You are on page 1of 9

Thema 2 De toekomst

2A Plannen voor de toekomst


2 Woorden

1 Sinds een maand hebben we een werkster. Ze komt één keer per week.
Dat bevalt
___________________________________ ons goed!

2 Frank heeft iets


___________________________________ al jaren ___________________________________
met
______________________________ Heleen. Ze kennen elkaar van de middelbare school.
3 Evelien was vergeten in te checken voor de trein, maar gelukkig contro-
geluk
leerde de conducteur niet. Wat een ___________________________________ !
binnenkort
4 We gaan ___________________________________ ons huis laten schilderen. Volgende
week beginnen de schilders al.
toevallig
5 Toen ik op vakantie ging naar Spanje, zat ik ___________________________________ in
hetzelfde vliegtuig als mijn collega Bas.
hartstikke
6 Oh, wat een prachtig horloge! Ik ben er ___________________________________ blij mee!
kwam
7 Toen ik zaterdagavond uitging, ___________________________________ ik Marc
tegen
___________________________________ in het café.
8 Toen ik een kind was, heb ik een keer mijn arm gebroken. Dat was een
ervaring
hele pijnlijke ___________________________________ .
9 Ilona: ‘Ik hoorde dat je plannen hebt om te gaan verhuizen.’ Peter: ‘Ja,
inderdaad
___________________________________ .’
10 Wouter: ‘Heb je nou nog steeds het huis niet geschilderd?’ Jan: ‘Ja ja,
wrijf het er maar in !’
_________________________________________
maatje
11 Je bent mijn minnaar en mijn ___________________________________ !
12 (in een ziekenhuis) Charlotte, kun jij vandaag een
verslag
___________________________________ schrijven over mevrouw De Wit?
13 We hebben elkaar al zo lang niet gesproken. Het is echt tijd om even
bij
___________________________________ praten
te ___________________________________ .
stage
14 Ik zoek een interessante ___________________________________ plek waar ik veel erva-
ring kan opdoen.

3 Lezen

1 Ze gaat naar haar opleiding in Amsterdam.


2 Ze doet de opleiding verpleegkunde en ze vindt het leuk. Het bevalt haar
goed.
3 Ze is net klaar met haar stage. Het was een goede ervaring en ze kan blij-
ven werken op de afdeling waar ze stage heeft gelopen.
4 Ze gaat met een vriendin een dagje naar Amsterdam. Lekker lunchen en
een beetje winkelen.
5 Ze gaat zaterdagavond met een groepje vriendinnen naar een concert, en
zondagavond lekker uit eten met haar vriend.
6 Ze kennen elkaar nog maar drie maanden. Hij heet Julien. Ze heeft hem
ontmoet toen ze deze zomer op vakantie was in Frankrijk.

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 1


4 Grammatica

Zullen
1 __________________________ we straks iets gaan drinken bij café Buurten?
2 Sorry dat ik te laat ben. Ik zal _____________________ de volgende les op tijd komen.

3 zal
Morgen __________________________ het de hele dag gaan regenen.
4 zullen
Hebben jullie tachtig kilometer gefietst!? Dan __________________________ jullie wel
moe zijn.
5 Zal
__________________________ ik vanavond koken?
6 zullen
Als we op vakantie willen gaan naar Vietnam, __________________________ we eerst
een visum moeten aanvragen.
7 zal
Peter: Heb je de deur op slot gedaan? Eline: Ik __________________________ het nog
even controleren.
8 zullen wel een beetje later komen.
De trein heeft vertraging, dus we _________________
9 zal
Kun jij de uien fijn snijden? Dan _______________________ ik de aardappels schillen.
10 zullen
Eerst gaan we samen lunchen en daarna _______________________ we de Domtoren
beklimmen.

12 Woorden

het bejaardentehuis huis voor oude mensen

een beroep uitoefenen werk doen

bereiken resultaat hebben

burgerlijk eenvoudig/netjes

de zaak het bedrijf

afronden afmaken

op mezelf alleen

redden helpen

scheiden uit elkaar gaan

sparen geld op een bankrekening zetten

sterven overlijden

de vent de kerel

het vrijwilligerswerk werken zonder salaris

zorgen voor verzorgen

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 2


15 Luisteren

De zon Het regent. Het hagelt. Er is Het waait. De tempe-


schijnt. onweer. ratuur

In de ochtend X X X X 5 graden

11
Vanmiddag X X
graden

9-11
Morgen X X
graden

Later in de 13-18
X X
week graden

16 Luisteren

1 Hoelang gaat Gertjan met de camper door Europa reizen?

a Twee weken
b Drie weken
c Vier weken

2 Waarom wil Gertjan niet de hele vakantie op één camping blijven staan?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk.

a De plek kan tegenvallen.


b Het weer kan slecht zijn.
c De kinderen zullen zich snel vervelen.
d Hij wil graag meer plekken kunnen zien.
e Hij vindt het leuk om grote afstanden met de camper te rijden.

