondere vaardigheden van de patiënt. Het vergemakkelijkt en bevordert de
– beperkingen in andere activiteiten beoordeling van de manier waarop allerlei prikkels,
handicap: een nadelige positie van een persoon als gevolg van een verschillende onderdelen van de behandeling en de be-
stoornis of een beperking die het normaal functioneren van de be- nadering van de tandarts en de assistent worden beleefd
trokkene (gezien leeftijd, geslacht en sociaal-culturele achtergrond) (Van Grunsven, 1996).
beperkt of verhindert
hoofdgroepen
– handicaps in oriëntatievermogen
– handicaps in fysieke onafhankelijkheid 44.2 Verstandelijke beperking bij
– handicaps in mobiliteit
– handicaps in bezigheden
syndromen: het syndroom van Down
– handicaps in sociale integratie
– handicaps in economische zelfstandigheid Het syndroom van Down werd voor het eerst beschreven
– andere handicaps
in 1866 door Langdon-Down. Pas in 1959 werd ontdekt
dat het wordt veroorzaakt door een chromosomale af-
wijking. In 95% van de gevallen is er een extra chromo-
44.1.2 tandheelkundige behandeling van soom 21 (vandaar dat ook de naam trisomie 21 wordt
kinderen met een verstandelijke gebruikt), bij de resterende 5% gaat het om translocaties,
beperking mozaı̈cisme of partiële trisomie. Op basis van gegevens
van het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie
Verzamelen van informatie kon berekend worden dat in 2008 ongeveer 1 op 1897
Om tot een goed behandelplan te komen, is het nodig levend geboren kinderen het syndroom van Down had.
zorgvuldig een aantal anamnesen af te nemen (Broers en Voor de helft van de personen met downsyndroom is de
Meeuwissen, 2001; Broers, 2011). Voor de medische levensverwachting meer dan 50 jaar.
anamnese wordt verwezen naar deel 1, hoofdstuk 7. Bij
een complexe medische conditie kan meer informatie
over pathologie, medicatie en tandheelkundig risico
worden ingewonnen bij de behandelend arts.
Omdat in vele gevallen zacht en kleverig voedsel
228 Kindertandheelkunde deel 2

Tabel 44.3 Vragenlijst voor een tandheelkundige anamnese (naar Broers en Meeuwissen, 2001).

mondverzorging

Verzorgt de patiënt de mond zelfstandig, met hulp van derden of wordt de zorg volledig overgenomen?

Hoe vaak en op welke manier wordt de mond verzorgd, wat is hierbij de houding van patiënt en verzorger?

Wordt er fluoride en/of chloorhexidine gebruikt, in welke vorm?

44 Vindt er interdentale reiniging plaats?

Zijn er factoren die de tandheelkundige behandeling of de mondverzorging kunnen bemoeilijken (bijv. dichtbijten, aanspannen mondmuscula-
tuur, extreme kokhalsreflex)?

Worden extra hulpmiddelen gebruikt (bijv. bijtblokje/-houtje, aangepaste tandenborstel)?

Wat zijn de voedingsgewoonten (consistentie, cariogeniteit, aantal zoetmomenten)?

Hoe is de kauwfunctie (kán er gekauwd worden en wordt er gekauwd)?

Hoe is de slikfunctie (kans op verslikken, kwijlen)?

Is er sprake van minder goede mondgewoonten (bruxisme, rumineren, hamsteren, automutilatie)?

Hoe zijn de mogelijkheden om pijn aan te geven?

Hoe was het verloop van eerdere tandheelkundige behandelingen?

Is er sprake van een tandheelkundig gerelateerde angst?

Is er een verhoogde kans op gebitstrauma (bijv. bij gestoorde motoriek of bij epilepsie)?

Zijn uitneembare prothetische voorzieningen mogelijk?

Wat zijn de wensen en verwachtingen van de patiënt en/of de ouders, de begeleiders?

Tabel 44.4 Vragenlijst voor een psychosociale anamnese (naar Broers & Meeuwissen, 2001).

Wat zijn de communicatiemogelijkheden (verbaal, non-verbaal)?

Wat is de mate van zelfredzaamheid?

Is er sprake van andere, niet specifiek aan de tandheelkunde gerelateerde angsten?

Zijn er gedragsproblemen?

Is de patiënt onder behandeling van psycholoog, psychiater, orthopedagoog, maatschappelijk werker?

Hoe worden emoties geuit?

Hoe is de gezinssituatie?

Waaruit bestaan de werkzaamheden van de patiënt?

Welk type school bezoekt hij/zij?

Welke hobby’s en interesses heeft de patiënt ?

In welke woonvorm leeft de patiënt (thuis, instelling, gezinsvervangend tehuis)?

Hoe vindt het vervoer plaats (zelfstandig, begeleid)?

Is de patiënt rolstoelgebonden?

Behandeling in de rolstoel?

Wie is de contactpersoon of verantwoordelijk begeleider (ouders, voogd, opvoeder)?


Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 229

Tabel 44.5 Vragenlijst voor het verkrijgen van informatie over de beperkingen van de patiënt (naar Broers &
Meeuwissen, 2001).

Wat is de aard en de oorzaak van de beperking?

Is de aandoening aangeboren of verworven?

Wat is (ongeveer) het ontwikkelingsniveau (cognitief en emotioneel)?

Wat zijn de ontwikkelingsverwachtingen?

Wat is de prognose van de aandoening?

Is er sprake van overmatige orale reflexen?

Is er sprake van overgevoeligheid van het mondgebied?

Tabel 44.6 Gedragsschaal voor het beoordelen van het gedrag van verstandelijk gehandicapten tijdens
tandheelkundige behandelingen (naar Van Grunsven, 1996).

IV coöperatief – goed contact met de tandarts, verbaal of door middel van gebaren
– toont belangstelling voor wat er gebeurt
– ligt ontspannen in de behandelstoel
– werkt mee bij het onderzoek voor zover hij daartoe motorisch in staat is

III passief – geen contact


– ligt niet merkbaar gespannen in de behandelstoel
– laat de verschillende onderdelen van het onderzoek passief toe
– moet bij alles geholpen worden, maar verzet zich daar niet tegen

II weifelend – erg behoedzaam (kijkt tandarts niet aan, zegt niets, hoewel hij kan praten) of erg druk (kletsen, mopperen, drukke
bewegingen)
– probeert met vertragingstactieken het onderzoek uit te stellen (wil niet direct in de behandelstoel plaatsnemen,
gaat steeds anders zitten, blijft praten of met iets spelen, wil dat begeleider zijn handen steeds anders vasthoudt,
moet plassen)
– moet duidelijk wennen aan de situatie, maar pogingen om de behandeling te ontvluchten kunnen steeds ge-
corrigeerd worden

I oncoöperatief – geeft verbaal en/of fysiek zeer duidelijk blijk van zijn ongenoegen (huilt, is boos, vloekt, scheldt, duwt begeleider,
assistent of tandarts van zich af)
– moet in de behandelstoel worden vastgehouden (anders loopt hij weg, zakt onderuit, gaat op zijn buik liggen of
duwt iedereen van zich af)
– kalmeert na enige tijd, maar blijft gedurende het hele onderzoek periodes van verzet vertonen (draait dan zijn hoofd
weg, spant zijn lippen en wangen sterk aan, probeert met de tong instrumenten uit de mond te duwen)

0 onbehandelbaar – onafgebroken verzet, dat binnen tien minuten niet kan worden beı̈nvloed

44.2.1 algemeen medische problematiek Hematologische afwijkingen


De precieze oorzaak van de verhoogde gevoeligheid voor
Cardiovasculaire aandoeningen infecties bij personen met downsyndroom is nog steeds
Congenitale hartafwijkingen komen voor bij ongeveer niet helemaal duidelijk. Zeker is dat de neutrofiele leu-
de helft van de kinderen met downsyndroom. Er is kocyten defecten vertonen en bovendien korter leven.
meestal sprake van een atrioventriculair septumdefect (± Onderzoek heeft aangetoond dat zowel de celgemedi-
40%) (een opening tussen boezem en kamer), een ven- eerde als de humorale immuniteit verstoord is (Nespoli
trikelseptumdefect (± 30%) (een opening in het tussen- et al., 1993). Door regelmatige preventieve controles bij
schot tussen de hartkamers), of een atriumseptumdefect de mondzorgverlener (bijv. om de drie tot vier maanden)
(± 10%) (een opening in het tussenschot tussen de hart- kunnen afwijkingen in de mond in een vroeg stadium
boezems). Meestal worden deze afwijkingen chirurgisch worden ontdekt.
gecorrigeerd op kinderleeftijd, wat over het algemeen Kinderen met downsyndroom lopen een groter risico
leidt tot een zeer goede prognose. De normaal geldende op het ontwikkelen van leukemie (voornamelijk het
richtlijnen voor antibioticumprofylaxe moeten worden acute lymfocytaire type); de ziekte komt voor bij onge-
gevolgd (zie deel 1, hoofdstuk 10). veer 1 op 200 kinderen met het syndroom van Down, wat
tien- tot vijftienmaal zo vaak is als in de ‘gezonde’ po-
pulatie. Persisterende orale laesies en spontane gingi-
230 Kindertandheelkunde deel 2

kunnen tekenen van de ziekte van Alzheimer reeds op


Tabel 44.7 Orofaciale kenmerken bij het syndroom
een vroege leeftijd (d.i. op de leeftijd van 30 à 40 jaar)
van Down
voorkomen.
extraoraal – kleine schedelomtrek
– plat achterhoofd
– vlak aangezicht (door vertraagde ontwikkeling
Musculoskeletale en orofaciale afwijkingen
van het middelste deel van het gezicht) Bij kinderen met downsyndroom is de luchtweg in de
– onderontwikkeld neusbeen neus vaak smal en gedeeltelijk belemmerd door een af-
– smalle oogspleten die schuin omhoog lopen

44 – (soms) een huidplooi aan de binnenkant van de


ogen
– mond en oren zijn kleiner
wijking van het neustussenschot of een verdikking van
de neusmucosa. Deze afwijking zal bij de meeste kin-
deren leiden tot mondademhaling, wat bijdraagt tot een
grotere kans op gingivitis.
intraoraal – vertraagde doorbraak van melk- en blijvende
tanden In tabel 44.7 is een overzicht opgenomen van de be-
– agenesieën langrijkste orofaciale kenmerken (zie ook figuur 44.1).
– microdontie (kleine kronen en korte wortels)
– hypoplasieën en hypocalcificaties
– meer gingivitis Endocrinologische afwijkingen
– meer en op jongere leeftijd parodontitis Schildklierafwijkingen worden bij kinderen met down-
– kort en hoog gehemelte syndroom vaker gezien dan bij andere kinderen. Meest-
– neiging tot progenie
al gaat het om een te langzaam werkende schildklier
– lage processus alveolaris (met als gevolg beet-
verlaging) (hypothyroı̈die); soms werkt de schildklier echter te snel
– hypotonie van lippen en tong (hyperthyroı̈die). In geval van een te langzaam wer-
kende schildklier, kan dit leiden tot een vertraagde al-
gemene ontwikkeling van een kind. Behandeling met
vale bloedingen kunnen een eerste teken zijn van leu- medicatie dringt zich dan op.
kemie. Personen met downsyndroom hebben verder een ver-
Kinderen met downsyndroom die in instellingen ver- hoogd (viermaal hoger dan de algemene populatie) risi-
blijven, hebben een zevenmaal grotere kans drager te co op het ontwikkelen van diabetes, vooral dan type 1.
zijn van het hepatitisvirus. Opmerkelijk is dat pupillen De ‘peak onset’ leeftijd ligt rond de 8 jaar.
die korter dan drie weken in een instelling verblijven,
geen verhoogd risico hebben op het dragerschap van Gastro-enterologische afwijkingen
hepatitis. Coeliakie of glutenenteropathie komt vrij vaak voor bij
personen met downsyndroom (5 tot 7%). Het is een
Neurologische problemen aandoening waarbij afwijkingen in de dunne darm ont-
De motorische ontwikkeling is vaak vertraagd, hetgeen staan als gevolg van de inname van gluten; dit is een
kan leiden tot een beperkte coördinatie. De coördinatie eiwit dat voorkomt in tarwe, gerst, rogge en in mindere
verbetert echter dankzij intensieve fysiotherapie en met
het ouder worden. Daarom hebben jonge kinderen met
downsyndroom zeker hulp nodig bij het uitvoeren van
mondhygiëne. Bij personen met downsyndroom ziet
men vaker epilepsie (5-10%) dan in de algemene popula-
tie; piekleeftijden zijn de eerste twee levensjaren en op
de leeftijd van 20 à 30 jaar. Verder ziet men ook fre-
quenter psychiatrische problemen (vooral depressie) en

j
44:1a
j
44:1b

Figuur 44.1a Orofaciale kenmerken bij het syndroom van Down. Figuur 44.1b Typerende mondademhaling bij het syndroom van
Down.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 231

j
44:2a j
44:2b

Figuur 44.2a-b Typerend beeld van een open mond met hypotone tong.

mate in haver. Alle ziektetekenen verdwijnen wanneer maar kunnen zelfs op zich laten wachten tot het kind 2
de patiënt glutenvrije voeding inneemt. jaar is. Het melkgebit is meestal pas volledig op de
leeftijd van 4 à 5 jaar. De eerste blijvende molaar en de
44.2.2 syndroomspecifieke afwijkingen van ondersnijtanden breken soms pas door op de leeftijd van
de tanden en de mond 8 à 9 jaar. Bovendien komt het bij deze kinderen vaak
voor dat de blijvende tand al doorbreekt terwijl de
Anatomische afwijkingen van de mond voorganger nog in de kaak aanwezig is. Soms is het
Typerende kenmerken van kinderen met downsyn- aangewezen dat de mondzorgverlener de melktand ver-
droom zijn de open mond en de protrusie van de tong wijdert.
(figuur 44.2). De boven- en onderlip zijn hypotoon en
vooral van de onderlip valt op dat die naar buiten ge- Agenesieën Agenesieën komen vaker voor bij kinderen
keerd is, waardoor de eveneens hypotone tong perma- met downsyndroom (50%) dan in de algemene populatie
nent zichtbaar is. Het gaat bij kinderen met downsyn- (2%); de verdeling van de ontbrekende tanden is wel
droom echter zelden om een echte macroglossie, zoals vergelijkbaar met die bij de ‘gezonde’ populatie. De
gezien wordt bij acromegalie. Het is zeker niet aan te tanden die het meest frequent ontbreken, zijn in da-
raden de tong chirurgisch te laten reduceren: dit be- lende volgorde: de verstandskiezen, tweede premolaren,
moeilijkt immers de natuurlijke reiniging van de mond. laterale snijtanden en de mandibulaire snijtanden. Het
Het dorsale oppervlak van de tong van kinderen met spreekt voor zich dat in het geval van oligodontie (een
downsyndroom is vaak droog en gekloofd door de gedeeltelijke afwezigheid van tanden), goede röntgen-
mondademhaling. Bovendien is de tong vaak bekleed opnamen noodzakelijk zijn voor het opstellen van een
met fissuren, waarin gemakkelijk etensresten achter- goed behandelingsplan.
blijven. Om halitose (onaangename geur van de adem) te
vermijden, is het aan te bevelen de tong goed schoon te Afwijkend volume en structuur Van de kinderen met
maken met een tongrasp of eventueel met een tanden- downsyndroom vertoont 35 tot 55% microdontie, zowel
borstel. in het melk- als in het blijvende gebit. De kroon- en
wortellengte zijn significant kleiner. Door de kleine af-
Kwijlen metingen van de kronen is er vaak veel ruimte tussen de
Een ander orofaciaal probleem dat men vaak ziet bij tanden (‘spacing’).
mensen met downsyndroom is kwijlen (zie verder 44.3). Hypoplasieën en hypocalcificaties komen ook vaker
Bij mensen met downsyndroom dragen spierhypotonie, voor. Ze kunnen voorkomen op het hele glazuuropper-
een relatieve macroglossie en een open mond allemaal vlak of beperkt blijven tot een horizontale band. Omdat
bij tot een verhoogde kans op kwijlen. Andere factoren hypoplastische defecten vaak evolueren naar cariës, is
zoals emoties, mate van concentratie, houding, eventu- het raadzaam preventief op te treden (bijv. lokale fluo-
ele malocclusie, verminderde doorgankelijkheid van de rideapplicaties, glad maken van de ruwe oppervlakken,
neus en verminderde zintuiglijke waarneming in de ‘sealen’, applicatie van bonding of van een composiet-
mond kunnen de incidentie en ernst verder bepalen. vulling).

Afwijkingen van de tanden Cariës Of personen met downsyndroom, meer, minder,


Tanddoorbraak en tandenwissel Allereerst is de door- dan wel even vatbaar zijn voor tandbederf, is nog steeds
braak van het gebit vertraagd. De eerste melktanden onderwerp van discussie (Barnett et al., 1986; Shyama et
breken vaak door op de leeftijd van 12 tot 14 maanden, al., 2003; Fung en Allison, 2005; Cheng et al., 2007). De
232 Kindertandheelkunde deel 2

vermeende verlaagde vatbaarheid voor tandbederf zou 44.3 Kinderen met een sociale beperking:
onder andere te wijten kunnen zijn aan de grotere autisme en ADHD
ruimten tussen de tanden en aan de congenitaal afwe-
zige tanden, waardoor er minder tanden in de mond Naast verstandelijke en motorische beperkingen kun-
aanwezig zijn die kunnen worden aangetast. Anderzijds nen sociale beperkingen leiden tot minder goed of an-
is het niet verwonderlijk dat er tegenstrijdige meldin- ders functioneren. Een eerste groep wordt gevormd door
gen zijn, gezien de complexiteit van het cariësproces, de de autismespectrumstoornissen of pervasieve (door-

44 vele confounders en de methodologische beperkingen


van veel studies die in deze patiëntengroep werden uit-
gevoerd.
dringende) ontwikkelingsstoornissen (Chakrabarti en
Fombonne, 2005). Deze termen worden gebruikt om een
groep van personen aan te duiden met kernautisme (zie
verder) of een aanverwante stoornis. Het gaat hier om
Gingivitis en parodontitis Mensen met downsyndroom neurobiologische stoornissen die al bij geboorte aanwe-
hebben op jongere leeftijd én meer uitgesproken vor- zig zijn, maar pas in een later stadium tot uiting komen.
men van gingivitis. Tijdens een experimenteel onder- Pervasief betekent dat er een weerslag is op vele ont-
zoek naar gingivitis stelden Reuland-Bosma en Van Dijk wikkelingsgebieden: motorisch, cognitief, emotioneel
(1986) vast dat de ontwikkeling van gingivale inflam- en sociaal. Ook taal- en spraakontwikkeling, prikkel- en
matie vroeger begon en meer uitgesproken was bij kin- informatieverwerking kunnen gestoord zijn. Het is be-
deren met downsyndroom dan bij kinderen in een ge- langrijk deze groep van personen te ‘herkennen’ als een
zonde controlegroep. groep met psychosociale beperkingen (en dus niet
Ook parodontitis komt bij personen met downsyn- noodzakelijk met een verstandelijke beperking, hoewel
droom op een jongere leeftijd en in ernstiger vormen dit wel samen voorkomt). Waar men vroeger al te ge-
voor dan in de algemene populatie (Cheng et al., 2007; makkelijk over ‘autisme’ sprak, wordt tegenwoordig
Morgan, 2007). De progressie van de parodontale aan- eerder over het ‘autismespectrum’ (Warreyn et al., 2001)
tasting verloopt vaak uitermate snel en omdat de wor- gesproken waarin verschillende stoornissen worden on-
tels van de tanden over het algemeen korter zijn, lopen dergebracht waarbij autistisch gedrag kan voorkomen
de tanden nog eens een extra risico op sneller ‘loskomen’ (zie figuur 44.3).
en verloren gaan (Maatta et al., 2011). Wat verder opvalt, Naast het kernautisme wordt melding gemaakt van
is dat de ergste parodontale aantasting voorkomt in het het syndroom van Asperger (M:V = 4 : 1; 8-68 op 10.000).
onderfront. Deze personen vertonen ook sociale beperkingen, con-
De precieze oorzaak van de verhoogde vatbaarheid tactstoornissen en problemen bij wederkerige interactie.
voor parodontale aandoeningen is nog steeds niet hele- Het grote verschil met autisme is echter dat er per defi-
maal duidelijk (Cheng et al., 2008). Onderzoek focuste nitie geen gebrek aan taal en intelligentie is. Meisjes
zich vooral op de veranderde immuunrespons en de met het syndroom van Rett (X-dominant, 1 op 15.000)
aanwezigheid van bepaalde paropathogene bacteriën en hebben een desintegratiestoornis. Dat betekent dat ze
virussen (Izumi et al., 1989; Barr-Agholme et al., 1992; na een periode van normale ontwikkeling vanaf 6-18
Barr-Agholme et al., 1997; Hanookai et al., 2000; Mor- maanden een regressie doormaken.
gan, 2007). Het syndroom van Heller (M : V = 4 : 1; 1 op 100.000) is
eveneens een desintegratiesyndroom dat pas vanaf 2 jaar
44.2.3 tandheelkundig handelen optreedt. Personen met een pervasieve stoornis niet an-
ders omschreven (PDD-NOS: pervasive developmental
Over het algemeen kunnen kinderen met downsyn- disorder not otherwise specified, 8-18 op 10.000, M : V =
droom gemakkelijk worden behandeld. Bij de behan- onbekend) hebben een absolute contactstoornis. Verder
deling van patiënten met oncoöperatief gedrag kunnen kunnen speciale denkpatronen voorkomen alsook schi-
verschillende technieken worden gebruikt: desensitisa- zofrenie. Verschillende genetische afwijkingen werden
tie, ‘tell-show-do’, sedatie en algemene anesthesie. In dit gevonden in associatie met autisme, in het bijzonder het
opzicht mag het belang van een voorbeeldfunctie niet
worden onderschat! Het is goed kinderen met down-
syndroom vanaf zeer jonge leeftijd uit te nodigen om
aanwezig te zijn bij de controlebezoeken van de andere "41&3(&3 3&55
gezinsleden aan de mondzorgverlener.
Voor de behandelend mondzorgverlener is het van '3"(*&-&94:/%300. "65*4.&
belang bij elke controle voldoende aandacht te besteden
4:/%300.7"/ 1%%/04
aan een goede mondhygiëne. Indien de mechanische )&--&3%&4*/5&(3"5*&7&
45003/*4
reiniging niet optimaal verloopt, kan chloorhexidine-
spoelmiddel, -spray of -gel een goede aanvulling zijn. j
44:3

Regelmatige professionele gebitsreinigingen zijn een


onmisbaar onderdeel van een goede preventieve aanpak. Figuur 44.3 Pervasieve ontwikkelingsstoornissen.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 233

fragiele-X-syndroom. De associatie van autisme en dit


syndroom is groter dan bij toeval verwacht kan worden. het stuk speelgoed nu ook ‘in het echt’ te bekijken,
De gemeenschappelijke symptomen bij elk van deze want het ziet er zo anders uit in de folders. En als het
stoornissen zijn: even kan, lenen we het bij de speel-o-theek, zodat ik
weet dat het niet te moeilijk is voor hem; dat hij er al
– beperkingen in wederkerige interactie en in (non-)
mee kan werken.
verbale communicatie;
De avond voor het feest zeg ik hem waar de ‘verras-
– beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van
sing’ zal liggen, in welk papier hij de verrassing zal
gedrag, belangstelling en activiteiten.
vinden. Zijn broers en zus vinden dat het leuke eraf is.. .
Maar als de grote dag is aangebroken en het rode
Een tweede groep die hier besproken wordt vanwege het
blaadje op zijn kalender verschijnt, is het voor het eerst
soms autistiforme gedrag zijn kinderen met ADHD (at- voor al onze kinderen feest. Ook voor Thomas, want
tention deficit hyperactivity disorder) dat echter niet tot deze keer gooit hij de pakjes niet op de grond, er wordt
de pervasieve stoornissen gerekend wordt. Er zijn echter niet getierd of gehuild. Wat hij ziet liggen had hij ver-
onmiskenbaar ook sociale beperkingen. Binnen de con- wacht, het was voorspeld. Zijn verrassing. En dan
text van dit boek zullen we verder in dit hoofdstuk knippert hij twee keer met beide ogen, en tegelijk gaat
vooral aandacht besteden aan het kernautisme binnen zijn mondje open en dicht. Zijn ene handje lijkt los te
het autismespectrum en aan ADHD. zitten van zijn arm, met zijn andere handje trekt hij
voortdurend aan hetzelfde haarpiekje. Hij springt
44.3.1 kernautisme onhandig twee keer op en neer. En dan smelt ik, want ik
zie dat hij echt gelukkig is.
Autisme is geen goed afgebakende, eenduidige aandoe-
ning en mag bovendien niet worden verward met ‘au- Hilde De Clercq, mama van Thomas (uit: Breek je stilte: een
tistisch gedrag’, dat bij veel kinderen met een verstan- boek over contact met anderen)
delijke beperking voorkomt. Het gaat wel degelijk om
een ‘klinische diagnose’ waarbij we te maken hebben
met een symptomencomplex. De meest gebruikte crite- Het leven van de mens wordt zinvol door de mogelijk-
ria zijn die van de DSM-IV. Ten minste acht van de heid om te communiceren, door het begrijpen van ge-
vermelde zestien items zijn aanwezig, waaronder ten dragingen van mensen of door het op creatieve wijze
minste twee items uit categorie A, één uit categorie B en omgaan met materialen, situaties en personen. Juist met
één uit categorie C (tabel 44.8). Autisme kan onderge- deze drie gebieden samen hebben autistische mensen
bracht worden bij de pervasieve ontwikkelingsstoornis- het moeilijk. Het gaat dus altijd om een combinatie van
sen. Dit betekent dat de stoornis invloed heeft op de problemen bij de ontwikkeling van communicatie, so-
gehele ontwikkeling van de volwassene of het kind. Het ciaal begrip en verbeelding.
belangrijkste kenmerk van deze groep kinderen is dat de Op basis van hun sociaal gedrag kunnen drie typen
overheersende ‘kwalitatieve’ stoornis bestaat uit moei- autistische kinderen worden onderscheiden.
lijkheden bij het verwerven van cognitieve, taalkundige, – Het afzijdige type (vermijdende autisten). Dit type
motorische en sociale vaardigheden. Iemand met een autisme is voor de buitenwereld het bekendst. Het
pervasieve ontwikkelingsstoornis kan eveneens verstan- beantwoordt het best aan het gangbare beeld van
delijk gehandicapt zijn. autisme: ‘het kind onder de glazen stolp’, dat in zijn
eigen wereldje leeft en onbereikbaar is voor de bui-
tenwereld. De kinderen lijken erg onverschillig ten
Anekdote ter illustratie van de ‘kwalitatieve’
opzichte van anderen, vooral van vreemden. Van ver-
tekortkomingen
trouwde bekenden aanvaarden zij wel enige (licha-
melijke) toenadering. Bij de meerderheid van deze
Binnenkort zijn de feestdagen er weer, met al hun ver-
kinderen komt naast autisme mentale retardatie voor.
rassingen. Daar zie ik zo tegenop omdat Thomas hele-
maal uit zijn gewone doen is. Maar om hem te helpen
De kinderen praten nauwelijks. Hun taalontwikke-
heb ik er het volgende op gevonden. Een verrassing ling is vertraagd en afwijkend. Dit uit zich onder
moet leuk zijn; voor hem zijn de dingen alleen leuk als andere in het voorkomen van echolalie (het herhalen
ze voorspelbaar zijn. .. Ik laat hem dus de reclamefolder van andermans woorden). Mensen in hun omgeving
zien met wat Sinterklaas zal brengen, wat hij met het worden door hen vaak functioneel gebruikt, bijvoor-
speelgoed zal kunnen beginnen, hoe hij het kan beeld de hand van de verzorger pakken als zij willen
gebruiken. We knippen alles samen uit en plakken het drinken. Zij vertonen meer stereotypieën, zoals spelen
op papier. Ik maak voor hem een kalender met witte met voorwerpen en fladderen met armen, en hebben
blaadjes waarvan hij iedere dag een blaadje kan een bepaald stappatroon. Zij zijn ook enorm gehecht
afscheuren en waarop hij kan zien hoe lang het nog zal aan vaste routines, zoals steeds dezelfde weg naar
duren. En op een rood blaadje plakken we het plaatje school, niet kunnen omdraaien bij het wandelen. De
met de verrassing. We gaan samen naar de winkel om kinderen hebben een grote behoefte aan structuur,
234 Kindertandheelkunde deel 2

Tabel 44.8 Diagnostische criteria van de autistische stoornis (DSM-IV).

categorie symptomen

A kwalitatieve tekortkomingen in wederzijdse sociale interacties – zich niet bewust zijn van het bestaan of van de gevoelens van
anderen
– geen of op een abnormale manier troost zoeken
– geen of tekortschietend imitatiegedrag
– geen of abnormaal sociaal spelgedrag

44 B kwalitatieve tekortkomingen in verbale en non-verbale com-


– ernstige tekortkomingen in het vermogen vriendschap te slui-


ten met leeftijdgenoten

geen vorm van communicatie


municatie en in verbeeldingsactiviteiten – uitgesproken abnormale non-verbale communicatie
– afwezigheid van verbeeldingsactiviteiten
– opvallende afwijkingen in de spraak
– verwarde spraak opvallende tekortkomingen in het vermogen
een gesprek te beginnen of te onderhouden

C opvallend beperkt repertoire van bezigheden en interesse – stereotiepe lichaamsbewegingen


– aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen
– opvallende reacties van onbehagen op veranderingen in de
omgeving
– onredelijk aandringen om bepaalde handelingen op steeds
dezelfde manier te laten verlopen
– opvallend weinig interesse en preoccupaties met een klein
belangstellingsgebied

D begin voor het derde jaar of later in de kindertijd

omdat de wereld zeer chaotisch overkomt. Onaange- Ongeacht het type autisme komen de volgende algeme-
kondigde of onduidelijke veranderingen eindigen ne symptomen voor:
vaak in een driftbui. – een relatiestoornis: er is een beperkt vermogen om
– Het passieve type. Deze kinderen laten alles op hun be- relaties en vooral affectieve relaties met medemensen
loop en nemen nooit initiatief om contact te zoeken. aan te gaan. Voor de buitenwereld is een autist vaak
Zij aanvaarden wel dat iemand anders met hen in een kind dat jarenlang niet of nauwelijks reageert op
interactie treedt, waaraan zij dan op een passieve ma- zijn ouders, ondanks alle aandacht, liefde en warmte
nier deelnemen en wat zij vaak als onaangenaam er- die het kind krijgt. Dit komt evenwel zéér zelden
varen. Zij hebben ook problemen met verbeelding en voor;
communicatie, maar deze problemen zijn op het – gestoorde taalontwikkeling met een beperkt vermo-
eerste gezicht minder opvallend dan bij kinderen uit gen om met de medemens te communiceren door ge-
de afzijdige groep. baren of gesproken taal. Is er enige taalontwikkeling,
– Het actieve, maar bizarre type. Deze kinderen durven wel dan wordt die gekenmerkt door stereotypieën, me-
contact te zoeken, maar doen dat dikwijls op een ui- chanische intonatie en omkering van persoonlijke
terst bizarre manier, bijvoorbeeld door zeer veel vra- voornaamwoorden. De grammaticale constructies
gen te stellen zonder zinvol verband. De kinderen zijn bizar;
komen vreemd, onaangepast, eenzijdig over, hetgeen – opvallende motorische verschijnselen als gevolg van
kan worden verklaard doordat zij problemen hebben neurologische en cerebrale afwijkingen, met soms een
met het soepel en vlot begrijpen van interacties. Zij ‘verwrongen’ manier van bewegen en een zich dik-
praten wel vlot, maar er is geen sprake van weder- wijls herhalend bewegingspatroon, dwanggedrag en
zijdse communicatie. Hun stereotypieën uiten zich fladderen;
voornamelijk in een extreme interesse voor een be- – opvallende zintuiglijke verschijnselen, waarbij de
paald thema of persoon. Wanneer afgeweken wordt zintuiglijke waarnemingen zich kenmerken door het
van hun favoriete onderwerp, doen zich vaak ge- blijven steken in een vroeg ontwikkelingsstadium,
dragsproblemen voor. Ze missen ‘gezond verstand’ namelijk in de wereld van de nabijheidszintuigen
om probleemloos aan onze wereld te kunnen deelne- zoals proeven, likken, ruiken, tasten en voelen;
men. Vaak wordt de diagnose gemist en krijgen de – weerstand tegen veranderingen: een dwangmatig
kinderen andere, negatieve etiketten opgeplakt, zoals vasthouden aan bekende en vaste gewoonten, een
karaktergestoord, psychotisch enzovoort. In deze overdreven gehechtheid aan bepaalde voorwerpen en
groep vinden we voornamelijk kinderen met een ge- een streven om alle situaties hetzelfde te houden;
middelde tot hoge intelligentie. – extreme, schijnbaar onverwachte angsten en plotse-
ling optredende paniekreacties, die voor ouders en
buitenstaanders onbegrijpelijk zijn.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 235

Epidemiologie Een autismestoornis komt vier keer vaker bijvoorbeeld het wegkrabben van de gingiva met de na-
voor bij jongens dan bij meisjes. Meisjes functioneren gels.
echter slechter. Meestal is de oorzaak ervan onbekend en
komt de stoornis samen met andere aandoeningen voor. Bij het tandheelkundig handelen (Schoolderman, 1989)
Het aantal kinderen met een autismespectrumstoornis moet men zich voldoende realiseren dat een dergelijke
is gemiddeld 1 op 165, waarbij 50 tot 80% ook een ver- gebeurtenis moet worden ingebouwd in de ‘structuur’
standelijke beperking heeft. Voor Nederland wordt van het dagelijks leven van de autist. Het tandheelkun-
aangenomen dat ongeveer 1,3 : 1000 kinderen een autis- dig handelen wordt beschreven aan de hand van de eer-
mestoornis heeft (Broers, 2011). De prevalentie is blijk- der vermelde algemeen aanvaarde symptomen (De Moor
baar met de jaren toegenomen, vooral vanwege een be- en Martens, 1997; Friedlander 2006).
tere diagnostiek.
Schattingen van de Vlaamse Vereniging Autisme Relatiestoornis of weerstand tegen verandering De ‘tell-
(VVA) wijzen uit dat ongeveer 5 à 10 op 10.000 kinderen show-do’-methode is de meest gangbare om gedrag te
autistisch gedrag vertonen en dat nog eens tien andere beı̈nvloeden. Door kinderen met autisme kan het ‘tell’-
kinderen lichtere stoornissen verwant aan autisme heb- en ‘show’-gedeelte niet altijd mentaal verwerkt worden
ben. In totaal zijn er in Vlaanderen ongeveer 6000 tot en daarom blijft het ‘do’-gedeelte uit. Geduld en vrien-
12.000 personen met meer of minder zwaar autisme. De delijkheid bieden normaliter vele mogelijkheden. Dit
VVA wijst er tevens op dat dit niet meer is dan andere zal echter niet altijd het nodige effect hebben, zodat
aangeboren aandoeningen: aangeboren blindheid enige kordaatheid zeker wenselijk is. Een constante
(2000), doofheid (6000), multipele sclerose (7200) en herhaling van tandheelkundige procedures is van groot
syndroom van Down (9600). Wanneer autistisch gedrag belang om tot een gewenst resultaat te komen. Zo is het
bij meisjes wordt waargenomen, moet men altijd be- mogelijk een mondonderzoek uit te voeren en bite-
dacht zijn op het syndroom van Rett (zie verder). wings te vervaardigen met de hulp van de ouders of de
Autisme komt voor bij alle niveaus van intelligentie begeleiders. Een mondspiegel, een polijstborsteltje, wat
(60% heeft een IQ lager dan 50, amper 20% heeft een IQ polijstpasta, een röntgenfoto en een plastic bijtplaatje
hoger dan 70). Toch is het een zodanig ingrijpend ziek- kunnen worden meegegeven om thuis te oefenen. Op
tebeeld dat de cognitieve stoornis en het daaruit voort- die manier kan het kind dan wennen. In dit verband kan
vloeiende sociale vermogen een zeer slecht maatschap- nog worden gezegd dat kinderen met autisme goede
pelijk functioneren veroorzaken en dat mensen met regeltjes-leerders zijn, hetgeen bij de behandeling kan
autisme met een normaal IQ als sociaal gehandicapt be- worden benut. Door bijvoorbeeld een bepaalde volgorde
schouwd moeten worden. De sociale intelligentie is te respecteren (afspraak op hetzelfde tijdstip, binnen-
vrijwel nihil, hetgeen het gehele intelligentieprofiel komen, liggen, mond openen enzovoort), kan men een
kleurt. Van alle mensen met autisme functioneert on- bepaalde structuur aanbrengen die, wanneer de patiënt
geveer 80% na het zesde levensjaar op zwakzinnig ni- die eenmaal accepteert, niet meer vergeten wordt. Af-
veau. Er is dan eigenlijk sprake van een meervoudige wijkingen hiervan kunnen de patiënt in verwarring
handicap: zwakzinnigheid en autisme. De contactge- brengen. Bij een meewerkend kind kan een vorm van
stoordheid, de perceptuele problemen, de motorische beloning een manier zijn om hem bepaalde handelingen
verschijnselen en de neiging in stereotiep gedrag te ver- te laten onthouden.
vallen, onderscheidt deze kinderen dan van louter
zwakzinnigen. Hospitalisatie Wanneer een kind met spoed moet wor-
den behandeld, moet goed worden afgewogen of de be-
Autisme en tandheelkundig handelen Bij ‘autisme’ vindt handeling onder narcose moet plaatsvinden. Hospitali-
men geen typisch tandheelkundige anatomisch-morfo- satie is een van de meest ingrijpende veranderingen in
logische kenmerken, noch typerende parodontale afwij- de dagelijkse routine van een kind met autisme. Afge-
kingen. Tot nu toe verschenen geen rapporten die sig- wogen moet worden of behandeling zonder narcose
nificante verschillen aantonen voor de aanwezigheid mogelijk is of dat door de uitgebreidheid en de drin-
van cariës of plaque. Uit een screening van 33 Israëlische gende noodzaak van de behandeling het toedienen van
patiënten (11 thuis verblijvend en 22 in een instelling narcose een beter alternatief is. Na de narcose kan met
opgenomen) blijkt dat de mondhygiëne bij de jeugdige een schone lei worden gestart en kan ook een goede
patiënten met thuisverzorging beter is (Shapira, 1989). relatie tussen tandarts en kind en ouder worden be-
Een verklaring hiervoor kan zijn dat jonge kinderen die werkstelligd. Bij de beslissing tot narcose moet het kind
thuis wonen meer individuele aandacht krijgen. Dit op de anesthesie worden voorbereid. Een goede voorbe-
houdt ook het tandenpoetsen in. Worden de kinderen reiding met hulp van de vaste begeleiders is noodzake-
ouder, dan worden ze fysiek sterker en zijn hun bewe- lijk. Daarbij moeten verwarring en drukte worden ver-
gingen minder gemakkelijk te beperken of te belemme- meden. De aanwezigheid van ouders of begeleiders in de
ren, waardoor het ‘gepoetst worden’ wordt bemoeilijkt. behandelkamer is een belangrijke positieve factor, die
Ook automutilatie (zie hoofdstuk 41) wordt beschreven, het kind tot rust kan brengen.
236 Kindertandheelkunde deel 2

Rekening houdend met het feit dat deze kinderen beter Opvallend dwanggedrag Een ‘verwrongen’ manier van
communiceren via beelden (iconen), verdient het aan- bewegen en dikwijls ook een herhaald bewegingspa-
beveling zo mogelijk een boekje te maken met ge- troon zijn typerende gedragingen. Bij het binnenkomen
kleurde plaatjes waarin de tandheelkundige procedure van de behandelkamer kan zich dat reeds manifesteren
wordt uitgelegd (Backman en Bolero, 1999). en het is niet altijd duidelijk hoe dit gedrag kan worden
doorbroken. De mondzorgverlener kan proberen de
Bij orale sedatie is zowel het gebruik van sedativa, psy- patiënt af te leiden. Indien men van tevoren een aantal

44 chomotorische stimulantia, ataractica en antihistamini-


ca als van megavitaminen beschreven. Een aantal van
deze medicamenten geeft een opmerkelijke verbetering
interessepunten van de patiënt kent, kan die barrière
gemakkelijker worden doorbroken.

bij hyperactieve kinderen. De beste verbetering bereikt Opvallende zintuiglijke verschijnselen als gevolg van
men evenwel pas na goede gedragsondersteuning door neurologische en cerebrale afwijkingen De afstandszin-
de school of door de ouders. Gelukkig zijn er ook weinig tuigen zoals gehoor en gezichtsvermogen worden min-
met het syndroom gecorreleerde medische problemen, der gebruikt. Daar staat tegenover dat de nabijheids-
waardoor het mogelijk is premedicatie te gebruiken met zintuigen zoals proeven, ruiken, likken, tasten en voe-
minimale risico’s. Bij het zoeken naar de juiste doses len vaker worden gebruikt. Hiervan kan tijdens de be-
kunnen thuis of in de instelling verschillende medica- handeling goed gebruik worden gemaakt (‘tell-show-
ties worden geprobeerd om tijd te besparen, in plaats feel-do’), maar het kan ook het tegenovergestelde be-
van telkens een nieuwe zitting zonder effect. Bij een werkstelligen: het lawaai van de boor en de typische
eerste afspraak is het voor de tandarts dus van belang geur van de behandelkamer kunnen associaties oproe-
een volledig beeld te krijgen van de medische achter- pen met pijn en leiden tot oncoöperatief gedrag.
grond van de patiënt, en ook een idee te krijgen over het Glinsterende voorwerpen worden gemakkelijk waar-
gedrag en de communicatiemogelijkheden van het kind genomen en leiden ook gemakkelijk de aandacht af. Het
en van de reeds gebruikte conditioneringstechnieken. grotere geheel gaat hierbij in het niets op. Een bran-
dende lamp kan aanvankelijk een punt zijn om de aan-
Lachgas (N2O). Van het gebruik van inhalatiesedatie (zie dacht te verleggen, evenals de metalen driefunctiespuit
ook deel 1, hoofdstuk 17) bij kinderen met autisme zijn enzovoort. Het is ook mogelijk dat de witte jas van de
gunstige effecten beschreven. Deze vorm van sedatie tandarts een barrière vormt.
kan gebruikt worden, op voorwaarde van een goede co- Kinderen met autisme hebben tevens een hoge graad
operatie. Premedicatie behoort ook tot de mogelijkhe- van lateraal zicht: bewegingen die aan de zijkant van de
den. Men gaat er wel van uit dat omgekeerde effecten patiënt worden gemaakt, kunnen zeer afleidend wer-
zoals hyperactiveit en verhoogde alertheid te verwach- ken. Dit alles houdt in dat een patiënt in het midden
ten zijn, naargelang het niveau van de sedatie hoger is. van een tot dan toe succesvolle behandeling plotseling
uit de behandelstoel wil stappen. Een prikkelarme
Gestoorde taalontwikkeling Kinderen met autisme leven ruimte (zie hoofdstuk 45) blijft een conditio sine qua
in een eigen ‘betekeniswereld’. De ‘tell-show-do’-me- non.
thode zal niet volledig voldoen. Bij een kind met autis-
me moet deze methode worden uitgebreid naar ‘tell- Extreme, schijnbaar onverwachte angsten Doordat een
show-feel-do’. Het taalgebruik is een van de belang- kind met autisme de samenhang tussen hem en de hem
rijkste factoren. Het is dan ook zeker aan te bevelen omringende wereld niet spontaan ziet, kan iets volledig
contact op te nemen met de ouders respectievelijk de uit zijn context worden getrokken en tot onverwachte
verzorgers en hierover de nodige inlichtingen te vragen. reacties leiden. Een kind met autisme neemt anders
Hoewel een autist niet graag wordt aangeraakt, is het waar, verwerkt de opgenomen informatie anders en zal
wel degelijk belangrijk hem zelf voorwerpen te laten deze informatie anders interpreteren. In het eerste ge-
aanraken. Op die manier wordt de ‘feel’-dimensie toege- sprek kan men hiernaar het best bij de ouders of de
voegd aan de met succes toegepaste ‘tell-show-do’-me- begeleiders informeren. Sterk negatieve ervaringen uit
thode. Wanneer de tandarts een voorwerp in handen het verleden, zoals behandelingen met fysieke dwang,
neemt en tegelijkertijd iets zegt, zal de aandacht eerst zullen niet snel vergeten worden (vandaar weer het be-
naar het voorwerp uitgaan. De patiënt met autisme lang van positieve bekrachtiging bij een gewenst resul-
heeft niet tegelijkertijd aandacht voor hetgeen erbij ge- taat). Doordat autisten anders denken, kan een tand-
zegd wordt. Net zoals jonge kinderen of kinderen met heelkundige behandeling een soort bedreiging vormen.
ontwikkelingsstoornissen, hebben autisten karakteris- De mond is een van de zones die het eerst worden ge-
tieke problemen om verschillende stimuli te associëren. vormd en is een primitieve en erogene zone met een
In deze context moet ook worden vermeld dat sommige psychologisch belang.
kinderen met autisme direct oogcontact vermijden.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 237

44.3.2 attention deficit hyperactivity 44.4 Kinderen met een motorische


disorder (adhd) beperking

ADHD is een gedragsstoornis die wordt gekenmerkt Onder de noemer ‘cerebrale bewegingsstoornissen’ (‘ce-
door onoplettendheid, aandachtsstoornissen, afleid- rebral palsy’) vallen de neuromusculaire stoornissen die
baarheid, hyperactiviteit en impulsiviteit. De combina- het gevolg zijn van afwijkingen in de hersenen. Een
tie van deze kenmerken met weerslag op het algemeen dergelijke hersenbeschadiging is veelal niet progressief
functioneren gedurende minstens zes maanden (met een en is meestal een gevolg van een hersenletsel in de pe-
begin vóór de leeftijd van 7 jaar) is indicatief voor de riode ‘rond de geboorte’: prenataal (congenitaal), peri-
diagnose (DSM-IV, zie tabel 44.9). ADHD gaat dikwijls nataal of postnataal in het eerste levensjaar. Deze her-
gepaard met andere stoornissen zoals specifieke leer- senafwijkingen kunnen te wijten zijn aan een zuurstof-
problemen, spraak- en communicatiestoornissen, emo- tekort (anoxie) of infecties, zoals meningitis, encefalitis.
tionele en persoonlijkheidsproblemen en soms tics. Ook cerebrale stoornissen als onderdeel van een syn-
ADHD zou bij kinderen in ongeveer 5% van de gevallen droom worden beschreven, onder andere de ziekte van
voorkomen en is meer aanwezig bij jongens Little (spastische diplegie). Een cerebrale stoornis die op
(M : V = 3-4 : 1). latere leeftijd ontstaat, heeft doorgaans te maken met
ADHD is een heterogeen syndroom dat vermoedelijk een trauma (onder andere verkeersongeval), of sommige
te wijten is aan een complexe interactie tussen neuro- relatief zeldzame degeneratieve psychische aandoenin-
biologische en omgevingsfactoren. Genetische factoren gen (bijv. het syndroom van Rett).
spelen eveneens onmiskenbaar een rol. Er zijn aanwij- Hoewel hierover geen eensgezindheid bestaat in de
zingen voor een depletie of een te snelle opname van literatuur, wordt voor motorische beperkingen een in-
dopamine. Bij volwassenen met ADHD werd in de pre- cidentie aangehouden van 1 tot 6 per 1000, naargelang
frontale hersencortex een abnormaal laag gehalte aan de gebruikte bron.
dopa-decarboxylase vastgesteld (een enzym dat de vor-
ming van dopamine katalyseert). Er zouden nog andere Er kunnen diverse vormen worden onderscheiden:
neurotransmitters een rol spelen zoals noradrenaline en – spasticiteit (40 à 60%) komt voor bij laesies van de
serotonine. Andere onderzoekers vinden eerder aanwij- cerebrale cortex en wordt gekarakteriseerd door hy-
zingen voor een rijpingsstoornis in het centraal zenuw- peractieve reflexen en de aanwezigheid van ‘stretch’-
stelsel die zich weerspiegelt in een vertraagde myelini- reflexen. Deze laatste reflexen zijn onwillekeurige,
satie. krachtige spiercontracties in combinatie met een al-
gehele stramheid van de betrokken lichaamsdelen.
De medicamenteuze behandeling is gericht op stimu- Wanneer niet tijdig met fysiotherapie wordt gestart
lantia (type Ritalin). Hoewel dit nogal parodoxaal lijkt, om revalidatie tot stand te brengen, kan dit laatste
stimuleren deze middelen echter delen van het centaal leiden tot dwangstanden van de gewrichten.
zenuwstelsel die bij ADHD te weinig functioneren, na- – athetose (25 à 30%) komt voor bij laesies van de basale
melijk de structuren die instaan voor de selectie van ganglia. De kinderen hebben vaak te kampen met
prikkels. Door medicatie kan men de selectie van de beurtelings slappe spieren en doelloze ongecontro-
stimuli verbeteren met minder onaangepast motorisch leerde bewegingen met spierspasmen. In de orofaciale
gedrag tot gevolg. Bij een deel van de kinderen verbe- regio komen onwillekeurige mond- en tongbewegin-
teren de secundaire leerproblemen en de agressieve ge- gen, overdadige speekselvloed en traag slikken voor.
dragsstoornissen door stimulantia. – ataxie (circa 10%) komt voor bij laesies van het cere-
bellum. De kinderen hebben vaak te kampen met
Tandheelkundig handelen evenwichtsstoornissen en een onzekere gang. In de
Net zoals bij kernautisme zijn er geen rapporten die literatuur wordt dit laatste beschreven met de term
meer cariës of parodontale aandoeningen bij deze groep ‘dronkenmansgang’;
suggereren. Voor de behandelbaarheid van de patiënt – rigiditeit (circa 5 %) komt voor bij een laesie van het
kan hier een uitdaging liggen. basale ganglion. De kinderen vertonen een zekere
Het is van groot belang dat de ADHD-patiënt zijn stramheid in de spieren wanneer geprobeerd wordt te
medicatie genomen heeft voor de tandheelkundige be- bewegen.
handeling plaatsvindt. Verder dient men vooral de aan- – tremor (circa 5%). Ook deze aandoening kan een ge-
dacht van de patiënt vast te houden. Tell-show-feel-do is volg zijn van een laesie van het basale ganglion. De
hier zeker op zijn plaats. Voortdurende verbale com- kinderen hebben een ongecontroleerde tremor (be-
municatie is nodig. Wanneer gedragsmodificatietech- ven).
nieken mislukken, kunnen alle sedatietechnieken wor-
den toegepast (Felicetti en Julliard, 2000; Efron en Kil- Ook combinaties van de verschillende cerebrale afwij-
patrick, 2002). kingen worden beschreven; zo kan er sprake zijn van
een spastisch-athetosische afwijking. Tabel 44.10 bevat
238 Kindertandheelkunde deel 2

Tabel 44.9 Diagnostische criteria voor ADHD Tabel 44.10


(DSM-IV) Aard van de motorische stoornis gerelateerd aan het
oorzakelijke orgaan.
A Gebrek aan aandacht
– Falen in aandacht voor details bij maken van huiswerk en andere aard van de aandoening oorzakelijk orgaan
activiteiten
– Moeilijkheid bij het aandacht vasthouden gedurende opdrachten spasticiteit cerebrale cortex
of tijdens het spel
– Lijkt niet te luisteren bij direct contact athetose basaal ganglion

44 – Kan instructies niet volgen en kan bijgevolg het huiswerk niet tot
een goed einde brengen of faalt bij het uitvoeren van werk of
opdrachten in de werkplaats
ataxie

rigiditeit
cerebellum

basaal ganglion
– Heeft dikwijls problemen bij het organiseren van opdrachten of
activiteiten
tremor basaal ganglion
– Vertoont vermijdingsgedrag of is afkerig van opdrachten die
mentale inspanning vergen
– Verliest dikwijls zaken die nodig zijn om bepaalde opdrachten te deze pupillen eveneens epilepsie vastgesteld (zie hoofd-
kunnen uitvoeren
stuk 45) en 20% van deze groep lijdt aan visusstoornis-
– Is gemakkelijk verstrooid door externe stimuli
– Is dikwijls vergeetachtig tijdens de dagelijkse activiteit sen. Bij de patiënten met athetose blijkt ondanks een
vaak moeizame communicatie de aanwezigheid van
B Hyperactiviteit/impulsiviteit
mentale afwijkingen het kleinst te zijn. Bij deze groep
– Wringt dikwijls met de handen en zit schuddend in de stoel
– Verlaat dikwijls de stoel in de klas of in situaties waar blijven zitten worden echter meer auditieve stoornissen waargeno-
eigenlijk moet men.
– Loopt rond of kruipt overal op in situaties waar dat niet is aan-
gewezen (bij adolescenten of volwassenen kan zich dat beperken
tot gevoelens van rusteloosheid) 44.4.1 tandheelkundige symptomatologie
– Heeft problemen om in stilte te spelen
– Is geregeld zeer druk en acteert als een opgewonden motor Bij alle beschreven vormen van motorische beperkingen
– Spreekt soms veel en snel
– Geeft dikwijls al antwoorden vooraleer de vraag beëindigd is
komt ook vaak gebitsmutilatie voor. Deze kunnen in-
– Heeft moeilijkheden om in de rij te wachten of zijn beurt af te trinsiek worden veroorzaakt door de motorische beper-
wachten tijdens het spel king zelf of het gevolg zijn van vallen of traumata ten
– Onderbreekt anderen dikwijls zowel tijdens de conversatie als tij-
gevolge van de beperkte motoriek of door automutilatie
dens het spel
(zie hoofdstuk 41).
De diagnose van ADHD wordt slechts gesteld indien minstens zes Bij deze populatie komen vaker malocclusies voor dan
van de negen symptomen aanwezig zijn in één of in de beide cate-
bij andere kinderen. Ook worden meer gevallen van
gorieën (A en B). De symptomen moeten aanwezig zijn voor de
leeftijd van 7 jaar en ten minste zes maanden hebben aangehouden. duidelijke overbeet/klasse-II-malocclusies waargeno-
men. Dit kan het gevolg zijn van de spierspasmen tij-
dens de ontwikkeling van het hoofd en/of van een fout
een opsomming van de verschillende vormen van mo- slikpatroon, in combinatie met het feit dat een adequate
torische beperkingen gerelateerd aan het oorzakelijke behandeling niet mogelijk is (tabel 44.11).
orgaan. Bij kinderen met cerebrale stoornissen blijft de ont-
Naast de hiervoor beschreven verdeling, bestaat er ook wikkeling van de orale reflexactiviteit doorgaans op het
een verdeling naar de betrokken regio. Zo spreekt men niveau van de babyleeftijd. In combinatie met de afwij-
van monoplegie wanneer een van de ledematen is aange- kingen in spiertonus en/of hypersensitiviteit van mond
daan, van hemiplegie wanneer één zijde van het lichaam en lippen kan dit leiden tot problemen bij eten, drinken
is aangedaan (dat wil zeggen de linker- of rechterlede- en spreken. Ook de orale hygiëne zal hiervan invloed
maten), van diplegie of paraplegie wanneer uitsluitend de ondervinden. Wanneer er tevens geen of een beperkte
onderste ledematen zijn aangedaan en van quadriplegie controle bestaat over de speekselvloed, spreken we van
wanneer de vier ledematen zijn aangedaan. Bij deze kwijlen. Door de vergrote prikkelgevoeligheid ontstaat
laatste vorm is de controle van het hoofd veelal beperkt bij deze kinderen bij alles wat er in de orale regio ge-
en dit heeft gevolgen voor het slikken en de spraak. beurt, vaak een versterkte orale reflexactiviteit, hetgeen
Naast de fysieke beperking heeft ongeveer een derde kokhalzen en/of overgeven tot gevolg kan hebben. Bij
van de kinderen leermoeilijkheden. Een nog grotere dit proces worden soms ook sterke afweerreacties ge-
groep (60 à 70%) heeft spraakproblemen die niet ver- zien, omdat de patiënt het gevoel heeft in ademnood te
ward mogen worden met leermoeilijkheden. De kin- raken. Men ziet een sterke toename van onwillekeurige
dermondzorgverlener moet weten dat de meeste kinde- bewegingen en een sterke toename van de (orale) spier-
ren met een motorische beperking een normale intelli- tonus. Daarbij worden de lippen zeer sterk gespannen,
gentie hebben, ook al is hun spraak beperkt. Toch kan waardoor handelingen in de mond moeilijk zijn uit te
ook een verstandelijke beperking voorkomen. Dit blijkt voeren.
vooral het geval in de spastische populatie en de zoge- Bij cerebrale stoornissen die het gevolg zijn van een
noemde ‘rigide groep’. Globaal gezien wordt bij 75% van zuurstoftekort of infectie, zijn afwijkingen van de
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 239

tioneel intraoraal apparaat wordt nagestreefd (Limbrock


Tabel 44.11
et al., 1990). Ook logopedische oefeningen waarbij de
Mogelijke tandheelkundige symptomen bij kinderen
met een motorische handicap.
mond- en tongspieren worden gestimuleerd, kunnen
bijdragen tot een betere controle van het speeksel.
symptomen gevolgen Hoewel meer onderzoek nodig is, zou het kwijlen ge-
protrusie van de tong mondademhaling reduceerd kunnen worden door een dagelijkse stimula-
tie met een palatinaal plaatje gedurende zes tot twaalf
malocclusie klasse II met anterieure open beet
maanden, waarbij vooral de tong als spier gestimuleerd
kwijlen verhoogde flow van de glandula wordt om op deze wijze de slikreflex en de orale mus-
parotidea culatuur te stimuleren. Bij de chirurgische behandeling
bruxisme excessieve occlusale slijtage (attritie) kunnen twee verschillende technieken worden gebruikt.
De zogenoemde ‘sialodochoplastiek’, waarbij speeksel-
toegenomen reflux toegenomen erosie
klieren worden weggenomen, is een eerste mogelijk-
ontwikkelingsstoornissen hypoplasie heid. De tweede (invasieve) techniek bestaat uit het om-
leiden van de afvoergang van de speekselklier. Hierbij
epilepsie medicamenteus geı̈nduceerde
gingivahyperplasie moet worden opgemerkt dat er na de chirurgische be-
handeling een verhoogd cariësrisico bestaat, doordat de
vallen/geen beschermende dentaal trauma bufferende capaciteit van het speeksel grotendeels is
reflex
weggevallen. Het gevaar voor verslikking is bij deze
deductie niet denkbeeldig met gevaar voor aspiratie
tandmorfologie niet uit te sluiten. Vanuit diagnostisch voor de patiënt.
oogpunt worden deze afwijkingen soms gebruikt om De keuze voor de ene of de andere therapie blijft we-
het tijdstip te bepalen van de factor die verantwoorde- reldwijd een dilemma. Een behandeling waarbij de
lijk is voor de cerebrale stoornis. speekselklier tijdelijk gedesactiveerd wordt door middel
Als gevolg van de gastro-intestinale reflux, die bij van het inspuiten van botulinetoxine (Botox1) kan een
ongeveer 75% van de patiënten met een cerebrale aan- oplossing zijn in afwachting van een eventuele chirur-
doening voorkomt, is dentale erosie, in het bijzonder gische ingreep.
palatinaal, een veelvoorkomende afwijking bij deze Er moet altijd rekening worden gehouden met het feit
patiënten. Het oprispen van maagzuur leidt ertoe dat de dat kinderen met een motorische beperking problemen
gemineraliseerde structuur van de gebitselementen kunnen ondervinden bij het aanleren van allerlei han-
langzaam maar zeker oplost. Ook klachten van de delingen (zie de eerdergenoemde leermoeilijkheden),
patiënt over gevoelige tanden kunnen het gevolg zijn alsook met de integratie in de omgeving. Voor de tand-
van reflux. arts is het dan ook zeer belangrijk dat hij bij het consult
op de hoogte is van de mentale toestand van de patiënt.
44.4.2 tandheelkundig handelen Het lijkt geen overbodige luxe daarnaar te informeren,
eventueel bij de begeleiders. Zoals overigens voor elke
Door de beperkte motoriek en de grotere kans op muti- patiënt, is het ook voor een kind met een motorische
laties is het gebruik van een mondbeschermer voor beperking van groot belang dat de communicatie wordt
sommige pupillen een mogelijke optie. aangepast aan zijn of haar mentale niveau. De meeste
De zorg voor de dagelijkse mondhygiëne moet veelal kinderen met een beperkte motoriek zijn zich bewust
worden overgelaten aan de begeleiders. Alle maatrege- van hun handicap en ervaren het als storend wanneer zij
len ter preventie van cariës en gingivitis kunnen ge- mentaal worden onderschat. Bij de tandheelkundige
bruikt worden, individueel aangepast aan de pupil (zie behandeling moet vaak mondcontrole worden uitge-
hoofdstuk 42). De behandelend mondzorgverlener moet voerd (zie hoofdstuk 41).
behalve voor de preventieve maatregelen en behande-
lingen oog hebben voor de gevolgen van erosie. 44.4.3 enkele specifieke groepen
Orthodontische afwijkingen moeten bij voorkeur van
dichtbij worden gevolgd om zo mogelijk een intercep- De rolstoelpatiënt
tieve behandeling te kunnen uitvoeren. Uitgebreide or- Hoewel men bij kinderen die ten gevolge van hun mo-
thodontische therapie, als die al mogelijk is, kan op die torische handicap in een rolstoel leven doorgaans geen
manier tot een minimum worden beperkt. speciale tandheelkundige problemen tegenkomt, levert
De behandeling van kwijlen kan plaatsvinden langs hun behandeling vaak praktische problemen op. De
chirurgische of niet-chirurgische weg. Het verdient de toegankelijkheid van de praktijkkamer is soms al een
voorkeur eerst de niet-chirurgische weg te bewandelen. eerste remmende factor (zie ook hoofdstuk 43). Idealiter
Daarvoor wordt gebruikgemaakt van de techniek die is zou een rolstoel naast de gewone behandelstoel ge-
ontwikkeld door Castillo-Morales, waarbij een stimula- plaatst moeten kunnen worden, zodat van dezelfde ap-
tie van de orale spierfuncties met behulp van een func- paratuur gebruikgemaakt kan worden. In een privé-
240 Kindertandheelkunde deel 2

praktijk zijn die mogelijkheden er vaak niet, maar in maatregelen moeten worden genomen met het oog op
instellingen zal men daarmee eerder rekening houden een optimale preventie.
bij de inrichting van de praktijkkamer. Als de kinderen
niet in hun rolstoel kunnen blijven, is het handig enige Het syndroom van Rett
kennis te hebben van hef- en tiltechnieken. Het gebruik Het syndroom van Rett is een zeldzame X-gebonden
van een tillift voor rolstoelpatiënten kan het behandelen stoornis (1 op 15.000) die voornamelijk bij meisjes voor-
van deze patiënten vergemakkelijken. Verder kan het komt. Het syndroom van Rett gaat in typische gevallen

