You are on page 1of 113

NT2

Niveau 5+6 Mondeling


= Threshold 3+4 Mondeling

Standaard Traject
Extra cursus
(september 2020)
Inhoudstafel

Taalpaspoort 6
Persoonlijke gegevens 6
Taalportret 6
Afspraken 8
Werken met het online leerplatform 9
Leerdoelen - Wat moet je kunnen? 11
Spreken 11
Luisteren 14
Welke grammatica leer je in dit niveau? 14
Zelfreflectie 15
Tips om Nederlands te oefenen 16

Thema’s 17
Waarom leer je Nederlands? 18
Een filmpje: Omar in België 18
Jouw situatie! 19
Vlaamse spreektaal - deel 1 20
Begroeten en afscheid nemen 20
Hoe is't? 21
Vertrekken op het werk of op een feestje. 22
Kennismaken 23
Uitdrukkingen 24
Meer weten? 26
Smartphones: een vloek of een zegen? 27
Een liedje van Bart Peeters 27
Vragen over het liedje 27
Jouw mening 28
Enkele cijfers 28
Enquête sociale media 30
Sociale media: goede en slechte manieren 32
Luisteren oefenen: het nieuws 33
Vooraf 33
Luister een eerste keer 34
Luister nog enkele keren 34
Nieuwe woorden 36
Samenvatten: waarover gaat het fragment? 37
Jouw mening! 38
Samen doen we het even goed. 39
Intro 39
Project “Bel 10”: Single zijn 39

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 3


Bekende personen 41
Vlaamse spreektaal - deel 2 46
Waweetal? 46
Regio-dialecten: taalriedels 46
Wasda? 47
Extra - De “theorie” 47
Mag ik u iets vragen? 50
Intro: dialoog 50
Iets beleefd vragen op de bus of trein 51
Op straat 51
Situaties 52
Telefonisch inlichtingen vragen - De Vlaamse Infolijn 52
Gentinfo 54
Telefoneren: wat zeg je in deze situaties…? 55
Extra bij deel 6 - Er was eens ... 56
Een fotoverhaal vertellen 56
De mooiste herinnering 56
Extra spreekoefening 58

Luistertraining - werkbladen 60
Luistertraining - werkblad 61
Luistertraining - werkblad 64
Luistertraining - werkblad 67

Luistertraining - oefeningen 70
Luistertraining - Klimaat en energie 71
Intro 71
Oefening 1 71
Oefening 2 72
Oefening 3 72
Oefening 4 73
Oefening 5 73
Oefening 6 74
Tot slot: een quiz 74
Luistertraining: Brussel 75
Oefening 1 - Het Koninklijk Paleis 75
Oefening 2 - Manneken Pis 76
Spreekoefening 76

Extra grammatica- oefeningen 77


Taaltempo Imperfectum 78
Langere zinnen maken 80
Lange zinnen maken 81
Stripverhaal 1 - de dokter en de agent 82
Stripverhaal 2 - Daan levert een bestelling 83

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 4


Draaikaartjes “er” als plaats - voorkant 84
Draaikaartjes “er” als plaats - achterkant 85
Taaltempo “er” 86
Wat zou je doen? 88

Grammatica- kaarten 89
KAART 1 - Tijd uitdrukken 90
TOEN 90
TERWIJL (de acties gebeuren tegelijk) 90
ZODRA (= vanaf het moment = de 2e actie gebeurt direct na de 1e ) 90
SINDS (de actie begon vanaf dat moment ) 91
KAART 2 - Volgorde uitdrukken 92
EERST, DAN, DAARNA 92
VOOR + SUBSTANTIEF 92
NA+ SUBSTANTIEF 93
KAART 3 - Tegenstelling en contrast 94
KAART 4 - Reden uitdrukken(daardoor, daarom) 95
KAART 5 - Vertellen wat je hoorde of las (indirecte rede) 96
KAART 6- Extra info geven met een zin (relatieve bijzin) 98
KAART 7 - Separabele verba 99
KAART 8 - Perfectum vs imperfectum 100
KAART 9 - Plusquamperfectum 101
KAART 10 - Irrealis (zou) 102
KAART 11 - Vervangwoorden 103
KAART 12 - Er 104
KAART 13 - Het adjectief 105
KAART 14 - Verba met infinitieven 107
KAART 15 - Passief 108
KAART 16 - Overzicht zinsstructuren 109
KAART 17 - Overzicht tijden 111

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 5


Taalpaspoort

Persoonlijke gegevens

Telefoonnummer: ……………………………

E-mailadres: …………………………………………………

Land : ……………………………………………………

Leeftijd: ………………………………………………………….

Hoelang ben je in België?: ……………………..…………………………..

Taalportret
Welke taal spreek je met deze mensen?

Ik spreek met mijn partner.

Ik spreek met mijn kinderen.

Ik spreek met mijn familie en vrienden.

Spreek jij Nederlands buiten de school? Zet een kruisje (X).

soms vaak nooit

bij mijn familie

met buren

met vrienden

in de winkel

op de school van mijn kinderen

op mijn werk

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 6


Waarom leer je Nederlands?

▢ Ik zoek werk
Welk werk zoek je? ……………………………

▢ Ik werk al, maar ik wil beter spreken met mijn collega’s en mijn baas
Welk werk doe je nu? ……………………………
Welke taal spreek je met je collega’s? ………………………………….
Welke taal spreek je met je baas? ……………………………

▢ Het is belangrijk omdat ik kinderen heb.


Ik moet praten met de juf of meester. Ik moet brieven lezen van de school.
Hoeveel kinderen heb je? ……………………………
Hoe oud zijn je kinderen? ……………………………

▢ Ik wil een opleiding doen.


Welke opleiding wil je graag doen? ……………………………
Heb je al informatie over deze opleiding? ……………………………
Heb je al andere opleidingen gedaan? ……………………………

▢ ............................................................................................................................

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 7


Afspraken
Wat vinden we belangrijk?
✔ Je komt altijd naar de les. Je komt op tijd en je blijft de hele les.
Kan je niet naar de les komen? Verwittig jouw leerkracht en breng een attest mee.
✔ Je werkt actief mee in de klas. Je bent gemotiveerd.
✔ Je studeert. Je maakt huiswerk.

Hoe evalueren we?


✔ We evalueren spreken en luisteren.
✔ Je maakt kleine of grote taken doorheen de module.
✔ De leerkracht observeert je ook in de klas: een oefening uit de klas kan ook een
evaluatie zijn.

Scores en feedback
✔ Op elke evaluatie krijg je een resultaat: zeer goed / goed / voldoende /
onvoldoende.
✔ Je krijgt ook veel feedback: de leerkracht geeft je extra informatie.
Wat kan je goed? Wat moet je extra oefenen? Hoe kan je oefenen?
✔ Belangrijk: Niet alles moet direct goed zijn. Je krijgt tijd om beter te worden. We
kijken ook naar jouw evolutie. Daarom is het belangrijk om te luisteren naar
feedback en je oefeningen te verbeteren.
✔ In het midden van de module heb je een individueel gesprek met de leerkracht. De
leerkracht bespreekt met jou wat goed is en wat beter moet. De leerkracht geeft je
persoonlijk advies.

Als je afwezig bent bij een evaluatie, dan beslist de leerkracht of je die evaluatie moet
inhalen of niet.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 8


Werken met het online leerplatform
We werken met een online leerplatform. Dit werkt op de computer en op de smartphone.

Ga naar elo.cvo.gent.
Vul je gebruikersnaam en je wachtwoord in.

Je gebruikersnaam en wachtwoord vind je


op je inschrijvingsblad.
Kwijt? Vraag het aan jouw leerkracht.

Tip: je gebruikersnaam is je voornaam (met


HOOFDLETTER) + 4 of 5 cijfers (vb.
Hassan20777).
Je wachtwoord is de cijfers apart (vb.
20777)

Computer Smartphone (tip: scroll naar beneden)

Je vindt jouw cursus bij “Mijn cursussen”

Computer Smartphone (tip: scroll naar beneden)

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 9


Belangrijk: je kan je wachtwoord wijzigen in jouw profiel.

Ga naar “sociaal netwerk”.

Computer Smartphone (tip: scroll naar beneden)

Klik “Bewerk profiel”

Kies een nieuw wachtwoord.


Typ het 2 keer.

Scroll naar beneden en klik op “Bewaar


instellingen”.

Controleer ook je e-mailadres!


Fout?
Geef je correct e-mailadres aan jouw
leerkracht (je kan het niet zelf veranderen).

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 10


Leerdoelen - Wat moet je kunnen?

Spreken

✔ Je kan langer spreken met je buren, vrienden,


collega's, mensen op straat, ... Je kan hen ook iets
✔ Je praat over je vrijetijd.
vragen.
✔ Je telefoneert naar de VDAB en vraagt info over
een opleiding.
✔ Je kan iets vragen in een winkel of organisatie. Je
kan ook antwoorden op vragen.
✔ Je kan met veel detail vertellen over de
ouderenzorg in jouw land.
✔ Je kan iets of iemand beschrijven (= met veel detail
vertellen).

✔ Je kan uitleggen wat iemand moet doen en hoe.


✔ Je kan instructies geven over het gebruik van
antibiotica.

✔ Je kan beschrijven hoe je je voelt, wat je wil of nodig ✔ Je vertelt over vroeger en je zegt hoe je je voelt
hebt. Je kan een probleem beschrijven. daarbij.

✔ Je kan iemand overtuigen (= stimuleren) om iets te


kopen of te doen
✔ Je overtuigt je vriend om meer te bewegen.

✔ Je kan informatie die je hebt gehoord of gelezen met


eigen woorden in een paar zinnen vertellen ( =
✔ Je vertelt kort wat je hebt gehoord in het
nieuws.
samenvatten).

✔ Je kan informatie en uitleg geven over iets wat ✔ Je vertelt over iets wat je hebt meegemaakt,
gebeurd is (echt of fantasie). over een ongeval, …

✔ Je kan een verhaal vertellen. ✔ Je vertelt een sprookje.

✔ Je kan jouw opinie (= mening) geven. ✔ Je geeft jouw mening in een discussie.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 11


Zo gaat de leerkracht evalueren.

Dit moet beter: Dit moet je kunnen: Dit doe je heel goed:

Je begrijpt de oefening niet of doet Je begrijpt de taak of de vragen. Je doet de oefening super, je stelt
iets anders. De leerkracht moet niet helpen. extra vragen of geeft extra info.
Je spreekt veel te traag of te snel. De leerkracht begrijpt jou gemakkelijk. Je spreekt in een goed tempo.
De leerkracht begrijpt niet wat je Je spreekt spontaan. De leerkracht begrijpt je heel goed.
bedoelt.
onvoldoende voldoende goed zeer goed
0 2 4 6

De structuur van je zinnen is vaak Je gebruikt langere zinnen. Je varieert in Je maakt langere zinnen, (bijna)
fout. zinsbouw. In langere zinnen maak je nog zonder fouten.
Je maakt geen lange zinnen. soms nog fouten.
onvoldoende voldoende goed zeer goed
0 1 2 3

Je maakt veel fouten met het verbum. Je gebruikt het verbum meestal goed. Je Je gebruikt het verbum zonder fouten.
gebruikt spontaan verschillende tijden.

onvoldoende voldoende goed zeer goed


0 1 2 3

Je varieert te weinig in je Je kent de genoeg woorden om vlot en Je hebt een gevarieerde


woordgebruik. Je moet te lang gevarieerd over vertrouwde zaken te woordenschat, ook om over abstracte
nadenken over de juiste woorden. spreken. zaken te spreken.
onvoldoende voldoende goed zeer goed
0 1 2 3

Je uitspraak / intonatie zijn niet goed, Je uitspraak/intonatie zijn goed, je maakt Je uitspraak / intonatie zijn prima, je
de leerkracht verstaat je niet goed. fouten maar de leerkracht verstaat je. maakt bijna geen fouten

onvoldoende voldoende/goed zeer goed


0 1 2

Resultaat: onvoldoende voldoende goed heel goed


0-5 6-10 11-15 16-17

De focus ligt op spontaan leren spreken.


Je moet meer kunnen dan “uit het hoofd leren” en zinnen herhalen.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 12


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 13
Luisteren

Soms luister je naar iets, soms kijk je ook naar filmpjes. De fragmenten zijn langer
en de meeste fragmenten zijn “echt”: van op tv, radio, …

✔ Je begrijpt de belangrijkste informatie uit


een reportage op tv.
✔ Je begrijpt het belangrijkste (= de essentie).
✔ Je begrijpt een gesprek tussen 2 collega’s.

✔ Je luistert naar de berichten in het station.


✔ Je begrijpt specifieke informatie. Je wil weten of jouw trein vertraging heeft.
✔ Je begrijpt details uit het nieuws.

✔ Je begrijpt alles van instructies.


✔ Je begrijpt de instructies van de apotheker
over het gebruik van een medicijn.

✔ Je kan jouw opinie (mening) geven over iets wat je hebt ✔ Je bekijkt een reportage over hoge boetes
gehoord. bij parkeren. Wat vind je daarvan?

Welke grammatica leer je in dit niveau?

Combinatie van tijden Langere zinnen


Gisteren heb ik gewerkt, vandaag ben ik Terwijl hij eet, kijkt hij tv.
thuis en morgen ga ik op vakantie. Dat deed
Zodra zij thuis kwam, ging ze met de hond
ik vroeger nooit.
wandelen.
Plusquamperfectum
Ik werk niet meer op woensdag, sinds ik
Ik had nog nooit sneeuw gezien, voor ik naar kinderen heb.
België kwam.
Hoewel hij op vakantie is, leest hij e-mails
Er
van het werk.
Morgen gaan we zwemmen. Ik heb er zin in.
Voordat hij zelfstandig werd, werkte hij
Er gaan ook wat vrienden mee.
eerst 3 jaar bij een bedrijf.
Passief
Glas wordt op donderdag opgehaald.
De dief werd gearresteerd.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 14


Zelfreflectie
Wat denk je zelf? Kruis aan wat past bij jou.

Datum: Datum:
SPREKEN
Algemeen Ik spreek veel Nederlands buiten de klas.
Ik spreek graag.
Ik spreek niet graag.
Ik ben bang dat ik fouten maak.
Ik moet veel denken als ik spreek.
Ik heb veel stress als ik spreek.
Soms maak ik fouten, maar dat is niet erg. De mensen
begrijpen mij.
Ik antwoord altijd heel kort
Ik kan altijd veel informatie geven.
De mensen begrijpen mij goed.
De mensen begrijpen mij niet goed.
Ik studeer niet zo veel.
Ik studeer veel.
Ik studeer nooit.
Vlotheid – Ik spreek te snel.
tempo Ik spreek te traag.
Ik spreek niet te snel en niet te traag
Grammatica Ik kan de grammatica niet goed.
Ik kan de grammatica goed.
Woordenschat Ik ken genoeg woorden.
Ik ken niet veel woorden
Ik moet veel zoeken naar de juiste woorden en dan stop ik met
spreken.
Uitspraak / Mijn uitspraak is niet goed.
Intonatie Mijn uitspraak is goed
Interactie Ik stel zelf extra vragen.
Als ik iets niet begrijp, dan vraag ik om te herhalen.

