You are on page 1of 22

DL 2.2.

1 Relatie en Gezag 2

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 1
Relatie en Gezag 2

Modulenummer: DL 2.2.1
Studiepunten: 3 (2 voor de opdrachten + 1 voor het tentamen)

Relatie met andere modules


Deze module bouwt voort op de module Relatie en Gezag 1. Je gaat leren hoe je het
pedagogisch klimaat kan beïnvloeden en hoe je je relatie met een – misdragende – leerling
kunt verbeteren.

Intro module

Juli Vrijdagavond

Ik ben vanmiddag gek geweest, ontoerekenbaar. Zó vlak voor de vakantie, de laatste middag
voor de vakantie, en dan de teugels zo extra strak te willen houden! Of – willen houden, het is
geen willen geweest, ik heb gewoon de behoefte gehad om de klas stil en rustig te houden.
Telkens en telkens heb ik dit malle gevoel gehad: het is al erg genoeg dat ik m’n goeie tijd, die
ik zo broodnodig heb voor Frans, moet verknoeien met op school te zitten - nu mankeert het er
nog maar aan dat jullie lastig en rumoerig zijn en me koppijn bezorgen, zodat ik ’s avonds te
lusteloos ben om te werken!
En ’t schijnt, als je zo weinig kunt velen van je klas, als je elke moeilijkheid aanvoelt als een
aanslag op je werkkracht, als een poging om je moe te maken – of dan de klas juist extra
lastig wordt. D‘r ging van de week nu letterlijk niets meer vanzelf.

Uit: Theo Thijssen, De gelukkige klas. p. 104

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 2
Moduledoelen

1. Ik kan relaties tussen de fasen van groepsvorming analyseren. (A)


2. Ik kan de roos van Leary gebruiken om de kwaliteit van de relatie met de klas te evalueren. (E)
3. Ik kan de roos van Leary gebruiken om de relatie met de klas te sturen. (C)
4. Ik kan de essenties/basisvaardigheden van een goed mentoraat aan de hand van casuïstiek
toelichten (A)
5. Ik kan de invloed van de peergroup op het gedrag van de leerling in de klas signaleren (A)
6. Ik kan wetenschappelijke inzichten over de werking van de hersenen toepassen in de praktijk
en vergelijken met andere inzichten over leerprocessen. (T)

Afsluiting
Je sluit de module af het inleveren van de moduleopdrachten en met een tentamen.

Opdrachten
• De uitgewerkte opdrachten moet je via Gradework inleveren bij je schoolopleider. De
onderzoeksopdracht lever je in bij je onderzoeksbegeleider.
• Lever de opdrachten binnen de gestelde termijn in. Deze termijn loopt ongeveer
parallel met het eerste college van de volgende module. Opdrachten kunnen ingeleverd
worden tot uiterlijk de start van de colleges van dezelfde module in het eerstvolgende
cursusjaar. Je hebt dus indien nodig maximaal bijna één jaar de tijd. Ben je nog later
dan moet je de colleges opnieuw volgen en alle opdrachten doen volgens de dan
geldende modulebeschrijving.
• Als je niet alle opdrachten van een module ingeleverd hebt, vervallen daarmee ook de
tot dan toe ingeleverde opdrachten en moet je alle opdrachten doen volgens de dan
geldende modulebeschrijving.

De naam van het document graag als volgt:


[naam]-[moduleafkorting]-[opdrachtnummer]. Dus bijvoorbeeld Jan Jansen-RG1-opdr1.
Zet vervolgens bovenaan de volgende gegevens:
Volledige naam, studentnummer, modulenaam, opdrachtnummer, opdrachtnaam.
Dus bijvoorbeeld Jan Jansen, 09Ja1234, OU1, opdracht 5a pestprotocol stage

Tentamenstof
Schriftelijk tentamen over:
▪ Bakker-de Jong, M. & Mijland, I. (2014). Handboek voor elke mentor (14e druk of hoger).
Esch: Quirijn. Hoofdstuk 1 t/m 10.
▪ De Roos van Leary (bijlage 1)
▪ Gieles, P. (1993). De vakdocent en het groepsproces in de klas. Tijdschrift voor Leraren.
(zie bijlage 3).
▪ Sousa, D.A. (2017). How the Brain learns (5th Revised edition). California: Corwin Press.
ISBN: 978 1506 346 304. Hoofdstuk 1 en 2.
▪ Van Dijk, B. (2015). Beïnvloed anderen, begin bij jezelf. Over gedrag en de Roos van
Leary. Zaltbommel: Thema. Hoofdstuk 1 en 4.
▪ Van der Wal, J. & De Wilde, J. (2017). Identiteitsontwikkeling en
leerlingbegeleiding. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 2, paragraaf 2.6.4.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 3
Toetsmatrijs

