Professional Documents
Culture Documents
Antwoorden
Katja Verbruggen
Henny Taks
u i t g e v e r ij
coutinho c
bussum 2020
Antwoorden Taaltalent deel 2
Deze antwoorden horen bij de tweede, herziene druk van Taaltalent deel 2 – Leergang Nederlands
voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen van Katja Verbruggen en Henny Taks.
Uitgeverij Coutinho
Postbus 333
1400 AH Bussum
info@coutinho.nl
www.coutinho.nl
2 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Inhoud
Hoofdstuk 1 De hobby | 4
Hoofdstuk 2 De kleding | 7
Hoofdstuk 5 De stad | 15
Hoofdstuk 6 De school | 18
Hoofdstuk 7 De jeugd | 20
Hoofdstuk 8 De gezondheid | 23
3 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 1
De hobby
Opdracht 2 Opdracht 9
1 c 3 d 1 avondje 5 golfje(s)
2 a 4 b 2 colaatje 6 broodje(s)
3 weekje(s) 7 liedje(s)
Opdracht 3 4 boekje
1 b 4 b Opdracht 10
2 b 5 a
3 a 6 c 1 het kopje 5 het boekje
2 het appeltje 6 het opaatje
Opdracht 4 3 het bedje 7 het stoeltje
4 het banaantje 8 het biertje
1 bereikbaar
2 de omliggende plaatsen De superlatief (1)
3 de beste apparatuur
4 Ook jij voelt je er vast en zeker thuis. 1 nieuw nieuwer
5 De prijs spreekt me aan. 2 groot groter
6 de aantrekkelijke prijs / goedkoop 3 dik dikker
4 goed beter
Opdracht 6 5 veel meer
6 weinig minder
A
7 graag liever
1 zeilen 5 pianospelen
2 wandelen 6 duiken
3 lezen 7 winkelen Opdracht 11
4 schilderen 8 knutselen
A
Opdracht 7 1 harder 4 minder
2 liever 5 het warmst
Rita Wim Constance Peter 3 het leukst
shoppen reizen naar de film koken
skiën schaatsen gaan gitaar spelen Opdracht 12
zwemmen
A
Opdracht 8 Cursist A Cursist B
1 mooiste 1 lekkerste
1 b 3 b 2 lekkerste 2 leukste
2 a 4 b 3 beste 3 mooiste
4 moeilijkste 4 knapste
5 snelste 5 fijnste
4 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 13 Opdracht 23
Opdracht 16 Opdracht 26
1 b 3 b 1 d 5 b
2 b 4 b 2 c 6 a
3 f 7 e
Opdracht 17 4 g
5 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 30
1 b 4 b
2 a 5 b
3 a
Opdracht 31
6 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 2
De kleding
Opdracht 2
Volendam Staphorst
Urk
Rouveen
Eemdijk Bunschoten/Spakenburg
Scheveningen
Opdracht 3 Opdracht 5
A A
Klederdracht 1 de sok 6 het overhemd
2 de broek 7 de bloes
B 3 de jas 8 het pak
1 c 4 de schoen 9 de trui
2 a 5 het T-shirt 10 de jurk
3 b
7 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
B Opdracht 17
1 de broeken 6 de overhemden
2 de T-shirts 7 de pakken 1 opgestaan 8 vertrokken
3 de jurken 8 de schoenen 2 ontbeten 9 beantwoord
4 de sokken 9 de truien 3 aangetrokken 10 klaargemaakt
5 de bloesjes 10 de jassen 4 opgebeld 11 afgewassen
5 uitgenodigd 12 uitgetrokken
Opdracht 7 6 opgeruimd 13 aangedaan
7 schoongemaakt
Cursist A Cursist B
1 Koop je dit T-shirt? 1 Bestel je die trui? Opdracht 18
2 Zoek je deze broek? 2 Vind je deze sokken
3 Wil je dat merk? mooi? A
4 Bestel je die bloes 3 Koop je dat jurkje? 1 opgehaald 4 uitgekozen
online? 4 Wil je dit hoofddoek-
2 opgedronken 5 uitgetrokken
5 Vind je dit pak mooi? je?
3 aangedaan
5 Zoek je deze over-
hemden?