Datum: Datum:
LUISTEREN
Ik luister veel naar Nederlands, op tv, radio, computer, gsm.
Ik heb stress als ik een luisteroefening moet doen in de klas.
Als ik luister, wil ik alles begrijpen.
Luisteren is moeilijk, want de mensen spreken te snel.
Ik vind luisteroefeningen leuk.
Ik vind luisteroefeningen niet leuk, maar wel interessant.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 15


Tips om Nederlands te oefenen
Deze tips staan ook op ELO.
Spreek en oefen ook Nederlands buiten de les
✔ Spreek met vrienden, buren, …
✔ Ga naar de conversatie bij ons op school (in het Leerateljee).
✔ Ga naar de conversatiegroepen van In-Gent.
✔ Doe activiteiten in het Nederlands: Dzjambo, Samen Gentenaar, een sportclub, een
hobby, …
Bij In-Gent kunnen ze je helpen om iets te vinden dat bij jou past.
✔ Kijk op deze website voor meer oefenkansen:
www.nederlandsoefenen.be/oost-vlaanderen

Studeer extra
✔ Gebruik de cd in jouw boek.
✔ Ga naar het Leerateljee voor extra oefeningen.
Maak een afspraak via je leerkracht of ga tijdens de openingsuren (kijk op
www.cvogent.be/nt2oefenen)
✔ Oefen met Quizlet. Download de App zodat je ook offline kan oefenen.

Oefen jouw uitspraak met


✔ De app ‘’Uitsprekend’ van de VDAB
✔ Website: www.tinyurl.com/encora
✔ De website www.acapela-group.com leest elke tekst luidop voor. Zo hoor je de
correcte uitspraak. Kies “Dutch (Belgium)”.
✔ nl.forvo.com/languages/nl/: een uitspraak-woordenboek

Interessante websites:
✔ www.cvogent.be/nt2oefenen: de oefensite van onze school
✔ www.nedbox.be: Nedbox is een website waar je tv-fragmenten kan bekijken en
krantenartikels kan lezen. Er zijn oefeningen voor verschillende niveaus.
✔ www.muiswerk.nl/mowb: gratis online woordenboek

Andere tips
✔ Zet vaak de radio of tv aan. Zo hoor je veel Nederlands. Gebruik ondertitels.
Je kan veel tv-programma’s bekijken op VRT NU en VTM GO.
✔ Gebruik je smartphone
o Maak een foto van wat je niet begrijpt: een menu, een woord, een artikel uit
de krant… Zoek daarna de vertaling of vraag uitleg aan iemand die
Nederlands kent.
o Noteer nieuwe woorden op je gsm.
o Gebruik de microfoon/recorder op je gsm. Neem je stem op en luister naar
jezelf. Of neem een gesprek op met iemand anders en luister daarna
opnieuw.
✔ Oefenboeken grammatica (met zelfcorrectie):
o “Doe wat met Grammatica”
o “Zo Geschreven”

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 16


Thema’s

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 17


Waarom leer je Nederlands?

Een filmpje: Omar in België


Bron: https://www.nedbox.be/teaser/omar-belgie

Doel: Je begrijpt het belangrijkste (= de essentie) van een fragment (BC 15).

Kijk op Nedbox naar het filmpje van Omar.

Kijk een eerste keer. Luister en schrijf niets op.


Bespreek klassikaal:
● Wie is Omar?
● Waarover gaat het filmpje? Geef geen
details, maar probeer kort te zeggen wat
de essentie is.

Lees de vragen hieronder en kijk een tweede keer.

1. Kijk en luister naar het eerste deel van het filmpje.


Wat gebeurt er eerst? Wat komt er daarna?
Nummer van 1-4

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 18


2. Kijk nu naar het tweede deel. Zijn deze zinnen juist of fout?
● Omar legt straks zijn laatste mondeling examen af. Hij zegt dat hij geen stress hoeft
te hebben omdat hij hard heeft gestudeerd.
● Als Omar klaar is met zijn examen, vraagt hij zich af wat hij gaat doen nu hij even
niet aan zijn studie moet denken.
● Na zijn examen stofzuigt Omar zijn kamer, gaat hij winkelen en gaat hij naar een fuif
met zijn kotgenoot Yorick,
● Omar blijkt niet geslaagd te zijn voor zijn examen chemie. Hij is duidelijk
teleurgesteld maar zegt meteen dat hij het examen opnieuw zal doen.

3. De vrienden van Omar hebben begrip voor het feit dat hij niet geslaagd is. Waarom?
Duid alle redenen die ze geven aan.
❏ De taal in de cursussen is echt moeilijk, zelfs voor Nederlandstaligen.
❏ Het Arabisch en het Nederlands verschillen zo veel van elkaar.
❏ Omar moet eigenlijk een dubbele studie doen: de taal en het vak dat hij wil leren.
❏ Als zij hetzelfde in een vreemde taal zouden doen, zouden ze zelfs geen zeven
halen.

Jouw situatie!

Doel: Je denkt na over je eigen situatie. Wat wil je leren? Wat kan je al goed? Wat lukt niet goed?
Hoe kan je oefenen? (BC 38)
Je kan uitleggen wat iemand moet doen en hoe. (= je kan advies geven) (BC 02-03)

Waarom wil jij Nederlands leren?

Wat vind jij van het taalgebruik van Omar? Hoe spreekt hij? Wat doet hij goed? Wat doet hij
minder goed?

Wat vind je van jezelf? Hoe gaat het met jouw spreekvaardigheid? Vind je spreken moeilijk?
Wat lukt goed? Wat vind jij het moeilijkste? Wat zijn je werkpunten?

Heb jij tips voor Omar? Hoe zou hij zijn Nederlands kunnen verbeteren?
Geef hem advies.
Volgende zinnen kunnen interessant zijn:

Advies vragen

Wat zal / moet ik doen?


Wat is volgens jou het beste?
Wat raadt u mij aan?

Advies geven
In jouw plaats zou ik ...
Misschien kun je beter ...
Ik stel voor dat je .. + bijzin
Ik raad je aan om … + te + infinitief
Je zou (misschien) beter / best …. + infinitief.
Je zou … kunnen/moeten + infinitief.
Probeer om … te + infinitief.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 19


Vlaamse spreektaal - deel 1
Bron: Boek “Wat zegt ge - Vlaamse spreektaal voor anderstaligen” van Sofie Begine, p..43-48

Doel: Je kan langer spreken met je buren, vrienden, collega's, mensen op straat, ... Je gebruikt
hiervoor informele spreektaal om “natuurlijk” te klinken.. (BC 01 + BC 40)

Begroeten en afscheid nemen


Mensen op straat zeggen eigenlijk niet vaak ‘goedemorgen’ of ‘goedendag’ tegen elkaar.
Dat zeggen ze meer in de bank of in de winkel. Hoe begroeten vrienden en collega’s
elkaar? Wat heb je al gehoord?
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..

Luisteroefening: dialogen

Luister naar deze 3 dialogen. Welke begroeting wordt er gebruikt? Vul je lijstje aan.
Wat wordt er gezegd om afscheid te nemen?
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..

Wanneer gebruiken we deze formules? Zet in de juiste kolom

tot sebiet, tot morgen, tot binnenkort, tot een dezer, tot sevves, tot de volgende, tot
volgende week, tot maandag, tot straks, salut!‚ joe!‚ tot zo!

We zien elkaar We weten wanneer We weten niet Past in alle situaties


vandaag nog. we elkaar terugzien. precies
wanneer we elkaar
terugzien.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 20


Uitspraakoefening

Lees deze formules zo natuurlijk mogelijk voor.

Iemand begroeten Afscheid nemen


Hallo! Tot sebiet!
Dag Bert! Tot sevves!
Dag iedereen! Tot straks!
Hey! Tot zo!
Hey, dag Sabine!
Hoi! Salut! Salut he!
Saluutjes!
Goeiemorgen! Salukes he!
Goeiemiddag! Bye!
Goeienavond! Daaaaag!

Hier se, de Marc! Tot de volgende!


Hier se, ons Sofie! Tot een dezer!
Ah, de Matthias! Tot binnenkort!
Tot morgen!
Tot maandag!
Goed weekend!
Slaapwel!
Joe!

Pas op! De formule "Goeiedag" is een beleefde formule. Het is de typische formule die we
gebruiken om te spreken met een klant, in een winkel, in de bank.

Hoe is't?

In de tussentaal gebruiken we drie alternatieven voor “hoe gaat het?”

1) Hoe is’t?
2) Alles goe(d) ?
3) Ça va?

Luister nog eens na de 3 dialogen

Hoe reageren de mensen in de dialoogjes op de vraag ‘Hoe is’t?’

Dialoog 1

Dialoog 2

Dialoog 3

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 21


Transcriptie dialoogjes:

Hey Lies! Hoe is’t?


Goed goed. En met u?
Ça va. Veel werk vandaag.
Allee, veel succes dan!
Merci! Tot sebiet!

Goeiemorgen allemaal! Dag Michel, alles goe(d)?


Alles goed! Hoe was uw weekend?
Druk druk druk! We zijn aan’t verhuizen!

Hey, dag Arnaud! Da’s lang geleden! Ça va?


Ça va! En met u?
Alles goed. Ik ben content van u nog ’is te zien, jong!
Ja, ’k weet het. Met die thesis kom ik niet veel meer buiten.

Vertrekken op het werk of op een feestje.


Je zegt niet ‘Nu vertrek ik.’ Hoe zeggen de mensen in de volgende dialogen dat ze
weggaan?

Dialoog 1

Dialoog 2

Dialoog 3

Formules om te zeggen dat je vertrekt

Ik ben ermee weg.


Ik ben e-weg / ik zijn e-weg.
Allee, het zit erop voor vandaag.
We zullen ’is (stillekesaan*) vertrekken.
Ik ben door.
Ik ben naar huis.
Allee, we zullen ‘is gaan zien wat ze thuis aan het uitspoken* zijn.

Transcriptie dialoogjes:

Allee, ik ben ermee weg. Tot morgen?


Nee, ik ben er morgen niet. Ik heb verlof!
Ah, tof. Allee, geniet ervan!
Dat zal ik zeker doen! Tot volgende week!

Allee, we zullen 'is stillekesaan* vertrekken. Merci voor het lekkere eten!
Da’s graag gedaan. Altijd welkom!
Volgende keer bij ons, è. Dan maak ik stoofvlees met frieten!
Daar hou ik u aan! Allee, salut he!
Bye!

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 22


Hey Dorien, ik ben door.
Nu al? 't Is nog maar elf uur.
Ja, ’k weet het. Ik moet morgen vroeg opstaan, ik heb training.
Allee, tot de volgende dan!
Ja, salut!

Kennismaken
Deze zinnen worden vaak gebruikt om kennis te maken.
Wat denk je, gebruik je ze op het werk of op een feestje?

● Kennen wij elkaar al? — Ik denk van niet.


● Hallo, ik denk dat wij elkaar nog niet kennen. Ik ben Femke.
● Excuseer mevrouw, bent u onze nieuwe collega? — Ja zeker, zeg maar Dina.
● Goeiemorgen. Stoort het als ik hier zit? — Nee, natuurlijk niet.
● Hallo, ik ben Myriam. — Ik ben Olivier, aangenaam —Aangenaam.
● Hallo, ik ben Sofie. Wat vindt ge van het feest?

Sarah maakt kennis met een collega van een andere afdeling. Speel de dialoog na.

Sarah Hallo‚ ik denk dat wij elkaar nog niet kennen. Ik ben Sarah.
Jan Ja, dat klopt. Ik ben Jan_ Ik werk bij de marketing.
Sarah Ah, oké, dan werkt gij samen met Sofie Willems?
Jan Ja, klopt. En gij, werkt gij hier al lang?
Sarah Toch al drie jaar ondertussen, maar ik ben just verhuisd naar het
hoofdgebouw.
Jan En, bevalt het u?
Sarah Ja, het valt goed mee.
Jan Ja, da’s voor iedereen efkes wennen, Maar ge wordt dat snel gewoon.
Allee, het was fijn kennis met u te maken. Misschien tot een volgende keer!
Sarah Inderdaad. Doe de groetjes aan Sofie.
Jan Zal ik zeker doen!

Dit zijn typische vragen voor een collega. Probeer een antwoord te verzinnen

➢ Werkt ge al lang bij de Post?


______________________________________________________________
➢ En op welke dienst werkt ge?
______________________________________________________________
➢ Ah, dan is Geert Smolders uw baas?
______________________________________________________________
➢ Ah, dan werkt gij samen met Linda?
______________________________________________________________
➢ En, bevalt het werk u?
__________________________________________________________________
➢ Op welk verdiep* zitten jullie?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 23


_________________________________________________________________
➢ Werkt gij ook aan het project? __________
➢ Hoe ver staan jullie ermee?
➢ _______________________________________________________________
➢ Hoe komt ge naar het werk?
_________________________________________________________________
➢ Oei, dan hebt ge waarschijnlijk veel file?
_________________________________________________________________

Uitdrukkingen

Kijk naar de foto’s. In welke situatie gebruik je de volgende woorden/uitdrukkingen? Verzin


met je buur een situatie. Maak een dialoogje.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 24


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 25
Meer weten?

Wil je graag meer weten over de Vlaamse spreektaal?


Kijk eens op de website en de facebook-pagina van “Goesting in Taal”
(www.goestingintaal.com). Er staan oefeningen en video’s op en je kan je abonneren op de
nieuwsbrief. Zo leer je elke week een leuk woord of een uitdrukking. Er zijn ook boeken te
koop.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 26


Smartphones: een vloek of een zegen?
Een liedje van Bart Peeters

Doel: Je begrijpt het belangrijkste (= de essentie) van een liedje en je begrijpt specifieke informatie
(BC 15+ 14)

We luisteren zo meteen naar een liedje van Bart Peeters over de


smartphone.
Ken je deze woorden?

blits

nep

de leugen

de hindernis

de del

Vragen over het liedje

1. Kan jij het refrein noteren? Dit is de essentie van het lied.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………

2. Vat de essentie van het refrein samen in 1 zin.


…………………………………………………………………………………………………………
3. Geef 3 situaties waarin Bart Peeters de smartphone gebruikt.
● ………………………………………………………………………………………………….
● …………………………………………………………………………………………………..
● …………………………………………………………………………………………………..

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 27


4. Geef 2 voorbeelden waardoor je weet dat de zanger niet altijd gelukkig is met zijn
smartphone.
● ………………………………………………………………………………………………….
● …………………………………………………………………………………………………..

Jouw mening

Doel: Je kan jouw opinie (mening) geven over iets wat je hebt gehoord. (BC 18)

Ga jij akkoord met het standpunt van Bart Peeters? ▢ ja ▢ nee


● …………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………..
● …………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………..

Enkele cijfers

Doel: Je kan informatie die je hebt gelezen met je eigen woorden in een paar zinnen vertellen
(samenvatten). (BC 06)

Bekijk de infographic hieronder samen met een klasgenoot.