De getallen in de tabel geven percentages aan (afwijking van 10% in tentamen is mogelijk).
De categorieën van Bloom geven aan welk soort vragen je kunt verwachten.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 4
Module RG2 Categorieën Bloom
Moduledoelen inhoud H B T A E C Totaal
Ik kan de fasen van Bakker-de Jong 3 5 5 13
groepsvorming identificeren (hoofdstuk 9)
en relaties tussen de fasen Gieles (artikel)
analyseren (A)
Ik kan de Bakker-de Jong 8 8
essenties/basisvaardigheden (hoofdstuk 1
van een goed mentoraat t/m 8 en 10)
aan de hand van casuïstiek
toelichten (A)
Ik kan de roos van Leary Van Dijk 2 3 5
gebruiken om de kwaliteit
van de relatie met de klas
te verklaren. (B)
Ik kan de roos van Leary Van Dijk 2 5 7
gebruiken om verschillende
manieren van aanpak te
evalueren en een
onderbouwde keus te
maken (E)
Ik kan de invloed van de Van der Wal & 2 2
peergroup op het gedrag De Wilde
van de leerling in de klas
signaleren (A)
Ik heb inzicht in de Sousa 5 3 3 2 2 15
anatomie van de hersenen.
(H)
Ik kan beschrijven hoe
leerprocessen in hersenen
verlopen (B)

Ik kan gebruikmaken van de


kennis over de ontwikkeling
van de hersenen en het
verloop van leerprocessen
voor mijn lessen aan pubers
(T/C)
10 11 3 19 7 50

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 5
Voorbeeld tentamenvragen
Deze voorbeeldvragen geven een indicatie van het type vragen op het echte tentamen.
Algemeen: het tentamen zal bestaan uit kennisvragen, inzichtvragen en toepassingsvragen. Je
moet de collegestof en de bijbehorende literatuur kennen, begrijpen (kunnen uitleggen) en
kunnen toepassen in de (aankomende) lessituatie. Bestudering van de stof zal dus uiteenlopen
van het letterlijk leren van rijtjes tot en met het kunnen toepassen van bestudeerde stof in een
beschreven situatie. Ten slotte: er is geen rekening gehouden met de tijdsduur van het echte
tentamen. Er kan geen enkel recht aan deze voorbeeldvragen ontleend worden.

‘Toch even oppassen: wie denkt in de beginfase zelf even de groepsregels in te kunnen
brengen (als begeleider), vergist zich’.
1. Leg dit citaat eens uit? (3, b)

2. We weten dat de hersenen voortdurend gericht zijn op veranderingen in de omgeving.


Wat kun je er in de klas aan doen om de nieuwsgierigheid van leerlingen te prikkelen?
Noem drie mogelijke ideeën. (3, t)

Huiswerk voorafgaand aan de centrale momenten:

Gedurende het tweede jaar behandelen we een aantal hoofdstukken uit het boek
‘Tussen thuis en school’. Je maakt voorafgaand aan elk college een korte opdracht
gebaseerd op een hoofdstuk uit dit boek. In het college gaan we hierop in.

Eerste college RG2: De dynamische driehoek

Lees hoofdstuk 1 van het boek ‘Tussen thuis en school’.


Opdracht dynamische driehoek:
Neem een leerling om wie je je zorgen maakt/die problematisch gedrag vertoont, in gedachten.

a. Teken de dynamische driehoek die zijn/haar situatie weergeeft.


b. Breng met behulp van de dynamische driehoek onder woorden wat hij/zij nodig heeft.
c. Beschrijf de vier dimensies (feitelijk, psychisch, interactioneel, relationeel-ethisch).
d. Bespreek deze opdracht met de mentor van deze leerling of met een docent die deze
leerling goed kent.

Tweede college RG2: Loyaliteit

Lees hoofdstuk 2.
Opdracht loyaliteit:
Beschrijf hoe in jouw leven de balans is tussen geven en ontvangen:
a. In jouw relatie met je ouders
b. In jouw relatie met vrienden
c. In jouw relatie met medestudenten
d. In jouw relatie met collega’s
e. In jouw relatie met leerlingen

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 6
Verdiep je voorafgaand aan de module in de literatuur hiervan. In de colleges gaan
we ervanuit dat je de leerstof voor het college (zie huiswerk voorafgaand aan
centrale momenten) hebt voorbereid.

Opbouw

Opdracht 1 – Leervraag en de Roos van Leary (www + l)


Lees het artikel over de Roos van Leary, bijlage 1.
Maak zelf de roos van Leary. Vul hem twee keer in, één keer voor een klas waarbij
het goed gaat en één keer voor een klas waarbij het minder goed gaat. Maak hierbij
gebruik van de digitale versie, zoals je die kunt vinden op
https://www.123test.nl/leary/

Wat zijn de verschillen tussen beide klassen?