3 Gertjan maakt elk jaar met zijn gezin een rondreis van vier weken met de
camper naar verschillende plekken.

a Waar
b Niet waar

4 Wat is waar?

a Gertjan heeft de route bedacht en alles van tevoren geboekt.


b Gertjan heeft de route bedacht, maar nog niets geboekt.
c Gertjan heeft samen met zijn gezin de route bedacht, en alles van
tevoren geboekt.
d Gertjan heeft samen met zijn gezin de route bedacht, maar nog
niets geboekt.

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 3


5 Wat doen de kinderen onderweg? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.

a Lezen
b Slapen
c Muziek luisteren
d Spelletjes spelen
e Genieten van het uitzicht
f Zingen

6 Waarom gaat Hans dit jaar niet op vakantie?

a Hij heeft niet genoeg geld.


b Hij heeft een nieuwe tent, en hij wil deze graag eerst uitproberen in
de tuin.
c Hij kan geen vrij nemen van zijn werk.
d Hij wil drie weken aan zijn nieuwe huis klussen.

7 Gaat Hans volgend jaar de camper van Gertjan lenen?

a Ja
b Nee
c Misschien

2B Dromen over de toekomst


18 Woorden

1 getrouwd
Mijn man en ik zijn al 54 jaar _______________________________________________ , en ik hou
nog steeds van hem!
2 direct
Na ons eerste afspraakje hebben we _______________________________________________
telefoonnummers uitgewisseld.
3 De buren hebben ook een sleutel van ons huis. Dan kunnen we
in ieder geval
_______________________________________________ altijd naar binnen als we de sleutel zijn
vergeten.
4 Marit probeerde eerst zelf haar fiets te repareren, maar
uiteindelijk
________________________________________ heeft ze hem naar de fietsenmaker gebracht.
5 klikt
Het _______________________________________________ heel goed met onze buren. Beter
een goede buur dan een verre vriend!
6 gespaard
Hoeveel geld heb je al _________________________________________ voor je nieuwe auto?
7 heb
Ik ______________________________________________ zin
geen _____________________________________________
om door de regen naar de supermarkt te gaan.
8 besloten
We hebben _______________________________________________ onze auto te verkopen.
9 solliciteren
Na haar studie wil Carolien bij het UMC ____________________________________________ .
10 afstand
Daniël was niet tevreden, omdat de ______________________________________ tussen zijn
werk en zijn huis te groot was. Gelukkig heeft hij ander werk gevonden.

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 4


19 Luisteren en lezen

1 Ze komt uit Engeland.


2 Ze heeft een koksopleiding gedaan.
3 Ze heeft in Australië als kok gewerkt op een cruiseschip.
4 Ze heeft hem ontmoet in de keuken van het cruiseschip.
5 Haar vriend ging terug naar Nederland en de afstand was te groot.
6 Omdat de familie van haar vriend alleen Nederlands met haar spreekt.
7 Ze werkt nu in een eetcafé in Utrecht.
8 Ze wil gaan solliciteren bij een restaurant. Ook wil ze een eigen restaurant
openen met haar vriend en trouwen in een mooi landhuis in Engeland.

21 Taalhulp Lezen en spreken

Peters buurman heeft vorige week de loterij gewonnen. Vijf miljoen euro!
Peter droomt wat hij zelf met al dat geld zou doen: ‘Ik zou eerst een
wereldreis willen maken en daarna een groter huis kopen. Ik zou ook een
deel van het geld aan mijn familie geven, en natuurlijk ook aan goede
doelen. Ik weet niet of ik zou willen stoppen met werken …’

Willem gaat over twee jaar met pensioen. Hij vertelt zijn collega’s wat hij
dan zou willen doen: ‘Ik zou in ieder geval elke ochtend uitslapen tot een
uur of tien. Verder zou ik in de zomer lekker in mijn tuin willen werken.
Misschien zou ik in de winter met de camper door Zuid-Europa gaan
reizen. Een beter klimaat en lekker vrij!’

Mieke heeft een drukke baan en een gezin met drie kinderen. Ze zou graag
meer vrije tijd willen hebben: ‘Ik zou graag elke week een paar uurtjes
voor mezelf willen hebben. Dan zou ik kunnen gaan sporten, of gewoon
een boekje lezen op de bank. Ook zou ik dan een beetje meer tijd met
vrienden willen doorbrengen. Die zie ik nu zo weinig!’