B
Opdracht 8 1 verkocht 4 herkend
2 bestudeerd 5 vertrouwd
1 c 6 f 3 herhaald
2 e 7 j
3 a 8 b Opdracht 25
4 g 9 h
5 i 10 d 1 elkaar 4 verzorgd
2 hekel 5 modieus
Opdracht 10 3 merk
1 a 4 a Opdracht 26
2 b 5 b
3 b 6 b 1 religieus 4 streek
2 dame 5 beroep
Opdracht 15 3 platteland
a 6 d 1 Opdracht 27
b 3 e 4
c 5 f 2 1 straatbeeld 4 kledingvorm
2 achterblijven 5 politieman
Opdracht 16 3 platteland
1 a 4 c Opdracht 28
2 c 5 b
3 b 1 hoofddoek 4 deel
2 typisch 5 ontwikkelen
3 dagelijks
8 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 29 Opdracht 36
1 b 4 a 1 aangedaan 5 verhuisd
2 d 5 c 2 beantwoord 6 bedankt
3 e 3 meegegaan 7 schoongemaakt
4 afgewassen 8 ontbeten
Opdracht 30
1 gestreept 4 binnen
2 mouwen 5 passen
3 ruilen 6 strak
Opdracht 31
1 beantwoorden 4 visschotel
2 vanochtend 5 vervolgens
3 aantrekken 6 bladzijde
Opdracht 32
1 Vanochtend 4 precies
2 klokslag 5 vies
3 heerlijk
Opdracht 33
1 banaan: geel de gele banaan een gele banaan
2 sinaasappel: oranje de oranje sinaasappel een oranje sinaasappel
3 vlees: rood het rode vlees rood vlees
4 yoghurt: wit de witte yoghurt witte yoghurt
5 chocolade: bruin de bruine chocolade bruine chocolade
6 broccoli: groen de groene broccoli groene broccoli
7 dropje: zwart het zwarte dropje een zwart dropje
Opdracht 34
1 b 4 a
2 a 5 a
3 b 6 a
Opdracht 35
1 dit 5 deze
2 Deze 6 dit
3 deze 7 deze
4 dit 8 dit
9 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 3
Het eten
Opdracht 2 Opdracht 12
1 d 3 a Cursist A
2 c 4 b 1 Je moet eerst de aardap- Doe eerst de aardappels in
pels in de pan doen. de pan.
2 Je moet dan de wortel en Voeg dan de wortel en ui toe.
Opdracht 3
ui toevoegen.
1 b 3 c 3 Je moet daarna de ingre Kook daarna de ingrediënten.
diënten koken.
2 a 4 b
4 Je moet vervolgens het Giet vervolgens het water af.
water afgieten.
Opdracht 7 5 Je moet tot slot alle ingre- Stamp tot slot alle
diënten stampen. ingrediënten.
1 vanavond
Cursist B
2 Nee, ze vindt het eten te pittig.
1 Je moet eerst zout bij de Doe eerst zout bij de stamp-
3 in het restaurant
stamppot doen. pot.
4 bij de muur 2 Je moet vervolgens de Warm vervolgens de worst
5 rode wijn, spa rood en appelsap worst opwarmen. op.
3 Je moet dan de stamppot Doe de stamppot dan op een
op een bord doen. bord.
Opdracht 9
4 Je moet daarna de worst Leg daarna de worst op de
op de stamppot leggen. stamppot.
1 a
5 Je moet tot slot de stamp- Serveer tot slot de stamppot
2 b pot meteen serveren. meteen.