• Hoe komt dat?
• Wat kun je hiervan leren?
• Ontwikkel op grond van de uitkomsten één leervraag met betrekking tot Relatie en
Gezag (SMART formuleren)

Opdracht 2- Sociale veiligheid


Je verdiept je in het thema ‘sociale veiligheid’ van de school. Elke school dient beleid te hebben op
dit punt.

Stap 1
- Ga na of er een plan sociale veiligheid op de school is.
- Zo ja, noteer dan per item in maximaal 50 woorden wat de school zegt over:
* radicalisering/ polarisatie
* pesten
* sociale media
* agressie en geweld
* discriminatie
* seksueel gedrag
* seksuele diversiteit
* burgerschap
* calamiteiten (zoals een ernstig ongeval, een onverwacht en onbedoeld
overlijden, een suïcide(poging), etc.)
Probeer na te gaan hoe e.e.a. gesignaleerd wordt en wat de school er daadwerkelijk
aan doet (bij incidenten).
- Zo nee, ga dan in een interview met de directeur/ locatiemanager/ zorgcoördinator na
wat het (informele) beleid van de school is op bovenstaande punten (in maximaal 50
woorden per item). Let hierbij ook weer op de signalering en wat de school er aan doet
(bij incidenten).

Schrijf als uitwerking van de stappen 1 en 2 een notitie. Begin met de datum en de
gegevens van de school (naam, adres, etc.) waar je deze opdracht gedaan hebt.
Maak zo één document met aan het begin een kleine inhoudsopgave.

In de volgende opdracht gaan we onderzoeken hoe het staat met de sociale veiligheid/ het
welbevinden van de leerlingen van een klas.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 7
Stap 2
- Observeer een klas (docent- en leerlinggedrag) bij vijf verschillende lessen van vijf
verschillende docenten en vakken. Je kunt er ook voor kiezen een dag met dezelfde
klas mee te lopen. Bedenk vooraf een drietal concrete punten waarop je de sociale
veiligheid/ het welbevinden van de leerlingen wil beoordelen, bv. het maken van
negatieve of positieve opmerkingen naar elkaar, het zitten aan elkaars spullen, etc.
Noteer wat je waarneemt (hoort/ ziet) in objectief leerling/ docentgedrag; vermijdt
daarbij het interpreteren van gedrag.
- Maak een verslag van je observaties (max. 350 tot 400 woorden) en noem daarbij je
(drie) observatiepunten.
- Neem een interview af met twee leerlingen (denk erover na welke leerlingen je
hiervoor kiest; leg in je verslag uit waarom je juist deze leerlingen gekozen hebt).
Bespreek met hen de volgende punten (onafhankelijk van elkaar, waarbij je ook
aangeeft dat wat leerlingen je vertellen niet doorgegeven wordt aan de mentor/
docenten (alleen als er sprake is van ‘beschadiging’ van een leerling/ docent beslis je
hier zelf over)):
* Wat doen docenten als er sprake is van pesten?
* Wat doe jij/ je medeleerlingen als jij of zij gepest worden? Of zelf pesten?
* Waar en hoe kunnen leerlingen hulp krijgen als ze gepest worden? Hoe functioneert
het pestprotocol van de school?
* Ervaren ze voldoende veiligheid (dit moet je ook breder trekken; bv. discriminatie,
agressie, seksuele diversiteit, etc. – zie de punten bij stap 1)?
- Maak een verslag van deze interviews (max. 2 x 300 woorden).
- Neem een interview af met de mentor van deze klas. Bespreek met hem/ haar de
volgende punten:
* Wat doen mentoren aan pestpreventie?
* Hoe signaleren mentoren (cyber)pesten?
* Wat doen mentoren als er sprake is van pesten in zijn/ haar mentorklas?
* Kennen docenten het pestprotocol? (vraag door of ze weten wat er in staat)
* Weten docenten dat ze hulp kunnen krijgen en waar? (zijn ze bekend met de
interne zorgstructuur – o.a. de anti-pestcoördinator?; vraag hierop door!)
* Wat doen ze met/ in de klas als er leerlingen buiten de groep vallen of als het in de
klas onveilig is?
- Maak een verslag van dit interview (max. 500 woorden).
- Trek conclusies m.b.t. de sociale veiligheid van de klas. Betrek hierbij je observaties en
de verslagen van de interviews (onderbouw dus je conclusie; hierbij ontkom je niet aan
een stukje interpretatie).
- Trek een conclusie m.b.t. de sociale veiligheid op je stageschool (en onderbouw die) en
doe evt. aanbevelingen voor het verbeteren van de sociale veiligheid.
- Reflecteer op jezelf: wat heb je van deze opdracht (2 stappen) geleerd? Wat neem je
mee voor je stage/ lessen op deze school?