44 gebruik van vacuümkussens (zie hoofdstuk 42) enig


soelaas bieden bij kinderen die spastisch zijn en gebon-
den zijn aan een geı̈ndividualiseerde rolstoel.
samen met ernstige of diepe zwakzinnigheid en behoort
tot de groep van autismespectrumstoornissen. De diag-
nose wordt gesteld op basis van een regressie in het ge-
drag van het kind en motorische veranderingen die
Het liggende kind doorgaans optreden op een leeftijd van 9 tot 18 maan-
Wat voor rolstoelpatiënten geldt, is wellicht nog meer den, na een blijkbaar normale initiële ontwikkeling.
van toepassing op liggende patiënten. Het zou gemak- Volgens de DSM-IV-criteria (Diagnostic and Statistical
kelijk zijn de ‘brancards’ in de praktijkkamer te plaat- Manual of mental disorders) bestaan de symptomen uit:
sen. Deze kinderen verblijven meestal in instellingen. – een duidelijk normale prenatale en perinatale ont-
Aangepaste behandelfaciliteiten zoals luchtkussens om wikkeling;
het comfort van tandarts en patiënt zo hoog mogelijk te – een duidelijk normale psychomotorische ontwikke-
houden lijken noodzakelijk. ling gedurende de eerste vijf maanden na de geboorte;
– een normale schedelomvang bij de geboorte.
Spina bifida
Bij spina bifida bestaat er een defect in de sluiting van Na een periode met een normale ontwikkeling ziet men:
de wervelkolom in de lumbosacrale regio. Er worden – afname van de schedelgroei op de leeftijd van 5 tot 48
verschillende varianten van defecten waargenomen: van maanden;
een totale open rug (zelden met het leven verenigbaar) – verlies van eerder verworven doelgerichte vaardighe-
tot kleinere letsels die geen ongemakken veroorzaken. den van de hand;
Bij patiënten met letsels uit de tussenliggende groepen – verlies van sociale betrokkenheid vroeg in het beloop;
kunnen neurologische en verlammingsverschijnselen – slechte coördinatie bij loop- of rompbewegingen;
worden waargenomen. Deze verschijnselen zullen zich – ernstige beperkingen in de ontwikkeling van de ex-
uiten onder het niveau van het defect. Zo worden aan- pressieve en receptieve taalvaardigheid.
doeningen als een volledige verlamming van het onder-
lichaam, heupproblemen (dislocaties) en de aanwezig- De patiënten verliezen zeer vroeg allerlei vaardigheden,
heid van een zogenoemde klompvoet beschreven. Na de waarbij het verlies van het doelgericht gebruik van de
geboorte wordt het defect zo spoedig mogelijk chirur- handen zeer typerend is. Dit leidt tot repetitieve hand-
gisch gesloten om het infectierisico te beperken. Wan- bewegingen, zoals wringen, zachtjes en hard kloppen en
neer de aandoening geassocieerd is met hydrocefalie de handen in de mond steken. Verder zijn een ernstige
wordt gebruikgemaakt van een shunt. Behalve een ade- mentale handicap, spasticiteit, epilepsie (bij 75% ont-
quate preventie wordt aangeraden bij tandheelkundige staan op een zeker moment aanvallen) en tandenknar-
behandelingen antibiotica toe te dienen indien er een sen eigen aan het syndroom.
shunt aanwezig is. Door de veelal veelvuldige operaties
die deze patiënten op jonge leeftijd ondergaan, dienen
zij als potentieel allergisch voor latex te worden be- Richtlijnen
schouwd bij tandheelkundige behandelingen.
Kinderen met een verstandelijke beperking
Juveniele chronische artritis – reumatoı̈de artritis – Bij de behandeling van kinderen met een verstande-
Juveniele chronische artritis wordt gedefinieerd als een lijke beperking is het bijzonder belangrijk de nodige
infectieuze vorm van artritis bij kinderen jonger dan 16 informatie te verwerven. Naast de klassieke medische
jaar. De ziekte is het gevolg van een auto-immuunaf- anamnese wordt bij voorkeur een gerichte tandheel-
wijking die infectie en degeneratie van gewrichten ver- kundige en psychosociale anamnese afgenomen. Af-
oorzaakt. Bij kinderen kan de aandoening leiden tot hankelijk van de informatie uit de anamnese worden
groeiafwijkingen en lichamelijke misvormingen. Door communicatietechnieken, angst- en pijnbestrijding
de motorische problemen kan de zelfredzaamheid be- toegepast.
perkt zijn; voor het verkrijgen van een goede mondhy-
giëne is het dan nuttig gebruik te maken van hulpmid- Kinderen met downsyndroom
delen. Bij de helft van deze patiënten wordt verminde- – De meeste kinderen kunnen goed worden behandeld.
ring van de speekselflow waargenomen, zodat de nodige Afhankelijk van de mate van coöperatie kunnen ge-
dragsmodificatietechnieken worden toegepast.
Kinderen met een verstandelijke, sociale of motorische beperking. Hun tandheelkundige behandeling 241

– De orofaciale kenmerken (zie tabel 44.7) kunnen de lence of periodontitis and dental caries in a Down’s syndrome
(noodzaak van) tandheelkundige behandeling beı̈n- population. J Periodontol 1986;57:288-93.
vloeden. Barr-Agholme M, Dahllof G, Linder L, Modeer T. Actinobacillus
– De practicus moet altijd bedacht zijn op een moge- actinomycetemcomitans, Capnocytophaga and Porphyromonas
lijke behoefte aan antibioticaprofylaxe. gingivalis in subgingival plaque of adolescents with Down’s
syndrome. Oral Microbiol Immunol 1992;7:244-8.
Kinderen met autisme Barr-Agholme M, Krekmanova L, Yucel-Lindberg T, Shinoda K,
Bij de behandeling van kinderen met autisme moet re- Modeer T. Prostaglandin E2 level in gingival crevicular fluid
kening worden gehouden met: from patients with Down syndrome. Acta Odontol Scand 1997;
– korte stoeltijden en geen wachttijden; 55:101-5.
– vaste behandeldagen en hetzelfde tijdstip; Broers D, Meeuwissen, P. Tandheelkundige behandeling van
– prikkelarme omgeving; mensen met een verstandelijke beperking. Ned Tijdschr Tand-
– stapsgewijs introduceren van alles wat geluid maakt; heelkd 2001;108:470-3.
– volledige informatie verkrijgen over de patiënt via de Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten:
ouders of de begeleiders; Prelum Uitgevers, 2011.
– modelleren en ‘tell-show-feel-do’-methode; Cheng RH, Leung WK, Corbet EF. Non-surgical periodontal
– patroonherkenning; therapy with adjunctive chlorhexidine use in adults with down
– sedatie kan helpen, maar de patiënten hebben dik- syndrome: a prospective case series. J Periodontol 2008;79:379-
wijls een atypische respons en standaarddoseringen 85.
blijken vaak niet bruikbaar; Cheng RH, Leung WK, Corbet EF, King NM. Oral health status of
– de beslissing tot narcose moet goed gewikt en gewo- adults with Down syndrome in Hong Kong. Spec Care Dentist
gen worden, omdat hospitalisatie een psychologisch 2007;27:134-8.
belastende factor is. Chakrabarti S, Fombonne E, Pervasive developmental disorders in
preschool children: confirmation of high prevalence. Am J Psy-
Kinderen met ADHD chiat 2005;162(6):1033-41.
– korte behandelsessies en geen wachttijden; De Moor R, Martens L. Het tandheelkundig handelen bij autisme.
– plan een consult op het ogenblik dat de medicatie nog Belg Tijdschr Tandheelkd 1997;44:55.
werkzaam is (bijv. ‘s morgens als eerste patiënt); Desai SS. Down syndrome. A review of the literature. Oral Surg
– pas tell-show-feel-do toe; Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endodontol 1997;84:279-85.
– geef korte en duidelijke opdrachten; Diagnostic and Statistical manual of mental disorders (4th ed) of
– blijvend oogcontact is aan te raden; the American Psychiatric Association. Washington DC: APA,
– maak afspraken met de patiënt hoe lang u gaat wer- 2000.
ken; Efron D, Kilpatrick N, Attention Deficit Hyperactivity Disorder: a
– sta het kind toe om via hand opsteken iets te zeggen review and guide for dental professionals. J Disabil Oral Health
tijdens de behandeling; 2002;3(1):7-12.
– ongepast niet-bedreigend gedrag negeren; Felicetti D, Julliard K. Behaviors of children with and without
– prijs de patiënt stapsgewijs wanneer hij het goed doet attention deficit hyperactivity disorder during a dental recall
tijdens de behandeling; visit. J Dentist Child, 2000:246-9.
– schat de behandeling en de duur ervan realistisch in. Friedlander A, Yagiela J, Paterno V, Mahler M. The neurophysio-
logy, medical management and dental implications of autism.
Kinderen met een motorische handicap JADA 2006:137(11):1517-27.
– Het communicatieniveau moet worden aangepast aan Fung K, Allison PJ: A comparison of caries rates in non-instituti-
het mentale niveau. onalized individuals with and without Down syndrome. Spec
– Tijdens het tandheelkundig handelen moet aandacht Care Dentist 2005;25:302-10.
besteed worden aan het lig/zitcomfort. Garber H. The Milwaukee project. Preventing mental retardation
– Er dient rekening te worden gehouden met een aantal in children at risk. Washington: AAMR, 1988.
typische symptomen zoals automutilatie, afwijkend Gennep A van. Inleiding tot de orthopedagogiek. Meppel/
slikpatroon, afwijkende kaakgroei, kwijlen en erosie. Amsterdam: Boom 1983.
Grundy MC, Shaw L, Hamilton DV. An illustrated guide to dental
care for the medically compromised patient. Philadelphia: Wolfe
Literatuur Publishing/Mosby, 1993.
Grunsven M van. Tandheelkundige zorg voor kinderen met een
American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical handicap. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1996.
manual of mental disorders. 3rd ed. Washington: APA, 1980. Hanookai D, Nowzari H, Contreras A, Morrison JL, Slots J. Her-
Backman B, Bolero C. Visual pedagogy in dentistry for children pesviruses and periodontopathic bacteria in Trisomy 21 perio-
with autism. J Dent Child 1999;66:325-31. dontitis. J Periodontol 2000;71:376-84.
Barnett ML, Press KP, Friedman D, Sonnenberg EM. The preva-
242 Kindertandheelkunde deel 2

Izumi Y, Sugiyama S, Shinozuka O, Yamazaki T, Ohyama T, Ishi- features of Down’s syndrome: a review. J Intellect Disab Res
kawa I. Defective neutrophil chemotaxis in Down’s syndrome 1993;37:543-51.
patients and its relationship to periodontal destruction. J Peri- Nunn J. Disability and oral care. London: FDI World Press, 2000.
odontol 1989;60:238-42. Reuland-Bosma W, Dijk LJ van. Periodontal disease in Down’s
Lal D, Hotaling AJ. Drooling. Current opinion. Otolaryngol & syndrome: a review. J Clin Periodontol 1986;13:64-73.
Head and Neck Surg 2006;14:381-6. Schapira J. Oral health status and dental needs of an autistic
Langlais RP, Miller CS. Conditions peculiar to the tongue. Color population of children and young adults. Spec Care Dent 1989;9:

44 atlas of common oral diseases. Malvern, PA: Lea & Febiger, 1992:
42-4.
Limbrock GJ, Hoyer H, Scheying H. drooling and swallowing
38-41.
Schoolderman A. Tandheelkundige behandeling van autistische
patiënten. VBTGG Bull 1989;2:21-8.
dysfunctions in children with cereberal palsy: treatment accor- Shyama M, Al-Mutawa SA, Honkala S, Honkala E. Supervised
ding to Castillo-Morales. J Dent Child 1990;57(6):445-51. toothbrushing and oral health education program in Kuwait for
Maatta T, Maatta J, Tervo-Maatta T, Taanila A, Kaski M, Iivanai- children and young adults with Down syndrome. Spec Care
nen M. Healthcare and guidelines: a population-based survey of Dentist JID 2003;23:94-9.
recorded medical problems and health surveillance for people Van Hove G. Personen met een verstandelijke handicap. In:
with Down syndrome. J Intellect Dev Disabil 2011;36:118-26. Broeckaert E (red). Handboek bijzondere orthopedagogiek.
Meningaud JP, Pitak-Arnnop P, Chikhani L, Bertrand JC. Drooling Leuven/Apeldoorn: Garant, 2000.
of saliva: a review of the etiology and management options. Oral Walshe M, Smith M, Pennington L. Interventions for drooling in
Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2006 Jan;101(1):48- children with cerebral palsy. CochraneDatabase of Systematic
57. Reviews 2012, Issue 2. DOI: 10.1002/14651858.CD008624.pub2.
Morgan J. Why is periodontal disease more prevalent and more Warreyn P, Ponnet K, Roeyers H. Recente evoluties in de psycho-
severe in people with Down syndrome? Spec Care Dentist 2007; logische theorievorming voor autismespectrumstoornissen.
27:196-201. Neuron 2001;6:151-4 (www.autismevlaanderen.be).
Nancy J. Dougherty. A Review of cerebral palsy for the oral health Winter K, Baccaglini L, Tomar S. A review of malocclusions among
professional. Dental Clinics of North America 2009(53):329-38. individuals with mental and physical disabilities. Special Care
Nespoli L, Burgio GR, Ugazio AG, Maccario R. Immunological in Denstistry 2008;28:19-26.
Werken met kinderen met
een beperking

45 L.C. Martens, J.K.M. Aps

Inleiding In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de werkom-


geving (Martens et al., 1990) en de hulpmiddelen (Kint et
Practici die in hun tandheelkundige praktijk kinderen al., 1991) die men eventueel kan gebruiken om personen
met een beperking verzorgen, worden geconfronteerd met een beperking in de tandartsstoel te behandelen,
met allerlei facetten van de beperking en voelen zich zonder daarbij aan kwaliteit te moeten inboeten.
daardoor soms wat onwennig en soms zelfs machteloos
tegenover de ‘schijnbaar’ onbehandelbare patiënt.
Allereerst heeft men te maken met de beperking zelf, 45.1 Werkomgeving
die van uitsluitend verstandelijke of motorische aard
kan zijn, hoewel vaak combinaties hiervan voorkomen, 45.1.1 algemeen
die een behandeling in de tandartsstoel er niet gemak-
kelijker op maakt. Bij patiënten met bijvoorbeeld spas- In sommige gevallen kan een gewenningsperiode nodig
ticiteit, epilepsie, doofheid, blindheid en karakterstoor- zijn om de patiënt vertrouwd te maken met de mond-
nissen wordt een eenvoudige behandeling, zoals het zorgverlener. Een eerste bezoek kan dan beperkt worden
verwijderen van tandsteen, een niet te onderschatten tot een eenvoudig mondonderzoek, waarbij een mini-
inspanning voor de huistandarts. Patiënten die aan een mum aan omgevingsprikkels, zoals een spiegeltje, een
rolstoel gebonden zijn of in een bed liggen, zorgen voor bijtblokje (zie verder) en de mondzorgverlener zelf (met
praktische problemen in een gemiddelde praktijk- bril, mondmasker en handschoenen ), aan bod komen
ruimte van een mondzorgverlener. Zonder assistentie is zonder dat de behandelruimte meteen ongezellig hoeft
de behandeling van een bedlegerige of rolstoelpatiënt te zijn. Bij personen met een beperking met wie verbale
(zie hoofdstuk 44) voor de mondzorgverlener een zware communicatie mogelijk is, kan de ‘tell-show-feel-do’-
fysieke inspanning en voor de patiënt in kwestie eerder methode gebruikt worden om kort uit te leggen wat de
een ‘gevecht’. mondzorgverlener gaat doen (zie ook deel 1, hoofdstuk 5
Bij de behandeling van kinderen met een beperking en deel 2, hoofdstuk 44).
moet men altijd proberen de duur van de ingreep zo Het spreekt voor zichzelf dat de manier waarop men
kort mogelijk te houden en de patiënt van zo veel mo- patiënten laat gewennen, volledig afhankelijk is van de
gelijk ‘ongewenste’ omgevingsprikkels te vrijwaren intellectuele capaciteiten. Alvorens men echt tot behan-
(Martens et al., 2009; Broers, 2011). deling kan overgaan, zal in veel gevallen een flink aantal
Auditieve prikkels, zoals deurbel, telefoon, aspiratie zittijden besteed moeten worden aan gewenning. Er
aan de stoel, geluiden van metalen instrumenten en wordt dan nog geen concrete behandeling verricht. Het
dergelijke, kunnen de patiënt een gevoel van onbehagen kost derhalve veel tijd voordat men daadwerkelijk kan
en angst bezorgen, waardoor de behandeling soms niet overgaan tot een behandeling, zoals het verwijderen van
kan worden uitgevoerd. tandsteen, een extractie of het behandelen van cariës.
Olfactorische prikkels, zoals de geur van eugenol, Jammer genoeg is er ook een groep bij wie nooit ge-
ontsmettingsmiddelen (bijv. Dettol1) en dergelijke, wenning zal optreden. In dat geval blijft een poging tot
kunnen bij de patiënt eveneens onverwachte reacties behandelen moeilijk verlopen en is meestal een behan-
uitlokken, omdat deze prikkels kunnen worden geasso- deling met sedativa of een behandeling onder algemene
cieerd met ervaringen die elders werden opgedaan (bijv. anesthesie (zie deel 1, hoofdstuk 20) aangewezen.
bij de arts).
Visuele prikkels, zoals de operatielamp, blinkende 45.1.2 de prikkelarme praktijkruimte
metalen instrumenten, het mondmasker, de hand-
schoenen, eventueel felle kleuren aan de muur en der- Naast het vermijden van auditieve, olfactorische en vi-
gelijke, kunnen ook angstaanjagend en bedreigend suele prikkels, kan men ervoor zorgen dat de behandel-
overkomen op de patiënt. ruimte op zichzelf geen irritaties opwekt. Hoewel dat in

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_17, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
244 Kindertandheelkunde deel 2

privépraktijken misschien niet altijd volledig haalbaar 45.1.4 begeleider(s)


is, verdient het in de instellingen zeker aanbeveling
aandacht te besteden aan de prikkelarme praktijkruimte Het is raadzaam de begeleider(s) of de ouder(s), die het
(Martens, 1990). In tabel 45.1 wordt een overzicht gege- kind goed kent, ook in de praktijkruimte aanwezig te
ven van de aandachtspunten bij het creëren van een laten zijn (Broers, 2011). Deze vertrouwenspersoon kan
dergelijke praktijkruimte. de practicus van nuttige informatie voorzien over de
gewoonten, het karakter en bepaalde ‘tics’ van de

45 45.1.3 assistentie aan de stoel

Hulp aan de stoel is onontbeerlijk, omdat men snel en


patiënt. Het is nuttig hierover geı̈nformeerd te worden
voordat de mondzorgverlener met de behandeling be-
gint, zodat men kan anticiperen op onaangename ver-
accuraat moet kunnen handelen, zonder dat de kwaliteit rassingen, zoals een epilepsieaanval. Daarnaast kan het
van het werk eronder mag lijden. Het contact tussen nuttig zijn dat de begeleider fysiek contact houdt met de
practicus en patiënt moet zo min mogelijk onderbroken patiënt, hetgeen bij het kind voor een gevoel van ge-
worden. Het mengen van producten en het aangeven borgenheid en herkenbaarheid kan zorgen. In sommige
van materiaal zijn tenslotte taken voor de assistent(e), situaties kan het zelfs raadzaam zijn dat de mondzorg-
waardoor de snelheid van de behandeling wordt bevor- verlener niet veel praat, maar dat de begeleider(s) of de
derd. De assistent(e) kan ook, op basis van goede af- ouder(s) het woord voert en de patiënt vertelt wat er gaat
spraken, helpen bij het ‘contact’ met de patiënt. gebeuren. Dit moet van tevoren goed worden afgespro-
ken.

Tabel 45.1 Concept voor een prikkelarme praktijkruimte.

afmetingen en opstelling – Er moet voldoende ruimte zijn tussen de behandelstoel en de kastwanden, om een behandeling in een rolstoel of
bed mogelijk te maken.
– Als operatielamp en röntgentoestel vast bevestigd zijn aan respectievelijk plafond en muur, moeten ze bij voorkeur
extra lange beweegbare armen hebben, zodat ze ook in de buurt van de stoel gebruikt kunnen worden.
– De unit (= boorkoppen, ultrasoon en driefunctiespuit) is bij voorkeur met een scharnierarm op de kastwand
bevestigd, waardoor hij veilig kan worden opgeborgen totdat de patënt heeft plaatsgenomen. Op die manier
worden angstaanjagende of uitdagende prikkels voor de patiënt vermeden.
– Het heeft de voorkeur alle hoeken, laden en panelen af te ronden om traumata te vermijden. Het vermijden van
handvatten en de optie voor ingebouwde druksystemen komen een prikkelarme ruimte zeker ten goede.
– De stekkerapparaten (witlichtlamp, mixer, enz.) kunnen het best in de kast worden geplaatst, eventueel op een
uitschuifbare plank.
– Een eventueel ladeblok wordt bij voorkeur achter de stoel geplaatst.

de behandelstoel – Er kan gekozen worden voor een commerciële behandelstoel; sommige leveranciers bieden echter stoelen aan
met een aantal bijzonderheden.
– De aspiratie-installatie verwerkt in de rug van de stoel, met een 3608 draaiende stang waarop een speekselzuiger
en/of chirurgische afzuiging gemonteerd is, alsook een tweede driefunctiespuit bieden een dubbel voordeel.
– ‘Vreemde’ afschrikkende voorwerpen zoals afzuigcanule en driefunctiespuit (pistoolvorm) worden goed wegge-
stopt voor de patiënt. Kabels en verbindingen hangen buiten het bereik van grijpgrage handen. De assistent(e)
moet goed gebruik kunnen maken van de aspiratie-installatie en ook, zonder zich te verplaatsen, een driefunc-
tiespuit kunnen bedienen.
– Een stoel die 1808 kan roteren en verstelbare armsteunen heeft, vergemakkelijkt het instappen voor de patiënt. Dit
geldt zeker bij het overstappen uit de rolstoel in de behandelstoel.
– Een driedimensionaal verstelbare hoofdsteun biedt grote voordelen bij het positioneren van het hoofd van de
patiënten.
– Kunststofbekleding is bestand tegen zuren (urine, braaksel).
– Een watereenheid naast de stoel kan beter achterwege worden gelaten omdat:
. de patiënten vanwege hun handicap niet zelf spoelen;
. bekers of glazen, al of niet met bedieningsknop, beter niet binnen het bereik van de patiënt kunnen staan;
. de stoel daardoor complexer en onhandig in gebruik wordt.

randvoorwaarden – Om storende, auditieve prikkels te vermijden, kunnen diverse maatregelen worden getroffen. De compressor en
afzuigmotor kunnen buiten de praktijkruimte worden geplaatst. Als dat niet mogelijk is, kan men gebruikmaken
van geluidsarme apparaten; een luchtgestuurde unit is geluidsarmer.
– Een compressor met afslagmogelijkheid biedt als voordeel dat bij een bruuske beweging het roterende instrument
onmiddellijk stopt en dus geen verwondingen veroorzaakt.
– Om ongewenste geuren te vermijden, kan men opteren voor een ingebouwd ventilatiesysteem.
– Airconditioning is handig voor een constante temperatuur.
– Ten slotte mag een prikkelarme praktijkruimte beslist gezellig zijn en kunnen een plantenbak, zelfgemaakte
tekeningen en muziek op de achtergrond (evt. koptelefoon) de overgang van leefgroep naar de behandelruimte
vloeiender laten verlopen.
Werken met kinderen met een beperking 245

45.1.5 aanwezigheid van andere kinderen worden afgebouwd en op lange termijn kan worden
met een beperking vermeden. Dat is bij sommige patiënten echter niet
mogelijk en bij hen zal de premedicatie dan ook tot de
Soms is het wenselijk dat andere leefgroepbewoners of standaardvoorbereiding behoren. Het spreekt voor zich
lotgenoten aanwezig zijn in de behandelruimte, zij het dat dit strikt individueel moet worden bekeken.
buiten het bereik van de tandartsstoel. Dit blijkt soms
een rustgevende impuls te zijn voor de patiënt en bo- 45.1.8 besmettelijke ziekten
vendien kan de patiënt die onder behandeling is een
voorbeeld zijn voor de volgende patiënt. Vaak wil een Het leven in leefgroepen in een instelling gaat helaas
kind graag zijn favoriete vriendje of vriendinnetje mee- gepaard met een verhoogd risico op het overbrengen van
nemen. Te veel mensen in de praktijkruimte moet ech- besmettelijke ziekten, variërend van een banale ver-
ter worden afgeraden, omdat dat stress kan opleveren koudheid tot een levensgevaarlijke hepatitis-B-infectie.
voor zowel de patiënt als de mondzorgverlener en men Daarom moet iedereen die met personen met beperkin-
niet alles tegelijk in het oog kan houden. Het wachtende gen werkt, ingeënt zijn tegen hepatitis-B. Zelfs als men
kind mag overigens niet degene worden die alle aan- gevaccineerd is, moet men voorzichtig te werk gaan.
dacht opeist. Omdat ongeveer 10% van de populatie in een instelling
drager is van het hepatitis-B-virus, is het gevaar van
45.1.6 herkenbaarheid kruisbesmetting in de tandartspraktijk groot. Het is dan
ook aan te raden dat bewoners van wie bekend is dat ze
Soms is het nodig de patiënt gerust te stellen met voor- met hepatitis-B geı̈nfecteerd zijn, als laatste patiënt te
werpen uit zijn vertrouwde omgeving. Dat kunnen behandelen zodat anderen niet worden besmet. Naast
pluchen knuffels, een doekje, een balletje en dergelijke hepatitis-B zijn seksueel overdraagbare aandoeningen
zijn, die de pupil kan meenemen in de behandelruimte. (soa) en besmettelijke huidziekten (schimmel- en bacte-
Het betreffende voorwerp mag echter de behandeling riële infecties) niet onbelangrijk in het rijtje van ‘ge-
niet hinderen. Het kan de patiënt de nodige rust geven vaarlijke’ besmettingen. Als men een met hiv besmette
om een behandeling te laten ondergaan. persoon moet behandelen, is het echter raadzaam hem
als eerste patiënt te behandelen, omdat hij door de af-
45.1.7 premedicatie genomen weerstand meer kans heeft een besmetting op
te lopen die voor hem fataal kan zijn. Soms komt een
Premedicatie is geen standaardonderdeel van een tand- ziekte in een instelling voor omdat een kind de ziekte
heelkundige behandeling van kinderen met een beper- thuis of in het ziekenhuis – waar hij korte tijd verbleef –
king. Een eerste contact met het kind heeft bij voorkeur heeft opgelopen. In de instelling worden andere leef-
plaats zonder premedicatie. groepbewoners geı̈nfecteerd en via de tandartspraktijk
Het toedienen van premedicatie (bijv. Clozan1, Vali- kunnen eventueel kruisbesmettingen optreden.
um1, Nozinan1, Temesta Expedit1, Dormicum1) Zowel voor de mondzorgverlener als voor de assis-
dient enerzijds om de patiënt te ontspannen en ander- tent(e) en eventuele begeleiders die meehelpen tijdens
zijds om zijn angsten te verminderen, zodat de behan- een behandeling, zijn bril, mondmasker en handschoe-
deling sneller kan verlopen. Het is aan de mondzorg- nen dan ook onontbeerlijk; niet alleen om de hulpver-
verlener om te beslissen of bij een volgende behandeling leners zelf te beschermen, maar ook om andere bezoe-
premedicatie nodig is of niet. Dat gebeurt uiteraard in kers van de praktijk te beschermen. Na elke behande-
overleg met de behandelend arts(en), om te voorkomen ling moeten de horizontale oppervlakken waarop het
dat de patiënt overgesedeerd, geı̈ntoxiceerd of overge- instrumentarium gelegen heeft, goed worden ontsmet
exiteerd raakt. Braken, agressiviteit, ademhalingsstoor- met degelijke ontsmettingsproducten.
nissen, bewustzijnsverlies en spierhypertonie behoren
tot de ‘onaangename’ bijwerkingen.
45.2 Hulpmiddelen
Vanzelfsprekend kunnen behandelingen ook worden
uitgevoerd met behulp van inhalatiesedatie of intrave- Het verdient aanbeveling om te proberen de mond van
neuze ‘single drug’-sedatie/anesthesie. Uiteraard moet de patiënt eerst zonder hulpmiddelen open te krijgen.
dit onder strikte voorwaarden gebeuren, waarvoor Dat kan door de eerder beschreven methode van Bobath
wordt verwezen naar deel 1, hoofdstuk 17 en 19 (zie ook en Müller te gebruiken (zie hoofdstuk 44).
Broers, 2011). Een minderheid van de patiënten moet
behandeld worden onder algehele anesthesie. 45.2.1 de mondsperder

Het is aan te bevelen de medicatie, de dosering en het Navraag bij collega’s leert dat het gebruik van een
effect ervan exact te noteren. Het is de bedoeling dat mondsperder niet door elke practicus wordt aanvaard.
premedicatie in de loop van de behandelingsperiode kan Daarbij moet worden opgemerkt dat er een gamma aan
246 Kindertandheelkunde deel 2

uitgesloten is. Op die manier worden enkele eerder ver-


melde problemen opgelost.

45.2.2 vingerhulzen

Vroeger (en soms nog) werden vingerhulzen of vinger-


beschermers gebruikt. Ze zijn zowel in metalen als in

45 plastic uitvoering leverbaar. Deze ‘ijzeren vinger’ be-


staat uit een huls met scharnieren die aan de ene kant
tussen de tanden wordt gezet zodat aan de andere kant
in de mond kan worden gewerkt. Dit hulpmiddel wordt
j
41:1
echter sterk afgeraden, omdat het de elementen kan be-
schadigen en ook de vinger van degene die het ijzeren
Figuur 45.1 Houten bijtspatels in diverse afmetingen en vormen. vingertje gebruikt wanneer het bij te hard dichtbijten
verbuigt (Broers, 2011).

mondsperders bestaat, met verschillende eigenschappen 45.2.3 bijtspatels en -blokjes


en voor- en nadelen. Soms kunnen ze traumatisch zijn
voor wangen, lip, tong en tanden, maar een algemeen Bijtspatels kunnen het gebruik van mondsperders en
vereiste is dat ze voorzien zijn van een ‘veiligheidsont- vingerhulzen overbodig maken. Ze zijn vervaardigd uit
grendeling’, waarmee de mondsperder in geval van nood gestoomd beukenhout en zijn in verschillende vormen
in één keer geı̈nactiveerd kan worden. Tevens moet de en dikten beschikbaar (figuur 45.1). Doordat ze ‘zachter’
sperder voorzien zijn van rubberen hulzen over de zijn dan metalen voorwerpen (zoals een mondsperder en
klemoppervlakken om het glazuur zo min mogelijk te een metalen vingerhuls), zijn ze ook minder trauma-
beschadigen. Een mondsperder wordt altijd zover ge- tisch voor het tandglazuur en worden ze zelfs als ‘aan-
opend tot de maximale mondopening is bereikt, want genaam’ ervaren. Beschikt men niet over een bijtspatel,
anders slaagt de patiënt er alsnog in de sperder uit de dan kan men een tiental houten tong-/keelspatels sa-
mond te werken en de mond te sluiten. Mondsperders menbinden met plakband (figuur 45.2a).
kunnen nuttig zijn bij patiënten die door hun handicap Een bijtspatel wordt eerst met de smalste zijde tussen
de mond niet kunnen openhouden of wanneer dat niet de tandbogen geduwd en vervolgens langs de lengteas
lukt als gevolg van de spierrelaxerende (pre)medicatie geroteerd, zodat de mond iets verder geopend kan wor-
die ze moeten nemen. Een mondsperder kan ook nuttig den. Men moet wel opletten dat de gingiva hierbij niet
zijn om te voorkomen dat de patiënt tijdens de behan- wordt beschadigd. Bijtspatels zijn erg handig om bij-
deling op een instrument bijt (bijv. tijdens een endo- voorbeeld de tong opzij te houden bij het verwijderen
dontische behandeling), hetgeen tot complicaties en van tandsteen linguaal van de mandibulaire snijtanden
orale traumata kan leiden. Sommige personen met een (figuur 45.3). Bepaalde firma’s leveren ook bijtblokjes en
beperking die naar alles bijten wat in hun buurt komt -staafjes van rubber of siliconen. Deze verdienen de
(in dit geval de vingers van de tandarts) kunnen het best voorkeur.
met behulp van een mondsperder worden behandeld. Ten slotte is het handig aangepaste plastic bijtblokjes
De ervaring leert dat het gebruik van rubberdam niet te gebruiken bij het maken van een röntgenfoto (figuur

j
45:2a j
45:2b

Figuur 45.2a Boven: bijthoutje van gestoomd beukenhout. Figuur 45.2b Detail van bijtblokje voor röntgenopnamen.
Midden: een tiental tong-/keelspatels samengebonden met
plakband. Onder: een plastic bijtblokje als hulpmiddel voor rönt-
genopnamen.
Werken met kinderen met een beperking 247

j
45:3 j
45:4

Figuur 45.3 Het gebruik van een houten spatel. Door de tong Figuur 45.4 Riem met velcron-sluiting voor fixatie van de pol-
opzij te duwen, wordt het werken linguaal van de mandibulaire sen.
snijtanden vergemakkelijkt.

Fysieke fixatie
45.2). Een ander handig hulpmiddel is de foto in een Het kan nodig zijn dat een begeleider op de patiënt gaat
naaldvoerder te klemmen. zitten, zodat de onderste ledematen gefixeerd worden
en de patiënt tijdens de behandeling zo weinig mogelijk
45.2.4 wegwerpspiegels plotselinge bewegingen kan maken. In veel gevallen kan
de tandarts zelf het hoofd van de patiënt fixeren door
Door gebruik van plastic wegwerpspiegels (bij voorkeur het in zijn arm te laten rusten. Daardoor voelt de prac-
uit één stuk), sondes en pincetten wordt het bijten op ticus de patiënt ook beter aan en kan hij anticiperen op
instrumentarium zo atraumatisch mogelijk gehouden. plotselinge bruuske bewegingen. Voert de tandarts de
Tegelijkertijd draagt het bij tot het inperken van moge- behandeling staand uit, dan kan het handig zijn één
lijke kruisbesmettingen, al is deze kans toch al klein arm van de patiënt achter de rug van de practicus te
wanneer het materiaal op de juiste manier gesteriliseerd houden. Bij zittend werken kan men de rechterarm van
wordt. het kind onder het eigen rechterbeen houden. In beide
gevallen zal het kind weerstand ondervinden en zijn
45.2.5 handdoek versus papieren servet weerspannigheid opgeven.

Een gewone keukenhanddoek bedekt een groter deel Riemfixatie


van de borst van de patiënt, blijft beter liggen dan een Fysieke fixatie kan al of niet gecombineerd worden met
papieren servet en scheurt niet als de pupil eraan begint het gebruik van fixatieriemen over de lenden en/of over
te trekken. Ook absorbeert een handdoek meer speeksel de polsen. Als er riemen worden gebruikt, is het raad-
als de patiënt kwijlt, en het water van de turbine of de zaam ze te voorzien van velcron-sluitingen (klittenband)
ultrasoon wordt beter opgenomen. De handdoek kan (figuur 45.4) en niet van gespen of pinsluitingen. De
het best worden gewassen in een wasmiddel dat ook laatste twee zijn moeilijker los te maken in een urgente
micro-organismen vernietigt (bijv. Biotex1), om latere situatie en kunnen bij de patiënt pijnlijke letsels ver-
besmettingen te voorkomen. oorzaken. De borstkas mag worden vastgebonden, maar
de buik wordt altijd vrijgelaten, omdat dat pijnlijk is
45.2.6 fixatie voor de patiënt. In veel gevallen is een tweede of derde
persoon nodig om de patiënt te fixeren. Soms wordt
Fixatie behoort niet tot het standaardprotocol voor de zelfs gevraagd om de armen te fixeren na enkele niet-
behandeling van personen met een beperking, maar kan coöperatieve behandelingen. Op die manier kan men de
in sommige gevallen noodzakelijk zijn om zowel de energie kwijt zonder zichzelf of anderen te ‘beschadi-
hulpverlener(s) als de patiënt zelf te beschermen. Fixatie gen’. Er moet echter op worden gewezen dat de menin-
kan variëren van het vasthouden van de armen, het gen over deze vorm van fixatie verdeeld zijn. Bovendien
hoofd of de handen, tot het vastmaken aan de behan- kan de angst van de patiënt nog groter worden als hij
delstoel om te voorkomen dat de patiënt wegloopt. zijn eigen krampachtige houding ziet.
Soms kan fixatie geruststellend zijn voor de patiënt,
omdat er fysiek contact is met een begeleider. Het kan Gebruik van een vacuümkussen
echter ook averechts werken en een tandheelkundige De vorm van de commerciële behandelstoel is voor kin-
behandeling onmogelijk maken. deren met spasticiteit, motorische beperkingen en/of
agressie niet geschikt. Patiënten die door de aard van
248 Kindertandheelkunde deel 2

45

j
45:5a j
45:5b

Figuur 45.5a Vacuümkussens geplaatst in de behandelstoel. Figuur 45.5b Na vacuüm zuigen nemen de kussens de anato-
mische vorm van de patiënt aan.

hun beperking een onnatuurlijke lichaamshouding hetgeen rustgevend en ontspannend werkt (figuur
hebben ontwikkeld en die in het dagelijks leven perma- 45.5c-d).
nent gebruikmaken van een geı̈ndividualiseerde rol- – Bij spastische patiënten kan het vacuümkussen hulp
stoel, kunnen het best worden behandeld terwijl ze in bieden om de ongecontroleerde spierbewegingen in te
hun stoel blijven zitten. Dat is echter zeer vermoeiend tomen, omdat het kussen de vorm van het lichaam
voor de mondzorgverlener, omdat hij in een zeer onna- aanneemt en de arm- en beenbewegingen belemmert.
tuurlijke houding moet werken. Bij uitgebreide behan- Hetzelfde geldt voor fixatie van het hoofd. Plotselinge
delingen is dat niet vol te houden. Het gebruik van een bewegingen met het hoofd worden onmogelijk ge-
vacuümkussen (een plastic of stoffen zak gevuld met
polystyreenkorrels) kan bij cerebraal bewegingsge-
stoorde patiënten (Martens et al., 2009; Broers, 2011) en
bij moeilijk behandelbare patiënten een oplossing zijn.
Het kussen wordt op de tandartsstoel gelegd, waarna de
patiënt op het kussen gelegd wordt in een voor de
mondzorgverlener zo gunstig mogelijke positie. Ver-
volgens wordt het kussen met behulp van de aspiratie-
canule van de tandartsinstallatie of via een aparte pomp
vacuüm gezogen. Het gebruik van een dergelijk kussen
biedt de volgende voordelen:
– Het ligvlak wordt volledig aangepast aan de vorm van
het lichaam (figuur 45.5a-b). Sterk misvormde
patiënten kunnen daardoor stabiel en goed onder-
j
45:5c

steund op de behandelstoel worden geplaatst.


– Doordat het lichaam perfect wordt omsloten, ontstaat Figuur 45.5c Patiënt die uit haar geı̈ndividualiseerde rolstoel
voor de patiënten een gevoel van veiligheid en steun, werd getild en bij wie de onderste ledematen worden ondersteund
door de luchtkussens.
Werken met kinderen met een beperking 249

j
45:5e

j
45:5d j
45:5f

Figuur 45.5d Perfecte omsluiting van het lichaam van de rol- Figuur 45.5e-f Door een perfecte omsluiting van hoofd en hals
stoelpatiënt. kunnen onverwachte of agressieve bewegingen van de patiënt
worden opgevangen.

j
45:5g j
45:5h

Figuur 45.5g Een patiënt met foetaal vervormde wervelkolom, Figuur 45.5h Dezelfde patiënt nadat hij in de behandelstoel is
die zijn leven doorbrengt op een geı̈ndividualiseerde brancard. getild en wordt ondersteund met vacuümkussens.

maakt, omdat het kussen perfect rond het hoofd van fort van de patiënt als dat van de hulpverlener(s) ten
de patiënt aansluit (figuur 45.5e-f). goede.
– Patiënten die altijd in één bepaalde houding ‘liggen’
en niet ‘plat’ uitgestrekt in de behandelstoel kunnen 45.2.7 keuze restauratiemateriaal
plaatsnemen (bijv. bij foetaal vervormde wervelko-
lom), kunnen ook behandeld worden met behulp van Het drooghouden van het gebitselement is altijd moei-
het vacuümkussen. De mondzorgverlener kan de lijk, waardoor de keuze voor het restauratiemateriaal
patiënt dan in de gewenste ‘liggende’ houding be- beperkt kan zijn. Amalgaam kan nog steeds gebruikt
handelen (figuur 45.5g-h). Dit komt zowel het com- worden bij deze doelgroep en als adhesief materiaal in
250 Kindertandheelkunde deel 2

de posterieure zone zijn het gebruik van glasionomeren – Dikwijls is fixatie aangewezen; fysieke fixatie ver-
aan te bevelen. dient de voorkeur.
– Houd rekening met mogelijkheden van besmetting:
. vaccinatie van de mondzorgverlener en assistent(e)

Richtlijnen tegen hepatitis-B is nodig;


. behandel een hiv-patiënt als eerste van de dag;

Er bestaat geen handleiding met universele richtlijnen . behandel een hepatitis-B-drager als laatste van de

45 hoe men bij een kind met beperkingen een adequate


tandheelkundige behandeling moet uitvoeren. De vol-
gende tien praktische tips zijn dan ook het resultaat van
dag.

de persoonlijke expertise van de auteurs en van enkele Literatuur


andere collega’s werkzaam in instellingen of in centra
voor bijzondere tandheelkunde. Broers D. Mondzorg bij mensen met een beperking. Houten:
– Bespreek de methode en duur van de behandeling. Prelum Uitgevers, 2011.
– Beperk de omgevingsprikkels. Kint J, Martens L, Surmont P. Tandheelkundige zorg voor gehan-
– Werk nooit zonder assistentie. dicapten. 3. Beı̈nvloedende factoren en hulpmiddelen voor een
– De aanwezigheid van ‘bekende’ begeleiders is nood- succesvolle tandheelkundige behandeling. Contactpunt VVT
zakelijk. 1991;4:32-4.
– De aanwezigheid van andere personen met een be- Martens L, Kint J, Surmont P. Tandheelkundige zorg voor gehan-
perking kan positief werken. dicapten. 2. De prikkelarme praktijkkamer. Contactpunt VVT
– Zorg voor ‘herkenbare’ voorwerpen. 1990;10:38-40.
– Premedicatie is geen algemene regel, maar kan enig Martens L, Declerck D, Leroy R, Vanobbergen J. De mond, spiegel
soelaas bieden; schrijf premedicatie altijd voor in van gezondheid: bijzondere aandachtsgroepen. Leuven/Den
overleg met een arts. Haag: ACCO, 2009.
– Het gebruik van een bijtblokje, wegwerpspiegel en
handdoek in plaats van papieren servet kan nuttig
zijn.
Richtlijn Mondzorg voor
jeugdigen

46 Gelijknamige Werkgroep

46.1 Overzicht aanbevelingen De aan te bevelen termijn tussen twee opeenvolgende


PMO’s voor jeugdigen dient voor iedere patiënt indivi-
46.1.1 screening dueel bepaald te worden en tegemoet te komen aan zijn
of haar individuele behoeften, beperkingen en wensen.
Leeftijd eerste periodiek mondonderzoek De termijn wordt gebaseerd op een analyse van aanwe-
– De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na zige ziekteverschijnselen, de progressiekans en de risi-
de zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het cofactoren en –indicatoren die het ontstaan daarvan be-
kindergebit en de prenatale zorgverlening door de palen en op de besluitvorming van de zorgverlener en de
mondzorgverlener dient plaats te vinden. patiënt om al dan niet in dit proces in te grijpen of het
– Na de zwangerschap wordt aanbevolen ouders bij hun proces te monitoren.
periodiek mondonderzoek voorlichting te geven over
gebitsverzorging zuigeling. Deze voorlichting dient Bij de bepaling van de termijn bij jeugdigen dient te-
ook gegeven te worden op het consultatiebureau. Een vens rekening te worden gehouden met een aantal fasen
geschikte leeftijd hiervoor is 6-9 maanden. tijdens de groei en de gebitsontwikkeling die tot een
– Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg- verhoogd risico voor cariës en erosie kunnen leiden (en
verlener bezoeken. In ieder geval een bezoek afspre- die aanleiding kunnen zijn voor een kortere termijn)
ken in de mondzorgpraktijk voor de tweede verjaar- zoals:
dag van het kind. Zorgverleners die kinderen van 2 – Doorbraak van de eerste blijvende molaren (5-6 jaar)
jaar of ouder zien die eerder nog niet bij een mond- – Doorbraak van de tweede blijvende molaren (11-12
zorgverlener zijn geweest, worden geacht de ouders jaar)
hierop te attenderen. – Wijziging schooltype (verlaten basisonderwijs en
– De werkgroep is van mening dat aanvullende scholing middelbare school)
nodig is over onderzoek, diagnostiek, indicatiestel- – Puberteitsfase (12-15 jaar)
ling en preventieve en curatieve behandeling bij zeer
jonge kinderen. Tevens dient in de nascholing aan- Periodiek mondonderzoek bij jeugdigen dient binnen
dacht te worden besteed aan pedagogische elementen de setting van de eerstelijns mondzorg te kunnen
die deel uitmaken van de zorg thuis. plaatsvinden. Afhankelijk van de complexiteit en ge-
voeligheid voor mondziekten kan een individueel zorg-
Periodiek mondonderzoek Voor een betrouwbare evalua- plan een ondersteunende rol vervullen.
tie dient in ieder geval altijd in het patiëntendossier te
worden vastgelegd: In de algemene mondzorgpraktijk is het afnemen van
– Een medische anamnese (bijvoorbeeld ASA-score), een anamnese en klinisch mondonderzoek door middel
eenmalig systematisch vastleggen, vervolgens actua- van visuele inspectie in combinatie met individueel be-
liseren. paalde röntgendiagnostiek de ‘gouden of zilveren stan-
– De mate waarin plaque en bloeding aanwezig zijn daard’ voor betrouwbare diagnostiek van orale patholo-
(geen/weinig/veel). gie.
– Nieuwe (beginnende) laesies, vastgesteld middels kli-
nisch en/of röntgenologisch onderzoek. Orthodontie Het is sterk aan te bevelen een vaste werk-
– Vastleggen van de belangrijkste risicofactoren/-indi- relatie op te bouwen met de specialist(en) zodat tijdig
catoren en beschermende factoren die op korte ter- overleg en advies zonder drempels kan plaatsvinden en
mijn het ontstaan van ziekte of progressie ervan be- continuı̈teit van zorg mogelijk wordt.
palen.
Als klinisch hulpmiddel wordt aanbevolen de ortho-
dontische indicatiekaart te gebruiken, waarin schema-

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6_18, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
252 Kindertandheelkunde deel 2

tisch de orthodontische behandelingsdimensies lon-


gitudinaal worden weergegeven (zie bijlage 11). – Tot het 5de jaar: dient het gebit ten minste 26 per
dag door ouder/verzorger gepoetst te worden.
Risicofactoren en risico-indicatoren Bij elk periodiek – Van het 5de-10de jaar: de verantwoordelijkheid van
mondonderzoek bij jeugdigen evalueert de mondzorg- het tandenpoetsen moet overgedragen worden aan
het kind, maar hierbij moet bedacht worden dat
verlener risicofactoren/indicatoren evenals bescher-
kinderen tot 10 jaar in de meeste gevallen nog niet
mende factoren: daarbij spelen de recente ziektege-
de vereiste fijne motoriek voor tandenpoetsen heb-

46 schiedenis, de actuele mondgezondheid (al dan niet


aanwezige ziekte) en de kans op nieuwe ziekte respec-
tievelijk progressie van bestaande een belangrijke rol.
ben ontwikkeld waardoor 1x per dag poetsen of
napoetsen door de ouder nog steeds noodzakelijk is.
Daarnaast dienen ouders gewezen te worden op
doorbrekende eerste molaren en nadere instructie
Gezien het belang van de recente ziektegeschiedenis
over reiniging hiervan te krijgen.
dient bij elk periodiek mondonderzoek bij jeugdigen de
locatie, de uitgebreidheid en activiteit van cariëslaesies Aanvullend Advies Fluoride:
te worden geregistreerd. Andere applicatiemethoden:
1 Fluoride aanbrengen met de vinger.
De patiënt (of ouder) wordt altijd geı̈nformeerd over de 2 Poetsen combineren met fluoridespoelen.
mate waarin risicofactoren aanwezig zijn en de moge-
lijke consequenties daarvan. Tevens is begeleiding bij Extra fluoridemaatregelen:
risicovol gedrag en bevordering van beschermende fac- 1 Een sterker geconcentreerde fluoridetandpasta.
toren aangewezen. 2 Fluoridefrequentie verhogen (max. 4x dag) bijvoor-
beeld door:
De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na de – extra tandenpoetsen*);
zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het kin- – spoelen met fluoride-oplossing.
dergebit moet plaats vinden. 3 Professionele fluoridetoepassingen (fluoridelak,
-vloeistof of –gel).
Vanaf de doorbraak van het blijvend gebit dient bij het
periodiek mondonderzoek slijtage aan het gebit te wor- Door de mondzorgverlener toegepaste fluoridemaat-
den gescreend en te worden geregistreerd. Dit kan met regelen, waarbij het gebruik van fluoridevernis (2,26%
F) de voorkeur lijkt te verdienen.
een systeem zoals de BeWe-index. Het wordt aanbevolen
het gekozen systeem jaarlijks uit te voeren tot het vijf-
Zie ook bijlage 6 ‘Adviezen ten aanzien van preventie’.
tiende jaar.

Bron: Ivoren Kruis


46.1.2 preventie

Preventieve strategieën bij het bevorderen van een gezonde


mond Ten aanzien van het gebruik van fluoridetand- Wanneer er geen cariësrisico is, is er geen reden om een
pasta: specifiek naspoelprotocol te adviseren. Voor cariësrisi-
cokinderen is het 1 minuut spoelen met een mengsel van
de fluoridetandpasta in de mond met een slokje water
Basisadvies Fluoride
een effectieve preventieve methode.
– 0 en 1 jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tand
16 per dag poetsen met fluoridepeutertandpasta
Er is geen consistent bewijs om voorkeur te geven aan
(500-750 ppm fluoride).
een hand- of elektrische tandenborstel voor het zelf
– 2, 3 en 4 jaar: 26 per dag poetsen met fluoridepeu-
tertandpasta (500-750 ppm fluoride).
poetsen door kinderen.
– 5 jaar en ouder: 26 per dag poetsen met fluoride-
tandpasta (1.000-1.500 ppm fluoride). Dit kan een Er is geen bewijs dat er een cariëspreventieve werking
junior-, kinder- of een tandpasta voor volwassenen uit gaat van dagelijks flossen door jeugdigen zelf. In-
zijn. dien een mondzorgverlener het gebruik van floss advi-
– Voor alle leeftijden: raadpleeg voor alle andere vor- seert is het noodzaak dit zodanig te instrueren dat de
men van fluoridegebruik de tandarts of mondhygië- kwaliteit van professioneel flossen wordt bereikt.
nist.
Suikervrije kauwgom is te adviseren als niet cariogeen
De consequentie van het feit dat tandenpoetsen onder snoep.
supervisie effectiever is dan tandenpoetsen zonder
supervisie leidt tot de volgende aanbeveling:
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 253

Maximaal 7x per dag eten of drinken. Dit zijn drie – Tijdens de zwangerschap een voorlichtingsgesprek
hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, avondeten) en maxi- over het kindergebit door de mondzorgverlener en de
maal vier tussendoortjes per dag. prenatale zorgverlening.
Indien snoepgedrag een gevolg lijkt van onvoldoende – Na de zwangerschap ouders bij hun periodiek mond-
hoofdmaaltijden, kan een verwijzing naar diëtist of onderzoek voorlichting geven over gebitsverzorging
jeugdgezondheidszorg overwogen worden. van het kind. Deze voorlichting dient ook gegeven te
worden op het consultatiebureau en op elkaar afge-
De mondzorgverlener moet voedingsvoorlichting geven stemd te zijn, een uniforme boodschap.
volgens de vigerende Nederlandse richtlijnen goede – Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg-
voeding. verlener bezoeken voor de tweede verjaardag van het
Zie: http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/ kind, mede door stimulering op het consultatiebu-
richtlijnen-goede-voeding-2006 en reau (JGZ).
http://www.voorlichtingmvo.nl/gfx/file/
Richtlijnen_Goede_Voeding_2006_GR.pdf Als leidraad voor tandheelkundige voorlichting aan
kinderen wordt het basisadvies cariëspreventie van het
Chloorhexidine dient niet te worden ingezet voor ca- Ivoren Kruis (Uitgave 2011) als richtlijngevend be-
riëspreventie bij kinderen. schouwd. Als leidraad voor de JGZ geldt de Handleiding
Aandachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de jeugdge-
Op basis van de wetenschappelijke literatuur komt het zondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005), zie ook
Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het link. In belang van de kwaliteit van zorg is het aan te
Ivoren Kruis tot de volgende aanbevelingen: bevelen dat beide eerstelijn beroepsgroepen op de
1 Tijdens de doorbraak van elementen is extra instruc- hoogte zijn van de adviezen.
tie over reiniging van de occlusale vlakken gewenst.
2 Na volledig doorbraak van het element en tijdens pe- Beide documenten: Het basisadvies cariëspreventie van
riodieke mondonderzoeken dient zorgvuldige diag- het Ivoren Kruis (Uitgave 2011), Handleiding Aan-
nose van de occlusale vlakken plaats te vinden en dachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de jeugdge-
monitoring zodat eventuele progressie van cariës kan zondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005) dienen elke
worden vastgesteld. 5 jaar op hun actualiteit gecontroleerd te worden.
3 Wanneer cariësprogressie is vastgesteld (overgang
naar een ernstiger graad van cariës) zijn aanvullende Angst voor de tandheelkundige behandeling Kinderen met
preventieve maatregelen geı̈ndiceerd waarbij toepas- ‘angst voor de tandarts’ dienen vanaf 1-2 jaar 26 per jaar
sing van sealants een te overwegen mogelijkheid is. voor een periodiek mondonderzoek de mondzorgverle-
4 Het aanbrengen van sealants te overwegen bij kleine ner te bezoeken om angstreductie te bewerkstelligen.
cavitatie of doorschemeren van dentinecariës afhan- Afhankelijk van de inschatting van de mondzorgverle-
kelijk van ingeschatte cariësgevoeligheid van de ner van de mate waarin dit doel bereikt is, kan de fre-
patiënt. quentie geı̈ndividualiseerd worden.
5 Bij ernstige doorschemering of cavitatie kan een
composiet(fissuurlak)restauratie worden aangebracht. Bij elke behandeling is het van belang om het kind
Het blijkt dat gegeven eenzelfde diagnose van de fissuur passende ondersteuning te bieden:
meerdere behandelopties mogelijk zijn, waarvan in ta- – Vertel wat u doet en kondig belastende zaken van te
bel is aangegeven welke optie het meest waarschijnlijk voren aan zodat de behandeling voorspelbaar en voor
is. Welke behandeloptie daadwerkelijk gekozen wordt, het kind beheersbaar verloopt.
hangt onder meer af van het ingeschatte cariësrisico van – Negeer ongewenst gedrag en beloon goed gedrag.
de patiënt, de voorkeur van de patiënt en de voorkeur – Sluit elk bezoek op een prettige manier af.
van de behandelaar.
Bron: Ivoren Kruis Door in de communicatie rekening te houden met de
leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind en bij
Voor het gebruik van sealants wordt het volgen van een de behandeling, bijvoorbeeld de tell-show-do methode
schema aangeraden (zie bijlage 7). toe te passen in combinatie met het langzaam opbou-
wen van de moeilijkheidsgraad van de behandeling,
Alle gezondheidsverleners rond het jonge kind (0-4 jaar) kunnen mondonderzoek en behandeling voor het kind
hebben een taak bij de bevordering van de gezondheid meer voorspelbaar en beter beheersbaar worden ge-
van het kindergebit. Belangrijke aspecten hierbij zijn maakt.
ouders op de hoogte stellen van het basisprotocol
mondverzorging en bevorderen dat ouders zich hieraan
houden. Concreet houdt dat in:
254 Kindertandheelkunde deel 2

46.1.3 diagnostische instrumenten


matie) opwegen tegen de nadelen (potentiële biologi-
Diagnostische instrumenten en hun betrouwbaarheid Er sche schade, kosten) voor de patiënt.
zijn naast de visuele inspectie met behulp van spiegel/
sonde en lichtbron en de specifieke cariësdiagnostische Voorafgaand aan het vervaardigen van röntgenopna-
men dient de patiënt of zijn wettelijke vertegenwoor-
röntgenopnamen (solo-opnamen en BW opnamen) ver-
diger geı̈nformeerd te worden over de reden van het
schillende hulpmiddelen op de markt. Deze maken ge-
röntgenologisch onderzoek. Inzichten, waarden en

46 bruik van doorvallend licht (Fibre Optic Trans Illumi-


nation – FOTI), weerstandsmeting (Electronic Caries
Monitor – ECM en CarieScan) of laserlicht en/of -fluo-
voorkeuren van patiënten dienen te worden gerespec-
teerd door de zorgverlener (informed consent). Bij ver-
schil van inzicht is het aan te bevelen dit vast te leggen
resecentie (Diagnodent2 en QLF-D2). Op basis van
in het patiëntendossier.
eerste onderzoeksgegevens lijken deze hulpmiddelen
een waardevolle aanvullende bijdrage te kunnen leveren FREQUENTIE VAN BITEWING RONTGENOPNAMEN BIJ
aan het diagnosticeren, vastleggen en monitoren van JEUGDIGEN
carieuze aantasting van hard tandweefsel, maar nader Bij het toepassen van bitewing (BW) opnamen voor
onderzoek naar de specifieke toepassingsgebieden is cariësdiagnostiek bij jeugdigen in de laag risicogroep
gewenst. dient rekening te worden gehouden met de prevalentie
in de populatie. Frequenties van 24 maanden (melk- en
De meest betrouwbare vorm van cariësdiagnostiek lijkt blijvend gebit) kunnen op indicatie wenselijk zijn,
op dit moment nog de visuele inspectie te zijn met als ofschoon langere intervallen (36-48-60 maanden)
aanvulling BW en/of solo-röntgenopnamen. Er zijn verdedigbaar zijn bij een voortdurend laag risico op
geen aanwijzingen dat andere dan de besproken diag- cariës.
nostische hulpmiddelen in de tandheelkundige zorg
voor kinderen een zinvolle bijdrage leveren op het ge- Het toepassen van BW röntgenopnamen voor cariës-
bied van diagnose en behandeling. De sonde dient al- diagnostiek tijdens het PMO bij jeugdigen van 4 tot 6
leen voorzichtig gebruikt te worden om eventuele jaar is gebaseerd op een duidelijke klinische aanwijzing
tandplaque te verwijderen. Ontkalkt glazuur is zeer voor initiële cariësactiviteit in combinatie met een
analyse van potentiële risicofactoren/ -indicatoren en
kwetsbaar en beschadiging door het sonde gebruik dient
beschermende factoren voor deze leeftijdscategorie
voorkomen te worden.
(risico-inschatting).

Röntgenopnamen
De indicatie voor BW röntgenopnamen voor 7- tot 12-
jarigen wordt bepaald door het aantal, de grootte en de
EUROPESE AANBEVELINGEN locatie van cariëslaesies die worden waargenomen tij-
dens het klinisch mondonderzoek. Zijn er in het verle-
De rechtvaardiging van het gebruik van röntgenopna- den reeds BW opnamen gemaakt op basis van een
men (European Guidelines on radiation protection in individueel verhoogd risico, dan dient de frequentie
dental radiology, 2004): daarop afgestemd te worden, rekening houdend met
de progressiesnelheid van laesies voor deze leeftijds-
Het vervaardigen van röntgenopnamen voor de diag- categorie. Indien het wisselgebit van 7- tot 12-jarigen
nostiek van cariës bij jeugdigen dient gebaseerd te zijn cariësvrij is, is de kans groter dat dit zo blijft tot de
op een individuele risico-inschatting. Individuele leeftijd van 12 tot 14 jaar en kan het vervaardigen van
gezondheidsrisico’s als gevolg van tandheelkundige BW opnamen beargumenteerd worden uitgesteld.
radiologie zijn beperkt, maar zijn met name groter in de
jongere leeftijdsgroepen (beneden de 30 jaar). Afhankelijk van het risicoprofiel (aanwezigheid van
cariës in het verleden in combinatie met aanwezige
Voorafgaand aan de beslissing om een röntgenopname risicofactoren/beschermende factoren) en het resul-
te vervaardigen, dienen gegevens uit de anamnese taat van het PMO kan bij 12- tot 14-jarigen worden
(patiënthistorie) en klinisch onderzoek te worden overwogen om BW-opnamen te vervaardigen. Als lei-
beoordeeld, die een aanwijzing kunnen vormen voor de draad geldt dat het individuele risico op cariës (bij ieder
aanwezigheid van ziekteverschijnselen en als zodanig PMO opnieuw te beoordelen) maatgevend dient te zijn
een rechtvaardiging vormen voor aanvullend onder- voor het moment waarop de volgende BW-opnamen
zoek met ioniserende straling. Het routinematig ver- worden geı̈ndiceerd, rekening houdend met de twee
vaardigen van röntgenopnamen is niet toelaatbaar. tot driemaal verhoogde progressiesnelheid van cariës-
laesies bij deze leeftijdscategorie in vergelijking met
Voor het vervaardigen van iedere type röntgenopname jong volwassenen (20-27 jaar).
zal een individuele afweging gemaakt moeten worden
of de voordelen van deze röntgenopname (meer infor-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 255

Pijndiagnostiek Om een goede inschatting te kunnen De meerwaarde van de laser voor de cariësbehandeling
maken van de mate van pijnbeleving bij jonge kinderen in de kindertandheelkunde lijkt (nog) onvoldoende
met een aangetaste (melk)dentitie zullen mondzorgver- aangetoond.
leners moeten worden getraind in het observeren van
gedrag en het interpreteren van deze waarnemingen in Behandeling van cariëslaesies met ozon is niet aan te
combinatie met de klinische bevindingen. bevelen.

De behandeling van het (jonge) kind zal er op moeten Bij het restaureren van melkelementen is het restaura-
zijn gericht (gebits-)pijn te voorkomen dan wel te ver- tiemateriaal van eerste keus compomeer, composiet of
helpen. Hierdoor zal in belangrijke mate kunnen wor- een resin modified glasionomeer cement. Bij zeer uit-
den bijgedragen aan het voorkomen van angst voor de gebreide cariëslaesies kan een voorgevormde kroon de
behandeling bij het (jonge) kind. voorkeur genieten.

46.1.4 behandeling Het indicatiegebied voor vitale pulpabehandelingen is


heel beperkt.
Strategieën voor de behandeling van cariës bij kinderen: In geval van exponatie en een gemakkelijk te stoppen
tertiaire preventie Mits toegepast binnen een juist indi- bloeding kan een pulpotomie uitgevoerd worden, mits
catiegebied en uitgevoerd volgens de beschreven rand- onder de juiste condities uitgevoerd en bij voorkeur met
voorwaarden, lijkt NRCT een adequate strategie voor de gebruikmaking van ‘mineral trioxide aggregate’ (MTA).
behandeling van cariës bij jonge en expliciet cariësac- Indien de bloeding niet binnen korte tijd (30-60 sec.)
tieve kinderen in de tijdelijke dentitie. Meer gericht kan worden gestopt, verdient extractie van het betref-
klinisch onderzoek is echter gewenst om NRCT als be- fende element de voorkeur.
handelstrategie verder te onderbouwen.
De werkgroep is van mening dat toepassing van formo-
De Hall-techniek is een effectieve behandelmethode cresol in de kindertandheelkunde wetenschappelijk niet
mits toegepast in het juiste indicatiegebied en volgens te verdedigen en dus niet gerechtvaardigd is.
voorgeschreven protocol.
Extractie is alleen geı̈ndiceerd als er sprake is van kli-
Bij restauratieve behandeling van diepe cariës in melk- nisch en/of röntgenologisch bevestigde ontstekingsver-
elementen die voorafgaand aan de behandeling klach- schijnselen (abces / fistel) al dan niet gepaard gaande
tenvrij zijn, heeft partieel excaveren de voorkeur, op met een pijnhistorie. Ook een specifieke medische con-
voorwaarde dat de caviteit daarna wordt voorzien van ditie (focusvrij maken) van de patiënt leiden tot extrac-
een goed afsluitende restauratie. tie. Bij een symptoomloze pulpapoliep kan een afwach-
tende houding worden aangenomen.
Door de patiëntvriendelijkheid is ART een bij uitstek
geschikte behandelmethode voor (zeer) jonge kinderen Pijnbestrijding bij tandheelkundige behandelingen De
die nog maar weinig ervaring hebben met de tandheel- werkgroep spreekt geen voorkeur uit voor het gebruik
kundige situatie bij de behandeling van klasse I restau- van elektronische dentale anesthesie.
raties.
Voorkomen van pijn is belangrijk bij de behandeling
Cariës kan uitstekend middels handinstrumentarium van jeugdigen. Bij alle behandelingen die pijn kunnen
verwijderd worden. Het gebruik van handinstrumenten veroorzaken adviseert de werkgroep het gebruik van
past heel goed in het huidige denkbeeld van minder lokaal anesthesie.
invasief (be)handelen. Modificaties op de techniek, zoals
het gebruik van ander vulmateriaal zoals compomeer of Inzet van algehele anesthesie bij zeer jonge kinderen
het initieel openen van de laesie met roterend instru- met een grote behandelbehoefte is alleen aan te bevelen
mentarium ter verkrijging van toegankelijkheid voor indien dit gepaard gaat met goede diagnostiek en be-
handinstrumenten, kunnen worden overwogen. handelplanning en de behandelaar specifiek getraind is
in de uitvoering van deze zorg. Toepassing van algehele
Chemomechanische cariësverwijdering is een effectieve anesthesie mag nooit op zichzelf staan en dient te allen
methode. De langere behandeltijd en het gebrek aan tijde onderdeel te zijn van een multidisciplinair behan-
transparantie inzake de hoeveelheid cariës die verwij- deltraject. Algehele anesthesie kan ook geı̈ndiceerd zijn
derd wordt, vormen, in het licht van de huidige inzich- indien restauratieve behandeling niet uitgesteld kan
ten m.b.t. terughoudendheid in cariësverwijdering, een worden tot het kind beter behandelbaar is geworden.
beperkende factor in het indicatiegebied.
256 Kindertandheelkunde deel 2

46.1.5 organisatie van zorg schrift voor Geneeskunde zo mogelijk in andere tijd-
schriften.
Doorverwijzing Indien een mondzorgverlener zelf niet – Het ontwikkelen van na- en bijscholingsactiviteiten
in staat is het vereiste (mond)onderzoek en/of de nood- ten behoeve van de richtlijn in de vorm een geaccre-
zakelijke zorg, bij jeugdigen uit te voeren, moet in het diteerde richtlijn kennistoets via een elektronische
belang van het kind tijdige horizontale verwijzing wor- applicatie voor iedereen toegankelijk.
den aanbevolen.