3 b
Opdracht 14
De imperatief (1)
1 b 4 a
1 koken 5 toevoegen 2 a 5 a
2 afgieten 6 serveren 3 b
3 stampen 7 geven
4 roeren Opdracht 15
1 ook 4 neem
2 nemen 5 houd
3 mogen
Opdracht 17
A
serveerster/ober gast
2, 4, 6, 7, 12, 14 1, 3, 5, 8, 9, 10, 11, 13
10 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 18
Opdracht 24
kip zout
paprika witte wijn 1 gaan … uit eten 4 sparen
aardappel oude kaas 2 wacht 5 afmaken
ui salade 3 verdient
peper stokbrood
Opdracht 25
Opdracht 19
1 b 4 e
Verwarm de oven op 190˚C voor. Snijd de 2 d 5 a
aardappels in stukken. Verhit de boter. Bak het 3 f 6 c
rundvlees 1 minuut. Voeg de uien toe. Doe de
champignons, aardappels en het paprikapoeder Opdracht 26
erbij. Breng de ingrediënten met peper en zout
op smaak. Snijd de paprika in repen. Voeg de 1 ingrediënten 4 serveert
paprika toe. Schenk de tomatensaus erover. Zet 2 boter 5 pan
ca. 30 minuten in de oven. Serveer met stok- 3 gaar 6 spek
brood en peterselie.
Opdracht 27
Opdracht 21
A
Bijvoorbeeld (er zijn ook andere mogelijkheden): 1 ophalen 5 alvast
2 pittig/pikant 6 reserveren
Feest restaurant De Molen 3 scherp 7 spa
Restaurant De Molen is jarig: we bestaan tien 4 bezet 8 trap
jaar. Kom onze verjaardag met ons vieren. Op
zondag 25 mei is het van 12.00 uur ’s middags B
tot 21.00 uur ’s avonds groot feest. Je kunt dan Het woord is: appelsap.
een tweegangendiner (voorgerecht-hoofdge-
recht of hoofdgerecht-nagerecht) of driegan- Opdracht 28
gendiner (voorgerecht-hoofdgerecht-dessert)
eten voor de helft van de prijs. Dat is de prijs 1 hartig 5 keuze
van tien jaar geleden! Neem je kinderen ook 2 dol 6 rekening
mee. Voor kinderen is het eten – het voorge- 3 kaart 7 trakteert
recht, het hoofdgerecht en het nagerecht – 4 smaakt 8 beslist
helemaal gratis. Wil je komen? Dan kun je het
beste even een e-mail sturen naar: demolen@ Opdracht 29
hotmail.com. Je kunt ons ook bellen, maar al-
leen na 15.00 uur ’s middags. 1 c 4 a
2 e 5 b
Opdracht 23 3 f 6 d
1 b 4a
2 a 5b
3 c
11 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 30
Opdracht 31
1 Zet 5 Kruid
2 Bestrooi 6 Voeg … toe
3 Giet … af 7 Verhit
4 Doe 8 Verwarm … voor
12 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 4
Het werk
Opdracht 2 Opdracht 7
13 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 15 Opdracht 24
A Opdracht 25
1 de woning 6 de beweging
2 de verhuizing 7 de ontwikkeling 1 rekenen 4 uitleggen
3 de inrichting 8 de bezetting 2 gast 5 toets
4 de spelling 9 de bedoeling 3 tevreden
5 de kleding
Opdracht 26
B
1 de organisatie 1 a 4 a
2 de informatie 2 a 5 b
3 de felicitatie 3 b
Opdracht 21 Opdracht 27
1 f 6 b
2 j 7 e
3 a 8 c
4 i 9 g
5 h 10 d
Opdracht 23
1 geluidsoverlast 4 uiteraard
2 opnoemen 5 project
3 Steeds
14 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 5
De stad
Plattegrond C 1 Utrecht
2 het strand
Opdracht 4 3 het Stedelijk Museum
B B
a, b, c, e, h, g, k (= naar Disneyland gaan)
1 b 4 c
2 a 5 b
3 a
Opdracht 7
Cursist A Cursist B
1 Weet je waar de docent woont? / Kun je me zeg- 1 Weet je waar de docent vandaan komt? / Kun je
gen waar de docent woont? me zeggen waar de docent vandaan komt?
