You are on page 1of 13

Nakijken syllabus spelling

NE2 2022 – 2023

Aaneenschrijven – oefening
1. daartegenover
2. driesterrenhotels
3. erop
4. gemeentearchief
5. gemeenteontvanger
6. gevangengezeten (infinitief: gevangenzitten)
7. hiervoor
8. hogesnelheidstrein
9. linkerportier → linkerportier (als vaste combinatie), maar linker portier als de meest
linkse portier van een rij portiers bij een hotel. Hetzelfde geldt voor linkersok,
linkerbeen etc.
10. minimumloon
11. Milieueffecten
12. openluchtmuseum
13. parttimebaan
14. skiongeluk
15. telaatkomers
16. televisiereportage
17. ten minste
18. Tweede Kamerfractie
19. van tevoren
20. waterleidingbedrijf

Alle of allen, beide of beiden?


1. enkele, meeste
2. beide
3. meesten
4. allen
5. verscheidene, sommige
6. alle
7. alle
8. velen
9. enkele, meeste
10. meeste

Apostrof
1. Fedra’s tekening
2. Piets weerbericht
3. Matthijs’ kapsel
4. Annefiens optreden
5. Humphreys goal
6. Oranjes overwinning (Let op: na een sjwa (een ‘e’ die als een ‘uh’ klinkt, plak je de ‘s’
vast aan het woord. Je gebruikt dan dus géén apostrof)
7. ‘s maandags gesloten
8. ‘s werelds grootste dansshow

Koppelteken (liggend streepje)

11.1
1. online 6. niet-alledaags
2. onlineverbinding 7. nummer 1-hit
3. – 8. nek-aan-nekrace
4. no-nonsensebeleid 9. nabijgelegen
5. nooit ofte nimmer 10. mond-tot-mondreclame
11.2 11.3
1. linkerdijbeen 1. prowesterse
2. het lik-op-stukbeleid 2. qui-vive
3. de ingebruikneming 3. sms-bericht
4. knowhow 4. rijexamen
5. de langzaamaanactie 5. van tevoren
6. het langetermijnbeleid 6. hoogopgeleide
7. de keel-, neus- en oorarts 7. kant-en-klaar
8. de ingebrekestelling 8. op- en aanmerkingen
9. laatnegentiende-eeuwse 9. up-to-date
10. het lagedrukgebied 10. proactief

11.4
De verbeterde woorden zijn vermeld
1. woensdagmiddag, glas-in-loodramen
2. ex-voorzitter, bekendgemaakt
3. –
4. hbo-studenten, kant-en-klaarmaaltijden
5. fulltimebaan, parttimebaan (fulltime- dan een parttimebaan)
6. te veel
7. twee-onder-een-kapwoningen
8. te veel, gebruikgemaakt
9. nek-aan-nekrace
10. oud-burgemeester

11.5
1. elektro- of benzinemotor 11. radio-omroep
2. ex-vrouw 12. rode en gele kleuren
3. Frankrijk-Italië 13. schadeaangifteformulier
4. glas-in-loodramen 14. sciencefictionfilms
5. lagelonenlanden 15. staakt-het-vuren
6. leerling-verpleegkundigen 16. TNO-onderzoek
7. minister-president 17. voor- en nadelen
8. naoorlogse 18. wc-papier
9. operatieassistent 19. wis- en natuurkundelessen
10. radioactiviteit 20. witteplatenhandel

Tussenletter(s) -e(n)- en -s-


15.1 15.2

1. geboortegolf 1. gezamenlijk
2. hondenhok 2. hopelijk
3. reuzeleuk 3. kosteloos
4. ruggenspraak 4. Koninginnedag
5. ruggengraat 5. dennentak
6. hulpeloos 6. pannenkoek
7. boordevol 7. paddenstoel
8. zonnebank 8. smartengeld
9. ellebogen 9. gouden
10. gedachtegoed 10. hazenpad

15.3 15.4

1. brokkenpiloot 1. ladekast
2. komijnekaas 2. knarsetanden
3. groentesoep 3. krokodillentranen
4. zonneterras 4. kattenkruid
5. paardenstal 5. rattenkruid (gif)
6. kippenvel 6. leeuwendeel
7. ossenworst 7. ledematen
8. pannenkoekenhuis 8. ellepijp
9. de aspergesoep 9. paardenvlees
10. de blindengeleidehond 10. gedachteloos

Let op: je mag kiezen uit enkele of dubbele aanhalingstekens. Onze voorkeur
bij citaten is dubbele aanhalingstekens.
1. De coach zei: “Ik denk dat het nationale team niet gaat winnen.”
2. “Ik denk”, zo zei de coach, “dat het nationale team niet gaat winnen.”
3. “Ik denk dat het nationale team niet gaat winnen”, zei de coach.
4. “Meneer de coach”, vroeg de journalist, “denkt u dat het nationale team gaat
winnen?”
5. “Denkt u dat het nationale team gaat winnen?”, vroeg de journalist.
6. De journalist vroeg: “Denkt u dat het nationale team gaat winnen?”