Wat valt op? Wat had je niet verwacht?
Vertel hierover aan de klas.
Je kan de volgende constructies gebruiken:

● Ik had niet gedacht dat… (+ bijzin)


● Ik wist niet dat … (+ bijzin)
● Het verbaasde mij dat… (+ bijzin)

Om naar de procenten te verwijzen zijn deze woorden handig:


ongeveer gemiddeld
de helft van de Belgen een kwart van de mensen
de meerderheid de minderheid
een vijfde van de mensen (= 1/5 = 20 %) een tiende (= 1/10 = 10 %)

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 28


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 29
Enquête sociale media

Doel: Je kan informatie vragen en geven. (BC 01)

Interview je buur en zet een kruisje bij de vragen waar hij of zij ‘ja’ antwoordt.
Sociale media verslaving
1. Heeft u meer virtuele dan 'echte' vrienden? ______
2. Besteedt u meer tijd aan sociale media dan aan persoonlijke contacten? ______
3. Lopen uw contacten vooral via sociale media, zoals Facebook en Twitter? ______
4. Gaat u meteen kijken als u hoort/ziet dat u een nieuw bericht hebt? ______
5. Wordt u nerveus en geïrriteerd als u geen bereik of een computerstoring hebt
en u niet via sociale media kunt communiceren? ______
6. Zeggen anderen (bijvoorbeeld partner, kinderen, ouders, vrienden) wel eens dat
u minder gebruik zou moeten maken van sociale media? ______
7. Checkt u uw sociale media direct als u ’s ochtends opstaat en voordat u
’s nachts gaat slapen? ______
8. Checkt u 's nachts als u wakker wordt of u berichten hebt? ______
9. Komt u regelmatig slaap tekort door het gebruik van sociale media? ______
10. Gebruikt u vaak sociale media als u zich depressief voelt of verveelt? ______
11. Vindt u zelf wel eens dat u te veel tijd besteed aan sociale media? ______

12. Raakt u in paniek als u uw gsm kwijt bent, ook al verwacht u geen
belangrijk telefoontje? ______

Totaal aantal kruisjes: _______


Kijk nu op hieronder naar je resultaat.

RESULTATEN:
Tel het aantal kruisjes en lees de volgende
resultaten.
Bekijk hieronder in welke categorie hij/zij valt.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 30


Resultaten
Niet verslaafd: 1 kruisje
Wanneer u slechts 1 van deze vragen met ‘ja’ beantwoordt is er waarschijnlijk nog geen
sprake van zorgwekkend gebruik of een verslaving.

Problematisch gedrag: 2 of 3 kruisjes


Wanneer u twee of drie van deze vragen met ‘ja’ beantwoord kan er al sprake zijn van
afhankelijkheid. Sociale media spelen een té grote rol in uw leven en ze beïnvloeden u, zelfs
als u even niet achter de computer of mobiele telefoon zit. Waarschijnlijk lijden andere zaken
er onder, die evengoed belangrijk zijn. Voordat u echt ontspoort moet u er iets aan doen. U
kunt beginnen met proberen wat vaker te pauzeren en af en toe een dagje zonder sociale
media in te lassen.

Verslaafd : 4 of meer kruisjes


Als u bij vier of meer vragen ‘ja’ hebt ingevuld is uw gebruik van sociale media een serieus
probleem. Het richt schade aan in uw leven. Waarschijnlijk richt u uw leven al voor een groot
deel in rondom sociale media en is er sprake van verslaving. We raden u aan meteen tot actie
over te gaan en hulp te zoeken.

Formuleer dan je conclusie. Is jouw klasgenoot verslaafd aan sociale media of niet?
Rapporteer dit aan de klas. Geef ook enkele voorbeelden.

Doel: Je kan informatie die je hebt gehoord met eigen woorden in een paar zinnen vertellen ( =
samenvatten) en je kan jouw opinie geven. (BC 06+10)

Ik denk dat je verslaafd bent.


Ik vind dat je niet verslaafd bent.
Naar mijn mening ben je verslaafd.
Volgens mij ben je niet verslaafd.

Hoe zou je iemand die verslaafd is, kunnen overtuigen (=stimuleren) om minder
sociale media te gebruiken?
Ga per 4 zitten. Brainstorm en kom samen tot 5 goede argumenten om minder sociale
media te gebruiken. Noteer kort in steekwoorden.
Overtuig iemand uit een andere groep met jouw argumenten. Gebruik onderstaande
constructies.

Doel: Je kan iemand overtuigen (stimuleren) om iets te doen (BC 05)

Geef enkele argumenten.


Je kan deze zinnen gebruiken om iemand te
overtuigen:
Je zou beter … + infinitief
Het is beter om….+ te + infinitief
Het is belangrijk dat … + bijzin
Het is echt nodig, want ….

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 31


Sociale media: goede en slechte manieren
Bron: fragment uit “Echt niet OK”, Archief voor het Onderwijs

Doel: Je begrijpt alles van instructies (BC 16).


Je kan uitleggen wat iemand moet doen en hoe (BC 02+03).

Je bekijkt een fragment uit het tv-programma “Echt niet OK”. Dit humoristisch programma
gaat over de ongeschreven regels van goede en slechte manieren. Hoe kunnen we ons
redden uit gênante situaties, of nog beter: hoe ze te vermijden? In deze aflevering staan de
voordelen en valkuilen van de smartphone, Facebook, chatten en sms'en centraal.

Bekijk het stukje over Facebook. Welke tips krijg je? Wat doe je best (niet)?
Noteer kort wat kernwoorden en vertel de tips daarna door aan een collega.
● Je mag …. zeker niet …. + infinitief
● Je moet … + infinitief
● Het is belangrijk om ….. te + infinitief

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 32


Luisteren oefenen: het nieuws
Luister of kijk je soms naar het nieuws in het Nederlands?
Doe je dit op de tv, via de radio of op internet?
Het “gewone” nieuws kan je online vinden op www.vrt.be/vrtnws of vtm.be/vtmgo. Op de
website van AVS (www.avs.be) vind je lokaal nieuws uit Oost-Vlaanderen.

In deze module zal je vaak naar fragmenten moeten luisteren. Die fragmenten zullen langer
zijn en misschien ook wat moeilijker dan de fragmenten die jij vroeger hebt beluisterd. Het
zijn “echte” fragmenten, van de tv of radio. De mensen spreken sneller, sommige mensen
spreken dialect.

Dat is geen reden tot paniek. Als je de tips gebruikt die je hieronder leest, zal je merken dat
het minder moeilijk is dat je denkt.

Je kan deze tips ook gebruiken voor de luistertraining: je zal regelmatig in de klas of thuis
individueel luisteren moeten oefenen. Daarvoor vind je werkbladen achteraan in de bundel.

We oefenen dit eerst samen in de klas, met een recent fragment van het nieuws.

Vooraf

Doel: Je leert je voorbereiden op een luisteroefening door vooraf na te denken wat je al weet over
het onderwerp.. (BC 37)

Begin niet direct te luisteren. Denk eerst even na. Waarover zou het fragment kunnen gaan?
✓ Kijk naar de titel.
✓ Bij een video: kijk naar de beelden zonder geluid.

We doen dit voor het nieuws. Kijk naar de beelden zonder geluid. Waarover zal het gaan,
denk je? Noteer hieronder in kernwoorden.
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………

Nu ben je al een beetje voorbereid om naar het fragment te luisteren. Zo heb je minder
stress en kan je het fragment beter begrijpen.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 33


Luister een eerste keer

Luister een eerste keer.


✓ Schrijf nog niets, maar concentreer je helemaal op het luisteren.
✓ Pauzeer niet, luister volledig.
✓ Het is normaal dat je de eerste keer niet veel begrijpt. Je begrijpt misschien maar
10% van het hele fragment. Dat is niet erg bij deze luistertraining, omdat je meerdere
keren kan luisteren.
✓ Na het luisteren kan je enkele belangrijke woorden noteren op het volgende blad.

Luister nog enkele keren

Doel: Je begrijpt het belangrijkste (=de essentie) uit een fragment en je gebruikt daarvoor de juiste
strategie. (BC 13/15 + BC 37)

Luister nog een aantal keren naar het fragment.

Je moet niet alles begrijpen, maar je probeert de essentie te begrijpen.


Concentreer je op de volgende vragen:
- Wat is er gebeurd?
- Over wie gaat het?
- Waar is dit gebeurd?
- Wanneer is dit gebeurd?
- Waarom is er iets gebeurd? Wat is het resultaat?

Noteer je antwoorden kort in het schema op de volgende pagina. SCHRIJF GEEN ZINNEN.

Vergelijk nu jouw kernwoorden met die van een klasgenoot. Vul je schema aan.
Luister nog een keer. Noteer nog meer woorden. Vergelijk opnieuw met een andere
klasgenoot en vul aan.
Na 3 of 4 keer luisteren en overleggen met klasgenoten, zou je genoeg informatie moeten
hebben om de essentie van het fragment te begrijpen. Het is hier niet de bedoeling dat je
het fragment 100 % begrijpt.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 34


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 35
Nieuwe woorden

Doel: Je leert hoe je de betekenis van nieuwe woorden kan vinden. (BC 39)

Er zullen woorden in de fragment zitten die je niet kent, dat is normaal. Je moet niet alle
woorden begrijpen, maar sommige wel, omdat ze belangrijk zijn om de essentie te begrijpen.
Welke woorden uit het fragment zijn nieuw èn belangrijk?
Noteer ze in het schema.

Hoe kan je nu weten wat ze betekenen? Veel mensen zoeken dan direct op Google
Translate, maar dat hoeft niet.
Er zijn ook andere methodes.
Probeer deze tips:

Knip het woord in stukjes.


vb: klantvriendelijk
- daar zitten de woorden klant en vriendelijk in.
- het laatste stukje is de basis, het eerste stukje geeft extra info.
- het betekent dus: vriendelijk zijn voor klanten

Kijk of de beelden je kunnen helpen.

Gebruik de context. Dat zijn de zinnen die ervoor of erna komen.


vb: Die kleren waren helemaal niet ouderwets. Ze waren heel modern!

Vergelijk met andere woorden. Lijkt het woord op een ander woord dat je
kent?
vb. slagerij

Misschien zijn er toch woorden die je moet opzoeken. Gebruik niet altijd
Google Translate, want er gebeuren soms fouten bij de vertaling. Er is een
handig woordenboek voor mensen die Nederlands leren: Muiswerk. Je kan
online woorden opzoeken of met de app. Het is helemaal gratis.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 36


De website
www.muiswerk.nl/mowb

De app

Samenvatten: waarover gaat het fragment?

Doel: Je kan informatie die je hebt gehoord met eigen woorden in een paar zinnen noteren ( =
samenvatten). (BC 06+07)

Vat het fragment samen in 1 zin, een beetje zoals een titel.
❏ maximum 1 zin
❏ enkel de belangrijkste informatie
❏ Iemand die het fragment niet heeft gehoord, moet direct begrijpen waarover het gaat.

Het artikel gaat over:


………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………..

Rapporteer aan de klas (of aan een klasgenoot).


Vertel in 1 minuut waarover het fragment gaat. Jouw klasgenoten luisteren.
Heb je de belangrijkste informatie verteld?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 37


Jouw mening!

Doel: Je kan jouw opinie (=mening) geven over iets wat je hebt gehoord. (BC 10,17,18)

Wat vind jij daarvan? Vond je het fragment interessant?


Ben je akkoord met wat je hebt gehoord?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 38


Samen doen we het even goed.
Bron: herwerkt materiaal van CVO Antwerpen

Intro

Kijk goed naar het meisje op de foto hieronder. Kijk naar de kleren en het kapsel.
Wanneer is deze foto genomen?
1980 – 1989 1990 – 1999 2000-2009 2015-2019

Het meisje zegt: 'M'n vader vond tandartsassistente echt iets voor mij. Ik dacht
persoonlijk meer aan tandarts.' Over welk probleem spreekt zij?

Hebben we dit probleem vandaag nog?

Project “Bel 10”: Single zijn

“Bel 10” is een project van Radio 1. Samen met


luisteraars verzamelen ze ideeën om problemen in
België en de wereld op te lossen. Op het einde van het
programma stellen ze de ideeën voor aan belangrijke
politici.
Vandaag spreekt Elke over single zijn en alleen wonen.
Single zijn en alleen wonen is niet gemakkelijk. Het
heeft heel veel nadelen, maar ook voordelen.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 39


Kunnen jullie enkele nadelen en voordelen bedenken?

Nadelen van single zijn en alleen wonen Voordelen van single zijn en alleen wonen

We luisteren naar het fragment van Elke.

Doel: Je begrijpt het belangrijkste (= de essentie) uit een fragment. (BC 13.)

Schrijf de belangrijkste woorden uit dit fragment op. (Wie? Wat? Waarom?)
…………………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………………...
……………………………………………………………………………………………………………

Doel: Je begrijpt specifieke informatie. (BC 14.)

Lees de vragen. Heb je de antwoorden gehoord?

1. Welk probleem heeft Elke met een huis kopen?


…………………………………………………………………………………………………………...
2. Vindt Elke samenwonen met vrienden een goed idee? JA NEE
3. Elke praat over fiscale voordelen. Ze zegt: 'Wij worden dubbel gestraft'. Wat bedoelt
ze?
❏ Het leven is duur en we krijgen altijd commentaar.
❏ Het leven is duur en we kunnen geen huis kopen.
❏ Het leven is duur en we moeten extra belastingen betalen.
4. Volgens de reporter kunnen de ouders singles misschien helpen om een huis te kopen.
JA NEE
5. Welk negatief gevoel krijgen singles soms door de maatschappij?
…………………………………………………………………………………………………………...
6. Hoe reageren koppels vaak op de situatie van alleenstaanden?
…………………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………………...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 40


Bekende personen
Rosa Parks

Doel: Je kan informatie die je hebt gehoord of gelezen met eigen woorden in een paar zinnen
vertellen ( = samenvatten. (BC 06)
Je kan informatie en uitleg geven over iets wat gebeurd is (BC 08,11)

Rosa Parks en de bus-boycot


Rosa Parks werd geboren in Tuskegee, Alabama op 
4 februari 1913. Ze leerde al vroeg wat racisme 
inhield: ze zag de Ku Klux Klan voorb haar huis 
marcheren. Haar ouders waren beiden slaaf 
geweest en z vochten voor gel ke rechten. In 
1929, toen ze 16 was, stopte ze met school om 
voor haar zieke moeder en oma te zorgen. 

In het begin van de jaren 50 begon ze zich in te zetten voor de burgerrechtenbeweging, 


als jeugdleider en secretaresse. 

Een dappere daad 

Op 1 december 1955 reed ze met de bus naar huis. In die t d was het normaal dat er in 
de helft van de bus een l n liep. Voor die l n zaten de blanke mensen. Achter de l n zaten 
de zwarte mensen. Maar, als het ‘witte’ deel vol raakte, dan kon die l n ook verschoven 
worden. Dan werd het ‘zwarte’ gedeelte kleiner en zwarten moesten hun plek opgeven 
aan de blanken. Dat gebeurde ook op die ene december. Rosa werd verzocht om op te 
staan voor een blanke, maar weigerde dat. Door haar actie begonnen ook andere zwarte 
reizigers te protesteren. Rosa werd gearresteerd voor de verstoring van de openbare 
orde. 