46 Horizontale verwijzing van jeugdigen is aan de orde als


het vereiste (mond)onderzoek dan wel een noodzakelij-
Voor zorgverleners en belangen- en beroepsorganisaties:
– Presentatie van de aanbevelingen van de richtlijn op
wetenschappelijke bijeenkomsten van betrokken be-
ke zorgrichting niet uitvoerbaar is, of niet tot het ge- roepsorganisaties.
wenste resultaat heeft geleid en niet effectief blijkt te – Op wetenschappelijke jaarvergaderingen van de deel-
zijn. nemende verenigingen de bespreking van de richtlijn
agenderen om ‘startproblemen’ met de richtlijn te in-
Bij horizontale verwijzing dienen de aanbevelingen van ventariseren en bijstelling mogelijk te maken.
de NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als – Intensieve verspreiding van de richtlijn onder leden
uitgangspunt. van beroepsorganisaties, belangenverenigingen en
betrokken wetenschappelijke verenigingen met be-
Bij kinderen en jeugdigen met een verstandelijke en/of hulp van betreffende organisaties.
meervoudige beperking is vroegtijdige verwijzing naar – Het ontwikkelen van scholingsactiviteiten in de regio
een CBT of tandarts gehandicaptenzorg van essentieel binnen het netwerk van studieclubs (IQual), op uni-
belang. versitaire opleidingen en hogescholen zou kunnen
bijdragen aan een intensieve verspreiding.
46.1.6 implementatie – Integrale plaatsing van de richtlijn op het internet op
de website van het CBO (www.cbo.nl), de beroepsor-
Activiteiten implementatie De werkgroep beveelt de vol- ganisaties (NMT, ANT, NVM) en relevante weten-
gende activiteiten aan: schappelijke verenigingen. Op een nader vast te stel-
Voor patiënten: len termijn zal een evaluatie worden gepland van de
– Het schrijven van een verkorte patiëntvriendelijke mogelijke effecten van de richtlijn met behulp van de
versie van de richtlijn. beschreven kwaliteitsindicatoren. De NMT peilstati-
– Het ontwikkelen van een patiëntenfolder in samen- ons zouden deze onderzoeksactiviteiten kunnen uit-
werking met patiëntenorganisaties. voeren en coördineren.
– Patiënten op de hoogte brengen van de richtlijn in – Het tijdens kwaliteitsvisitaties toetsen van het toe-
door hen frequent geraadpleegde bronnen als kran- passen van de aanbevelingen in de richtlijn tijdens de
ten, tijdschriften, televisie en radio. zorgverlening.
– Op de website van praktijken aangeven dat er volgens
Voor zorgverleners: de klinische praktijkrichtlijn Mondzorg bij jeugdigen
– Ontwikkeling en gebruik van hulpmiddelen voor im- wordt gewerkt met een link naar de patiëntvriende-
plementatie van de richtlijn. lijke versie van de richtlijn.
– Opname van stroomdiagrammen in de richtlijn voor
diagnostiek en behandeling waardoor gebruik van de Zie bijlage 9 voor aanvullende adviezen van de werkgroep im-
richtlijn vergemakkelijkt wordt. plementatie.
– Het beschrijven van een klinisch zorgpad op basis van
de aanbevelingen van de richtlijn waarin samenwer- overzicht uitgangsvragen
king tussen disciplines in de mondzorg en samen-
hang van de zorg centraal staat. Epidemiologie
– Tevens zullen op basis van de aanbevelingen een aan- – Wat is de prevalentie van cariës (en andere tandheel-
tal indicatoren worden ontwikkeld op basis waarvan kundige aandoeningen) bij jeugdigen in Nederland in
de mondzorgverlener in staat wordt gesteld zijn het melkgebit en het blijvend gebit?
richtlijnconforme handelen zichtbaar te maken, te
evalueren en te verbeteren. Preventie
– Opname van een samenvatting in de richtlijn. – Op welke leeftijd dient bij jeugdigen het eerste
– Het verzorgen van publicaties in vakbladen van be- periodiek mondonderzoek (PMO) bij de mondzorg-
trokken zorgverleners zoals het Nederlands Tijd- verlener plaats te vinden?
schrift voor Tandheelkunde, het Nederlands Tandart- – Uit welke deelonderzoeken dient het periodiek
senblad, TandartsPraktijk, Nederlands Tijdschrift mondonderzoek te bestaan?
voor Jeugdgezondheidszorg, het Nederlands Tijd-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 257

– Hoe vaak dient het periodiek mondonderzoek bij anesthesie gewenst/aangewezen? Welke anesthesie-
jeugdigen plaats te vinden? Is de mondzorgverlener in techniek verdient de voorkeur?
staat een goede diagnose te stellen? – Wanneer is verwijzing van jeugdigen naar een tand-
– Is het mogelijk jeugdigen met een verhoogd risico op arts pedodontoloog/jeugdtandverzorging of andere
cariës en/of erosie te identificeren? specialist geı̈ndiceerd?
– Hoe kan bij een kind een goede risicoinschatting voor
het krijgen van cariës en/of erosie worden gemaakt? Implementatie
– Welke preventieve strategieën kunnen bij jeugdigen – Hoe wordt de implementatie van de richtlijn gewaar-
worden toegepast en op welke leeftijd en door wie borgd?
dient dit te gebeuren?
– Hoe kan bij jeugdigen ‘angst voor de tandarts’ worden
voorkomen? 46.2 Mondzorg voor jeugdigen

Voorlichting 46.2.1 algemene inleiding


– Welke informatie/voorlichting dient door de tandarts/
tandartsassistente, huisarts, kinderarts, GGD etc. aan Aanleiding
kinderen en/of ouders te worden gegeven ten aanzien Decennialang is er sprake geweest van een aanzienlijke
van preventie, diagnostiek en behandeling en in wel- verbetering van de mondgezondheid onder jeugdigen.
ke vorm? In 2007 werd een verslechtering van de mondgezond-
heid van vijf- en zesjarigen waargenomen (CVZ 2007).
Organisatie van zorg Voortdurende monitoring van de mondgezondheid is
– Hoe kan de samenwerking tussen de verschillende noodzakelijk om vast te stellen of deze verslechtering
disciplines georganiseerd worden (samenwerking zich doorzet. De mondgezondheid van de iets oudere
tussen tandarts en huisarts/GGD/kinderarts etc.)? kinderen lijkt stabiel (CVZ 2011), maar de mondgezond-
heid is nog verre van optimaal en zou nog aanzienljik
Diagnostiek verbeterd kunnen worden.
– Wanneer is het maken van röntgenfoto’s bij jeugdigen Een ongezonde mond wordt mede veroorzaakt door-
ten behoeve van cariësdiagnostiek noodzakelijk? dat ouders het gebit van hun kinderen niet goed ver-
– Wanneer is het maken van panoramische röntgenop- zorgen, veelal in combinatie met slechte eet/drink/
namen als aanvullend diagnostisch hulpmiddel bij mondgewoonten en het niet tijdig bij de tandarts ko-
jeugdigen noodzakelijk? En hoe vaak dient dit dan men voor periodiek mondonderzoek. Dit (mond)ge-
opeenvolgend te gebeuren? zondheidsprobleem begint al bij de jongste jeugd en
– Welke diagnostische instrumenten kunnen verder vraagt derhalve om een gestructureerde aanpak. Als
worden toegepast in de tandheelkundige zorg voor kinderen, al dan niet met een gezonde mond, bij de
jeugdigen en wat is hun betrouwbaarheid? Hoe kan tandarts komen, moeten zij (en hun ouders) kunnen
men bij jeugdigen herkennen dat zij last hebben van vertrouwen op adequate mondzorg. Met ouders worden
kiespijn of andere tandheelkundige klachten? in deze richtlijn ouders of verzorgers van kinderen be-
– Welke methoden voor een betrouwbare pijndiagnos- doeld.
tiek bij jeugdigen zijn beschikbaar? Tandartsen evenals mondhygiënisten kunnen een be-
langrijke rol vervullen bij de preventie van mondziekten
Behandeling bij jeugdigen. Mondzorg voor jonge kinderen is echter
– Welke tandheelkundige behandelingen kunnen wor- niet altijd eenvoudig. De meningen en inzichten hoe dit
den toegepast bij jeugdigen en wanneer zijn deze bij vooral de jongste jeugd het meest optimaal kan
geı̈ndiceerd? Hoe wordt de afweging tussen restaura- worden aangeboden lopen dan ook uiteen (Gruythuysen
tief en niet-restauratief behandelen gemaakt? Is er 2007). Deze situatie leidt ertoe dat onder professionele
verschil tussen behandeling van een melkgebit en be- mondzorgverleners twijfels bestaan over de meest opti-
handeling van een blijvend gebit? Welke complicaties male wijze van handelen als het gaat om de adequate
kunnen zich bij kinderen voordoen bij de verschil- zorg voor het melkgebit/wisselgebit van met name zeer
lende tandheelkundige behandelingen? jonge kinderen, met als gevolg dat niet in alle gevallen
– Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende op het individu afgestemde zorg wordt aangeboden
tandheelkundige behandelingen bij jeugdigen op (Bruers en Van Dam 2007). Een van de conclusies uit het
korte en lange termijn? Wat zijn de effecten van de verslag van het NVvK/VBTGG voorjaarscongres 2008
verschillende vormen van tandheelkundige behande- (Burgersdijk en van Gemert-Schriks) was dat er behoefte
ling op korte en lange termijn? is aan een klinische richtlijn. Meer eenduidigheid in het
– Welke pijnbestrijding is bij tandheelkundige behan- professionele domein over hoe vooral aan de jongste
delingen bij jeugdigen gewenst? Wanneer is bij tand- jeugd volgens de huidige inzichten de beste mondzorg
heelkundige behandeling van jonge kinderen lokale kan worden geboden op geleide van een evidenced-
258 Kindertandheelkunde deel 2

based klinische richtlijn, stelt mondzorgverleners in – het geven van intensieve begeleiding d.m.v. gerichte
staat op een onderbouwde wijze professionele zorg aan preventie en het vastleggen in het patiëntdossier van
de jeugd te bieden. de beschreven zorgrichting door mondzorgverleners
Bovengenoemde overwegingen waren voor de Neder- bij aanwezigheid van mondziekten (zoals cariës of
landse Maatschappij tot Bevordering der Tandheel- erosie).
kunde (NMT) in samenwerking met tandartsen en
mondhygiënisten verenigd in Kies voor Gaaf aanleiding Specifieke doelen van deze richtlijn zijn naast het ge-

46 het initiatief te nemen voor de ontwikkeling van een


multidisciplinaire, ‘evidence-based’ richtlijn ‘Mondzorg
voor jeugdigen’. Het CBO verleende hierbij methodolo-
richt bevorderen van mondgezondheid:
– Het voorkomen van onnodige gezondheidsschade bij
jeugdigen door het geven van evidence-based aanbe-
gische expertise. Deze richtlijn wordt gefinancierd door velingen ten aanzien van verbeterde preventieve,
de NMT. diagnostische en therapeutische interventies.
– Het doen van duidelijke uitspraken over te verrichten
Doelstelling diagnostiek, mondzorg en over het te volgen verwijs-
Deze klinische praktijkrichtlijn (KPR) is een document beleid worden beschreven.
met aanbevelingen ter ondersteuning van de klinische
praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van Met het formuleren van een beperkt aantal, nog op te
wetenschappelijk onderzoek en aansluitende menings- stellen, valide en betrouwbare indicatoren, kunnen een
vorming van experts gericht op het vaststellen van goed aantal in de richtlijn gestelde doelen worden gemeten,
medisch-tandheelkundig handelen. Er wordt aangege- met behulp van de NMT Peilstations.
ven wat in het algemeen als meest optimale mondzorg De richtlijn geeft een eigentijdse visie op de mond-
wordt gezien voor jeugdigen. De klinische richtlijn zorg van jeugdigen om mondzorgverleners en andere
geeft op bewijs gebaseerde aanbevelingen ten aanzien betrokken disciplines uit te nodigen tot een professio-
van primaire, secundaire en tertiaire preventie voor nele attitudeverandering opdat onderbehandeling (‘su-
mondzorg van jeugdigen en kan worden gebruikt bij pervised neglect’) respectievelijk overbehandeling (on-
het geven van voorlichting en adviezen aan ouders en nodige interventies) wordt beperkt en een optimale
jeugdigen. Ook biedt de klinische richtlijn aankno- mondgezondheid wordt gerealiseerd. Of dit doel ook
pingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken werkelijk wordt gehaald kan met indicatoren worden
of lokale protocollen ter bevordering van de implemen- beoordeeld.
tatie. Landelijke verspreiding en implementatie zal
worden nagestreefd rekening houdend met de huidige Doelgroep
wetenschappelijke inzichten met betrekking tot effec- De richtlijn is bedoeld voor alle mondzorgverleners,
tieve invoering van zorginnovaties. huisartsen, medewerkers jeugdgezondheidszorg (JGZ),
Het hoofddoel is het verkrijgen van meer uniformiteit kinderartsen en diëtisten.
met betrekking tot de primaire, secundaire en tertiaire Onder mondzorgverlener wordt in deze richtlijn ver-
preventie en begeleiding bij zowel tandartsen, tandarts- staan de professional1 in de praktijk die zorg verleent
pedodontologen, mondhygiënisten, huisartsen, jeugd- binnen het voor ieder specifiek wettelijk omschreven
artsen, kinderartsen en het definiëren van de referen- deskundigheidsgebied. Mondzorgverleners nemen
tiekaders waarbinnen de multidisciplinaire zorg van hierbij de vigerende wetgeving in acht alsmede de te
kindertandheelkunde plaats moet vinden. Deze richt- stellen bekwaam- en bevoegdheidseisen vastgelegd in
lijn zal tevens bijdragen aan een verbetering van de wetgeving en IGZ- richtlijnen en de eigen gedragsregels
communicatie tussen mondzorgverleners en ouders als- van de beroepsgroepen.
mede tussen zorgverleners onderling.
Aspecten die daarbij een rol spelen zijn: Samenstelling van de richtlijnwerkgroep
– het geven van adequate voorlichting en advisering aan Voor het ontwikkelen van deze richtlijn is in 2009 een
alle ouders en jeugdigen, waarbij een patiëntvriende- multidisciplinaire richtlijncommissie samengesteld,
lijke en patiëntveilige attitude jegens de doelgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle disciplines
een kernwaarde is; betrokken bij mondzorg voor kinderen, met vertegen-
– het gericht opsporen en omschrijven van risicogroe- woordiging vanuit de Stichting Kind en Ziekenhuis, en
pen door het tijdig uitvoeren van periodiek mondon- adviseurs van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezond-
derzoek en indien nodig door te verwijzen bij com- heidszorg CBO (zie ‘Samenstelling van de richtlijn-
plexe problemen; werkgroep’).
– het aanbieden van optimale preventieve en curatieve Bij het samenstellen van de richtlijncommissie is re-
zorg waarbij zowel niet-restauratieve als de invasieve
cariësbehandeling door middel van restauraties en
extracties onderdeel uitmaken van integrale mond- 1 Zijnde tandarts, tandartsspecialist, mondhygiënist, tandprotheti-
zorg; cus of tandartsassistent.
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 259

kening gehouden met de geografische spreiding van de Belangrijke selectiecriteria hierbij waren: vergelijkend
leden, met een evenredige vertegenwoordiging van de onderzoek met hoge bewijskracht, zoals meta-analyses,
verschillende betrokken verenigingen en instanties, als- systematische reviews, randomized controlled trials
mede met een spreiding al dan niet in academische (RCT’s) en controlled trials (CT). Waar deze niet voor-
achtergrond. De leden hebben onafhankelijk gehandeld handen waren, werd verder gezocht naar vergelijkend
en waren gemandateerd door hun vereniging. Een cohort onderzoek, vergelijkende patiënt-controle stu-
overzicht van de belangenverklaringen over mogelijke dies of niet vergelijkend onderzoek.
financiële belangenverstrengeling is als addendum bij De kwaliteit van deze artikelen werd door epidemio-
de richtlijn gevoegd. logen van het CBO beoordeeld aan de hand van ‘evi-
dence-based richtlijnontwikkeling’ (EBRO)-beoorde-
Werkwijze van de richtlijncommissie en de lingsformulieren. Artikelen van matige of slechte kwa-
subwerkgroepen liteit werden uitgesloten. Na deze selectie bleven de
Gezien de omvang van de opdracht werd een aantal artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende
subwerkgroepen uit de richtlijncommissie gevormd met conclusies in de richtlijn staan vermeld. De geselec-
vertegenwoordigers van relevante disciplines. Daarnaast teerde artikelen zijn vervolgens gegradeerd naar de
zorgde de voorzitter samen met de adviseurs van het mate van bewijs, waarbij de volgende indeling is ge-
NMT en CBO, voor de coördinatie en onderlinge af- bruikt (tabel 46.1). De mate van bewijskracht en niveau
stemming van de subgroepen. van bewijs zijn in de conclusies van de verschillende
De richtlijncommissie heeft gedurende een periode hoofdstukken weergegeven. De belangrijkste literatuur
van ongeveer twee jaar gewerkt aan de tekst voor de waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld.
conceptrichtlijn. De subwerkgroepen beoordeelden de
door de adviseurs van het CBO geschreven wetenschap- Indeling van de onderbouwing naar mate van
pelijke onderbouwingen en formuleerden vervolgens de bewijskracht
overige overwegingen en aanbevelingen. Tevens schre- De beschrijving en beoordeling van de verschillende ar-
ven de subwerkgroepen consensusteksten wanneer we- tikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje
tenschappelijk bewijs voor het beantwoorden van de ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. Het wetenschappe-
uitgangsvraag ontbrak. De teksten werden tijdens ple- lijk bewijs is samengevat in een ‘Conclusie’, waarbij het
naire vergaderingen van de richtlijncommissie bespro- niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
ken en na verwerking van de commentaren geaccor-
deerd. De voltallige richtlijncommissie is dertienmaal Totstandkoming van de aanbevelingen
bijeen geweest om de resultaten van de subwerkgroepen Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het
in onderling verband te bespreken. De teksten van de wetenschappelijk bewijs vaak andere aspecten van be-
subwerkgroepen zijn door een redactieteam samenge- lang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaar-
voegd en op elkaar afgestemd tot één document: de heid van speciale technieken of expertise, organisatori-
conceptrichtlijn. Deze wordt aan de betrokken vereni- sche aspecten, maatschappelijke consequenties of kos-
gingen verstuurd voor commentaar. Na verwerking van ten. Deze aspecten worden besproken na de ‘Conclusie’
het commentaar wordt de richtlijn naar verwachting in in de ‘Overige overwegingen’. Hierin wordt de conclusie
het voorjaar van 2012 door de voltallige richtlijncom- op basis van de literatuur in de context van de dagelijkse
missie vastgesteld en ter autorisatie naar de relevante praktijk geplaatst en vindt een afweging plaats van de
beroepsverenigingen gestuurd. voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De
uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat
Wetenschappelijke bewijsvoering van het beschikbare bewijs in combinatie met deze
De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn voor zover mo- overwegingen. Het volgen van deze procedure en het
gelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd weten- opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de
schappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden ge- transparantie van de richtlijn te verhogen. Het biedt
zocht door het verrichten van systematische zoekacties ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werk-
in de Cochrane Library, Medline, Embase. Hierbij werd groepvergaderingen en vergroot bovendien de helder-
de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels, Duits, Frans. heid voor de gebruiker van de richtlijn.
Daarnaast werden handmatige zoekacties verricht. Er
werd gezocht vanaf 1999 tot 2009. Als trefwoorden voor Patiëntenperspectief
de patiëntenpopulatie in Medline werden gebruikt: de Bij het opstellen van de richtlijn is rekening gehouden
MESH (Medical Subject Heading) termen: zie Bijlage 1: met het patiëntenperspectief. De conceptrichtlijn is
Verslag literatuursearch kindertandheelkunde. Belang- voorgelegd aan de Stichting Kind en Ziekenhuis. Tot
rijk recent verschenen onderzoek is door de werkgroep slot is in de eindfase in samenwerking met de Stichting
meegenomen als hier aanleiding voor was. Kind en Ziekenhuis een patiëntenversie van de richtlijn
en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld.
260 Kindertandheelkunde deel 2

Tabel 46.1 Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

Interventie Diagnostisch accuratesse onderzoek Schade of bijwerkingen, etiologie,


prognose*

A1 Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2 Gerandomiseerd dubbelblind vergelij- Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een Prospectief cohort onderzoek van vol-
kend klinisch onderzoek van goede ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkap- doende omvang en follow-up, waarbij

46 kwaliteit van voldoende omvang waarden en onafhankelijke beoordeling van de resulta-


ten van test en gouden standaard, betreffende een
voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die
allen de index- en referentietest hebben gehad
adequaat gecontroleerd is voor ‘con-
founding’ en selectieve follow-up vol-
doende is uitgesloten.

B Vergelijkend onderzoek, maar niet met Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar Prospectief cohort onderzoek, maar
alle kenmerken als genoemd onder A2 niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd niet met alle kenmerken als genoemd
(hieronder valt ook patiënt-controle onder A2 of retrospectief cohort on-
onderzoek, cohort-onderzoek) derzoek of patiënt-controle onderzoek

C Niet-vergelijkend onderzoek

D Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel
mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

zorg leveren. Zij kunnen daarmee ook onderwerpen


Tabel 46.2 Niveau van conclusies
voor verbeteringen van de zorgverlening identificeren.
Conclusie gebaseerd op

1 Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van De richtlijn wordt getoetst bij de eindgebruiker in de
elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2, met consis- verschillende regio’s en wetenschappelijke verenigin-
tent resultaat gen.
2 1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van
elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar
3 1 onderzoek van niveau B of C
wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen in-
4 Mening van deskundigen zichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moe-
ten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen.
Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiën-
Implementatie en evaluatie ten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn.
concept van de richtlijn is zo veel mogelijk rekening Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt
gehouden met de implementatie van de richtlijn en de dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Wanneer van de
daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. richtlijn wordt afgeweken, moet dit echter beargumen-
De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante be- teerd, gedocumenteerd en, waar nodig, in overleg met
roepsgroepen en instellingen. Ook wordt een samen- de patiënt worden gedaan.
vatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan
het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde en zal Herziening
er in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht Uiterlijk in 2017 wordt door de Nederlandse Maat-
worden besteed aan de richtlijn. Daarnaast wordt de schappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT), na
integrale tekst van de richtlijn op de websites van de raadpleging van of op advies van de aan de richtlijn
NMT, de Stichting Kind en Ziekenhuis, het CBO, de participerende verenigingen, bepaald of deze richtlijn
betrokken beroepsverenigingen en andere relevante nog actueel is. Zonodig wordt een nieuwe werkgroep
websites geplaatst. geı̈nstalleerd om (delen van) de richtlijn te herzien. De
geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen in-
Om de implementatie en evaluatie van deze richtlijn te dien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een her-
stimuleren, zal de richtlijnwerkgroep een implementa- zieningstraject te starten.
tieplan opstellen en een lijst van indicatoren ontwikke-
len aan de hand waarvan de implementatie c.q. het ef-
fect van de richtlijn op de mondzorg kan worden ge-
meten. Indicatoren geven in het algemeen de zorgver-
leners de mogelijkheid te evalueren of zij de gewenste
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 261

46.2.2 inhoudelijke inleiding zeventig bleek echter dat er geen sprake meer was van
een tekort aan tandartsen en er werd zelfs gevreesd voor
Tandheelkundige zorg en epidemiologisch een overschot (Bronkhorst, Rijnsburger en Truin
onderzoek in Nederland: een historisch perspectief 2001).3Ter verbetering van de mondgezondheid namen
De praktische uitvoering van de mondzorgverlening ‘De overheid, gezondheidsinstellingen en tandartsen in de
belangrijkste ziekte van het gebit, tandcariës, treedt jaren zestig en zeventig allerlei initiatieven om het ge-
reeds bij jonge kinderen op. Indien men streeft naar een bitsbewustzijn en het belang van preventie te stimule-
in tandheelkundig opzicht gezonde bevolking, zal men ren door gestructureerde tandheelkundige voorlichting
in de eerste plaats moeten trachten bij de jeugd cariës te en opvoeding (TGVO). In 1968 start in Utrecht de eerste
voorkomen’. Aldus de Fédération Dentaire International Nederlandse opleiding voor mondhygiënisten met vijf
(1949), geciteerd door Kalsbeek (1972). studenten. In 1970 wordt de Nederlandse Vereniging
Nadat al vanaf 1851 werd aanbevolen om van staats- voor Mondhygiënisten (NVM) officieel erkend en het
wege tandartsen aan te stellen om op scholen regelmatig aantal opleidingsplaatsen wordt uitgebreid.
periodiek mondonderzoek uit te voeren bij kinderen, Er werd budget vrijgemaakt voor langdurige pu-
startten in 1921 en 1922 in respectievelijk Dordrecht en bliekscampagnes (van Loveren en Eijkman 2003). Deze
Bloemendaal de eerste diensten voor schooltandverzor- campagnes richtten zich via consultatiebureaus, GGD-
ging (Carpay en Nieman 1986). Het Ivoren Kruis stelde en en de schooltandverzorging met name ook op de
in de jaren dertig van de vorige eeuw dat alleen via deze (ouders van) jeugdigen. Ook de schooltandverzorging
collectieve benadering kon worden bereikt dat ieder had in beginsel primair een educatieve taak. Onderdeel
kind tijdig bij de tandarts zou komen om tenminste het van het al genoemde controle- en behandelsysteem was
blijvend gebit te kunnen behouden (Kalsbeek 2007). het geven van onderricht in poetsen en voorlichting over
Tot de Tweede Wereldoorlog werden deze zoge- voeding en gebitsonderhoud. Preventie werd het sleu-
naamde schooltandverzorgingsdiensten rechtstreeks telwoord om de mondgezondheid van de jeugd te be-
gefinancierd door gemeenten. Na de Tweede Wereld- vorderen. Echter, door de hoge werkdruk van de
oorlog gingen de ziekenfondsen (via welke sinds 1941 de (school)tandartsen kwam van die educatieve taak weinig
meerderheid van de bevolking was verzekerd) bijdragen, terecht. Zij waren vooral gericht op de steeds toene-
waarmee een meer solide financiële basis ontstond. Dit mende behoefte aan curatieve zorg (c.q. detectie en res-
leidde tot een snelle groei van een stelsel van lokale tauratie van cariës). Daarmee kreeg de met name de
diensten, met een systeem dat eerder al in Duitsland schooltandverzorging een negatief imago (den Dekker
grootschalig was ingevoerd. Hierin werden de gebitten 2008). Door de al genoemde sterke toename van het
van kinderen twee maal per jaar onderworpen aan aantal vrijgevestigde tandartsen in de jaren zeventig
periodiek mondonderzoek en zo nodig direct behan- ontstond bovendien een concurrentieverhouding met de
deld.2 In 1974 waren er 128 schooltandverzorgingsdien- schooltandverzorging. Het aantal kinderen dat deze
sten waar ruim 780.000 kinderen van 6 tot 14 jaar ge- diensten bezocht, daalde. Ouders gaven er meer en meer
bruik van maakten (Boot en Knapen 1984). Eind zeven- de voorkeur aan om samen met hun kind naar de huis-
tiger jaren was 93% van de gemeenten aangesloten bij tandarts te gaan, onder meer omdat daar de opvang te
een schooltandverzorgingsdienst (den Dekker 2008). allen tijde geregeld is.4 De opleidingscapaciteit en het
Dit was geen overbodige luxe, want het was zeer aantal opleidingen werd als gevolg van die aanname
slecht gesteld met de gebitsgezondheid van de bevol- ingeperkt.
king en met name de jeugdigen (Van Loveren en Eijk-
man 2003). Tandbederf was volksziekte nummer één.
Rond 1960 was de tandheelkunde al in de politieke 2 Dit was het zogenoemde ‘systeem Kantorowicz’ of ‘Bonner-sys-
aandacht komen te staan. Vanuit de zorg over die slechte teem’ (naar de voorvechter ervan en de plaats waar het voor het
mondgezondheid werd gesproken over de wenselijkheid eerst was ingevoerd).
van schaalvergroting, epidemiologisch onderzoek en de 3 Als reactie hierop kregen ziekenfondsen de bevoegdheid om geen
aanpak van de (preventieve) tandzorg voor de jeugd nieuwe contracten met nieuw gevestigde tandartsen af te sluiten
(Edeler 2009). in regio’s met een verhouding van één tandarts op 3.250 inwoners.
Tot het midden van de jaren zeventig was het beleid Veel jonge tandartsen namen daarop noodgedwongen hun toe-
van de overheid erop gericht om het aantal tandartsen te vlucht tot het buitenland.
vergroten. Het aantal opleidingen werd uitgebouwd, tot 4 Wat hier waarschijnlijk meespeelt, zijn de veranderende gezags-
eind jaren zestig met het starten van een vijfde oplei- verhoudingen in de jaren zestig. Een voorbeeld daarvan wordt
ding een instroomcapaciteit van 465 studenten was be- aangehaald door Edeler (2009). Toen een TNO-onderzoeksgroep
reikt. Telde Nederland in 1960 nog zo’n 2.500 tandart- in de jaren vijftig kinderen uit Tiel en Culemborg regelmatig wilde
sen (op een bevolking van 11.5 miljoen), in 1975 waren onderzoeken, kreeg men daar eenvoudig via de gemeente of via de
dit er bijna 4.500 (op een bevolking van 13.6 miljoen) schooldirecteuren toestemming voor. In de jaren zestig moesten
(CBS). De tandartsratio was daarmee gedaald van circa 1 ouders worden aangeschreven om toestemming te vragen (en
op 4.600 naar 1 op ruim 3.000 inwoners. Eind jaren kreeg men te maken met weigeringen).
262 Kindertandheelkunde deel 2

Het overschot aan tandartsen speelde hierbij ook een en investeringen in preventie door onderwijs en ge-
rol; er waren geen ‘tandheelkundige noodgebieden’ meenten, vanaf de jaren 90 geen verdere verbetering van
meer (Carpay en Nieman 1986). Het aantal schooltand- de mondgezondheid onder jeugdigen is opgetreden, die
verzorgingsdiensten kwam verder onder druk te staan aan inspanningen van Openbare Gezondheidszorg kan
vanwege de slechtere financiële situatie van gemeenten worden gerelateerd. Vanaf 2005 verminderde gemeenten
als gevolg van de economische recessie. Bovendien had- onder druk van op een volgende bezuinigingen de for-
den kinderen die de schooltandverzorging bezochten, matieplaatsen voor tandheelkundig preventief mede-

46 veelal ook een hoger risico op cariës en kwamen vaker


uit een leefomgeving met een sociaal economisch lagere
status. Uiteindelijk was daardoor dit systeem, waarin de
werker.

De toestand van het gebit Voor de Tweede Wereldoorlog


zorg naar kinderen werd toegebracht, te duur in verge- werd in Nederland slechts sporadisch tandheelkundig
lijking met de zorg door de vrijgevestigde tandarts. In epidemiologische onderzoek gedaan. In de tweede helft
1985 besloot de overheid dan ook om over te gaan van van de vorige eeuw heeft zich echter een rijke traditie
een abonnementssysteem naar betaling per verrichting van tandheelkundig epidemiologisch onderzoek in Ne-
(TJZ). derland ontwikkeld. In de eerste periode werd het on-
derzoek vooral uitgevoerd ter evaluatie van het Tiel-
Tussen 1985 en de eeuwwisseling vond dus een groot Culemborgonderzoek (Kwant et al. 1974, Groeneveld et
deel van de mondzorg voor jeugdigen plaats door vrij- al. 1988). In de jaren ‘70 en ‘80 werden onderzoeken
gevestigde tandartsen in de algemene praktijk. Enkele uitgevoerd ter evaluatie van lokale voorlichtingsprojec-
Regionale Instellingen voor Jeugdtandverzorging ble- ten (van Loveren en Eijkman 2003). Daarnaast voerde de
ven geprivatiseerd bestaan verspreid over het land en Universiteit van Nijmegen in samenwerking met TNO
dat is tot op de dag van vandaag nog steeds zo. het landelijk epidemiologisch onderzoek (LEOT) uit
Daarnaast ontstond in deze periode meer belangstel- (Van ’t Hof et al. 1989), terwijl ook een langdurig eva-
ling voor de wetenschappelijke kennis rondom de luatie van de gebitssituatie in de gemeente Den Haag
mondzorg voor jeugdigen resulterend in de eerste leer- werd gestart (Truin et al. 1997). In 1987 startte het zo-
stoel voor Kindertandheelkunde (Prof. A.J. van Ame- genaamde TJZ-project van TNO en ACTA waarbij de
rongen) in 1986, te Nijmegen, de start van de gediffe- gebitssituatie van 5-, 11-, 17-, en 23-jarigen wordt vast-
rentieerde opleiding voor tandartsen tot tandarts-pedo- gelegd in 4 middelgrote gemeenten in Nederland (Kals-
dontoloog (1995) en de aanvullende opleiding voor beek et al. 1994). Dit onderzoek wordt nog steeds uitge-
mondhygiënisten tot kindertandverzorgenden resp. voerd. De resultaten van al deze onderzoeken zijn re-
mondverzorgenden. gelmatig samengevat in artikelen in het Nederlands
De oprichting van een wetenschappelijke vereniging: Tijdschrift voor Tandheelkunde. Globaal is de ontwik-
de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde keling van de hoeveelheid cariës de volgende geweest.
(NVvK) (1970) onderstreept deze behoefte aan bundeling Tot begin jaren 70 nam de hoeveelheid cariës gestaag toe
van kennis en wetenschappelijke verdieping van de tot recordhoogte van gemiddeld 18 gaatjes in het melk-
mondzorg aan jeugdigen. gebit bij 5-jarigen (<10% van de kinderen heeft geen
De huidige zorg voor de mondgezondheid van jeug- gaatjes) en 8 aangetaste blijvende tanden en kiezen in
digen wordt gekenmerkt door meerdere op verschillend het gebit van 12-jarigen (op deze leeftijd telt het gebit
niveau opgeleide professionals die al dan niet in een gemiddeld circa 12 blijvende gebitselementen). In de
vorm van samenwerking (ketenzorg) op een of meer periode van begin jaren 70 tot eind jaren 80 vindt er een
locaties de mondzorg aan jeugdigen aanbieden. enorme verbetering plaats. Rond 1985 heeft het 5-jarige
kind gemiddeld 4 à 5 gaatjes, terwijl circa 50 tot 60% van
In de periode tussen 1985 tot 1990 kwam een landelijk de kinderen geen gaatjes heeft. Begin jaren 90 heeft het
dekkend infrastructuur voor Openbare Basisgezond- onderzochte 12-jarige kind gemiddeld 1 gaatje, terwijl
heidsdiensten tot stand, later GGD genoemd. De collec- het percentage gaatjesvrije kinderen is toegenomen van
tieve tandheelkundige preventie van de voormalige 0% tot ruim 50%. Sinds die tijd is de gebitstoestand van
schooltandverzorgingsdiensten werd daarin onder regie de 5- en 12- jarigen niet meer verbeterd.
van de jeugdgezondheidszorg gebracht. Collectieve In de bovengeschetste situatie zijn 2 opvallende
tandheelkundige preventie is vanaf dat moment een waarnemingen: 1. Dat het laagste niveau cariës bij 5-ja-
wettelijk verankerde taak van gemeenten. Gemeenten rigen eerder bereikt is (rond 1985) dan bij 12-jarigen
behielden beleidsvrijheid over de aard, omvang en (begin jaren 90) en 2. Dat de gebitssituatie niet meer
kwaliteit. Dat leidde tot aanzienlijke verschillen in be- verbeterde na het geboortecohort van circa 1978. Dit
leid en uitvoering van de collectieve tandheelkundige ondanks alle preventieve inspanningen die sinds die
preventie. Vanaf 1986 werd de preventie infrastructuur periode zijn toegevoegd aan het op dat moment be-
versterkt met een paragraaf Gezondheidseducatie in de staande arsenaal. Het mag verwacht worden dat voor
nieuwe Wet op het Basisonderwijs. Opmerkelijk is dat iedere leeftijd geldt dat de hoeveelheid gaatjes het
zich, ondanks invoering van bovengenoemde wetgeving laagste punt bereikt als dit geboortecohort die leeftijd
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 263

bereikt. Tot die tijd zal op een bepaalde leeftijd het variabelen. Ook ten aanzien van de mate van cariës-
aantal gaatjes waarschijnlijk afnemen, daarna stabiel ervaring was er geen verschil in de tijd. De verzor-
blijven, verder dalen onder invloed van nieuwe impul- gingsgraad van het blijvend gebit lijkt in de 3 leeftijd-
sen voor gebitsverzorging of weer toenemen als de aan- groepen stabiel te zijn geweest en varieert in 2009 van
dacht voor een gezond gebit en dien overeenkomstig de circa 70 tot circa 80% (College voor zorgverzekeringen,
preventieve verzorging afneemt. 2011). In dit onderzoek gaf tussen de 3 tot 10% van de
Het meest recente overzichtsartikel over de gebitstoe- jeugdigen aan nogal of erg bang voor de tandarts te zijn.
stand van de Nederlandse jeugd is het artikel trends in In de laatste decennia wordt in de algemene praktijk een
de prevalentie cariës bij de 6- en 12- jarige jeugd in Ne- toename van erosieve gebitsslijtage bij jeugdigen ge-
derland (Truin et al. 2010). De onderstaande gegevens constateerd. In 2002 publiceert van Rijkom et al. de
zijn uit dit artikel overgenomen (tabel 46.3 en 46.4). De eerste prevalentiecijfers van erosieve gebitsslijtage bij
auteurs bevestigen in hun conclusie het bovengeschetste tieners in Den Haag. Bij de 10- tot 13-jarigen werd deze
beeld: ‘Geconcludeerd werd dat vanaf midden jaren ’80 bij 5- en vorm van gebitsslijtage nog in beperkte mate aange-
6-jarigen de daling van de cariësprevalentie in de tijdelijke troffen (circa 3% van de onderzochte groep), maar bij de
dentitie tot stilstand is gekomen. Tegelijkertijd nam in de pe- 15- en 16-jarige had 30% enige vorm van erosieve gebits-
riode 1992 tot en met 2005 het percentage kinderen met een slijtage en 11% een aanmerkelijk vorm. De erosieve ge-
cariësvrije tijdelijke dentitie af bij jeugdige ziekenfondsverze- bitsslijtage werd vooral aangetroffen bij de eerste blij-
kerden en bij patiënten van de instellingen voor jeugdtandver- vende molaren en de snijtanden van het bovengebit (zie
zorging. Bij de 11- en 12-jarigen zijn geen aanwijzingen dat de tabel 46.5).
cariësprevalentie in de blijvende dentitie verandert. Gelet op het Onderzoek in 2005 laat zien dat de prevalentie over de
hoge percentage 12-jarigen met een cariësvrij blijvend gebit, zal jaren 2002-2005 (24% van 12-jarige Haagse kinderen)
verdere verbetering van de mondgezondheid in deze leeftijds- stabiel is (Truin et al. 2007). Maar onderzoek elders in
groep steeds moeilijker worden.’ Nederland geeft een hogere prevalentie van circa 32%
In dit onderzoek werd ook de restauratieve verzor- van de 12-jarigen zien, terwijl in de 3 jaar dat deze kin-
gingsgraad van het gebit gegeven. Dit is een breuk met deren gevolgd zijn de prevalentie in de eerste anderhalf
in de teller het aantal vullingen in de noemer het aantal jaar toenam tot circa 44% en daarna stilstond (El Aidi et
vullingen plus het aantal gaatjes. De verzorgingsgraad al. 2010). Voortgeschreden erosieve gebitsslijtage kan
voor de 5-jarigen varieerde van 14-40% en voor de 12- veel problemen geven zowel met esthetiek, met gevoe-
jarigen van 43-86%. Bij de interpretatie van de restaura- ligheid als met occlusie en articulatie. Evenals tandca-
tieve verzorgingsgraad bij kinderen moet grote voor- riës is erosieve gebitsslijtage een multifactorieel proces.
zichtigheid worden betracht. Kleine veranderingen in Duidelijk is dat het gebruik van voeding met vrij zuur
zowel de teller als de noemer hebben vooral bij een laag een belangrijke rol speelt bij de etiologie. Dit betekent
aantal cariëslaesies en van restauraties grote verande- ook dat preventie van voortschrijding van erosie gebits-
ringen in het percentage van de verzorgingsgraad tot slijtage dikwijls mogelijk is. Omdat erosieve gebitsslij-
gevolg. tage op bevolkingsniveau vooral lijkt te ontstaan tot
Voorzichtig mag geconcludeerd worden dat de ver- circa het 15de jaar is het raadzaam om tijdens PMO te
zorgingsgraad over de beschreven periode stabiel is ge- screenen op tekenen van erosieve gebitslijtage.
bleven.

Er wordt geopperd dat tegenwoordig de gebitssituatie 46.3 Screening


verslechtert. Het rapport Signalement Mondzorg 2011
(meting in 2009 van de gebitstoestand van 9, 15 en 21 46.3.1 leeftijd eerste periodiek
jarigen als vervolgproject op de TJZ-onderzoeken) is in- mondonderzoek
middels beschikbaar (College voor zorgverzekeringen,
2011). Dit rapport onderschrijft deze gedachte niet. Het Uitgangsvraag
percentage 9-jarigen met een cariësvrij melkgebit was in Op welke leeftijd dient bij jeugdigen het eerste periodiek mond-
2009 hoger dan in 2003 (42 versus 31%). Het gemiddelde onderzoek (PMO) bij de mondzorgverlener plaats te vinden?
aantal gaatjes was niet afgenomen. Ook bij 15-jarigen
was het percentage gaatjesvrije jeugdigen in 2009 hoger Samenvatting van de literatuur
dan in 2003 (44 versus 33%), maar in 1996 werd (al) een Wetenschappelijk onderbouwing Er is geen onderzoek
percentage van 40% gemeten. De 15-jarigen hadden in gevonden dat aantoont dat de leeftijd waarop het jonge
2009 minder(al dan niet gevulde) gaatjes dan die in 2003 kind naar de tandarts gaat bepalend is voor de gebits-
(2,4 versus 3,7). De verbetering werd ook waargenomen gezondheid. Er is wel onderzoek gevonden dat kinderen
in de groep met een lage sociaaleconomische status bij wie op jongere leeftijd begonnen is met poetsen een
(SES). Bij de 21-jarigen was er geen verandering in het gezonder gebit hebben dan kinderen bij wie pas op la-
percentage cariësvrijen tussen 2003 en 2009. Dit bleef zo tere leeftijd werd begonnen met poetsen (Van Obbergen
wanneer rekening werd gehouden met de achtergrond- 2001). De mondzorgverlener moet het vroegtijdig star-
264 Kindertandheelkunde deel 2

gen zijn van het (aanstaande) kindergebit. Bovendien


Tabel 46.3 Cariësonderzoeken bij specifieke groepen
moeten de ouders in staat worden gesteld de verzorging
van 5-jarigen uitgevoerd tussen 1992 en
2008 in Nederland.
met een deskundige te kunnen bespreken en te oefenen.
Na doorbraak van de elementen kan de mondzorgverle-
kinderen cariësvrij dmfs SD dmfs niet ner constateren of de verzorging van de ouders adequaat
(%) cariësvrij
is dan wel bijsturing vereist. Hiertoe is het noodzakelijk
Tandheelkundige verzorging jeugdige ziekenfondsverzekerden dat de mondzorgverlener periodiek mondonderzoek bij

46 1993

1999
461

435
55

51
3,0

4,0
5,9

7,4
6,7

8,2
het kind verricht. Bovendien kan in deze fase de ge-
woonte om het gebit periodiek aan mondonderzoek te
onderwerpen worden opgebouwd. Praktijkbezoeken
2005 386 44 4,6 8,0 8,2 kunnen positief en neutraal zijn (er is naar verwachting
nog geen ingreep noodzakelijk), hetgeen bescherming
Jeugdtandverzorging Noordoost Noord-Brabant
lijkt te kunnen bieden tegen de ontwikkeling van angst
1992 188 63 1,6 3,6 4,3 bij kinderen (latente inhibitie). Doordat periodiek
mondonderzoek op zeer jonge leeftijd nog maar weinig
1998 110 66 2,7 6,0 7,9
gebeurt, bestaat er in het veld onvoldoende kennis en
2005 194 56 3,8 7,3 8,6 kunde over de wijze waarop dit onderzoek plaatsvindt
bij kinderen. Er is in het veld nog onvoldoende kennis
Zoetermeer
aanwezig over hoe ouders te steunen bij de mondver-
1992 192 68 1,3 2,8 4,1 zorging van onwillige kinderen.
1998 153 56 2,3 4,5 5,2

2005 87 53 3,7 6,6 7,9 Aanbevelingen

Rotterdam
– De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na
1992 154 34 5,5 7,7 8,3 de zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het
kindergebit en de prenatale zorgverlening door de
1998 119 42 4,5 6,7 7,8
mondzorgverlener dient plaats te vinden.
2005 225 22 8,1 8,0 10,4 – Na de zwangerschap wordt aanbevolen ouders bij
hun periodiek mondonderzoek voorlichting te geven
Texel
over gebitsverzorging zuigeling. Deze voorlichting
1992 160 66 2,1 4,9 6,2 dient ook gegeven te worden op het consultatiebu-
reau. Een geschikte leeftijd hiervoor is 6-9 maanden.
1998 150 57 2,0 4,3 4,7
– Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg-
2005 73 48 2,6 4,4 5,0 verlener bezoeken. In ieder geval een bezoek afspre-
ken in de mondzorgpraktijk voor de tweede verjaar-
dag van het kind. Zorgverleners die kinderen van 2
ten van zelfzorg (op deze leeftijd nog mantelzorg) be- jaar of ouder zien die eerder nog niet bij een mond-
vorderen. De mondzorgverleners moeten actief bevor- zorgverlener zijn geweest, worden geacht de ouders
deren dat voorlichting hierover gegeven wordt door de hierop te attenderen.
prenatale- en jeugdgezondheidszorg. In internationale – De werkgroep is van mening dat aanvullende scho-
richtlijnen worden voor het eerste periodiek mondon- ling nodig is over onderzoek, diagnostiek, indicatie-
stelling en preventieve en curatieve behandeling bij
derzoek leeftijden rond de doorbraak van de eerste
zeer jonge kinderen. Tevens dient in de nascholing
melkelementen genoemd.
aandacht te worden besteed aan pedagogische ele-
menten die deel uitmaken van de zorg thuis.

Niveau 4 In diverse internationale richtlijnen wordt geadviseerd


het eerste bezoek aan de mondzorg te plannen rond
het doorbreken van de eerste melkelementen.
46.3.2 periodiek mondonderzoek
D Internationale richtlijnen (AAPD, BSPD, EAPD)

Uitgangsvraag
Conclusie Hoe vaak dient het periodiek mondonderzoek bij jeugdigen
Overige overwegingen plaats te vinden? Is de mondzorgverlener in staat een goede
In de eerste levensjaren wordt de gezondheid van het diagnose te stellen?
kindergebit voornamelijk bepaald door de preventieve
zorg die ouders er aan besteden. De ouders dienen Inleiding
daarom op de hoogte te zijn hoe goede gebitsverzorging Het Periodieke Mondonderzoek (PMO) wordt in Neder-
moet plaats vinden en wat in deze levensfase bedreigin- land door professionals en patiënten opgevat als een
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 265

belangrijk preventief instrument in de mondzorg (Met-


Tabel 46.4 Cariësonderzoeken bij specifieke groepen
tes et al., 2005). Door het systeem van PMO kan veel
van 12-jarigen uitgevoerd tussen 1992 en
2008 in Nederland.
nadruk worden gelegd op het belang van een goede
mondgezondheid. Het aanvankelijk, als reactie op de
kinderen Cariësvrij DMFS SD DMFS niet cariësepidemie van enkele decennia geleden vooral cu-
(%) cariësvrij
ratieve karakter van het PMO (het halfjaarlijkse perio-
Tandheelkundige verzorging jeugdige ziekenfondsverzekerden dieke mondonderzoek) is steeds meer verschoven naar
een voornamelijk preventieve oriëntering. Dit was mo-
1993 541 53 1,5 2,5 3,2
gelijk dankzij een sterke daling van de prevalentie van
1999 463 55 1,4 2,3 3,1 cariës en parodontitis onder de Nederlandse bevolking
2005 492 53 1,7 2,8 3,6 (Kalsbeek et al., 1998, 2002; Truin et al., 2004) en een
toenemend gebitsbewustzijn van de bevolking. Zie ook
Jeugdtandverzorging Noordoost Noord-Brabant
bijlagen 2 tot en met 5 over hulpmiddelen voor moni-
1992 166 59 1,5 2,6 3,7 toren.

1998 97 76 0,9 1,5 3,8


Waaruit dient het periodiek mondonderzoek te
2005 205 85 1,1 2,5 7,3 bestaan?
Het periodieke mondonderzoek voor jeugdigen tot 18
Zoetermeer
jaar kent 4 onderdelen: de anamnese, het klinisch on-
1992 158 66 1,0 2,0 2,9 derzoek, het aanvullend klinisch onderzoek en het aan-
1998 118 66 0,8 1,4 2,4 leren en ondersteunen van preventief gezondheidsge-
drag (tabel 46.6). Het PMO dient plaats te vinden in een
2005 77 74 0,6 1,4 2,3
veilige omgeving hetgeen bijdraagt aan de preventie van
Rotterdam angst voor de tandarts. De onderdelen (deelonderzoe-
ken) van het PMO zijn beschreven in de klinische prak-
1992 180 37 2,5 3,2 4,0
tijkrichtlijn: Periodiek Mondonderzoek (2007). Deze
1998 116 44 1,8 2,4 3,2 richtlijn is mede tot stand gekomen op basis van ex-
pertoordelen in een systematische consensusprocedure.
2005 200 51 1,6 2,6 3,3
Hoeveel tijd aan ieder deelonderzoek besteed moet
Texel worden is leeftijds- en individu-afhankelijk.
1992 159 57 1,2 2,2 2,8
Samenvatting van de literatuur
1998 10 57 1,0 1,5 2,3
Patiëntdossier Bevindingen van het PMO dienen in het
2005 67 64 0,8 1,5 2,2 patiëntdossier te worden vastgelegd. Door waarnemin-
gen, relevante risicofactoren, indicatoren, beschermende
factoren, diagnose en therapie in het patiëntendossier te
documenteren en deze gegevens voorafgaand aan ieder
Tabel 46.5 Percentage met 95% betrouwbaarheids-
opeenvolgend PMO te raadplegen, kan de mondzorg-
interval van 12-jarigen met erosieve
gebitsslijtage op de occlusale vlakken
verlener actuele waarnemingen betrouwbaarder toetsen.
van de eerste blijvende molaren of de Het ontstaan en voortschrijding in de ernst van afwij-
palatinale vlakken van het bovenfront, kingen kunnen zo beter worden opgemerkt. Voorbeel-
ingedeeld naar SES en nationationaliteit in den van afwijkingen die met name in de tijd moeten
2002 en 2005. worden herkend en die door eenmalige, ongecorreleerde
waarnemingen onopgemerkt blijven zijn cariësactivi-
SES Nationaliteit 2002 2005
teit, tandslijtage, slijtage van restauraties, verkleuring
% 95%-BI % 95%-BI van gebitselementen en restauraties, aanhechtingsver-
lies met of zonder pocketvorming en standsveranderin-
Laag Nederlands 21 10-31 34 18-51
gen van gebitselementen.
Turks 26 12-40 26 8-44

Marokkaans 26 8-44 22 7-37

Midden Nederlands 20 12-29 34 21-47

Hoog Nederlands 24 15-33 20 12-27


266 Kindertandheelkunde deel 2

Termijn voor periodiek mondonderzoek


Tabel 46.6 Onderdelen periodiek mondonderzoek
Samenvatting van de literatuur In een Cochrane review
van jeugdigen tot 18 jaar.
die poogde het beste interval voor PMO te identificeren
1 Anamnese werd slechts 1 RCT gevonden. In deze matige RCT onder
Klachten (acute, chronische en functionele)
Esthetiek en tevredenheid
kinderen zonder een hoge cariesprevalentie (58 3-5-jari-
Medische, sociale, tandheelkundige anamnese (veranderin- gen) werden geen betere dmfs scores gevonden bij jaar-
gen in) lijks vergeleken 2-jaarlijks periodiek mondonderzoek
Veranderingen in status praesens

46 Analyse van eet- en drinkgewoonten*

2 Klinisch onderzoek (extra- en intra-oraal onderzoek)


(Beirne 2007).
Davenport et al publiceerden in 2003 een Health
Technology Assessment report in opdracht van de over-
Mondslijmvliezen oropharynx
heid in Groot Brittannië. De 24 studies die over cariës
Zelfzorg mondhygiëne (inventarisatie plaque bloeding)
Cariësdiagnostiek rapporteerden lieten zeer verschillende effecten zien.
Inspectie parodontale weefsels Een studie rapporteerde een significante reductie in het
Aanwezige restauraties (past caries experience, kwaliteit van aantal restauraties met geı̈ndividualiseerde frequenties
restauratie)
Groei aangezicht en gebitsontwikkeling** voor periodiek mondonderzoek vergeleken met uni-
Slijtage gebitselementen forme frequenties van 12 maanden of langer. De meeste
Afwijkende mondgewoonten*** studies lieten meer tandbederf, minder tanden en min-
Occlusie en articulatie
der restauraties zien bij minder frequent periodiek
3 Klinisch aanvullend mondonderzoek.
Röntgenopnamen Er werd uitgebreid ingegaan op kosteneffectiviteit.
4 Het aanleren en ondersteunen van preventief gezondheidsgedrag Deze zijn vooral voor kinderen gedaan. Uit 1 formele
en angstreductie kosteneffectiviteitsanalyse bleek dat jaarlijks periodiek
Voorlichting/communicatie/coöperatie/feedback mondonderzoek $73 per voorkomen carieuze opper-
vlakte meer kostte vergeleken met geen periodiek
Vetgedrukte tekst: deelonderzoeken standaard uit te voeren bij iedere mondonderzoek. Uit een vijftal andere studies bleek dat
jeugdige
* Snoepgedrag kan voortkomen uit behoefte aan energie omdat de minder frequent periodiek mondonderzoek resulteerde
hoofdmaaltijden niet volwaardig zijn. Verwijzing naar een diëtist kan in minder bepalingen en behandelingen met weinig be-
dan noodzakelijk zijn. wijs voor ongunstige invloed op de gebitsgezondheid.
** Aspecten die van belang zijn bij het monitoren van groei en ge-
bitsontwikkeling (klinisch onderzoek punt 6) zijn gelaatsverhoudingen,
Verkorting van het controle-interval van 6 naar 3
kaakrelatie, dentale ontwikkeling, articulatie. Zie ook paragraaf 46.3.4 maanden lijkt te resulteren in een geringe reductie van
en bijlage 11. tandbederf en een sterke toename in kosten (£64 in 6
*** Aspecten die van belang bij afwijkende mondgewoonten (klinisch
jaar). Wanneer het interval wordt verlengd van 6 maan-
onderzoek punt 8) zijn: duim-, vinger- en/of speenzuigen, open
mondgedrag zoals (habitueel mondademen), lage tongligging in rust den naar 12, 18, 24 en 36 maanden was er een consistente
en een afwijkend slikpatroon (protraal, lateraal) met als gevolg een trend naar meer tandbederf in samenhang met lagere
afwijkende vorm (van het gebit) t.g.v. de afwijkende functie. Het be- kosten.
oordelen van deze aspecten behoort ook tot het periodiek mondon-
derzoek. De tandarts verwijst deze patiënten door naar een logopedist/ Voor melktanden zou verlenging van het interval van
orthodontist. 6 naar 12 maanden resulteren in een reductie van 0.2
tanden die aangedaan zijn door tandbederf tegen een
prijs van £30 per patiënt in 6 jaar. Voor het blijvend
Aanbevelingen
gebit zou verkorting van het interval resulteren in een
reductie van 0.14 tanden die aangedaan zijn door tand-
Voor een betrouwbare evaluatie dient in ieder geval bederf tegen een prijs van £75-95 per patiënt in 68 jaar.
altijd in het patiëntendossier te worden vastgelegd: De auteurs Davenport et al. (2003) concluderen dat er
– Een medische anamnese (bijvoorbeeld ASA-score), weinig evidence is voor of tegen de huidige praktijk van
eenmalig systematisch vastleggen, vervolgens actu- halfjaarlijks periodiek mondonderzoek. Verlenging van
aliseren. het interval lijkt eerder te resulteren in meer kosten-
– De mate waarin plaque en bloeding aanwezig zijn effectieve zorg dan verkorting van dit interval. Wel
(geen/weinig/veel). constateerden ze dat de kosteneffectiviteit verschilt per
– Nieuwe (beginnende) laesies, vastgesteld middels risicocategorie. Ze geven daarom in overweging dat de
klinisch en/of röntgenologisch onderzoek. frequentie van periodiek mondonderzoek gebaseerd
– Vastleggen van de belangrijkste risicofactoren/- wordt op individuele risico’s in plaats van één schema
indicatoren en beschermende factoren die op korte voor de hele bevolking (Davenport 2003).
termijn het ontstaan van ziekte of progressie ervan
bepalen.

Zie bijlage 4 Stroomschema voor risico-inschatting.


Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 267

Conclusie bepalen de frequentie van het PMO. Tijdens de ontwik-


keling naar volwassenheid is er een aantal cruciale mo-
Niveau 2 Er is weinig evidence voor of tegen de huidige praktijk menten waarop het risico voor ontstaan van cariës ver-
van halfjaarlijkse mondonderzoeken. Verlenging van hoogd kan zijn.
het interval lijkt eerder te resulteren in meer kosten-
effectieve zorg dan verkorting van dit interval.
A2 Davenport 2003 Signaleringsfunctie mondzorgverlener
Mondverzorging is een belangrijk onderdeel van de ba-
sale levensbehoefte van een kind en draagt bij aan de
Overige overwegingen algemene gezondheid. Van verwaarlozing wordt ge-
De bepaling van de lengte van de termijn voor het PMO sproken indien ouders of verzorgers nalaten te voorzien
is afhankelijk van het individuele risico van patiënten in de basale levensbehoefte van een kind zoals te weinig
om mondziekten te ontwikkelen. Historisch werd, ge- of eenzijdige en ongezonde voeding, onvoldoende ver-
zien de hoge prevalentie van vooral cariës, altijd geko- zorging, onvoldoende aandacht voor hygiëne, het ont-
zen voor een standaardtermijn van 6 maanden voor alle houden van medisch noodzakelijke zorg en onvol-
regelmatige tandartsbezoekers. Met de afname van veel doende aandacht voor de psychische ontwikkeling van
voorkomende mondziekten (cariës en parodontitis) in het kind. Ernstige symptomen als gevolg van het nala-
veel geı̈ndustrialiseerde landen, kan de effectiviteit van ten van mondverzorging ondanks adequate voorlichting
het zes-maandelijkse tandartsbezoek ter discussie wor- kunnen dus wijzen op verwaarlozing. Verwaarlozing is
den gesteld (Sheiham 1977, Mettes 2005). Door een ver- een vorm van kindermishandeling. De mondzorgverle-
schuiving van het risico op het ontstaan van mondziek- ner heeft als hulpverlener hierin een belangrijke signa-
ten bij de bevolking (hoog en laag risico zijn niet meer leringsfunctie en de plicht te handelen op basis van de
gelijk verdeeld) wordt uit oogpunt van doelmatigheid Meldcode (Meldcode Tandheelkunde betreffende Kin-
gestreefd naar een meer individuele bepaling van deze dermishandeling en Huiselijk Geweld 2012, NMT).
termijn, gekoppeld aan het individuele risico. Dat bete-
kent in zekere mate een inschatting van de kans dat
Aanbevelingen
ziekte zich op korte termijn gaat ontwikkelen of, indien
reeds aanwezig progressie vertoont. Factoren die in het
De aan te bevelen termijn tussen twee opeenvolgende
algemeen hierbij bepalend zijn betreffen de leeftijd, de
PMO’s voor jeugdigen dient voor iedere patiënt indivi-
patiënthistorie en de zich aandienende risicofactoren/-
dueel bepaald te worden en tegemoet te komen aan
indicatoren en beschermende factoren van tandheel- zijn of haar individuele behoeften, beperkingen en
kundige, medische of sociale oorsprong. Bij jeugdigen wensen. De termijn wordt gebaseerd op een analyse
spelen tevens niet tandheelkundige factoren zoals het van aanwezige ziekteverschijnselen, de progressiekans
aanleren van bepaalde gezondheidsbevorderende han- en de risicofactoren en –indicatoren die het ontstaan
delingen (preventie), psychologische aspecten en ge- daarvan bepalen en op de besluitvorming van de zorg-
wenning aan het PMO een belangrijke rol. verlener en de patiënt om al dan niet in dit proces in te
grijpen of het proces te monitoren.
Bepaling frequentie van periodiek mondonderzoek
bij jeugdigen van 0 tot 13 jaar Bij de bepaling van de termijn bij jeugdigen dient
Bij de bepaling van het interval van de frequentie van tevens rekening te worden gehouden met een aantal
PMO’s bij jonge kinderen (2-7 jaar) zullen over het al- fasen tijdens de groei en de gebitsontwikkeling die tot
gemeen het al dan niet ontstaan van cariës en de aan een verhoogd risico voor cariës en erosie kunnen leiden
cariës gerelateerde risicofactoren/-indicatoren primair (en die aanleiding kunnen zijn voor een kortere termijn)
bepalend zijn. De best onderbouwde voorspeller voor zoals:
het ontwikkelen van cariës in het melk- en wisselgebit is – Doorbraak van de eerste blijvende molaren (5-6 jaar)
de mate waarin een individu in het (recente) verleden – Doorbraak van de tweede blijvende molaren (11-12
jaar)
cariës heeft ontwikkeld (Zero et al, 2001). Naarmate een
– Wijziging schooltype (verlaten basisonderwijs en
kind jonger is, is er minder tandheelkundige historie en
middelbare school)
dus meer onzekerheid over individuele risico’s op
– Puberteitsfase (12-15 jaar)
mondziekten. Andere risico-indicatoren kunnen dan
bepalend zijn zoals de mondhygiëne, het pluis/niet-
pluis gevoel van de mondzorgverlener of de sociale om-
geving. Naarmate de leeftijd voortschrijdt, is in klinisch
en sociaal opzicht betrouwbaarder een individueel risico Uitgangsvraag
te bepalen en een daaraan gekoppelde termijn omdat Is de mondzorgverlener in staat een goede diagnose te stellen?
het tandheelkundige verleden en heden meer informatie Periodiek mondonderzoek bij jeugdigen met als doel
oplevert over het optreden van pathologie (ziektever- een individueel zorgplan op te stellen dient in principe
schijnselen). Ook de gebitsontwikkeling en gelaatsgroei binnen de setting van de eerstelijns mondzorg te kun-
268 Kindertandheelkunde deel 2

nen plaatsvinden. Horizontale doorverwijzing is moge- 46.3.3 orthodontie


lijk, maar er werd geen onderzoek gevonden waarin de
effecten van horizontale verwijzing werden bestudeerd. Het volgen van de groei en ontwikkeling van het tand-
en kaakstelsel van jeugdigen hoort bij de taken van de
Alternatieven voor de visuele inspectie en mondzorgverlener. De mondzorgverlener is verant-
röntgenfoto woordelijk voor het herkennen en diagnosticeren van
Nieuwe diagnostische modaliteiten zoals laserfluores- dento-faciale afwijkingen. Een goede (hedendaagse)

46 centie, FOTI (Fibre Optic Trans Illumination), weer-


standsmeting bieden perspectieven maar zijn nog niet
voldoende wetenschappelijk onderbouwd om de huidige
kennis van de normale cranio-faciale ontwikkeling en de
ontwikkeling van de dentitie zijn hiervoor noodzake-
lijk. Bij afwijking(en) van het normale ontwikkelings-
standaard, visuele inspectie met röntgendiagnostiek te patroon draagt de tandarts zorg voor verdere diagnos-
vervangen. Zie ook paragraaf 46.4.5 röntgenopnamen. tiek en behandeling (zelf en/of door specialist). De keuze
daartoe hangt af van de eigen (aantoonbare) competen-
Conclusies ties en behandelingservaring en de voorkeur van de
patiënt.
Niveau 4 De mondzorgverlener (tandarts/mondhygiënist) is in
staat bij coöperatieve jeugdigen zonder gedragspro- De begeleiding van het ontwikkelende kindergebit is
blematiek en/of verstandelijke en/of lichamelijke be-
een integrale component van de mondzorg. Het heeft
perkingen, een adequate diagnose te stellen door
middel van een anamnese, klinisch intra- en extra- als doel een stabiele, functionele en esthetisch accepta-
oraal onderzoek en aanvullend onderzoek. Een rand- bele occlusie in het blijvend gebit, binnen een functio-
voorwaarde daarbij is de bereidheid van de ouders om neel en esthetisch aanvaardbaar craniofaciaal complex,
aanvullende gegevens die van belang zijn voor de
diagnostiek en behandeling aan de behandelaar(s) te te bereiken.
verstrekken.
D Mening werkgroep In het kindergebit zijn 3 ontwikkelingsstadia:
– Melkgebit: vanaf de doorbraak van de 1e tand tot de
leeftijd van ongeveer 6 jaar met alle melkelementen
Niveau 4 Indien de coöperatie van het kind e/o de algehele doorgebroken.
lichamelijke e/o mentale conditie een adequate – Wisselgebit: het gebit met melk- en blijvende ele-
diagnostiek niet toelaat is het niet altijd mogelijk een
menten in de leeftijd van ongeveer 6 tot 13 jaar.
individueel zorgplan op te stellen. De zorgverlener zal
het kind voor nader onderzoek moeten verwijzen naar – Adolescentgebit: alle melkelementen zijn gewisseld,
een praktijk/instelling waar de omstandigheden (faci- de 2e molaren zijn in doorbraak of reeds doorgebro-
liteiten en vaardigheden) voor het stellen van een ken, de 3e molaren zijn nog niet doorgebroken. In
adequate diagnose wel beschikbaar zijn.
D Mening werkgroep deze fase treedt nog significante dento-alveolaire
groei op. Leeftijd van ongeveer 14 tot 20 jaar.