Oefening 2 .Puntkomma (en dubbele punt)


1. Goed
2. Fout; gebruik een komma
3. Goed
4. Fout; gebruik een dubbele punt of geen leesteken
5. Fout; gebruik een dubbele punt
6. Goed
7. Fout; gebruik geen leesteken of een komma
8. Goed

Oefening 3
1. Sommige mensen worden van koffie prikkelbaar, zenuwachtig en krijgen er hoofdpijn
van.
2. Op de achterkant staat dat mensen die last hebben van hoge bloeddruk, het middel
niet mogen gebruiken. → beperkend, want andere mensen mogen het uiteraard wel
gebruiken!
3. De wagen van de wegenwachter, die achter de bestelbus met motorpech was
neergezet, werd aangereden door een vrachtauto. → uitbreidend, extra info
4. Wie een huis koopt (,) neemt een belangrijke beslissing. → bij korte zinnen kun je
eventueel komma weglaten.
5. Welk land produceert volgens jou de meeste wijn: Frankrijk, Italië of Rusland?
6. De lift mag niet worden gebruikt (,) wanneer er een brandalarm is.
7. Indien u voor 15 april bestelt, ontvangt u een beoordelingsexemplaar met veertig
procent korting.
8. De schoolleiding heeft besloten de aula te sluiten, omdat de leerling er de vorige
week een bende van hebben gemaakt.
9. Toen hij vanmorgen de radio aanzette, kwam er geen geluid uit.
10. Weet jij wat ‘een optie hebben’ betekent?
11. “Hé, kun je wat sneller rijden? Op deze manier komen we nog te laat!” riep hij tegen
zijn vriend.
12. Na twee boterhammen te hebben gegeten, pakte ze haar schooltas, trok haar jas aan
en liep naar de schuur om haar brommer te pakken.
13. De verslaggever schreef: “De verkiezingen zullen waarschijnlijk gewonnen worden
door de partijen die in de oppositie zijn.
14. Als u meer over de mogelijkheden van het apparaat wilt weten, schrijf dan naar
postbus 1300 in B.
15. Tessa, de twintigjarige dochter van meneer De Vries, is hard op weg een bekende
Nederlander te worden.
16. In de gang vroeg Henk aan mij: “Hebben we voor maandag nu wel of niet
huiswerkvrij?”
17. “Hebben we geen huiswerkvrij voor morgen?”, vroeg Henk aan mij, toen we naar het
natuurkundelokaal liepen.
18. “Henk heeft een huiswerkvrijbriefje gehaald”, zei Joanneke, “want hij is gisteren naar
een begrafenis geweest.”
19. In een goed ingerichte badkamer tref je in ieder geval de volgende drie voorzieningen
aan: een bad met douche, een wastafel en een toilet.
20. Als je naar huis gaat, moet je de doos met oude kranten meenemen.
Werkwoorden uit het Engels
Oefening 1
1. Carpoolen hij carpoolt hij carpoolde heeft gecarpoold
2. Rugbyen hij rugbyt hij rugbyde heeft gerugbyd
3. Uitchecken hij checkt uit hij checkte uit heeft uitgecheckt
4. Brunchen hij bruncht hij brunchte heeft gebruncht
5. Crashen hij crasht hij crashte heeft gecrasht
6. Shoppen hij shopt hij shopte heeft geshopt
7. Volleyballen hij volleybalt hij volleybalde heeft gevolleybald
8. Pushen hij pusht hij pushte heeft gepusht
9. Flirten hij flirt hij flirtte heeft geflirt
10. Bingoën hij bingoot hij bingode heeft gebingood
11. Relaxen hij relaxt hij relaxte heeft gerelaxt
12. Scratchen hij scratcht hij scratchte heeft gescratcht
13. Aquajoggen hij aquajogt hij aquajogde heeft geaquajogd
14. Squashen hij squasht hij squashte heeft gesquasht
15. Streetdancen hij streetdancet hij streetdancete heeft gestreetdancet