Montgomery Bus Boycot 

Ondertussen hoorde de zwarte gemeenschap het verhaal en begonnen ze, met dominee 
Martin Luther King aan het hoofd, de bus-boycot. De gemeenschap van 40.000 mensen 
liep naar hun werk, en zo bleven de bussen leeg. Uiteindel k werden de wetten over de 
rassenscheiding in de bus in Alabama ongeldig verklaard in 1956. 

Sterke vrouw 

Rosa Parks had de bus-boycot niet georganiseerd, maar ze werd er wel het symbool van. 
Ze nam één van de moedigste stappen: zich verzetten tegen een systeem dat oneerl k en 
onmensel k was. Hoewel ze heel sterk was, kreeg ze daarna veel problemen. Ze verloor 
haar job en ook haar man werd ontslagen. Uiteindel k verhuisde ze naar Detroit waar ze 
een nieuwe job kreeg. 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 41


Als je dit verhaal wil vertellen, moet je niet alle informatie gebruiken. Vertel geen details.
Vertel alleen de belangrijke informatie.
✓ Onderstreep in elke alinea de belangrijke info.
✓ Maak een spreekschema. Je mag alleen maar woorden schrijven, geen zinnen!
✓ Vertel het verhaal aan een collega.
✓ Je collega luistert en vult een evaluatieblad in (volgende pagina). Je krijgt ook tips
van je collega.
✓ Vertel het verhaal nog eens aan een andere collega.

Alinea 1 Alinea 2

Alinea 4 Alinea 3

Extra luisteren

Surf naar www.schooltv.nl


Zoek een filmpje over Anna Frank of Nelson Mandela. De filmpjes zijn wel in het “Hollands”,
maar niet in het dialect. Je kan ook het transcript van het fragment lezen,

Bekende Belgen?
Ken jij bekende Belgen?
Je kan een lijstje vinden op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_nominaties_voor_de_Grootste_Belg_(VRT)

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 42


Evaluatieblad

Dit moet beter: Dit moet je kunnen: Dit doe je heel goed:

Je begrijpt de oefening niet of Je begrijpt de oefening of de vragen. Je doet de oefening super, je


doet iets anders. De luisteraar moet niet helpen. stelt extra vragen of geeft extra
Je spreekt veel te traag of te De luisteraar begrijpt jou gemakkelijk. info.
snel. Je spreekt in een goed tempo.
De luisteraar begrijpt niet wat je De luisteraar begrijpt je heel
bedoelt. goed.

onvoldoende voldoende goed zeer goed

De structuur van je zinnen is Je gebruikt langere zinnen. Je varieert Je maakt langere zinnen, (bijna)
vaak fout. in zinsbouw. In langere zinnen maak je zonder fouten.
Je maakt geen lange zinnen. nog soms nog fouten.

onvoldoende voldoende goed zeer goed

Je maakt veel fouten met het Je gebruikt het verbum meestal goed. Je gebruikt het verbum zonder
verbum. Je gebruikt spontaan verschillende fouten.
tijden.

onvoldoende voldoende goed zeer goed

Je varieert te weinig in je Je kent de genoeg woorden om vlot Je hebt een gevarieerde


woordgebruik. Je moet te lang en gevarieerd over vertrouwde zaken woordenschat, ook om over
nadenken over de juiste te spreken. abstracte zaken te spreken.
woorden.

onvoldoende voldoende goed zeer goed

Je uitspraak / intonatie zijn niet Je uitspraak/intonatie zijn goed, je Je uitspraak / intonatie zijn
goed, de luisteraar verstaat je maakt fouten maar de luisteraar prima, je maakt bijna geen
niet goed. verstaat je. fouten

onvoldoende voldoende goed zeer goed

OPMERKINGEN EN TIPS:

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 43


Grammatica: de relatieve bijzin

Kijk naar de foto's. Al deze mensen zijn belangrijk in de geschiedenis. Wat weet je over hen?
Noteer kort enkele kernwoorden.
Schrijf daarna een zin met een relatieve bijzin.

Wat weet je over deze


Moeder Teresa is de vrouw die …………….
persoon?
……………………………………………...……
…………………………………………………..

Wat weet je over deze


Oprah Winfrey is de vrouw die ………………
persoon?
……………………………………………...……
……………………………………………...……

Wat weet je over deze


De Dalai Lama is de man die ……………….
persoon?
……………………………………………...……
……………………………………………...……

Wat weet je over deze


Malala Yousafzai is het meisje dat …………
persoon?
……………………………………………...……

……………………………………………...……

Wat weet je over deze


Martin Luther King is de man die ………..…
persoon?
……………………………………………...……

……………………………………………...……

Wat weet je over deze


Nelson Mandela is de man die ………..…
persoon?
……………………………………………...……

……………………………………………...……

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 44


Doel: Je kan iemand beschrijven. (BC 01)

Kan je de onderstaande personen op de foto’s beschrijven?

Op deze foto zie je Madonna.


Madonna is een zangeres die heel lang razend populair
was.
Haar succes dat altijd groeide, begon in de jaren tachtig.

Op deze foto zie je Khaled Hosseini.


Khaled Hosseini is een schrijver die uit Afghanistan komt.
Zijn boek dat het meest verkocht werd, was ‘De
vliegeraar’.

Kies 2 foto’s van personen die je kent. Wat kan je over hen vertellen?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 45


Vlaamse spreektaal - deel 2
Bron: Boek “Wat zegt ge” - website en facebook “Goesting in Taal”

Doel: Je kan langer spreken met je buren, vrienden, collega's, mensen op straat, ... Je gebruikt
hiervoor informele spreektaal om “natuurlijk” te klinken.. (BC 01 + BC 40)

Het Nederlands dat we in de klas spreken en het Nederlands dat je hoort op straat of op je
werk, verschilt soms. Dat komt omdat er invloeden zijn van het dialect. In Vlaanderen zijn er
verschillende dialecten. Om je te helpen de Vlaamse ‘tussentaal’ te begrijpen, tussen het
officiële Nederlands en het dialect, zullen we wat oefenen.

Waweetal?
Welke dialectwoorden heb je al eens gehoord?

______________ ______________ ______________ ______________

______________ ______________ ______________ ______________

______________ ______________ ______________ ______________

______________ ______________ ______________ ______________

Regio-dialecten: taalriedels
Luister naar de dialoog in de verschillende dialecten.
Hoe zeggen ze deze woorden in de de verschillende steden?

Hoe gaat het ? je man/echtgenoot kinderen (heel) goed

Gent

Brussel

Leuven

Antwerpen

Brugge

Limburg

Wat betekent ‘Niet te doen!’ ?

________________________________________________________________________

Oefen de taalriedel van Gent in, samen met de klas.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 46


Wasda?
Oefening 1 - Welke zinnen zijn hier fonetisch geschreven?
1. kebgeengoesting __________________________________
2. kenderniksvan __________________________________
3. kwilternogisoverhebbe __________________________________
4. heeftemgebeld? __________________________________
5. kzaliszien __________________________________
6. kweenie __________________________________
7. dasefeit __________________________________
8. tisniewaarè! __________________________________

Oefening 2 - Welke letters zijn hier weggevallen?


Dasniewaar! = Da_ _s nie_ waar!

kzaltumorgezegge= _k zal __t u morge__ zegge__

Doetanie! = Doe da__ nie__ !

Ebdemijgoegoord? = __ebt __e mij goe__ g__hoord?

Mewiegajenaartstad? = Me__ wie ga je naar ___ stad?

moejenogrije? = Moe__ je nog rij__en?

Extra - De “theorie”
Kenmerk 1
In de uitspraak zullen we vaak de eindklank "t“ of “d“ laten vallen bij de woorden dat, wat,
met en niet, bij het adjectief goed en de werkwoordsvorm gaat. Het woord maar spreken we
vaak uit als ma (met een korte ”a").

Da valt goe mee. Dat valt goed mee.


Da kan ik nie‘ Dat kan ik niet.
Ik heb nie me hem gesproken. Ik heb niet met hem gesproken
Wa zoeken jullíe? Wat zoeken jullie?
Het ga niet zo goe. Het gaat niet zo goed,
Vandaag nie‚ ma morgen wel. Vandaag niet, maar morgen wel.
Da‘s goe. Dat is goed.

Kenmerk 2
Ook de ”n"-klank op het einde van een woord wordt vaak niet hoorbaar uitgesproken.

We zulle morge zien. We zullen morgen zien.


We werke den hele dag. We werken de hele dag.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 47


Kenmerk 3
Goed nieuws voor de Franstaligen: de "h" wordt in de tussentaal vaak niet uitgesproken.

(H)ebt gij (h)ier nen (h)ond gezien? Heb jij hier een hond gezien?
Ik (h)eb (h)aar een (h)oedje gegeven. Ik heb haar een hoedje gegeven.

”Het” wordt dan ook meestal uitgesproken als ‘t.

't is warm Het is warm.


't heeft lang geduurd. Het heeft lang geduurd.
‘t Is nie waar hè! Het is niet waar he!

Kenmerk 4
Het woordje "er” spreken we vaak uit als "der". Dit is om de uitspraak te vergemakkelijken.

Hoeveel hebt ge der? Hoeveel hebje er?


Hebt ge der al met Alain over gesproken? Heb je er al met Alain over
gesproken?

In de uitspraak voegen we vaak een ”n" toe om de verbinding tussen twee woorden te
maken. Meestal begint het woord dat erop volgt met een klinker, een (niet uitgesproken) "h"
of met een "d", ”t" of ”b".

Ne groten auto dezen avond in den apotheek nen hond


Onzen Albert mijnen auto bij den dokter op den E40

”Eens" wordt uitgesproken als “is”en wordt heel vaak gebruikt.

'k zal ’is kijken. Ik zal eens kijken.


Kunt gij ’is efkes komen? Kan jij eens even komen?

Kenmerk 5
In de tussentaal spreken we vaak de genitief -s niet uit op het einde van:

Iets speciaals Hebt ge iets speciaal gedaan dees


weekend?
Niks speciaals Neen, ik heb niks speciaal gedaan.
Iets moeilijks Amai, da’s precies iets moeilijk.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 48


Kenmerk 6
De klank "—oude—” worden meestal uitgesproken als ”-ouwe-"

’t is ne kouwe(n) avond. Het is een koude avond.


Da's nen ouwe computer. Dat is een oude computer.
Kunt ge dat efkes vasthouwen? Kan je dat even vasthouden?
Ge moet dat goed onderhouwen. Je moet dat goed onderhouden.
We zouwen dat kunnen proberen. We zouden dat kunnen proberen.
Kenmerk 7
De klank "-ode” wordt soms uitgesproken als "-ooìe".

De Rooie Duivels zijn goe bezig. De Rode Duivels zijn goed bezig.
Der ligt ne dooie vogel op straat. Er ligt een dode vogel op straat.

Kenmerk 8
De klank "-ede(n)" wordt soms uitgesproken als "-eje(n)".

Da’s al twintig jaar gelejen. Dat is al twintig jaar geleden.


Da’s ne breje rok. Dat is een brede rok.

Kenmerk 9
De klank ”-ijde(n)" wordt soms uitgesproken als "-ijen"

We rijen morgen naar Brussel. We rijden morgen naar Brussel.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 49


Mag ik u iets vragen?
Bron: herwerkt materiaal van o.a. Taalrecht 2.3 Mondeling

Intro: dialoog
Luister naar het gesprek.
Vul de ontbrekende woorden aan

A: Mijnheer, …………………..ik u iets vragen?


B: Jazeker.
A: Ik zou het Atomium willen zien, maar ik weet niet waar het is.
Zou ik ……………...op uw ……………..van Brussel mogen kijken?
B: Natuurlijk, kijkt u maar.
A: Ik ………………….het niet. Zou u me kunnen zeggen hoe ik bij het Atomium kom?
B: …………….., u zou best de tram nemen.
A: Zou u me willen ……………………….waar de tram stopt?
B: …………………, ik moet even nadenken. Ik weet niet precies waar de tram stopt.
In elk …………………...: u zou beter hier in het centrum blijven.
Het Atomium ligt aan de andere kant van Brussel.
A: Maar ik zou het Atomium zo graag ………………….!

Onderlijn in het gesprek de zinnen met zou.


Wat betekenen deze zinnen. Zet een x.

een beleefde een advies een wens


vraag

ik zou … willen ...

Zou ik … mogen...

Zou u … kunnen...

U zou best ….

Zou u .. willen ...

U zou beter ...

Ik zou … graag...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 50


Iets beleefd vragen op de bus of trein

Doel: Je kan op een beleefde manier iets vragen. (BC 01)


Je kan op een beleefde manier advies geven. (BC 02)

Kijk naar de onderstaande situaties.


Stel een beleefde vraag.

verwittigen - halte
Watersportbaan

Wat kan je nog vragen aan


de chauffeur of de andere
reizigers?

deur - openen

Op straat
Maak zinnen met “zou” + infinitief.
Werk samen met een klasgenoot. Je bent A of B.
Kijk alleen naar jouw kolom. Leg een blad op de andere kolom.
● Lees om de beurt de vetgedrukte zin voor.
● Maak van deze zin een een zin met “zou”+ infinitief.
● Doe het gesprek 2 x.
○ De eerste keer help je je klasgenoot. Je zegt de onderstreepte woorden voor.
○ De tweede keer help je je klasgenoot niet meer.
● Controleer wat je klasgenoot zegt.
● Wissel dan van rol en doe de oefening nog een keer.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 51


Situaties
Kies een situatie en speel dit na met een klasgenoot.

● Je zit in de tram met een knappe man/vrouw. Je probeert een gesprek te beginnen.
● Je zit in de tram met een man/vrouw die luid ruzie maakt. Je probeert de krant te
lezen.
● Je zit in de tram en de controleur kom, maar je hebt geen ticketje gekocht.
● Je ontmoet op straat een oude vriend of vriendin. Je vriend of vriendin weet niet
meer wie je bent.
● Je vraagt op straat de weg naar een restaurant aan een man/vrouw, maar die wil
liever zelf voor je koken.
● Je bent met ziekteverlof, maar je komt op straat je baas tegen.

Je mag ook zelf een situatie verzinnen.

Telefonisch inlichtingen vragen - De Vlaamse Infolijn


1700 is het gratis informatienummer van de Vlaamse
overheid, voorheen bekend als de Vlaamse Infolijn. 1700 is
voor burgers, bedrijven en organisaties het eerste
aanspreekpunt voor vragen aan de Vlaamse overheid.

Het gratis nummer 1700 is elke werkdag bereikbaar van 9


tot 19u.

Hieronder staan 2 voorbeelden van situaties waarvoor je kan bellen.


Schrijf bij elk voorbeeld een vraag die je wil stellen.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 52


1. Studietoelagen voor kinderen in het basisonderwijs, secundair onderwijs of hoger
onderwijs.
Vraag: ………………………………………………………………………………………

2. Opleidingscheques voor werknemers die een opleiding willen volgen.


Vraag: ………………………………………………………………………………………

Doel: Je begrijpt specifieke informatie. (BC 14.)