Checklist
• Zijn alle stappen gevolgd?
• Is er correct verwezen naar literatuur?
• Is de opdracht nagekeken op spelling, interpunctie en omvang?

Let op!!! Je kiest hier tussen opdracht 3a of 3b

Keuzeopdracht 3a – Tekstopdracht - De gelukkige klas van Theo Thijssen (l)

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 8
Je spiegelt de theorie van Tuckman over groepsvorming aan die in De gelukkige klas (1926) van
Theo Thijssen.

Deel A: Oriëntatie
• Lees het artikel “De vakdocent en het groepsproces in de klas” (Gieles, 1993) (bijlage 3) als
oriëntatie op het model van Tuckman (1965) (bijlage 2) en hoofdstuk 9 in Handboek voor elke
mentor over de fasen van groepsontwikkeling (Bakker-de Jong & Mijland, 2014). Noteer de
kern van beide bronnen in twee keer ca. 250 woorden en voeg dit als bijlage bij de opdracht.
• Lees het boek De gelukkige klas van Theo Thijssen (1926); dit boek gaat over een bijzondere
onderwijzer, meester Staal, en zijn klas.

Deel B: Toepassing
• Beschrijf de ontwikkeling van de relatie tussen meester Staal en zijn klas en de onderlinge
relatie tussen de leerlingen in de klas in ca. 500 woorden. Het gaat hier om beschrijving, niet
om theoretische duiding.
• Leg met behulp van vijf citaten uit in hoeverre/ hoe je de fasen van groepsontwikkeling
terugvindt in ‘De gelukkige klas’ (Tijssen, 1926).
• Schrijf dan een korte toelichting van 100 woorden per citaat over wat de leraar doet om de
groepsvorming te faciliteren/ beïnvloeden.
• Sluit af met een onderbouwd antwoord op de volgende vraag: is dit een realistisch of vooral
een idealistisch boek?

Deel C: Kritische reflectie


• Lees de discussie (“discussion”) waarin Tuckman (1965) de beperkingen van zijn onderzoek
uitlegt.
• Schijf een kritische reflectie op het model met inachtneming van onder meer Tuckmans eigen
kanttekeningen. In je reflectie leg je uit in hoeverre het model van Tuckman volgens jou
bruikbaar is om de ontwikkeling van een klas te typeren. Omvang ca. 750 woorden.

Deel D: Evaluatie
• Beschrijf in ca. 200 woorden welke inzichten de uitvoering van deze opdracht jou heeft
opgeleverd.

Checklist opdracht
• Zijn alle stappen gevolgd?
• Zijn alle bijlagen toegevoegd?
• Zijn de keuzes van de citaten toegelicht en onderbouwd?
• Is er sprake van een goed onderbouwde kritische reflectie?
• Is er gebruikgemaakt van de juiste bronnen en correct verwezen naar de literatuur?
• Is de opdracht nagekeken op spelling, interpunctie en omvang?

Keuzeopdracht 3b – Opdracht Christelijk Onderwijs: John van Dyk

Bij deze opdracht vergelijk je twee benaderingen van groepsvorming: het model van Tuckman en
de collaborative classroom / learning concepten van Van Brummelen en Van Dyk.

Deel A: Oriëntatie
• Lees het artikel “De vakdocent en het groepsproces in de klas” (Gieles, 1993) (bijlage 3) als
oriëntatie op het model van Tuckman (1965) (bijlage 2) en hoofdstuk 9 in Handboek voor elke
mentor over de fasen van groepsontwikkeling (Bakker-de Jong & Mijland, 2014). Noteer de
kern van beide bronnen in twee keer ca. 250 woorden en voeg dit als bijlage bij de opdracht.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 9
• Lees de hoofdstukken 9 en 10 van het boek The Craft of Christian Teaching (Van Dyk, 2005);
in deze hoofdstukken wordt het concept van collaborative classroom uitgelegd. Lees ook de
andere fragmenten over dit thema in het boek en zorg dat je een globaal beeld hebt van de lijn
van het boek. Schrijf een samenvatting van de genoemde hoofdstukken in ca. 500 woorden en
voeg deze als bijlage bij de opdracht.
• Lees hoofdstuk 6 van het boek Walking with God in the Classroom (Van Brummelen, 2009); in
dit hoofdstuk gaat het onder meer over classroom communities en collaborative learning.
Schrijf een samenvatting van het genoemde hoofdstuk in ca. 500 woorden en voeg deze als
bijlage bij de opdracht.