Erik en Saskia vertellen over hun droomhuis: ‘We zouden heel graag in
een groter huis buiten de stad willen wonen. Dan zouden we meer ruimte
hebben voor al onze spullen en de kinderen zouden lekker in de tuin
kunnen spelen. Het belangrijkste is eigenlijk dat we meer rust zouden
willen hebben. We zijn de drukte van de stad wel een beetje zat.’

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 5


25 Taalhulp Lezen en luisteren

Brigitte Kaandorp – Zwaar leven

Ik heb een heel zwaar leven dat ik een heel zwaar leven heb
Echt heel zwaar Het is bij hun gewoon vaak vloed
Alles is voor mij ontzettend moeilijk en bij mij gewoon vaak eb
Ik heb echt een heel zwaar leven
waar
Nee, nee maar echt _____________________________ Soms dan sta ik bij de kassa
Het leven is voor mij gewoon ontzettend Alles moet daar vlug vlug vlug
zwaar vergeten
En dan ben ik iets _____________________________
moet ik helemaal terug
Bij mij gaat nooit eens iets vanzelf Alle mensen moeten wachten
daarom ben ik vaak zo moe (1) en dat vinden ze niet fijn (6)
Heel veel dingen zijn zo moeilijk Maar ja dan zien ze ook een keertje
dat ik ze gewoon niet doe (2) hoe het is om mij te zijn
En doe ik wel een keertje iets,
wordt het heel vaak niet gewaardeerd (3) Ik heb een heel zwaar leven
dingen
En daarom gaan veel andere _____________________ Echt heel zwaar
automatisch ook verkeerd Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Ik kan vaak ergens niet mee helpen Nee nee nee maar echt waar
want dan heb ik ergens pijn (4) Het leven is voor mij gewoon ontzettend
vervelend
Dat vind ik zelf ook heel ________________________ zwaar
dat ik er dan niet bij kan zijn
Ik sta natuurlijk ook veel liever Ik neem het leven heus zoals het komt
altijd voor de mensen klaar Maar ja, vaak komt het niet
Maar ja ze moeten maar begrijpen (Nee, nee)
mijn bestaan is heel erg zwaar En dan zit ik maar te wachten
_____________________________

en dat geeft mij veel verdriet (7)


Ik heb een heel zwaar leven Het geluk wordt heel veel mensen
Nee, maar echt heel zwaar zomaar gratis toegespeeld
Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk Ik begrijp ook niet dat God de boel
Ik heb echt een heel zwaar leven zo ongelijk verdeelt
Nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend En straks lig ik op mijn sterfbed
zwaar en dan lig ik in mijn graf (8)
En dan denk ik: pff, ’t is zwaar geweest
afspraak
Ik zeg ook best wel vaak een _____________________ Gelukkig is het af
op het laatste moment af En ze zullen bij hun praatjes ook wel
Dan hebben mensen al gekookt, maar ja zeggen: ‘Het is waar
ik ben opeens bekaf (5) O, wat was het leven van die vrouw
Ik vind ja ze moeten maar begrijpen verschrikkelijk zwaar’
_____________________________

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 6


27 Taalhulp Schrijven

1 Zou je mijn fiets kunnen/willen repareren?


2 Zou jij de kinderen vandaag naar school kunnen/willen brengen?
3 Zou jij vanavond kunnen/willen koken?
4 Zou jij een cadeautje voor Elise kunnen/willen kopen?
5 Zou ik hier kunnen/mogen zitten?
6 Zou jij de afwas kunnen/willen doen?
7 Zou jij een tafel kunnen/willen reserveren?
8 Zou je geen Engels met mij willen spreken?
9 Zou ik je vanavond kunnen/mogen terugbellen?
10 Zou je met mij willen samenwerken?

29 Luisteren

In de Nederlandse les

Julien: Hoi Rashid, hoe is het?


Rashid: Ja prima, beetje nerveus voor de toets hè.
Julien: Oh, jij hoeft je geen zorgen te maken. Je Nederlands is al heel
goed!
Rashid: Ja, maar een toets is toch altijd spannend. Weet jij of we een
woordenboek mogen gebruiken?
Julien: Oh, ja dat mag, maar ik ben m’n woordenboek vergeten!
Zou ik jouw woordenboek tijdens de test mogen gebruiken?
________________________________________________________________________________________

Rashid: Natuurlijk, ik leg hem wel tussen ons in. Succes hè!
Julien: Ja, jij ook!

Thuis

Albert: Wanneer moest de auto ook alweer gekeurd worden?


Anne: Ik kijk even in de agenda. Ja, dat moet vandaag gebeuren.
Albert: Oh, ____________________________________________________________________________________
zou jij de auto naar de garage kunnen brengen?
Ik heb vandaag een hele drukke dag op mijn werk.
Anne: Ja, geen probleem. Ik doe het nu direct wel.