Luisteroefening 1
Luister naar het gesprek en beantwoord de vragen.
1. In welke school zit de dochter van Diana?
………………………………………………………………………………………
2. Waar kan Diana het formulier aanvragen?
………………………………………………………………………………………
3. Welk nummer moet Diana bellen om hulp te krijgen?
………………………………………………………………………………………

Luisteroefening 2
1. Via welke website kan Kris Peeters inloggen?
………………………………………………………………………………………
2. Hoe kan hij inloggen?
………………………………………………………………………………………
3. Hoeveel betaalt Kris Peeters voor de cheque?
………………………………………………………………………………………
4. Mag Kris Peeters de opleidingscheques gebruiken voor de zangles?
………………………………………………………………………………………

Luister nog een keer.


- Welke zinnen vind je vriendelijk? Zet een X.
- Welke zinnen vind je niet vriendelijk? Zet een O
- Vergelijk met je klasgenoten.
- Hoe zorg je dat een zin vriendelijk klinkt?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 53


Gentinfo
Stad Gent heeft ook een informatiepunt: Gentinfo.

Kijk naar het infofilmpje.


Welke info vond je interessant?

Doel: Je begrijpt het belangrijkste (= de essentie) en je kan je mening geven over wat je hebt
gehoord (BC 13+17.)

……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………...

Bij Gentinfo kan u terecht voor:


● Wegwijsvragen: u weet niet bij welke dienst u terechtkunt met uw vraag, of hoe een
procedure verloopt ? Gentinfo helpt u graag verder.
● Suggesties: een suggestie om uw buurt aangenamer of veiliger te maken? Gentinfo
bezorgt uw suggestie aan de juiste stadsdienst.
● Meldingen: wilt u een achtergelaten fiets melden? Of een verzakking van het trottoir
in uw straat? Gentinfo noteert de gegevens en zorgt ervoor dat uw melding bij de
juiste dienst terechtkomt.
● Klachten: hebt u een klacht over de werking of dienstverlening van een stadsdienst?
Gentinfo registreert uw klacht en bezorgt ze aan de juiste dienst met het verzoek uw
klacht te onderzoeken en u een antwoord te bezorgen. Hebt u uw klacht al kenbaar
gemaakt bij een dienst en geraakt u er niet uit met de stadsdiensten, het OCMW,
Ivago of sogent, dan kunt u bij de Ombudsvrouw terecht.
● Bibliotheek: het verlengen en reserveren van geleend materiaal van de stedelijke
bibliotheek (enkel telefonisch).
● Kinderopvang: het aanvragen van een plaats in de kinderopvanginitiatieven van de
Stad Gent (enkel telefonisch).

Spreken: kies samen met een klasgenoot 1 van bovenstaande situaties


en speel een telefoongesprek na. Zit rug aan rug.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 54


Telefoneren: wat zeg je in deze situaties…?
Wat zeg je als je een boodschap wil achterlaten?
Wat zeg je als je merkt dat je een verkeerd nummer gevormd hebt?
Wat zeg je wanneer de collega met wie je gesprekspartner wil spreken pas over twee weken
uit vakantie terugkomt?

Speel het spel met de telefoonkaartjes en je leert het allemaal.


De kaartjes werden ontwikkeld door de Brusselse organisatie PatatiFed. Je vindt veel
interessante oefentips op hun website www.patatifed.be.

Meer oefenen? Volg de gratis online cursus “Telefoneren” van de VDAB.


Zoek op www.vdab.be/onlineleren

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 55


Extra bij deel 6 - Er was eens ...

Een fotoverhaal vertellen


Bron: werkvorm uit het boek "Leerrijk en gezellig" (Babbelonië)

Doel: Je kan een verhaal vertellen. (BC 09+12)

We gaan vandaag in groepjes een verhaal verzinnen. Straks gaan we die verhalen ook aan
elkaar vertellen. Alle verhalen zijn mogelijk: echt gebeurd, fantasie, romantisch, griezel…’

● Bekijk de foto’s op de tafel één voor één en kies er één uit die jou aanspreekt.
● Neem die foto mee naar jouw tafel. Als twee mensen dezelfde foto kiezen, gaan ze
samen zitten.
● Iedereen vertelt aan de kleine tafel over de eigen foto: waarom heb je deze
gekozen? Denk je dat daar een verhaal over te vertellen is?
● De groep kiest (minstens) één foto, waarover een verhaal zal worden verteld. Kies
meteen ook iemand om de ideeën te noteren.
● Bepaal:
○ Wie is de hoofdfiguur, over wie gaat het verhaal?
○ Zijn er andere belangrijke personen?
○ Waar speelt het verhaal zich af: land, planeet, stad of buiten, gebouw,
omgeving…
○ In welke tijd speelt het verhaal?
○ Het verhaal: hoe begint het, wat gebeurt er dan, wie doet wat…
○ Het einde: hoe loopt het af?
○ Waar past de foto of passen de foto’s in het verhaal? Laten we ze meteen
zien of wachten we het juiste moment af? Wat is dat juiste moment dan?
● Kies iemand om het verhaal aan de grote groep te vertellen en iemand om de foto’s
te tonen tijdens het verhaal.

De mooiste herinnering

Doel: Je begrijpt het belangrijkste uit een verhaal. (BC 15).


Je kan een verhaal vertellen. (BC 09+12). Je kan beschrijven hoe je je voelt (BC 04).

In het tv-programma “Iedereen beroemd” is er de rubriek “De mooiste herinnering”. Iemand


vertelt over een persoonlijke ervaring, een mooie herinnering. Illustratrice Sassafras De
Bruyn maakt er telkens een prachtige tekening bij.

Kies een van de filmpjes op www.een.be/iedereen-beroemd/de-mooiste-herinnering

Luister naar het verhaal. Noteer kort wat informatie (enkel woorden, geen zinnen).

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 56


Misschien wil jij ook wel je eigen, mooiste herinnering aan de klas vertellen? Je kan op
internet een passende foto, illustratie of schilderij zoeken.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 57


Extra spreekoefening
Ga in kleine groepjes zitten. Kies om de beurt een situatie. Speel de situatie na.
De leerkracht loopt rond en corrigeert.

1. De serveerster heeft van alles op de grond laten vallen. Wat zeg je?
2. Je kan de deur niet openen want je hebt veel dingen in je handen.
Wat vraag je aan je collega?
3. Je kind ziet er ziek uit. Je vindt dat hij naar bed moet gaan.
Wat adviseer je hem?
4. Je wilt samen met je partner op vakantie. Die wil lui zonnebaden, maar jij denkt aan
duiken. Wat zeg je?
5. De kat van jouw vriend(in) heeft vlooien. Jij weet hoe je dit probleem kan oplossen.
Kijk naar de tekeningen op de volgende pagina en geef instructies.
6. Je wilt dat je kind naar de WC gaat. Wat zeg je?
7. Jouw kind heeft ruzie met andere kinderen omdat hij of zij het speelgoed heeft
afgepakt van de anderen.
8. Jouw collega zegt dat je er moe uitziet. Vertel dat jouw kind ziek is en wat je gisteren
allemaal hebt gedaan.
9. Je loopt stage in een hotel. Jouw baas vraagt jou hoe de eerste dag was.
10. Je bent met enkele medecursisten in de bibliotheek. Zij wachten op de lift maar jij
gaat niet mee. Je wil de trap nemen. Wat zeg je?
11. Een politieagent houdt je ‘s avonds tegen met jouw fiets omdat je geen voorlicht
hebt. Wat zeg je?
12. Een man / vrouw komt in het park naast jou zitten en begint met jou te praten. Hij of
zij wil graag jouw telefoonnummer hebben. Maar jij wil dat niet. Wat zeg je?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 58


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 59
Luistertraining -
werkbladen

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 60


Luistertraining - werkblad

CURSIST : ………………...............................……………..…..……………
Doelen voor luisteren:
Oefening 3+4: Je begrijpt het belangrijkste (=de essentie) van een luisterfragment (BC 13+15)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed
Oefening 5: Je kan jouw opinie (mening) geven over iets wat je hebt gehoord. (BC 17-18)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed

1. Kies een fragment

Zoek een interessant luisterfragment. Je kan zoeken op:


❏ Nedbox (www.nedbox.be)
❏ VRT (www.vrtnu.be)
❏ VTM (www.vtm.be)
❏ Andere: ………………………………….

Wat is de titel: ……………………………………………………………………………………….

Kijk goed naar de titel. Waarover gaat het fragment, denk je? LUISTER NOG NIET.

Schrijf wat je denkt.


…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Waarom wil je naar dit fragment luisteren? Waarom kies je dit?
…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Hoeveel minuten duurt het fragment: …………………………….

2. Welk soort fragment is dit?


Luister 1 x. Luister volledig. Pauzeer niet.

Dit is een
❏ nieuwsbericht
❏ reclamebericht
❏ interview
❏ kookprogramma
❏ reportage
❏ soap
❏ …………………………………………………………….

Het is normaal dat je de eerste keer niet veel begrijpt. Je begrijpt misschien maar 10%
van het hele fragment.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 61


3. Probeer de grote lijnen van het fragment te begrijpen.
Luister verschillende keren. Je mag pauzeren.

Je moet niet alles begrijpen, maar je probeert de essentie te begrijpen.


Concentreer je op de volgende vragen:
- Wat is er gebeurd?
- Over wie gaat het?
- Waar is dit gebeurd?
- Wanneer is dit gebeurd?
- Waarom is het gebeurd? Wat is het resultaat?
Noteer je antwoorden kort hieronder. SCHRIJF GEEN ZINNEN.

4 Vat nu het fragment samen in 1 zin.


- maximum 1 zin
- enkel de belangrijkste informatie
- Iemand die het fragment niet heeft gezien, moet direct begrijpen waarover
het gaat.
Schrijf daaronder nog 4 zinnen met extra informatie

Het fragment gaat over:

……………………...………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 62


Extra info in zinnen.

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

5. Soms moet je ook je mening/opinie geven over het fragment.


Ben je (niet) akkoord met wat ze zeggen? Wat vind jij daarvan?

Wat vind jij van het fragment? Was het interessant of niet?
Ga je akkoord met de informatie die je hoort?
…………………………………………………………………………………………………...……
……………………………………………………………………………...……………………………
.
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………...

ZELFEVALUATIE - Wat vond je van de oefening?

1. Hoeveel keer heb je naar het fragment geluisterd?...................

2. Heb je ondertitels gebruikt? …………………..

3. Hoe ging deze oefening?


❏ Dit ging goed. Ik begreep niet alles, maar wel het belangrijkste. De oefening was
gemakkelijk voor mij.
❏ Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Ik heb veel dingen niet begrepen of fout
begrepen. Deze oefening was te moeilijk voor mij.
❏ Dit ging helemaal niet goed. Ik begreep bijna niets. Deze oefening was veel te moeilijk
voor mij.
4. Wat vond je moeilijk?
❏ Ik begrijp veel woorden niet
❏ Het is te snel
❏ Ik begrijp de oefening/vraag niet
❏ Ik heb te weinig tijd
❏ Ik heb stress als ik luister
❏ Andere: ………………………………………………….

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 63


Luistertraining - werkblad

CURSIST : ………………...............................……………..…..……………
Doelen voor luisteren:
Oefening 3+4: Je begrijpt het belangrijkste (=de essentie) van een luisterfragment (BC 13+15)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed
Oefening 5: Je kan jouw opinie (mening) geven over iets wat je hebt gehoord. (BC 17-18)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed

1. Kies een fragment

Zoek een interessant luisterfragment. Je kan zoeken op:


❏ Nedbox (www.nedbox.be)
❏ VRT (www.vrtnu.be)
❏ VTM (www.vtm.be)
❏ Andere: ………………………………….

Wat is de titel: ……………………………………………………………………………………….

Kijk goed naar de titel. Waarover gaat het fragment, denk je? LUISTER NOG NIET.

Schrijf wat je denkt.


…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Waarom wil je naar dit fragment luisteren? Waarom kies je dit?
…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Hoeveel minuten duurt het fragment: …………………………….

2. Welk soort fragment is dit?


Luister 1 x. Luister volledig. Pauzeer niet.

Dit is een
❏ nieuwsbericht
❏ reclamebericht
❏ interview
❏ kookprogramma
❏ reportage
❏ soap
❏ …………………………………………………………….

Het is normaal dat je de eerste keer niet veel begrijpt. Je begrijpt misschien maar 10%
van het hele fragment.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 64


3. Probeer de grote lijnen van het fragment te begrijpen.
Luister verschillende keren. Je mag pauzeren.

Je moet niet alles begrijpen, maar je probeert de essentie te begrijpen.


Concentreer je op de volgende vragen:
- Wat is er gebeurd?
- Over wie gaat het?
- Waar is dit gebeurd?
- Wanneer is dit gebeurd?
- Waarom is het gebeurd? Wat is het resultaat?
Noteer je antwoorden kort hieronder. SCHRIJF GEEN ZINNEN.

4 Vat nu het fragment samen in 1 zin.


- maximum 1 zin
- enkel de belangrijkste informatie
- Iemand die het fragment niet heeft gezien, moet direct begrijpen waarover
het gaat.
Schrijf daaronder nog 4 zinnen met extra informatie

Het fragment gaat over:

……………………...………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 65


Extra info in zinnen.

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

5. Soms moet je ook je mening/opinie geven over het fragment.


Ben je (niet) akkoord met wat ze zeggen? Wat vind jij daarvan?

Wat vind jij van het fragment? Was het interessant of niet?
Ga je akkoord met de informatie die je hoort?
…………………………………………………………………………………………………...……
……………………………………………………………………………...……………………………
.
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………...

ZELFEVALUATIE - Wat vond je van de oefening?

1. Hoeveel keer heb je naar het fragment geluisterd?...................

2. Heb je ondertitels gebruikt? …………………..

3. Hoe ging deze oefening?


❏ Dit ging goed. Ik begreep niet alles, maar wel het belangrijkste. De oefening was
gemakkelijk voor mij.
❏ Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Ik heb veel dingen niet begrepen of fout
begrepen. Deze oefening was te moeilijk voor mij.
❏ Dit ging helemaal niet goed. Ik begreep bijna niets. Deze oefening was veel te moeilijk
voor mij.
4. Wat vond je moeilijk?
❏ Ik begrijp veel woorden niet
❏ Het is te snel
❏ Ik begrijp de oefening/vraag niet
❏ Ik heb te weinig tijd
❏ Ik heb stress als ik luister
❏ Andere: ………………………………………………….

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 66


Luistertraining - werkblad

CURSIST : ………………...............................……………..…..……………
Doelen voor luisteren:
Oefening 3+4: Je begrijpt het belangrijkste (=de essentie) van een luisterfragment (BC 13+15)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed
Oefening 5: Je kan jouw opinie (mening) geven over iets wat je hebt gehoord. (BC 17-18)
onvoldoende - voldoende - goed - zeer goed

1. Kies een fragment

Zoek een interessant luisterfragment. Je kan zoeken op:


❏ Nedbox (www.nedbox.be)
❏ VRT (www.vrtnu.be)
❏ VTM (www.vtm.be)
❏ Andere: ………………………………….

Wat is de titel: ……………………………………………………………………………………….

Kijk goed naar de titel. Waarover gaat het fragment, denk je? LUISTER NOG NIET.