Niveau 4 Nieuwe diagnostische modaliteiten zoals laserfluo- De ontwikkeling van het tand- en kaakstelsel moet ge-
rescentie, FOTI, weerstandsmeting bieden perspec- durende het gehele ontwikkelingsproces systematisch
tieven maar zijn nog niet voldoende wetenschappelijk
gevolgd worden. Bij de klinische beoordeling kunnen
onderbouwd om de huidige standaard (klinische in-
spectie met röntgen) te vervangen. afwijkingen van de normale ontwikkeling worden vast-
D Mening werkgroep gesteld en geregistreerd (opschrijven en/of digitale fo-
tografie). Op basis daarvan kan aanvullend (bijvoorbeeld
röntgenologisch) onderzoek noodzakelijk zijn. Afhan-
Aanbevelingen
kelijk van de afwijking, de kennis en ervaring van de
tandarts en/of de beschikbaarheid van specifieke diag-
Periodiek mondonderzoek bij jeugdigen dient binnen nostische apparatuur kan dit overleg met een specialist.
de setting van de eerstelijns mondzorg te kunnen
plaatsvinden. Afhankelijk van de complexiteit en Als richtleeftijden voor specifieke aandacht voor de ge-
gevoeligheid voor mondziekten kan een individueel bitsontwikkeling en groei zijn aan te houden: 4/5 jaar
zorgplan een ondersteunende rol vervullen. (volledig melkgebit); 6/7 jaar eruptie van frontelemen-
ten en eerste blijvende molaren; en 12/13 jaar eruptie van
In de algemene mondzorgpraktijk is het afnemen van de (pre-) molaren en hoektanden. Beter is de individuele
een anamnese en klinisch mondonderzoek door middel variatie in eruptie en groei te respecteren en de ontwik-
van visuele inspectie in combinatie met individueel kelingen te volgen aan de hand van het individuele
bepaalde röntgendiagnostiek de ‘gouden of zilveren doorbraakpatroon.
standaard’ voor betrouwbare diagnostiek van orale
pathologie. Voorbeelden van ontwikkelingsstoornissen zijn: age-
nesieën, supernumeraire elementen, afwijkende eruptie,
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 269

prematuur verlies en ruimteverlies, trauma van gebits- 46.3.4 risicofactoren en risico-indicatoren


elementen en de afwijkende groei met daardoor ont-
wikkeling van een afwijkende kaakrelatie (sagittaal, Uitgangsvraag
verticaal, transversaal). Is het mogelijk jeugdigen met een verhoogd risico op cariës te
identificeren?
Elk stadium van de gebitsontwikkeling zijn specifieke
aandachtspunten. Inleiding
Zowel risicofactoren* (plaque) als risico-indicatoren**
Voor het melkgebit zijn de specifieke aandachtspunten: (bijvoorbeeld SES) voor mondziekten kunnen gebruikt
– alle afwijkingen in vorm en aantal; worden voor de het voorspellen (de predictie) van cariës.
– kruisbeten in het front en in de molaarstreek; Onderzoek naar sensitiviteit en specificiteit van de ver-
– de aanwezigheid van gewoontes die nadelig zijn voor schillende voorspellende factoren leidt niet tot een een-
de dentale en skeletale ontwikkeling. duidige conclusie dat één van deze factoren beter zou
zijn dan een andere. Over het algemeen zijn risicofac-
Voor het wisselgebit en adolescentgebit zijn de specifie- toren slechte voorspellers van cariës mondziekten. We-
ke aandachtspunten: tenschappelijk onderzoek m.b.t. het voorspellen van
– afwijkingen in aantal (e.g. impactie, agenesieën, su- cariës zijn veelal van matige kwaliteit en moeilijk met
pernumeraire elementen, gefuseerde elementen); elkaar te vergelijken door verschillen in populaties,
– tandvorm en breedte; sample size en grenswaarden van de hoeveelheid te
– positie van de elementen; voorspellen cariës. (NIH 2001, Hausen 2003). Voor de
– de aanwezigheid van gewoontes die nadelig zijn voor algemene praktijk kan op basis van het beschikbare on-
de dentale en skeletale ontwikkeling; derzoek met enige terughoudendheid worden gecon-
– kruisbeten in het front en in de molaarstreek; cludeerd dat cariës in jongere populaties nauwkeuriger
– functionele (occlusie en articulatie) en esthetische as- kan worden voorspeld dan bij ouderen (van Palenstein
pecten van tandbogen, en de groei van de kaken. Helderman 2001). De meest consistente/robuuste voor-
speller voor het risico op het ontwikkelen van cariës is
NB Bij verwijzing naar een specialist zijn de huidige het klinisch bewijs van eerder doorgemaakte ziekte
inzichten dat de beoordeling en planning van een be- (Zero 2001, Hausen 2003). Cariëservaring in het melk-
handeling bij voorkeur plaatsvindt tijdens de tweede gebit leidt tot een toegenomen kans op cariës in het
wisselfase. blijvend gebit (ter Pelkwijk, 1990, Powell 1998, Li 2002,
Peretz, 2003). Verder zijn specifieke leeftijdsgroepen
meer suspect voor de incidentie van cariës. De incidentie
Aanbevelingen
van nieuwe approximale cariëslesies was aanzienlijk
lager bij jong volwassen (20-27 jaar) in vergelijking met
Het is sterk aan te bevelen een vaste werkrelatie op te
adolescenten (12-15 jaar) (Mejare 2004). De mondzorg-
bouwen met de specialist(en) zodat tijdig overleg en
verlener is in staat om dit tezamen met risicofactoren
advies zonder drempels kan plaatsvinden en continuı̈-
vast te stellen tijdens het periodieke mondonderzoek.
teit van zorg mogelijk wordt.
Wanneer kinderen te jong zijn om een ziekteverleden te
Als klinisch hulpmiddel wordt aanbevolen de ortho- hebben, blijkt zichtbare aanwezigheid van tandplaque
dontische indicatiekaart te gebruiken, waarin schema- een goede predictor voor het ontstaan van cariës. Een
tisch de orthodontische behandelingsdimensies lon- interessante observatie is gedaan door Broadbent et al.
gitudinaal worden weergegeven (zie bijlage 11). (2008). Zij vervolgden een grote groep personen vanaf
doorbraak van het blijvende gebit tot circa het 35ste jaar.
Zij zagen dat de populatie in drie groepen uiteenviel:
een groep (circa 15% van de populatie) die tijdens het
De onderstaande literatuurreferenties bevat basisinfor- hele traject veel cariës kreeg, een groep (circa 45%) die
matie over orthodontische behandelingsindicatie en be- een gematigde hoeveelheid cariës ontwikkelde en een
handelingsmogelijkheden. Dit zijn wetenschappelijk groep (circa 40%) die weinig cariës ontwikkelde. Kort na
gevalideerde richtlijnen over geimpacteerde hoektan- de doorbraak konden de personen al aan de groepen
den, extractie van kaasmolaren en extractie van melk- worden toegewezen. Dit suggereert de noodzaak van
elementen. Deze literatuur is te raadplegen op: http:// gerichte preventieve programma’s om het cariësrisico
www.rcseng.ac.uk/ (zoeken op clinical guidelines). naar beneden om te buigen.

Samenvatting van de literatuur


Op dit moment is bij het voorspellen van cariës het
klinische oordeel van de mondzorgverlener en het ver-
mogen om risicofactoren/indicatoren tijdens het PMO te
270 Kindertandheelkunde deel 2

herkennen en te combineren op basis van klinische en


sociaal demografische kenmerken van de patiënt een locatie, de uitgebreidheid en activiteit van cariëslaesies
even betrouwbare methode als iedere ander vorm van te worden geregistreerd.
cariëspredictie. De beste klinische voorspeller blijkt een
eerdere cariëservaring. De patiënt (of ouder) wordt altijd geı̈nformeerd over de
mate waarin risicofactoren aanwezig zijn en de moge-
lijke consequenties daarvan. Tevens is begeleiding bij
* Risicofactoren zijn ziekte veroorzakende pathogene compo-
risicovol gedrag en bevordering van beschermende

46 nenten met een causale relatie tussen de factor en ziekte,


d.w.z. er is sprake van een onderliggend biologisch mechanisme
tussen de blootstelling (factor) en de ziekte, Als de blootstelling
factoren aangewezen.

wordt verwijderd dan daalt het risico van de ziekte. Voorbeelden:


bacteriële plaque voor cariës, aantal en soort bacteriën en roken
voor parodontitis. Uitgangsvraag
Is het mogelijk jeugdigen met een verhoogd risico op erosie te
**Risico-indicatoren zijn verschijnselen of omstandigheden identificeren?
die een indicatie vormen voor een mogelijk risico zonder dat
zij op zichzelf oorzakelijk een rol spelen. Voorbeelden: sociaal Inleiding
economisch achtergrond, leefstijl, matige zelfzorg etc. Erosie wordt gedefinieerd als een meer dan gewone slij-
tage van de gebitselementen waarbij zuren (anders dan
Overige overwegingen de in de mond geproduceerde zuren) een rol spelen.
Het voorspellen van cariës moet binnen de routine van Deze zuren kunnen afkomstig zijn uit de voeding of uit
het PMO kunnen worden uitgevoerd. Risico-inschatten de maag. Jeugdigen die veel zuur gebruiken of regel-
moet zo veel mogelijk gebeuren op basis van de recente matig zuur opgeven behoren tot de risicogroep. Er is
ziektegeschiedenis en de actuele aanwezigheid van risi- echter geen duidelijk norm aan te geven wanneer het
cofactoren/indicatoren en beschermende factoren omdat zuurgebruik dermate ernstig is dat erosie ook optreedt.
deze mogelijk te beı̈nvloeden zijn. Mochten er cariës- Dit heeft het maken met inter-individuele factoren zoals
laesies aanwezig zijn dan houdt dit een verhoogd risico kwaliteit van glazuur en speeksel maar ook in belang-
in op het ontstaan van nieuwe cariëslaesies en dienen de rijke mate met verschillen in consumptiegedrag.
risicofactoren en beschermende factoren nauwlettend
geëvalueerd te worden. Preventie richt zich nadrukke- Samenvatting van de literatuur
lijk op mogelijke etiologische factoren. Vertoont een In een patiënt-controle-onderzoek is een odds ratio van
patiënt langere tijd geen nieuwe cariëslaesies ondanks 37 gevonden van het dagelijks consumeren van twee
de aanwezigheid van risicofactoren dan kan het risico op citrusvruchten (Järvinen 1991).
cariëslaesies als verlaagd worden beschouwd. Vertoont Onderzoek naar erosie in het melkgebit is schaars.
de patiënt cariësactiviteit in afwezigheid van risicofac- Daarbij is het vaak niet mogelijk laesies ontstaan door
toren dan is nader onderzoek naar de oorzaak van de erosie te scheiden van laesies die het gevolg zijn van
cariëslaesies geı̈ndiceerd (zie hiervoor ook de bijlage 4 andere vormen van slijtage.
over risicomanagement).
Conclusie
Het gebruik van microbiologische speekseltesten bij het
voorspellen van cariës heeft geen toegevoegde waarde Niveau 3 Er zijn aanwijzingen dat het nuttigen van citrus-
ten opzichte van de voorspelling op klinische criteria vruchten en soft drinks een risicofactor vormen voor
erosie van het gebit van jeugdigen.
(van Palenstein Helderman 2001).
B Järvinen 1991

Aanbevelingen

Overige overwegingen
Bij elk periodiek mondonderzoek bij jeugdigen evalu-
In de eerste levensjaren wordt de gezondheid van het
eert de mondzorgverlener risicofactoren/indicatoren
kindergebit voornamelijk bepaald door de preventieve
evenals beschermende factoren: daarbij spelen de
recente ziektegeschiedenis, de actuele mondgezond-
zorg die ouders er aan besteden. De ouders dienen
heid (al dan niet aanwezige ziekte) en de kans op daarom op de hoogte te zijn hoe goede gebitsverzorging
nieuwe ziekte respectievelijk progressie van bestaande moet plaats vinden en wat in deze levensfase bedreigin-
een belangrijke rol. gen zijn van het (aanstaande) kindergebit. Het risico op
het ontstaan van erosie hoort hierbij. In het melkgebit
Gezien het belang van de recente ziektegeschiedenis kan ook de fysiologische slijtage ernstig zijn. Dit maakt
dient bij elk periodiek mondonderzoek bij jeugdigen de het moeilijk om vast te stellen in welke mate erosie fy-
siologisch is dan wel veroorzaakt is door erosie. Voor het
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 271

blijvend gebit is dit anders. Fysiologische slijtage treedt 4 zorggerelateerde preventie (ondersteunen bij be-
nauwelijks op en bij waarneembare slijtage, zeker op staande mondzorg problematiek).
tandvlakken die niet betrokken zijn bij articulatie, moet
altijd de mogelijkheid van erosie worden overwogen. In de verschillende stadia kan sprake zijn van primaire,
Het vaststellen van erosie is geen routine binnen het secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie
periodiek mondonderzoek en zou ingevoerd moeten beoogt ziekte te voorkomen, secundaire preventie be-
worden. Verschillende systemen zijn hier geschikt voor oogt de uitbreiding van het ziekteproces te voorkomen.
zoals het maken van studiemodellen, het maken van Tertiaire preventie behelst de behandeling van ziekte op
mondfoto’s en het vastleggen van erosie in een score een zodanige wijze dat er geen recidief plaatsvindt.
zoals de BeWe. Men moet er echter rekening mee hou- Universele en selectieve preventie zullen vooral primaire
den dat dit systeem nog geëvalueerd moet worden en en secundaire preventie inhouden, terwijl tertiaire pre-
wellicht in de toekomst moet worden aangepast. ventie vooral een onderdeel zal zijn van geı̈ndiceerde en
zorggerelateerde preventie.

Aanbevelingen
Er moet een evidence-based protocol voor mondverzor-
ging worden opgesteld. Naast duidelijkheid over de
De werkgroep is van mening dat tijdens en/of kort na
evidence van het voorgestelde protocol zijn er rand-
de zwangerschap een voorlichtingsgesprek over het
voorwaarden waar een dergelijk protocol aan moet vol-
kindergebit moet plaats vinden.
doen. Belangrijke punten zijn acceptatie en toepasbaar-
heid/uitvoerbaarheid. Maatregelen die door kinderen of
Vanaf de doorbraak van het blijvend gebit dient bij het
periodiek mondonderzoek slijtage aan het gebit te ouders zelf uitgevoerd worden (zelfzorg), zullen om
worden gescreend en te worden geregistreerd. Dit kan deze redenen veelal de voorkeur verdienen boven maat-
met een systeem zoals de BeWe-index. Het wordt regelen uitgevoerd door tandheelkundig zorgverleners.
aanbevolen het gekozen systeem jaarlijks uit te voeren Ze zijn goedkoper, kunnen vaker toegepast worden en
tot het vijftiende jaar. hebben het secundaire effect dat kinderen en ouders op
hun eigen verantwoordelijkheid voor hun gebitsge-
zondheid worden gewezen en dat niet het denkbeeld
46.4 Preventie ontstaat dat de mondzorgverlener alle problemen kan
oplossen. De mondzorgverlener wordt geacht de kinde-
46.4.1 preventieve strategieën bij het ren en ouders wel adequate zelfzorg aan te leren en te
bevorderen van een gezonde mond steunen bij de uitvoering hiervan. Moeilijk bereikbare
ouders zouden benaderd kunnen worden via huisbe-
Uitgangsvraag zoek (Feldens 2007, Kowash 2002). Een bekend voor-
Welke preventieve strategieën kunnen bij jeugdigen worden toe- beeld van een praktijkvoering gericht op het bevorderen
gepast en op welke leeftijd en door wie dient dit te gebeuren? van zelfzorg is het Non-Operative Caries Treatment Plan
(NOCTP), beter bekend als het Nexø-project (zie bijlage
Inleiding 13).
De prevalentie van mondgezondheid van de Neder- Een bijkomend voordeel van de zelfzorgmaatregelen
landse jeugd toont een gepolariseerd beeld. Veel kinde- is dat ze niet alleen bijdragen aan preventie van tand-
ren zijn in staat om een gezond gebit te behouden met cariës (het hoofdonderwerp van deze uitgangsvraag)
de ten dienste staande preventieve middelen, anderen maar ook aan de preventie van andere mondziekten,
slagen daar niet in. Hoe kunnen deze kinderen gehol- zelfs op latere leeftijd. Zo ligt het in de lijn der ver-
pen worden? wachtingen dat goede poetsers later minder last zullen
Voorkeur heeft een strategie die gericht is op comple- hebben van ontstoken tandvlees dan slechte poetsers. In
mentariteit tussen gezondheidsbevordering (leefstijl), een preventieprotocol moeten maatregelen gestapeld
gezondheidsbescherming (omgevingsfactoren) en ziek- kunnen worden. De basismaatregelen moeten vol-
tepreventie (screening, preventieve zorg) en die in relatie doende zijn om een gezond gebit te garanderen bij
tot lage SES groepen community based georiënteerd is. nauwkeurig opvolging. Mocht dit niet lukken dan moet
Er zijn 4 stadia te onderscheiden waarin individu en het protocol de mogelijkheid bieden om maatregelen op
individuen in een groep, zich voor specifieke preventie- maat toe te voegen. Het protocol en de maatregelen op
vragen zien gesteld. maat dienen gebaseerd te zijn op evidence en moeten
1 universele preventie (bevorderen mondgezondheid ook veilig zijn. Ten aanzien van fluoride betekent dit
jeugdigen en bevorderen gezonde omgeving) bijvoorbeeld dat de kans van inslikken van fluoride tot
2 selectieve preventie (bevorderen mondgezondheid het 5de jaar gecontroleerd moet zijn.
onder risicogroep)
3 geı̈ndiceerde preventie (voorkomen van verdere aan-
tasting mondgezondheid)
272 Kindertandheelkunde deel 2

Samenvatting van de literatuur Uit een meta-analyse van 9 trials (n=2709) naar het effect
Basisadvies Fluoride, mondhygiëne en voeding van fluoridevernis bleek dat 2-4 maal per jaar vernissen
Fluoride Door Marinho et al zijn een zevental Cochrane leidt tot bijna een halvering van de toename van cariës.
reviews verricht naar het effect van verschillende fluo- Dit effect was niet afhankelijk van het uitgangsniveau
ridehoudende middelen. Dit betreft toepassingen die van cariës of van achtergrondblootstelling aan fluoride.
door patiënten zelf gebruikt kunnen worden, maar ook De fluorideconcentraties varieerden daarbij van 7000
fluoridevernis dat alleen door professionals kan worden ppm tot 56300 ppm die meestal tweemaal en soms vier-

46 toegepast. Het is de vraag of deze verschillende toepas-


singen als een groep kunnen worden beschouwd, maar
dat is in deze review wel gedaan. In hierna besproken
maal per jaar werden toegediend. Er werd niet nagegaan
of de fluorideconcentratie het effect beı̈nvloedde (Ma-
rinho 2002).
reviews is specifieker gekeken, waarbij per toepassing de
effecten en effectmodificerende factoren kunnen ver- Conclusie
schillen van deze grove gepoolde analyse. Wanneer alle
133 trials (n=65179) van fluoridehoudende middelen Niveau 1 Twee tot vier maal per jaar vernissen van het gebit met
werden vergeleken met placebo werd een reductie in de fluoride leidt tot bijna een halvering van de toename
van cariës na 3 jaar. Dit is niet afhankelijk van de mate
toename van cariës (dmfs) gevonden van 26% (CI 23,
van cariës op uitgangsniveau.
29%) na 3 jaar. Het effect was 14% (CI 23, 29%) groter in A1 Marinho 2002
trials waarin vernis werd gebruikt ten opzichte van an-
dere lokale applicaties en was 10% (95% confidence in-
terval (CI) –17, -3%) lager bij ongesuperviseerde toepas- Gebruik van fluoridegel lijkt een geringer effect te laten
sing. De ‘Prevented fraction’ (PF) nam 0.7% (CI 0.2, 1.2%) zien. Meta-analyse van 25 trials (n=7747) gaf een 28%
toe bij iedere eenheid in uitgangsniveau cariës (Marinho reductie (CI 19, 37%) van cariëstoename na 3 jaar (Ma-
2003a). rinho 2002a).

Conclusie Conclusie

Niveau 1 Het gebruik van fluoride leidt tot een reductie van Niveau 1 Gebruik van een fluoridegel leidt tot een reductie van
cariëstoename van circa 25% in 3 jaar. Het effect bij circa 28% in de toename van cariës in 3 jaar.
gebruik van vernis is groter dan bij andere lokale fluo- A1 Marinho 2002a
rideapplicaties. Afhankelijk van toepassing is het effect
groter bij meer cariës op uitgangsniveau. Als gebruik
gesuper-viseerd wordt is het effect groter.
A1 Marinho 2003a Uit een meta-analyse van 36 trials (n=14663) naar het
effect van fluoridemondspoelwater bleek een 26% re-
ductie (CI 23, 30%) in de toename van cariës na 3 jaar.
Uit een meta-analyse van 70 trials (n=4230) waarin Het uitgangsniveau van cariës, fluorideconcentratie of
fluoridetandpasta werd vergeleken met placebo blijkt de frequentie van spoelen bleken de grootte van het
dat gebruik van fluoridetandpasta zorgt voor een re- effect niet te beı̈nvloeden (Marinho 2003).
ductie in de toename van cariës van 24% (CI 21, 28%). Het
effect is groter bij personen met meer cariës op uit- Conclusie
gangsniveau, hogere fluorideconcentratie (toename in
PF per 1000 parts per million (ppm)), frequenter gebruik Niveau 1 Gebruik van fluoridemondspoelwater leidt tot een re-
en gesuperviseerd tandenpoetsen. De fluorideconcen- ductie van circa 25% in toename van cariës in 3 jaar.
Spoelfrequentie of de mate van cariës op uitgangs-
tratie beı̈nvloedde echter niet het effect wanneer er ge-
niveau lijkt de effectgrootte niet te beı̈nvloeden.
corrigeerd werd voor achtergrondblootstelling aan A1 Marinho 2003
fluoride of blootstelling aan een andere fluoridetoepas-
sing (Marinho 2003b).
In de laatste 2 reviews van Marinho et al. (2003, 2004)
Conclusie werden de effecten van verschillende typen fluoridebe-
handelingen met elkaar vergeleken. Er werd geen ver-
Niveau 1 Het gebruik van fluoridetandpasta leidt tot een re- schil in effectiviteit gevonden tussen tandpasta en
ductie van cariës van circa 25% in 3 jaar. Het effect is spoelwater en tandpasta en gel. Wel lijkt vernis effec-
groter bij meer cariës op uitgangsniveau, hogere
tiever dan spoelwater (PF 10%; CI –12, 40%), maar dit was
fluorideconcentratie, frequenter gebruik en gesuper-
viseerd tandenpoetsen. alleen significant in een fixed effects model. Ook is ver-
A1 Marinho 2003b nis mogelijk beter dan gel, maar dit verschil was even-
min significant (Marinho 2004). In een andere review
van Marinho (2004a) werden combinaties van lokale
applicatie van fluoride in de vorm van tandpasta,
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 273

mondspoelwater, gel of vernis vergeleken. Meta-analyse traties fluoride vergeleken. In slechts 2 studies werd 500
van 9 trials (n=4026) resulteerde na 3 jaar in een PF van ppm met 1000 ppm fluoride vergeleken. Een daarvan
10% (CI 2-17%) voor combinaties van fluoride mond- rapporteerde geen statistische toets, terwijl de andere
spoelwater, gel of vernis en tandpasta t.o.v. fluoride- meer cariësvrije personen vond in de 1000 ppm dan de
tandpasta alleen (Marinho 2004a). 500 ppm groep (p<0.05). Er was echter geen significant
verschil in de toename van cariës (Ammari 2003). In een
Conclusies andere review werd 1000 ppm met 250 ppm fluoride
tandpasta vergeleken in een Bayesiaanse analyse. Op
Niveau 1 Er is geen bewijs dat het effect van fluoridetandpasta basis van 4 studies werd een cariësreductie van 14% (CI
verschilt van dat van fluoridespoelwater of -gel. 7.4-21%) van 1000 ppm fluoridetandpasta gevonden.
A1 Marinho 2004

Conclusie

Niveau 1 Toevoeging van fluoride gel, spoelwater of vernis heeft Niveau 1 Fluoridetandpasta’s met  1000 ppm fluoride lijken
slechts een bescheiden effect (circa 10%) bovenop effectiever dan fluoridetandpasta’s met 250 ppm
tandenpoetsen met fluoride alleen. Dit lijkt ook te fluoride. Voor een grotere effectiviteit van 1000 ppm
gelden voor andere combinaties. t.o.v. 500 ppm is echter maar beperkt bewijs.
A1 Marinho 2004a A2 Ammari 2003, Steiner 2004

Mondhygiëne (tandenpoetsen, naspoelen en flossen) Overige overwegingen


Tandenpoetsen Het lijkt erop dat de fluoridemaatregelen voor zelfzorg
In een review naar de meerwaarde van combinaties van allen een vergelijkbaar effect hebben, en dat stapeling
preventieve interventies werd gevonden dat fluoride- van maatregelen geen betere bescherming geeft. De
producten in combinatie met mondhygiëne-instructies keuze zal dus mede afhangen van acceptatie, toepas-
of gesuperviseerd tandenpoetsen effectiever lijken dan baarheid/uitvoerbaarheid, verwachte overige effecten
standaardzorg (5 studies, waarvan 1 RCT). De controle- voor mondgezondheid en veiligheid. Gegeven deze
behandeling varieerde in deze trials tussen geen inter- voorwaarden is de keuze van fluoridetandpasta als basis
ventie of een beperkte interventie, zoals uitsluitend voor het preventieprotocol gerechtvaardigd. De overige
fluoride-applicatie. Een tweetal studies van vergelijk- maatregelen voor zelfzorg en de maatregelen die door de
bare kwaliteit (onder 3-5 jarigen en gemiddeld 6-jarigen) tandheelkundig zorgverlener moeten worden uitge-
liet echter geen meerwaarde zien van fluoride- t.o.v. voerd passen in de op-maat protocollen. Onderzoek
placeboproducten (Axelsson 2004). In een recente RCT maakt duidelijk dat het gebruik van tandpasta effectie-
onder 534 kinderen van 5 jaar oud met veel cariës op ver is als het tandenpoetsen gesuperviseerd wordt.
baseline werd gesuperviseerd tandenpoetsen met 1000 Onderzoek lijkt er op te wijzen dat een hogere fluori-
ppm fluoride + een ondersteunend thuispakket (een deconcentratie de tandpasta effectiever maakt. In het
brief met uitleg over het belang van tweemaal daags review naar de effectiviteit van tandpastas met verschil-
tanden poetsen, tandenborstel + tandpasta, een poets- lende doseringen fluoride benadrukken de auteurs ech-
kaart en papieren sterretjes om op de poetskaart te ter dat gebruik van 1000 ppm fluoride tandpasta door
plakken) vergeleken met ongesuperviseerd tandenpoet- kleine kinderen kan leiden tot dentale fluorosis (Steiner
sen. Aan het eind van de 30 maandendurende trial was 2004).
er minder cariës in de interventiegroep en 5½ jaar na het
einde van de trial was er een minder grote toename van Er zijn 2 bovengrenzen voor de concentratie fluoride in
cariës (DD3FS 1.62) dan zonder (DD3FS 2.65) (p<0.05) de tandpasta:
(Pine 2006). 1 De wettelijke grens van 1500 ppm fluoride.
2 De hoeveelheid fluoride die onbedoeld wordt inge-
Conclusie slikt door jonge kinderen.

Niveau 2 Fluorideproducten in combinatie met hygiëne in- Ten aanzien van deze 2de bovengrens worden er in de
structies of gesuperviseerd tandenpoetsen lijken ef- wereld 2 protocollen gehanteerd:
fectiever dan standaard zorg, hoewel het weten-
1 Het gebruik van een leeftijds-aangepaste concentratie
schappelijk bewijs bij zeer jonge kinderen (pre-school)
inconsistent is. fluoride in de tandpasta zonder verdere restrictie.
A2 Axelsson 2004 2 Het gebruik van ‘gewone’ tandpasta (in Nederland tot
B Steiner 2006 1500ppm) voor iedereen met de restrictie dat onder het
5de jaar alleen een kleine hoeveelheid tandpasta
(erwtgrootte) gebruikt mag worden.
In een andere review werden RCT’s samengevat die de
effectiviteit van tandpasta’s met verschillende concen-
274 Kindertandheelkunde deel 2

Opgemerkt dient te worden dat bij de vergelijkende


onderzoeken naar effectiviteit van tandpasta’s het effect Bron: Ivoren Kruis
van de restrictie erwtgrootte nooit is onderzocht. De
vergelijkende onderzoeken mogen aldus een te gunstig Aanvullend Advies Fluoride:
effectbeeld geven de hogere fluoridetandpasta’s voor de Andere applicatiemethoden:
bovenstaande keuze. Het risico op teveel inslikken is 1 Fluoride aanbrengen met de vinger.
2 Poetsen combineren met fluoridespoelen.
groter wanneer meer fluoride wordt gebruikt.

46 In Nederland is het Basisadvies Fluoride van het Ivoren


Kruis wijd geaccepteerd. Het Fluoride-Basisadvies is
Extra fluoridemaatregelen:
1 Een sterker geconcentreerde fluoridetandpasta.
2 Fluoridefrequentie verhogen (max. 46 dag) bijvoor-
opgesteld door Nederlandse experts op het gebied van
beeld door:
de preventieve tandheelkunde op initiatief van het Ivo-
– extra tandenpoetsen*);
ren Kruis en wordt onderschreven door de Nederlandse
– spoelen met fluoride-oplossing.
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, de 3 Professionele fluoridetoepassingen (fluoridelak,
Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, Actiz -vloeistof of -gel).
(Vereniging voor zorgondernemers in de verpleeg- en
verzorgingshuiszorg, thuiszorg, kraamzorg en jeugd- Door de mondzorgverlener toegepaste fluoridemaat-
gezondheidszorg), GGD Nederland, het Ivoren Kruis en regelen, waarbij het gebruik van fluoridevernis (2,26%
het Nationaal Instituut voor gezondheidsbevordering F) de voorkeur lijkt te verdienen.
en Ziektepreventie (NIGZ). Het advies is voor het eerst
opgesteld in 1970 en sindsdien regelmatig geactuali- Zie ook bijlage 6 ‘Adviezen ten aanzien van preventie’.
seerd. Het Advies Cariëspreventie bestaat uit een Basis-
advies en een Aanvullend Advies. Bron: Ivoren Kruis
Ten aanzien van het gebruik van fluoridetandpasta:

Naspoelen
Aanbevelingen
In een niet gerandomiseerde gecontroleerde klinische
studie (n=407) werd de waarde van grondig naspoelen
Basisadvies Fluoride
na tandenpoetsen onderzocht, waarbij groep A na ge-
– 0 en 1 jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tand
superviseerd tandenpoetsen grondig naspoelde met een
16 per dag poetsen met fluoridepeutertandpasta
beker en groep B slechts eenmaal uitspoog. De toename
(500-750 ppm fluoride).
– 2, 3 en 4 jaar: 26 per dag poetsen met fluoridepeu- in DMFS score was niet verschillend tussen groep A (6.8;
tertandpasta (500-750 ppm fluoride). CI 5.3-8.3) en groep B (6.2; CI 4.6-7.8) en ook niet voor
– 5 jaar en ouder: 26 per dag poetsen met fluoride- alleen gecaviteerde laesies (3.0; CI 2.2-3.9 vs 3.14; CI 2.6-
tandpasta (1.000-1.500 ppm fluoride). Dit kan een 4.2). ‘Compliance’ met de poetssessies was lager in groep
junior-, kinder- of een tandpasta voor volwassenen A (intensief spoelen) dan in groep B (bijv. in het 3e jaar
zijn. werden 95 vs 116 poetssessies bijgewoond: p<0.001)
– Voor alle leeftijden: raadpleeg voor alle andere vor- (Machiulskiene 2002).
men van fluoridegebruik de tandarts of mondhygië-
nist. Conclusie

De consequentie van het feit dat tandenpoetsen onder Niveau 3 Het is onduidelijk of grondig naspoelen het effect van
supervisie effectiever is dan tandenpoetsen zonder tandenpoetsen vermindert. Wel bestaat het gevaar
supervisie leidt tot de volgende aanbeveling: van verminderde compliance.
B Machiulskiene 2002
– Tot het 5de jaar: dient het gebit ten minste 26 per
dag door ouder/verzorger gepoetst te worden.
– Van het 5de-10de jaar: de verantwoordelijkheid van
Overige overwegingen
het tandenpoetsen moet overgedragen worden aan
Het is logisch te veronderstellen dat het niet naspoelen
het kind, maar hierbij moet bedacht worden dat
na het tandenpoetsen een positieve bijdrage levert aan
kinderen tot 10 jaar in de meeste gevallen nog niet
de bescherming van het gebit. Immers de actieve stof
de vereiste fijne motoriek voor tandenpoetsen heb-
wordt niet weggespoeld. Onderzoek bevestigt deze ver-
ben ontwikkeld waardoor 16 per dag poetsen of
onderstelling echter niet. Daarnaast zijn er ook bezwa-
napoetsen door de ouder nog steeds noodzakelijk is.
Daarnaast dienen ouders gewezen te worden op ren tegen een advies niet naspoelen:
doorbrekende eerste molaren en nadere instructie 1 Het druist in tegen de gangbare procedure van tan-
over reiniging hiervan te krijgen. denpoetsen en als je het adviseert zou het voor de ge-
hele populatie (ook volwassenen) moeten gelden;
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 275

2 Waarschijnlijk wordt er meer fluoride ingeslikt het- Niveau 1 Er zijn aanwijzingen dat een roterende oscillerende
geen onwenselijk is voor kinderen jonger dan 5 jaar elektrische tandborstel een geringe reductie van de
hoeveelheid tandplaque geeft en in geringe mate de
die tandpasta voor volwassenen gebruiken;
gezondheid van de gingiva bevordert ten opzichte van
3 Er is ook risico dat andere bestanddelen van tandpasta een sonische elektrische tandenborstel. Het verschil is
meer worden ingeslikt. Het effect hiervan is niet dui- klein en de klinische relevantie is onbekend.
delijk. Bovendien kunnen normale bestanddelen van A1 Heanue 2003, Robinson 2005, Deacon 2010

tandpasta’s in een ander daglicht komen te staan.

Een nadeel van niet naspoelen is dat vuil (etensresten, De systematische literatuuroverzichten van Heanue et
losgepoetste tandplaque en dergelijke) in de mond ach- al. (2003), en Robinson et al. (2005) hanteerden een in-
terblijft. clusiecriterium van 18 jaar en ouder. Het is de vraag of
Er zijn alternatieven voorgesteld waaronder de tand- deze resultaten terug vertaald mogen worden naar het
pasta in de mond te vermengen met een klein slokje kind. De handigheid van kinderen verschilt in belang-
water en dit mengsel als fluoridemondspoelmiddel te rijke mate van die van volwassenen. In de periode 2004-
gebruiken (Sjögren 1995). Een poetstechniek, waarvan 2006 zijn 4 artikelen verschenen over het effect van
deze naspoelprocedure onderdeel was, gaf bij 5-jarigen elektrisch poetsen door kinderen van 5 tot 11 jaar. In een
meer bescherming tegen tandcariës dan de gebruikelijke artikel wordt waarschijnlijk niet door de kinderen zelf
poetsprocedure. gepoetst maar door de ouders. Eén van de onderzoeken
laat zien dat 9-11 jarigen iets beter met een elektrische
borstel poetsen. Dit onderzoek duurde maar 2 weken
Aanbeveling
waardoor een groot Novelty-effect verwacht mag wor-
den. Het andere onderzoek concludeerde dat er geen
Wanneer er geen cariësrisico is, is er geen reden om
klinische relevante verschillen waren.
een specifiek naspoelprotocol te adviseren. Voor
cariësrisicokinderen is het 1 minuut spoelen met een
mengsel van de fluoridetandpasta in de mond met een
Overige overwegingen
slokje water een effectieve preventieve methode. De onderzoeken met de elektrische tandenborstel wer-
den niet uitgevoerd met proefpersonen jonger dan 18
jaar. Evaluatie van het effect vond niet plaats op de uit-
komstmaat DMF. De klinische relevantie van de ver-
Elektrisch poetsen mindering van de hoeveelheid tandplaque en gingivitis
Er is een aantal systematische literatuuroverzichten is niet duidelijk. Er is dus geen aanleiding een aanbe-
naar het effect van de elektrische tandenborstel versus veling te doen dat jeugdigen met een elektrische tan-
de handtandenborstel. Heanue et al. (2003) evalueerden denborstel zouden moeten poetsen.
29 onderzoeken met in totaal 2547 deelnemers. Elektri-
sche tandenborstels met een roterende oscillerende be-
Aanbeveling
weging verwijderden meer tandplaque en verminderden
tandvleesontsteking effectiever dan de handtandenbor-
Er is geen consistent bewijs om voorkeur te geven aan
stel. Na 1 en 3 maanden gebruik was er 11% reductie van
een hand- of elektrische tandenborstel voor het zelf
de Quigley Hein plaque index en 6% reductie van de Löe
poetsen door kinderen.
and Silness gingival index. Van andere elektrische tan-
denborstels kon geen betere werking worden aange-
toond vergeleken met de handtandenborstel. In de up-
date in 2005 werden 42 onderzoeken met 3855 deelne- Flossen
mers geëvalueerd, maar deze update leidde niet tot een Hujoel et al. vatten zes trials (n=808) samen die het
andere conclusie (Robinson 2005). effect van professioneel op school (meestal 5 dagen per
week) uitgevoerd flossen evalueerden. De reviewers
Conclusies oordeelden dat deze trials een matig tot hoog risico op
vertekening kenden als gevolg van onduidelijke om-
Niveau 1 Het gebruik van een roterende oscillerende elektrische schrijvingen. Er werd een reductie van cariës op gefloste
tandborstel geeft bij volwassenen een geringe reductie oppervlakken gevonden (RR 0.86; CI 0.76-0.97). Op een
van de hoeveelheid tandplaque (circa 11%) en bevor-
additieve schaal zorgde flossen voor een absolute ca-
dert in geringe mate de gezondheid van de gingiva
(circa 6- 17%) ten opzichte van de handtandenbor- riësreductie van 3% (CI.–5%,-2%). Bij de 4 studies waarin
stel. flossen werd gecombineerd met additionele fluoride-
Van andere typen elektrische tandenborstels is niet maatregelen werd een iets verhoogde kans op cariës in
aangetoond dat ze beter zijn dan de handtandenbor-
stel. de groep die floste gevonden. Bij de 2 studies die het
A1 Heanue 2003, Robinson 2005 effect van 3-maandelijks flossen nagingen werd geen
effect waargenomen (Risicoverschil 2%; CI –4%,1%).
276 Kindertandheelkunde deel 2

Twee studies die het effect van zelfstandig flossen na- Conclusies
gingen vonden evenmin een effect (risicoverschil 0%; CI
–4%,4%) (Hujoel 2006). Niveau 1 Gebruik van xylitol-houdende en xylitol-sorbitol-hou-
dende kauwgom lijkt te resulteren in een halvering van
cariës na 2-3 jaar.
Conclusies
A1 Deshpande 2008

Niveau 3 Onder professionele begeleiding 5 dagen per week

46
flossen lijkt tot een reductie van cariës op gefloste Niveau 1 Gebruik van sorbitol-houdende kauwgom lijkt te re-
(approximale) oppervlaktes te leiden. sulteren in een 20% reductie van cariës na 2-3 jaar.
B Hujoel 2006 Het is echter onduidelijk of de combinatie van sorbi-
tol- en mannitol-houdende kauwgom cariës redu-
ceert.
Niveau 3 Er is geen bewijs dat er een cariëspreventieve werking A1 Deshpande 2008
uit gaat van dagelijks flossen door jeugdigen zelf, ook
niet wanneer dit onder toezicht gebeurde. Dagelijks
flossen op schooldagen door een mondzorgverlener is
wel effectief. Om de 3 maanden flossen door een Overige overwegingen
mondzorgverlener niet. Beperking van suiker moet van het begin af aandacht
B Hujoel 2006 krijgen in de voorlichting opdat een gezond voedings-
patroon ontwikkeld waarin gematigd met suiker wordt
Overige overwegingen omgegaan. Als het suikergebruik eenmaal hoog is, is
De tandenborstel komt niet goed tussen de tanden en beperking van suikergebruik moeilijk te verwezenlij-
kiezen. Het gebruik van floss zou deze gebieden van de ken. Het gebruik van producten met suikervervangers
mond beter reinigen. Echter ongesuperviseerd en niet kunnen hierbij helpen. Daarom zijn deze producten en
begeleid gebruik lijkt geen effect te sorteren. Als kinde- dus ook suikervrije kauwgom aan te raden als niet ca-
ren geadviseerd wordt te flossen, zouden de ouders dit riogeen snoep. Een ander vraag is of deze producten
moeten uitvoeren. Onderzocht moet worden of het ge- aangeraden moeten worden om cariës (veroorzaakt door
bruik van flossen later wel een reductie geeft van ont- andere voedingsmiddelen) te voorkomen. Dit lijkt mo-
steking van het tandvlees. Indien dit zo is, kan de vraag gelijk als dagelijks 5 maal 10 minuten kauwgom wordt
aan de orde komen wanneer flossen aangeleerd moet gekauwd. Er zijn nadelen om deze maatregel in te zet-
worden. ten als preventieprotocol. Ze vragen een hoge mate van
Er zou onderzocht moeten worden of het flossen met therapietrouw, ze dragen bij aan de afvalberg kauwgom
tandpasta effect sorteert. en leiden de aandacht af van de overige preventieve
maatregelen in casus het basisadvies.

Aanbeveling
Aanbeveling
Er is geen bewijs dat er een cariëspreventieve werking
uit gaat van dagelijks flossen door jeugdigen zelf. Suikervrije kauwgom is te adviseren als niet cariogeen
Indien een mondzorgverlener het gebruik van floss snoep.
adviseert is het noodzaak dit zodanig te instrueren dat
de kwaliteit van professioneel flossen wordt bereikt.

Voedingsgewoonten
In een systematische review werd het effect van diverse
Voeding (suikervrije kauwgom, voedingsgewoonten) voedingsgewoonten op cariës onderzocht. Er werden
Suikervrije kauwgom zeer weinig studies gevonden. In 1 RCT waarbij alle
Polyol-bevattende suikervrije kauwgom (xylitol, sorbi- dieetsuiker werd vervangen door fructose of xylitol
tol, etc.) heeft ook een cariësremmend effect. Meta-ana- werd vergeleken bij de controlegroep een 47% reductie
lyse van alleen de RCTs gaf vergeleken met uitsluitend gevonden in de fructose-groep. Er werden geen nieuwe
normale mondhygiëne na ongeveer 2-3 jaar een PF voor cariëslaesies gezien in de xylitolgroep. Er werd geen
xylitol-houdende kauwgom (2 studies) van 47% (CI 24- beschermend effect gevonden van toevoeging van cal-
69%). Voor sorbitol-houdende kauwgom (2 studies) be- ciumfosfaat of dicalciumfosfaat aan kauwgom. Er werd
droeg de PF 20% (CI 13-28%). Voor sorbitol- en mannitol- geen studie gevonden die het effect van suikerbeperking
houdende kauwgom (2 matige RCTs) werd geen signifi- naging. Er is duidelijk behoefte aan goede RCT’s op dit
cant effect gezien (PF 11%; CI –21, 42%). Voor xylitol- gebied (Lingström 2003).
sorbitol-houdende kauwgom (alleen 5 cohortstudies)
bedroeg de PF 53% (CI 40-66%). Behalve voor de alleen In 1 RCT waarbij alle suiker in het dieet werd vervangen
sorbitolhoudende kauwgom was de heterogeniteit tus- door fructose of xylitol werden in de xilitolgroep geen
sen de studies hoog (Deshpande 2008). nieuwe cariëslaesies gevonden en werd er een 47% re-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 277

ductie van cariës gevonden in de fructosegroep vergele- verschillende trials plaats i.v.m. grote heterogeniteit
ken met de controlegroep (Scheinin 1976). tussen studies (Zhang 2006). In een 3-armige RCT
(n=220) werd onderzocht of toevoeging van antimicro-
Conclusie biële bestanddelen (chloorhexidine en thymol) aan
fluoridevernis effectiever is. De combinatie met antimi-
Niveau 3 Bij vervanging van suiker in het dieet met fructose of crobiële stoffen resulteerde na 48 weken echter niet in
xilitol wordt in de xilitolgroep geen nieuwe cariëslaesie een reductie van het aantal nieuwe laesies op labiale
gevonden en een 47% reductie in de fructosegroep
oppervlaktes dan met fluoridevernis alleen, ondanks
vergeleken met de controlegroep.
B Scheinin 1976 minder streptococcen in de plaque in deze groep
(Ogaard 2001).

Overige overwegingen Conclusies


Er is veel ondersteunend bewijs dat suiker oorzaak
nummer één is van het ontstaan van tandcariës. Dit Niveau 2 Drie tot vier maandelijks aangebrachte chloorhexidine
betekent niet automatisch dat reductie van suikerge- lijkt een matig cariësremmend effect te hebben na 1-2
jaar.
bruik leidt tot minder cariës. Sommige deskundigen
A2 Zhang 2006
beweren dat de relatie tussen suikergebruik en tandca-
riës S-vormig is. Het suikergebruik in het westerse voe-
dingspatroon bevindt zich in het horizontale gedeelte
van de S. Veranderingen in het gebruik zullen dan niet Niveau 3 Toevoeging van antimicrobiële bestanddelen (chloor-
direct tot vermindering van cariës leiden. Epidemiolo- hexidine en thymol) aan fluoridevernis lijkt niet effec-
tiever dan fluoridevernis alleen in het voorkomen van
gische gegevens laten zien dat de gebitstoestand in Ne-
cariës.
derland verbeterde terwijl het gemiddelde suikerge- B Ogaard 2001
bruik hoog bleef. Een gezond gebit is te bereiken met
een voedingspatroon volgens de in Nederland vigerende
richtlijnen goede voeding. Aanpassing van deze richt- Overige overwegingen
lijnen lijkt niet noodzakelijk. De waarde van het gebruik van chloorhexidine voor de
preventie van cariës lijkt gering. De applicatie is ar-
beidsintensief en daardoor kostbaar. Chloorhexidine-
Aanbevelingen
maatregelen lijken daardoor geen doelmatige preven-
tieve maatregelen.
Maximaal 7x per dag eten of drinken. Dit zijn drie
hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, avondeten) en maxi-
maal vier tussendoortjes per dag. Aanbeveling
Indien snoepgedrag een gevolg lijkt van onvoldoende
hoofdmaaltijden, kan een verwijzing naar diëtist of Chloorhexidine dient niet te worden ingezet voor
jeugdgezondheidszorg overwogen worden. cariëspreventie bij kinderen.

De mondzorgverlener moet voedingsvoorlichting geven


volgens de vigerende Nederlandse richtlijnen goede
voeding.
Zie: http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/ Sealants
richtlijnen-goede-voeding-2006 en Uit meta-analyse van 6 studies onder 5-10-jarige kinde-
http://www.voorlichtingmvo.nl/gfx/file/Richtlij- ren blijkt een grote reductie van cariës bij gebruik van
nen_Goede_Voeding_2006_GR.pdf ‘resin-based sealants’ na 12 (RR 0.13; CI 0.09-0.20), 24
(RR 0.22; CI 0.15-0.34) en 36 maanden (RR 0.30; CI 0.22-
0.40) en ook na 48-54 maanden (RR 0.40; CI 0.31-0.51). In
1 trial was zelfs na 9 jaar minder cariës te zien in ge-
Chloorhexidine sealde (27%) dan in niet gesealde (77%) oppervlaktes.
Uit een systematische review naar het effect van chloor- Voor ‘glass ionomer’ sealants (1 trial) werd geen signifi-
hexidinevernis werd voorzichtig geconcludeerd dat 3-4 cant effect waargenomen in DFS toename (DFS verschil
maandelijks aangebrachte chloorhexidine een matig ca- 0.18; CI –0.03, 0.39). Er werden tegenstrijdige resultaten
riësremmend effect heeft na 1-2 jaar. De concentratie gevonden in vergelijkingen van verschillende typen
chloorhexidine varieerde tussen 1%, 10% en 40%. Effect- sealants (Ahovuo-Saloranta 2008). Een in 2006 gepubli-
modificatie op dit punt is niet onderzocht. In een zeer ceerd review vond evenmin bewijs voor betere effecten
recente review (verschenen na de literatuursearch voor met een van de typen sealants (Beiruti 2006).
deze richtlijn) werd geconcludeerd dat de evidence in- Hiiri et al. vatten trials samen die het effect van pit en
conclusive is (James 2010). Er vond geen pooling van de fissuur sealants vergeleken met fluoride vernis. Van de 4
278 Kindertandheelkunde deel 2

ingesloten studies waren er 2 van redelijk goede kwali-


teit. Beide vonden minder carieuze oppervlaktes na be- afhankelijk van ingeschatte cariësgevoeligheid van
handeling met pit en fissuur sealants dan van fluori- de patiënt.
deapplicatie (RR 0.74; CI 0.58, 0.95) in een RCT na 23 5 Bij ernstige doorschemering of cavitatie kan een
composiet(fissuurlak)restauratie worden aange-
maanden en RR 0.42 (CI 0.21, 0.84) na 4 jaar (Hiiri 2010).
bracht.

Conclusies
De aanbevelingen zijn weergegeven in onderstaande

46 Niveau 1 Sealen van tandoppervlaktes met ‘resin-based sea-


lants’ leidt tot een reductie in carieuze oppervlaktes
tabel. Het blijkt dat gegeven eenzelfde diagnose van de
fissuur meerdere behandelopties mogelijk zijn, waar-
van in tabel is aangegeven welke optie het meest
met circa 70-80% na 2-3 jaar. Het beschermende
effect lijkt af te nemen in tijd maar is ook na 4-5 jaar waarschijnlijk is. Welke behandeloptie daadwerkelijk
aantoonbaar. gekozen wordt, hangt onder meer af van het inge-
A1 Ahovuo-Saloranta 2008
schatte cariësrisico van de patiënt, de voorkeur van de
patiënt en de voorkeur van de behandelaar.
Bron: Ivoren Kruis
Niveau 2 Gebruik van pit en fissuur sealants lijkt te resulteren in
minder carieuze oppervlaktes na 2-9 jaar dan gebruik
van fluoridevernis.
A2 Hiiri 2010
In 2009 heeft het Ivoren Kruis een schema voorgesteld
voor het gebruik van sealants. Essentie van dit schema is
dat het gebruik per element op basis van de cariësstatus
Overige overwegingen van de fissuur wordt geı̈ndiceerd. Telkens zijn er alter-
Onderzoek toont aan dat de toepassing van sealants be- natieven mogelijk. Deze richtlijn neemt het advies be-
scherming kan geven tegen tandcariës. Het is echter een handelmogelijkheden van fissuren over van het Ivoren
techniek gevoelige en relatieve kostbare interventie en Kruis. Wanneer in dit schema wordt gesproken van
zou daarom in een op-maat advies thuis horen. In dit composietfissuurlakrestauratie zijn er alternatieven
op-maat advies dient het indicatiegebied beschreven mogelijk. Voor deze alternatieven wordt verwezen naar
worden. Het indicatiegebied kan afhankelijk zijn van de hoofdstuk 5 van deze richtlijn.
cariësstatus van het element en van de patiënt. Het in-
dicatiegebied moet enerzijds de grens tussen sealants of
Aanbeveling
andere preventieve maatregelen duidelijk maken, an-
derzijds de grens tussen nog sealen of restaureren. Men
Voor het gebruik van sealants wordt het volgen van een
dient zich ook te realiseren dat door het toepassen van
schema aangeraden (zie bijlage 7).
sealants het cariësrisico als zodanig niet wordt verlaagd
(Heyduck 2006).

Aanbevelingen
Effectiviteit van preventieprogramma’s
Er werden een aantal studies gevonden die het effect van
Op basis van de wetenschappelijke literatuur komt het
programma’s waarin een of meerdere preventieve stra-
Adviescollege Preventie Mond- en Tandziekten van het
tegieën werden geı̈ntroduceerd evalueerden. Hieronder
Ivoren Kruis tot de volgende aanbevelingen:
volgt vooralsnog alleen een beschrijving van in West-
1 Tijdens de doorbraak van elementen is extra
instructie over reiniging van de occlusale vlakken Europese landen onderzochte programma’s.
gewenst.
2 Na volledig doorbraak van het element en tijdens In een RCT onder 517 kinderen van gemiddeld 5.6 jaar
periodieke mondonderzoeken dient zorgvuldige oud uit een achterstandswijk met een hoge cariësinci-
diagnose van de occlusale vlakken plaats te vinden dentie werd het effect van tandenpoetsen op schoolda-
en monitoring zodat eventuele progressie van cariës gen na de lunchpauze met 1450 ppm fluoride tandpasta
kan worden vastgesteld. onder begeleiding van getrainde leerkrachten gemeten.
3 Wanneer cariësprogressie is vastgesteld (overgang Na 21 maanden bleek dat de voor initiële cariëspreva-
naar een ernstiger graad van cariës) zijn aanvullende lentie gecorrigeerde toename van cariës 10.9% lager
preventieve maatregelen geı̈ndiceerd waarbij toe- (p<0.001) was in de interventiegroep (2.6; 1.8-3.4 en 2.9;
passing van sealants een te overwegen mogelijkheid CI 2.2-3.7 in de controlegroep). Het verschil was groter
is. (30%) in de groep kinderen zonder cariës op baseline
4 Het aanbrengen van sealants te overwegen bij kleine (n=161) (Jackson 2005).
cavitatie of doorschemeren van dentinecariës
In een quasi-experimentele studie onder 547 Spaanse
schoolkinderen bij de start van het onderzoek op de
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 279

leeftijd van 6 jaar werd het effect van gezondheidsedu- deren en de mondgezondheid kan verbeteren. Gecon-
catie op school d.m.v. verschillende leermethoden on- cludeerd kan worden dat, hoewel één op één voorlich-
derzocht. Het bestond uit (gedurende de eerste 5 jaar ting over mondgezondheid de hoeveelheid plaque doet
gesuperviseerd) tandenpoetsen, plaque controle en we- afnemen en kan leiden tot een verbeterde mondhygiëne,
kelijks reinigen. Daarnaast 1 op 1 gezondheidseducatie de effecten die bereikt worden uitsluitend voor de korte
aan kinderen en ouders op het gezondheidscentrum. termijn gelden. Redenen waarom patiënten terugval
Kinderen met een verhoogd risico kregen fluoridegel kunnen vertonen ongeacht de methode van instructie
applicaties en fissuur sealants voor hun eerste perma- zijn (Renvert en Glavind 1998):
nente molaren. Na 7.5 jaar was de prevalentie van cariës – geringe bereidheid tot uitvoeren zelfzorg;
lager in de interventiegroep dan in de controlegroep (RR – beperkt begrip van de aanbevelingen;
0.68; CI 0.60-0.78) met een prevented fraction van 32% – ongunstig waardeoordeel over goede mondgezond-
(CI 22-40%) (Tapias 2001). heid;
– stressgevoelig leven;
Conclusies – lage socio-economische status.

Niveau 3 Multidimensionale gezondheidseducatie, waar gesu- Mondzorgverleners hebben de ethische verantwoorde-


perviseerd tandenpoetsen onderdeel van is, alsmede lijkheid om tijdens opeenvolgende PMO’s patiënten te
aanvullende preventieve maatregelen bij hoog risico
informeren en voorlichting te verstrekken over goede
patiënten, lijken te leiden tot een 30% cariës-reduc-
tie. mondhygiëne (zelfzorg), voedingsgewoonten (Watts et
al, 2003) en de risico’s van roken voor de mondgezond-
B Tapias 2001
heid (Lancaster 2004, Watt 2003a). Voor het hanteren
van richtlijnen met betrekking tot effectieve preventieve
interventies in de praktijk wordt verwezen naar de door
Niveau 3 Gesuperviseerd tandenpoetsen met fluoridetandpasta het Adviescollege Preventie Mond-en Tandziekten van
lijkt bij kinderen met een hoog risico op cariës tot circa het Ivoren Kruis uitgebrachte preventieve richtlijnen
10% minder cariës te leiden.
(www.ivorenkruis.nl) over cariëspreventie (2011), wortel-
B Jackson 2005
cariës (2003) en erosieve gebitslijtage (2005).

Collectieve preventie
Individuele voorlichting mondgezondheid Organisatie Voor de preventie van tandcariës zijn goede
Wetenschappelijke onderbouwing mondhygiënische maatregelen nodig. Deze maatregelen
Op dit terrein bestaat een gebrek aan goed opgezette kunnen het beste uitgevoerd worden vanaf de doorbraak
onderzoeken, hetgeen definitieve conclusies over de ef- van de eerste gebitselementen. Goede gewoonten kun-
fecten van voorlichtingstechnieken en promotie van een nen aangeleerd worden als ouders zich vroegtijdig be-
goede mondgezondheid niet mogelijk maakt. Over po- wust zijn van het belang van het gebit en van hun eigen
sitieve effecten met betrekking tot gedragsverandering mogelijkheden om de gebitsgezondheid van het kind te
in relatie tot mondgezondheid is wetenschappelijk wei- waarborgen. Dit proces wordt in gang gezet lang voor-
nig bekend. Ondanks dit gegeven bestaat de overtuiging dat het kind en ouder bij de mondzorgverlener komen
dat regelmatig tandartsbezoek en het uitvoeren van en alle gezondheidswerkers/verleners rond het jonge
PMO’s een unieke mogelijkheid biedt voor persoonlijk kind hebben hier een taak in.
advies en coaching om op korte termijn de mondge- Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland bestaat al
zondheid te verbeteren. meer dan 100 jaar en biedt basiszorg aan alle kinderen
tijdens meerdere contacten tot 19 jaar met een bereik
Conclusie van 95% (factsheet jeugdgezondheidszorg, augustus
2011), zie ook bijlage 12.
Niveau 2 Advies en voorlichting over mondgezondheid (in-
structie mondhygiëne en stimulering aanvullend In 2001 had circa 80% van de 46 GGD’s een medewerker
fluoridengebruik) in de klinische praktijk blijken op de
in dienst die verantwoordelijk is voor de preventieve
korte termijn effectief te zijn voor individuele patiën-
ten. mondzorg. De tijd beschikbaar voor tandheelkunde
A2 Kay, 1998 verschilde per GGD en varieerde van nul (9 GGD’s) tot
C Kressin 2003, Ekstrand 2005 80 uur (1 GGD) in de week (Tjalsma, 2002). In totaal
D Sprod 1996
waren op jaarbasis circa 3 minuten per schoolklas be-
schikbaar. Deze uren werden besteed aan beleid en aan
uitvoering van tandheelkundige voorlichting. Desal-
Overige overwegingen niettemin waren er initiatiefrijke acties van GGD’s.
Er is wetenschappelijk bewijs dat voorlichting over Het Ivoren Kruis, het NIGZ, de NMT en de Neder-
mondgezondheid de kennis van individuen kan veran- landse Vereniging van Mondhygiënisten hebben geza-
280 Kindertandheelkunde deel 2

menlijk een voorstel gedaan voor de invulling van deze


voorlichting. De gemeenten beslissen echter hoeveel – Na de zwangerschap ouders bij hun periodiek
energie er in risicoreducerende voorlichting wordt ge- mondonderzoek voorlichting geven over gebitsver-
stopt. Dat betekent dat tandheelkundige voorlichting zorging van het kind. Deze voorlichting dient ook
niet meer vanzelfsprekend is, maar op de politieke gegeven te worden op het consultatiebureau en op
agenda dient te komen. elkaar afgestemd te zijn, een uniforme boodschap.
– Stimuleren dat ouders met het kind een mondzorg-
verlener bezoeken voor de tweede verjaardag van het

46 Suggesties gedaan door het Platform Overleg Collectieve


Mondzorg (Het Ivoren Kruis, het NIGZ, de NMT en de
NVM) voor de invulling van de risicoreducerende voor-
kind, mede door stimulering op het consultatiebu-
reau (JGZ).

lichting op tandheelkundig gebied voor het Basistaken-


Als leidraad voor tandheelkundige voorlichting aan
pakket Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar.
kinderen wordt het basisadvies cariëspreventie van het
– Voorlichting over tandenpoetsen met fluoridepeuter-
Ivoren Kruis (Uitgave 2011) als richtlijngevend
tandpasta beschouwd. Als leidraad voor de JGZ geldt de Handlei-
– Voorlichting over en signalering van zuigflescariës ding Aandachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de
– Voorlichting over het eerste periodiek mondonder- jeugdgezondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005), zie
zoek ook link. In belang van de kwaliteit van zorg is het aan
– Voorlichting over de overstap van fluoridepeuter- te bevelen dat beide eerstelijn beroepsgroepen op de
tandpasta naar gewone fluoridetandpasta hoogte zijn van de adviezen.
– Globale beoordeling van het gebit met zonodig ver-
wijzing naar de tandarts Beide documenten: Het basisadvies cariëspreventie
van het Ivoren Kruis (Uitgave 2011), Handleiding Aan-
Rol van de mondzorgpraktijk De NMT heeft in 2007 het dachtspunten Mondzorg 0-19 jaar voor de jeugdge-
initiatief voor ‘kies voor gaaf’ genomen om samen met zondheidszorg van het NIGZ (uitgave 2005) dienen elke
tandartsen, mondhygiënisten, Ivoren Kruis, verzeke- 5 jaar op hun actualiteit gecontroleerd te worden.
raars, GGD-en, ministerie van VWS, patiënten-organi-
saties, gemeenten en scholen de mondgezondheid een
nieuwe impuls te geven. 46.4.2 angst voor de tandheelkundige
behandeling
Het is van belang om er bij het landelijk en gemeentelijk
gezondheidsbeleid erop aan te dringen dat collectieve Uitgangsvraag
preventieve mondzorg weer een hogere prioriteit moet Hoe kan bij jeugdigen ‘angst voor de tandarts’ worden voorko-
krijgen. men?