Deel B: Toepassing
• Schrijf een betoog van ca. 750 woorden waarin je ingaat op de volgende vraag: Hoe moeten
volgens Van Brummelen en Van Dyk de groepsvorming en de rol van de docent hierbij in het
christelijk onderwijs er uitzien?
• Schrijf een persoonlijk betoog waarin je beschrijft in hoeverre jij de inzichten van Van Dyk en
Van Brummelen praktisch kunt toepassen in jouw onderwijs. Omvang ca. 500 woorden.

Deel C: Kritische reflectie


• Lees de discussie (“discussion”) waarin Tuckman (1965) de beperkingen van zijn onderzoek
uitlegt.
• Schijf een kritische reflectie op het model met inachtneming van onder meer Tuckmans eigen
kanttekeningen. In je reflectie leg je uit in hoeverre het model van Tuckman volgens jou
bruikbaar is om de ontwikkeling van een klas te typeren. Omvang ca. 750 woorden.
• Leg uit in hoeverre de benaderingen van Tuckman enerzijds en Van Brummelen en Van Dyk
anderzijds elkaar aanvullen of juist uitsluiten en welke benadering jou het meest aanspreekt.

Deel D: Evaluatie
• Beschrijf in ca. 200 woorden welke inzichten de uitvoering van deze opdracht jou heeft
opgeleverd.

Lever de opdracht in via Gradework.

Checklist opdracht
• Zijn alle stappen gevolgd?
• Zijn alle bijlagen toegevoegd?
• Voldoen de betogen en reflectie aan de opdracht?
• Is er gebruikgemaakt van de juiste bronnen?
• Is er correct verwezen naar literatuur?
• Is de opdracht nagekeken op spelling, interpunctie en omvang?

Opdracht 4 – leervraag
Werk de leervraag van opdracht 1 uit. Neem die op in hoofdstuk 2 van je portfolio.

Voorbereiding opdrachten LO2


We wijzen je alvast op een paar opdrachten van module LO2. Uit de praktijk is gebleken dat het
handig is om daar al van tevoren rekening mee te houden. In de eerste plaats opdracht 2, het
maken van een lessenserie. Ga alvast in gesprek met je vakcoach of opleider over een onderwerp
voor de lessenserie en de praktische zaken daaromheen, zoals de planning. In de eerste
bijeenkomst van LO2 wordt er aandacht besteed aan de lessenserie.
Verder kan het voor je planning handig zijn om rekening te houden met opdracht 3, het maken van
een serie dagopeningen.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 10
Bijlage 1 – De Roos van Leary

Gedragsbeïnvloeding
Gedrag lokt gedrag uit. Onbewust kennen vele mensen dit belangrijke psychologische principe.
Timothy Leary heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de patronen van gedragsbeïnvloeding. Hij
bracht de neiging van de mens om aanvullend te reageren uitgebreid in kaart en vond uiteindelijk
twee eenvoudige principes die hij vorm gaf in de 'roos van Leary':

• Symmetrie principe: Streven naar eigen belang (tegen) lokt datzelfde gedrag bij de
ander uit. Streven naar gezamenlijk belang (samen) en leidt ook tot hetzelfde coöperatieve
gedrag bij de ander. 'Tegen' duidt op een meer functionele instelling. Mensen met dit
gedrag zullen zich vrij zakelijk opstellen en zijn niet primair gericht op samenwerken.
'Samen' duidt vaak op een mensgerichte instelling. Mensen met dit gedrag zullen zich over
het algemeen vriendelijk opstellen.
• Complementariteitsprincipe: Het tweede principe luidt: leiden lokt volgen uit, en
omgekeerd. In termen van Leary: boven-gedrag roept onder-gedrag op en onder-gedrag
roept boven-gedrag op. Iemand die bovengedrag vertoont heeft de neiging zich dominant
op te stellen. Iemand die ondergedrag vertoont heeft de neiging zich meer afwachtend,
volgzaam op te stellen.
De combinaties tussen deze twee assen leiden tot de vier hoofdrollen: leidingnemend, aanpassend,
defensief en aanvallend. De roos is hieronder in vereenvoudigde vorm afgebeeld.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 11
De hoofdrollen nader toegelicht:
• Een leidingnemend persoon is over het algemeen initiatiefrijk en vriendelijk. Hij of zij
heeft oog voor de belangen van de ander en is tegelijkertijd doortastend. Leidingnemende
personen zijn in de ogen van anderen vaak welbespraakt, hartelijk en joviaal. Andere
typeringen die vaak van toepassing zijn; overtuigend, communicatief, aanwezig. In hun
enthousiasme kunnen ze zich weleens vergalopperen of te druk zijn
• Een defensief ingesteld persoon is over het algemeen reactief en zakelijk. Hij of zij kijkt
eerder de kat uit de boom en zal niet snel het initiatief nemen. Daarnaast is een defensief
persoon over het algemeen vrij zakelijk ingesteld en stelt zich daardoor, vaak in de ogen
van de ander, minder vriendelijk op. Defensieve personen zijn vaak afstandelijk,
behoudend en stug. Door hun defensieve houding kunnen ze zich weleens verongelijkt
voelen of klagerig overkomen.
• Een aanpassend persoon is over het algemeen volgzaam en vriendelijk. Ze vermijden
ruzie, zijn georiënteerd op het belang van de ander en laten het initiatief vaak over aan de
ander. Aanpassende personen zijn vaak zachtaardig, bescheiden en invoelend. Andere
typeringen die vaak van toepassing zijn; warm, trouw, coöperatief. In hun volgzaamheid
kunnen ze zich weleens wegcijferen of zijn ze soms naïef.
• Een aanvallend persoon is over het algemeen initiatiefrijk en zakelijk. Hij of zij handelt
vaak uit eigen belang en niet uit dat van de ander of de groep. Aanvallend ingestelde
personen zijn vaak streng, koelbloedig en autoritair. Andere typeringen die vaak van
toepassing zijn; zelfverzekerd, uitdagend, dominant. Zeer aanvallend ingestelde personen
kunnen bazig overkomen of hebben de neiging te commanderen.