2 Weet je hoe je naar school gaat? / Kun je me zeg- 2 Weet je wanneer we Nederlandse les hebben? /
gen hoe je naar school gaat? Kun je me zeggen wanneer we Nederlandse les
3 Weet je welke trein we vanavond moeten nemen? hebben?
/ Kun je me zeggen welke trein we vanavond moe- 3 Weet je hoe laat de dierentuin opengaat? / Kun je
ten nemen? me zeggen hoe laat de dierentuin opengaat?
4 Weet je wanneer je in Amsterdam bent geweest? / 4 Weet je waarom het Anne Frankhuis vandaag niet
Kun je me zeggen wanneer je in Amsterdam bent open is? / Kun je me zeggen waarom het Anne
geweest? Frankhuis vandaag niet open is?
5 Weet je wat je op het strand kunt doen? / Kun je 5 Weer je wat je in Amsterdam gaat doen? / Kun je
me zeggen wat je op het strand kunt doen? me zeggen wat je in Amsterdam gaat doen?
15 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 13 Opdracht 23
Opdracht 16 Opdracht 24
1 Ik ga naar het strand als het mooi weer is. 1 doet 5 aanhouden
2 Omdat ik de weg niet weet, kijk ik op de 2 fris 6 roltrap
3 zodat 7 schuin
plattegrond. 4 plein 8 toren
3 Als je naar het museum wilt, moet je als-
maar rechtdoor. Opdracht 25
4 Hij gaat eerst koffie drinken omdat het 1 c 5 f
museum nog dicht is. 2 e 6 h
5 Je moet het Louvre bezoeken als je in Parijs 3 g 7 d
4 a 8 b
bent.
Opdracht 26
Opdracht 20
1 brug 4 bekend
1 Als je uit het station komt, loop je recht- 2 spijt 5 aanwijzen
door. 3 ver 6 tocht
2 Ik kan niet komen omdat ik vandaag naar
het museum ga. Opdracht 27
3 Loop hier rechtdoor en neem de eerste
straat links. 1 vergeten 4 volwassenen
4 Als je over de brug loopt, zie je een kerk aan 2 uitgeven 5 volgen
de rechterkant. 3 durven 6 bang
5 Hebt u misschien een plattegrond van
Amsterdam? Opdracht 28
6 Omdat hij hier niet bekend is, weet hij de
weg niet. 1 Ik wil weten waar jouw vriendin woont.
2 Kunt u me zeggen wanneer de VVV open
Opdracht 22 is?
3 Weet je misschien hoe laat de winkels op
1 grachten 5 vogels zaterdag dicht gaan?
2 bezoek 6 zee 4 Weten jullie bij welke halte de bus naar het
3 wandelen 7 verschillende station stopt?
4 hoewel 8 strand 5 Kun je me zeggen wat je op deze platte-
grond kunt zien?
16 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 29
Opdracht 30
17 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 6
De school
Opdracht 2 Opdracht 9
1 a 4 c Opleidingscentrum Hogerop
2 c 5 b
3 c Cursus autotechniek
Opdracht 10
Opdracht 12
Zin 2
Opdracht 13
1 b 4 b
2 b 5 c
3 a
18 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 15 8 uiterlijk
9 aandacht
1 voorstel 5 belofte 10 toetsen
2 belofte 6 belofte
3 belofte 7 voorstel Misschien heb je nog andere woorden gevon-
4 voorstel 8 voorstel den. Bespreek de woorden met je docent.
Opdracht 21 Opdracht 28
19 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 7
De jeugd
Opdracht 1 Opdracht 6
1 fietsten 11 hielp Cursist A
2 aten 12 wist
1 Mijn buurmeisje was mijn beste vriendin toen ik
3 was/waren 13 moest
klein was. / Toen ik klein was, was mijn buur-
4 mocht 14 kreeg
meisje mijn beste vriendin.