Het is raadzaam dat allen die tandheelkundige voor- Inleiding


lichting geven, dezelfde evidence based informatie ge- ‘Angst voor de tandarts’ komt veel voor. Deze angst kan
ven. Er zijn in Nederland twee documenten die hier een ontstaan door informatieoverdracht, model leren of di-
overzicht voor geven: recte conditionering. Met name dit laatste lijkt voor de
1 Het basisadvies cariëspreventie van het Ivoren Kruis meest extreme angsten te zorgen. Een ingrijpende be-
Uitgave 2011. handeling waarop het kind niet voorbereid is en/of een
2 Handleiding Aandachtspunten Mondzorg 0-19 jaar gevoel van hulpeloosheid/ontreddering bij het kind
voor de jeugdgezondheidszorg van het NIGZ uitgave wordt vaak als oorzaak gezien. Andere factoren die een
2005. rol spelen bij ‘angst voor de tandarts’ zijn de persoon-
lijkheid van het kind, de opvoedingsstijl van de ouders,
tandartsangst bij de ouders en de communicatie- en be-
Aanbevelingen
handelstijl van de mondzorgverlener.
De pijn die de behandeling van de mondzorgverlener
Alle gezondheidsverleners rond het jonge kind (0 - 4
mogelijk kan veroorzaken speelt natuurlijk ook een rol,
jaar) hebben een taak bij de bevordering van de
maar deze pijn kan eenvoudig voorkomen worden door
gezondheid van het kindergebit. Belangrijke aspecten
het gebruik van anesthesie (zie ook paragraaf 46.5.3).
hierbij zijn ouders op de hoogte stellen van het basis-
Hierbij moet natuurlijk wel opgemerkt worden, dat het
protocol mondverzorging en bevorderen dat ouders
zich hieraan houden. Concreet houdt dat in: gebruik van anesthesie op zich ook weer angst kan in-
– Tijdens de zwangerschap een voorlichtingsgesprek duceren (bijvoorbeeld door een akelige prikervaring).
over het kindergebit door de mondzorgverlener en de
prenatale zorgverlening. De mondzorgverlener dient bekend te zijn met strate-
gieën om angstontwikkeling op langere termijn (zoge-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 281

naamde dispositieangst) te voorkomen en om angst tij- Conclusie


dens de zitting
(zogenaamde toestandsangst) te reduceren. Hierbij is Niveau 3 Een pijnlijke invasieve tandheelkundige ervaring
het belangrijk om het arousalniveau zo laag mogelijk te waarbij de patiënt zich hulpeloos voelt, lijkt een be-
langrijke factor bij het ontstaan van ‘angst voor de
houden door:
tandarts’.
– ervoor te zorgen dat een behandeling voorspelbaar en B Ten Berge 2001
voor het kind beheersbaar verloopt, zodat een tand-
heelkundige behandeling aan een prettige (dat wil
zeggen niet-pijnlijke of anderszins negatieve) erva- Overige overwegingen
ring gekoppeld wordt; Niet pijnlijke en niet-bedreigende behandelingen ver-
– het opbouwen van een vertrouwensband, onder meer lagen de kans op ontwikkeling van tandartsangst (De
door te zeggen wat je doet en te doen wat je zegt (geen Jongh 1995). Dit kan onder meer bereikt worden door
opmerkingen maken of gedrag vertonen waardoor het een praktijkvoering waarbij voldoende aandacht is voor
vertrouwen wordt geschaad); preventieve begeleiding van kinderen met als doel de
– ervoor te zorgen, voorafgaande aan de behandeling noodzaak tot invasieve behandeling te voorkomen.
het kind copingvaardigheden aan te leren (afleidings- Wanneer toch invasieve behandeling van kinderen
of ontspanningstechnieken), zodat het kind met een noodzakelijk is, is het belangrijk om het kind goede
potentieel onaangename gebeurtenis kan omgaan ondersteuning te bieden. Hierbij is het van belang om
(bijvoorbeeld slokje water laten drinken, nog even het kind een gevoel van controle over de situatie te ge-
praten). ven. Omdat angst dus wordt voorkomen door bezoeken
aan de mondzorgverlener waarbij geen angst induce-
Een prettig bezoek aan de mondzorgverlener komt tot rende behandelingen nodig zijn, is het regelmatig be-
stand door goed gedrag van het kind te belonen (zoge- zoeken van de mondzorgpraktijk raadzaam. Het tijdens
naamde operante conditionering; bijvoorbeeld: ‘Wat deze bezoeken niet alleen kijken, maar bijvoorbeeld ook
kun jij goed stil liggen!’), ongewenst gedrag te negeren regelmatig polijsten kan helpen bij de preventie van
en te zorgen voor een prettige afsluiting van de behan- angst van kinderen.
deling (speeltje uitzoeken). Daarnaast kan de mond-
zorgverlener door rekening te houden met de leeftijd en
Aanbevelingen
het ontwikkelingsniveau van het kind, in combinatie
met het langzaam opbouwen van de moeilijkheidsgraad
Kinderen met ‘angst voor de tandarts’ dienen vanaf 1-2
van de behandeling (bijv. eerst polijsten, dan sealen en
jaar 2 x per jaar voor een periodiek mondonderzoek de
dan pas restaureren), de periodieke mondonderzoeken
mondzorgverlener te bezoeken om angstreductie te
als niet of veel minder bedreigend laten ervaren.
bewerkstelligen. Afhankelijk van de inschatting van de
Door regelmatig de mondzorgverlener te bezoeken mondzorgverlener van de mate waarin dit doel bereikt
leert een kind om te gaan met de tandheelkundige be- is, kan de frequentie geı̈ndividualiseerd worden.
handeling en het zorgt er ook voor dat een mogelijk
vervelende behandeling snel gecompenseerd kan wor- Bij elke behandeling is het van belang om het kind
den. passende ondersteuning te bieden:
– Vertel wat u doet en kondig belastende zaken van te
Samenvatting van de literatuur voren aan zodat de behandeling voorspelbaar en
Uit een Nederlands onderzoek met interviews onder voor het kind beheersbaar verloopt.
ouders van 123 kinderen bleek dat angst voor de tandarts – Negeer ongewenst gedrag en beloon goed gedrag.
het meest gerelateerd was aan een pijnlijke invasieve – Sluit elk bezoek op een prettige manier af.
tandheelkundige ervaring (37%). Daarnaast waren een
ziekenhuisopname en een medische voorgeschiedenis Door in de communicatie rekening te houden met de
(19%) het temperament van het kind (16%) en het gedrag leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind en bij
van de tandarts (13%) belangrijk. Weinig angst voor de de behandeling, bijvoorbeeld de tell-show-do methode
tandarts bleek vooral gerelateerd aan een empathische toe te passen in combinatie met het langzaam opbou-
wen van de moeilijkheidsgraad van de behandeling,
tandarts (34%) en adequate begeleiding door ouders
kunnen mondonderzoek en behandeling voor het kind
(30%) (Ten Berge 2001).
meer voorspelbaar en beter beheersbaar worden
gemaakt.
282 Kindertandheelkunde deel 2

46.5 Diagnostische instrumenten Conclusie

46.5.1 diagnostische instrumenten en hun Er zijn geen studies beschikbaar die het effect van een diagnostische
betrouwbaarheid strategie op (lange termijn) uitkomsten evalueerden.

Uitgangsvraag
Welke diagnostische hulpmiddelen kunnen verder worden toe- Bader et al. vatten de huidige literatuur betreffende

46 gepast in de tandheelkundige zorg voor jeugdigen en wat is hun


betrouwbaarheid?
diagnostische methoden om cariës op te sporen samen.
Op grond van 39 studies die voldeden aan de selectie-
criteria zoals hierboven beschreven concludeerden Ba-
Inleiding der et al. (2004) dat niet vastgesteld kan worden of vi-
De beoordeling van een carieuze aantasting door middel suele dan wel visueel-tactiele methoden beter zijn.
van visuele inspectie al dan niet op indicatie aangevuld Sommige digitale radiologische methoden hebben mo-
met röntgenopnamen kent tot op heden de hoogste gelijk een iets hogere sensitiviteit vergeleken met con-
mate van betrouwbaarheid. Bij (jonge) kinderen is het ventionele radiologische methoden. Elektrogeleidings-
van belang gelet op de deels als gevolg van morfologi- technieken hebben mogelijk een iets hogere sensitivi-
sche aspecten snelle cariësprogressie de in de dentitie teit, maar lagere specificiteit (Bader 2001). In een tweede
aanwezige (actieve) cariës zo nauwkeurig en vroegtijdig review benadrukken Bader et al. dat de literatuur pro-
mogelijk in beeld te brengen. Zo wordt het mogelijk een blematisch is m.b.t. de rapportage van gebruikte me-
op basis van inschatting van het individuele cariësrisico thoden, de variatie in histologische validatiemethodes,
gebaseerd zorgplan op te stellen en kunnen andere het kleine aandeel in vivo studies, het kleine aantal be-
diagnostische instrumenten/hulpmiddelen een waarde- oordelaars en de selectie van elementen (Bader 2002).
volle aanvulling vormen op visuele waarneming en
röntgenonderzoek. Conclusie

Methode Niveau 2 Er valt geen superioriteit te concluderen van visuele of


In de ideale studieopzet wordt nagegaan of toepassing visueel/tactiele methoden. Sommige digitale radiolo-
gische methoden hebben mogelijk een iets hogere
van een bepaald diagnostisch traject (inclusief behande-
sensitiviteit vergeleken met conventionele radiologi-
ling van als laesies aangemerkte oppervlaktes) leidt tot sche methoden. Elektrogeleidingstechnieken hebben
betere ‘patient-important outcomes’. Wanneer deze stu- mogelijk een iets hogere sensitiviteit, maar een lagere
dies niet beschikbaar zijn, worden ook andere studies specificiteit.
A2 Bader 2001
geselecteerd, gebruikmakend van de selectiecriteria vol-
gens Bader (2002):
1 De onderzochte test werd vergeleken met een gouden De waarde van laserfluorescentie Diagnodent2 was on-
standaard. derwerp van een andere systematische review van Bader.
2 De gouden standaard is histologisch (visueel of mi- Ondanks de beperkte kwaliteit en de grote proportie in
croradiologisch) onderzoek van de geëvalueerde vitro studies (slechts 4 in vivo studies) werd duidelijk
tandoppervlaktes. dat t.o.v. visuele methoden de sensitiviteit hoger is,
3 Uitzondering zijn gecaviteerde laesies die visueel of maar de specificiteit lager. De auteurs concluderen dan
visueel-tactiel kunnen worden vastgesteld). ook dat de grotere kans op een vals positieve uitslag de
toepassing van Diagnodent2 in de klinische praktijk
Exclusiecriteria: belemmert (Bader 2004). Pinheiro et al. reviewden ook
1 Vergelijking van 2 diagnostische methoden zonder studies naar de waarde van Diagnodent2. Zij accep-
gouden standaard, waarbij de een wordt aangemerkt teerden ook een gouden standaard o.b.v. visueel onder-
als referentie. zoek (scores). Zij presenteerden geen kwantitatieve con-
2 Studies waarin alleen verdachte oppervlaktes nader clusies (Pinheiro 2004).
worden onderzocht (bijv. middels chirurgische explo-
ratie). Conclusie

Samenvatting van de literatuur Niveau 2 De Diagnodent2 kent bij gebruik bij volwassenen een
Er zijn geen studies gevonden die het effect van een hogere sensitiviteit (meer terecht positieven), maar
een lagere specificiteit (meer fout positieven) dan vi-
diagnostische strategie evalueerden. Dat betekent dat
suele diagnostische methoden.
we het moeten doen met meer indirect bewijs over test- A2 Bader 2004
eigenschappen van de diverse diagnostische methoden.
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 283

Diagnostische studies bij kinderen


Er werd slechts één diagnostische studie gevonden die middelen een waardevolle aanvullende bijdrage te
in vivo bij kinderen werd uitgevoerd en aan bovenge- kunnen leveren aan het diagnosticeren, vastleggen en
noemde criteria voldeed. Goel et al. gingen in een studie monitoren van carieuze aantasting van hard tand-
weefsel, maar nader onderzoek naar de specifieke toe-
uit India bij 52 kinderen de diagnostische waarde na van
passingsgebieden is gewenst.
3 traditionele methoden en van de Diagnodent2 bij
cariësdiagnostiek van melkkiezen. Bij laserfluorescentie
De meest betrouwbare vorm van cariësdiagnostiek lijkt
de Diagnodent2 gebruikten ze de afkapwaarden van de
op dit moment nog de visuele inspectie te zijn met als
fabrikant, maar ook nieuwe afkapwaarden. De sensiti-
aanvulling BW en/of solo-röntgenopnamen. Er zijn
viteit was bij de originele afkapwaarden hoger voor zo-
geen aanwijzingen dat andere dan de besproken diag-
wel glazuur- als dentine cariës, maar de specificiteit was
nostische hulpmiddelen in de tandheelkundige zorg
lager. Wanneer nieuwe afkapwaarden werden gebruikt, voor kinderen een zinvolle bijdrage leveren op het
werd bij glazuur cariës een met die van traditionele gebied van diagnose en behandeling. De sonde dient
methodes vergelijkbare specificiteit bereikt, maar bleef alleen voorzichtig gebruikt te worden om eventuele
de specificiteit lager bij dentinecariës (Goel 2009). tandplaque te verwijderen. Ontkalkt glazuur is zeer
kwetsbaar en beschadiging door het sonde gebruik
Conclusies dient voorkomen te worden.

Niveau 3 Bij melkkiezen lijkt de Diagnodent2 een hogere sen-


sitiviteit dan visuele of tactiele methoden te hebben 46.5.2 röntgenopnamen
bij de diagnostiek van glazuurcariës, maar een lagere
specificiteit. Bij gebruik van nieuwe afkapwaarden zou
de specificiteit echter vergelijkbaar worden. Uitgangsvragen
B Goel 2009 – Wanneer is het maken van röntgenopnamen als aanvullend
diagnostische hulpmiddel bij jeugdigen (2-13 jaar) ten behoeve
van cariësdiagnostiek noodzakelijk? En hoe vaak dient dit
Niveau 3 Bij melkkiezen lijkt de Diagnodent2 een hogere sen- dan opeenvolgend te gebeuren?
sitiviteit dan visuele of tactiele methoden te hebben – Wanneer is het maken van panoramische röntgenopnamen
bij de diagnostiek van dentinecariës, maar een lagere
als aanvullend diagnostische hulpmiddel jeugdigen (2-13 jaar)
specificiteit, ook bij gebruik van nieuwe afkapwaarden.
B Goel 2009 noodzakelijk? En hoe vaak dient dit dan opeenvolgend te ge-
beuren?

Overige overwegingen Inleiding


Op het gebied van de cariësdiagnostiek en de hulpmid- Het vervaardigen van röntgenopnamen in de mondzorg
delen daarbij zijn naast de hierboven beschreven tech- als aanvullend diagnostisch onderzoek is algemeen
nieken een aantal meer of minder recente ontwikkelin- aanvaard als een betrouwbare methode. De tandarts is
gen die een rol zouden kunnen spelen bij de klinische alleen bevoegd röntgenopnamen te maken wanneer hij/
diagnostiek van (beginnende) cariës. Eén van deze ont- zij beschikt over het diploma Stralenbescherming des-
wikkelingen is de nieuwe Quantitative Light Fluores- kundigheidsniveau 5 Am. Het maken van röntgenop-
cence (QLF-D2) camera die door middel van rode fluo- namen wordt voornamelijk toegepast om initiële (ap-
rescentie naast beginnende caviteiten ook de/reminera- proximale) cariëslaesies vroegtijdig op te sporen en/of
lisatie en biofilm kan aantonen. Een andere ontwikke- reeds bestaande laesies te monitoren. In het recente
ling is de CarieScan2 (CarieScan Ltd, Engeland) die verleden was er sprake van een cariësepidemie. Als ge-
gebruikmakend van weerstandsmetingen in glazuur en/ volg daarvan hanteerden tandartsen standaardfrequen-
of dentine de mate van aantasting kan aangeven. ties van meestal 3 jaar voor alle regelmatige bezoekers
(Mettes 2006). Door de afgenomen prevalentie van cariës
is er sprake van een scheve verdeling onder de Neder-
Aanbevelingen
landse bevolking. Nederland behoort tot de landen in de
westerse wereld met de laagste prevalentie van cariës. In
Er zijn naast de visuele inspectie met behulp van spie-
plaats van een standaard bitewing (BW) frequentie als
gel/sonde en lichtbron en de specifieke cariësdiag-
aanvullende diagnostische test zou op basis van een in-
nostische röntgenopnamen (solo-opnamen en BW
opnamen) verschillende hulpmiddelen op de markt.
dividuele risico-inschatting een individuele frequentie
Deze maken gebruik van doorvallend licht (Fibre Optic kunnen worden gehanteerd. Daardoor wordt bevorderd
Trans Illumination – FOTI), weerstandsmeting (Elec- dat onnodige stralingsbelasting op jeugdige leeftijd op-
tronic Caries Monitor – ECM en CarieScan) of laserlicht treedt (stochastisch effect) in situaties waarin sprake is
en/of –fluoresecentie (Diagnodent 2 en QLF-D2). Op van een laag cariësrisicoprofiel. Individuele gezond-
basis van eerste onderzoeksgegevens lijken deze hulp- heidsrisico’s als gevolg van tandheelkundige radiologie
zijn beperkt, maar ze zijn met name groter in de jongere
284 Kindertandheelkunde deel 2

leeftijdsgroepen. Uit recent onderzoek blijkt dat bloot- In een retrospectieve studie in Israël (150 kinderen tus-
stelling aan straling bij tandheelkundige röntgenfoto’s sen 3 en 5 jaar) werd onderzocht of kinderen met (zuig-
het risico op schildkliertumoren op relatief jonge leef- fles)-cariës en kinderen met cariës in de zijdelingse de-
tijd verhoogt (Memon 2010). Op basis van de huidige len een grotere toename in cariës hadden dan kinderen
wetenschappelijk kennis en de klinische ervaring lijkt zonder deze vormen van cariës. De groep met cariësvrije
het zinvol individuele patiëntkenmerken leidend te la- kinderen had een cariëstoename van 0.60 (10-12-jarigen)
ten zijn voor de bepaling wanneer met het vervaardigen en 0.25 (13-15-jarigen) per jaar. Kinderen met zuigfles-

46 van BW’s bij jeugdigen kan worden gestart en hoe vaak


vervolgens herhaling ervan wenselijk is. Het daarbij in-
schatten van de voorafkans op ziekte door middel van de
cariës bij aanvang van de studie hadden een sterkere
toename van cariës van 1.37 (10-12-jarigen) en 0.76 (13-15-
jarigen) per jaar dan kinderen met cariës in zijdelingse
prevalentie in combinatie met individuele patiëntken- delen: 0.88 en 0.67 (p<0.01) (Peretz 2003).
merken (risicostatus) speelt daarbij ook een rol (Mile-
man en Kievit 1995). Daarbij gaat het om predictie van Conclusie
mondziekten en indien prevalent om de snelheid waar-
mee het ziekteproces vervolgens al dan niet voort- Niveau 3 De kans op het ontstaan van nieuwe cariëslaesies is
schrijdt. Van invloed daarop zijn vooral (patiëntgebon- groter bij kinderen die op 3-5-jarige leeftijd al ernstige
(zuigfles)cariës hebben doorgemaakt dan bij vergelijk-
den) factoren en de mate waarin cariës op basis daarvan
bare kinderen zonder deze ervaring. Kinderen met
kan worden voorspeld. uitsluitend cariës in melkmolaren (mildere vorm) op
jonge leeftijd ontwikkelen minder laesies op 12-jarige
Methode leeftijd dan de kinderen met ernstige cariës op 3-5
jarige leeftijd.
Er werd in elektronische databases gezocht naar artike- B Peretz 2003
len die de prevalentie van carieuze afwijkingen in de tijd
rapporteren, vastgesteld met behulp van BW foto’s. Dit
leverde 59 artikelen in Medline, 56 artikelen in Embase In een Griekse longitudinale studie onder 196 kinderen
en 58 artikelen in Cinahl op. Screening van titel en ab- van 6-8 jaar, waarbij jaarlijks BW-foto’s werden ver-
stract leidde tot de bestudering van 7 full text artikelen. vaardigd, werden op basis van hun initiële DMFS (de-
Daarvan werden 5 artikelen geëxcludeerd. cayed, missing and filled surfaces) waarden van de mo-
laren ingedeeld in drie groepen (low, moderate of high
Samenvatting van de literatuur caries index). Na vier jaar bleek het percentage intacte
Progressie cariës bij 4-6 jarigen In een prospectieve co- approximale oppervlaktes niet significant verschillend
hortstudie onder 374 kinderen van 5-7 jaar werd over tussen de drie groepen, 80% vs. 76% en 75%) (p>0.05)
een periode van 5 jaar de progressietijd van approximale (Vanderas 2006).
cariëslesies in glazuur en dentine van tweede melkmo- In een Chinese prospectieve studie onder 504 kinde-
laren en eerste blijvende molaren onderzocht. Het jaar- ren van 3-4 jaar bleek dat kinderen met cariës in melk-
lijkse cariëscijfer (nieuwe cariëslaesies per 100 tandop- tanden een grotere kans op cariës in blijvend gebit (RR
pervlaktes per jaar) was 4.6 voor het ontstaan van me- 2.6; CI 1.4-4.7) hadden met de grootste kans op cariës in
siale glazuurcariës in blijvende eerste molaren), en 2-3 eerste molaren van het melkgebit (Li 2002).
maal zo hoog (11.3) voor distale vlakken van tweede
melkmolaren. De tijdsduur tussen intact tandoppervlak Conclusie
en het ontstaan van glazuurcariës was 5.6 jaar. De me-
diane progressietijd van glazuur- naar dentinecariës was Niveau 3 Kinderen met cariës in het melkgebit lijken een 3 maal
3-6 maal zo groot in de melkmolaren vergeleken met de grotere kans op cariës in het blijvend gebit te hebben,
waarbij de grootste kans hierop bestaat als er sprake is
blijvende molaren, hetgeen zich vertaalde in een me-
van cariës in de molaren van het melkgebit.
diane tijdsduur van glazuurcariës naar dentine cariës B Li 2002
van 2.2-2.5 jaar (Mejare 2000). De progressie in het den-
tine was voor beide typen molaren relatief hoog op de
leeftijd tussen 6 en 12 jaar. Progressie cariës bij 7-12-jarigen In een prospectieve co-
hortstudie werd de cariësprevalentie (approximale lae-
Conclusie sies in zijdelingse delen) gevolgd bij 285 patiënten vanaf
de leeftijd van 6 tot 17-jaar. De prevalentie van cariës
Niveau 3 Het cariëscijfer gebaseerd op de progressietijd van nam toe van 9% op 6-jarige leeftijd tot 93% op 17-jarige
glazuur- naar dentine cariës in de distale vlakken van leeftijd. De kans op cariës was kleiner bij kinderen die
tweede melkmolaren lijkt 3-6 maal zo groot (mediane
bij aanvang cariësvrij waren. Er was slechts een zwakke
interval 2.2-2.5 jaar) in vergelijking met de progressie-
snelheid in de mesiale vlakken van eerste blijvende correlatie tussen de frequentie van BW opnamen en het
molaren (mediane interval 5.6 jaar). aantal aanwezige cariëslaesies (Lith 2002a).
B Mejare 2000
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 285

Conclusie nieuwe approximale laesie nam toe met het aantal ca-
riëslaesies bij aanvang van de studie, RR 1.5; CI 1.2-1.9 bij
Niveau 3 De kans op het ontstaan van nieuwe cariëslaesies 1 laesie tot RR 3.2; CI 1.7-6.0 bij >8 laesies bij aanvang.
tussen 11 en 19 jaar lijkt kleiner als patiënten op 6-ja- Het risico op nieuwe laesies was het grootst in de eerste
rige leeftijd cariësvrij zijn. Er bestond geen relatie tus-
2 jaar (Stenlund 2002).
sen de frequentie van BW-opnamen en het optreden
van cariës (caries experience). Bij jongeren met een
lage incidentie van cariës lijkt een terughoudende Conclusie
strategie m.b.t. BWs en curatieve interventies ge-
rechtvaardigd.
B Lith 2002a Niveau 3 Het relatieve risico op een nieuwe approximale carië-
slaesie lijkt toe te nemen als het aantal cariëslaesies
aanwezig bij aanvang (11-13 jaar) hoog is en lijkt bij >8
laesies driemaal verhoogd. Het hoogste risico op het
In een prospectieve cohort studie werden 536 kinderen ontstaan van nieuwe laesies was de eerste 2 jaar.
gevolgd van 11-22 jaar. Er werden 5 stadia van approxi- B Stenlund 2002
male cariës onderscheiden: geen zichtbare radiolucentie
(0), radiolucentie in het glazuur tot aan glazuur-denti-
negrens (stadium 1-2), radiolucentie met doorbraak van Overige overwegingen
de glazuur-dentinegrens (stadium 3), radiolucentie met Het voorspellen van toekomstige cariës bij jeugdigen is
duidelijke uitbreiding in het dentine (stadium 4), en een moeilijke maar essentiële taak in het verlenen van
radiolucentie in de binnenste dentinelaag (stadium 5). kwalitatieve goede mondzorg. Daar waar klinische in-
Om overlevingstijd te bepalen werden drie punten ge- spectie alleen onvoldoende informatie oplevert vervul-
bruikt: de overgang van stadium 0-2, 2-4 en 3-4. Voor len BW-röntgenopnamen een belangrijke aanvullende
alle approximale vlakken tezamen was het cariëscijfer diagnostische rol. Het nut van elke diagnostische pro-
(aantal nieuwe laesies per 100 tandvlakken per jaar) van cedure c.q. het maken van een röntgenopname hangt af
geen laesie tot glazuurlaesie (0->2): 3.9 laesies. Van gla- van de hoeveelheid en de waarde van de informatie die
zuurlaesie tot evidente dentinelaesie (2->4) was het ca- ermee verkregen wordt. Ook spelen de diagnostische
riëscijfer 5.4 en van een radiolucentie in het buitenste kwaliteiten van de clinicus bij het interpreteren van de
dentine (door glazuur-dentine grens) tot een radiolu- BW-opnamen en het daarbij vermijden van foutposi-
centie in de binnenste dentinelaag (3->4) was het cariës- tieve beslissingen een rol bij de effectiviteit van de
cijfer 20.3. 75% van de intacte approximale vlakken röntgenopnamen (Downer et al. 1998).
overleefde een periode van 3.4-6.6 jaar (mediaan 6.3 jaar) De afgelopen decennia zijn de inzichten over het ge-
zonder in stadium 2 (glazuurcariës tot glazuur-denti- bruik van de verschillende vormen van röntgenopna-
negrens) te komen. men genuanceerd als gevolg van:
Gegeven stadium 2 overleefde 75% 4.8 jaar zonder dat – Dalende prevalentie van cariës in Westerse geı̈ndus-
de laesie de buitenste dentinelaag bereikte (4); gegeven trialiseerde landen.
stadium 3 overleefde 75% 1.3 jaar (mediane overlevings- – Een vertraagde progressie van cariëslaesies als gevolg
duur 3.1 jaar). De groep met DMFS appr>1 op de leeftijd van de invloed van nagenoeg algemeen geaccepteerde
van 11-12 jaar had een 2.5 maal grotere kans op nieuwe fluoridentoepassingen.
approximale glazuurlaesies dan de groep met DMFSappr – De toegenomen kennis van schadelijke biologische
= 0-1 (Mejare 1999). effecten bij overmatig gebruik van ioniserende stra-
ling bij jeugdigen en adolescenten.
Conclusie – Inzichten met betrekking tot de rol van patiënten en
zorgverleners in het besluitvormingsproces (informed
Niveau 3 De mediane overlevingsduur van intacte approximale consent).
tandvlakken bij kinderen van 11 jaar lijkt 6 jaar. De
progressietijd van glazuurlaesies voordat evidente
Daar staat tegenover dat in de tandheelkundige radio-
dentine laesies ontstaan lijkt gemiddeld 5 jaar te zijn.
Bij aanwezigheid van een radiolucentie in het bui- logie, door technologische ontwikkelingen sprake is van
tenste deel van dentine lijkt het gemiddeld 3 jaar te lagere doseringen dan in het verleden. Door het gebruik
duren voor de binnenste dentinedeel wordt bereikt. van digitale technieken en kleinere velden voor stan-
Er blijkt approximaal per element en per oppervlak een
aanzienlijke variatie te bestaan voor het ontstaan van daard en panoramische opnamen treedt nog eens een
cariës. De mediane progressietijd (overleving) van extra reductie op van ongeveer 50% (Gijbels 2005).
stadium 3 naar stadium 4 varieert van 2.1-5.9 jaar In de tandheelkundige radiologie is dus sprake van
(range).
lage doseringen, overeenkomend met enkele dagen na-
B Mejare 1999
tuurlijke achtergrondstraling (waaraan we allen dage-
lijks blootgesteld worden). Twee BW röntgenopnamen
In een studie met hetzelfde cohort patiënten werd na 9 komen ongeveer overeen met een dag achtergrondstra-
jaar een cariëscijfer van 27 approximale laesies per 100 ling, een panoramische opname met ongeveer 1-5 dagen
persoonsjaren gevonden. Het relatieve risico (RR) op een (Euratom 2004, Velders 1991).
286 Kindertandheelkunde deel 2

Aanbevelingen beschreven in de Europese richtlijn over welke leeftijd de opeenvolgende BW’s worden gemaakt.
stralingsbescherming met betrekking tot de rechtvaar- Zijn er rondom de 5-jarige leeftijd geen BW’s vervaar-
diging van het gebruik van röntgenopnamen (Euratom digd, dan dient dit bij ieder volgend PMO opnieuw
2004) worden in deze richtlijn overgenomen en weerge- overwogen te worden op basis van aanwezige initiële
geven bij de aanbevelingen van deze uitgangsvraag. cariëslaesies om alsnog BW’s te maken. Als vervolgens
op basis van de soort behandeling (preventie en/of cu-
Panoramische opnamen In het algemeen kan gesteld ratie) een termijn voor de volgende BW’s is bepaald,

46 worden dat voor panoramische opnamen dezelfde


werkwijze geldt als voor andere typen röntgenopnamen
dat wil zeggen, geen standaard opnamen of -frequentie
dient bij het verstrijken ervan iedere keer opnieuw de
afweging gemaakt te worden of het maken van BW’s
passend is. Anders gezegd, het gewijzigde risicoprofiel
op vastgestelde tijdstippen, maar een individuele indi- is bepalend voor de beslissing om tot vervolgopnamen
catiestelling op basis van de anamnese en het klinische over te gaan. Een dergelijk beleid wordt mogelijk door
mondonderzoek. In het kader van deze richtlijn zullen nauwkeurige verslaglegging in het patiëntdossier.
indicaties voor panoramische opnamen vooral worden Mogelijke selectiecriteria voor bepaling van het indi-
gesteld op het terrein van de groei en gebitsontwikke- viduele risico zijn:
ling. Bijvoorbeeld sterk afwijkende doorbraak en positie – de prevalentie en progressie van cariës in de populatie
van elementen kan te maken hebben met een afwij- waartoe de patiënt hoort;
kende ligging (van nog niet doorgebroken) buurele- – de individuele cariëservaring;
menten (Erikson en Kurol 1986). Een persistentie van – de herkenbare risicofactoren/indicatoren voor cariës;
een melkmolaar, zeker in combinatie met toename van – mogelijke beschermende factoren: kwaliteit zelfzorg,
infrapositie en dreigende ‘submerging’ maakt een nader optimale voeding en fluoridengebruik;
onderzoek naar afwijkende ligging of agenesie(n) van de – de positie van de eerste blijvende molaren (approxi-
opvolger zinvol (Kurol 2002). maal contact).

Bite wingopnamen (BW) Het herhaald gebruik van BW’s Door gebruik van BW’s tijdens de melkgebitfase werd
wordt gerechtvaardigd door de mate van voortschrij- 10-60% meer informatie over cariësactiviteit verkregen
ding van het cariësproces bij individuen. Het interval dan zonder deze opnamen (Roeters 1992). Een standaard
tussen opeenvolgende BW’s hangt vervolgens af van het procedure m.b.t. het vervaardigen van BW opnamen
risico dat een individu de ziekte cariës zal krijgen voor alle jeugdigen op 5-jarige leeftijd is echter niet
(voorafkans) en /of deze verder zal ontwikkelen (pro- verdedigbaar op basis van bovenstaande argumenten en
gressie) en de snelheid waarmee dat gebeurt. Daarbij de bestaande Europese richtlijnen m.b.t. stochastische
spelen het aantal, de grootte en de locatie van de cariës- effecten van straling bij jeugdigen (Eurotom 2004, Me-
laesies een rol evenals het risicoprofiel. mon 2010).
Cariësprogressie verloopt over het algemeen in het
melkgebit sneller dan in het blijvende gebit. Het be- Jeugdigen van 7 tot 12 jaar, het wisselgebit Als er sprake is
schikbare wetenschappelijke bewijs over progressie van van cariës in het melkgebit, lijkt de overweging om in
laesies bij jeugdigen is beperkt. Dat leidt wat betreft het het wisselgebit de approximale vlakken (met name de
inschatten van de frequentie van BW’s tot een beleid dat mesiale vlakken van de eerste blijvende molaren) met
gericht is op de aanwezigheid van cariës als belang- BW’s te herbeoordelen gerechtvaardigd. Bepalend hier-
rijkste indicator (‘caries experience’) en de mate van bij zijn:
progressie van reeds bestaande cariëslaesies in glazuur – De leeftijd waarop voor het eerst BW röntgenopna-
en dentine van het melkgebit. men zijn vervaardigd.
– De verhoogde progressiesnelheid van cariës in het
Jeugdigen van 5 tot 6 jaar, het melkgebit Het bepalen van melkgebit in vergelijking met het blijvende gebit.
het moment waarop voor het eerst besloten wordt tot – De individuele risicofactoren/-indicatoren en be-
het vervaardigen van BW’s op basis van inschatting van schermende factoren.
het risico, ligt in het algemeen voor het melkgebit rond
de leeftijd van 4-5 jaar. Het moment waarop voor het De beslissing tot het vervaardigen van BW opnamen
eerst bij een kind besloten kan worden om aanvullend tijdens het wisselgebit (8-10 jaar) heeft invloed op het
BW’s te vervaardigen hangt af van overwegingen die in bepalen van de opeenvolgende intervallen voor BW’s bij
directe relatie staan met een duidelijke klinische aan- tieners. Indien het wisselgebit geheel cariësvrij is op
wijzing van cariësactiviteit. Het moment waarop de deze leeftijd, is de kans groot dat dit zo blijft tot de
eerste BW’s worden vervaardigd zijn bepalend voor de leeftijd van 12-14 jaar (Mejare 2000) en kan het vervaar-
lengte van het interval tot de volgende BW’s. Als beslo- digen van BW’s beargumenteerd worden uitgesteld.
ten is om bij een 5-jarige leeftijd BW’s te vervaardigen,
dient op basis van de bevindingen (aantal, grootte en
locatie van mogelijke laesies) bepaald te worden op
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 287

Aanbevelingen dens het klinisch mondonderzoek. Zijn er in het verle-


Europese aanbevelingen De rechtvaardiging van het ge- den reeds BW opnamen gemaakt op basis van een indi-
bruik van röntgenopnamen (European Guidelines on vidueel verhoogd risico, dan dient de frequentie daarop
radiation protection in dental radiology, 2004): afgestemd te worden, rekening houdend met de pro-
gressiesnelheid van laesies voor deze leeftijdscategorie.
Indien het wisselgebit van 7- tot 12-jarigen cariësvrij is,
Het vervaardigen van röntgenopnamen voor de diag-
is de kans groter dat dit zo blijft tot de leeftijd van 12 tot
nostiek van cariës bij jeugdigen dient gebaseerd te zijn
14 jaar en kan het vervaardigen van BW opnamen bear-
op een individuele risico-inschatting. Individuele
gumenteerd worden uitgesteld.
gezondheidsrisico’s als gevolg van tandheelkundige
radiologie zijn beperkt, maar zijn met name groter in de
jongere leeftijdsgroepen (beneden de 30 jaar).
Afhankelijk van het risicoprofiel (aanwezigheid van ca-
riës in het verleden in combinatie met aanwezige risi-
Voorafgaand aan de beslissing om een röntgenopname cofactoren/beschermende factoren) en het resultaat van
te vervaardigen, dienen gegevens uit de anamnese het PMO kan bij 12- tot 14-jarigen worden overwogen
(patiënthistorie) en klinisch onderzoek te worden om BW-opnamen te vervaardigen. Als leidraad geldt dat
beoordeeld, die een aanwijzing kunnen vormen voor de het individuele risico op cariës (bij ieder PMO opnieuw
aanwezigheid van ziekteverschijnselen en als zodanig te beoordelen) maatgevend dient te zijn voor het mo-
een rechtvaardiging vormen voor aanvullend onder- ment waarop de volgende BW-opnamen worden geı̈n-
zoek met ioniserende straling. Het routinematig ver- diceerd, rekening houdend met de twee tot driemaal
vaardigen van röntgenopnamen is niet toelaatbaar. verhoogde progressiesnelheid van cariëslaesies bij deze
leeftijdscategorie in vergelijking met jong volwassenen
Voor het vervaardigen van iedere type röntgenopname (20-27 jaar).
zal een individuele afweging gemaakt moeten worden
of de voordelen van deze röntgenopname (meer infor- 46.5.3 pijndiagnostiek
matie) opwegen tegen de nadelen (potentiële biologi-
sche schade, kosten) voor de patiënt. Uitgangsvraag
Welke methoden voor een betrouwbare pijndiagnostiek bij jeug-
Voorafgaand aan het vervaardigen van röntgenopna- digen zijn beschikbaar?
men dient de patiënt of zijn wettelijke vertegenwoor-
diger geı̈nformeerd te worden over de reden van het
Inleiding
röntgenologisch onderzoek. Inzichten, waarden en
Pijn is een complexe, multidimensionale emotie en als
voorkeuren van patiënten dienen te worden gerespec-
zodanig moeilijk objectief te meten. Het ervaren van
teerd door de zorgverlener (informed consent). Bij ver-
pijn, pijnbeleving en pijngedrag is sterk individueel,
schil van inzicht is het aan te bevelen dit vast te leggen
alsmede cultureel, bepaald (Moore 1990, Franck 2000,
in het patiëntendossier.
Edwards 2001, Campbell 2005, Ruehlman 2005). Pijn-
meting bij kinderen is zo mogelijk nog complexer.
Kinderen zijn – afhankelijk van hun leeftijd – niet altijd
Frequentie van bitewing rontgenopnamen bij jeugdigen Bij zelf goed in staat aan te geven of zij pijn aan hun gebit
het toepassen van bitewing (BW) opnamen voor cariës- hebben, wat de aard van de pijn is en waar deze is ge-
diagnostiek bij jeugdigen in de laag risicogroep dient lokaliseerd. In veel gevallen zal op basis van klinische
rekening te worden gehouden met de prevalentie in de waarneming, observatie van het kind en een zorgvuldi-
populatie. Frequenties van 24 maanden (melk- en blij- ge (pijn)anamnese een diagnose worden gesteld. Naast
vend gebit) kunnen op indicatie wenselijk zijn, of- meer op waarnemingen gebaseerde en subjectieve me-
schoon langere intervallen (36-48-60 maanden) verde- thoden wordt gezocht naar objectieve en betrouwbare
digbaar zijn bij een voortdurend laag risico op cariës. methoden voor pijndiagnostiek bij jonge kinderen.

Het toepassen van BW röntgenopnamen voor cariësdi- Samenvatting van de literatuur


agnostiek tijdens het PMO bij jeugdigen van 4 tot 6 jaar De literatuur voor de beantwoording van deze vraag was
is gebaseerd op een duidelijke klinische aanwijzing voor beperkt en van matige kwaliteit. Van de 5 artikelen over
initiële cariësactiviteit in combinatie met een analyse pijn en pijndiagnostiek worden er 3 beschreven in on-
van potentiële risicofactoren/ -indicatoren en bescher- derstaande samenvatting; 2 artikelen werden niet opge-
mende factoren voor deze leeftijdscategorie (risico-in- nomen omdat het ‘narrative’ reviews betrof.
schatting). In een studie onder 50 kinderen in de leeftijd van 3 tot
14 jaar werd onderzocht of er een correlatie bestaat tus-
De indicatie voor BW röntgenopnamen voor 7- tot 12- sen natrium- en kaliumspiegels in het speeksel en de
jarigen wordt bepaald door het aantal, de grootte en de intensiteit van kiespijn gemeten door middel van een
locatie van cariëslaesies die worden waargenomen tij- ‘visual analog scale (VAS)’ (Gupta 2006). Uit de studie
288 Kindertandheelkunde deel 2

kwam naar voren dat de natriumspiegels dalen en ka- Conclusies


liumspiegels stijgen met een toenemende pijnintensi-
teit. Ook de gezichtsuitdrukkingen van de kinderen Niveau 3 Er bestaat mogelijk een correlatie tussen pijnintensi-
correleerden met de natrium- en kaliumspiegels in het teit enerzijds en verlaging van natriumspiegels en
verhoging van kaliumspiegels in speeksel anderzijds bij
speeksel.
kinderen in de leeftijd van 3 tot 14 jaar.
Diverse studies concluderen dat pijnmeting middels C Gupta 2006
zelfrapportage en/of gedragsobservatie een acceptabele

46 validiteit genereert (von Baeyer 2002, von Baeyer & Spa-


grud 2007). Echter, deze methode is sterk leeftijdsaf-
hankelijk en vereist een zeker minimaal cognitief ont-
Niveau 3 De gedragingen ‘duwt lekker eten weg’, ‘problemen bij
het poetsen van het boven- en ondergebit’, ‘kauw-
problemen’ en ‘naar de wang grijpen tijdens het eten’
wikkelingsniveau.
zouden mogelijk kunnen dienen als positieve voor-
Zelfrapportage kan aangevuld en/of vereenvoudigd spellers van kiespijn bij jonge kinderen.
worden met een zogenoemde Visual Analogue Scale C Versloot 2009
(VAS) waarin kinderen gevraagd wordt hun pijnsensatie
aan te wijzen op een balk met verschillende gezichts-
uitdrukkingen (Wong & Baker 1988, Barretto 2004). Overige overwegingen
De ‘dental discomfort questionnaire (DDQ )’ werd Op basis van de onderzochte literatuur lijkt het moge-
ontwikkeld om bij jonge kinderen (2-4 jaar) kiespijn te lijk dentale pijn/gebitspijn bij jonge kinderen met enige
herkennen aan de hand van het gedrag. In de DDQ betrouwbaarheid vast te stellen. Een pijnsensatie kan bij
wordt aan de ouders gevraagd naar het voorkomen van jonge kinderen echter ook leiden tot een reactie die voor
kiespijn bij hun kind en naar specifieke gedragingen die de behandelaar kan worden geı̈nterpreteerd als angst.
regelmatig gezien worden bij kinderen met kiespijn De literatuur is daarover niet eenduidig. De werkgroep
(Versloot 2004). is van mening dat de tandheelkundige behandeling bij
In een recente studie werden de resultaten van ver- jonge kinderen te allen tijde zo veel mogelijk gericht zal
schillende onderzoeken met de DDQ samengevat en moeten zijn op het voorkomen van pijn en angst bij het
werd getracht een checklist te maken gebaseerd op de jonge kind.
DDQ waarmee ouders bewust kunnen worden van kies-
pijn bij hun kind (Versloot 2009). Er waren 652 DDQ’s
Aanbevelingen
beschikbaar voor deze studie van kinderen in de leeftijd
van 24 tot 60 maanden. De kinderen werden ingedeeld
Om een goede inschatting te kunnen maken van de
in 3 groepen: kinderen zonder cariës, kinderen met ca-
mate van pijnbeleving bij jonge kinderen met een
riës zonder kiespijn en kinderen met cariës met kiespijn.
aangetaste (melk)dentitie zullen mondzorgverleners
Zeven gedragingen uit de DDQ werden onderzocht en
moeten worden getraind in het observeren van gedrag
voor alle 7 gold dat zij significant vaker voorkwamen in en het interpreteren van deze waarnemingen in com-
de groep met cariës en kiespijn ten opzichte van de binatie met de klinische bevindingen.
andere 2 groepen. De gedragingen ‘duwt lekker eten
weg’, ‘problemen bij het poetsen van het boven- en on- De behandeling van het (jonge) kind zal er op moeten
dergebit’, ‘kauwproblemen’ en ‘naar de wang grijpen zijn gericht (gebits-)pijn te voorkomen dan wel te ver-
tijdens het eten’ kwamen bij logistische regressie als helpen. Hierdoor zal in belangrijke mate kunnen wor-
positieve voorspellers van kiespijn naar voren. den bijgedragen aan het voorkomen van angst voor de
Ten slotte werd in een studie bij kinderen in de leef- behandeling bij het (jonge) kind.
tijd van 4 tot 8 jaar de registratie door verschillende
personen van pijn en ‘distress’ voor, tijdens en na een
orale injectie vergeleken en de correlatie tussen de ver- 46.6 Behandeling
schillende metingen onderzocht (Versloot 2004). Op
basis van de resultaten van het onderzoek concludeer- Uitgangsvragen
den de auteurs dat observatie van een kind door middel – Welke tandheelkundige behandelingen kunnen worden toe-
van video-opnamen de meest betrouwbare methode is gepast bij jeugdigen en wanneer zijn deze geı̈ndiceerd?
om pijn te onderscheiden van ‘distress’. De combinatie – Hoe wordt de afweging tussen restauratief en/of niet-restau-
van video-opnamen met zelfrapportage door het kind ratief behandelen gemaakt?
wordt geadviseerd als methode om de aanwezigheid van – Is er verschil in behandeling van een melkgebit en een blijvend
pijn bij jonge kinderen te onderzoeken. gebit?
– Welke complicaties kunnen zich bij jeugdigen voordoen bij de
verschillende tandheelkundige behandelingen?
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 289

46.6.1 inleiding ontbreken van systematische methoden) en 24 primaire


studies.
‘Extension for prevention’ is bijna 100 jaar het credo
geweest voor de tandheelkundige professie bij de be- Veel van de gevonden trials gebruikten ‘split mouth’
handeling van cariës in zowel melk- als blijvend gebit. designs. Een efficiënt design, waarbij bij een patiënt
De preparatieprincipes volgens Black werden op grote behandeling A in de linker mondhelft wordt toegepast
schaal geı̈ntegreerd in het onderwijs en de nadruk bij de en behandeling B in de rechter mondhelft. Omdat linker
behandeling van cariës lag vrijwel volledig op de res- en rechter mondhelft niet onafhankelijk zijn van elkaar,
tauratieve interventie. Door de opkomst van de adhe- zou hier voor gecorrigeerd moeten worden. Dat is veelal
sieve vulmaterialen werden er andere eisen aan de pre- niet gebeurd. Er valt echter niet te verwachten dat dit
paratievormen gesteld. Er kon weliswaar meer weefsel- zorgt voor een grote mate van vertekening. Een ander
besparend gehandeld worden maar dit geschiedde punt is de beperkte omvang van de trials. Veel studies
vooral op geleide van de eigenschappen van de verschil- betroffen niet meer dan 30-40 patiënten, terwijl een en-
lende restauratiematerialen. Al naar gelang er meer in- kele trial een omvang had van meer dan 400 patiënten.
zicht kwam in het cariësproces is men zich meer en meer De matige kwaliteit en de beperkte omvang van de be-
bewust geworden van het feit dat cariës zich niet laat schikbare trials kwamen ook aan de orde bij de gepu-
‘genezen’ middels een solitaire restauratie. Men zal de bliceerde systematische reviews. Daarnaast werd in veel
dynamiek van het cariësproces moeten doorgronden van deze reviews benadrukt dat er te weinig goede RCT’s
teneinde de ziekte vanuit de kern de baas te worden. zijn verricht om een goede conclusie te kunnen trekken.
Wetenschap betreffende de- en remineralisatieproces- Niettemin zijn uit het bestaande onderzoek wel de no-
sen, ecologisch evenwicht in de biofilm en de rol en dige conclusies te trekken.
werking van fluoride, heeft er toe geleid dat cariës met
meer terughoudendheid benaderd wordt. Accenten Samenvatting van de literatuur
worden gelegd op vroegdiagnostiek, cariës activiteit, 46.6.2 strategieën voor de behandeling van
beı̈nvloeden van oorzakelijke factoren en individuele cariës bij kinderen: tertiaire
cariësrisico inschatting (Ekstrand 2005). Indien nodig preventie
geschiedt preparatie van carieuze laesies op geleide van
het onderhavige proces met respect voor het natuurlijk Binnen de tertiaire preventie heeft de mondzorgverlener
herstelvermogen van overgebleven tandweefsel. Cen- een keuze uit diverse behandel- strategieën. Al naar ge-
traal in de caviteit dient de biomassa te worden verwij- lang hun invasieve karakter, kunnen deze behandel-
derd. Geı̈nfecteerd dentine zou achter kunnen blijven strategieën onderverdeeld worden in 4 categorieën (zie
mits de glazuur-dentinegrens voldoende gezond denti- kader).
ne bevat om de hechting en afsluiting door adhesieve Een categorie waarbij in principe geen cariës geëxca-
vulmaterialen te waarborgen (Gruythuysen 2010). veerd wordt en geen restauratie wordt vervaardigd; een
categorie waarbij in meerdere of mindere mate cariës
‘Preventie’ is het sleutelwoord en de algemene noemer verwijderd wordt en een restauratie aangebracht; een
waarbinnen elk tandheelkundig handelen van de categorie waarbij de pulpa zichtbaar geı̈nvolveerd is en
mondzorgverlener geconcentreerd moet zijn. Aanvan- aldus behandeling vereist en een categorie waarbij alle
kelijk dient het accent van de mondzorgverlening te bovenstaande strategieën geen uitweg vinden en het
liggen op de zogenaamde ‘non-invasieve’ zorg; de pri- onderhavige element verwijderd moet worden.
maire en secundaire preventie. Wanneer deze zorg ech- Het preventieve karakter van pulpabehandelingen en
ter onvoldoende effectief blijkt en het cariës proces tot extracties betreft met name het voorkomen van pijn en/
in het dentine voortgeschreden is, zal enige vorm van of ontstekingen daarom zullen deze handelingen bin-
tertiaire preventie toegepast moeten worden teneinde nen het kader van deze richtlijn ook onder de noemer
het cariësproces af te remmen of te stoppen. Tertiaire van tertiaire preventie geschaard worden.
preventie zal echter te allen tijde samen moeten gaan
met op maat gesneden primaire en secundair preven-
Strategieën voor het behandelen van kinderen:
tieve inspanningen.

– Non-restauratieve interventie: Non Restorative


Methode
Cavity Treatment (NRCT)
In de literatuur werd gezocht naar systematische re-
– Restauratieve interventie
views en Randomised Controlled Trials (RCTs) naar het
effect van mogelijke behandelingen in de kindertand-
a Preparatietechnieken:
heelkunde. Er werden 18 reviews geselecteerd en 38 pri-
1.1 Hall Techniek; geen excavatie en restauratie met
maire studies. Nadere bestudering van de full text arti- een RVS-kroon;
kelen resulteerde in exclusie van 8 reviews (vanwege het 1.2 Weefselbesparend prepareren; prepareren en exca-
290 Kindertandheelkunde deel 2

Treatment Programme (NOCTP), ook wel bekend als


veren met roterend instrumentarium en restauratie Nexø-project. Doordat de laesie niet afgesloten wordt
middels een adhesief vulmateriaal of RVS-kroon. blijft er een zichtbare controle op de ontwikkeling van
Indien gekozen wordt voor deze laatste restauratie het proces, en het resultaat van de interventie, mogelijk.
methodiek dienen bepaalde voorgeschreven prepara-
Bij voorkeur vindt deze monitoring plaats met behulp
tievormen in acht te worden genomen;
van lichtfoto’s die tevens dienen als feedback aan ouders
1.3 Atraumatic Restorative Treatment (ART); excaveren
en/of patiënt. Met NRCT wordt beoogd het cariësproces
met louter handinstrumentarium en restauratie mid-

46 dels een adhesief vulmateriaal (glasionomeercement


of compomeer/composiet);
1.4 Alternatieve methoden voor prepareren en excave-
in een acute fase om te buigen naar een chronisch proces
waardoor de pulpa kans krijgt om defensieve mecha-
nismen te mobiliseren, zoals de vorming van tertiair
ren: Chemomechanische cariësverwijdering, YAG laser,
dentine.
ozon; Een onderzoek van Peretz (2006) toonde aan dat bij
kinderen met ECC (Early Childhood Caries) het cariës-
b Restauratiematerialen proces in frontelementen in 90% van de gevallen kon
– Pulpabehandeling worden gestopt (N=30) door goede instructie over
– Extractie mondhygiëne en voedingsgedrag, tweemaandelijks
periodiek mondonderzoek en het lokaal aanbrengen van
fluoridevernis, gecombineerd met het zo nodig slicen bij
approximale cariës.
Het indicatiegebied van, en daarmee de keuze voor, elk
van de strategieën die de mondzorgverlener binnen de Indicatie Globaal is NRCT geı̈ndiceerd bij jonge en
tertiaire preventie voorhanden heeft, wordt bepaald angstige kinderen om de restauratieve behandeling uit
door: te stellen tot deze beter wordt geaccepteerd of niet meer
1 Grootte, locatie en activiteit van de cariëslaesies nodig is omdat het cariësproces is gestopt, alsmede bij
2 Cariës risicoprofiel van de patiënt, gebaseerd op o.a.: cariësactieve kinderen om de zelfzorg te activeren ten-
3 Mondhygiëne, voedingsgewoonten en fluoridege- einde het cariësproces te remmen of te stoppen. De be-
bruik handeling is minder belastend en lijkt patiënt en ouders
4 Leeftijd en wisselfase dentitie beter te kunnen motiveren. Het betreft laesies welke
5 Recente cariësverleden goed bereikbaar zijn (of gemaakt kunnen worden) voor
6 Algemene gezondheid / medicatie mechanische reiniging en welke, uitgaande van de
7 Motivatie en attitude van de patiënt (en evt. ouders). anamnese, vrij zijn van naar irreversibele ontsteking
8 Coöperatie van de patiënt verwijzende klachten.
9 Vaardigheden van de mondzorgverlener
Conclusie
Ongeacht de behandelstrategie, is het van belang dat
zowel mondzorgverlener als patiënt (en/of diens ouders) Niveau 3 NRCT in het front lijkt een behandelstrategie welke
voldoende inzicht hebben in het cariësproces. Zij moe- kan resulteren in een vertraging of zelfs het volledig
stoppen van het cariësproces bij kinderen in de tijde-
ten zich bewust zijn van het feit dat symptomen zich
lijke dentitie.
lokaal misschien laten bestrijden maar dat het succes C Peretz 2006
van elke interventie bepaald wordt door een generale
aanpassing van factoren en dat er specifieke preventieve
maatregelen in acht genomen zullen moeten worden om Overige overwegingen
het cariësproces als zodanig onder controle te krijgen. NRCT is een behandelconcept dat bestaat uit 5 even be-
langrijke onderdelen c.q. randvoorwaarden. De mond-
Niet restauratieve interventie: Non Restorative zorgverlener dient zich te conformeren aan deze rand-
Cavity Treatment (NRCT) voorwaarden teneinde kwaliteit van eigen handelen, en
Deze vorm van tertiaire preventie is gebaseerd op een actieve medewerking bij de patiënt en/of diens verzor-
RCT waarin werd aangetoond dat een actieve cariëslae- gers, na te streven. De gestelde randvoorwaarden zijn
sie (weliswaar in het worteldentine) tot stilstand kan (Gruythuysen 2010):
worden gebracht door tweemaal daags te reinigen met 1 Aanwezigheid van een schriftelijk ‘informed consent’
een fluoridetandpasta (Nyvad en Fejerskov 1986). waarin vermeld staat wat de behandeling inhoudt en
Bij NRCT ligt de focus op het inactiveren van het op welke wijze behandelaar en patiënt/ouder kunnen
cariësproces door actieve beı̈nvloeding en monitoring bijdragen aan het succes van de onderhavige behan-
van het hele complex van cariës beı̈nvloedende en ver- deling.
oorzakende factoren in de mond als geheel en ter plaatse 2 De caviteit moet toegankelijk zijn (of gemaakt wor-
van de cariësactiviteit in het bijzonder. NRCT sluit den) voor (professionele) reiniging.
hiermee naadloos aan op het Non-Operative Caries
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 291

3 Er zullen remineralisatie-bevorderende middelen zingen (klinisch en/of röntgenologisch) zijn voor pulpa-
aangebracht moeten worden zoals een fluoridehou- pathologie of irreversibele pulpitis.
dende onderlaagcement en/of een fluoridevernis
4 De mondzorgverlener dient de cariëslaesie adequaat In een recente Cochrane review (met alleen observatio-
en reproductief te monitoren (bijvoorbeeld door nele studies) bleek dat de Hall techniek mogelijk betere
mondfoto’s en röntgendiagnostiek). resultaten geeft dan amalgaam restauraties (Innes 2007).
5 Er dient sprake te zijn van een (aantoonbaar) effec- In een daarna uitgevoerde RCT (n= 132) werd de waarde
tieve communicatie/ voorlichting/ verslaglegging. van de Hall techniek (PMC) onderzocht. Er werden
minder major en minor failures in de Hall groep gezien.
Omdat, ook op lokaal niveau (cariëslaesie) een groot deel Major failure omvat irreversibele pulpitis of lokaal ab-
van de verantwoordelijkheid voor het slagen van de be- ces. Minor failure omvat onder meer secundaire cariës of
handeling veel openlijker bij de patiënt (en diens verlies van een restauratie (Innes 2007a). Er werd verge-
ouders) gelegd wordt, zijn klinische betrokkenheid van leken met restauraties zoals die in de gemiddelde huis-
de patiënt en adequate begeleiding van de mondzorg- praktijk in Schotland werden vervaardigd. Bij deze res-
verlener, van groot belang. Dit geldt natuurlijk voor alle tauraties was door onvoldoende afsluiting de kans op
behandelstrategieën maar in geval van NRCT lijkt naast microlekkage soms aanwezig.
de plaquescore met name de activiteit van het cariës-
proces op deze manier beter controleerbaar. De cariës- Conclusie
activiteit kan bij de contactmomenten goed klinisch
worden beoordeeld en vastgelegd, en dit biedt goede Niveau 3 De Hall techniek met voorgevormde metalen kronen
mogelijkheden om de directe klinische betrokkenheid leidt tot betere klinische uitkomsten dan de conven-
tionele restauratie, zoals die in de gemiddelde praktijk
verder te optimaliseren. Als de gewenste verandering
in Schotland worden vervaardigd.
uitblijft kan de te volgen strategie opnieuw worden B Innes 2007a
heroverwogen. Op basis van thans beschikbaar onder-
zoeksmateriaal lijkt de NRCT methode in belangrijke
mate te kunnen bijdragen aan het beı̈nvloeden van het Overige overwegingen
cariësproces bij jonge precoöperatieve kinderen als on- De Hall techniek kan worden gebruikt bij alle gecavi-
derdeel van een gerichte individuele preventieve be- teerde melkelementen, rekening houdend met de ge-
handelstrategie. Meer gericht klinisch onderzoek is noemde contra-indicaties. De voortgang van het cariës-
echter gewenst om NRCT als behandelstrategie verder te proces kan echter minder goed klinisch worden beoor-
onderbouwen. deeld en vastgelegd. Ook wordt de occlusie en articulatie
in eerste instantie verstoord. Dit lijkt niet tot onge-
wenste bijwerkingen te leiden.
Aanbeveling

Mits toegepast binnen een juist indicatiegebied en Aanbeveling


uitgevoerd volgens de beschreven randvoorwaarden,
lijkt NRCT een adequate strategie voor de behandeling De Hall-techniek is een effectieve behandelmethode
van cariës bij jonge en expliciet cariësactieve kinderen mits toegepast in het juiste indicatiegebied en volgens
in de tijdelijke dentitie. Meer gericht klinisch onderzoek voorgeschreven protocol.
is echter gewenst om NRCT als behandelstrategie ver-
der te onderbouwen.

Weefselbesparend prepareren
In lijn met de huidige wetenschap wordt er meer terug-
Restauratieve interventies houdendheid betracht waar het de invasieve benadering
Preparatietechnieken Hall-techniek van cariës betreft. Door voortschrijdend inzicht in het
Bij deze behandelmethode wordt er geen cariës verwij- cariës-proces, de werking van fluoride en het reminera-
derd maar wordt een voorgevormde RVS kroon (Prefor- liserend vermogen van overgebleven tandweefsel, als-
med Metal Crown, PMC) rechtstreeks met glasiono- mede door eigenschappen van moderne restauratiema-
meercement over het carieuze (melk)element geplaatst. terialen, kan er weefselbesparender opgetreden worden.
Indicatief voor de Hall-techniek zijn gecaviteerde oc- De keuze om een, in meer of mindere mate, geëxca-
clusale en proximale laesies bij kinderen, met name bij veerde laesie af te sluiten met een restauratie of roest-
angstige en cariësactieve kinderen. De Hall-techniek is vrijstalen kroon berust naast de bij de tertiaire preventie
gecontraı̈ndiceerd voor immuno-gecompromitteerde al genoemde redenen op de volgende uiteenlopende
patiënten met een verhoogd endocarditis risico, alsmede gronden.
bij dermate carieuze elementen dat er evidente aanwij-
292 Kindertandheelkunde deel 2

a Vormherstel waardoor plaque verwijdering in be- kans op een expositie bij excaveren met het doel een
paalde gevallen vergemakkelijkt kan worden. indirecte overkapping te doen ongeveer 5-6% is (Orhan
b Functieherstel. 2010, Gruythuysen 2010).
c Esthetiek.
d Afsluiten van eventuele ‘restcariës’ van de orale om- Lula et al. (2009) toonden aan dat de keuze geheel of
geving waardoor substraattoevoer, en daarmee het lo- gedeeltelijke cariës verwijdering op termijn geen in-
kale cariësproces, kan worden stopgezet. vloed had op de bacteriële kolonisatie in de caviteit.