HYPERLINK

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 12
"http://www.123management.nl/0/030_cultuur/images/013_leiderschap_invloedstijlen_roos_van_l
eary1.jpg"

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 13
Het mechanisme in de Roos van Leary
Symmetrie principe
Op de horizontale-as zien we het symmetrieprincipe: samen-gedrag lokt samen-gedrag uit en
tegen-gedrag lokt tegen-gedrag uit. Tegen-gedrag is assertief of defensief gedrag gericht op eigen
belang, samen-gedrag is coöperatief gedrag gericht op andermans of het gezamenlijk belang. Het
symmetrie-principe illustreert waarom we bij beïnvloeding en coachings-stijlen niet primair naar
voorschrijvend gedrag of duw-stijlen moeten grijpen: het wekt eveneens assertief of defensief
gedrag op waardoor standpunten verharden of mensen afhaken.

Complementairiteitsprincipe
Teveel 'leiden' leidt ertoe dat mensen achterover gaan zitten. Oftewel boven-gedrag roept onder-
gedrag op en andersom. Dit principe is voor coaches vooral belangrijk om mensen in beweging te
krijgen. Teveel initiëren en beïnvloeden leidt tot een passief en afhankelijke gesprekspartner.
In de onderstaande figuur is de 'roos' in volle omvang weergegeven. In de loop der tijd is een
verfijning aangebracht in de kwadranten, waarbij acht gedrags- of invloedsstijlen zijn gedefinieerd.
• De boven-gedragspatronen zijn: actief, initiërend, beïnvloedend, beheersend.
• De onder-gedragspatronen zijn: passief, afhankelijk, onderdanig, conformerend.
• De samen-gedragspatronen zijn: aardig, sympathiek, meewerkend.
• De tegen-gedragspatronen zijn: onaardig wantrouwend, intolerant.

HYPERLINK
"http://www.123management.nl/0/030_cultuur/images/013_leiderschap_invloedstijlen_roos_van_leary3.jpg"

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 14
BS Boven en samen: leidend
Woordelijk gedrag: raad geven, beïnvloeden, overtuigen, regelen, voordoen
Niet-woordelijk gedrag: energiek, vooruitzitten, luide stem, in de rede vallen, zich groot maken.

SB Samen en boven: helpend


Woordelijk gedrag: moed inspreken, troosten, diensten bewijzen, samenwerken, compromissen
zoeken, begrip tonen.
Niet –woordelijk gedrag: vriendelijk kijken, veel oogcontact zoeken, aanraken, veel lachen

SO Samen en onder: ondersteunend


Woordelijk gedrag: instemmen, gelijk geven, vleien, bewonderen, goed praten, respect voor
leiders.
Niet-woordelijk gedrag: beleefd, glimlachen, ja-knikken, gedienstig zijn.

OS Onder en samen: aanpassend, afhankelijk


Woordelijk gedrag: raad vragen, moeilijkheden voorleggen, goedkeuring vragen.
Niet-woordelijk gedrag: zacht spreken, ineengedoken, zuchten, huilen, wegkijken.

OT Onder en tegen: teruggetrokken


Woordelijk gedrag: bijna niets zeggen, zelfverwijten, klagen, zeuren, zelf-afbrekend.
Niet-woordelijk gedrag: wegkijken, in elkaar gedoken, triest of somber kijken, zuchten, verstard.
TO Tegen en onder: opstandig
Woordelijk gedrag: kritische vragen, ongeloof, cynisch doen, wrokkig, afwijzend, verwijtend.
Niet-woordelijk gedrag: vinnig, boos gezicht, bokkig, nee-schudden.

