You are on page 1of 9

Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefeningen

Oefening 1

1. Els gaat
2.kan ze
3.het weer is
4.findt Els
5.voelt ze

Oefening 2

Is het werkwoord scheidbaar of niet?


Este verbul cu particula separabila sau nu? Incercuiti raspunsul correct!Traduceti
verbele!

1. oplossen ja/nee 6. komen ja/nee


2. neerzetten ja/nee 7. aankomen ja/nee
3. voetballen ja/nee 8.vertrekken ja/nee
4. weggeven ja/nee 9. schoonmaken ja/nee
5. luisteren ja/nee 10. beginnen ja/nee

1
Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefening 3

Onderstreep het separabele verbum. Subliniati verbul de baza si particula!

Wat doe ik als ik na mijn werk thuiskom?

1. Ik doe de deur open.


2. In de winter moet ik meestal ook het licht aandoen.
3. Ik maak het eten klaar , en eet het op.
4. Na het eten was ik af.
5. Vaak zet ik dan ook even het raam open.
6. Als ik klaar ben , zet ik de tv aan.
7. Vandaag is er niks leuks op de tv , daarom bel ik iemand op.
8. Mijn vriendin is niet thuis,dus maak ik een kopje koffie. Maar ik kan het niet
opdrinken , want mijn vriendin belt al terug.
9. Ze vraagt of ik zaterdag zin heb om met haar uit te gaan.
10. Om half elf trek ik mijn kleren uit en ga ik naar bed.

Vul in & Vertaal


Completati infinitivul verbelor pe care le-ati subliniat mai sus si traduceti structurile
de mai jos!

De deur........open..............doen iemand............terug............ bellen


Het licht............aan........... doen
Het eten .............klaar.............maken je koffie.......op................ drinken
Het eten .....…?......... eten iemand ........op............... bellen
..............af.. wassen met iemand ..........uit........... gaan
Het raam .............open........... zetten je kleren .....uit................... trekken
De televisie ................aan......zetten

2
Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefening 4

Wat is het werkwoord?


Subliniati verbul si particula separabila! Scrieti infinitivul si traduceti-l!

1. Ik stap altijd als laatste de bus in.


instappen=a urca in
2. Jan slaapt in het weekend graag uit.
uitslapen=to oversleep
3. Was je die dure kopjes voorzichtig af?
afwassen=to wash
4. Waar stap jij uit?
5. Doe de ramen even dicht!
dichtdoen=a inchide

6. Ze wil in het weekend goed uitrusten. Dus wil ze op zaterdag lekker lang
uitslapen.Ze staat dan nooit voor tien uur op.

Uitrusten= a se odihni

uitslapen= to oversleep

opstaan= a se trezi

7. Marijke haalt haar vriendin altijd op. De vriend van Marijke gaat soms ook mee.
Ophalten=?î
meegaan= to go with
8. Ze kunnen in de zomer laat thuiskomen. Ze spreken voor zondag nooit iets af.
Afspreken= a programa

3
Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefening 5

Maak een zin met het werkwoord.


Completati spatiile libere folosind verbul din stanga!
Traduceti propozitiile.
1. meegaan Ga je mee ?

2. opblijven _____blijf__ je niet te lang ___op_______ ?


( a sta treaz tarziu)

3. klaarmaken ___maak____ jij vandaag het eten _klaar_____ ?

4. Aantrekken Wat___trek_______ jij vanavond _aan_____ ?


( to put on)

5. opzoeken ____zoek___ dat woord __op_______, alsjeblieft!


( to look for, a cauta)
6. aankomen De trein _komt________ op het tweede perron
_aan____ .

4
Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefening 6

Maak een zin van de losse woorden. Denk om de leestekens!


Faceti propozitii corecte! Traduceti-le!

1. op – ik – je – vanavond – bel Ik bel je vanavond op.______________

2. af – wekker – de – loopt – zes – om – uur De wekker loopt om zes uur


af._____________________
3. neem – boek – dat – je – morgen – mee Neem je dat boek morgen mee.
______________________
4. komt – laat – trein – de – hoe – aan Hoe laat komt de trein aan?
______________________
5. je – ruim – straks – kamer – op – de Ruim je straks de kamer
op.______________________

Oefening 7

Vul het verbum in . Kies uit : ophalen opbellen opstaan afspreken thuiskomen
weggaan uitslapen Completati textul de mai jos folosind verbele: ophalen(a colecta)
opbellen opstaan afspreken thuiskomen weggaan uitslapen

 Wil je Jan even_ opbellen ? Hij wil morgen meerijden naar


Amsterdam. _ Halt jij even een tijd op ?

 Nee, ik wil op zaterdag niet zo vroeg opstaan . Het is een


vrije dag , dus we slapen eerst lekker uit . Dan
gaan we om een uur of tien weg .

 Dus kunnen wij hem om elf uur thuiskomen ?

 Dat moet lukken. Dan hebben we genoeg tijd.Ik wil om een uur of zes weer
afspreken , want Theo en Mieke komen bij ons eten.

5
Cursus Nederlands Amalia Voica

Oefening 8

Vul het verbum in.

Faceti propozitii corecte folosind infinitivul din stanga. Traduceti propozitiile.

Voorbeeld : (opbellen) Het meisje – Jan – Het meisje belt Jan op.

1. (opstaan) Jan –altijd- om zeven uur - .


Jan staat altijd om zeven uur op.
2. (aantrekken) Ik - eerst- mijn kleren - .
Ik trek mijn kleren eerst aan.
3. (opgeven= to give up) Ik – me – voor die cursus - .
Ik geef me voor die cursus op.
4. (uitrusten) Veel mensen – in het weekend – goed - .
Veel mensen rusten in het weekend goed uit.
5. (afspreken) Hoe laat – zullen – we – voor morgen - ?
Hoe laat zullen we voor morgen afspreken?
6. (weggaan) Als we nog op tijd op het concert willen zijn , - moeten - , we –
nu - .
Als we nog op tijg op het concert willen zijn, moeten we nu weggaan.
7. (ophalen) - je – me - ?
Bel je me op?
8. (aantrekken) Als ik ga hardlopen , -ik – altijd – mijn hardloopschoenen - .
Als ik ha hardlopen, trek ik altijd mijn hardloopschoenen aan.

6
Cursus Nederlands Amalia Voica

9. (meegaan) Ik – met je - , als je gaat zwemmen.


Ik ga met je mee, als je gaat zwemmen.
10. (uitleggen) Kan – jij – mij – de spelregels – van voetbal - ?
Kan jij mij de spelregels van voetbal uitleggen?

Deel 4 WANT & OMDAT  30 minuten

Oefening 1

Oefening 2

1.want
2.omdat
3.omdat
4.want
5.omdat
6.want
7.omdat
8.omdat
9.want
10.omdat

7
Cursus Nederlands Amalia Voica

1.en 2.maar 3.want 4. maar 5.omdat 6.en 7.maar 8.omdat 9.omdat

Oefening 3

10. Omdat zijn vrouw nog slaapt.


11. Omdat hij niet veel tijd heeft.
12. omdat hij geen honger heeft.

8
Cursus Nederlands Amalia Voica

13.omdat het regnet.


14. omdat anders hij te laat op school komt.

Oefening 4

15. omdat ze spaghettisaus wil maken.


16. omdat hij ook nog gehakt moet kopen.
17. ze alles samen willen klaarmaken.
18. hij heel goed kan koken.

You might also like