Schrijf wat je denkt.


…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Waarom wil je naar dit fragment luisteren? Waarom kies je dit?
…………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………….
Hoeveel minuten duurt het fragment: …………………………….

2. Welk soort fragment is dit?


Luister 1 x. Luister volledig. Pauzeer niet.

Dit is een
❏ nieuwsbericht
❏ reclamebericht
❏ interview
❏ kookprogramma
❏ reportage
❏ soap
❏ …………………………………………………………….

Het is normaal dat je de eerste keer niet veel begrijpt. Je begrijpt misschien maar 10%
van het hele fragment.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 67


3. Probeer de grote lijnen van het fragment te begrijpen.
Luister verschillende keren. Je mag pauzeren.

Je moet niet alles begrijpen, maar je probeert de essentie te begrijpen.


Concentreer je op de volgende vragen:
- Wat is er gebeurd?
- Over wie gaat het?
- Waar is dit gebeurd?
- Wanneer is dit gebeurd?
- Waarom is het gebeurd? Wat is het resultaat?
Noteer je antwoorden kort hieronder. SCHRIJF GEEN ZINNEN.

4 Vat nu het fragment samen in 1 zin.


- maximum 1 zin
- enkel de belangrijkste informatie
- Iemand die het fragment niet heeft gezien, moet direct begrijpen waarover
het gaat.
Schrijf daaronder nog 4 zinnen met extra informatie

Het fragment gaat over:

……………………...………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 68


Extra info in zinnen.

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

……………………...………………………………………………………………………………

5. Soms moet je ook je mening/opinie geven over het fragment.


Ben je (niet) akkoord met wat ze zeggen? Wat vind jij daarvan?

Wat vind jij van het fragment? Was het interessant of niet?
Ga je akkoord met de informatie die je hoort?
…………………………………………………………………………………………………...……
……………………………………………………………………………...……………………………
.
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………...

ZELFEVALUATIE - Wat vond je van de oefening?

1. Hoeveel keer heb je naar het fragment geluisterd?...................

2. Heb je ondertitels gebruikt? …………………..

3. Hoe ging deze oefening?


❏ Dit ging goed. Ik begreep niet alles, maar wel het belangrijkste. De oefening was
gemakkelijk voor mij.
❏ Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Ik heb veel dingen niet begrepen of fout
begrepen. Deze oefening was te moeilijk voor mij.
❏ Dit ging helemaal niet goed. Ik begreep bijna niets. Deze oefening was veel te moeilijk
voor mij.
4. Wat vond je moeilijk?
❏ Ik begrijp veel woorden niet
❏ Het is te snel
❏ Ik begrijp de oefening/vraag niet
❏ Ik heb te weinig tijd
❏ Ik heb stress als ik luister
❏ Andere: ………………………………………………….

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 69


Luistertraining -
oefeningen

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 70


Luistertraining - Klimaat en energie
Dit is een luistertraining. Je maakt deze taak zelfstandig. Je beluistert de fragmenten op je
telefoon of tablet. Je kan de taak op eigen tempo maken.

Intro
Klimaatverandering is een belangrijk thema in de media. Maar wat weet je er al van? Praat
erover met je buur en schrijf hier wat je al weet:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Oefening 1
Bekijk dit Nederlands filmpje om te weten wat de klimaatverandering veroorzaakt.
https://www.youtube.com/watch?v=z5qYDfRJTxw

Hoe ontstaat klimaatverandering?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Waar komen broeikasgassen vandaan?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Wat gebeurt er als de planeet 1% opwarmt?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Welke oplossingen zijn er ?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 71


Oefening 2
Een volgend filmpje informeert over Vlaanderen.
https://www.vmm.be/tips/spelen-en-leren/video-hoe-gaat-het-met-ons-klimaat
Hoe verandert het weer onder invloed van de broeikasgassen?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Wat gebeurt er met de steden in Vlaanderen bij klimaatopwarming?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Wat kan Vlaanderen doen om de schade te beperken, of om zich aan te passen aan de
opwarming?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Oefening 3

Kijk naar dit filmpje over de impact van vliegtuigen op het klimaat.
https://www.youtube.com/watch?v=XS6Oow1OHSY

Hoeveel passagiers zullen er zijn tegen 2035?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Vliegen is slecht voor het milieu door de CO2-uitstoot, maar wat kan je doen om die uitstoot
te compenseren?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Hoeveel passagiers van de luchthaven van Schiphol compenseerden hun uitstoot?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Waarom zijn er geen extra CO2-belastingen voor de luchtvaartsector?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Wat is de inhoud van het historisch akkoord van Montreal?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Is dat genoeg? Wat moet er echt gebeuren?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 72


Oefening 4
Kijk naar dit filmpje over de impact van de vleesindustrie
https://www.bewustverbruiken.be/artikel/animatiefilmpje-over-impact-van-vleesindustrie

Hoeveel mensen kunnen plantaardig eten voor dezelfde grond die nodig is voor een biefstuk
voor 1 persoon?
……………………………………………………………………………………………………………
Hoeveel mensen zullen er zijn in 2050?
……………………………………………………………………………………………………………
Welke hulp heeft de consument nodig om meer plantaardig te eten? Noem twee dingen.
- …………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………...…………
- …………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………...…………

Oefening 5
Landbouw is een sector die voor methaan- en CO2-uitstoot zorgt, vooral industriële
landbouw, waar heel veel dieren in een stal zitten. Sommige boeren doen al heel erg hun
best om zich aan te passen. Kijk naar dit filmpje over bioboerderij ‘De Zwaluw’.
https://www.greenpeace.org/belgium/nl/story/4187/veeteelt-met-respect-voor-klimaat-milieu-
en-dieren-video/

Op deze boerderij is de ‘kringloop zo veel mogelijk gesloten’. Wat bedoelt boer Nils Mouton
daarmee?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 73


Oefening 6
In dit filmpje zie je wat we zelf kunnen doen in Gent om ons voor te bereiden op de
klimaatverandering.
https://klimaat.stad.gent/nl/klimaatverandering-gent-wat-kan-je-zelf-doen

Welke oplossingen stelt de presentator voor?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Tot slot: een quiz


Test met deze quiz wat je nu weet over de klimaatopwarming:
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2019/01/09/quiz-wat-weet-u-over-de-klimaatopwarming-en-hoe-
pakken-we-het/

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 74


Luistertraining: Brussel
Dit is een luistertraining. Je maakt deze taak zelfstandig. Je beluistert de fragmenten op je
telefoon of tablet. Je kan de taak op eigen tempo maken.

Oefening 1 - Het Koninklijk Paleis


Bekijk het filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=Wzmxo8gp4L4
Wie heeft het Koninklijk Paleis in Brussel laten bouwen?
…………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………
Welk ander belangrijk gebouw ligt er in de buurt van het Koninklijk Paleis?
…………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………

Woont de koning in het Koninklijk Paleis in Brussel?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Waar loopt de tunnel onder het koninklijk Paleis naartoe?


……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Met wie schreef koningin Elisabeth brieven? (5:44)
……………………………………………………………………………………………………………
Wat is de koningin Elisabethwedstrijd?
……………………………………………………………………………………………………………
Hoeveel kevers hangen er aan het plafond in de spiegelzaal? (6:55)
……………………………………………………………………………………………………………
De kunstenaar van het Keverplafond, Jan Fabre, heeft doodskoppen en afgehakte armen in
zijn kunstwerk verwerkt. Wat betekent dat? Waarnaar verwijst dat?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 75


Oefening 2 - Manneken Pis

Kijk naar dit filmpje


https://www.bruzz.be/videoreeks/bruzz-24-30112016/video-jouw-vraag-waarom-staat-het-sta
ndbeeld-van-jeanneke-pis-niet

Sinds wanneer bestaat dit beeldje van Manneken Pis?


……………………………………………………………………………………
Waarom maakte men een beeldje van een plassend kindje?
……………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Kijk naar een tweede filmpje.


https://www.knack.be/nieuws/is-de-huidige-manneken-pis-de-echte/video-iwatch-592
095.html

Wat is er al een aantal keer gebeurd met het beeldje van Manneken Pis?
……………………………………………………………………………………………………………

Waar staat de originele versie van Manneken Pis? ……………………...


Hoe gaan de onderzoekers testen of dit het echte Manneken Pis is?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………

Spreekoefening
Organiseer een dag naar Brussel.
Je wil rond 9u00 vertrekken met de trein naar Brussel Centraal. Kijk op www.nmbs.be en
zoek om welk uur en op welk perron je de trein best neemt.

Je wil ‘s middags ergens eten. Ga je een picknick meenemen of op restaurant? Ga eens


kijken op https://www.tripadvisor.be/Restaurants-g188644-Brussels.html

Willen jullie een stadswandeling doen?


https://www.reisroutes.be/gratis-reisgidsen/confirm/?m=download&id=23&r=Brussel

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 76


Extra grammatica-
oefeningen

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 77


Taaltempo Imperfectum

1. Stond jij vroeger elke dag vroeg op? Ja/nee, vroeger...

2. Reed je vroeger vaak te snel? Ja/nee, vroeger ...

3. At jij als kind veel fruit? Ja/nee, als kind...

4. Koos je soms de verkeerde Ja/nee, ...


vrienden?

5. Moest jij als tiener een beugel Ja/nee, als tiener...


dragen?

6. Klom je vaak in bomen? Ja/nee, ...

7. Koos jouw moeder vroeger jouw Ja/nee, vroeger...


kleren?

8. Hield je van jouw huis? Ja/nee, ...

9. Maakte je ruzie op school? Ja/nee, op school...

10. Liep je mee met anderen naar Ja/nee, ...


school?

11. Speelde jij soms op straat? Ja/nee, soms...

12. Ontbeet je elke dag? Ja/nee, ...

13. Keek jij elke avond naar tv? Ja/nee,....

14. Gaf je vaak op bij een spelletje? Ja/nee,....

15. Hielp jij soms je moeder in de Ja/nee,....


keuken?

16. Moesten jullie in de rij staan vóór de Ja/nee,....


bel ging?

17. Poetste jij elke ochtend je tanden? Ja/nee,....

18. Luisterde jij goed naar jouw ouders? Ja/nee,....

19. Deed je altijd je schoenen uit als je Ja/nee,....


binnenkwam?

20. Hing je soms aan de takken van de Ja/nee,....


bomen?

21. Riep je wel eens tegen de leraar? Ja/nee,....

22. Stuurde je berichtjes naar je Ja/nee, tijdens de les ...


vrienden tijdens de les?

23. Verloor je soms eens iets op school? Ja, af en toe ...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 78


24. Verloor je soms een wedstrijd op Ja/nee,....
school?

25. Vergeleek je je vaak met anderen? Ja/nee,....

26. Vond je jezelf een goede leerling? Ja/nee,....

27. Zwom je regelmatig? Ja/nee,....

28. Zat je vaak alleen in een hoekje? Ja/nee,....

29. Vertrok je dikwijls te laat van huis? Ja/nee,....

30. Verdween je soms wel eens van Ja/nee,....


huis?

31. Vocht je soms met andere kinderen? Ja/nee,....

32. Vlocht je soms je haar of dat van Ja/nee,....


anderen?

33. Trok je soms aan het haar van Ja/nee,....


andere kinderen?

34. Wou je altijd winnen bij spelletjes? Ja/nee,....

35. Zong je in een kinderkoor? Ja/nee,....

36. Sprak je al meerdere talen als kind? Ja/nee,....

37. Reed je veel met de fiets? Ja/nee,....

38. Schrok je gemakkelijk? Ja/nee,....

39. Sloeg je soms andere kinderen? Ja/nee,....

40. Stal je soms snoepjes van je Ja/nee,....


vriendjes?

41. Sliep je veel? Ja/nee,....

42. Dronk je veel melk? Ja/nee,....

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 79


Langere zinnen maken
Kijk naar de prenten. Maak lange zinnen met “toen” en in het imperfectum.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 80


Lange zinnen maken
Bron: “Doe wat met Grammatica” - oefenboek 1

Werk per 2. Combineer telkens twee tekeningen door middel van een voegwoord
(conjunctie).

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 81


Stripverhaal 1 - de dokter en de agent
Bron: een tekening van Quino
Vertel dit verhaal in het imperfectum.
Brainstorm eerst samen in groep. Noteer geen zinnen, maar wel interessante woorden.
Vertel daarna het verhaal aan de hand van de steekwoorden.
Gebruik structuurwoorden om tijd uit te drukken: eerst, daarna, toen, dan, terwijl, ...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 82


Stripverhaal 2 - Daan levert een bestelling

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 83


Wat zou je doen?

WAT ZOU JE DOEN ALS


WAT ZOU JE DOEN WAT ZOU JE DOEN ALS
ER EEN DISCOTHEEK
ALS JE DE LOTTO ER GEEN TV
NAAST JE DEUR
WON? BESTOND?
KWAM?

WAT ZOU JE DOEN ALS WAT ZOU JE DOEN ALS


WAT ZOU JE DOEN ALS
JE EEN MAN/VROUW JE EERSTE MINISTER
HET MOOI WEER WAS?
WAS? VAN BELGIE WAS?

ALS JE MOCHT
WAT ZOU JE DOEN ALS
WAT ZOU JE DOEN ALS AFSPREKEN MET EEN
JE NOG MAAR 3
EEN DIEF JOUW AUTO BEROEMD PERSOON,
MAANDEN TE LEVEN
WOU STELEN? MET WIE ZOU JE DAT
HAD?
DOEN?

WAT ZOU JE DOEN ALS WAAR ZOU JE NAAR


ALS JE EEN DIER KON
JE EEN DAG TOE GAAN ALS JE
ZIJN, WELK DIER ZOU
ONZICHTBAAR KON TERUG KON GAAN IN
JE ZIJN?
ZIJN? DE TIJD?

WIE ZOU JE BELLEN


ALS JE EEN WENS WAT ZOU JE DOEN ALS
ALS JE
MOCHT DOEN, WAT JE AUTOPECH KREEG
GEARRESTEERD
ZOU JE WENSEN? OP DE SNELWEG?
WERD VOOR MOORD?

ALS EEN DAG 25 UUR ALS JE EEN IETS KON ALS ER MAAR 1 BOEK
HAD, WAT ZOU JE VERANDEREN AAN BESTOND, WELK BOEK
DOEN MET HET EXTRA JEZELF, WAT ZOU HET ZOU DAT MOETEN
UUR? ZIJN? ZIJN?

ALS JE MOEST KIEZEN


WAT ZOU JE DOEN ALS TUSSEN LIEFDE EN ALS JE SPEELGOED
JE EEN PORTEFEUILLE GEEN GELD OF GEEN WAS, WAT ZOU JE
VOND MET 1000 EURO? LIEFDE EN VEEL GELD, ZIJN?
WAT ZOU JE KIEZEN?

ALS JE KON KIEZEN


WAT ZOU JE DOEN ALS ALS JE EEN VRIEND
TUSSEN RIJKDOM EN
JE PLOTS EEN BEER IETS ZAG STELEN, WAT
INTELLIGENTIE, WAT
ZAG OP STRAAT? ZOU JE DOEN?
ZOU JE KIEZEN?