46 Met weefselbesparend prepareren wordt feitelijk de


conventionele wijze van excaveren bedoeld waarbij men
Conclusie

gebruik maakt van roterend instrumentarium. Echter, Niveau 2 Partiële cariësverwijdering in blijvende elementen en
in plaats van ruim cariës te verwijderen (volgens de melkelementen leidt tot goede klinische resultaten,
mits er een goed afsluitbare restauratie vervaardigd is.
principes van Black) dient men binnen de huidige in-
A2 Ricketts 2006
zichten weefselbesparend te werk te gaan. Het indica- B Maltz 2007
tiegebied omvat feitelijk alle cariëslaesies in zowel het
melk- als blijvend gebit, welke tot in het dentine voort-
geschreden zijn en progressie vertonen. Aanbeveling

Verwijderen van diepe cariës Bij restauratieve behandeling van diepe cariës in
Uit een Cochrane review (2 studies; n=237) bleek dat de melkelementen die voorafgaand aan de behandeling
kans op exponatie van de pulpa kleiner was bij partiële klachtenvrij zijn, heeft partieel excaveren de voorkeur,
cariësverwijdering dan bij volledige cariësverwijdering in op voorwaarde dat de caviteit daarna wordt voorzien
één zitting. Ook symptomen van pulpapathologie waren van een goed afsluitende restauratie.
minder aanwezig na partiële cariësverwijdering. Het be-
trof elementen die voor de behandeling klachtenvrij wa-
ren en ook röntgenologisch geen peri-apicale afwijkingen Atraumatic Restaurative Treatment (ART)
vertoonden. In de gebruikte onderzoeken traden in twee De ART methode werd oorspronkelijk ontwikkeld om
jaar niet meer pulpareacties (ontstekingsverschijnselen of enige vorm van restauratieve zorg te kunnen leveren in
necrose) of verlies van restauraties op in vergelijking met gebieden waar het aan voorzieningen voor ‘conventio-
volledige excavatie (Ricketts 2006). nele’ mondzorg ontbrak. Bij de ART methode wordt
louter met handinstrumentarium geëxcaveerd en geres-
Conclusies taureerd met een adhesief vulmateriaal (glasionomeer-
cement). De methode is patiëntvriendelijk en weefsel-
Niveau 2 Bij, voorafgaand aan de behandeling, klachtenvrije, besparend en past als zodanig binnen de huidige in-
diep carieuze elementen leidt partiële cariësverwijde- zichten en behandelconcepten. Het succes is groot te
ring tot minder pulpareactie en/of exponatie, dan
noemen voor eenvlaksrestauraties in zowel melk- als
volledig excaveren.
A2 Ricketts 2006 blijvend gebit (65-97%), maar de resultaten zijn bewezen
onvoldoende voor twee- of meervlaksrestauraties (31-
76%) (Holmgren 2000, Smales & Yip 2000, Honkala
Niveau 2 Indirect overkappen lijkt de behandeling van eerste 2003, Frencken 2004, Van ‘t Hof 2006, Ersin 2006, van
keus bij diep carieuze melkelementen. Gemert-Schriks 2007).
A2 Ricketts 2006
Het indicatiegebied voor ART behelst om deze reden
dan ook eenvlakscaviteiten in, bij voorkeur, blijvende
molaren. De caviteiten dienen toegankelijk te zijn of
Het indicatiegebied voor stapsgewijze excavatie (step- gemaakt te worden voor het te gebruiken handinstru-
wise excavation) neemt af met de groeiende evidentie mentarium. ART is gecontraı̈ndiceerd wanneer er preo-
dat het achterblijven van geı̈nfecteerd dentine centraal peratief evidente aanwijzingen (klinisch en/of röntgen-
in de caviteit, het succes van de restauratie niet in de ologisch) zijn voor pulpa-pathologie.
weg blijkt te staan. Het biologische bewijs voor de
noodzaak tot heropening van de caviteit ontbreekt Conclusie
(Maltz 2007). Dit natuurlijk op voorwaarde dat de cavi-
teit is voorzien van een goed afsluitende restauratie. Niveau 3 Het succes van de ART methode is groot te noemen
Onderzoek van Ricketts toont dat in de eerste twee waar het eenvlaksrestauraties in melk-en blijvende
gebit aangaat. De overleving van meervlaksrestaura-
jaar na partiële cariësverwijdering niet meer pulpareac-
ties is onvoldoende.
ties of verlies van restauraties gevonden worden, terwijl C Van ’t Hof 2006, van Gemert-Schriks 2007
de kans op exponatie significant kleiner is dan bij vol-
ledige cariësexcavatie. Recent werd bevestigd dat de
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 293

Het gebruikte vulmateriaal bleek niet significant bepa- Alternatieve excavatiemethodieken en/of
lend voor het succes van ART (Marks 2000, Lo 2001, hulpmiddelen
Ersin 2006). Binnen deze paragraaf wordt ruimte geboden aan 3 ver-
schillende ‘alternatieve’ excavatiemethodieken welke op
Conclusie zichzelf kunnen staan of onderdeel kunnen uitmaken
van één der bovengenoemde technieken (met name
Niveau 3 Diverse Glasionomeercementen (GIC) vulmaterialen weefselbesparend prepareren of ART).
zijn toepasbaar binnen de ART methode. Al naar ge-
lang de situationele omstandigheden en voorzienin-
Chemomechanische cariës verwijdering
gen kunnen andere dan de in de basis voorgeschre-
ven, adhesieve vulmaterialen gebruikt worden. Inleiding Chemisch-mechanische cariësverwijdering
C Marks 2000, Lo 2001, Ersin 2006 houdt in het chemisch verweken van carieus dentine
gevolgd door een voorzichtige verwijdering ervan met
excavatoren. Het verwekingsmiddel is een vers mengsel
In een RCT in Bandung (Indonesië) waarbij bij 6-jarige van aminozuren en natriumhypochloriet, waarbij
kinderen een klasse II restauratie in een melkmolaar N-monochlooraminozuren ontstaan die selectief het
werd vervaardigd (n=403), bleek dat gedurende de ge- gedemineraliseerde collageen in carieus dentine afbre-
hele behandeling ART als minder belastend werd erva- ken. Doordat louter gedemineraliseerd dentine wordt
ren dan conventioneel boren (Schriks 2003). verwijderd is de noodzaak voor lokale anesthesie min-
der groot. De methode is zeer geschikt voor de behan-
Conclusie deling van melkelementen en bij angstige en medisch
gecompromitteerde patiënten. Het behandelde denti-
Niveau 3 Patiënten lijken zich comfortabeler te voelen met ART neoppervlak is zeer onregelmatig en zeer geschikt voor
dan met conventioneel boren. hechting van composiet of glasionomeercement. Wan-
B Schriks 2003
neer de cariës volledig is verwijderd, is het resterende
dentine gezond en hard. Het systeem werd oorspronke-
lijk in de jaren tachtig in de Verenigde Staten op de
Overige overwegingen markt gebracht onder de naam Caridex. Inmiddels is
Bij het gebruik van handinstrumentarium is gebleken een nieuw systeem, Carisolv, op de markt gebracht
dat de kans op beschadiging van buurelementen signi- (Beeley en Stevenson 2001).
ficant kleiner is dan wanneer gebruik wordt gemaakt
van roterend instrumentarium (Lenters 2006). Een Wetenschappelijke onderbouwing
gunstig bijeffect door het minder diep aansnijden van Onderzoek naar de effectiviteit van chemische cariës-
de dentinetubili is dat ook vaak het gebruik van lokale verwijdering met Carisolv heeft aangetoond dat bij che-
anesthesie bij handexcavatie minder noodzakelijk en momechanische cariësverwijdering met Carisolv signi-
daarom voor de patiënt comfortabeler is (van Bochove en ficant minder pijn gerapporteerd werd, caviteitsingan-
van Amerongen 2006). Daarom kan het gebruik van gen en verwijderd-weefsel-volume kleiner waren en
handinstrumentarium voor excaveren zeker worden patiënten over het algemeen positiever waren, in verge-
overwogen. Het verlies van een proximale ART-restau- lijking tot cariës excavatie van melk molaren met high
ratie lijkt geen invloed te hebben op de levensduur van speed (Ericson 1999, Nadanovsky 2001, Lozano-Chourio
de betreffende tijdelijke molaar (Boon 2010). 2006). De behandeling met Carisolv duurt wel signifi-
cant langer ten opzichte van conventioneel boren (Ho-
sein 2008) al wordt dit in de RCT uitgevoerd door Na-
Aanbevelingen
danovsky (2001) niet bevestigd.
In een 3-armige RCT (n=217) werd excaveren met Ca-
Door de patiëntvriendelijkheid is ART een bij uitstek
risolv vergeleken met Atraumatic Restaurative Treat-
geschikte behandelmethode voor (zeer) jonge kinderen
ment (ART) en met excaveren d.m.v. boren. Er werden
die nog maar weinig ervaring hebben met de tand-
geen significante verschillen gevonden met betrekking
heelkundige situatie bij de behandeling van klasse I
restauraties. tot de ‘survival rate’ tussen de 3 verschillende restaura-
tieve behandelingen (Roeleveld 2006).
Cariës kan uitstekend middels handinstrumentarium
verwijderd worden. Het gebruik van handinstrumenten Conclusies
past heel goed in het huidige denkbeeld van minder
invasief (be)handelen. Modificaties op de techniek, Niveau 2 Chemomechanische cariësverwijdering lijkt doeltref-
zoals het gebruik van ander vulmateriaal zoals compo- fend, maar lijkt door de langere tijdsbesteding moge-
lijk minder effectief dan traditioneel excaveren.
meer of het initieel openen van de laesie met roterend
B Ericson 1999, Hosein 2008, Nadanovsky 2001
instrumentarium ter verkrijging van toegankelijkheid
voor handinstrumenten, kunnen worden overwogen.
294 Kindertandheelkunde deel 2

Niveau 3 Door chemomechanische verwijdering van cariës lijkt Conclusie


minder weefsel te worden verwijderd en lijken de uit-
eindelijke caviteitsingangen kleiner te zijn.
Niveau 3 Behandeling van cariës met excavatie met een Er:
B Lozano-Courio 2006
YAG laser lijkt veilig en effectief.
B Den Besten 2001

Niveau 2 Chemomechanische cariësverwijdering lijkt minder


pijn en ongemak te geven dan excaveren middels
roterend instrumentarium maar een vergelijkbaar

46 discomfort met het gebruik van handinstrumenten.


B Lozano-Courio 2006, Ericson 1999, Hosein 2008,
Nadanovsky 2001
Overige overwegingen
Het lijkt dat minder kinderen bij het gebruik van laser
lokaalanesthesie noodzakelijk vinden, maar de indruk
bestaat dat de behandeling met een laser meer tijd
vraagt. De behandeling is kosten verhogend en er is
Niveau 3 Chemomechanische cariësverwijdering duurt langer minder zicht op de hoeveelheid verwijderde cariës. Dit
dan cariës excaveren middels roterend instrumenta- lijkt ook gezien de huidige inzichten m.b.t. terughou-
rium, maar de resultaten hierover zijn inconsistent.
dendheid in cariësverwijdering, een beperkende factor
B Lozano-Courio 2006 Hosein 2008 Nadanovsky 2001
in het indicatiegebied.

Aanbeveling
Overige overwegingen
Voor het verwijderen van glazuur bij het openen dan
De meerwaarde van de laser voor de cariësbehandeling
wel het toegankelijk maken van de caviteit is Carisolv
in de kindertandheelkunde lijkt (nog) onvoldoende
ongeschikt en wordt gebruik gemaakt van traditionele
aangetoond.
mechanische en/of met handinstrumentarium uitge-
voerde methoden. De uitgesproken chloorsmaak wordt
ook door veel behandelaars als een nadeel ervaren. Het
gebruik van Carisolv werkt kostenverhogend. Ook is Ozon
door de gel de hoeveelheid verwijderde cariës minder De toepassing van ozon bij wortelcariës is in diverse
zichtbaar en dit lijkt mede in het licht van de huidige RCT’s als succesvol betiteld (Bayson and Lynch 2003,
inzichten m.b.t. terughoudendheid in cariësverwijde- Holmes 2004). Echter, binnen de kindertandheelkunde
ring een beperkende factor in het indicatiegebied. is deze vorm van cariës beduidend minder prevalent.
Voor pit- en fissuur cariës worden vervolgens geen
soortgelijke resultaten gevonden. Zo bleek in een syste-
Aanbeveling
matische review geen significant verschil in verandering
van ernst van de laesies (Brazelli 2006). In een Cochrane
Chemomechanische cariësverwijdering is een effec-
review met 3 studies met 432 gerandomiseerde laesies
tieve methode. De langere behandeltijd en het gebrek
(n=137) bleek de ‘risk of bias’ in alle studies hoog en
aan transparantie inzake de hoeveelheid cariës die
concludeerden de auteurs dat er geen betrouwbare evi-
verwijderd wordt, vormen, in het licht van de huidige
inzichten m.b.t. terughoudendheid in cariësverwijde- dence was voor behandeling met ozon (Rickard 2004). In
ring, een beperkende factor in het indicatiegebied. een RCT (n=41) werd 3 maanden na ozonapplicatie geen
significant verschil in cariësprogressie of regressie ge-
vonden t.o.v. de onbehandelde groep in de totale stu-
diepopulatie. Behandeling met ozon liet wel een verbe-
YAG laser tering zien in de groep patiënten met hoog risico op
In een RCT onder 124 patiënten van 4-18 jaar oud werd cariës (Huth 2005).
behandeling met een Er:YAG laser vergeleken met con-
ventioneel boren. Alle 42 boorprocedures en 81 van de 82 Conclusie
laserprocedures verliepen veilig en waren effectief. Er
werd meer anesthesie gebruikt bij boorprocedures dan Niveau 2 Voor ‘pit en fissuurcariës’ lijkt behandeling met ozon
bij de laserbehandelingen (Den Besten 2001). In deze niet of nauwelijks tot enige verbetering te leiden.
A2 Rickard 2004, Brazelli 2006
studie werd overigens geen onderscheid gemaakt tussen
verschillende leeftijdscategorieën.

Overige overwegingen
Behandeling met ozon lijkt niet zinvol in de behande-
ling van het kindergebit. Het leidt niet tot positieve
resultaten in de behandeling van pit en fissuurcariës en
het heeft ook geen positief effect op de levensduur van
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 295

sealants als de elementen voorafgaand met ozon zijn je het werkveld als het ware buiten de mond van het
behandeld. kind, waardoor deze laatste de behandeling doorgaans
beter accepteert.
Rubberdam wordt met name door pedodontologen en
Aanbeveling
in centra voor jeugdtandzorg veel gebruikt. Om het
comfort voor de patiënt te verhogen wordt de rubber-
Behandeling van cariëslaesies met ozon is niet aan te
dam zelfs al voorafgaand aan het prepareren aange-
bevelen.
bracht (minder kans op iatrogene schade aan tong/wang
en minder water in de mond). In de algemene praktijk
wordt rubberdam doorgaans minder vaak toegepast,
Restauratiematerialen met als veelgehoord argument gebrek aan coöperatie
Vulmaterialen die hun toepassingsgebied in de melk- van de patiënt. Dit laatste wordt niet door onderzoek
dentitie vinden, zijn voornamelijk de plastische vulma- bevestigd (Soldani 2006).
terialen (compomeer en glasionomeercement) of de
voorgevormde roestvrijstalen (RVS) kroontjes. In een
Aanbeveling
Cochrane review naar verschillende restauratiemateria-
len voor melkelementen werden 3 studies gevonden. Er
Bij het restaureren van melkelementen is het restau-
werden geen significante verschillen gevonden tussen
ratiemateriaal van eerste keus compomeer, composiet
esthetische vs conventionele RVS kronen voor melkmo-
of een resin modified glasionomeer cement. Bij zeer
laren. Ook werd geen verschil in restauratiefalen ge-
uitgebreide cariëslaesies kan een voorgevormde kroon
vonden tussen amalgaam en ‘resin-modified glass iono- de voorkeur genieten.
mer’ (Vitremer) of compomer (Dyract) (Yengopal 2009,
Hickel 2005) gebaseerd op longitudinale en retrospec-
tieve observationele studies over het gebruik van ver-
schillende materialen. Hieruit kan op basis van jaar- Pulpabehandeling in het melkgebit
lijkse faalcijfers evenmin een duidelijk verschil worden Inleiding In het licht van de huidige overtuiging, dat
geconcludeerd. meer terughoudendheid in de mate van cariësverwijde-
ring betracht mag worden, neemt de indicatie voor pul-
Conclusie pabehandelingen zienderogen af. In die gevallen waar-
bij het cariësproces dermate ver is gevorderd dat alsnog
Niveau 3 Op basis van de beschikbare evidentie kan geen su- expositie optreedt, kan alsnog een pulpabehandeling
perioriteit van een van de beschikbare restauratiema- worden uitgevoerd.
terialen bij behandeling van melkelementen worden
vastgesteld.
B Yengopal 2009 In een Cochrane review naar de waarde van verschil-
lende technieken voor pulpa-behandeling werden
slechts 3 RCT’s ingesloten. Hieruit kon geen superiori-
Overige overwegingen teit van enige behandeling worden geı̈ncludeerd (Nadin
Amalgaam lijkt in deze tijd geen plaats meer te hebben 2003).
in de behandeling van het melkgebit. Met composiet, Een latere systematische review met studies tot 2006
compomeer en resin modified glasinonomeer cement vond echter wel een lagere kans op klinisch en radiolo-
(GIC) worden vergelijkbare succespercentages gemeld. gisch falen bij gebruik van ‘mineral trioxide aggregate’
GIC lijkt door de geringe buigsterkte minder geschikt (MTA) dan bij gebruik van formocresol na 6-12 maan-
voor klasse II restauraties. Bij zeer uitgebreide cavitei- den. Interne wortelresorptie kwam minder vaak voor in
ten lijken de voorgevormde RVS kronen de grootste de MTA groep (Peng 2006). In een andere review van
overlevingskans te hebben (Uribe 2007). Ook restaura- studies tot 2006 werd geen verschil in faalkans gevon-
ties in het melkgebit kunnen (zelfs bij hoog-cariësrisico den tussen ijzersulfaat en formocresol (Peng 2007). In
kinderen) een lange levensduur hebben en tot de wisse- een RCT (n=34) werd geen verschil gevonden in het suc-
ling functioneren. Het onderzoek betrof 3-jarige resul- cescijfer tussen het gebruik van calcium hydroxide of
taten. (Marks 1999). mineraal trioxide bij partiële pulpotomie na gemiddeld
35 maanden (Qudiemat 2007).
Het droogleggen van het werkveld is bij kinderen vaak
lastiger dan bij de meeste volwassenen. Daarom kan het
gebruik van rubberdam worden overwogen.
De meest genoemde voordelen zijn het voorkomen
van contaminatie met speeksel en vocht, beter zicht,
veiligheid en meer ontspanning voor patiënt en tandarts
door de isolatie. Door het gebruik van rubberdam plaats
296 Kindertandheelkunde deel 2

Conclusie
Aanbeveling
Niveau 2 Gebruik van mineraal trioxide bij patiënten waarbij de
pulpa is geëxponeerd lijkt na 6-12 maanden tot een Extractie is alleen geı̈ndiceerd als er sprake is van kli-
lagere kans op klinisch of radiologisch falen te leiden nisch en/of röntgenologisch bevestigde ontstekings-
dan met gebruik van formocresol. verschijnselen (abces / fistel) al dan niet gepaard
De beschreven toxische en schadelijke effecten van
gaande met een pijnhistorie. Ook een specifieke medi-
formocresol zijn verontrustend.
A2 Peng 2006 sche conditie (focusvrij maken) van de patiënt leiden

46 tot extractie. Bij een symptoomloze pulpapoliep kan


een afwachtende houding worden aangenomen.

Overige overwegingen
Bij lichte, naar reversibele ontsteking verwijzende pijn-
klachten (snel verdwijnende pijn als gevolg van tempe-
ratuurprikkels of het innemen van zoetigheid) gaat de Voor- en nadelen tandheelkundige behandelingen
voorkeur uit naar partiële cariës verwijdering. Indien er A Welke tandheelkundige behandelingen kunnen worden toege-
alsnog een expositie ontstaat (slechts 5-6% van de ge- past bij jeugdigen en wanneer zijn deze geı̈ndiceerd?
vallen) is pulpabehandeling optioneel (Ricketts 2006, De mondzorgverlener maakt een keuze voor de te
Orhan 2010). volgen behandelstrategie bij de manifestatie van cariës
in de tijdelijke dentitie bij kinderen. Deze keuze wordt
door vele factoren beı̈nvloed. Een aantal hiervan zijn
Aanbevelingen
patiëntgebonden zoals o.a. mondverzorging, eet- en
drinkgewoonten, coöperatie, bereidheid tot gedragsver-
Het indicatiegebied voor vitale pulpabehandelingen is
andering en sociale en medische factoren. Andere facto-
heel beperkt.
ren zijn behandelaar gebonden zoals kennis omtrent en
In geval van exponatie en een gemakkelijk te stoppen
vaardigheden met betrekking tot de verschillende indi-
bloeding kan een pulpotomie uitgevoerd worden, mits
onder de juiste condities uitgevoerd en bij voorkeur catiegebieden en behandelstrategieën. Van groot belang
met gebruikmaking van ‘mineral trioxide aggregate’ is dat de keuze is gebaseerd op volledige consensus met
(MTA). de patiënt of diens ouders, en dat de behandelaar de
Indien de bloeding niet binnen korte tijd (30-60sec.) keuze te allen tijde kan verantwoorden. Hierbij speelt
kan worden gestopt, verdient extractie van het betref- monitoring en verslaglegging een essentiële rol.
fende element de voorkeur.
B Hoe wordt de afweging tussen restauratief en/of niet-restau-
De werkgroep is van mening dat toepassing van for- ratief behandelen gemaakt? Is er verschil in behandeling van een
mocresol in de kindertandheelkunde wetenschappelijk melkgebit en een blijvend gebit?
niet te verdedigen en dus niet gerechtvaardigd is. In veel opzichten gelden voor behandeling van de
tijdelijke en blijvende dentitie dezelfde voorwaarden.
Echter, er bestaan aanwijzingen dat het cariësproces in
melkelementen anders (sneller) verloopt dan in blij-
Extractie vende elementen. Deze aanwijzingen zijn niet allen
Deze terminale strategie is alleen geı̈ndiceerd wanneer even sterk te onderbouwen vanuit de literatuur maar
de meer conserverende strategieën geen gewenst effect wellicht dat de lagere mineralisatiegraad van het melk-
teweeg hebben kunnen brengen, er sprake is van verge- glazuur/dentine alsmede de kortere afstand van de gla-
vorderde, klinisch en/of röntgenologisch bevestigde, ir- zuurkap tot de pulpa in het tijdelijk gebit hier deels
reversibele ontstekingsverschijnselen (abces/fistel) al verantwoordelijk voor zijn. Indien de cariëslaesie toe-
dan niet gepaard gaande met een pijnhistorie. Daar- gankelijk is of wordt gemaakt (slicen) lijkt dit proces te
naast kan een specifieke medische conditie (focus-vrij kunnen worden gestopt of vertraagd.
maken) van de patiënt bepalend zijn in de keuze voor De keuze restauratief/niet-restauratief handelen
deze strategie. Ook kan extractie onderdeel zijn van een wordt op uiteenlopende gronden (onder meer: motivatie
zorg- of behandelplan. Bij een symptoomloze pulpapo- en leeftijd patiënt, locatie, grootte en activiteit van de
liep kan een afwachtende houding worden aangeno- laesie) en naar inzicht van de mondzorgverlener gesteld.
men. Bepaalde behandelingstechnieken/strategieën zijn
specifiek geëvalueerd en dus geı̈ndiceerd in de tijdelijke
dentitie. Dat geldt mogelijk ook voor de toepassing van
bepaalde materialen, zoals compomeer, daar waar mo-
gelijk hogere eisen gesteld kunnen worden aan bijvoor-
beeld de slijtvastheid in het blijvende gebit. Hier speelt
onder andere mee dat m.b.t. de levensduur hogere eisen
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 297

kunnen worden gesteld aan de toegepaste materialen en


methoden in het blijvende gebit. pijngedrag

C Welke complicaties kunnen zich bij jeugdigen voordoen bij de pijnbeleving


verschillende tandheelkundige behandelingen?
pijngewaar-
De mogelijke complicaties bij de diverse behande- wording
lingstechnieken zijn gelijk. Cariësprogressie kan leiden
tot pijn en ontsteking van het betreffende element, ook
kunnen tandvleesproblemen ontstaan. Bij restauratieve nociceptie
ingrepen dient men alert te zijn op beschadiging van de
buurelementen!
Op mogelijke complicaties kan geanticipeerd worden
door de mondzorgverlener als het eigen handelen kri- j
46:1

tisch wordt vervolgd middels zorgvuldig uitgevoerde


controles, mondfoto’s en röntgen diagnostiek. Figuur 46.1 Het pijnmodel van Loeser.

46.6.3 pijnbestrijding bij tandheelkundige


behandelingen 2009). De mondzorgverlener dient zich echter te allen
tijde te vergewissen van het cognitieve ontwikkelings-
Uitgangsvraag 13a niveau van het kind om deze rapportage ook op waarde
Welke pijnbestrijding is bij tandheelkundige behandelingen bij te kunnen schatten.
jonge kinderen gewenst? Wanneer is bij tandheelkundige be-
handeling van jonge kinderen lokale anesthesie gewenst/aange- Eén van de meest voorkomende pijnprikkels in de kin-
wezen? Welke anesthesietechniek verdient de voorkeur? dertandheelkunde wordt veroorzaakt door de schade die
optreedt als gevolg van ernstige cariës. De daaropvol-
Inleiding gende tandheelkundige behandeling is een andere mo-
Vooraleer gesproken kan worden over de bestrijding van gelijk pijnlijke ervaring. Ook het middel wat wordt ge-
pijn, is het zinvol een juiste omschrijving van pijn te bruikt om deze pijn te bestrijden (injectie van de lokale
formuleren alsmede inzicht te hebben in de diagnostiek anesthesie) kan een pijnlijke sensatie zijn.
van pijn. De meest gebruikte definitie van pijn is de ‘Angst voor de tandarts’ kan ontstaan door informa-
volgende: tie-overdracht en ‘modelling’. Echter, de belangrijkste
Pijn is een onplezierige, gevoelsmatige en emotionele beleving veroorzaker voor tandartsangst is het doormaken van
die word geassocieerd met een daadwerkelijke of dreigende be- een pijnlijke ervaring (Rachman 1991). Bovendien is
schadiging van weefsel, dan wel beschreven wordt in termen van pijnrapportage positief gerelateerd aan het angstniveau
een dergelijke weefselbeschadiging (International Association for van de patiënt; hoe meer angst, des te meer pijn (Arnst,
the study of pain, IASP,1979). Versloot 2007). Daarmee is de cirkel rond. Indien eerste
behandelingen pijn- en ongemak vrij zijn wordt de
Pijn is een complex fenomeen. Door de Amerikaanse ontwikkeling van tandartsangst vertraagd of uitgesteld
neurochirurg John Loeser werd in 1980 een pijnmodel (latente inhibitie) (Davey 1989, Ten Berge 1999). Een be-
geı̈ntroduceerd wat nog steeds veelvuldig toegepast langrijk uitgangspunt bij tandheelkundige behandeling
wordt (Loeser 1980). In dit pijnmodel van Loeser worden is dan ook vaak dat deze pijnvrij moet zijn. Belangrijk is
de verschillende invloeden van en op pijn geı̈ntegreerd dan ook om bij alle behandelingen, waarvan te voren
met elkaar. Een concept gebaseerd op 4 begrippen: no- kan worden verwacht dat deze pijn zullen doen, vol-
ciceptie, pijngewaarwording, pijnbeleving en pijnge- doende pijnbestrijding te gebruiken.
drag. Door als hulpverlener dit model te gebruiken De gebruikelijke methode om pijn te bestrijden bij de
binnen de diagnostiek, behandeling en begeleiding, kan (kinder-) tandheelkundige behandeling is het gebruik
deze een goed beeld verkrijgen op welk niveau proble- van lokaal anesthesie. Alternatieve methoden als dis-
men van pijn zich afspelen. tractie, hypnose, relaxatie zijn beschreven maar duide-
Met name op het niveau van de ‘pijnbeleving’ en lijk minder effectief.
‘pijngedrag’ schuilt veel subjectiviteit. Emotie, omge-
vingsfactoren, culturele en religieuze achtergrond van Methode
een patiënt, de aan of afwezigheid van sociale onder- In eerste instantie werden 65 artikelen geselecteerd op
steuning, persoonlijkheid, ontwikkelingsniveau en li- basis van het abstract. Bij een tweede selectie werden
chamelijke invloeden spelen een rol. Mede door deze hiervan 46 artikelen geëxcludeerd die uitsluitend stu-
subjectiviteit laat pijn zich moeilijk meten. De gouden dies naar anesthesiemiddelen of -apparatuur beschre-
standaard in het meten van pijn is de zelfrapportage ven. Daarnaast werden enkele narratieve reviews geëx-
(Van Bayer 2002, van Baeyer en Spagrund 2007, Versloot cludeerd en een aantal studies die niet relevant bleken
298 Kindertandheelkunde deel 2

voor de beantwoording van de vraag (studies naar ver- gekeerd was (Baghdadi 1999). Er werden geen signifi-
wijsgedrag, studies bij een onjuiste leeftijdsgroep, een cante verschillen tussen de 2 anesthesiemethoden ge-
evaluatie van een training). vonden op een subjectieve pijnkleurenschaal, op de
De resterende 19 artikelen werden geheel beoordeeld. ‘Sound, eye and motor scale’ en op de ‘North Carolina
Daarvan werden er nog eens 6 geëxcludeerd; 2 artikelen Behavior Rating Scale’.
beschreven studies die niet werden uitgevoerd bij kin- Twee studies vergeleken de ‘Wand’ met traditionele
deren, de overige werden uitgesloten omdat zij niet re- systemen voor lokale anesthesie. In een studie werden

46 levant bleken voor de beantwoording van de vraag.

Samenvatting van de literatuur


62 kinderen in de leeftijd van 5 tot 13 jaar gerandomi-
seerd naar de ‘Wand’ of een injectie in het palatum met
een traditionele injectiespuit of buccale infiltratie (Gib-
Een observationele studie naar factoren gerelateerd aan son 2000). Het pijngedrag werd gemeten door middel
de effectiviteit van pijncontrole door lokale anesthesie van een ‘pain behavior code’. Bij palatuminjecties wer-
onderzocht 361 kinderen met een gemiddelde leeftijd den significant meer onderbrekingen, meer huilen en
van 87 maanden (Nakai 2000). Bij 117 kinderen was meer lichaamsbewegingen geconstateerd ten opzichte
sprake van extractie of pulpotomie, bij 244 van restau- van de andere 2 groepen. Er werd geen verschil tussen de
ratie of plaatsing van een kroon. Bij behandelingen in interventiegroepen gevonden op een 10-punts ‘visual
de maxilla werd altijd infiltratie-anesthesie toegepast, analog scale (VAS)’ voor pijnperceptie. De overall tevre-
bij ingrepen in de mandibula diverse vormen van injec- denheid over de behandeling gemeten met 5 vragen op
ties. Bij 18,8% van de kinderen werd orale premedicatie een 6-punts VAS liet evenmin significante verschillen
gegeven. De effectiviteit van de pijncontrole werd ge- tussen de interventiegroepen zien.
meten met behulp van de ‘Sound, eye and motor scale In een andere gerandomiseerde studie onder 40 kin-
(SEM)’. Bij 42 kinderen (11,6%) was sprake van ineffec- deren in de leeftijd van 2 tot 5 jaar werd de ‘Wand’
tieve pijncontrole. Ineffectieve pijncontrole werd vooral vergeleken met traditionele injecties (buccale infiltratie
gevonden bij angstige kinderen, kinderen met sympto- en palatuminjecties) (Allen 2002). Bij gebruik van de
men voorafgaand aan de injectie en bij meer invasieve Wand waren significant minder onderbrekingen nodig
procedures. Bij multivariate analyse werd alleen een in vergelijking tot de traditionele injecties en ook de
significante associatie gevonden tussen pijncontrole en tegenwerking bij kinderen was significant minder bij
angst. gebruik van de Wand.

Conclusie Conclusie

Niveau 3 Er zijn aanwijzingen voor een significante negatieve Niveau 2 Bij gebruik van de Wand lijkt er minder pijngerelateerd
associatie tussen pijncontrole en angst bij jonge kin- ongemakgedrag (huilen, noodzaak tot onderbreken
deren die een tandheelkundige behandeling (extrac- behandeling, lichaamsbewegingen) op te treden dan
tie, pulpotomie, restauratie of plaatsen van een kroon) bij traditionele injecties bij jeugdigen die restauratie
ondergaan. van het gebit ondergaan.
C Nakai 2000 B Baghdadi 1999, Allen 2002, Gibson 2000

In een gerandomiseerde cross-over studie werd de reac- Uit onderzoek van Versloot (2005) bleek bij kinderen
tie van kinderen in de leeftijd van 4 tot 10 jaar op lokale met een hoog angstniveau geen verschil in ervaren pijn
injectie in de mandibula en maxilla vergeleken (Ram en ongemak tussen een anesthesie met de Wand en tra-
2001). De gemodificeerde ‘Behavioral pain scale’ liet zien ditionele injecties. Bij kinderen met weinig angst werd
dat kinderen in de leeftijdsgroep 4 tot 6 jaar significant minder verbaal protest, beweging en spierspanning ge-
vaker huilden bij een injectie in de maxilla ten opzichte meten bij het gebruik van de Wand. In onderzoeken van
van de mandibula. Versloot (2008) en van Kuscu (2008) bleek dat de reactie
Subjectieve evaluatie door middel van de ‘facial pain van kinderen op lokaal anesthesie vooral bepaald werd
scale’ liet geen verschil zien tussen injecties in de man- door het angstniveau. In het onderzoek van Versloot
dibula en de maxilla. De meeste kinderen beoordeelden 2008 werd geen verschil in reactie gemeten tussen het
beide injecties als een positieve niet-pijnlijke ervaring. gebruik van de Wand en traditionele injecties. Dit laat-
ste was ook de conclusie uit onderzoek van Asarch
In een gerandomiseerde studie werden 28 kinderen met (1999).
een gemiddelde leeftijd van 10,2 jaar, bij wie een klasse I
caviteit behandeld moest worden in 2 symmetrische
kiezen, gerandomiseerd naar een groep die eerst een
behandeling onder lokale anesthesie en een 2e behan-
deling onder elektronische dentale anesthesie kregen of
naar een groep waarbij de volgorde van anesthesie om-
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 299

Conclusie
Aanbeveling
n.v.t. Het bewijs ten aanzien van de effectiviteit op pijn-
ervaring bij jeugdigen bij gebruik van de Wand in ver- Voorkomen van pijn is belangrijk bij de behandeling
gelijking met de traditionele injecties is inconsistent. van jeugdigen. Bij alle behandelingen die pijn kunnen
B Asarch 1999, Kuscu 2008, Versloot 2005, 2008 veroorzaken adviseert de werkgroep het gebruik van
lokaal anesthesie.

Overige overwegingen
Berichten over de voordelen van het gebruik van elek-
tronische dentale anesthesie (CCLAD) wat betreft Uitgangsvraag
patiënt comfort lijken niet eenduidig. Met name het Wanneer en welke sedatie technieken kunnen de tandheelkun-
angstniveau van het kind lijkt van invloed op het er- dige behandeling bij kinderen ondersteuning bieden?
varen discomfort tijdens de anesthesie.
Milde orale (bijv. Midazolam) of inhalatie (lachgas) se-
dativa kunnen ondersteuning bieden bij de tandheel-
Aanbeveling
kundige behandeling van kinderen die een slechte co-
operatie vertonen. Deze middelen dienen niet ter ver-
De werkgroep spreekt geen voorkeur uit voor het
vanging van het lokaal anestheticum. Zij leveren geen
gebruik van elektronische dentale anesthesie.
directe pijnreductie. Het gebruik van deze sedatietech-
nieken is voorbehouden aan zorgverleners die zich daar
middels specifieke training en scholing in bekwaamd
gebruik van lokaal anesthesie hebben. Ook hier geldt bekwaam is bevoegd. De me-
thoden zijn niet zonder meer voorhanden in de alge-
Inleiding mene (eerstelijns) mondzorgpraktijk.
Geen onderzoek werd gevonden over wanneer bij kin-
deren het gebruik van lokaal anesthesie gewenst is. Ge- Behandeling onder algehele anesthesie kan geı̈ndiceerd
zien de relatie tussen pijnbeleving en het ontstaan van zijn bij (zeer) jonge, oncoöperatieve kinderen of patiën-
angst lijkt het logisch om bij alle behandelingen waarbij ten met een beperking en/of een dusdanig ernstige vorm
pijn te verwachten is gebruik te maken van anesthesie. van psychopathologie waarvoor uitgebreide tandheel-
kundige behandeling met lokaal anesthesie en sedativa
Overige overwegingen een te zware (psychische) belasting is. Tandheelkundige
Omdat pijnlijke tandheelkundige behandeling kan lei- behandeling onder algehele anesthesie mag alleen uit-
den tot tandartsangst dient te allen tijde pijnbeleving gevoerd worden door daartoe bekwame en bevoegde
(zo veel mogelijk) voorkomen te worden. De aangewe- zorgverleners. Toepassing in de algemene praktijk is
zen methode voor het pijnloos behandelen van kinderen onderhavig aan daartoe opgestelde internationale pro-
is het gebruik van lokaal anesthesie. Het injecteren van tocollen en valt daarom buiten het bestek van deze
lokaal anesthesie, of dat nu met een computer gestuurde richtlijn.
machine of conventioneel gebeurt, kan worden onder-
steund door het gebruik van een oppervlakte anestheti- In de volgende 2 retrospectieve onderzoeken werd na-
cum. gegaan welke redenen er bestaan voor de keuze voor
algehele anesthesie.
Bij meer invasieve behandelingen (bijvoorbeeld bij be- Een retrospectief statusonderzoek evalueerde de vraag
handeling van elementen met pulpitis, periapicale ont- naar algehele anesthesie bij 210 kinderen (gem. leeftijd
stekingen of bijvoorbeeld kaasmolaren), kunnen gelei- 5,4 jaar) die behandeld werden in 1984 en bij 213 kinde-
dings-of infiltratie anesthesie onvoldoende effect heb- ren (gem. leeftijd 5,2 jaar) die behandeld werden in 1996
ben en kan men aangewezen zijn op het gebruik van (Alcaino 2000). Redenen voor verwijzing voor behande-
intra-ossale anesthesie (bijvoorbeeld stabident of een ling onder algehele anesthesie waren cariës (significante
Computer Controlled Local Anesthesia Delivery stijging van 70% in 1984 naar 83% in 1996), gebitsano-
(CCLAD)). malie en trauma. Ook in een andere retrospectieve stu-
die onder 555 kinderen en adolescenten werd nagegaan
welke behandelingen en patiëntkenmerken aanleiding
gaven tot behandeling onder algehele anesthesie (Jam-
joom 2001). De belangrijkste indicatie bij kinderen on-
der de 5 jaar was uitgebreide cariës en in de leeftijds-
groep 5 tot 8 jaar slechte coöperatie. Bij kinderen boven
300 Kindertandheelkunde deel 2

de 8 jaar was er in 50% van de gevallen sprake van cialisten vormen de tweede lijn. De volledige Jeugdge-
medische beperkingen. zondheidszorg ondersteunt de preventie, zowel indivi-
dueel via reguliere contactmomenten als collectief (zie
Overige overwegingen ook bijlage 12, Jeugdgezondheidszorg). De gehele eer-
Het ondergaan van tandheelkundige ingrepen zou voor stelijn (mondzorg en medische zorg) kan het best gezien
vrijwel iedereen goed mogelijk moeten zijn, mits er een worden als een netwerk waarbinnen horizontale ver-
deskundige begeleiding is. Behandeling onder algehele wijzing kan plaatsvinden. Binnen het netwerk moeten

46 anesthesie kan ondersteuning bieden in de mondzorg


voor de oncoöperatieve, angstige of verstandelijk be-
perkte patiënt (Versloot 2007, Klaassen 2009). Echter,
de competenties en bevoegdheden van de medewerkers
duidelijk zijn middels competentieprofielen, beroeps-
codes en de deskundigheden beschreven bij Neder-
het dient te allen tijde onderdeel te zijn van een multi- landse wet. De verantwoordelijkheid voor de zorg zal in
disciplinair behandeltraject waarbij een nauwe samen- de regel liggen bij de mondzorgverlener van de praktijk
werking tussen tandarts en anesthesioloog en, bij voor- waar het kind behandeld wordt. Indien sprake is van
keur, psycholoog aan de orde is. taakdelegatie, geldt een gedeelde verantwoordelijkheid
Eenmalige uitgebreide saneringen zonder professio- tussen degene die delegeert en de feitelijke uitvoerende.
neel begeleid voor- en/of na-traject, alsmede het enkel De mondzorgverlener zou degene moeten zijn die de
behandelen van een element dat op dat moment pijn- contacten onderhoudt met de tweede lijn, de overige
klachten veroorzaakt moet worden gezien als een medisch zorg en de collectieve preventie.
kunstfout. Het contact tussen eerste lijn en tweede lijn enerzijds
en de collectieve preventie anderzijds is momenteel niet
formeel geregeld en hangt sterk af van persoonlijke en
Aanbeveling
lokale initiatieven (zie ook figuur 46.2).

Inzet van algehele anesthesie bij zeer jonge kinderen


met een grote behandelbehoefte is alleen aan te
bevelen indien dit gepaard gaat met goede diagnostiek tandarts
en behandelplanning en de behandelaar specifiek ge-
traind is in de uitvoering van deze zorg. Toepassing van
tandarts- mond-
algehele anesthesie mag nooit op zichzelf staan en pedo- het kind hygiënist
dient te allen tijde onderdeel te zijn van een multidis- dontoloog

ciplinair behandeltraject. Algehele anesthesie kan ook


geı̈ndiceerd zijn indien restauratieve behandeling niet assiste-
uitgesteld kan worden tot het kind beter behandelbaar rende
is geworden.
orthodontist MKA-chirurg

kinderarts
46.7 Organisatie van zorg

46.7.1 samenwerking verschillende diëtist/ huisarts J62-arts/


logopedist verpleeg-
disciplines kundige
j
46:2

De mondzorg voor jeugdigen laat zich onderscheiden in


een eerste en een tweede lijn. In de eerstelijns mondzorg Figuur 46.2 Coördinatie mondzorg.
kunnen werkzaam zijn: de tandarts, algemeen practi-
cus, de mondhygiënist, (preventie-) assistenten, de
tandarts-pedodontoloog en tandartsen met andere dif- 46.7.2 doorverwijzing
ferentiaties zoals tandartsen gehandicaptenzorg en
angstbegeleiding. Zij kunnen werkzaam zijn in het Uitgangsvraag
volledige tandheelkundige werkveld; algemene praktij- Wanneer is horizontale verwijzing naar een zorgverlener met
ken, grotere zorginstellingen (bijvoorbeeld jeugdtand- specifieke vaardigheden voor de mondzorg van jeugdigen geı̈n-
zorg) en centra voor bijzondere tandheelkunde (CBT’s). diceerd?
In de tweedelijns mondzorg zijn werkzaam de ortho-
dontist en de mond- kaak- en aangezichtschirurg inleiding
(MKA).
Gedifferentieerde tandartsen, al dan niet in een CBT, De primaire verantwoordelijkheid voor de professionele
werken meestal conform de richtlijnen van de tweede- mondzorg van jeugdigen in Nederland ligt in de alge-
lijnszorg. In de medische zorg werken in de eerstelijns- mene praktijk (huistandarts/mondhygiënist). Deze
zorg de diëtist, logopedist en huisarts. De medisch spe- mondzorgverleners worden geacht in staat te zijn tot
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 301

het stellen van een adequate diagnose, (behandel)indi- beide aspecten zorgen ervoor dat de mondzorgverleners
catie en zorgrichting. in de algemene praktijk meer geconfronteerd worden
De mondzorgverlener die horizontaal verwijst is ver- met kinderen en jeugdigen met een verstandelijke en of
antwoordelijk voor de initiële diagnose, die bij de ver- meervoudige beperking. Juist bij deze doelgroep is
wijzing helder omschreven wordt op basis van anam- vroegtijdige en kundige advisering, begeleiding en on-
nese en klinisch/ röntgenologisch onderzoek. Bij hori- dersteuning in de mondverzorging en de eet- en drink-
zontale verwijzing worden de aanbevelingen van de gewoonten essentieel. Daarnaast is herkenning en
NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als uit- vroegdiagnostiek van afwijkingen aan de fysiologie (o.a.
gangspunt genomen. groei, slikken, leren spreken), aan de anatomie (o.a.
De verwijzer wordt bekend verondersteld met de spe- kaakvorm, schisis, oligodontie) en aan de morfologie
cifieke beroepsprofielen en bijbehorende competenties van het gebit (o.a. glazuurhypoplasie, dentinogenesis
van de mondzorgverlener waarnaar wordt verwezen.5 imperfecta) van groot belang, evenals een sociale en
medische anamnese, om vroegtijdig tot een voor het
Wetenschappelijke onderbouwing kind goed (mond)zorgplan te komen.
Er werden geen studies gevonden waarin de vraag ten Horizontale verwijzing kan hiervan de uitkomst zijn
aanzien van de horizontale verwijzing werd geadres- als de mondzorgverlener zich niet bekwaam acht. Vooral
seerd. voor de hier beschreven doelgroep is het van belang op
tijd horizontaal door te verwijzen naar bijvoorbeeld een
Conclusie tandarts gehandicaptenzorg of een Centrum Bijzondere
Tandheelkunde (CBT), om een multidisciplinaire bege-
Niveau 4 Bij gebrek aan wetenschappelijk bewijs moet het pro- leiding (logopedie, diëtetiek, gedragsdeskundigen, be-
fessioneel handelen gebaseerd worden op expertise en trokken medisch specialisten) van deze kinderen te
ervaring uit de praktijk waarbij de aanbevelingen van
kunnen realiseren.
de NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als
uitgangspunt worden genomen.
D Mening werkgroep
Aanbevelingen

Indien een mondzorgverlener zelf niet in staat is het


Overige overwegingen
vereiste (mond)onderzoek en/of de noodzakelijke zorg,
Mondzorg van jeugdigen kan in de algemene praktijk
bij jeugdigen uit te voeren, moet in het belang van het
plaatsvinden. Primair geldt dat het belang van het kind kind tijdige horizontale verwijzing worden aanbevolen.
en het professioneel oordeel van de mondzorgverlener
daarbij de boventoon voeren. Optimale gezondheidsbe- Horizontale verwijzing van jeugdigen is aan de orde als
vordering (tijdige, doelmatige en doeltreffende zorg) is het vereiste (mond)onderzoek dan wel een noodzake-
daarbij het belangrijkste uitgangspunt. lijke zorgrichting niet uitvoerbaar is, of niet tot het
Wanneer tijdige en juiste zorg voor het kind niet gewenste resultaat heeft geleid en niet effectief blijkt
binnen de eigen praktijk kan worden gerealiseerd, dient te zijn.
verwezen te worden naar een praktijk die wel de opti-
male zorg kan bieden. Uit onderzoek is gebleken dat Bij horizontale verwijzing dienen de aanbevelingen van
wellicht onder bepaalde voorwaarden, meer algemene de NMT-praktijkrichtlijn ‘horizontale verwijzing’ als
praktijken daarvoor open zouden staan (eindrapportage uitgangspunt.
VI.3 van Kies voor Gaaf). Om dit ook praktisch mogelijk
te maken kan lokaal of regionaal worden bekeken of het Bij kinderen en jeugdigen met een verstandelijke en/of
tot stand komen van verwijsnetwerken op basis van een meervoudige beperking is vroegtijdige verwijzing naar
goed omschreven verwijsstructuur tot de mogelijkhe- een CBT of tandarts gehandicaptenzorg van essentieel
den behoort. belang.

De normalisatie gedachte in de samenleving, ‘gewoon


waar het kan, bijzonder waar het moet’, zorgt er voor
dat ook kinderen met een verstandelijke en/of meer-
voudige beperking langer bij hun ouders thuis blijven
wonen en daar zorg en ondersteuning ontvangen, onder 5 Meer informatie over de competenties van mondzorgverleners
andere bij de dagelijkse verzorging. Daarnaast bestaat er alsmede adresgegevens van praktijken, kunt u vinden op de web-
een decentralisatie beweging waardoor veel meer men- sites van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde
sen met een verstandelijke beperking, waaronder ook (www.nvvk.org), de NMT (www.nmt.nl), de Vereniging tot Bevor-
jeugdigen, vanuit de grotere instellingen in kleinscha- dering der Tandheelkundige Gezondheid voor Gehandicapten
lige wooneenheden in de reguliere woonwijken gaan (www.vbtgg.nl) en de Nederlandse Vereniging voor Mondhygiënis-
wonen en in hun omgeving zorg gaan betrekken. Deze ten (www.mondhygienisten.nl).
302 Kindertandheelkunde deel 2

46.8 Implementatie onderwijsmateriaal alleen. Er werd geen relatie gevon-


den tussen het aantal interventiecomponenten en het
46.8.1 activiteiten implementatie effect van meervoudige interventies (Grimshaw 2004).
In een Cochrane review werden inconsistente resultaten
Uitgangsvraag voor interventies gericht op barrières gerapporteerd,
Hoe wordt de implementatie van de richtlijn gewaarborgd? hoewel in een metaregressie van een subset van 3 studies
een odds ratio (OR) van 2.2 (CI 1.1-2.3) in het voordeel van

46 Inleiding
Implementatie kan worden omschreven als een proces-
matige en planmatige invoering van vernieuwingen en/
de interventie werd gevonden (Cheater 2005).
Op basis van een review naar theorieën over imple-
mentatie kwamen Grol et al. tot een 10-stadia-model, dat
of verbeteringen (met bewezen effect) met als doel dat gebruikt kan worden om implementatie op maat te
deze een structurele plaats krijgen in het professioneel ontwikkelen (Grol 2007) (zie tabel 46.7). Er bestaat geen
handelen van zowel individuen als professionele orga- één-op-één relatie tussen de theorieën betreffende de
nisaties. In de gezondheidszorg ontvangen in het alge- implementatie en de concrete implementatiestrategieën
meen patiënten echter niet altijd de best mogelijke zorg (Grol 2007).
door het niet volgen van evidence-based richtlijnen en/ Verschillende innovaties voor verandering van de zorg
of leiden patiënten schade door vermijdbare incidenten aan patiënten vragen om verschillende invoeringstrate-
(Harmsen et al. 2009). Kennis over goede georganiseerde gieën. Het is onmogelijk om één optimale interventie
patiëntenzorg (‘best practices’) neemt mede door de in- (enkelvoudig of samengesteld) aan te bevelen voor het
vloed van het informatietijdperk in een steeds hoger bevorderen van implementatie van vernieuwing of ver-
tempo toe. Daar staat tegenover dat de snelheid waar- andering (richtlijn), meerdere en uiteenlopende strate-
mee die aanwijsbare verbeteringen in de dagelijkse zorg gieën op verschillende niveaus zullen moeten worden
worden opgepakt veel lager is. Om veranderingen door gecombineerd.
te voeren zijn vaak goed opgezette programma’s ge-
wenst. Het implementeren van innovaties in de zorg- Conclusies
verlening met behulp van deze programma’s is een
complex proces waarbij uiteenlopende benaderingen en Niveau 2 Praktijkbezoeken/scholing op locatie lijken vooral ef-
verschillende theoretische concepten over menselijk ge- fectief indien gecombineerd met onderwijsbijeen-
komsten, maar niet indien uitsluitend gecombineerd
drag en het functioneren van organisaties een rol spelen.
met onderwijsmateriaal.
A2 Grimshaw 2004
De implementatie van multidisciplinaire richtlijnen is
in Nederland vooralsnog niet op grote schaal onder-
zocht. Onderzoek naar de implementatie van standaar- Niveau 2 De meeste meervoudige interventies hebben een be-
den (voor huisartsen) vormt daarop een uitzondering. scheiden effect op de implementatie. Er lijkt geen
relatie te zijn tussen het aantal componenten en het
Uit deze onderzoeken kunnen conclusies getrokken
effect.
worden, die waarschijnlijk ook relevant zijn voor de A2 Grimshaw 2004
implementatie van multidisciplinaire richtlijnen in an-
dere eerstelijns disciplines c.q. de mondzorg aan jeug-
digen. Uit de literatuur search m.b.t. de mondzorg in Note: The ten-stage model is a synthesis of different
Nederland zijn twee recente implementatiestudies stages of change models presented in the literature, in-
m.b.t. richtlijnen gevonden (van der Sanden 2003, Met- cluding examples of possible barriers to change and
tes 2010), die mogelijk aanknopingspunten kunnen bie- possible change strategies
den. Tevens is er op bescheiden schaal internationaal Gebaseerd op Grol RP, Bosch MC, Hulscher ME, Eccles
onderzoek in de mondzorg beschikbaar. MP, Wensing M, et al. Planning and studying improve-
ment in patient care: the use of theoretical perspectives.
Samenvatting van de literatuur (Review). Milbank Quarterly 2007;85:93-138.
Implementatie van richtlijnen in de medische zorgver-
lening. implementatieactiviteiten gericht op
Er zijn diverse overzichtsartikelen beschikbaar, waar- tandheelkunde
in de effectiviteit van verschillende vormen van training
en scholing wordt beschreven. De meeste effect studies In Schotland werd in een RCT onder 99 tandartsen on-
gingen over deze op meerdere facetten gerichte inter- derzocht of verspreiding van een vragenlijst waarin
venties en lieten doorgaans een bescheiden verbetering deelnemers werden aangemoedigd een alternatieve be-
zien. Praktijkbezoeken/scholing op locatie (‘educational handeling aan te wenden voor pijn en zwelling gerela-
outreach’) lijken vooral effectief (middelmatig grote ef- teerd aan de derde molaar effect had. Hoewel niet sig-
fecten) indien gecombineerd met onderwijsmateriaal en nificant leken tandartsen in de interventiegroep minder
onderwijsbijeenkomsten, maar niet in combinatie met vaak de derde molaar te extraheren (gestandaardiseerd
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 303

Tabel 46.7
A Ten Stage Model for Planning Change: Possible Barriers to Change and Possible Strategies and Interventions

Stage Possible Barriers to Change Possible Strategies and Interventions

Orientation

1. Awareness ofinnovation Not familiar, does not read literature, no contact with Distribute brief messages via all types of channels;
colleagues approach key figures and networks

2. Interest,involvement No sense of urgency, does not see it as relevant Attention-catching brochure; personal approach and
explanation; confrontation regarding performance

Insight

1. Understanding No knowledge, information too complex or too exten- Good instruction materials, concise messages; infor-
sive mation based on problems in practice; regular repetition
of message

2. Insight into own No insight, overestimation of own performance Simple methods of audit and feedback on performance;
routines comparisons of data with peers

Acceptance

1. Positive attitude Sees disadvantages, doubt about value or developers, Adapt innovation to wishes of target group, with local
not attracted to change discussion and consensus; discuss resistance; provide
good scientific arguments; involve key individuals and
opinion leaders

2. Decision tochange Doubt about feasibility, success, and own efficacy Have peers demonstrate feasibility; detect bottlenecks,
seek solutions, and propose feasible objectives for
change

Change

1. Actual adoption,tryout Not starting, no time, lack of skills, does not fit into Extra resources, support, training in skills, redevelop-
fixedroutines ment of care processes, temporary support or consul-
tants, information materials for patients

2. Confirmation of value Insufficient success,negative reactions of others Devise plan with feasible objectives for change, inven-
tory of bottlenecks, and finding solutions

Maintenance

1. New practice integrated Relapse, forgetting Monitoring, feedback, and reminder systems;
into routines integration in routine care plans and local protocols

2. New practice No support, no budget Provide resources, support from top management,
embedded inorganization organizational measures, rewards, payment for certain
tasks

verschil 1.17; CI 0.34-1.99) (Bonetti 2003). In aansluiting tandartspraktijken werd onderzocht of een meervoudig
op de ontwikkeling van een Schotse richtlijn tandheel- interventiedesign (vragenlijsten, online training met
kunde werd een pragmatische cluster RCT onder 63 vignetten en casussen, onderwijsmateriaal en interac-
tandartspraktijken in Schotland uitgevoerd. Er werd tieve scholing op locatie, reminders en feedback) met 7
geen verschil in effect gevonden tussen de groep die wel peer groups effect had op richtlijnconforme beslissingen
en die niet deelnam aan audit en feedback (p=0.51). t.a.v. ‘de individuele bepaling van controletermijnen en
Evenmin bleek er een verschil tussen de groep die wel en BW röntgenopnamen. De bepaling van richtlijncon-
die niet een computerondersteund lespakket kreeg aan- forme controletermijnen verbeterde met 8% in de inter-
geboden (p=0.65) De introductie van de richtlijn leek op ventiegroep voor laag risico patiënten tegenover een
zichzelf te resulteren in een daling van het percentage daling van 6% in de controlegroep (odds ratio (OR) 1.9;
extracties van derde molaren van 37 naar 27% (p=0.02) CI 1.2-2.9), maar voor hoog risico patiënten was er geen
(Bahrami 2004). statistisch verschil tussen groepen. T.a.v. BW foto’s nam
In een Nederlandse RCT onder 92 algemene tandarts- het richtlijnconform handelen af in de interventie groep
praktijken bleek dat door verspreiding van een richtlijn voor hoog risico patiënten (-1.3%; OR 1.1; CI 0.6-2.1) en
inclusief een herinnering het aantal verwezen derde verbeterde in de controlegroep met 24%. Daarentegen
molaren 10.8% (CI 4.5-17.1%) lager was (van der Sanden veranderde richtlijnconform handelen m.b.t. BW’s nau-
2005). welijks in de laag risico interventiegroep en nam met
In een recente Nederlandse cluster RCT onder 60 18% af in de controlegroep (Mettes 2010).
304 Kindertandheelkunde deel 2

Conclusies zijn aanwijzingen dat een combinatie van verschillende


interventies tegelijk gebaseerd op een grondige analyse
Niveau 2 Introductie van een tandheelkundige richtlijn lijkt te van de problemen in het veld tot een effectieve imple-
leiden tot minder verwezen en minder geëxtraheerde mentatie van de richtlijn kunnen leiden. Succesvol lij-
derde molaren.
ken lokale bijeenkomsten in combinatie met scholing en
B Bahrami 2004, van der Sanden 2005
interventies op verschillende niveaus (patiënt, zorgver-
lener en betrokken organisaties). De werkgroep doet op

46 Niveau 3 Het organiseren van ‘audit en feedback’ of een com-


puterondersteund pakket lijkt bij de introductie van
een tandheelkundige richtlijn niet te resulteren in be-
tere implementatie.
basis hiervan een aantal concrete voorstellen om de im-
plementatie nader vorm te geven.

B Bahrami 2004 De werkgroep rekent het niet tot haar taak in detail weer
te geven hoe de richtlijn m.b.t. mondzorg voor jeug-
digen geı̈mplementeerd zal moeten worden.
Niveau 3 Er is inconsistent bewijs t.a.v. de waarde van een Wel is zij bereid om op basis van de huidige weten-
meervoudig interventie (vragenlijsten, online training schappelijke kennis en een nadere probleemanalyse van
met vignetten en casussen, onderwijsmateriaal en
het huidige zorgveld in de mondzorg aan jeugdigen (die
interactieve scholing op locatie, reminders en feed-
back) bij de implementatie van een tandheelkundige als voorbereiding voor een effectieve implementatie-
richtlijn. strategie wordt gedaan) een aantal concrete voorstellen
B Mettes 2010 ter bevordering van de implementatie te doen.
Daarop vooruitlopend zouden de volgende activitei-
ten in gang gezet kunnen worden ter bevordering van
Overige overwegingen de implementatie van de richtlijn. Daarbij is het van
Het gegeven dat er geen consistent bewijs is wil nog niet belang dat de coördinatie en financiering van deze acti-
zeggen dat er geen aanwijzingen zijn hoe een effectieve viteiten vooraf worden geborgd en de effecten van de
invoering van richtlijnen vorm zou kunnen krijgen. Uit implementatie worden geëvalueerd. Immers, landelijk
de twee gerandomiseerde studies in de mondzorg in ontbreekt in de mondzorg een koepelorganisatie die
Nederland bleek dat scholing op locatie met feedback zich verantwoordelijk voelt voor de ontwikkeling, dis-
door mondzorgverleners hoog werd gewaardeerd. Dit seminatie en implementatie van klinische richtlijnen
aspect zou een aangrijpingspunt kunnen opleveren voor met als potentieel risico dat de continuı̈teit van de te
een landelijke scholingsaanpak. implementeren innovaties in de zorg niet wordt veran-
Duidelijk is in ieder geval ook geworden tijdens de kerd.
ontwikkeling van de richtlijn dat binnen de mondzorg
aan jeugdigen er verschillende inhoudelijke visies leven
Aanbevelingen
over de meest optimale zorg. Geen enkele van die visies
is wetenschappelijk superieur aan de andere. Dat brengt
De werkgroep beveelt de volgende activiteiten aan:
wel met zich mee dat de inspanningen voor goede im-
Voor patiënten:
plementatie niet ondergeschikt gemaakt mogen worden
– Het schrijven van een verkorte patiëntvriendelijke
aan onderliggende professionele meningsverschillen en versie van de richtlijn.
dat de bereikte consensus in de richtlijncommissie uit- – Het ontwikkelen van een patiëntenfolder in samen-
gangspunt is voor implementatiestrategie. Inspannin- werking met patiëntenorganisaties.
gen om een gezamenlijk doel na te streven namelijk – Patiënten op de hoogte brengen van de richtlijn in
invoering van innovaties in de huidige zorg dienen door hen frequent geraadpleegde bronnen als kran-
voorop te staan in het belang van de zorg aan patiënten. ten, tijdschriften, televisie en radio.
Bij de implementatie van de richtlijn door middel van
scholing dient ook rekening gehouden te worden met de Voor zorgverleners:
huidige samenwerkingsvormen binnen en tussen – Ontwikkeling en gebruik van hulpmiddelen voor
mondzorg praktijken (uiteenlopende organisatie van de implementatie van de richtlijn.
zorgverlening en verschillende mondzorgverleners in – Opname van stroomdiagrammen in de richtlijn voor
een team). diagnostiek en behandeling waardoor gebruik van de
Om optimale zorg voor iedere jeugdige bereikbaar te richtlijn vergemakkelijkt wordt.
maken dienen initiatieven ontplooid te worden om – Het beschrijven van een klinisch zorgpad op basis
multidisciplinaire overlegstructuren te (re)activeren zo- van de aanbevelingen van de richtlijn waarin
dat de aanbevelingen van de richtlijn op basis van een samenwerking tussen disciplines in de mondzorg en
samenhang van de zorg centraal staat.
breed draagvlak worden uitgedragen.
– Tevens zullen op basis van de aanbevelingen een
aantal indicatoren worden ontwikkeld op basis
Er bestaat geen consistent bewijs over de beste imple-
waarvan de mondzorgverlener in staat wordt gesteld
mentatiestrategie voor de richtlijn in de praktijk. Er
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen 305

zijn richtlijnconforme handelen zichtbaar te maken, versitaire opleidingen en hogescholen zou kunnen
te evalueren en te verbeteren. bijdragen aan een intensieve verspreiding.
– Opname van een samenvatting in de richtlijn. – Integrale plaatsing van de richtlijn op het internet op
– Het verzorgen van publicaties in vakbladen van de website van het CBO (www.cbo.nl), de beroeps-
betrokken zorgverleners zoals het Nederlands Tijd- organisaties (NMT, ANT, NVM) en relevante weten-
schrift voor Tandheelkunde, het Nederlands Tand- schappelijke verenigingen. Op een nader vast te
artsenblad, TandartsPraktijk, Nederlands Tijdschrift stellen termijn zal een evaluatie worden gepland van
voor Jeugdgezondheidszorg, het Nederlands Tijd- de mogelijke effecten van de richtlijn met behulp van
schrift voor Geneeskunde zo mogelijk in andere tijd- de beschreven kwaliteitsindicatoren. De NMT peil-
schriften. stations zouden deze onderzoeksactiviteiten kunnen
– Het ontwikkelen van na- en bijscholingsactiviteiten uitvoeren en coördineren.
ten behoeve van de richtlijn in de vorm een geac- – Het tijdens kwaliteitsvisitaties toetsen van het toe-
crediteerde richtlijn kennistoets via een elektroni- passen van de aanbevelingen in de richtlijn tijdens
sche applicatie voor iedereen toegankelijk. de zorgverlening.
– Op de website van praktijken aangeven dat er vol-
Voor zorgverleners en belangen- en beroepsorganisaties: gens de klinische praktijkrichtlijn Mondzorg bij
– Presentatie van de aanbevelingen van de richtlijn op jeugdigen wordt gewerkt met een link naar de
wetenschappelijke bijeenkomsten van betrokken patiëntvriendelijke versie van de richtlijn.
beroepsorganisaties.
– Op wetenschappelijke jaarvergaderingen van de
deelnemende verenigingen de bespreking van de Zie Bijlage 9 voor aanvullende adviezen van de werkgroep im-
richtlijn agenderen om ‘startproblemen’ met de plementatie
richtlijn te inventariseren en bijstelling mogelijk te
maken. 46.8.2 indicatoren voor evaluatie kwaliteit
– Intensieve verspreiding van de richtlijn onder leden van zorg
van beroepsorganisaties, belangenverenigingen en
betrokken wetenschappelijke verenigingen met
Volgt.
behulp van betreffende organisaties.
– Het ontwikkelen van scholingsactiviteiten in de regio
binnen het netwerk van studieclubs (IQual), op uni-
Literatuur

Literatuur bij par. 46.2.1, Algemene inleiding in 15-year-old children in Tiel and Culemborg. Ned Tijdschr
Tandheelkd. 1988;95:307-11.
Bruers en Van Dam, 2007. Van’t Hof MA, Truin GJ, Burgersdijk RC, Visser RS, Kalsbeek H,
Burgersdijk R, van Gemert-Schriks MCM. Verslag van het NVvK/ Heling GW. (Dental survey (Leot-project): aims, sampling and
VBTGG voorjaarscongres 2008. participation). Ned Tijdschr Tandheelkd. 1989;96:38-42.
Den Dekker J, Abbink EJAA. Signalement Mondzorg 2011 – van Rijkom HM, Truin GJ, Frencken JE, König KG, van ’t Hof MA,
Mondgezondheid en preventief tandheelkundig gedrag van Bronkhorst EM, Roeters FJ. Prevalence, distribution and back-
jeugdigen. Diemen, CVZ 2011. ground variables of smooth-bordered tooth wear in teenagers in
Den Dekker J, Abbink EJAA. Signalement Mondzorg CVZ 2007. the hague, the Netherlands. Caries Res. 2002;36:147-54.
Diemen, CVZ 2007. Truin GJ, König KG, Bronkhorst EM, Mulder J, Frankenmolen F,
Gruythuysen RJM. IQual NMT-cursus ‘Help ... een kind in de Weerheijm KL. Trends in cariesprevalentie bij de Haagse Jeugd.
stoel’. Tandartspraktijk 2007;28(7):6-12. Een vergelijking van de onderzoekresultaten van 1996 met die
van voorafgaande jaren. Ned Tijdschr Tandheelkd 1997;104:7-11.
Truin GJ, Frencken JE, Mulder J, Kootwijk AJ, Jong E. Prevalentie
Literatuur bij par. 46.2.2, Inhoudelijke van tandcariës en tanderosie bij Haagse schoolkinderen in de
inleiding periode 1996-2005.Ned Tijdschr Tandheelkd. 2007;114:335-42.
Kalsbeek H, Eijkman MAJ, Verrips GH et al. Tandheelkundige
Boot JM, Knapen MH. Sociale kaart van de Gezondheidszorg in hulp Jeugdige verzekerden Ziekenfondsverzekering (TJZ). Een
Nederland. Tijdschr voor Sociologie 1983; 4 (1/2): 179-194. onderzoek naar mondgezondheid na effectuering van het
.Bronkhorst EM, Rijnsburger AJ. Truin GJ. De opbouw van de besluit TJZ. 1987-1993. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid;
tandheelkundige beroepsgroep: verleden, heden en toekomst. Amsterdam: Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam,
Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 309-313. 1994. Publ. Nr 94.079.
Carpay JJ, Nieman FHM. Het professioneel funktioneren en de Schuller AA, Poorterman JHG, Kempen CPF van, Dusseldorp
maatschappelijke betekenis van de jeugdtandverzorging (diss.) EML, Dommelen P van, Verrips GHW. Kiezen voor tanden. Een
1986. onderzoek naar mondgezondheid en preventief gedrag van
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Statline. jeugdigen. Tussenmeting 2009, vervolg op de reeks TJZ-onder-
Dekker J den. Mondzorg in sociaal perspectief. Houten, Bohn zoeken. TNO, 2011.
Stafleu van Loghum, 2008. Truin GJ, Schüller AA, Poorterman JH, Mulder J. (Secular trends
Edeler HA. De drinkwaterfluoridering. Tandartsen, staat en of caries prevalence among 6 and 12 year-old youths in the Net-
volksgezondheid in Nederland, 1946-1976 (diss.) UvA, 2009. herlands). Ned Tijdschr Tandheelkd. 2010;117:143-7.
El Aidi H, Bronkhorst EM, Huysmans MC, Truin GJ. Dynamics of College voor zorgverzekeringen. Signalement Mondzorg 2001:
tooth erosion in adolescents: a 3-year longitudinal study. J Dent. Mondgezondheid en preventief tandheelkundig gedrag van
2010;38:131-7. jeugdigen. 2011 Publicatienummer 33.
Kalsbeek H. Schooltandverzorging. Een sociaal-tandheelkundig
onderzoek bij recruten (diss.) 1972.
Kalsbeek H. De meerwaarde van instellingen voor jeugdtandver- Literatuur bij par. 46.3.3, Orthodontie
zorging. Ned Tijdschr Tandheelkd 2007; 114: 496-503.
Loveren C van, Eijkman MAJ. Preventie op koers? Investeren blijft British Orthodontic Society. The management of the palatally
noodzaak. Ned Tijdschr Tandheelkd 110 (2003) 493-399. ectopic maxillary canine. BOS National Clinical Guidelines,
Kwant GW, Pot TJ, Groeneveld A, Purdell Lewis D. Fluoridation of 2004
drinking water. V. Comparison of dental health in 17 and 18 year- British Orthodontic Society. Management of unerupted maxillary
old adolescents in Culemborg and Tiel, Netherlands. Ned incisors. BOS National Clinical Guidelines, 2010.
Tijdschr Tandheelkd. 1974;81:251-61. W. P. Rock. BSPD and IAPD Extraction of primary teeth-balance
Groeneveld A, Van Eck AA, Kalsbeek H, Theuns HM. Dental caries