Oefening 2

jij/hij bridgete/
ik bridge, jij/hij bridget gebridget/ gebridged
bridgede

ik baseball, jij/hij baseballt jij/hij baseballde gebaseballd

ik stres, jij/hij strest jij/hij streste gestrest

ik time, jij/hij timet jij/hij timede getimed

ik recycle, jij/hij recyclet jij/hij recyclede gerecycled

ik race, jij/hij racet jij/hij racete geracet

ik cros, jij/hij crost jij/hij croste gecrost


Oefening 3
1. geblogd
2. twitterde
3. whatsappten
4. streste
5. liketen
6. gedownload
7. ge-e-maild
8. geswitcht
9. geliket
10. racete
Oefening 15
1. gecarpoold
2. bridget
3. deletete
4. geskied
5. gelobbyd
6. gecrost
7. gejogd
8. lynchten
9. geswitcht
10. finishte
Oefening 16
1. ingetapet
2. ingezoomd
3. pushte
4. gemixt
5. coachte
6. –
7. Geracet
8. Bingode
9. Gevolleyd
10. Getimed
11. Recyclede
D. Gemengde oefeningen
Oefening 1 Oefening 2

1. faliekant 1. actie
2. baliemedewerker 2. productie
3. analyseren 3. accommodatie
4. analist 4. contract
5. aspirines 5. koopakte
6. objectiviteit 6. selectief
7. bonafide 7. direct
8. pyjama 8. functioneel
9. dyslectisch 9. elektricien
10. liniaal 10. akkoord

Oefening 3 Oefening 4

1. product 1. steile
2. cadeau 2. lijdt
3. hockeybal 3. leidt
4. vacature 4. geneigd
5. trukendoos 5. festijn
6. alcohol 6. weifelende
7. comité 7. uitweiden
8. criticus 8. weidse
9. inspectie 9. stijl
10. locatie 10. leiden

Oefening 5 Oefening 6

1. kauwgom (kauwgum) 1. ambitieuze


2. verpauperde 2. rigoureuze
3. rouw 3. fronsen
4. rauw 4. hannesen
5. klauwen 5. kapseizen
6. autistisch 6. metamorfose
7. wenkbrauwen 7. klandizie
8. brouwen 8. lambriseringen
9. ogenschouw 9. Chinese
10. grauwe 10. recensie

Oefening 23 Oefening 24

1. consequent 1. schrijnend
2. frequent 2. pijlers
3. gechoqueerd 3. reikwijdte
4. kwitantie 4. peil
5. quasiwetenschappelijk 5. overschrijden
6. quarantaine 6. ongebreidelde
7. kwantificeren 7. opiniepeilers
8. quota 8. lijdzaam
9. kwestie 9. meineed
10. kwalijk 10. bereiden
Oefening 25 Oefening 26

1. saboteren 1. anonimiteit
2. concurreren 2. appetijtelijk
3. interrumperen 3. asymmetrisch
4. quitte 4. boulimia
5. carrosserie 5. tutoyeren
6. uittreksel 6. labyrint
7. parachute 7. foyer
8. permitteren 8. mysterieuze
9. herinnerd 9. bijzondere
10. fiatteren 10. souvenir

Oefening 27 Oefening 28

1. satellietontvanger 1. Marokkaanse
2. saillant 2. riskeren
3. kolossaal 3. accuraat
4. promillage 4. rectificeren
5. guerrillaoorlog 5. reactie
6. idyllische 6. traktatie
7. millimeter 7. dommeriken
8. parallelle 8. duplicaat
9. onmiddellijk 9. akte
10. penicilline 10. redactie

Oefening 29 Oefening 30

1. buskruit 1. lokaliseren
2. alert 2. praktisch
3. trend 3. laconiek
4. onkruid 4. konvooi
5. hartgrondig 5. kosmos
6. hartstikke 6. kopij
7. hardvochtig 7. kopieën
8. baat 8. directie
9. bij voorbaat 9. spektakel
10. bureaulaatje 10. spectaculaire

Oefening 31 Oefening 32

1. professioneel 1. thermometer
2. applaudisseren 2. authentieke
3. represailles 3. sympathiek
4. prinsessenbonen 4. thrillerschrijver
5. halsstarrig 5. althans
6. prakkiseren 6. telepathie
7. precisie 7. fysiotherapeut
8. luxueuze 8. systematisch
9. luiwammesen 9. apotheek
10. precieze 10. enthousiasme
Oefening 33 Oefening 34

1. evacuee 1. minuscuul
2. evacué 2. stiekem
3. evacués 3. cellulitis
4. cafeetje 4. cholesterolgehalte
5. prepensioen 5. bronchitis
6. preadvies 6. luxueuze
7. per se 7. reparatie
8. in spe 8. minutieus
9. comité 9. reprimande
10. procedé 10. linea recta
Extra oefeningen

You might also like