ALS JE JE ALS JE NAAR EEN


ALS JE EEN CURSIST
ZWEMBROEK HAD ONBEWOOND EILAND
ZAG SPIEKEN OP HET
VERLOREN TIJDENS MOEST VERHUIZEN,
EXAMEN, WAT ZOU JE
HET ZWEMMEN, WAT WELKE 5 DINGEN ZOU
DOEN?
ZOU JE DOEN? JE MEENEMEN?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 84


Draaikaartjes “er” als plaats - voorkant

Is het druk in de Kan ik eten in een Mag je zus dansen in


supermarkt? restaurant? het café?

Staat de map in de Woont jouw broer in Is Peter in de


kast? Brugge? woonkamer?

Is het koud in de Ligt de sleutel onder de


Is Els op haar kamer?
bergen? mat?

Zijn we bijna in Ligt de krant op de


Is de hond in de tuin?
Frankrijk? tafel?

Werkt jouw broer in die


Zingt An in de kerk? Zit de leeuw in de kooi?
fabriek?

Zwemt de vis in de Heb jij een tv op je


Loopt Peter in het park?
vijver? kamer?

Heb jij een schram op je Heb jij muizen in je Heeft An een vlek op
arm? huis? haar trui?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 85


Draaikaartjes “er” als plaats - achterkant

Ja, zij mag er dansen. Ja, je kan er eten. Ja, het is er druk.
Nee, zij mag er niet dansen. Nee, je kan er niet eten. Nee, het is er niet druk.

Ja, Peter is er. Ja, hij woont er. Ja, de map staat er.
Nee, Peter is er niet. Nee, hij woont er niet. Nee, de map staat er niet.

Ja, de sleutels liggen er.


Ja, Els is er. Ja, het is er koud.
Nee, de sleutels liggen er
Nee, Els is er niet. Nee, het is er niet koud.
niet.

Ja, de krant ligt er. Ja, we zijn er bijna. Ja, de hond is er.
Nee, de krant ligt er niet. Nee, we zijn er nog niet. Nee, de hond is er niet.

Ja, de leeuw zit er. Ja, An zingt er. Ja, mijn broer werkt er.
Nee, de leeuw zit er niet. Nee, An zingt er niet. Nee, mijn broer werkt er niet.

Ja, ik heb er een tv. Ja, Peter loopt er. Ja, de vis zwemt er.
Nee, ik heb er geen tv. Nee, Peter loopt er niet. Nee, de vis zwemt er niet.

Ja, An heeft er een vlek. Ja, ik heb er muizen. Ja, ik heb er een schram.
Nee, An heeft er geen vlek. Nee, je heb er geen muizen. Nee, ik heb er geen schram.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 86


Taaltempo “er”
Oefen per 2
✓ Cursist 1 kijkt naar het blad. Hij/zij leest de vraag en controleert het antwoord van
cursist 2.
✓ Cursist 2 werkt zonder blad. Hij/zij luistert goed naar de vraag en antwoord.
✓ Varieer:
○ Antwoord in de eerste ronde met ‘ja’
○ Antwoord in de tweede ronde met ‘nee’

Alleen oefenen? Vouw je blad in twee of leg iets op de tweede helft. Controleer jezelf.
Controleer je timing. Hoeveel zinnen kan je doen in 1 minuut? Probeer altijd sneller te
worden, zo oefen je de “routine”.

Vraag Antwoord

1. Komt er vanavond iemand bij je op bezoek? 1. Ja, er komt iemand bij me op bezoek.
Nee, er komt niemand bij me op bezoek.
2. Ben je al eens in New York geweest? 2. Ja, ik ben er al eens geweest.
Nee, ik ben er nog niet geweest.
Nee, ik ben er nog nooit geweest.
3. Was er veel lawaai op straat vannacht? 3. Ja, er was veel lawaai op straat vannacht.
Nee, er was niet veel / geen lawaai op straat vannacht.
4. Woon jij ook in Gent ? 4. Ja, ik woon er ook.
Nee, ik woon er niet.
5. Is er in jouw land veel natuur ? 5. Ja, er is veel natuur in mijn land.
Nee, er is niet veel natuur in mijn land.
6. Is de lerares in de klas ? 6. Ja, de lerares is er.
Nee, de lerares is er niet.
7. Zit je graag op die plaats ? 7. Ja, ik zit er graag.
Nee, ik zit er niet graag.
8. Lopen er drie vrouwen op straat? 8. Ja, er lopen drie vrouwen op straat.
Nee, er lopen geen drie vrouwen op straat.
9. Ligt er iets op de grond ? 9. Ja, er ligt iets op de grond.
Nee, er ligt niets op de grond.
10.Heb je naar de radio geluisterd ? 10.Ja, ik heb ernaar geluisterd.
Nee, ik heb er niet naar geluisterd.
11. Luister je vaak naar de radio ? 11. Ja, ik luister er vaak naar.
Nee, ik luister er niet vaak naar.
12.Heb je over politiek gepraat? 12.Ja, ik heb erover gepraat.
Nee, ik heb er niet over gepraat.
13.Praat je graag over politiek? 13.Ja, ik praat er graag over.
Nee, ik praat er niet graag over.
14.Wacht jij op de dokter ? 14.Ja, ik wacht op hem.
Nee, ik wacht niet op hem.
15.Wacht je al lang op de dokter ? 15.Ja, ik wacht al lang op hem.
Nee, ik wacht nog niet zo lang op hem.
16.Heb je over je hobby gepraat ? 16.Ja, ik heb erover gepraat.
Nee, ik heb er niet over gepraat.
17.Praat je vaak over je hobby ? 17.Ja, ik praat er vaak over.
Nee, ik praat er niet vaak over.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 87


18.Heb je aan de vakantie gedacht ? 18.Ja, ik heb eraan gedacht.
Nee, ik heb er niet aan gedacht.
19.Denk je graag aan de vakantie ? 19.Ja, ik denk er graag aan.
Nee, ik denk er niet graag aan.
20.Heb je met Monica gedanst ? 20.Ja, ik heb met haar gedanst.
Nee, ik heb niet met haar gedanst.
21.Dans je graag met Monica ? 21.Ja, ik dans graag met haar.
Nee, ik dans niet graag met haar.
22.Heb je van een reis gedroomd ? 22.Ja, ik heb ervan gedroomd.
Nee, ik heb er niet van gedroomd.
23.Droom je al lang van een reis ? 23.Ja, ik droom er al lang van.
Nee, ik droom er nog niet zo lang van.
24.Heb je naar die film gekeken ? 24.Ja, ik heb ernaar gekeken.
Nee, ik heb er nog niet naar gekeken.
25.Kijk je graag naar dat soort films ? 25.Ja, ik kijk er graag naar.
Nee, ik kijk er niet graag naar.
26.Heb je dorst gekregen van die spaghetti ? 26.Ja, ik heb er dorst van gekregen.
Nee, ik heb er geen dorst van gekregen.
27.Krijg je altijd dorst van spaghetti ? 27.Ja, ik krijg er altijd dorst van.
Nee, ik krijg er niet altijd dorst van.
28.Heb je zin in een ijsje ? 28.Ja, ik heb er zin in.
Nee, ik heb er geen zin in.
29.Heb je vaak zin in een ijsje ? 29.Ja, ik heb er vaak zin in.
Nee, ik heb er niet vaak zin in.
30.Heb je op mijn telefoontje gewacht ? 30.Ja, ik heb erop gewacht.
Nee, ik heb er niet op gewacht.
31.Wacht je graag op een telefoontje ? 31.Ja, ik wacht er graag op.
Nee, ik wacht er niet graag op.
32.Heb je bloemen op tafel gezet ? 32.Ja, ik heb er op tafel gezet.
Nee, ik heb er geen op tafel gezet.
33.Zet je altijd bloemen op tafel ? 33.Ja, ik zet er altijd op tafel.
Nee, ik zet er nooit op tafel.
34.Heb je aan een nieuwe job gedacht ? 34.Ja, ik heb eraan gedacht.
Nee, ik heb er niet aan gedacht.
35.Denk je vaak aan een nieuwe job ? 35.Ja, ik denk er vaak aan.
Nee, ik denk er niet vaak aan.
36.Hou jij van katten ? 36.Ja, ik hou ervan.
Nee, ik hou er niet van.
37.Liggen de messen in die kast ? 37.Ja, ze liggen er.
Nee, ze liggen er niet.
38.Heb je al in dat boek geschreven ? 38.Ja, ik heb er al in geschreven.
Nee, ik heb er nog niet ingeschreven.
39.Is er telefoon voor mij ? 39.Ja, er is telefoon voor mij.
Nee, er is geen telefoon voor mij.
40.Heb je van de vakantie genoten ? 40.Ja, ik heb ervan genoten.
Nee, ik heb er niet van genoten.
41.Geniet jij altijd van de vakantie ? 41.Ja, ik geniet er altijd van.
Nee, ik geniet er niet altijd van.
42.Heb je naar het nieuws gekeken? 42.Ja, ik heb ernaar gekeken.
Nee, ik heb er niet naar gekeken.
43.Hou je van de Nederlands taal ? 43.Ja, ik hou ervan.
Nee, ik hou er niet van.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 88


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 89
Grammatica-
kaarten

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 90


KAART 1 - Tijd uitdrukken

TOEN

Ik speelde verstoppertje toen ik klein was.

zin  TOEN  S  EXTRA INFO  VERBUM 

Toen ik klein was, speelde ik verstoppertje.

TOEN  S  EXTRA INFO  VERBUM  zin met INVERSIE 

TOEN + IMPERFECTUM 

TERWIJL (de acties gebeuren tegelijk)

Wij luisterden naar muziek terwijl wij het eten maakten.

zin  TERW L  S  EXTRA INFO  VERBA 

Terwijl wij het eten maakten, luisteren wij naar muziek.

TERW L  S  EXTRA INFO  VERBUM  zin met INVERSIE 

ZODRA (= vanaf het moment = de 2e actie gebeurt direct na de 1e )

We zetten onze gsm aan zodra de film zeker gedaan is.

zin  ZODRA  S  EXTRA INFO  VERBA 

onze
Zodra de film zeker gedaan is zetten we
gsm aan.

ZODRA  S  EXTRA INFO  VERBUM  zin met INVERSIE 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 91


SINDS (de actie begon vanaf dat moment )

Ik voel me fitter sinds ik minder vlees eet.


zin  SINDS  S  EXTRA INFO  VERBA 

me
Sinds ik minder vlees eet, voel ik
fitter.
SINDS  S  EXTRA INFO  VERBUM  zin met INVERSIE 

De actie uit de sinds-zin duurt nog verder: 


Sinds ik in België woon, fiets ik meer: ik woon nog steeds in België.
Sinds ik in België kwam, fiets ik meer: ‘komen’ is gedaan!

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 92


KAART 2 - Volgorde uitdrukken

EERST, DAN, DAARNA

Ze heeft haar sleutels genomen DAN is ze naar school vertrokken.

zin  zin met inversie

EERST gaan we werken en DAARNA doen we een spelletje.

zin met inversie  zin met inversie

EERST, DAN, DAARNA + INVERSIE. 

VOOR + SUBSTANTIEF

Voor de reis controleer ik mijn banden.


VOOR + SUBSTANTIEF  zin met inversie 
(= extra info) 

VOOR+ SUBSTANTIEF + INVERSIE 

VOORDAT (= voor + bijzin)

Ik controleer mijn banden VOORDAT ik op vakantie vertrek.


zin  VOORDAT  S  EXTRA INFO  VERBA 

VOORDAG ik op reis vertrek controleer ik mijn banden.

VOORDAT  S  EXTRA INFO  VERBUM  zin met INVERSIE 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 93


NA+ SUBSTANTIEF

Voor het eten poets ik mijn tanden.


NA + SUBSTANTIEF  zin met inversie 
(= extra info) 

NA + SUBSTANTIEF + INVERSIE 

NADAT (= NA+ bijzin)

heb
Ik poets mijn tanden NADAT ik een snoepje
gegeten.
zin  VOORDAT  S  EXTRA INFO  VERBA 

NADAT ik een snoepje heb gegeten poets ik mijn tanden.

VOORDAT  S  EXTRA INFO  VERBA  zin met INVERSIE 

NADAT + perfectum of plusquamperfectum

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 94


KAART 3 - Tegenstelling en contrast

MAAR

Ik kom uit België MAAR ik woon in Spanje.

TOCH

De zon schijnt, TOCH is het koud.

We hebben ons gehaast maar TOCH hebben we de bus gemist.

zin met inversie

Dit kan ook:


Ik heb goed geslapen en ik ben TOCH moe.
met TOCH kan je een andere tegenstelling versterken.

HOEWEL

Het is koud HOEWEL de zon schijnt.


Hij ging met de fiets HOEWEL het heel erg regende.
Ze kuste een kikker HOEWEL ze dat niet leuk vond.
zin  HOEWEL  S  EXTRA INFO  VERBA 

HOEWEL de zon schijnt, is het koud.


HOEWEL het heel erg regende, ging hij met de fiets.
HOEWEL ze dat niet leuk vond, kuste ze een kikker
EXTRA  zin met INVERSIE 
VOORDAT  S  VERBA 
INFO 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 95


KAART 4 - Reden uitdrukken(daardoor, daarom)

Ik ben ziek, DAARDOOR kom ik niet.


Het stormde heel hard, DAARDOOR ontwortelde de boom.
Zij heeft niet genoeg geslapen, DAAROM is zij moe.
Hij was aan het bellen, DAARDOOR heeft hij niet opgelet.

zin met inversie


zin 

Je kan NIET BEGINNEN MET DAAROM/DAARDOOR 


Daarom is z moe, z heeft niet genoeg geslapen. 
De DAAROM/DAARDOOR-zin is de zin met de 2de ACTIVITEIT 

* In theorie gebruik je daardoor voor een oorzaak (= externe omstandigheid) en daarom voor een
reden (=beslissing door de mens ), in de praktijk kan daarom in beide situaties

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 96


KAART 5 - Vertellen wat je hoorde of las (indirecte rede)

Je herhaalt een ZIN:

Ik hoorde dat je ziek bent.


Hij heeft gezegd dat ik morgen moet komen.

zin  dat  S  EXTRA INFO  VERBA 

Je herhaalt een ja/nee - VRAAG:

Ze vraagt of de huisbaas morgen komt.


Hij heeft gevraagd of de kinderen ziek zijn.

zin  of  S  EXTRA INFO  VERBA 

zich afvragen Ik vraag me af OF het morgen zal regenen.


niet zeker zijn Hij is niet zeker OF de factuur klopt.
niet weten We weten niet OF die computer nog werkt.

Je herhaalt een VRAAG met een vraagwoord:

Ze heeft gevraagd wanneer de winkel open is.


Hij vraagt waarom hij niet heeft getelefoneerd.

zin  vraagwoord  S  EXTRA INFO  VERBA 

zich afvragen Ik vraag me af WANNEER het zal stoppen met regenen.


niet zeker zijn Hij is niet zeker WANNEER hij de factuur moet betalen.
niet weten We weten niet HOE die machine werkt.

❢ ZEKERE INFORMATIE: bijzin met “dat”


Ik weet dat ik geslaagd ben.
ONZEKERE INFORMATIE: bijzin met “of”
Ik weet niet zeker of ik geslaagd ben.