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
308 Kindertandheelkunde deel 2

and compensation., International Journal of Paediatric Denti- future caries: a longitudinal study. Pediatr Dent 2003; 25: 114-
stry 12: 151–153, 2002. 118.
British Orthodontic Society. A guideline for the extraction of First Powell LV. Caries prediction: a review of the literature. Commu-
Permanent Molars in Children. BOS National Clinical Guideli- nity Dent Oral Epidemiol 1998a; 26: 361-71.
nes, 2009. Powell LV. Caries risk assessment: relevance to the practitioner.
Johnston C, Burden D, Morris D. Orthodontic retention - BOS JADA; 1998b: 349-353.
Clinical Guidelines - Revised November 2008. Van Obbergen J, Martens L, Lesaffre E, Bogaerts K, Declerck D.
Kuijpers MAR, Kiekens RMA. Onderzoeksmethoden in de tand- Assessing risk indicators for dental caries in the primary denti-
heelkunde. Het bepalen van de orthodontische behandelings- tion. Community Dent Oral Epidemiol. 2001 Dec;29(6):424-34.
behoefte. Ned Tijdschr Tandheelkd 2005; 112: 206-210. van Palenstein Helderman WH, Mikx FH, Van’t Hof MA, Truin G,
Pediatric Dentisty American Academy of Pediatric Dentistry. Gui- Kalsbeek H. The value of salivary bacterial counts as a supple-
deline on Management of the Developing Dentition an Occlu- ment to past caries experience as caries predictor in children.
sion. Pediatric Dentisty American Academy of Pediatric Denti- Eur J Oral Sci. 2001 Oct;109(5):312-5.
stry. Adopted 1990. Revised 2009. van Palenstein Helderman WH, van ‘t Hof MA, van Loveren C.
Klinische praktijkrichtlijn periodiek mondonderzoek. UMC St Prognosis of caries increment with past caries experience varia-
Radboud Nijmegen 2007. bles. Caries Res 2001; 35: 186-192.
Swedish council on Technology Assessment on Health care Pre-
vention of dental caries; A systematic review. Report number 161.
Literatuur bij par. 46.3.4, Risicofactoren en 2002
risico-indicatoren Ter Pelkwijk A, Palenstein Helderman WH, van Dijk JWE. Caries
experience in the deciduous dentition as a predictor for caries in
American Academy of Pediatric Dentistry (AAPD). Guideline on the permanent dentition. Caries Res 1990; 24: 65-71.
Infant Oral Health Care Originating Committee Adopted 1986 Zero D, Fontana M, Lennon AM. Clinical applications and outco-
Revised 1989, 1994, 2001, 2004, 2009, 2011 mes of using indicators of risk in caries management. J Dent
Beirne P, Forgie A, Clarkson J, Worthington HV, Beirne P, Forgie Educ 2001; 65: 1126-1132.
A, Clarkson J, Worthington HV. Recall intervals for oral health
in primary care patients.(see comment)(update in Cochrane
Database Syst Rev. 2007;(4):CD004346 Literatuur bij par. 46.4.1, Preventieve
British Society of Paediatric Dentistry: a policy document on oral strategieën bij het bevorderen van een
health care in preschool children. International Journal of Pae- gezonde mond
diatric Dentistry 2003; 13: 279–285 This policy document was
prepared by Janet Rayner, Ruth Holt, Fiona Blinkhorn and Ahovuo-Saloranta A, Hiiri A, Nordblad A, Worthington H, Makela
Karen Duncan. M, Ahovuo-Saloranta A et al. Pit and fissure sealants for pre-
Davenport C, Elley K, Salas C,Taylor-Weetman CL, Fry-Smith A, venting dental decay in the permanent teeth of children and
Bryan S, et al. The clinical effectiveness and cost-effectiveness of adolescents.(see comment)(update in Cochrane Database Syst
routine dental checks: a systematic review and economic eva- Rev. 2008;(4):CD001830; PMID: 18843625).
luation. Health Technol Assess 2003;7(7). Ammari JBB. Effects of programs for prevention of early child-
EAPD. Guidelines on Prevention of Early Childhood Caries: An hood caries: A systematic review. Medical Principles and Practice
EAPD Policy Document Approved by the EAPD Board Novem- 2007; 16 (6): 437-442.
ber 2008. Axelsson S.Soder. Effect of combined caries-preventive methods:
Hausen P. Caries prediction. In Fejerskov O and Kidd E, editors. A systematic review of controlled clinical trials. Acta Odontol
Dental caries, the disease and its clinical management. Blac- Scand 2004; 62 (3): 163-169.
kwell Munksgaard: Oxford, 2003. Beiruti N, Frencken JE, van ’t Hof MA, van Palenstein Helderman
Järvinen VK, Rytömaa II, Heinonen OP. Risk factors in dental WH. Caries-preventive effect of resin-based and glass ionomer
erosion. J Dent Res. 1991;70:942-7. sealants over time: a systematic review. Community Dent Oral
Li Y, Wang W. Predicting caries in permanent teeth from caries in Epidemiol 2006; 34: 403-409.
primary teeth: an eight year cohort study. J Dent Res 2002; 81: Brown LF. Research in dental health education and health pro-
561-566. motion: a review of the literature. Health education Quaterly
Mejàre I, Stenlund H, Zelezny-Holmlund C. Caries incidence and 1994; 21: 83-102.
lesion progression from adolescence to young adulthood: a Deacon SA, Glenny A-M, Deery C, Robinson PG, Heanue M,
prospective 15-year cohort study in Sweden. Caries Res 2004; 38: Walmsley AD, Shaw WC. Different powered toothbrushes for
130-141. plaque control and gingival health. Cochrane Database of Sys-
National Institite of Health. Diagnosis and management of dental tematic Reviews 2010, Issue 12. Art. No.: CD004971. DOI:
caries throughout life. Consensus Statement 2001; 18: 26-28. 10.1002/14651858.CD004971.pub2
Peretz B, Ram D, Azo E, Efat Y. Preschool caries as an indicator of Deshpande A, Jadad AR. The impact of polyol-containing chewing
gums on dental caries: a systematic review of original random-
Literatuur 309

ized controlled trials and observational studies. J Am Dent Assoc preventing dental caries in children and adolescents. Cochrane
2008; 139 (12): 1602-1614. Database Syst Rev 2002a; (1).
Ekstrand KR, Christiansen ME. Outcomes of a non-operative Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Fluoride mouth-
caries treatment programme for children and adolescents. Caries rinses for preventing dental caries in children and adolescents.
Res. 2005 Nov-Dec; 39(6): 455-467. Cochrane Database Syst Rev 2003; (3).
Feldens CA, Vitolo MR, Drachler ML. A randomised trial of the Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Topical fluoride
effectiveness of home visits in preventing early childhood caries. (toothpastes, mouthrinses, gels or varnishes) for preventing
Community Dent Oral Epidemiol 2007;35:215-223. dental caries in children and adolescents. Cochrane Database
Hausen H, Seppa L, Poutanen R, Niinimaa A, Lahti S, Karkkainen Syst Rev 2003a; (4).
S et al. Noninvasive control of dental caries in children with Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VC, Hig-
active initial lesions. A randomized clinical trial. Caries Res gins JP et al. Fluoride toothpastes for preventing dental caries in
2007; 41 (5): 384-391. children and adolescents. (Review) (164 refs). Cochrane Database
Heanue M, Deacon SA, Deery C, Robinson PG, Walmsley AD, Syst Rev 2003b; (1): CD002278.
Worthington HV, Shaw WC. Manual versus powered tooth- Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VCC,
brushing for oral health. Cochrane Database Syst Rev. 2003 Higgins JPT et al. Combinations of topical fluoride (toothpastes,
Heyduck C, Meller C, Schwahn C, Splieth CH. Effectiveness of mouthrinses, gels, varnishes) versus single topical fluoride for
sealants in adolescents with high and low caries experience. preventing dental caries in children and adolescents.(see com-
Caries Res. 2006;40(5):375-81. ment). (Review) (46 refs). Cochrane Database Syst Rev 2004a; (1):
Hiiri AA-S. Pit and fissure sealants versus fluoride varnishes for CD002781.
preventing dental decay in children and adolescents. Cochrane Marinho VC, Higgins JP, Sheiham A, Logan S, Marinho VCC,
Database Syst Rev 2006; (4). Higgins JPT et al. One topical fluoride (toothpastes, or mouth-
Hujoel PP, Cunha-Cruz J, Banting DW, Loesche WJ, Hujoel PP, rinses, or gels, or varnishes) versus another for preventing dental
Cunha-Cruz J et al. Dental flossing and interproximal caries: a caries in children and adolescents. (Review) (58 refs). Cochrane
systematic review.(see comment). (Review) (45 refs). J Dent Res Database Syst Rev 2004; (1): CD002780.
2006; 85 (4): 298-305. Mascarenhas AK, Soparkar P, Al-Mutawaa S, Udani TM. Plaque
Jackson RJ, Newman HN, Smart GJ, Stokes E, Hogan JI, Brown C removal using a battery-powered toothbrush compared to a
et al. The effects of a supervised toothbrushing programme on manual toothbrush. J Clin Dent. 2005;16(1):23-5.
the caries increment of primary school children, initially aged Nourallah AW, Splieth CH. Efficacy of occlusal plaque removal in
5-6 years.(see comment). Caries Res 2005; 39 (2): 108-115. erupting molars: a comparison of an electric toothbrush and the
James P, Parnell C, Whelton H. The caries-preventive effect of cross-toothbrushing technique. Caries Res. 2004 Mar-Apr;38(2):
chlorhexidine varnish in children and adolescents: a systematic 91-4.
review. Caries Res. 2010;44(4):333-40. Ogaard B, Larsson E, Henriksson T, Birkhed D, Bishara SE,
Kay E, Locker D. A systematic review of the effectiveness of health Ogaard B et al. Effects of combined application of antimicrobial
promotion aimed at improving oral health.Community Dent and fluoride varnishes in orthodontic patients.(erratum appears
Health. 1998; 15(3): 132-144. in Am J Orthod Dentofacial Orthop 2001 Sep;120(3):279). Am J
Kowash MB, Curzon ME, Hart P. Association of salivary Strepto- Orthod Dentofacial Orthop 2001; 120 (1): 28-35.
coccus mutans with caries in young children: effect of dental Pine CM, Curnow MM, Burnside G, Nicholson JA, Roberts AJ,
health education on salivary levels. Eur J Paediatr Dent. 2002 Pine CM et al. Caries prevalence four years after the end of a
Dec;3(4):199-204. randomised controlled trial. Caries Res 2007; 41 (6): 431-436.
Kressin NR, Boehmer U, Nunn ME, Spiro A 3rd. Increased pre- Renvert S, Glavind L. Individualised instruction and compliance
ventive practices lead to greater tooth retention. J Dent Res. in oral hygiene practices: recommendations and means of deli-
2003;82(3):223-227. very. In: Lang NP, Attström R, Löe h. Proceedings of the Euro-
Lancaster T, Stead L. Physician advice for smoking cessation.Co- pian workshop on Mechanical Plaque Control. Chicago, IL:
chrane Database Syst Rev. 2004;(4): CD000165. Quintessence, 1998: 300-309.
Lingstrom P, Holm AK, Mejare I, Twetman S, Soder B, Norlund A Robinson PG, Deacon SA, Deery C, Heanue M, Walmsley AD,
et al. Dietary factors in the prevention of dental caries: a syste- Worthington HV, Glenny AM, Shaw WC. Manual versus powe-
matic review. Acta Odontol Scand 2003; 61 (6): 331-340. red toothbrushing for oral health. Cochrane Database Syst Rev.
Machiulskiene V, Richards A, Nyvad B, Baelum V, Machiulskiene 2005
V, Richards A et al. Prospective study of the effect of post-brus- Scheinin A. Maı̈kinen KK, Ylitalo K., Turku sugar studies V. Final
hing rinsing behaviour on dental caries. Caries Res 2002; 36 (5): Report on the effect of sucrosen and fructose and xilitol diets on
301-307. the caries incidence in man. ACTA Ondontol Scant 1976; 34:179-
Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A, Marinho VC, Hig- 216.
gins JP et al. Fluoride varnishes for preventing dental caries in Silverman J, Rosivack RG, Matheson PB, Houpt MI.Comparison
children and adolescents. (Review) (92 refs). Cochrane Database of powered and manual toothbrushes for plaque removal by 4-
Syst Rev 2002; (3): CD002279. to 5-year-old children. Pediatr Dent. 2004 May-Jun;26(3):225-30.
Marinho VC, Higgins JP, Logan S, Sheiham A. Fluoride gels for
310 Kindertandheelkunde deel 2

Sprod AJ, Anderson R, Treasure ET. Effective oral health promo- Windheuser, HJ. (1977). Anxious mothers as models for coping
tion 1996. Literature review. Cardiff: Health promotion Wales. with anxiety. Behavioural Analysis and Modification, 2, 39-58.
Sjögren K, Birkhed D, Rangmar B. Effect of a modified toothpaste
technique on approximal caries in preschool children. Caries
Res. 1995;29(6):435-41. Literatuur bij par. 46.5.2, Röntgenopnamen
Steiner M, Helfenstein U, Menghini G, Steiner M, Helfenstein U,
Menghini G. Effect of 1000 ppm relative to 250 ppm fluoride Bader JD, Shugars DA, Bonito AJ, Bader JD, Shugars DA, Bonito
toothpaste. A meta-analysis. Am J Dent 2004; 17 (2): 85-88. AJ. Systematic reviews of selected dental caries diagnostic and
Tapias MA, De MG, Jimenez-Garcia R, Gonzalez A, Dominguez V, management methods. J Dent Educ 2001; 65 (10): 960-968.
Tapias MA et al. Incidence of caries in an infant population in Bader JD, Shugars DA, Bonito AJ, Bader JD, Shugars DA, Bonito
Mostoles, Madrid. Evaluation of a preventive program after 7.5 AJ. A systematic review of the performance of methods for
years of follow-up. Int J Paediatr Dent 2001; 11 (6): 440-4 identifying carious lesions. J Public Health Dent 2002; 62 (4):
Watt RG, Daly B, Kay EJ. Prevention. Part 1: Smoking cessation 201-213.
advice within the general dental practice. Br Dent J. 2003 Jun 28; Bader JD, Shugars DA. A systematic review of the performance of a
194(12): 665-668. laser fluorescence device for detecting caries. J Am Dent Assoc
Watt RG, McGlone P, Kay EJ. Prevention. Part 2:Dietary advice in 2004; 135 (10): 1413-1426.
the dental surgery.Br Dent J. 2003 ; 195(1): 27-31. Ericson S, Kurol J. Longitudinal study and analysis of clinical
Zhang Q , WH, van’t Hof MA, Truin GJ. Chlorhexidine varnish for supervision of maxillary canine eruption. Community Dent Oral
preventing dental caries in children, adolescents and young Epidemiol 1986; 14: 172-176.
adults: a systematic review. Eur J Oral Sci 2006; 114 (6): 449-455. European Guidelines on radiation protection in dental radiology.
The safe use of radiographs in dental practice. Issue no. 136.
European Commission Brussels. 2004.
Literatuur bij par. 46.4.2, Angst voor de Gijbels F, Jacobs R, Bogaerts R, Debaveye D, Verlinden S, Sande-
tandheelkundige behandeling rink G. Dosimetry of digital panoramic imaging. Part I: Patient
exposure. Dentomaxillofac Radiol. 2005 May; 34(3): 145-149.
Ten Berge M, Veerkamp JS, Hoogstraten J, Prins PJ, ten Berge M, Goel A, Chawla HS, Gauba K, Goyal A. Comparison of validity of
Veerkamp JS et al. Parental beliefs on the origins of child dental DIAGNOdent with conventional methods for detection of
fear in The Netherlands. J Dent Child 2001; 68 (1): 51-54. occlusal caries in primary molars using the histological gold
De Jongh, A. (2004). Angst voor de tandarts. De Psycholoog, 39, standard: an in vivo study. J Indian Soc Pedod Prev Dent 2009;
538-543. 27 (4): 227-234.
De Jongh A, Muris P, Ter Horst G en Duyx MPMA (1995), Acqui- Kurol J. Early treatment of tooth-eruption disturbance. Am J
sition and maintenance of dental anxiety: the role of conditio- Orthod Dentofacial Orthop 2002; 121: 588-591.
ning experiences and cognitive factors. Behavioural Research Li Y, Wang W. Predicting caries in permanent teeth from caries in
Therapy: 205-210 primary teeth: an eight-year cohort study. J Dent Res 2002; 81(8):
Klaassen MA, Veerkamp JS, Hoogstraten J, Klaassen MA, Veer- 561-566.
kamp JSJ, Hoogstraten J. Changes in children’s dental fear: a Lith A, Lindstrand C, Grondahl HG. Caries development in a
longitudinal study. Eur Arch Paediatr Dent 2008; 9 Suppl 1 29- young population managed by a restrictive attitude to radio-
35. graphy and operative intervention: I. A study at the patient
Lindh-Stromberg U, Lindh-Stromberg U. Rectal administration of level. Dentomaxillofac Radiol 2002; 31(4):224-231.
midazolam for conscious sedation of uncooperative children in Lith A, Lindstrand C, Grondahl HG. Caries development in a
need of dental treatment. Swed Dent J 2001; 25 (3): 105-111. young population managed by a restrictive attitude to radio-
Milgrom, P., Vignehsa, H., & Weinstein, P. (1992). Adolescent graphy and operative intervention: II. A study at the surface
dental fear and control: prevalence and theoretical implications. level. Dentomaxillofac Radiol 2002; 31(4):232-239.
Behaviour Research and Therapy, 30, Mejare I, Kallest l C, Stenlund H. Incidence and progression of
Murray L, Creswell Cooper PJ (Psychological Medicine 2009, The approximal caries from 11 to 22 years of age in Sweden: A pros-
development of anxiety disorders in childhood: an integrative pective radiographic study. Caries Res 1999; 33(2):93-100.
review 39:1413-1423 Mejare I, Stenlund H. Caries rates for the mesial surface of the first
Mutsaers K, 2008. Risicofactoren Agststoornissen, Nederlands permanent molar and the distal surface of the second primary
Jeugd Instituut molar from 6 to 12 years of age in Sweden. Caries Res 2000; 34(6):
Veerkamp JSJ en Polak E, Angst voor de tandarts. In: Kinder- 454-461.
tandheelkunde 1. Ed. Amerongen WE et al, 2001. Memon A, Godward S, Williams D, Siddique I, Al-Saleh K. Dental
Rayen R, Muthu MS, Chandrasekhar RR, Sivakumar N, Rayen R, x-rays and the risk of thyroid cancer: a case-control study. Acta
Muthu MS et al. Evaluation of physiological and behavioral Oncol. 2010;49(4):447-53.
measures in relation to dental anxiety during sequential dental Mettes TG, van der Sanden WJ, Mulder J, Wensing M, Grol RP,
visits in children. Indian J Dent Res 2006; 17 (1): 27-34. Plasschaert AJ. Predictors of recall assignment decisions by
Literatuur 311

general dental practitioners performing routine oral examina- tionnaire: predicting toothache in preverbal children. Eur J
tions. Eur J Oral Sci. 2006;114(5):396-402. Paediatr Dent 2004;5:170-3.
Mileman PA, Kievit P. Efficiëntie van diagnostiek en kwaliteit van Versloot J, Veerkamp JS, Hoogstraten J. The Dental Discomfort
besluitvorming:klinische besliskunde. In : tandheelkundige Questionnaire: the basis of a ’Toothache Traffic Light’. Eur Arch
radiologie. Houten :Bohn Scheltema van Loghum 1995. Paediatr Dent 2009;10(2): 67-70.
Moberg Skold U, et al. Differences in caries recording with and Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Dental Discomfort
without bitewing radiographs. Swed Dent J 1997;21:69-75. Questionnaire for young children following full mouth rehabi-
Peretz B, Ram D, Azo E, Efrat Y. Preschool caries as an indicator of litation under general anesthesia: a follow up report. Eur Arch
future caries: a longitudinal study. Pediatr Dent 2003; 25(2):114- Paediatr Dent 2006b; 7: 126-129.
118. Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Dental Discomfort
Pinheiro I V A, Medeiros M C, Ferreira M A, Lima K C. Use of laser Questionnaire: assessment of dental discomfort and/or pain in
fluorescence (DIAGNOdent1) for in vivo diagnosis of occlusal very young children. Community Dent Oral Epidemiol 2006a;
caries: a systematic review. J Appl Oral Sci 2004; 12: 177-81. 34: 47-52.
Roeters J. Prediction of future cariesprevalence in preschool von Baeyer CL, Spagrud LJ. Systemic review of observational
children. Thesis. Nijmegen, Radboud University, 1992. (behavioral) measures of pain for children and adolescents aged
Stenlund H, Mejare I, Kallestal C. Caries rates related to approxi- 3 to 18 years. Pain 2007; 127: 140-150.
mal caries at ages 11-13: a 10-year follow-up study in Sweden. J von Baeyer CL. Children’s self-reports of pain intensity: scale
Dent Res 2002; 81(7):455-458. selection, limitations and interpretation. Acad Emerg Med 2002;
Stookey GK, Gonzalez-Cabezas C, Stookey GK, Gonzalez-Cabezas 9: 199-202.
C. Emerging methods of caries diagnosis. J Dent Educ 2001; 65 Wong D, Baker C. Pain in children: comparison of assessment
(10): 1001-1006 scales. Pediatric Nursing 1988; 14: 9-17.
ter Pelkwijk A, van Palenstein Helderman WH, van Dijk JW.
Caries experience in the deciduous dentition as predictor for
caries in the permanent dentition. Caries Res 1990; 24(1):65-71. Literatuur bij par. 46.6.2, Strategieën voor de
Vanderas AP, Gizani S, Papagiannoulis L, Vanderas AP, Gizani S, behandeling van cariës bij kinderen: tertiaire
Papagiannoulis L. Progression of proximal caries in children preventie
with different caries indices: a 4-year radiographic study. Euro-
pean Archives of Paediatric Dentistry: Official Journal of the Beeley JA, Yip HK, Stevenson AG. Chemisch-mechanische cariës-
European Academy of Paediatric Dentistry 2006;7(3), 148-152. verwijdering: een overzicht van de technieken en de nieuwste
Velders XL, Aken J van, Stelt PF van der. Risk assessment from ontwikkelingen. Ned Tijdschr Tandheelkd 2001; 108: 277-281.
bitewing radiography. Dentomaxillofac radiol 1991: 20; 209-213. Brazelli M, McKenzie L, Fielding S, Fraser C, Clarkson J, Kilonzo
M et al. Systematic review of the effectiveness and cost-effecti-
veness of HealOzone for the treatment of occlusal pit/fissure
Literatuur bij par. 46.5.3, Pijndiagnostiek caries and root caries. Health Technol Assess 2006;10(16):iii-iv,
ix-80.
Barrêtto Ede P, Ferreira e Ferreira E, Pordeus IA. Evaluation of Den Besten PK, White JM, Pelino JEP, Furnish G, Silveira A,
toothache severity in children using the visual analogue scale of Parkins FM. The Safety and Effectiveness of an Er:YAG Laser for
faces. Pediatr Dent 2004; 26: 485-491. Caries Removal and Cavity Preparation in Children. Med. Laser
Campbell CM, Edwards RR, Fillingim RB. Ethnic differences in Appl 2001; 16: 215–222.
responses to multiple experimental pain stimuli. Pain 2005; 113: Ericson D, Zimmerman M., Raber H, Götrick B, Bornstein R,
20-26. Thorell J. Clinical Evaluation of efficacy and safety of a new
Edwards CL, Fillingim RB, Keefe R. Race, ethnicity ad pain. Pain method for chemo-mechanical removal of caries. A multicenter
2001; 94: 133-7. study. Caries Res. 1999; 33:171-177.
Franck LS, Greenberg CS, Stevens B. pain assessment in infants Ersin NK, Candan U, Aykut A, Oncaq O, Eronat C, Kose T. A
and children. Pediatr Clin North Am 2000; 487-512. clinical evaluation of resin-based composite and glass ionomer
Gupta V, Chandrasekar T, Ramani P, Anuja. Determining tootha- cement restorations placed in primary teeth using the ART
che severity in pediatric patients: A study. J Indian Soc Pedod approach: Results at 24 months. J Am Dent Assoc 2006; 137:
Prev Dent 2006; 24(3): 140-143. 1529-1536.
Moore R. Ethnographic assessment of pain coping perceptions. Frencken JE, van ‘t Hof MA, van Amerongen WE, Holmgren CJ.
Psychosom Med 1990; 52: 171-181. Effectiveness of Single-surface ART restorations in the perma-
Ruehlman LS, Karoly P, Newton C. Comparing the experimental nent dentition: A meta-analysis. J Dent Res 2004; 83: 120-123.
and psychosocial dimensions of chronic pain in African Ameri- Gruythuysen RJM, van Strijp AJP, Wu MK. Long-term survival of
cans and Caucasians: findings from a national community sam- indirect pulp treatment performed in primary and permanent
ple. Pain Med 2005; 6: 49-60. teeth with clinically diagnosed deep carious lesions. J Endod.
Versloot J, Veerkamp JS, Hoogstraten J. Dental discomfort ques- 2010;36:1490-3.
Hickel R, Kaaden C, Paschos E, Buerkle V, Garcia-Godoy F, Man-
312 Kindertandheelkunde deel 2

hart J. Longevity of occlusally stressed restorations in posterior and without rotary instruments. Community Dent Oral Epide-
primary teeth. Am J of Dent 2005; 18: 198-211. miol 2003; 31: 15-20.
Holmgren CE, Lo ECM, Hu DY, Wan HC. ART restorations and Smales RJ, Yip HK. The atraumatic restorative treatment (ART)
sealants placed in Chinese schoolchildren – results after three approach for primary teeth: review of the literature. Pediatr
years. Community Dent Oral Epidemiol 2000; 28: 314-320. Dent 2000; 22: 294-298.
Honkala E, Behbehani J, Inbricevic H, Kerosuo E, Al-Jame G. The Van Bochove JE, Van Amerongen WE. The influence of restorative
Atraumatic Restorative Treatment (ART) approach to restoring treatment approaches and the use of local analgesia, on the
primary teeth in a standard dental clinic. Int J Paediatr Dent children’s discomfort. Eur Arch Paediatric Dent 2006; 7: 11-6.
2003; 13: 172-179. Van Gemert-Schriks MCM, van Amerongen WE, ten Cate JM,
Hosein T, Hasan A. Eficacy of chemo-mechanical caries removal Aartman IHA. Three-year survival of single- and two-surface
with Carisolv. Journal of the college of physicians and surgeons ART restorations in a high-caries child population. Clinical Oral
Pakistan. 2008; 18 (4):222-225. Investigations 2007; 11(4): 37-43.
Innes NPT, Ricketts D, Evans DJP. Preformed metal crowns for Van ‘t Hof MA, Frencken JE, Van Palenstein Helderman WH. The
decayed primary molar teeth. Cochrane Database of Systematic atraumatic restorative treatment (ART) approach for managing
Reviews 2007, Issue 1. Art. No.: CD005512. DOI: 10.1002/ dental cariës; a meta analysis. Int. Dent. J. 2006; 56: 345-51.
14651858.CD005512.pub2. Yengopal V, Harnekar SY, Patel N, Siegfried N. Dental fillings for
Lenters M, van Amerongen WE, Mandari GJ. Iatrogenic damage to the treatment of caries in the primary dentition. Cochrane
the adjacent surfaces of primary molars in three different ways Database of Systematic Reviews 2009, Issue 2. Art. No.:
of cavity preparation. Eur Arch Paediatric Dent 2006; 7: 6-10. CD004483. DOI: 10.1002/14651858.CD004483.pub2.
Lo ECM, Luo Y, Fan MW, Wei SHY. Clinical investigation of two
glass-ionomer restoratives used with the atraumatic restorative
treatment approach in China: two-year results. Caries Res 2001; Literatuur bij par. 46.6.3, Pijnbestrijding bij
35: 458-563. tandheelkundige behandelingen
Losano Chourio MA, Zambrano O, Gonzalez H, Quero M. Clinical
Randomized Controlled Trial of chemomechanical cariës remo- Alcaino E, Kilpatrick NM, Smith ED. Utilization of day stay
val (Carisolv TM). International Journal of Pedaetrical Dentistry general anaesthesia for the provision of dental treatment to
2006; 16:161-167. children in New South Wales, Australia. Int J Paediatr Dent
Marks LAM, van Amerongen WE, Borgmeijer PJ, Groen HJ, Mar- 2000;10(3):206-12.
tens LC. Ketac Molar versus Dyract class-II restorations in pri- Allen KD, Kotil D, Larzelere RE, Hutfless S, Beiraghi S. Compari-
mary molars: twelve month clinical results. J Dent Child 2000; son of a computerized anesthesia device with a traditional
37-41. syringe in preschool children. Pediatr Dent 2002;24(4):315-20.
Marks LA, Weerheijm KL, van Amerongen WE, Groen HJ, Martens Arch LM, Humphris GM, Lee GT. Children choosing between
LC. Dyract versus Tytin Class II restorations in primary molars: general anaesthesia or inhalation sedation for dental extracti-
36 months evaluation. Caries Res. 1999 Sep-Oct;33(5):387-92. ons: the effect on dental anxiety. Int J Paediatr Dent 2001;11(1):41-
Maltz M, Oliveira EF, Fontanella V, Carminatti G. Deep caries 8.
lesions after incomplete dentine caries removal: 40-month fol- Asarch T, Allen K, Petersen B, Beiraghi S. Efficacy of a computer-
low-up study. Caries Res. 2007;41(6):493-6. Epub 2007 Oct 5. ized local anaesthesia device in pediatric dentistry.Pediatr Dent
Nadanovsky P, Cohen Carnero F, Souza de Melo F. Removal of 1999;21:421- 424.
caries using only hand instruments: a comparison of mechanical Baghdadi ZD. Evaluation of electronic dental anesthesia in child-
and chemo-mechanical methods. Caries Res 2001; 35:384-389. ren. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 1999;
Peng L, Ye L, Tan H, Zhou X. Evaluation of the formocresol versus 88(4): 418-423.
mineral trioxide aggregate primary molar pulpotomy: a meta- Blain KM, Hill FJ. The use of inhalation sedation and local ana-
analysis. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod esthesia as an alternative to general anaesthesia for dental
2006;102:e40-e44. extractions in children. Br Dent J 1998;184(12): 601
Peretz B, Gluck G. Early childhood caries (ECC): a preventive- Gibson RS, Allen K, Hutfless S, Beiraghi S. The Wand vs. traditi-
conservative treatment mode during a 12-month period. J Clin onal injection: a comparison of pain related behaviors. Pediatr
Pediatr Dent 2006; 30(3): 191-194. Dent 2000;22(6): 458-462.
Rickard GD, Richardson R, Johnson T, McColl D, Hooper L. Ozone Jamjoom MM, al-Malik MI, Holt RD, el-Nassry A. Dental treat-
therapy for the treatment of dental caries. Cochrane Database ment under general anaesthesia at a hospital in Jeddah, Saudi
Syst Rev. 2004;(3):CD004153. Arabia. Int J Paediatr Dent 2001;11(2):110-116.
Ricketts D, Kidd E, Innes NPT, Clarkson JE. Complete or ultra- Klaassen MA, Veerkamp JS, Hoogstraten J. Young children’s Oral
conservative removal of decayed tissue in unfilled teeth. Health-Related Quality of Life and dental fear after treatment
Cochrane Database of Systematic Reviews 2006, Issue 3. Art. No.: under general anaesthesia: a randomized controlled trial. Eur J
CD003808. DOI: 10.1002/14651858.CD003808.pub2. Oral Sci 2009;117(3): 273-278.
Schriks MCM, van Amerongen WE. Atraumatic perspectives of Kuscu OO, Akyuz S, Is it the injection device or the anxiety expe-
ART: psychological and physiological aspects of treatment with
Literatuur 313

rienced that causes pain during dental local anaesthesia? Int J of implement evidence-based practice. British Dental Journal 2003;
Paediatr Dent 2008; 18: 139-145. 195:403-407.
Loeser JD. A definition of pain. Medicine (Baltimore)1980; 7: 3-4. Cheater F, Baker R, Gillies C, Hearnshaw H, Flottorp S, et al.
Lyratzopoulos G, Blain KM. Inhalation sedation with nitrous Tailored interventions to overcome identified barriers to change:
oxide as an alternative to dental general anaesthesia for child- effects on professional practice and health care outcomes.
ren. J Public Health Med 2003;25(4): 303-312. (Review) (51 refs).
Matharu L, Ashley PF. Sedation of anxious children undergoing Cochrane Database of Systematic Reviews 2005;3: CD005470.Fo-
dental treatment. Cochrane Database of Systematic Reviews ley J. An audit of the implementation of guidelines in relation to
2006 (1). the prevention of dental caries. Journal of the Royal Colleges of
Nakai Y, Milgrom P, Mancl L, Coldwell SE, Domoto PK, Ramsay Surgeons of Edinburgh & Ireland 2003;1:350-353.
DS. Effectiveness of local anesthesia in pediatric dental practice. Greenhalgh T, Robert G, Macfarlane F, Bate P, Kyriakidou O,
J Am Dent Assoc 2000;131(12): 1699. Greenhalgh T, et al. Diffusion of innovations in service organi-
Ram D, Peretz B. Reactions of children to maxillary infiltration zations: systematic review and recommendations.(see comment).
and mandibular block injections. Pediatr Dent 2001;23(4): 343-3 (Milbank Quarterly 2004;82:581-629.
Shepherd AR, Hill FJ. Orthodontic extractions: a comparative Grimshaw JM, Thomas RE, MacLennan G, Fraser C, Ramsay CR,
study of inhalation sedation and general anaesthesia. Br Dent J Vale L, et al.
2000;188(6): 39-331. Effectiveness and efficiency of guideline dissemination and
Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J,: Computerized Anaes- implementation strategies. Health Technology Assessment
thesia delivery systems versus traditional syringe: comparing (Winchester, England) 2001;8(6), iii-iiv.
pain and pain-related behaviour in children, Eur J Oral Sci 2005 Grol RP, Bosch MC, Hulscher ME, Eccles MP, Wensing M, Grol
Dec;113(6):488-93. RPTM, et al.
Versloot J, Veerkamp JSJ, Hoogstraten J. Children’s self-reported Planning and studying improvement in patient care: the use of
pain at the dentist, Pain 2008 Jul 15;137(2):389-94. Epub 2007 theoretical perspectives. Milbank Quarterly 2007;85:93-138.
Nov 26. Mettes TG, van der Sanden WJ, Wensing M, et al. A cluster rand-
Versloot J.S.J. Veerkamp, J. Hoogstraten: Pain behaviour and dis- omised controlled trial in primary dental care based interven-
tress in children during two sequential dental visits: comparing tion to improve professional performance on routine oral exa-
a computerised anaesthesia delivery system and a traditional minations and the management of asymptomatic impacted
syringe. Br Dent J. 2008 Jul 12;205(1):E2; discussion 30-1. Epub third molars: study protocol. Implementation Science 2007;2:12.
2008 May 23. Mettes TG, van der Sanden WJ, Bronkhorst E, et al. Impact of
guideline implementation on patient care: a cluster RCT. J Dent
Res. 2010; 89:71-6.
Literatuur bij par. 46.8, Implementatie Van der Sanden WJ, Mettes DG, Plasschaert AJ, Grol RP, Mulder J,
Verdonschot EH, et al. Effectiveness of clinical practice guideli-
Bahrami M, Deery C, Clarkson JE, Pitts NB, Johnston M, Ricketts ne implementation on lower third molar management in
I, et al. Effectiveness of strategies to disseminate and implement improving clinical decision-making: a randomized controlled
clinical guidelines for the management of impacted and une- trial. European Journal of Oral Sciences 2005;113:349-354.
rupted third molars in primary dental care, a cluster randomised Harmsen M, Gaal S, van Dulmen S, de Feijter E, Giesen P, Jacobs
controlled trial. British Dental Journal 2004;197:691-696. A, Martijn L, Mettes T, Verstappen W, Nijhuis-van der Sanden R,
Bonetti D, Johnston M, Pitts NB, Deery C, Ricketts I, Bahrami M, Wensing M. Patientveiligheid in de Nederlandse eerstelijnszorg
et al. Can psychological models bridge the gap between clinical anno 2009. Nijmegen: IQ healthcare, december 2009.
guidelines and clinicians’ behaviour? A randomised controlled
trial of an intervention to influence dentists’ intention to
Bijlagen

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
1 Verslag literatuursearch
richtlijnontwikkeling ‘Mondzorg
voor Jeugdigen’

Trefwoorden (MESH) Patiëntenpopulatie Kindertandheelkunde

1. med090917 P kindertandheelkunde versie 3 30. (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or


START’.ti. kid? or toddler? or pre school or pre?school or
2. Dental Care for Children/ p?ediatric$ or boy? or girl? or school?age or school
3. (dent$ adj6 (check$ or attend$ or exam$ or age or juvenil$ or youth or minors or
recall$ or visit$ or regular$ or interval$ or young$).ti,ab.
frequen$ or health or care)).tw. 31. ((primary or deciduous or permanent) adj3 (tooth
4. (recall$ adj6 interval$).tw. or teeth)).ti,ab.
5. time factors/ 32. or/28-31
6. 4 or 5 33. 27 and 32
7. (dental or dentistry).tw. 34. Patient Education as Topic/
8. 6 and 7 35. (patient adj3 (educat$ or inform$)).ti,ab.
9. Oral Health/ 36. Health Education, Dental/
10. exp Preventive Dentistry/ 37. or/34-36
11. ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. 38. 37 and 7
12. (prevent$ adj4 dent$).ti,ab. 39. 33 or 38
13. exp Dental Caries/ 40. (animals not (animals and human)).sh.
14. (dent$ adj3 caries).ti,ab. 41. 39 not 40
15. or/2-3,8-14 42. limit 41 to yr=‘1999 - 2009’
16. exp Preventive Dentistry/ 43. limit 42 to (dutch or english or french or german)
17. prevent$.ti,ab. 44. ’med090917 P kindertandheelkunde versie 3
18. 16 or 17 EINDE’.ti.
19. exp Mouth Diseases/
20. exp Tooth Diseases/
21. ((mouth or tooth) adj2 (disease$ or ach$)).ti,ab.
22. or/19-21
23. 18 and 22
24. exp Mouth Diseases/pc (Prevention & Control)
25. exp Tooth Diseases/pc (Prevention & Control)
26. or/23-25
27. 15 or 26
28. exp child/
29. Infant/
vraag 2: Op welke leeftijd dient bij een kind het eerste bezoek/de eerstezoekstrategieën
periodieke controle bij de tandarts plaats te vinden?

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlagen 317

Algemene opmerkingen

datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:


2 maart 2010 nee Marjo Poth

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1996
CINAHL Ebscohost ± 1981

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: nee

opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht

P patiëntenpopulatie: hiervoor wordt de opgeslagen zoekstrategie med090917 P kindertandheelkunde versie 3 gebruikt

P zoektermen

(((recall adj6 interval).tw. OR time factors/) AND (dental or dentistry).tw.)


OR
Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4
dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent adj3 caries).ti,ab.
OR
((exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2
(disease or ach)).ti,ab.)) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or p?ediatric
or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous or permanent)
adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
OR
((Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/) AND (dental or denti-
stry).tw.)

I interventie:

I zoektermen

eerste bezoek (first adj3 visit?).ti,ab.

T titelwoorden:

T zoektermen

eerste bezoek (first adj3 visit?).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren


318 Kindertandheelkunde deel 2

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde - vraag 2 eerste bezoek’ met de bestandsnaam als tref-
woord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P AND T:eerste bezoek

Medline 1-3-2010 20 med100302 first visit in ti

Embase week 8 2010 3 emb100302 first visit in ti

CINAHL 19-2-2010 11 cin100302 fisrt visit in ti

combinatie b: P AND I:eerste bezoek zonder de bij a gedownloade referenties

Medline 1-3-2010 59 med100302 first visit in ab

Embase week 8 2010 21 emb100302 first visit in ab

CINAHL 19-2-2010 20 cin100302 fisrt visit in ab

– Het aantal referenties in Reference Manager én daar- wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi-
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen,
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in in beide richtingen).
Reference Manager de artikelen die al in het bestand – Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
– De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- In de andere databases worden trefwoorden gekozen
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor trefwoorden liggen.
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in – De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs) exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope- perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
dergebit worden toegepast en op welke leeftijd en door wie dient
Preventie
datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:
23 en 24 september en Cor van Loveren Marjo Poth
10 oktober 2009

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1996
CINAHL Ebscohost ± 1981

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: ja

vraag 3: Hoe vaak dient periodieke controle van het kindergebit dit te gebeuren?
plaats te vinden en door wie? Hoe is de organisatie van perio- vraag 7: Hoe kan bij kinderen angst voor de tandarts worden
dieke (na-)controle in de tandheelkundige zorg voor kinderen voorkomen?
geregeld? Hoe kunnen tandontwikkelingsstoornissen gemonito-
red worden?
vraag 4b: Hoe kan bij een kind een goede risicoinschatting Voorlichting
voor het krijgen van cariës en erosie worden gemaakt?
vraag 6: Welke preventieve strategieën kunnen bij een kin- vraag 15: Welke informatie/voorlichting dient door de tandarts/
tandartsassistent, huisarts, kinderarts, GGD etc. aan kinderen
Bijlagen 319

en/of ouders te worden gegeven t.a.v. preventie, diagnostiek en behandeling en in welke vorm?

zoekstrategieën

P patiëntenpopulatie:

P zoektermen

vraag 3 exp Tooth Abnormalities OR ((dent or tooth or teeth) adj3 hypominerali?ation).ti,ab.


AND
((index or manag) adj5 (dent or teeth or tooth)).ti,ab. OR (prevent or monitor or risk).ti,ab.
NOT
syndrome.ti,ab. OR (caries or carious or treatment or rehabilitation or orthodont).ti.

cariës Dental Caries/di, mi, dh, pc, et OR Dental Fissures/et, mi, di, pc OR ((carious or caries).ti,ab. AND (etiolog or microbi or
diagnos or prevent or predict).ti,ab.)
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.

erosie Tooth Erosion/dh, pc, et, di OR ((tooth or teeth or dent) adj3 erosion).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.

angst ((dental or dentist) adj5 (anxiety anxious or distress or stress or discomfort or fear)).ti,ab. OR Dental Anxiety/
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.

kind exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab.

I interventie:

I zoektermen

risico (risk or assess or predict).ti,ab.

overig Diet, Carbohydrate-Restricted/ OR (diet adj5 carbon).ti,ab. OR Oral Hygiene/ OR oral hygiene.ti,ab. OR dental floss1ti,ab. OR
xylitol.ti,ab. OR interdental cleaning.ti,ab. OR (antimicrobial or chlorhexidine).ti,ab. OR (lip seal train or chin cup or chincup
or palatal crib).ti,ab. OR (probiotic or reminerali?ation).ti,ab.

fluor Fluorides/ad, tu, st OR (fluoride adj10 (caries or carious)).ti,ab.

seal (seal adj10 (caries or carious or retent or surviv)).ti,ab. OR ‘Pit and Fissure Sealants’/tu

preventie prevent1ti,ab.

voorlichting ((oral health or oral?health or oral hygiene or dental or oral or dental health or periodontal or caries or carious) adj5 (educat
or inform or program or promot or behavio?r or service or habit)).ti.
AND
(prevent or diagnos or treat or identif or detect or assess or risk).ti,ab.
320 Kindertandheelkunde deel 2

S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt

S zoektermen

sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.

rct randomized-controlled-trial.pt. OR controlled-clinical-trial.pt. OR randomized controlled trial/ OR randomized controlled


trials.tw. OR random-allocation.af. OR double-blind-method.af. OR single-blind-method.af. OR (random adj8 (selection? or
sample?)).tw. OR random*.tw.

obs epidemiologic-studies/ OR exp case-control-studies/ OR exp cohort-studies/ OR case with control.af. OR case with
control.af. OR (cohort adj5 study).af. OR (cohort adj5 studies).af. OR (cohort adj5 analy).af. OR (follow-up adj5 (study or
studies)).af. OR (longitudinal or retrospective or (cross adj5 sectional)).af. OR cross-sectional-studies/ OR (observational adj5
(study or studies)).af. OR prospective.af.

X extra termen:

X zoektermen

fluor fluoride.ti,ab

seal seal1ti,ab.

NL netherlands.ti,ab.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde – preventie’ met de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P:vraag 3 AND (S:sysrev OR S:obs)

Medline 22-9-2009 43 med090923 vraag 3 obs

Embase week 38 2009 44 emb090924 vraag 3 obs

combinatie b: P:vraag 3 zonder de bij a gedownloade referenties

Medline 22-9-2009 129 med090923 vraag 3 rest

Embase week 38 2009 79 emb090924 vraag 3 rest

CINAHL 25-9-2009 29 cin091005 vraag 3

combinatie c: P:caries AND I:risico AND S:sysrev NOT (P:vraag 4 AND (X:fluor OR X:seal))

Medline 22-9-2009 17 med090923 vraag 4 sysrev niet seal of fluoride

Embase week 38 2009 2 emb090924 vraag 4 sysrev niet seal of fluoride

CINAHL 25-9-2009 6 cin091005 vraag 4 sysrev niet seal of fluoride

combinatie d: P:caries AND I:risico AND S:sysrev AND X:seal

Medline 22-9-2009 12 med090923 vraag 4 sysrev seal

Embase week 38 2009 3 emb090924 vraag 4 sysrev seal

CINAHL 25-9-2009 3 cin091005 vraag 4 sysrev seal


Bijlagen 321

combinatie e: P:caries AND I:risico S:sysrev AND X:fluor

Medline 22-9-2009 38 med090923 vraag 4 sysrev fluoride

Embase week 38 2009 11 emb090924 vraag 4 sysrev fluoride

CINAHL 25-9-2009 17 cin091005 vraag 4 sysrev fluoride

combinatie f: P:caries AND I:overig AND S:sysrev

Medline 22-9-2009 18 med090923 vraag 6 caries sysrev overige interventies

Embase week 38 2009 4 emb090924 vraag 6 caries sysrev overige interventies

CINAHL 25-9-2009 6 cin091005 vraag 6 caries sysrev overige interventies

combinatie g: P:caries AND I:overig AND S:rct

Medline 22-9-2009 156 med090923 vraag 6 caries rct overige interventies

Embase week 38 2009 51 emb090924 vraag 6 caries rct overige interventies

CINAHL 25-9-2009 71 cin091005 vraag 6 caries rct overige interventies

combinatie h: P:caries AND I:fluor AND S:sysrev

Medline 22-9-2009 42 med090923 vraag 6 caries sysrev fluoride

Embase week 38 2009 11 emb090924 vraag 6 caries sysrev fluoride

CINAHL 25-9-2009 20 cin091005 vraag 6 caries sysrev fluoride

combinatie i: P:caries AND I:fluor AND S:rct

Medline 22-9-2009 137 med090923 vraag 6 caries rct fluoride

Embase week 38 2009 23 emb090924 vraag 6 caries rct fluoride

CINAHL 25-9-2009 86 cin091005 vraag 6 caries rct fluoride

combinatie j: P:caries AND I:seal AND S:sysrev

Medline 22-9-2009 15 med090923 vraag 6 caries sysrev seal

Embase week 38 2009 3 emb090924 vraag 6 caries sysrev seal

CINAHL 25-9-2009 9 cin091005 vraag 6 caries sysrev seal

combinatie k: P:caries AND I:seal AND S:rct

Medline 22-9-2009 68 med090923 vraag 6 caries rct seal

Embase week 38 2009 11 emb090924 vraag 6 caries rct seal

CINAHL 25-9-2009 27 cin091005 vraag 6 caries rct seal

combinatie l: P:erosie AND I:fluor

Medline 22-9-2009 11 med090923 vraag 6 erosie fluoride

Embase week 38 2009 50 emb090924 vraag 6 erosie fluoride

CINAHL 25-9-2009 2 cin091005 vraag 6 erosie fluoride

combinatie m: P:erosie AND I:seal

Embase week 38 2009 14 emb090924 vraag 6 erosie seal

combinatie n: P:erosie AND I:overig zonder de bij l en m gedownloade referenties

Medline 22-9-2009 26 med090923 vraag 6 erosie overige interventies

Embase week 38 2009 136 emb090924 vraag 6 erosie overige interventies

CINAHL 25-9-2009 7 cin091005 vraag 6 erosie overige interventies

combinatie o: P:angst AND I:preventie

Medline 22-9-2009 43 med090923 vraag 7 preventie


322 Kindertandheelkunde deel 2

Embase week 38 2009 3 emb090924 vraag 7 preventie

CINAHL 25-9-2009 11 cin091005 vraag 7 preventie

combinatie p: P: kind AND I:voorlichting AND X:NL

Medline 22-9-2009 3 med090923 vraag 15 voorlichting in nederland

CINAHL 25-9-2009 3 cin091005 vraag 15 voorlichting in nederland

combinatie q: P:kind AND I:voorlichting AND S:sysrev zonder de bij o gedownloade referenties

Medline 22-9-2009 3 med090923 vraag 15 voorlichting sysrev

Embase week 38 2009 1 emb090924 vraag 15 voorlichting sysrev

CINAHL 25-9-2009 12 cin091005 vraag 15 voorlichting sysrev

combinatie r: P:kind AND I:voorlichting AND S:rct zonder de bij p en q gedownloade referenties

Medline 22-9-2009 96 med090923 vraag 15 voorlichting rct

Embase week 38 2009 33 emb090924 vraag 15 voorlichting rct

CINAHL 25-9-2009 68 cin091005 vraag 15 voorlichting rct

Algemene opmerkingen leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.


Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
– Het aantal referenties in Reference Manager én daar- men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal In de andere databases worden trefwoorden gekozen
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
Reference Manager de artikelen die al in het bestand trefwoorden liggen.
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. – De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
– De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als Diagnostiek
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs)
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor vraag 8: Wanneer is het maken van röntgenfoto’s bij kinderen
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor (2-13 jaar) ten behoeve van cariësdiagnostiek noodzakelijk?
geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope- vraag 9: Welke diagnostische instrumenten kunnen verder
rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven worden toegepast in de tandheelkundige zorg voor kinderen en
wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi- wat is hun betrouwbaarheid?
maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen, subvraag uit vraag 13: Welke methoden zijn er voor pijn-
in beide richtingen). diagnostiek bij kinderen en wat is hun betrouwbaarheid?
– Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is

datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:


17, 22 en 24 september 2009 Cecile Ooms en Marie-Hélène Kurstjens Marjo Poth

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1996
CINAHL Ebscohost ± 1981

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: ja

Opmerking: Er zijn nog aanvullende en herhaalde searches voor de subvraag uit vraag 13 (pijndiagnostiek) gedaan. Zie verderop in dit verslag.
Bijlagen 323

zoekstrategieën

P patiëntenpopulatie: hierbij wordt gebruik gemaakt van de opgeslagen zoekstrategie ’ med090908 P kindertandheelkunde versie 2’

P zoektermen

vraag 8 (((recall adj6 interval).tw. OR time factors/) AND (dental or dentistry).tw.) OR Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check
or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive
Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent
adj3 caries).ti,ab. OR ((exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR
((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.)) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR
OR
((Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/) AND (dental or
dentistry).tw.)
AND
((caries or carious).ti,ab. OR Dental Caries/di OR Dental Fissures/di)

vraag 9 exp Tooth Abnormalities/ OR candidiasis, oral/ or lichen planus, oral/ or lip diseases/ or cheilitis/ or cleft lip/ or herpes
labialis/ or mucositis/ or ranula/ or exp stomatitis/ or exp tongue diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR exp Periodontal
Diseases/ OR exp Dental Enamel Hypoplasia/ OR exp Tooth Demineralization/
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

pijndiagnostiek Toothache/ OR (dental adj3 (discomfort or pain or fear or anxiety or distress or stress)).ti,ab. OR toothache.ti,ab. OR ((tooth
or teeth) adj3 (discomfort or pain or fear or anxiety or distress or stress)).ti,ab. OR exp Anesthesia, Dental/ OR Dental
Anxiety/ OR Dental Care for Children/px OR ((dental or tooth or teeth) adj10 behavio?r).ti,ab. OR (an?esthe1ti,ab. AND
(dental or dentistry).tw.)
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

I interventie:

I zoektermen

vraag 8 radiography, dental/ or radiography, bitewing/ or radiography, dental, digital/ or radiography, panoramic/ OR (radiograph or
bite?wing or bite wing).ti,ab.

vraag 9 radiography, dental/ or radiography, bitewing/ or radiography, dental, digital/ or radiography, panoramic/ OR (radiograph or
bite?wing or bite wing).ti,ab. OR Transillumination/ OR fluorescence/ OR exp Lasers/du (Diagnostic Use) OR Fiber Optic
Technology/ OR (diagnodent or qlf).ti,ab. OR ((visual or clinical) adj5 (examinat or inspect or assess)).ti,ab. OR exp Diagnosis,
Oral/ OR (diagnostic adj3 (technique or aid or method)).ti,ab. OR (conventional adj3 (method or technique)).ti,ab.

O outcome:

O zoektermen

diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR ‘reproducibility of results’/ OR (perform or sensitiv or specific or reproduc or consist or
effectiv or valid).ti,ab.
324 Kindertandheelkunde deel 2

S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt. Voor diagnostische studies (diag) wordt de CBO-filter voor diagnostische studies
medline gebruikt.

S zoektermen

sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.

rct randomized-controlled-trial.pt. OR controlled-clinical-trial.pt. OR randomized controlled trial/ OR randomized controlled


trials.tw. OR random-allocation.af. OR double-blind-method.af. OR single-blind-method.af. OR (random adj8 (selection? or
sample?)).tw. OR random*.tw.

diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/

X extra termen:

X zoektermen

vraag 9 exp Orthodontics/ OR (othodont or risk or prevalen).ti.

diag diagnos1ti,ab. OR di.fs.

T titelwoorden:

T zoektermen

vraag 8 (radiograph or bite?wing or bite wing).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren

opmerking: bovenstaande limiteringen zijn bij combinatie c, d en e vergeten om toe te passen

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde - vraag Diagnostiek’ met de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P:vraag 8 ND I:vraag 8 AND S:sysrev

Medline 16-9-2009 6 med090917 vraag 8 sysrev

Embase week 38 2009 6 emb090922 vraag 8 sysrev

CINAHL 18-9-2009 4 cin090924 vraag 8 sysrev

combinatie b: P:vraag 8 AND I:vraag 8 AND T:vraag 8

Medline 16-9-2009 55 med090917 vraag 8 radiograph in titel

Embase week 38 2009 17 emb090922 vraag 8 radiograph in titel

CINAHL 18-9-2009 2 cin090924 vraag 8 radiiograph in titel

combinatie c: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 AND S:rct

Medline 16-9-2009 53 med090917 vraag 9 rct


Bijlagen 325

Embase week 38 2009 50 emb090922 vraag 9 rct

CINAHL 18-9-2009 54 cin090924 vraag 9 rct

combinatie d: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 AND S:sysrev

Medline 16-9-2009 5 med090917 vraag 9 sysrev

Embase week 38 2009 5 emb090922 vraag 9 sysrev

CINAHL 18-9-2009 4 cin090924 vraag 9 sysrev

combinatie e: P:vraag 9 AND I:vraag 9 AND O:diag AND S:diag AND X:diag NOT X:vraag 9 zonder de bij c en d gedownloade referenties

Medline 16-9-2009 177 med090917 vraag 9 rest

Embase week 38 2009 66 emb090922 vraag 9 rest

CINAHL 18-9-2009 24 cin090924 vraag 9 rest

combinatie f: P:pijndiagnostiek AND X:diag AND S:sysrev

Medline 16-9-2009 2 med090917 vraag angst sysrev

Embase week 38 2009 1 emb090922 vraag angst sysrev

CINAHL 18-9-2009 15 cin090924 vraag angst sysrev

combinatie g: P:pijndiagnostiek AND X:diag AND S:rct

Medline 16-9-2009 11 med090917 vraag angst rct

Embase week 38 2009 23 emb090922 vraag angst rct

CINAHL 18-9-2009 137 cin090924 vraag angst rct

combinatie h: P:pijndiagnostiek AND X:diag AND O:diag zonder de bij f en g gedownloade referenties

Medline 16-9-2009 74 med090917 vraag angst rest

Embase week 38 2009 19 emb090922 vraag angst rest

CINAHL 18-9-2009 96 cin090924 vraag angst rest

Aanvulling/herhaling

Reden: Omdat de resultaten van de eerste search naar


pijndiagnostiek niet voldoende bij de vraag aansloten is
deze search op aanvraag van Frans Frankenmolen (zie
mail van 25-1-2010) aangevuld. Frans Frankenmolen
heeft voor deze vraag in PubMed gezocht naar sleutel-
artikelen.
Omdat Frans in zijn PubMed-search meer artikelen
vond die volgens eigen zeggen geschikt waren voor
deze vraag (zie zijn mail van 27-1-2010 en de reacties
daarop) is de search op 28-1-2010 herhaald.

datum search: 26 en 28 januari 2010


326 Kindertandheelkunde deel 2

zoekstrategieën

Alleen afwijkingen in de hierboven getoonde zoekstrategieën worden vermeld.

P patiëntenpopulatie:

P zoektermen

1 Toothache/ OR ((dental or tooth or teeth) adj5 (discomfort or pain or ach)).ti,ab. OR toothache.ti,ab.


AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

2 Toothache/ OR dental anxiety/ OR ((dent or tooth or teeth) adj5 (anxiety or fear or discomfort or pain or ach)).ti,ab. OR
toothache.ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

O outcome:

O zoektermen

exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/

S studietypen: hiervoor wordt de zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses med091027 CBO filter sysrev & meta Medline, de zoekfilter
voor randomised controlled trials med091027 CBO filter rct Medline en de CBO-zoekfilter voor diagnostische studies (diag) filter diagnostische
studies medlne gebruikt

S zoektermen

sysrev meta analysis.pt. OR (meta-anal or metaanal).af. OR (quantitativ adj10 (review or overview)).tw. OR (systematic adj10 (review
or overview)).tw. OR (methodologic adj10 (review or overview)).tw. OR medline.tw. and review.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.

rct randomized-controlled-trial.pt. OR controlled-clinical-trial.pt. OR randomized controlled trial/ OR randomi?ed controlled


trial?.tw. OR random-allocation.af. OR double-blind-method.af. OR single-blind-method.af. OR (random adj8 (selection? or
sample?)).tw. OR random1tw.

diag exp ‘sensitivity and specificity’/ OR exp ‘diagnostic errors’/ OR reproducibility of results/ OR comparative study.pt. OR
single-blind method/ OR evaluation studies.pt. OR compar1ti. OR versus.ti. OR value.ti. OR assess1ti. OR validation stu-
dies.pt. OR predict1ti. OR accuracy.ti. OR reproducibility.ti. OR efficiency.ti. OR reliability.ti. OR correlat1ti. OR prospective
studies/ OR di.fs.

T titelwoorden:

T zoektermen

1 (pain or toothach or discomfort or questionnaire? or sedation or assessment).ti.

2 (pain or toothach or discomfort or questionnaire? or sedation or assessment or anxious or anxiety).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Duitse en Franse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren


Bijlagen 327

Resultaten van deze herhaalde/aanvullende search:


de referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde – pijndiagnostiek’

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P:1 AND S:sysrev

Medline 25-1-2010 4 med100126 sysrev

Embase week 3 2010 2 emb100126 sysrev

combinatie b: P:1 AND S:rct

Medline 25-1-2010 77 med100126 rct

Embase week 3 2010 19 emb100126 rct

combinatie c: P:1 AND O AND T:1

Medline 25-1-2010 50 med100126 pijn enz in ti

Embase week 3 2010 12 emb100126 pijn enz in ti

combinatie d: P:2 AND S:sysrev

Medline 27-1-2010 9 med100128 sysrev

Embase week 3 2010 3 emb100128 sysrev

combinatie e: P:2 AND S:rct

Medline 27-1-2010 168 med100128 rct

Embase week 3 2010 31 emb100128 rct

combinatie f: P:2 AND T:2 AND S:diag

Medline 27-1-2010 133 med100128 pijn enz in ti

Embase week 3 2010 18 emb100128 pijn enz in ti

Algemene opmerkingen De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is


leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.
1 Het aantal referenties in Reference Manager én daar- Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in In de andere databases worden trefwoorden gekozen
Reference Manager de artikelen die al in het bestand die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. trefwoorden liggen.
2 De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- 4 De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs) Behandeling
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor vraag 11: Welke tandheelkundige behandelingen kunnen worden
geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope- toegepast bij jonge kinderen en wanneer zijn deze geı̈ndiceerd?
rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven Hoe wordt de afweging tussen restauratief en/of niet-restaura-
wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi- tief behandelen gemaakt? Is er verschil in behandeling van een
maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen, melkgebit en een blijvend gebit? Welke complicaties kunnen zich
in beide richtingen). bij kinderen voordoen bij de verschillende tandheelkundige be-
3 Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is handelingen?
deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline. vraag 12: Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende
328 Kindertandheelkunde deel 2

tandheelkundige behandelingen bij kinderen op de korte en de gewenst/aangewezen? Welke anesthesietechniek verdient de


lange termijn? Wat zijn de effecten van de verschillende vormen voorkeur? Hoe kan men bij jonge kinderen herkennen dat zij last
van tandheelkundige behandeling op korte en lange termijn? hebben van kiespijn of andere tandheelkundige klachten? Welke
vraag 13: Welke pijnbestrijding is bij tandheelkundige be- methoden voor een betrouwbare pijndiagnostiek bij jonge kin-
handelingen bij jonge kinderen gewenst? Wanneer is bij tand- deren zijn beschikbaar?
heelkundige behandeling van jonge kinderen lokale anesthesie

datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:


7, 8 en 10 september 2009 René Gruythuysen Marjo Poth

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1980
CINAHL Ebscohost ± 1981

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: ja

Opmerking: Deze search is gedeeltelijk herhaald en aangevuld: zie verderop in dit verslag.

zoekstrategieën

P patiëntenpopulatie: hierbij wordt gebruik gemaakt van de opgeslagen zoekstrategie med090309: P kindertandheelkunde 1e versie, aangevuld
met enkele zoektermen

P zoektermen

Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR (oral adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab.
OR exp Dental Caries/ OR (dent adj3 caries).ti,ab. OR ((recall adj6 interval).tw. OR time factors/ AND (dental or denti-
stry).tw.) OR (exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab. AND exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or
tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child or infant or kid).ti,ab. OR (primary adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR (preschool or toddler).ti,ab.
OR
(Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/ AND (dental or
dentistry).tw.)
OR
((decidious or primary) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR (permanent adj3 (tooth or teeth)).ti,ab. OR ((pain or discomfort or fear)
adj8 (teeth or tooth or dent)).ti,ab. OR ((childhood or nursery) adj3 caries).ti,ab.

root ((dentin or root) adj3 (caries or carious)).ti,ab.

I interventie:

I zoektermen

(treatment or dent or restauration).ti,ab. OR Dental Care for Children/ OR (extracti or exodont or filling).ti,ab. OR (((hall or
preventive or non-invasive or non invasive or noninvasive or non-operative or non operative or nonoperative or biological)
adj3 treatment) or techniqu).ti,ab. OR (art adj3 (restora or restaura)).ti,ab. OR (treatment or dent or restauration or
restoration).ti,ab.

anesthesie exp Anesthesia, General/ OR (general adj3 (anesthes or anaesthes)).ti,ab.

root (non invasive or non-invasive or noninvasive).ti,ab. OR (non operative or non-operative or nonoperative).ti,ab.