Op het werk (in een kapsalon)

Ingrid: Heleen, ben jij bijna klaar met mevrouw Verleeuw?


Heleen: Ja, ik moet het haar alleen nog even föhnen.
Ingrid: Oké, ___________________________________________________________________________________
zou jij daarna die meneer willen helpen?
Hij zit al drie kwartier te wachten.
Heleen: Prima, zeg hem maar dat ik over vijf minuten bij hem kom.
Ingrid: Dank je!

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 7


32
Vaste combinaties: zelfstandig naamwoord en werkwoord

A 1 doen
Saskia vindt het niet vervelend om de afwas te ___________________________________ .
2 Als u van het station naar het Centraal Museum wilt gaan, kunt u het
nemen
beste de bus _________________________________________ .
3 Wat zal er gaan gebeuren? Het is moeilijk om de toekomst te
voorspellen
_________________________________________ .
4 doe
Waar _________________________________________ jij altijd je boodschappen?
5 bestellen
Zullen we vanavond een pizza _________________________________________ ?
6 maken
Het is nog winter, maar ze _________________________________________ nu al plannen
voor de zomervakantie.
7 neem
Als ik opsta, _________________________________________ ik altijd eerst een douche.
8 waar
Hij werkt hard om zijn dromen _______________________ maken
te ______________________________ .
9 voeren
De buschauffeurs _________________________________________ actie. Ze willen een
hoger salaris.
10 Peter en Anna hebben een mooi huis gezien, maar er zijn veel geïnteres-
nemen
seerden. Ze moeten snel een beslissing _________________________________________ .

B de afwas – doen een beslissing – nemen


een pizza – bestellen een douche – nemen
plannen – maken actie – voeren
boodschappen – doen de toekomst – voorspellen
de bus – nemen je dromen – waarmaken

33
Vaste combinaties: werkwoord en voorzetsel

A 1 op
Peter heeft zich goed voorbereid ____________________ het examen.
2 voor
Anna is bang ____________________ honden. Ze is een keer gebeten, toen ze
zeven was.
3 Pieter leest elke dag de krant, want hij wil goed op de hoogte zijn
van
____________________ het laatste nieuws.
4 op
De kinderen verheugen zich ____________________ het Sinterklaasfeest.
5 op
Weet jij al ____________________ welke politieke partij je gaat stemmen?
6 naar
Het is al de hele winter donker buiten. Ik verlang ___________________ de lente!
7 voor
Morgen wordt het slecht weer. De weerman waarschuwt ________________ ijzel.
8 over
Hij maakt zich zorgen ____________________ de politieke situatie in zijn land.
9 aan
Amanda denkt vaak ____________________ haar familie in haar land.
10 op
Jan wacht al twintig minuten ____________________ de trein naar Rotterdam.

B
wachten – op zich voorbereiden – op
op de hoogte zijn – van stemmen – op
bang zijn – voor waarschuwen – voor
denken – aan zich zorgen maken – over
zich verheugen – op verlangen – naar

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 8


Praktisch vocabulaire
Oefening 34
Plaatje A De stoel staat voor het raam. Tussen de stoel en de open haard staat een
lamp. Op de open haard staat een plant en boven de open haard hangt een
klok. Rechts van de klok hangt een schilderij. Rechts van de open haard staat
een tafel. Op de tafel staat een telefoon.

Plaatje B Op de stoel ligt een kussen met een sneeuwpop. Boven de klok hangen
lampjes. Aan de open haard hangen kerstsokken. Op de tafel staat een kerst-
boom. Voor de open haard ligt een kleed. Op de open haard staan kaarsen
en een nieuwe plant. Voor het raam hangen sterren.

Oefening 35
1 Pasta koken
A Eerst kook je water in de pan.
B Dan doe je de pasta in het kokende water.
C Voeg wat zout toe.
D Ten slotte giet je de pasta af met een vergiet.

2 Appeltaart bakken
A Eerst zet je de oven aan op 200 graden.
B Dan maak je het deeg in de keukenmachine.
C Daarna schil je de appels met een dunschiller.
D Ten slotte zet je de taart 45 minuten in de oven.

3 Een eitje bakken


A Eerst smelt je een klontje boter in de pan.
B Dan pak je een ei.
C Daarna breek je de eieren boven de pan.
D Ten slotte bak je de eieren een paar minuten.

Oefening 36
A Eerst ga ik nieuwe plantjes in de tuin zetten.
B Dan ga ik tomaten plukken.
C Daarna ga ik onkruid wieden.
D Ten slotte ga ik met de gieter de tuin water geven.

© Boom uitgevers Amsterdam, 2017 In zicht 9

You might also like