5 vond 15 liet
2 We gingen verhuizen toen ik 8 was. / Toen ik 8
6 deed 16 had
was, gingen we verhuizen.
7 ging 17 zag
3 Ik sprak nog geen Nederlands toen ik naar Ne-
8 werkte 18 zei
derland kwam. / Toen ik naar Nederland kwam,
9 dronken 19 keek
sprak ik nog geen Nederlands.
10 praatten 20 legde weg
4 We aten vaak pizza toen we in Italië waren. /
Toen we in Italië waren, aten we vaak pizza.
5 Ze gingen naar het museum toen ze in Rome
Opdracht 3 waren. / Toen ze in Rome waren, gingen ze naar
het museum.
1 b 4 d
2 a 5 c Cursist B
3 b 6 c 1 Ik ging op de fiets naar school toen ik 12 was. /
Toen ik 12 was, ging ik op de fiets naar school.
2 Ze bezochten de dierentuin toen ze in Amster-
Opdracht 4 dam waren. / Toen ze in Amsterdam waren,
bezochten ze de dierentuin.
1 drinkbaar 4 voelbaar
3 Ik vond het eten niet lekker toen ik pas in Ne-
2 maakbaar 5 afwasbaar derland was. / Toen ik pas in Nederland was,
3 leesbaar 6 bewoonbaar vond ik het eten niet lekker.
4 Ze namen de trein toen ze naar Groningen
gingen. / Toen ze naar Groningen gingen, namen
Het imperfectum ze de trein.
5 Hij vond rekenen leuk toen hij op school zat. /
1 wandelen wandelde wandelden
Toen hij op school zat, vond hij rekenen leuk.
2 verhuizen verhuisde verhuisden
3 raden raadde raadden
4 leven leefde leefden
5 koken kookte kookten Opdracht 8
6 fietsen fietste fietsten
7 praten praatte praatten 1 het sneeuwt 4 het onweert
2 de zon schijnt 5 het stormt
3 het is mistig
Opdracht 10
b, d
20 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 11 Opdracht 26
1 c 3 a 1 schoon 5 veilige
2 c 4 b 2 schept/schepte 6 varkens
3 smaak 7 opgegeten
Opdracht 12 4 rijke 8 maag
1 boterham 4 vrij
2 jeugd 5 toen
3 cijfer
21 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 32 Opdracht 33
22 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Hoofdstuk 8
De gezondheid
Opdracht 2 Opdracht 10
1 d 3 a 1 b 4 a
2 b 4 c 2 c 5 b
3 a
Opdracht 3
Opdracht 11
1 c 4 a
2 b 5 b b, a, h, d, e, f, c, g
3 b
Opdracht 19
Opdracht 5
1 c 3 d
A 2 a 4 b
1 het hoofd 10 het oog
2 de neus 11 het oor Opdracht 21
3 de schouder 12 de nek
4 de rug 13 de borst 1 de buitenwereld
5 de buik 14 de arm 2 de huisarts
6 de vinger 15 de hand 3 het spreekuur
7 de knie 16 het been 4 samenwerken
8 de enkel 17 de voet 5 de voetbalblessure
9 de teen 6 het verwijsbriefje
Opdracht 6 Opdracht 22
1 3 3 4 1 gezond 4 overweg
2 1 4 2 2 recept 5 ernstig
3 last
Opdracht 7
Opdracht 23
1 a, c, e, f, h 3 a
2 b 4 c 1 koorts 4 onmiddellijk
2 oplossen 5 verdwijnen
Opdracht 8 3 raadplegen 6 bijsluiter
f, j, o, b, d, i, h, k, m, a, n, g, c, l, e Opdracht 24
1 merkt 4 hoest
2 oplossen 5 Neem … in
3 Pak 6 raadplegen
23 van 24
Antwoorden Taaltalent deel 2
Opdracht 25 Opdracht 28
24 van 24