Je gebruikt het ook als je een beleefde vraag wil stellen.


Kunt u me zeggen wanneer de cursus begint?”
Weet u of de bus nog komt?

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 97


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 98
KAART 6- Extra info geven met een zin (relatieve bijzin)
Zonder prepositie

Het is een job die ik interessant vind.


Een schrijnwerker is iemand die meubels maakt.
zin met DE- WOORD  DIE  S  EXTRA INFO  VERBA 

Het is een artikel dat ik interessant vind.


Daar loopt het meisje dat met mij samenwerkt.
zin met HET- WOORD  DAT  S  EXTRA INFO  VERBA 
 

Verba met vaste prepositie in de zin


(werken met, denken aan, wachten op, houden van, luisteren naar, praten met, praten
over….)

Je geeft extra info over een DING:

Het is een job waarVAN ik houd.


Eindelijk komt het boek waarOP wij al zo lang wachtten.
Een perforator is een ding waarMEE je gaatjes kan maken.
WAAR +  EXTRA 
zin met ding (= object)  S  VERBA 
prepositie  INFO 

Je geeft extra info over een PERSOON: 

Daar is de man VAN wie ik houd.


Eindelijk komt de collega OP wie wij al zo lang wachtten.
Zij is iemand MET wie je goed kan samenwerken..
prepositie 
zin met persoon  S  EXTRA INFO  VERBA 
+ WIE 
 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 99


KAART 7 - Separabele verba
In de HOOFDZIN

Ik was de borden af.


Hij kijkt de oefening na.
Wij staan elke dag om 07.00u op.
Zij nodigden al hun vrienden uit.
S  1e deel VERBUM  extra info  2e deel VERBUM 

In de BIJZIN

Zij is blij omdat ik de borden afwas


Hij concentreert zich als hij de oefening nakijkt.
Wij zijn moe omdat wij elke dag om 06.00u opstaan.
Ik denk dat zij al hun vrienden uitnodigden.
1e deel + 2e 
zin  conjunctie  S  extra info 
deel VERBUM 

Met OM + TE-INFINITIEF

Ik vind het niet leuk om de borden af te wassen.


Hij neemt genoeg tijd om de oefening na te kijken.
Wij vinden het nodig om elke dag op te staan.
Ze sturen mooie kaarten om al hun vrienden uit te nodigen.
1e deel  2e deel 
zin  om  extra info  TE 
VERBUM  VERBUM (inf) 

De TIJDEN:

PRESENS IMPERFECTUM PERFECTUM


ik was af ik waste af ik heb afgewassen
jij kijkt na jij keek na jij hebt nagekeken
hij staat op hij stond op hij is opgestaan
wij nodigen uit wij nodigden uit wij hebben uitgenodigd

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 100


KAART 8 - Perfectum vs imperfectum

WANNEER PERFECTUM? WANNEER IMPERFECTUM?

In 1962 zijn we naar Zwolle verhuisd. Toen Juliana op bezoek kwam, was ik erg
Daar hebben we een huis gekocht. nerveus. Ik vergat koekjes bij de thee te
Koningin Juliana is toen bij ons op bezoek doen, maar dat vond ze helemaal niet erg.
geweest. Onze jongste zoon is haar lieve Ze dronk hem gewoon zonder koekje.
glimlach nooit vergeten.

Je vertelt iets over TOEN  Je vertelt iets over TOEN 


Vanuit het perspectief van NU.  Vanuit het perspectief van TOEN. 
Het resultaat is belangr ker dan de actie.   De actie is belangr ker dan het resultaat. 

De keuze voor het perfectum of het imperfectum is geen kwestie van goed of fout. Ze is
afhankelijk van je perspectief, van hoe je naar het verleden kijkt. Als je het imperfectum kunt
gebruiken, is het perfectum trouwens meestal ook goed:

Vroeger gingen we vaak naar Namen.


Vroeger ben ik vaak naar Namen geweest.

Het gebruik van het perfectum: tips

● Het begin van een verhaal staat vaak in het perfectum, de rest in het imperfectum
(zo maak je een link tussen NU en TOEN)
Vb: Gisteren zijn er in Brussel drie auto’s gestolen. De politie vond de dieven na een
tip van…
● al, al eens, al ooit, net, pas, juist, nog nooit… worden vaak met het perfectum
gebruikt.
Vb: Heb je al eens een moskee bezocht?
Ik ben nog nooit in Spanje geweest.
Jules is net vertrokken.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 101


KAART 9 - Plusquamperfectum

Zo werkt het:

Ik zat rustig in de zetel en keek naar mijn toen de plank plots Ik had de schroeven niet goed
boeken op de nieuwe naar beneden viel. vastgedraaid!
plank
IMPERFECTUM  IMPERFECTUM  IMPERFECTUM  PLUSQUAMPERFECTUM 

De huisbaas was heel kwaad want ik had de huur nog steeds niet betaald. Nu is alles gelukkig in orde.
IMPERFECTUM  PLUSQUAMPERFECTUM  PRESENS 

Zij was al drie keer te laat gekomen maar tijdens de vierde les was ze op tijd.
PLUSQUAMPERFECTUM IMPERFECTUM

Imperfectum voor je verhaal 


ALT D SAMEN MET 
Plusquamperfectum voor wat vóór de andere 
IMPERFECTUM: 
acties gebeurde. 

Zo maak je het

IMPERFECTUM VAN  +  PARTICIPIUM 


HEBBEN/Z N 

Voor hebben of zijn, plaats in de zin, onregelmatige verba:


DEZELFDE REGELS ALS PERFECTUM

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 102


KAART 10 - Irrealis (zou)
KORT:

Ik zou een huis willen kopEN.


Jullie zouden gezonder moeten etEN.
SUBJECT  ZOU(DEN)  EXTRA INFO  WILLEN/MOETEN + INFINITIEF 

LANGER:

Ik zou een huis willen kopen maar ik heb geen geld.


Jullie zouden heel goed Nederlands willen spreken maar dat is zo moeilijk!

Zin  MAAR + hoofdzin 

Ik zou een huis kunnen kopEN als ik meer geld verdiende.


Wij zouden ons tegen griep laten vaccinerEN als we een zwakke gezondheid hadden.

S  ZOU(DEN)  EXTRA INFO  WILLEN  ALS + B ZIN 


KUNNEN   + IMPERFECTUM 
LATEN 
+ INFINITIEF 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 103


KAART 11 - Vervangwoorden

MENSEN

Wim is een goeie kok en hij kookt graag.


Ik denk aan Alex. Hij is lief en ik denk vaak aan hem.
We kijken naar de lerares. We kijken naar haar.
PERSOONL K PRONOMEN (VOORNAAMWOORD) 

subject:  IK; JE/J ; H ; ZE/Z ; WE/W ; JULLIE; ZE/Z  

object / + 
M ; JOU; HEM; HAAR; ONS; HEN 
prepositie: 

DINGEN

Ik kies die rode fiets. Hij is mooi dus ik koop hem.


Onze bakker bakt heerlijk brood. Het is echt superlekker.
Lusten jullie die druiven? Nee, ze zijn te zuur.
PERSOONL K PRONOMEN (VOORNAAMWOORD) 

de-woorden:  H ; ZE/Z ; 
  HEM; HAAR; ZE 
het-woorden:  HET 
pluralis:  ZE 

DINGEN met PREPOSITIE

Ze denkt te veel aan haar problemen. Ze wil er niet meer aan denken.
Tine kocht een tweedehandse jas. Ze betaalde er maar 3 euro voor!
Ik ben zo blij met mijn nieuwe fiets. Ik rijd er elke dag mee.
S + VERBUM 1 + ER + REST + PREPOSITIE + VERBUM 2

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 104


KAART 12 - Er

Er als subject
Er is een computer in de klas.
Er hangt geen foto aan de muur.
Er zitten twee vogels in de boom.
Er hangen jassen in de gang.
Er ligt geld op de tafel.
ER  VERBUM   Onbepaald substantief  REST 
z n of  (G)EEN (zin 1-2) 
positieverbum  PLURALIS (zin 3) 
GEEN ARTIKEL (zin 4-5)  

ER vervangt een plaats


Ik woon in Gent. Mijn zus woont er ook.
De kinderen spelen in de tuin. Ze spelen er elke dag.

Je kan ook “daar” gebruiken, in plaats van “er”. (M n zus woont daar ook). 
De “er” komt direct na het verbum.  
Dit kan alleen in een tweede zin, anders weten we niet over welke plaats je praat/schr ft. 

ER bij een getal (of woord van hoeveelheid)


Hoeveel fietsen heb je? Ik heb er 2.
Ik zie 5 fouten in de tekst maar zij ziet er meer.

De “er” komt direct na het verbum.  


Dit kan alleen in een tweede zin, anders weten we niet waarover het gaat. 

ER vervangt een ding (=object) met prepositie.


Ze denkt te veel aan haar problemen. Ze wil er niet meer aan denken.
Tine kocht een tweedehandse jas. Ze betaalde er maar 3 euro voor!
Ik ben zo blij met mijn nieuwe fiets. Ik rijd er elke dag mee.
S + VERBUM 1 + ER + REST + PREPOSITIE + 
VERBUM 2
ER + passief
Er wordt in België veel koffie gedronken.
Er werd miljoen gestolen uit de bank.

zie ook grammaticakaart van “passief”

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 105


KAART 13 - Het adjectief

+E

Sam is slim. Slimme Sam zit in onze klas.


De vogel is mooi. De mooie vogel vliegt weg.
Heeft hij een fiets? Ja, hij heeft een nieuwe fiets.
Het taartje is lekker. Het lekkere taartje is veel te snel op!

ADJECTIEF + E + ALLE DE-WOORDEN 


ADJECTIEF + E + BEPAALDE HET-WOORDEN 

korte klank + e = dubbele consonant 


lange klank + e = 1 klinker minder 

ZONDER E

Heb je een potlood? Ja, ik heb een zwart potlood.


Een paard is mooi. Er loopt een mooi paard in de wei.
Het taartje is lekker. Een lekker taartje smaakt altijd!

ADJECTIEF + ONBEPAALDE HET-WOORDEN

BEPAALD = specifiek, je weet welke.   de/het 


Meestal met:  die/deze/dit/dat 
m n/jouw/onze… 
ONBEPAALD = niet specifiek, je weet niet welke.  (g) een 
Meestal met:  Ø 

Uitzonderingen
● Stofnamen: meestal op -en
vb. een houten stoel, een lederen stoel, een katoenen broek
● Vaste combinaties
vb. openbaar vervoer, dubbel glas, ...

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 106


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 107
KAART 14 - Verba met infinitieven
Bij sommige verba moet je een infinitief gebruiken.

Mogen, moeten, willen, kunnen, blijven, laten, komen, gaan, horen, zien, ...

PRESENS

Ik laat mijn haar knippen.


Hij moet zijn dak repareren.
Wij kunnen goed zingen.
Ik kom morgen bij jou eten.

S  VERBUM 1   EXTRA INFO  INFINITIEF  

IMPERFECTUM

Ik liet mijn haar knippen.


Hij moest zijn dak repareren.
Ik kwam vorige week bij jou eten.
Hij zag de trein vertrekken.
Hij hoorde de kinderen lachen.
S  VERBUM 1   EXTRA INFO  INFINITIEF  

PERFECTUM (met dubbele infinitief!)

Ik heb mijn haar laten knippen.


Hij heeft zijn dak moeten repareren.
Wij hebben goed kunnen zingen.
Ik ben gisteren bij jou komen eten.
Ik heb de kinderen horen lachen.
S  VERBUM 1   REST  INFINITIEF 1  INFINITIEF 2 

PV van HEBBEN + LATEN (infinitief) + VERBUM 2 (infinitief) 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 108


KAART 15 - Passief

De actie is belangrijker dan de persoon die


de actie doet.

(bron afbeelding: www.zichtbaarnederlands.nl)

Zo werkt het:
Het feest wordt in de lente gevierd.
De taarten worden door de vrijwilligers gebakken.
Er wordt veel gezongen en gedanst.

De stoelen werden klaargezet.


De zaal werd mooi versierd.
Er werd hard gewerkt.

Het feest is heel goed voorbereid.


De uitnodigingen zijn vorige week verstuurd.
Er is muziek geboekt.

De champagne zal met veel plezier opgedronken worden.


De kaarsjes zullen worden aangestoken.
Er zal van het feest genoten worden.

Het feest kan nooit vergeten worden!


De glazen moeten afgewassen worden.
Er mag binnen niet worden gerookt.
SUBJECT VERBUM 1 (PV) REST VERBUM 2 (en 3)

Zo maak je het:
presens: WORDEN + PARTICIPIUM 
imperfectum: WERDEN + PARTICIPIUM 
perfectum: Z N + PARTICIPIUM 
plusquamperfectum: WAS/WAREN + PARTICIPIUM 
futurum: ZULLEN + PARTICIPIUM + WORDEN 
modale verba: MODAAL VERBUM + PARTICIPIUM + WORDEN 

Wil je de persoon toch vermelden: DAT KAN MET EEN DOOR-constructie: 

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 109


De kadootjes worden door de kinderen uitgedeeld.
De kadootjes worden uitgedeeld door de kinderen.

KAART 16 - Overzicht zinsstructuren

GEWONE ZIN INVERSIEZIN B ZIN

● We komen graag naar ● Heb je dat leuk nieuw ● Ik ben te laat omdat ik de bus
school. programma al gezien? miste.
● Ze neemt de tram want haar ● Morgen vertrek ik op reis. ● Ze denkt dat deze oefening te
fiets is kapot. moeilijk zal zijn.

Bij SUBJECT op de Bij een VRAAG omdat


1°plaats Na REST (tijd, plaats….) dat
en dus toen
maar of als
want daarom zodra
of toch sinds
dus eerst terwijl
dan hoewel
……………………………. …………………………..

VERBUM 2, 3… : OP HET EINDE

De bijzin. De belangrijkste onderschikkende voegwoorden:

Tijd Voordat Ik poets mijn tanden voordat ik naar bed ga.


Nadat Ik ga slapen nadat ik mijn tanden gepoetst heb.
Totdat De kinderen moeten in de klas blijven totdat de bel gaat.
Terwijl Ik doe de afwas terwijl mijn vrouw kookt.
Toen Ik was klein toen ik in Parijs woonde.
Zolang Hij heeft in Gent gewoond zolang hij studeerde.
Zodra Ik zal je bellen zodra ik thuis ben.
Sinds Ze is altijd verkouden sinds ze in België woont.
Wanneer De straten worden nat wanneer het regent.
Als De straten worden nat als het regent.

Voorwaarde Wanneer Je kan bij me komen wanneer je iets nodig hebt.


Als Ik zou een villa kopen als ik veel geld had.

Reden Omdat Ik ga niet werken omdat ik ziek ben .

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 110


Gevolg Zodat Ik ben ziek zodat ik niet kan werken.

Tegenstellend Hoewel Hij is toch naar de les gekomen hoewel hij geen zin had.

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 111


KAART 17 - Overzicht tijden

Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 112


Standaard - Niveau 5+6 Mondeling 113

You might also like