Bijlagen 329

S studietypen: hiervoor wordt de CBO-zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses, de CBO-zoekfilter voor randomised controlled trials
en de CBO-zoekfilter voor observationele studies gebruikt

S zoektermen

sysrev meta analysis.pt. OR meta-anal*.af. OR metaanal*.af. OR (quantitativ* adj10 review*).tw. OR (quantitativ* adj10 over-
view*).tw. OR (systematic* adj10 review*).tw. OR (systematic* adj10 overview*).tw. OR (methodologic* adj10 review*).tw.
OR (methodologic* adj10 overview*).tw. OR medline.tw. and review-.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.

rct randomized-controlled-trial.pt. OR controlled-clinical-trial.pt. OR randomized controlled trial/ OR randomized controlled


trials.tw. OR random-allocation.af. OR double-blind-method.af. OR single-blind-method.af. OR (random adj8 (selection? or
sample?)).tw. OR random*.tw.

obs epidemiologic-studies/ OR exp case-control-studies/ OR exp cohort-studies/ OR case with control.af. OR (cohort adj5
study).af. OR (cohort adj5 studies).af. OR (cohort adj5 analy).af. OR (follow-up adj5 (study or studies)).af. OR (longitudinal or
retrospective or (cross adj5 sectional)).af. OR cross-sectional-studies/ OR (observational adj5 (study or studies)).af. OR
prospective.af.

X extra termen:

X zoektermen

caries (caries or carious).ti,ab.

ep ep.fs. OR prevalence.ti,ab.

preschool Child, Preschool/ OR (preschool or toddler or infant).ti,ab.

relapse (relapse or retreat or recurr or reappear).ti,ab.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse en Engelse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde - vraag Behandeling’ met de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie: P AND I AND S:sysrev

Medline 4-9-2009 87 med090907 sysrev

Embase week 36 2009 22 emb090908 sysrev

CINAHL 4-9-2009 14 cin090910 sysrev

combinatie: P AND I AND I:anesthesie AND X:caries AND S:obs

Medline 4-9-2009 42 med090907 obs general anesthesia

CINAHL 4-9-2009 5 cin090910 obs general anesthesia

combinatie: P AND I AND I:anesthesie AND X:caries

Embase week 36 2009 5 emb090908 general anesthesia

combinatie: P AND I AND X:caries AND X:preschool AND S:obs NOT X:ep

Medline 4-9-2009 266 med090907 obs preschool not ep

Embase week 36 2009 12 emb090908 obs preschool not ep

CINAHL 4-9-2009 47 cin090910 obs preschool not ep

combinatie: P AND I AND X:caries AND X:preschool AND S:rct NOT X:ep

Medline 4-9-2009 147 med090907 rct preschool not ep


330 Kindertandheelkunde deel 2

Embase week 36 2009 18 emb090908 rct preschool not ep

CINAHL 4-9-2009 81 cin090910 rct preschool not ep

combinatie: P:root AND I:root vanaf 1980

Medline 4-9-2009 13 med090908 root or dentin caries va 1980

Embase week 36 2009 2 emb090908 root or dentin caries va 1980

CINAHL 4-9-2009 0 cin090910 root or dentic caries

combinatie: P AND I AND X:caries AND X:relapse

Medline 4-9-2009 57 med090908 caries relapse

Embase week 36 2009 11 emb090908 caries relapse

CINAHL 4-9-2009 8 cin090910 caries relapse

Herhaling/aanvulling

Reden: Omdat de eerste search over anesthesie alleen


naar algehele anesthesie keek en dit blijkbaar niet vol-
doende opleverde vraagt Theo Goedendorp per mail
(23-2-2010) om nog eens te zoeken naar algehele
anesthesie maar ook naar lokale verdoving en sedatie
bij kinderen. Frans Frankenmolen heeft hiervoor in
PubMed gezocht naar sleutelartikelen. Daarnaast is er
een verzoek ook naar alternatieve therapieën te kijken.

datum search: 24 en 26 februari 2010 voor anesthe-


sie, en 2 en 3 maart voor alternatieve therapieën

zoekstrategieën

Alleen afwijkingen in de hierboven getoonde zoekstrategieën worden vermeld.

P patiëntenpopulatie: hierbij worden onderdelen gebruikt van de opgeslagen zoekstrategie med090917: P kindertandheelkunde 3e versie, en
aangevuld met enkele zoektermen

P zoektermen

vraag 13 Dental Care for Children/ OR exp Preventive Dentistry/ OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth
Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab. OR (dental or dentist).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

alter Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR ((recall adj6 interval).tw. OR time factors/ AND (dental or dentistry).tw.) OR Oral Health/ OR exp Preventive
Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4 dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent
adj3 caries).ti,ab. OR (exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR
((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab.) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
OR
Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/ AND (dental or
dentistry).tw.
Bijlagen 331

I interventie:

I zoektermen

sedatie exp ‘Hypnotics and Sedatives’/ OR conscious sedation/ or deep sedation/ OR (sedation or sedative? or sedate).ti,ab.
OR Premedication/ OR premedicat1ti,ab. OR Ketamine/ OR Diazepam/ OR exp Benzodiazepines/ OR Midazolam/
OR Nitrous Oxide/ OR Chloral Hydrate/ OR Hydroxyzine/ OR Promethazine/ OR Propofol/ OR (ketamine or diaze-
pam or benzodiazepine? or midazolam or chloral hydrate or hydroxyzine or promethazine or propofol).ti,ab.

lokale verdoving anesthesia, local/ or nerve block/ or autonomic nerve block/ or anesthesia, dental/ OR exp Anesthetics, Local/ OR
Analgesia/ OR exp Analgesics/ OR ((local or topical or computeri?ed) adj5 (an?esthe or analgesi)).ti,ab. OR (nerve adj2
block).ti,ab.
(injection adj3 technique?).ti,ab. OR Lidocaine/ OR Benzocaine/ OR Carticaine/ OR (lidocaine or lignocaine or
benzocaine or articaine or carticaine).ti,ab.
(((delivery or injection or computeri?ed) adj3 (device? or equipment or system?)) or wand).ti,ab.

algehele anesthesie exp Anesthesia, General/ OR anesthetics, combined/ or exp anesthetics, general/ OR (general adj3 an?esthe).ti,ab.
OR sevoflurane.ti,ab.

alter exp Complementary Therapies/ OR ((alternative or novel) adj3 (therap or treat or technique?)).ti,ab. OR (carisolv or
laser? or ozone or hall or chemomechanical or chemo mechanical or preformed metal crown?).ti,ab.

S studietypen: hiervoor wordt de zoekfilter voor systematic reviews en meta-analyses med091027 CBO filter sysrev & meta Medline en de zoekfilter
voor randomised controlled trials med091027 CBO filter rct Medline gebruikt

S zoektermen

sysrev meta analysis.pt. OR (meta-anal or metaanal).af. OR (quantitativ adj10 (review or overview)).tw. OR (systematic adj10 (review
or overview)).tw. OR (methodologic adj10 (review or overview)).tw. OR medline.tw. and review.pt. OR (pooled adj3 analy*).tw.

rct randomized-controlled-trial.pt. OR controlled-clinical-trial.pt. OR randomized controlled trial/ OR randomi?ed controlled


trial?.tw. OR random-allocation.af. OR double-blind-method.af. OR single-blind-method.af. OR (random adj8 (selection? or
sample?)).tw. OR random1tw.

T titelwoorden:

T zoektermen

alter (alternative or novel or laser? or carisolv or chemomechanical or chemo mechanical or hall or preformed metal crown?).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Duitse en Franse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren

Resultaten van deze herhaalde/aanvullende search:


de referenties van de combinaties a t/m f zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde vraag 13 anesthesie’, en de
referenties van de combinaties g t/m i zijn opgeslagen in het Reference Manager-bestand ’Kindertandheelkunde - alternatieve therapieen’ met
de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P:vraag 13 AND I:sedatie AND S:sysrev

Medline 23-2-2010 11 med100224 sedatie sysrev

Embase week 7 2010 7 emb100224 sedatie sysrev

CINAHL 19-2-2010 16 cin100226 sedatie sysrev

combinatie b: P:vraag 13 AND I:sedatie AND S:rct

Medline 23-2-2010 98 med100224 sedatie rct

Embase week 7 2010 71 emb100224 sedatie rct


332 Kindertandheelkunde deel 2

CINAHL 19-2-2010 75 cin100226 sedatie rct

combinatie c: P:vraag 13 AND I:lokale verdoving AND S:sysrev

Medline 23-2-2010 13 med100224 lokale verdoving sysrev

Embase week 7 2010 13 emb100224 lokale verdoving sysrev

CINAHL 19-2-2010 35 cin100226 lokale verdoving sysrev

combinatie d: P:vraag 13 AND I:lokale verdoving AND S:rct

Medline 23-2-2010 206 med100224 lokale verdoving rct

Embase week 7 2010 117 emb100224 lokale verdoving rct

CINAHL 19-2-2010 275 cin100226 lokale verdoving rct

combinatie e: P:vraag 13 AND I:algehele anesthesie AND S:sysrev

Medline 23-2-2010 8 med100224 algehele anesthesie sysrev

Embase week 7 2010 9 emb100224 algehele anesthesie sysrev

CINAHL 19-2-2010 8 cin100226 algehele anesthesie sysrev

combinatie f: P:vraag 13 AND I:algehele anesthesie AND S:rct

Medline 23-2-2010 127 med100224 algehele anesthesie rct

Embase week 7 2010 102 emb100224 algehele anesthesie rct

CINAHL 19-2-2010 86 cin100226 algehele anesthesie rct

combinatie g: P:alter AND I:alter AND S:sysrev

Medline 1-3-2010 9 med100302 sysrev

Embase week 8 2010 9 emb100302 sysrev

CINAHL 19-2-2010 3 cin100303 sysrev

combinatie h: P:alter AND I:alter AND S:rct

Medline 1-3-2010 72 med100302 rct

Embase week 8 2010 31 emb100302 rct

CINAHL 19-2-2010 20 cin100303 rct

combinatie i: P:alter AND T:alter zonder de bij g en h gedownloade referenties

Medline 1-3-2010 130 med100302 rest met woorden in ti

Embase week 8 2010 49 emb100302 rest met woorden in ti

CINAHL 19-2-2010 86 cin100303 rest met woorden in ti

Algemene opmerkingen andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor


de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in
1 Het aantal referenties in Reference Manager én daar- het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal publicatietype (pt), of als floating subheading (fs)
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor
Reference Manager de artikelen die al in het bestand een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope-
2 De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi-
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen,
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- in beide richtingen).
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- 3 Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
Bijlagen 333

De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
leidend voor de zoekstrategieën in andere databases. neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster- perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn. de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
In de andere databases worden trefwoorden gekozen
die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
trefwoorden liggen. Verwijzing
4 De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline vraag 14: Wanneer is verwijzing van kinderen naar een kinder-
exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de tandarts/jeugdtandverzorging of andere specialist geı̈ndiceerd?

datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:


2 maart 2010 nee Marjo Poth

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1996
CINAHL Ebscohost ± 1981

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: nee

opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht

zoekstrategieën

P patiëntenpopulatie: hiervoor wordt de opgeslagen zoekstrategie med090917 P kindertandheelkunde versie 3 gebruikt

P zoektermen

(((recall adj6 interval).tw. OR time factors/) AND (dental or dentistry).tw.)


OR
Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4
dent).ti,ab. OR exp Dental Caries/ OR (dent adj3 caries).ti,ab.
OR
((exp Preventive Dentistry/ OR prevent1ti,ab.) AND (exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2
(disease or ach)).ti,ab.)) OR exp Mouth Diseases/pc OR exp Tooth Diseases/pc
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.
OR
((Patient Education as Topic/ OR (patient adj3 (educat or inform)).ti,ab. OR Health Education, Dental/) AND (dental or
dentistry).tw.)

I interventie:

I zoektermen

verwijzing (‘Referral and Consultation’/ OR (refer or referral?).ti,ab.) AND (p?ediatric adj3 dent).ti,ab.

T titelwoorden:

T zoektermen

verwijzing (refer or referral?).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren


334 Kindertandheelkunde deel 2

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde - vraag 14 verwijzing’ met de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie: P AND T:verwijzing

Medline 1-3-2010 35 med100302 refer of referral in ti

Embase week 82010 7 emb100302 refer of referral in ti

CINAHL 12-2-2010 17 cin100302 refer or referral in ti

combinatie: P AND I:verwijzing

Medline 1-3-2010 51 med100302 referral en pediatric dentist

Embase week 82010 4 emb100302 referral en pediatric dentist

CINAHL 12-2-2010 10 cin100302 referral en pediatric dentist

Algemene opmerkingen maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen,


in beide richtingen).
1 Het aantal referenties in Reference Manager én daar- 3 Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is
Reference Manager de artikelen die al in het bestand leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
2 De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er In de andere databases worden trefwoorden gekozen
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- trefwoorden liggen.
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- 4 De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs) perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor
geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope- vraag 17: Hoe kan de samenwerking tussen de verschillende
rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven disciplines georganiseerd worden (samenwerking tussen tand-
wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi- arts en huisarts/GGD/kinderarts etc.).

datum search: werkgroeplid aanwezig: informatiespecialist:


9 maart 2010 nee Marjo Poth

gebruikte databases: interface: vanaf publicatiejaar:


Medline OvidSP 1996
Embase OvidSP 1996

zoektermen en/of sleutelartikelen aangeleverd vóór de search: nee

opmerking: Omdat dit een consensus-vraag betreft is hiervoor niet uitvoerig gezocht
Bijlagen 335

zoekstrategieën

P patiëntenpopulatie:

P zoektermen

Dental Care for Children/ OR (dent adj6 (check or attend or exam or recall or visit or regular or interval or frequen or health or
care)).tw. OR Oral Health/ OR exp Preventive Dentistry/ OR ((oral or dental) adj3 (health or hygiene)).ti,ab. OR (prevent adj4
dent).ti,ab. OR exp Mouth Diseases/ OR exp Tooth Diseases/ OR ((mouth or tooth) adj2 (disease or ach)).ti,ab. OR (dental or
dentist).ti,ab.
AND
exp child/ OR Infant/ OR (child??? or schoolchild??? or infant? or infancy or kid? or toddler? or pre school or pre?school or
p?ediatric or boy? or girl? or school?age or school age or juvenil or youth or minors or young).ti,ab. OR ((primary or deciduous
or permanent) adj3 (tooth or teeth)).ti,ab.

I interventie:

I zoektermen

patient care management/ or comprehensive dental care/ or exp patient care planning/ or exp primary health care/ or
critical pathways/ or exp ‘delivery of health care’/ or dentist’s practice patterns/ or disease management/ OR ‘referral and
consultation’/ OR Practice Management, Dental/ OR health services/ or health education, dental/ or school dentistry/ or
dental health services/ or dental care/ or dental care for children/ or dental service, hospital/ OR ((role or organi?ation or
manag or care) adj5 (practitioner? or gp or family doctor or primary care or discipline? or specialist? or dentist or dental or
health service?)).tw. OR (optimal adj5 care adj5 manag*).tw. OR (appropriate adj5 care).tw. OR ((comprehensive or enhanc*)
adj5 care).tw.

T titelwoorden:

T zoektermen

1 (dental or dentist).ti.

2 (prevalence or sedative or sedation or an?esthe or anxiety or fear).ti.

3 ((dental or oral) adj3 (screen or service? or treatment or care or health or hygiene)).ti. OR p?ediatric1ti.

4 (dent or p?ediatric or oral or caries).ti.

Limiteringen:

op jaartal 1999 tot huidig

op taal Nederlandse, Engelse, Franse of Duitse taal

op species geen artikelen uitsluitend over dieren

Resultaten van deze search:


alle referenties zijn opgeslagen in Reference Manager-bestand ‘Kindertandheelkunde - vraag 17 org zorg’ met de bestandsnaam als trefwoord

database bijgewerkt tot aantal treffers bestandsnaam

combinatie a: P AND I AND S:sysrev

Medline 8-3-2010 61 med100309 sysrev

combinatie a: P AND I AND S:sysrev AND T:4

Embase week 9 2010 30 emb100309 sysrev en titelwoorden

combinatie b: P AND I AND S:rct AND T:1 NOT T:2 AND T:3

Medline 8-3-2010 131 med100309 rct en woorden in ti

Embase week 9 2010 113 emb100309 rct en woorden in ti


336 Kindertandheelkunde deel 2

geen of één karakter. Adj betekent adjacent, een ope-


rator waarmee de nabijheid van woorden aangegeven
Algemene opmerkingen wordt (adj3 betekent dat de zoektermen met maxi-
maal 3 woorden ertussen aan elkaar moeten grenzen,
1 Het aantal referenties in Reference Manager én daar- in beide richtingen).
door ook in de literatuurlijsten wijkt af van het aantal 3 Als een werkgroeplid aanwezig is bij de search dan is
treffers bij de resultaten doordat bij het importeren in deze in elk geval aanwezig bij de search in Medline.
Reference Manager de artikelen die al in het bestand De zoekstrategie zoals die in Medine opgezet is is
staan zo veel mogelijk niet geı̈mporteerd worden. leidend voor de zoekstrategieën in andere databases.
2 De in dit verslag genoemde zoektermen zijn MeSH- Aanpassingen zijn echter nodig omdat thesauruster-
trefwoorden als er een / achter de term staat. Als er men en de zoektaal (bij CINAHL) niet hetzelfde zijn.
’exp’ voor een MeSH-trefwoord staat dan betekent dit In de andere databases worden trefwoorden gekozen
dat ook naar de in de thesaurus onderliggende tref- die qua betekenis zo dicht mogelijk bij de MeSH-
woorden gezocht is. Als er een * voor een MeSH-tref- trefwoorden liggen.
woord staat dan is dit trefwoord als ’major MeSH’ (in 4 De in dit verslag weergegeven zoekstrategieën zijn in
andere databases wel ’focus’ genoemd) genomen. Voor elk geval voor de P, de I en de O voor database Medline
de andere zoektermen geldt dat ze in de titel (ti), in exact weergegeven. Het is echter mogelijk dat in de
het abstract (ab), in de tekst (tw), in alle velden (af), als praktijk met niet-genoteerde zoektermen is gecombi-
publicatietype (pt), of als floating subheading (fs) neerd om de opbrengst specifieker te maken of in te
moeten voorkomen. Daarbij is $ een truncatie voor perken. In de bij resultaten genoemde bestanden zijn
een oneindig aantal karakters, en ? een truncatie voor de gebruikte zoekstrategieën exact terug te vinden.
2 Hulpmiddelen bij het monitoren
van laesies

In deze richtlijn wordt gesteld dat de huidige standaard Een hulpmiddel bij het vervolgen van laesies kan licht-
voor cariësdetectie klinische inspectie en röntgenopna- fotografie zijn. Bij goede opname kunnen kleinere ver-
men zijn. Röntgenopnamen blijven bewaard in het pa- schillen gedetecteerd worden dan aan de hand van bo-
tiëntendossier en kunnen in tijd met elkaar vergeleken venstaande criteria. Ook wanneer de behandelaar be-
worden om de activiteit van een laesie vast te stellen. De sluit tot NRCT kunnen lichtfoto’s een goed hulpmiddel
resultaten van de klinische inspectie dienen schriftelijk zijn omdat de uitgangssituatie waarschijnlijk een score
vastgelegd te worden. In onderstaande tabel wordt een 4 heeft. De beoogde veranderingen (verbetering) kunnen
notatieschema voorgesteld voor visueel onderzoek voor niet in bovenstaande schaal vastgelegd worden.
cariës (Ekstrand 1995,1997). Het is sterk aan te bevelen
om aan deze score toe te voegen of de laesie actief of niet Een hulpmiddel bij het vervolgen van laesies kan licht-
actief (arrested) is. Kenmerken voor activiteit zijn: met fotografie zijn. Hoe beter de opnamen, des te kleinere
plaque bedekt, dof, ruw oppervlak te sonderen met verschillen gedetecteerd kunnen worden. Ook wanneer
(stompe) pocket sonde. Arrested laesies hebben een de behandelaar besluit tot NRCT kunnen lichtfoto’s een
glanzend oppervlak en voelen glad aan. Kleur kan een goed hulpmiddel zijn.
indicatie geven, maar is geen betrouwbare karakteris-
tiek voor onderscheid tussen actief en arrested.

Criteria voor visueel onderzoek van cariës

0 Geen verandering in de translucentie van glazuur na reiniging en droogblazen (>5 sec.).

1 Duidelijk zichtbare witte opaciteit na reiniging met en zonder droogblazen.

2 Duidelijke zichtbare bruine opaciteit of verkleuring na reiniging met of zonder droogblazen.

3 Doorschemering dentine cariës.

4 Caviteit in opaak of verkleurd glazuur, met doorschemering of expositie van dentine.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
3 Risicomanagement mondziekten
PMO

Het risicomanagement voor mondziekten (uit te voeren Procesmatig omgaan met risico-inschatting
tijdens het PMO) omvat de diagnostiek, behandeling en
follow-up van relevante risicofactoren/indicatoren voor Het proces van risico-inschatting omvat drie stappen:
cariës, gebitslijtage en mondslijmvliesafwijkingen, in- 1 Evaluatie van het historisch risico op specifieke
clusief leeftstijladviezen/ begeleiding. Het bevorderen mondziekten voorafgaand aan het PMO op basis van
en monitoren van beschermende factoren en het moni- gegevens uit het patiëntdossier;
toren van groei en ontwikkeling bij jeugdigen is daar 2 Identificatie van relevante risicofactoren (ziektema-
ook een onderdeel van. Omdat het risico op mondpa- kend versus beschermend) en evaluatie van de impact
thologie multifactorieel bepaald is, dienen de risicofac- daarvan op ziektehistorie en actuele ziekteverschijn-
toren/indicatoren en mogelijke beschermende factoren selen;
per ziektebeeld in onderlinge samenhang te worden be- 3 Op basis van de verzamelde informatie wordt het ri-
oordeeld. De behandeling van patiënten met een ver- sico geclassificeerd en een voorspelling gedaan (prog-
hoogd risico op deze specifieke multifactoriële mond- nose) over de kans dat nieuwe ziekteverschijnselen
ziekten is dan ook gebaseerd op een beoordeling van alle ontstaan of bestaande ziekte zich progressief ontwik-
belangrijke risicofactoren, die gezamenlijk het zoge- kelt (risico-inschatting).
naamde ‘risicoprofiel’ bepalen.
Een risicoprofiel is een overzicht van alle relevante
risicofactoren/indicatoren en andere patiëntgebonden
factoren per ziektebeeld of per combinatie van ziekte-
beelden.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
4 Stroomdiagram
risicomanagement PMO per
cyclus (cariës en erosieve slijtage)

#*+-"(&45300.%*"(3".3*4*$0."/"(&.&/51.01&3
$:$-64 $"3*´4&/&304*&7&4-*+5"(&

1. 2.
Historie vooraf in beeld brengen Onderzoek en diagnostiek
Leeftijd Anamnese
Waarneming
Type risicofactoren/indicatoren • Klinisch onderzoek
Beschermende factoren • Aanvullend klinisch onderzoek
Gebitsbewustzijn (ouders/verzorger)
Gebitstatus(status praesens)
Huidige termijn voor periodiek mondonderzoek
Meest recente röntgenopnamen aanwezig
Laat de assistent vooraf het patiëntdossier Laat de assistent relevante data uit het dossier benoemen, die
openen voor korte evaluatie van belangrijkste bij het vorige PMO vastgelegd zijn m.b.t.
risico’s uit het recente verleden ziektegeschiedenis en risico’s (zorgplan)

volgend PMO

3. 2.

Risico-inschatting: Herkenning
Modificerende factoren (patiënt karakteristieken

.BBLFFOJOTDIBUUJOHWBOEFLBOTPQIFUPOUTUBBOWBO
OJFVXF [JFLUF FOPG QSPHSFTTJF WBO CFTUBBOEF [JFLUF Min: CFQBBM BBOUBM [JFLUFNBLFOEF PG SJTJDPGBDUPSFOJOEJDBUPSFO
QSPHOPTF LBOTPQQSPHSFTTJF
 FUJPMPHJTDIF UIL NFEJTDIF TPDJBMF

0WFSXFFHPQCBTJTIJFSWBOFFOBBOWVMMFOEFFWJEFODF Plus: CFQBBM BBOUBM CFTDIFSNFOEF GBDUPSFO [FMG[PSH  GMVPSJEF


CBTFEQSFWFOUJFWFJOUFSWFOUJF T
 SFHFMNBUJHCF[PFL NPUJWBUJF

Bepaling controletermijn:
7PSN PQ CBTJT IJFSWBO FFO LMJOJTDI PPSEFFM WPPS FFO Probleem oplossen:
BBO UF CFWFMFO UFSNJKO UPU IFU WPMHFOE QFSJPEJFLF "DUVFMFCFWJOEJOHFOVJUBOBNOFTFFOLMJOJTDIPOEFS[PFLJOSFMBUJFCSFOHFO
NPOEPOEFS[PFL FO LPQQFM EJU UFSVH OBBS QBUJÌOU %F NFU EF VJULPNTU WBO QBUJÌOULBSBLUFSJTUJFLFO QMVTNJO CBMBOT
 &WBMVFFS PQ
DPOUSPMFUFSNJKOXPSEUJOEFFFSTUFQMBBUTCFQBBMEEPPS CBTJTWBOEF[FDPODMVTJFTEFJOWMPFEFSWBOPQIVJEJHF[JFLUFWFSTDIJKOTFMFO
QSPHSFTTJFLBOTPQ[JFLUFFOJOEFUXFFEFQMBBUTEPPS FO [JFLUFHFTDIJFEFOJT WFSMFEFO
 #FQBBM XFMLF GBDUPSFO CFÐOWMPFECBBS [JKO
PQHFUSFEFO[JFLUFJOEFIJTUPSJF
FOXFMLFOJFU4FMFDUFFSEFESJFNFFTUCFQBMFOEFSJTJDPGBDUPSFOJOEJDBUPSFO
Laat de assistent de bepaalde termijn in EJF PQ LPSUF UFSNJKO IFU POUTUBBO WBO [JFLUF PG QSPHSFTTJF WBO CFTUBBOEF
dossier vastleggen [JFLUFIFUNFFTUCFQBMFO  

Prioritering handelen:
3JDIUQSFWFOUJFWFJOUFSWFOUJF T
PQIFUCFQFSLFOWBOFUJPMPHJTDIFGBDUPSFOFO
3.
FWBMVFFS FGGFDU FWFOUVFFM PQ LPSUF UFSNJKO QSFWFOUJFCFMFJE
 0WFSXFFH
Classificatie huidige risico:
DVSBUJFWFJOUFSWFOUJFBMTEVJEFMJKLJTEBUBMMFFOQSFWFOUJFIFU[JFLUFQSPDFTOJFU
Op basis van aantal laesies per tijdseenheid
TUPQU
'FFECBDLQBUJÌOULPQQFMPWFSXFHJOHFOUFSVHOBBSQBUJÌOUPVEFS
Profiel: hoog/verhoogd/verlaagd/laag
(Bijlage I,II,III) 3FHJTUSBUJF WBO SJTJDP FO CFTDIFSNFOEF GBDUPSFO FO UZQF JOUFSWFOUJF T
 JO
QBUJÌOUEPTTJFS
Cariës
Erosie

Laat de assistent op goed herkenbare plaats in dossier vastleggen:


Laat de assistent op goed herkenbare plaats 1. welke (drie) belangrijkste risicofactoren zijn en
in dossier risicoprofiel 2. in welke mate deze al dan niet beïnvloedbaar zijn
vastleggen in het zorgplan 3. leg het preventiebeleid schriftelijk vast in het zorgplan

2, 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI
5 Informatie over BeWE

Op basis van ‘expert opinion’ hebben internationale experts een erosie-monitoring-protocol ontwikkeld onder de
naam BeWe (Bartlett 2008). Per sextant wordt de hoogste score genoteerd. Deze scores worden gesommeerd tot de
BeWe-score.

score beschrijving

0 Geen erosieve gebitsslijtage

1 Gering verlies van oppervlakte textuur

2 Duidelijk verlies van tandmateriaal < 50% van het oppervlak

3 Duidelijk verlies van tandmateriaal  50% van het oppervlak

Hoogste score + Hoogste score + Hoogste score


17-14 13-23 24-27

+ + + = BeWe score

Hoogste score + Hoogste score + Hoogste score


47-44 43-33 34-37

Literatuur

Bartlett D, Ganss C, Lussi A. Basic Erosive Wear Examination


(BEWE): a new scoring system for scientific and clinical needs.
Clin Oral Investig. 2008;12 Suppl 1:S65-8.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
6 Basisadvies en aanvullend advies
Cariëspreventie

Basisadvies Fluoride worden verlaagd, pas dan (ter overbrugging) professio-


nele uitgevoerde fluoridetoepassingen toe.
– 0 en 1 jaar: vanaf het doorbreken van de eerste tand 1 x
per dag poetsen met fluoridepeutertandpasta(500-750 aanvullend advies mondhygiëne
ppm fluoride).
– 2, 3 en 4 jaar: 2 x per dag poetsen met fluoridepeuter- – Geef een poetsinstructie.
tandpasta (met 500-750 ppm fluoride). – Bevorder het gebruik van relevante extra hulpmidde-
– 5 jaar en ouder: 2 x per dag poetsen met fluoride- len.
tandpasta (met 1.000-1.500 ppm fluoride).Dit kan een
junior-, kinder- of een tandpasta voor volwassen zijn. aanvullend advies fluoride
– Voor alle leeftijden: raadpleeg voor alle andere vor-
men van fluoridegebruik de tandarts of mondhygië- a Andere applicatiemethoden:
nist. – Fluoride aanbrengen met de vinger
– Poetsen combineren met fluoridespoelen

Basisadvies Voeding b Extra fluoridemaatregelen


– Een sterker geconcentreerde fluoridetandpasta
– Maximaal 7x per dag eten of drinken. Dit zijn drie – Fluoridefrequentie verhogen (max. 4x dag) bijvoor-
hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, avondeten) en maxi- beeld door:
maal vier tussendoortjes per dag. . extra tandenpoetsen*),

– Een uur voor en na het tandenpoetsen geen zure pro- . spoelen met fluoride-oplossing.

ducten eten of drinken. – Professionele fluoridetoepassingen (fluoridelak,


– Producten die geen suiker of fermenteerbare koolhy- -vloeistof of –gel)
draten bevatten en die niet inherent zuur zijn, zijn
veilig voor de tanden. aanvullend advies voeding

aanvullend advies cariëspreventie – Geef individueel voedingsadvies gericht op het be-


wust maken van de aanwezige gezondheidsrisico’s
Het Aanvullend Advies Cariëspreventie kan gegeven gebaseerd op de Richtlijnen goede voeding.
worden wanneer er cariësactiviteit is, het Basisadvies – Overweeg verwijzing naar een diëtist.
niet kan worden gevolgd of onvoldoende effectief is. Het
aanvullende advies kan alleen in overleg met de patiënt *) Extra tandenpoetsen brengt risico op terugtrekkend
worden vastgesteld. Als het niet duidelijk is wat het tandvlees en slijtage met zich mee.
effect van het Aanvullend Advies is of wat de oorzaak Bron: Ivoren Kruis
van de cariësactiviteit is of het cariësrisico niet kan

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
7 Sealants

Voor het gebruik van sealants wordt het volgende schema aangeraden:

Waarneming Advies behandelmogelijkheden

Geen afwijkingen waarneembaar na


reiniging en droogblazing

Donkere opaciteiten waarneembaar


na reiniging met en zonder
droogblazen

Witte opaciteiten waarneembaar


na reiniging met en zonder
droogblazen

Kleine caviteit zonder betrokkenheid


van dentine

Doorschemering dentinecariës

Op de röntgenfoto duidelijk
waarneembare dentinecariës
Caviteit met doorschemering of
expositie van detinecariës

Geen aanvullende preventieve maatregelenen

Extra aandacht occlusale reiniging

Extra aandacht occlusale reiniging + Fluorideapplicatie

Aanbrengen van fissurverzegeling

Composiet(fissuurlak)restauratie

Bron: Ivoren Kruis

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
8 Stroomdiagram frequentie BW
röntgenopnamen

%JBHOPTUJFL
1FSJPEJFLNPOEPOEFS[PFL
CFTMJTTJOHBBOWVMMFOEF#8PQOBNFO
#FQBMJOHGSFRVFOUJF#8T

UJKEFOT1.0OJFVXFDBSJÌTMBFTJF T
WBTUHFTUFME
FWBMVBUJFPQFFOWPMHFOEF#8
SÕOUHFOPQOBNFOJOEPTTJFS JWNCFTUBBOEF
DBSJÌTMBFTJFT HFLP[FOUFSNJKOWFSTUSFLFO


Geen nieuwe cariëslaesies of Geen cariëslaesies Wel cariëslaesies


geen cariësprogressie vastge-
steld en in dossier beschre-
ven. Datum opeenvolgende
BW’s opnieuw vastleggen in
dossier
(planning).

#FTMJTTFOFOIBOEFMFO #FWJOEJOHFO
r $PNCJOBUJFWBONPOJUPSFO QSFWFOUJF 5ZQF MPDBUJFFOHSPPUUFWBOOJFVXFMBFTJFT
 DVSBUJF FOPGQSPHSFTTJFWBTUHFTUFMEFOJOEPTTJFS
r 3FHJTUSBUJFCFMFJEQBUJÌOUEPTTJFS CFTDISFWFO
7BTUMFHHFOEBUVNWPMHFOEF#8T
SÕOUHFOPQOBNFOUPUmaximaal 24 maanden 5ZQFO
BGIBOLFMJKLWBONBUFWBOSJTJDPDRIFU (MB[VVSDBSJÌT
BBOUBMFOHSPPUUFWBOBBOXF[JHFMBFTJFT  r %FOUJOFDBSJÌT
EJFXPSEFOWFSWPMHEJOEFUJKE  r 8PSUFMDBSJÌT

Dit stroomdiagram beschrijft algemene aanbevelingen voor de


frequentie van BW röntgenopnamen, die van toepassing kunnen
zijn op groepen patiënten met een goede zelfzorg en een regel-
matige bezoekfrequentie.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
344 Kindertandheelkunde deel 2

Algemeen Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

Indien tijdens het klinische onderzoek tenminste één In het algemeen kan worden gesteld dat indien bij
nieuwe actieve cariëslaesie wordt vastgesteld, is het aan jeugdigen in het verleden nooit BW röntgenopnamen
te bevelen om over te gaan tot het vervaardigen van zijn vervaardigd, dit alsnog op een leeftijd van ca. 12-14
(nieuwe) BW röntgenopnamen en vervolgens na een jaar is aan te bevelen om de groei- en gebitsontwikke-
leeftijdsafhankelijke periode wederom BW röntgenop- ling en eventuele initiële aandoeningen te beoordelen.
namen te vervaardigen. Voor de bepaling van de termijn Deze opnamen kunnen vervolgens als referentiepunt
voor periodiek mondonderzoek zijn de risicofactoren/ dienen voor latere aanvullende diagnostiek. Indien na
indicatoren en beschermende factoren waargenomen opeenvolgende opnamen geen aandoeningen wordt
tijdens het PMO relevant. Voor de bepaling van de fre- vastgesteld, kan hierna in het algemeen worden over-
quentie van de BW röntgenopnamen is dat tevens ook de gegaan tot een frequentie van 36-48 maanden.
aanwezigheid van nieuwe en/ of progressie van be-
staande cariëslaesies. In onderstaand beslisschema leidt het bij herhaling
doorlopen van de binnenste (groene) cyclus tot een la-
gere frequentie van BW-röntgenopnamen (risicoclassifi-
Kinderen van 4 tot 12 jaar catie laag/verlaagd) en het opeenvolgend doorlopen van
de buitenste (rode) cyclus (risicoclassificatie verhoogd/
In het algemeen kan worden gesteld dat bij vastgestelde hoog) tot een hogere frequentie. Combinaties van beide
actieve cariëslaesies ongeveer tweejaarlijks BW röntgen- zijn mogelijk en zullen voortdurend leiden tot wijzi-
opnamen vervaardigd kunnen worden totdat het kind gingen in het beleid.
gedurende enkele jaren geen nieuwe cariëslaesies meer
heeft ontwikkeld. Daarna kan in het algemeen worden
overgegaan tot een frequentie van 36-48 maanden.
9 Implementatie richtlijn

De werkgroep heeft omtrent de implementatie van de – Om het implementatietraject goed te laten verlopen
richtlijn een aantal aanbevelingen gedaan. Naast deze wordt geadviseerd om in een plan van aanpak
aanbevelingen heeft zij nog een aantal aanvullende ad- (blauwdruk) te omschrijven wie het proces coördi-
viezen gebaseerd op de huidige wetenschappelijke ken- neert, en wie voor welke activiteit verantwoordelijk is.
nis en probleemanalyse van bestaande barrières, die een Dit dient te worden gekoppeld aan een tijdsplanning.
succesvolle implementatie in het huidige zorgveld in de Tevens mag de planning van de evaluatie van effecten
weg kunnen staan. niet ontbreken.
– Het succesvol implementeren van de richtlijn in de
algemene praktijk is een proces van lange adem. Dit De mondzorg kent geen kwaliteitskoepel voor klinische
proces omvat velerlei activiteiten en wordt bevorderd richtlijnontwikkeling waardoor er een potentieel risico
doordat de in de richtlijncommissie vertegenwoor- is dat innovaties en klinische richtlijnen in de mond-
digde beroepsgroepen daadwerkelijk achter hun con- zorg niet voldoende in de tijd worden verankerd. Daar-
sensus gaan staan en de geformuleerde onderbouwde om is het van groot belang dat er een goede coördinatie
aanbevelingen naar de mondzorgverleners in de van disseminatie, implementatie en evaluatie tot stand
praktijk uitdragen. komt en de financiering hiervan vooraf wordt geborgd.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
10 Afkortingenlijst

ACTA Academisch Centrum Tandheelkunde

ART Atraumatic Restorative Treatment

CCLAD Computer Controlled Local Anesthesia Delivery

Ci (95%) Confidence interval = (95%) Betrouwbaarheidsinterval

CBO Centraal Begeleidings Orgaan

CBT Centrum Bijzondere Tandheelkunde

DMFS Number of Decayed, Missing and Filled Surfaces

DMFSAppr DMFS voor approximale oppervlaktes

ECC Early childhood Cariës

FOTI Fibre Optic Trans Illumination

GIC Glasionomeercementen

KPR Klinische praktijkrichtlijn

NNT Number Needed to Treat

NOCTP Non-Operative Caries Treatment Plan

NRCT Non Restorative Cavity Treatment

NVvK Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde

PF Prevented Fraction

PMC Preformed Metal Crown

PMO Periodiek MondOnderzoek

PPM Parts per Million

PSA Procedurele sedatie en/of analgesie

RCT Randomized Controlled Trial

RR Relatief risico

RVS RoestVrijStaal

SEM Sound, eye and motor scale

SES Sociaal-Economische Status

SD Standaard Deviatie

UMC Universitair Medisch Centrum

VAS Visual Analogue Scale

VBTGG Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheid voor Gehandicapten

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
11 Orthodontische indicatiekaart

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
348 Kindertandheelkunde deel 2
12 Jeugdgezondheidszorg;
collectieve en individuele
preventie

Algemeen vlag van het Centrum voor Jeugd en Gezin. De regie over
de JGZ ligt bij de gemeente.
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland bestaat al
meer dan 100 jaar en biedt basiszorg aan alle kinderen Naast de individuele zorg van de JGZ heeft de JGZ ook
tijdens meerdere contacten tot 19 jaar met een bereik taken op het gebied van de collectieve preventie van ge-
van 95% (AJN. Factsheet jeugdgezondheidszorg, augus- zondheidsproblemen.
tus 2011).
Het aanbod van de JGZ is wettelijk vastgelegd in het
Basistakenpakket JGZ 0-19 jaar en uitgewerkt in het Tandheelkundige preventie
rapport Activiteiten Basistakenpakket. In de betreffende
contactmomenten voert de JGZ vele interventies uit Onderzoek van het mond/hoofd-halsgebied en inspectie
zoals bijvoorbeeld vaccinaties, screeningsprogramma’s van het gebit zijn onderdeel van de preventieve zorg
en preventieve programma’s, o.a. op het gebied van de door de JGZ. Tevens wordt schriftelijke en mondelinge
mondzorg. voorlichting gegeven over de gebitsontwikkeling,
mondverzorging, gezonde voedings- en mondgewoon-
De jeugdgezondheidszorg heeft een signalerende func- ten en het belang van tijdig periodiek mondonderzoek
tie op het gebied van de lichamelijk en psychosociale volgens de ‘Handleiding aandachtspunten preventieve
gezondheid van kinderen (ook wat betreft vermoeden mondzorg 0-19 jaar’ (NIGZ, uitgave 2005).
kindermishandeling). Zij heeft contact met instanties
rondom het kind en gezin, zoals peuterspeelzaal, school Het collectieve aanbod op het gebied van tandheelkun-
en andere zorg- en hulpverleners uit o.a. de gezond- dige preventie en de bijdrage van de JGZ op dit gebied
heidszorg, de jeugdhulpverlening (jeugdzorg), de kunnen sterk wisselen per regio en per gemeente. In
jeugd-GGZ en de gehandicaptenzorg. Zo nodig bege- enkele regio’s zijn instellingen voor jeugdtandzorg ac-
leidt zij kinderen en gezinnen naar de juiste zorg. tief (www.jeugdtandverzorging.net, www.NVIJ.nl,
De activiteiten van de JGZ worden aangeboden op www.jeugdtandverzorging.nl, www.jeugdtandverzor-
consultatiebureaus, scholen en in huisbezoeken door ging.org.
Thuiszorgorganisaties en GGD’s -steeds vaker- onder de

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
13 NEXØ

Effectieve preventieve tandheelkunde is niet synoniem Een belangrijk onderdeel van de mondhygiëne is om bij
aan een optelsom van preventieve maatregelen. Inte- doorbrekende elementen de tandenborstel loodrecht op
gendeel, velen tonen dat adequaat uitgevoerde mond- de kaak te plaatsen.
hygiëne met een fluoridetandpasta voldoende bescher- In onderstaand schema worden de behandelingen van
ming biedt. Bij diegeen die cariës krijgen zal het hier de patiënten weergegeven (links voor 0- tot 5-jarigen en
veelal aan ontbreken en moet het de eerste behandelop- rechts voor ouderen). Een belangrijk onderdeel van de
tie zijn om het mondhygiëne gedrag te optimaliseren. behandeling is de risico-analyse om het individuele te-
Sommigen hebben hier meer begeleiding voor nodig rugkomtermijn vast te stellen. In de periode van door-
dan anderen. In de praktijk blijkt het erg lastig om dit te braak van de eerste en tweede blijvende molaren worden
bewerkstelligen en is de keuze voor een additionele hier 4 criteria voor gebruikt: coöperatief van ouders en
preventieve behandeling uitgevoerd door de mond- kind (onvoldoende/voldoende), cariësprogressie ergens
zorgverlener een gemakkelijker oplossing die beter in in de dentitie (ja/nee), doorbraak stadium van de mola-
de praktijkroutine past. Met deze keuze geeft men de ren (gedeeltelijk/volledig) en cariësactiviteit van het oc-
patiënt mogelijk schijnveiligheid die hem/haar er niet clusale vlak van de doorbrekende molaar (activiteit/geen
toe aanzet verantwoordelijkheid voor de eigen gebits- activiteit). Een ongunstig oordeel krijgt 2 punten een
gezondheid te nemen. Indien men preventieve aandacht gunstig oordeel 1 punt. Zo krijgt de patiënt minimaal 4
aan de patiënten op maat wil geven moet er een duide- en maximaal 8 punten. Bij 8 punten krijgt de patiënt
lijke strategie in de praktijkvoering zijn die dit mogelijk een vervolgafspraak na 1 maand, bij 7 punten na 2
maakt. Een goed voorbeeld van een dergelijke strategie maanden, bij 6 punten na 4 maanden, bij 5 punten na 4
in het Nexømodel. Het doel van dit model is het be- maanden en bij 4 punten na 6 tot 12 maanden. In de
houden van een gezonde dentitie met zo min mogelijke periode dat er geen doorbrekende molaren aanwezig
kosten. Uitgangspunten om dit model zijn: Cariës is te zijn worden alleen de criteria coöperatie en cariëspro-
voorkomen door een adequate mondhygiëne met een gressie ergens in de dentitie gebruikt. Bij 4 punten is het
fluoridetandpasta, de doorbraakperiode van de elemen- interval dan 1-3 maanden, bij 3 punten 4 tot 8 maanden
ten is een belangrijke risicoperiode voor fissuurcariës, en bij 2 punten 8 maanden of meer.
ouder en kind zijn verantwoordelijk voor de mondhy- Vanuit de tandheelkundige praktijk worden er ook
giëne. Om het doel te bereiken begint de voorlichting lessen gegeven op scholen. Met deze aanpak is in Nexø
aan ouder en kind begint zo vroeg mogelijk, krijgen een inhaalslag gemaakt in gebitsgezondheid en is de
ouders en kind intensieve training in goed plaque ver- gebitsgezondheid beter dan in de rest van Denemarken
wijderen en wordt het aantal afspraken om adequate (dat vergelijkbaar is met Nederland). Daarmee behoort
mondhygiëne te bewerkstelligen geı̈ndividualiseerd. de gebitsgezondheid in Nexø tot de beste ter wereld.

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
Bijlagen 351

5BOEBSUT 5BOEBSUT NPOEIZHJFOJTU




TUBSU

*EFOUJGJDBUJ 

Nee
 7PPSMJDIUJOH 5POFOWBO 1MBRVF
"GTQSBBL
BBOPVEFST QMBRVF  BBOXF[JH 

Ja

1MBRVF
WFSXJKEFSJOHNFU
UBOEFOCPSTUFM 

$BSJÌT Nee
%JBHOPTUJFL QSPHSFTTJF 

Ja

*OTUSVDUJF
BBOPVEFST

3JTJDP
BOBMZTF

"GTQSBBL
JOUFSWBM 

7FSTMBH
MFHHJOH

Behandelingstappen in het Nexømodel voor de 0- tot 5-jarigen.


352 Kindertandheelkunde deel 2

5BOEBSUT "TTJTUFOU

5BOEBSUT "TTJTUFOU
TUBSU

*EFOUJGJDBUJ

5POFOWBO
"GTQSBBL
QMBRVF

7PPSMJDIUJOHFO 1SPGFTTJPOFMF $BSJÌT Nee


7PPS %JBHOPTUJFL
JOTUSVDUJFQMBRVF QMBRVF QSPHSFTTJF
MJDIUJOH
WFSXJKEFSJOH WFSXJKEFSJOH

Ja

7PPSMJDIUJOH
JOTUSVDUJFFO
GMVPSJE 

"BOIPVEFOEF
Nee
DBSJÌT
QSPHSFTTJF

Ja

TFBMBOUT

3JTJDP
BOBMZTF

"GTQSBBL
JOUFSWBM

7FSTMBH
MFHHJOH

Behandelingstappen in het Nexømodel voor ouderen.


Register

aandachtstekortstoornis en hyperacti- behandelprotocol 117 –, prepareren 171


viteit (ADHD) 220, 233, 237 beperking 227 –, restaureren 170, 171
abces 128 beslijpen, oppervlakkig 182 composiet-etsbrug, vervaardiging 178
abrasie 67 besmettelijke ziekten 245 concussie 66, 99
accident prone profile 170 bevalling, problemen tijdens 225 –, melkelement 84
acute herpetische gingivostomatitis 43 bijtspatel 246 contusie 67
ADHD 220, 233, 237 bissectriceregel 82 crowding 190
–, diagnostische criteria 238 Black, preparatieprincipes volgens 56 crude hit rate 27
Advies Cariëspreventie 36 blastoom 117 cyste 128
aften 44, 105 bleken cyste, dentogene 110
afwijkende positie 189 –, in de tandartspraktijk 183 –, eruptie- 111
afwijkingen, orthodontische 191 –, selectieve 14 –, mandibulaire geı̈nfecteerde buc-
agenesie 129, 154, 159, 181 –, thuis 183 cale 111
–, keuze oplossing 159 –, vitaal 182 –, tandlijst- 111
–, premolaar 164 blijvend gebit, afwijkingen 164 cyste, niet-dentogene 110
agranulocytose 48 blijvend gebit, volledig 156 –, heterotopische gastro-intesti-
alveolewand, fractuur 67 bloedingsneiging, verhoogde 121 nale 110
Alzheimer, ziekte van 230 bloedstollingsafwijking 73 –, van de ductus thyroglossus 110
ameloblasten 14 bloedziekte 73 cystenbalg 115
ameloblastoom 112, 115, 116 bottumor 119
amelogenesis imperfecta 14, 188 botulinetoxine 239 dentinestoornis 19
anamnese 65, 227 boulimia 190 –, restauratieve tandheelkunde 19
–, ontwikkelingsniveau 227, 229 bovencuspidaat, geı̈mpacteerde 134 dentinogenesis imperfecta 14
–, psychosociale 227, 228 –, ligeren 136 dentitie, gemengde 154
–, tandheelkundige 227, 228 –, vrijleggen 136 dentoalveolair trauma 91
–, voedings- 227 bovenlipbandje 132 –, behandeling 91
anemie 118 –, behandeling 132 dentobuff-test 32
angiosarcoom 108 buffercapaciteit 32 derde molaar 156
angststoornis 222 –, agenesie 164
ankylose melkmolaar 156 candidose 44, 106 diabetes 73
anti-epilepticum 44 carcinoom 117 diasteem 150
apexificatie 97 cariës, diepe 53 –, handhaven 177
artritis, juveniele chronische 240 cariësactiviteitstest 29 –, ontbreken van 153
Asperger, syndroom van 226, 232 cariësprevalentie 26 –, orthodontisch sluiten 174
ASS 221, 232 cariësproces, voortschrijding 55 diepe beet 159
assistentie 244 cariësrisico 25 dilaceratie 89
ataxie 237 –, grens 54 diplegie 238
athetose 237 –, individueel 26 distorelatie 157
attention deficit hyperactivity disor- –, selectiemethode 26 DMFS-getal 30
der 220, 233, 237 cariësrisicokinderen 54 documentatie, preoperatieve 19
autisme 233 cariësverwijdering doorbraak 148, 149
–, symptomen 234 –, complete 56 –, afwijkingen 157
–, typen kinderen 233 –, gedeeltelijke 57 doorbraakstoornis, M2sup 138
autismespectrumstoornis (ASS) 221, 232 –, geen 57 doorbraakvolgorde 155
autismestoornis, diagnostische crite- carieuze laesie, arrested 54 doorvragen 54
ria 234 Cariogram 33 down-syndroom 227
autismestoornis, epidemiologie 235 cathepsine-C 47 –, agenesieën 231
automutilatie 202 cathepsine-G 47 –, anatomische afwijkingen
autotransplantatie 180 CEJ-MB-afstand 50 mond 231
autotransplantatie gebitselement 140 chediak-higashi-syndroom 48 –, cardiovasculaire aandoenin-
–, techniek 142 chloorhexidine, bijwerkingen 213 gen 229
avulsie 67, 89, 101 chloorhexidineapplicatie 211 –, cariës 231
avulsie melkelement 86 classificatie, medische 226 –, coeliakie 230
classificatie, psychometrische 226 –, endocrinologische afwijkin-
basaalcel naevussyndroom 130 coalescente lobuli 202 gen 230
beencyste, solitaire 113 color modifier 186 –, gingivitis en parodontitis 232
behandelen, start van 165 composiet –, hematologische afwijkingen 229

W.E. van Amerongen et al. (Red.), Kindertandheelkunde deel 2, DOI 10.1007/978-90-313-9193-6, © 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media
354 Kindertandheelkunde deel 2

–, hypoplasie 231 –, behandeling 202 –, behandeling 21


–, microdontie 231 –, histologisch beeld 202 kalkvlekjes 187
–, orofaciale kenmerken 230 –, klinische beeld 202 kankercellen, typen 117
–, tanddoorbraak en tandenwis- gingivale bloeding, spontane 230 kegeltand 189
sel 231 gingivitis keratocyste 115
DSM-5 217 –, bij systemische afwijkingen 44 keratocysteuze dentogene tumor 130
duim- en vingerzuigen 157 –, chronische 43 keukenhanddoek 247
dwangbeet 157 gingivostomatitis 107 kiembeschadiging 72, 81, 88
glazuurafwijking 89 kind met handicap
early childhood caries 54, 170 glazuur-cementgrens 50 –, intrinsieke problemen 209
ectodermale dysplasie 188 glazuurdefect 17 –, problemen bij ouders/begelei-
eerstehulpverlening glazuur-dentinefractuur 66 ders 209
–, anamnese 74 glazuurfractuur 66 kinderen met een beperking 243
–, klinisch onderzoek 75 glazuurinfractie 66, 83, 91 –, plaqueverdeling 200
–, radiologisch onderzoek 77 glazuurstoornis kinderen met ernstige beperkingen,
–, subjectieve klachten 75 –, lokale 13 behandelachterstand 198
elastase 47 –, systemische 13 kindermishandeling 65, 70
elektrische tandenborstel 51 granulairceltumor 108 klinefelter-syndroom 225
endodontische complicaties 172 klinische blik 26, 29
epilepsie 230 halfzijdige par- of anesthesie 114 koplik-vlek 107
epulis van de pasgeborene 108 halitose 231 kroon 17
erosie 189, 239 hall-techniek 58 kroonfractuur 71, 91
eruptie 148 handicap 227 –, gecompliceerde 66, 92
eruptiecyste 128 hechtingsstoornis 221 –, niet-gecompliceerde 92
erythema multiforme (EM) 106 Heller, syndroom van 232 –, ongecompliceerde 66
etch-and-microcutting 15 hemangioom 108 kroonfractuur melkelement
ewing-sarcoom 119 hemiplegie 238 –, gecompliceerde 83
exarticulatie 67, 101 hepatitisvirus 230 –, niet-gecompliceerde 83
extractie 63, 88, 163 herpanginalaesie 44 kroonvorm, transparante 171
–, bij distorelatie 162 herpes labialis 107 kroon-wortelfractuur
–, eerste blijvende molaar 162 herpessimplexinfectie 44 –, gecompliceerde 66
–, melkelement 127 herpessimplexvirus (HSV) 107 –, melkelement 84
–, techniek 127 hersenbeschadiging 237 –, ongecompliceerde 66
extrusie 66 hersentumor 118 kwijlen 238
histiocytosis X 48 –, chirurgische behandeling 239
fibreuze dysplasie 112 hiv-gingivitis 44 kwijlklachten, therapieresistente 132
fibromatose 108 hypocalcificatie 18
fineerrestauratie 184 hypofosfatasemie 47 laceratie 67
fixatie 247 hypomaturatie, restauratie 18 laminate veneers 17
–, fysieke 247 hypomineralisatie 13, 18 landkaarttong 107
–, riem- 247 –, behandelingsmogelijkheden 20 langerhans-celhistiocytose 113
fleboliet 109 hypoplasie 13, 17, 89, 188 lesch-nyhan-syndroom 204
fluorotisch glazuur 18 –, behandelingsmogelijkheden 20 leukemie 117, 229
folliculaire cyste 115 hyposalivatie 120, 210 –, behandeling 118
fragiele-X-syndroom 226, 233 hyposialie 121 leukocytadhesie deficiëntie (LAD) 48
fragment, herbevestigen 172 leukopenie 118
frontbeet, omgekeerde 157 imbibitie 14 leukotoxine 47
incisief, verlies van 173 levenskwaliteit 53
gastro-intestinale reflux 239 infectie, opportunistische 121 lichaamshouding van de patiënt 210
gebitsbeschadiging, epidemiologie 67 infectie tijdens de zwangerschap 225 liggende patiënt 240
gebitsontwikkeling 146 infrapositie 191 lingua geographica 107
–, extractie 151 in-office bleaching 16, 183 linguale boog 162
–, trauma 151 intelligentiequotiënt 226 lipbandje, inkorten 161
–, verlies elementen 150 interceptieve ingreep 160 lipbumper 162
gebitsprobleem, esthetisch 169 interdentale reiniging 51 lipsluiting, onvoldoende 71
gebitstrauma 65, 170 Internationale Classificatie van Stoor- Little, ziekte van 237
–, blijvend gebit 69 nissen, Beperkingen en Handi- LL37 47
–, classificatie 65 caps 226 lokale prepuberale parodontitis
–, eerstehulpverlening 73 intrusie 13, 67, 89, 100 (LPP) 44, 45
–, etiologie 70 –, behandelingsstrategie 100 luchtabrasie 19
–, mechanismen 70 –, onvolgroeid element 100 luxatie 13
–, melkgebit 68 –, volgroeid element 101 –, laterale 66, 101
–, predisponerende factoren 71 IQ 217 luxatie, extrusieve, melkelement 85
gedrag, adaptief 217 luxatie, intrusieve, melkelement 85
gedrag, hyperactief 220 juveniele parodontitis (JP), kenmer- luxatie, laterale, melkelement 85
gegeneraliseerde prepuberale parodon- ken 45 luxatietrauma 71
titis (GPP) 45 lymfangioom 109
gemengde dentitie, afwijkingen 161 kaakgroei 145 lymfoom, maligne 118
gingiva 41 kaakrelatie 145
–, aangehechte 41 kaakverschil M1 of M2 impactie en retentie 136
gingivahyperplasie 44 –, in transversale zin 154 macroabrasie 15
gingivahyperplasie, medicamenteus –, sagittaal verschil 154 malformatie, veneuze 108
geı̈nduceerde 201 kaasmolaar 20 maligniteit
Register 355

–, orale complicaties behande- –, tijdens de behandeling 123 pulpanecrose melkelement 87


ling 120 ondervoeding 225 pulpaontsteking 63
–, orale symptomen 120 ontsteking 127 pulpaoverkapping, directe 92
maxilla of mandibula, fractuur 67 ontstekingsresorptie 72 pulpapoliep melkgebit 88
mazelen 107 –, externe 96 pulpaweefsel, infectie van 71
medicijnen 225 ontwikkelingsstoornis 220 pulpectomie 63
melkelement, doorbraak 152 –, pervasieve 220, 232 pulpitis 54
melkelement, prematuur verlies 162 –, specifieke 220 pulpotomie 63, 83
melkgebit, intrusieve luxatie 82 opaquer 186 putty mal 171
melkgebit, volledig doorgebroken 153 open beet 159
melkmolaar openbeetrelatie 150 quadriplegie 238
–, ankylotische 163 Oral Health Related Quality of Life
–, etiologie 21 (OHRQoL 53 rabdomyosarcoom 119
–, extractie 164 orale laesie 229 ranula 130
mesiodens 133 osteo- en chondrosarcoom 119 reflexactiviteit, orale 238
–, operatieve verwijdering 133 osteosarcoom 114 reiniging, natuurlijke 200
mesiorelatie 157 osteotomie 164 resorptie 148
metabolisme, stoornissen in 225 overbeet, sagittale 71 –, externe 96
microabrasie 16, 182 overkappingsprothese 169 –, interne 96
milieuvervuiling 225 retinoblastoom 120
molar-incisor hypomineralisation P1 of P2 extractie 136 retrusie 150
(MIH) 20 palatinaal plaatje 239 Rett, syndroom van 232, 240
mondbeschermer 239 Papillon-Lefèvre, syndroom van 47 reuma, acuut 74
mondcontrole 211 papilloom 107 reuscellaesie, centrale 113
–, volgens Müller 211 paradentaire cyste 129 rigiditeit 237
mondhygiëne 232 paraplegie 238 risicoanalyse 35
–, aangepaste 210 parodontale aandoeningen, classifica- risico-inschatting 55
–, in de instelling 214 tie 43 ritueel 221
–, slechte 200, 209 parodontale afbraak, oorzaken 42 rolstoelpatiënt 239
mondsperder 245 parodontale diagnostiek 49 röntgenopname 55
mondverzorging 228 parodontale problemen, preventie 50 roodvonk 107
monitoring 53 parodontitis ruimtegebrek 162, 190
monoplegie 238 –, etiologie 49 ruimtelijke verhoudingen
motorische beperking 237 –, klinisch onderzoek 50 –, elementen 147
–, gebitsmutilatie 238 –, röntgenologisch onderzoek 50 –, kaken 147
–, kwijlen 239 –, vroege 46 ruimteoverschot 163, 190
–, (orale) spiertonus 238 parodontitis in het melkgebit, behan-
–, orthodontie 239 deling 45 sarcoom 117
motorische handicap, tandheelkundige parodontium, beschadiging 66 schilfering 17
symptomen 239 PDD-NOS 232 self-injurious behaviour (SIB) 202
muceuze retentiefenomeen 130 pijnklacht 55 sensore informatie 221
mucokèle 130 plaqueverdeling, atypisch 210 serie-extractie 159
–, behandeling 130 plaqueverwijdering 51 SIB 202
mucositis 120, 121 PMN-deficiëntie 45 –, behandeling bij 203
po1ymorfonucleaire leukocyten –, uitlokkende factoren 202
napoetsen 51 (PMN) 42 sigmatisme 130
natal tooth 105 pocketdiepte 41 slijmvliesdefect 105
necrotiserende ulcererende gingivitis polycariës 55 slijmvliesverandering 120
(NUG) 43 porselein, restaureren 172 smaakstoornis 121
necrotiserende ulcererende parodonti- power bleaching 183 SMONOP 30
tis (NUP) 47 prader-willi-syndroom 226 space maintainer 162
nefroblastoom 119 praktijkruimte, prikkelarme 244 spasticiteit 237
neuroblastoom 119 prematuriteit 225 speeksel
–, behandeling 119 prematuur verlies 163 –, buffercapaciteit 32
neurotoxiciteit 121 premedicatie 222, 245 –, microflora 32
neutropenie 48 prepuberale parodontitis (PP) 44 –, -vloed 32
–, chronische benigne 48 preventie 55, 56, 239 speekselkliercyste 109
–, cyclische 48 preventieve maatregelen 25 speekselkliertumor 110
Nexømodel 33 processus alveolaris, fractuur 67 spina bifida 240
non-restauratieve caviteitsbehande- profylaxe, antibiotische 122 spruw 106
ling/NRC(T) 59 proteı̈nase-3 47 Stevens-Johnson, syndroom van 106
protrusie 150 stoornis 226, 227
obsessief-compulsieve stoornis 222 psychiatrische problemen 230 stripmatrijs 171
occlusale opname 82 psychiatrische stoornis 217 subluxatie 66, 99
odontoblastenactiviteit, verhoogde 71 psychische stoornis 220 subluxatie melkelement 84
odontoom 112 psychologisch effect 65 sunray-aspect 114
OHRQoL 53 puberteitsgingivitis 43 syndroom
oligodontie 231 pulpa, niet-vitale 96 –, van Asperger 226, 232
omgevingsprikkels 243 pulpa, ontstoken of avitale 55 –, van Heller 232
oncologische therapie pulpa-amputatie 92 –, van Papillon-Lefèvre 47
–, fase voor 122 pulpa-amputatie, diepe 92 –, van Rett 232, 240
–, langetermijncomplicaties 121 pulpa-expositie 92 –, van Stevens-Johnson 106
–, na de behandeling 123 pulpaholte, obliteratie 71 –, van Turner 225
356 Kindertandheelkunde deel 2

tandbederf 25 trombopenie 118, 121 vingerhuls 246


tandenborstel, individueel aange- tumor, intracraniaal 118 vroegdiagnostiek 54
past 211 Turner, syndroom van 225
tandlijst 146 turner-tand 13 waterpokken 107
tandlijstcyste 128 wegwerpspiegel 247
tandsteen, approximaal, subging- ulcus 105 williams-beuren-syndroom 226
ivaal 50 –, traumatisch 106 wisselfase, eerste 154
tandverkleuring 15 utiliteit 28 –, afwijkingen 157
–, behandeling 14 wisselfase, tweede 155
–, intrinsieke 14 vaardigheid, niveau van 217 –, afwijkingen 162
tandweefsel, vorming 13 vacuümkussen 248 wortelfractuur 66, 97
tell-show-do-methode 235 verbeeldings- of voorstellingsvermo- –, melkelement 84
tell-show-feel-do-methode 243 gen 221 wortelpuntontsteking 127
tetanusimmunisatie 74 verkleuring 182 wortelresorptie
tetracyclineverkleuring 182 –, afdekken met vulmateriaal 184 –, externe 72
therapietrouw 81 –, endodontische 173 –, interne 72
tints 186 –, na trauma 86, 95
tongbandje, kort 130 –, slijtage 183 xerostomie 121
–, behandeling 131 verlies van melkmolaren, prema-
trauma melkgebit, epidemiologie en tuur 155 zelfredzaamheid 209
etiologie 82 verstandelijke beperking 217 ziekte
trauma, prothetische oplossing 177 verstandelijke handicap 220 –, van Alzheimer 230
traumaverleden 74 verstandelijke handicap, karakteristie- –, van Little 237
tremor 237 ken 218 zwakzinnigheid 217
trismus 120 vervangingsresorptie 72

You might also like