TB Tegen en boven: agressief


Woordelijk gedrag: afstraffen, bedreigen, bang maken, uitlachten, kleineren, schelden.
Niet-woordelijk gedrag: luid praten, schreeuwen, zich groot maken, dreigend kijken, vuisten ballen.

BT Boven en tegen: concurrerend


Woordelijk gedrag: bevelen, anderen negeren, in de rede vallen, kritiek geven, afkraken.
Niet-woordelijk gedrag: uit de hoogte doen, kin in de lucht, zich groot maken, staan, strakke
gebaren, strenge gezichtsuitdrukking.

Leary stelt dat bovengedrag ondergedrag oproept. Dus als iemand de leiding neemt gaan de
anderen automatisch volgen. Samen gedrag roept samen gedrag op en tegen gedrag roept tegen
gedrag op. Wie goed oplet zal dit mechanisme in vele interacties tussen mensen ontdekken.

Het belang van de Roos van Leary


Het begrijpen van gedrag vanuit de Roos van Leary is om een aantal redenen belangrijk:

- De meeste ruzies en ongemakken tussen mensen gaan helemaal niet over de inhoud van de
communicatie maar over de relatiewens. Hoe vaak hoor je mensen niet zeggen: “Ik wil wel
doen wat je zegt maar je hoeft niet zo’n toon tegen mij aan te slaan! De manier waarop jet het
zegt bevalt me niet.”
Met andere woorden: een ruzie ontstaat als je de relatiewens van de ander niet respecteert.
Dat heeft veel met macht te maken. De directeur eindigt de bespreking met: “Ik maak een
eind aan deze bespreking. Ik heb alles gezegd wat er gezegd moet worden en daarmee is dit
onderwerp afgesloten.”
De medewerker voelt zich afgescheept, want hij had er nog wel wat vanuit zijn visie aan toe te
voegen. Zijn belangrijkste argument is nu niet op tafel gekomen.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 15
Hier ontstaat een verstoorde relatie. De medewerker moet op ‘commando’ van de directeur
zich voegen in een situatie waarin er niet naar hem geluisterd is.
Zijn gehoorzaamheid zal niet voortkomen uit motivatie om het pad of het idee van de directeur
te volgen, maar uit onmacht omdat hij niet anders kan. Hij is nu eenmaal ondergeschikt aan
de directeur.

- Niet in elke situatie is er een duidelijk bepaald statusverschil, maar wordt er (onbewust) voor
een statusverschil gekozen. Collega’s die gelijkwaardig zijn kunnen toch statusverschil
aannemen in werksituaties. We kennen de oude rotten in het vak die zich niets meer laten
vertellen of de jonkies die denken dat ze het allemaal veel beter weten dan de oude
vastgeroeste werknemers. Of juist de nieuwe werknemers die uit onzekerheid gaan ‘hangen’
aan de ervaren werknemers en over afhankelijk gedrag vertonen.

- Het verschil in het benaderen van een gespreksonderwerp kan ook voor een verstoorde relatie
zorgen. Terwijl de coach alleen de inhoudelijke kant van het onderwerp aanpakt heeft de
gesprekspartner juist behoefte aan begrip voor zijn gevoelens. De fout die gemaakt is wordt
door de coach op inhoud beoordeeld. De gesprekspartner had er zijn reden voor om het anders
aan te pakken. Hij wil eerst begrip voor zijn keuze om daarna pas te horen hoe het
anders/beter gekund had.

- In een ruzie gaat het erom dat er eerst ruimte mag zijn voor de emotie om daarna pas op
inhoud verder te kunnen spreken

Met de roos van Leary kun je begrijpen waarom je jezelf soms zo overvallen voelt. Veel mensen
hebben neiging in te binden als ze overschreeuwd worden. In termen van de Roos: je gaat onder
zitten als de ander zich boven gedraagt. Het omgekeerde gaat ook op: als jij je teruggetrokken of
afhankelijk gedraagt, gaat de ander bijna automatisch leidend of autoritair gedrag vertonen.
Bijvoorbeeld: “Wil jij niet voor mij opbellen, ik ben zo vreselijk moe.” (afhankelijk) “Tuurlijk, joh,
geef maar hier die telefoon.” (leidend, helpend)

Met begrip van de Roos van Leary kun je het gedrag van de ander beïnvloeden. Je kunt je bewust
van je natuurlijke neiging toch kiezen om ander gedrag te vertonen. Dit kan als doel hebben om de
ander te verleiden bepaald gedrag te vertonen. Als je wilt dat de ander het initiatief neemt is het
handig om zelf wat aanpassend (onder) op te treden. De ander zal zich dan uitgenodigd voelen om
de leiding te nemen.

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 16
Bijlage 2 - Artikel Tuckman

Pdf-bestand “RG2 OidS Bijlage 2 Tuckman Developmental sequence”

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 17
Bijlage 3 – De vakdocent en het groepsproces in de klas

Pdf-bestand “RG2 OidS Bijlage 3 Gieles Vakdocent en groepsproces”

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 18
Bijlage 4 – Van Brummelen, H. (2009) Vertaling van Walking with
God in the classroom, H. 6

Pdf-bestand “RG2 OidS Bijlage 4 Van Brummelen H.6”

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 19
Bijlage 5 – Lesobservatieformulier

Datum observatie: Naam geobserveerde:


Klas: Vak geobserveerde:
Aantal leerlingen: aantal jaren onderwijservaring geobserveerde:

Geobserveerd: Omcirkel: 0 = nee, heb ik niet waargenomen; 1= ja, heb ik waargenomen, noteer
ook hoe vaak je dit gedrag waarneemt bij de docent

Indicatoren: De leraar …. 01 Hoe reageren leerlingen…..

1 Luistert naar wat leerlingen te zeggen 01


hebben en laat ze uitspreken

2 Spreekt leerlingen op een positieve 01


manier aan

3 Reageert met humor en stimuleert 01


humor

4 Straalt warmte en empathie uit naar 01


alle leerlingen in de klas

5 Geeft leerlingen complimenten 01

6 Stimuleert leerlingen naar elkaar te 01


luisteren

7 Waakt over afgesproken 01


omgangsvormen en regels

8 Treedt tijdig en passend op bij 01


ordeverstoringen

9 Zorgt dat alle leerlingen betrokken 01


blijven bij de leeractiviteiten

10 Controleert of leerlingen begrepen 01


hebben wat ze moeten doen

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 20
11 Laat geen tijd verloren gaan aan het 01
begin, tijdens of het einde van de les.

12 Uit positieve verwachtingen over wat 01


leerlingen gaan doen

13 Stelt vragen die leerlingen tot denken 01


aanzetten

14 Vraagt leerlingen om hun mening 01

15 Hanteert werkvormen die leerlingen 01


stimuleren

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 21
Criterialijst ‘Relatie en gezag 2’

Opdracht Criteria/antwoord
1. - Twee keer ingevulde Roos van Leary, 1 keer klas die goed loopt en 1 keer klas die
niet lekker loopt.
- Beschrijving van verschillen en verklaring daarvoor
- Leervraag Relatie en Gezag ontwikkelen op basis van de uitkomsten (SMART
geformuleerd)
2. Stap 1
- Zijn de negen items elk afzonderlijk beschreven?
- Is er aandacht voor signalering?
- Is er aandacht voor wat de school er daadwerkelijk aan doet?
Stap 2
- Zijn de observatiepunten genoemd?
- Is er een verslag van de observaties van de klas (en worden die
observaties objectief beschreven)?
- Zijn er (uitgebreide) verslagen van de interviews met de twee leerlingen
(waarin de genoemde punten besproken worden)?
- Is er een (uitgebreid) verslag van het interview met de mentor van de klas
(waarin de genoemde punten besproken worden)?
- Is er een juiste conclusie getrokken m.b.t. de sociale veiligheid van deze
klas?
- Komen de uitkomsten van de observaties en de verslagen voldoende terug
in de conclusie (onderbouwing)?
- Heeft de student een (onderbouwde) conclusie getrokken over de sociale
veiligheid op de stageschool (waarin ook stap 1 betrokken is)?
- Zijn er (indien nodig) aanbevelingen verwoord voor het verbeteren van de
sociale veiligheid op deze school?
- Reflecteert de student op het leerproces (wat van deze opdracht geleerd is
/ wat meegenomen wordt voor de stage op deze school)?

3. Kennis en inzicht • De student heeft kennis van groepsvorming en inzicht in


de pedagogische benadering daarvan.
Toepassen kennis • De student is in staat om zijn/haar kennis en inzicht over
en inzicht
groepsvorming in de praktijk zo toe te passen, dat het een
professionele benadering van zijn/haar beroep laat zien.
• De student is in staat om gegevens te verzamelen over
Oordeelsvorming
groepsvorming en de rol van de docent hierbij in
relevante literatuur en die te interpreteren met het doel
Communicatie een oordeel te vormen over de uitwerking ervan in de
praktijk.
• De student is in staat om informatie, ideeën en oplossingen
in logisch taalgebruik op te schrijven.
• De student hanteert correcte spelling en taalgebruik,
evenals correcte verwijzing naar gebruikte literatuur.
Leervaardigheden
• De student is in staat zelfstandig te werken aan de
opdrachten
4. - Uitgewerkte leervraag opgenomen in hoofdstuk 2 van het portfolio

Moduleboek LVO Generiek OidS, jaar 2, 2021-2022 | Module 2.2.1 | © Driestar hogeschool Gouda 22

You might also like