Professional Documents
Culture Documents
1 Sinds een maand hebben we een werkster. Ze komt één keer per week.
Dat bevalt
___________________________________ ons goed!
3 Lezen
Zullen
1 __________________________ we straks iets gaan drinken bij café Buurten?
2 Sorry dat ik te laat ben. Ik zal _____________________ de volgende les op tijd komen.
3 zal
Morgen __________________________ het de hele dag gaan regenen.
4 zullen
Hebben jullie tachtig kilometer gefietst!? Dan __________________________ jullie wel
moe zijn.
5 Zal
__________________________ ik vanavond koken?
6 zullen
Als we op vakantie willen gaan naar Vietnam, __________________________ we eerst
een visum moeten aanvragen.
7 zal
Peter: Heb je de deur op slot gedaan? Eline: Ik __________________________ het nog
even controleren.
8 zullen wel een beetje later komen.
De trein heeft vertraging, dus we _________________
9 zal
Kun jij de uien fijn snijden? Dan _______________________ ik de aardappels schillen.
10 zullen
Eerst gaan we samen lunchen en daarna _______________________ we de Domtoren
beklimmen.
12 Woorden
burgerlijk eenvoudig/netjes
afronden afmaken
op mezelf alleen
redden helpen
sterven overlijden
de vent de kerel
In de ochtend X X X X 5 graden
11
Vanmiddag X X
graden
9-11
Morgen X X
graden
Later in de 13-18
X X
week graden
16 Luisteren
a Twee weken
b Drie weken
c Vier weken
2 Waarom wil Gertjan niet de hele vakantie op één camping blijven staan?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
3 Gertjan maakt elk jaar met zijn gezin een rondreis van vier weken met de
camper naar verschillende plekken.
a Waar
b Niet waar
4 Wat is waar?
a Lezen
b Slapen
c Muziek luisteren
d Spelletjes spelen
e Genieten van het uitzicht
f Zingen
a Ja
b Nee
c Misschien
1 getrouwd
Mijn man en ik zijn al 54 jaar _______________________________________________ , en ik hou
nog steeds van hem!
2 direct
Na ons eerste afspraakje hebben we _______________________________________________
telefoonnummers uitgewisseld.
3 De buren hebben ook een sleutel van ons huis. Dan kunnen we
in ieder geval
_______________________________________________ altijd naar binnen als we de sleutel zijn
vergeten.
4 Marit probeerde eerst zelf haar fiets te repareren, maar
uiteindelijk
________________________________________ heeft ze hem naar de fietsenmaker gebracht.
5 klikt
Het _______________________________________________ heel goed met onze buren. Beter
een goede buur dan een verre vriend!
6 gespaard
Hoeveel geld heb je al _________________________________________ voor je nieuwe auto?
7 heb
Ik ______________________________________________ zin
geen _____________________________________________
om door de regen naar de supermarkt te gaan.
8 besloten
We hebben _______________________________________________ onze auto te verkopen.
9 solliciteren
Na haar studie wil Carolien bij het UMC ____________________________________________ .
10 afstand
Daniël was niet tevreden, omdat de ______________________________________ tussen zijn
werk en zijn huis te groot was. Gelukkig heeft hij ander werk gevonden.
Peters buurman heeft vorige week de loterij gewonnen. Vijf miljoen euro!
Peter droomt wat hij zelf met al dat geld zou doen: ‘Ik zou eerst een
wereldreis willen maken en daarna een groter huis kopen. Ik zou ook een
deel van het geld aan mijn familie geven, en natuurlijk ook aan goede
doelen. Ik weet niet of ik zou willen stoppen met werken …’
Willem gaat over twee jaar met pensioen. Hij vertelt zijn collega’s wat hij
dan zou willen doen: ‘Ik zou in ieder geval elke ochtend uitslapen tot een
uur of tien. Verder zou ik in de zomer lekker in mijn tuin willen werken.
Misschien zou ik in de winter met de camper door Zuid-Europa gaan
reizen. Een beter klimaat en lekker vrij!’
Mieke heeft een drukke baan en een gezin met drie kinderen. Ze zou graag
meer vrije tijd willen hebben: ‘Ik zou graag elke week een paar uurtjes
voor mezelf willen hebben. Dan zou ik kunnen gaan sporten, of gewoon
een boekje lezen op de bank. Ook zou ik dan een beetje meer tijd met
vrienden willen doorbrengen. Die zie ik nu zo weinig!’
Erik en Saskia vertellen over hun droomhuis: ‘We zouden heel graag in
een groter huis buiten de stad willen wonen. Dan zouden we meer ruimte
hebben voor al onze spullen en de kinderen zouden lekker in de tuin
kunnen spelen. Het belangrijkste is eigenlijk dat we meer rust zouden
willen hebben. We zijn de drukte van de stad wel een beetje zat.’
Ik heb een heel zwaar leven dat ik een heel zwaar leven heb
Echt heel zwaar Het is bij hun gewoon vaak vloed
Alles is voor mij ontzettend moeilijk en bij mij gewoon vaak eb
Ik heb echt een heel zwaar leven
waar
Nee, nee maar echt _____________________________ Soms dan sta ik bij de kassa
Het leven is voor mij gewoon ontzettend Alles moet daar vlug vlug vlug
zwaar vergeten
En dan ben ik iets _____________________________
moet ik helemaal terug
Bij mij gaat nooit eens iets vanzelf Alle mensen moeten wachten
daarom ben ik vaak zo moe (1) en dat vinden ze niet fijn (6)
Heel veel dingen zijn zo moeilijk Maar ja dan zien ze ook een keertje
dat ik ze gewoon niet doe (2) hoe het is om mij te zijn
En doe ik wel een keertje iets,
wordt het heel vaak niet gewaardeerd (3) Ik heb een heel zwaar leven
dingen
En daarom gaan veel andere _____________________ Echt heel zwaar
automatisch ook verkeerd Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Ik kan vaak ergens niet mee helpen Nee nee nee maar echt waar
want dan heb ik ergens pijn (4) Het leven is voor mij gewoon ontzettend
vervelend
Dat vind ik zelf ook heel ________________________ zwaar
dat ik er dan niet bij kan zijn
Ik sta natuurlijk ook veel liever Ik neem het leven heus zoals het komt
altijd voor de mensen klaar Maar ja, vaak komt het niet
Maar ja ze moeten maar begrijpen (Nee, nee)
mijn bestaan is heel erg zwaar En dan zit ik maar te wachten
_____________________________
29 Luisteren
In de Nederlandse les
Rashid: Natuurlijk, ik leg hem wel tussen ons in. Succes hè!
Julien: Ja, jij ook!
Thuis
A 1 doen
Saskia vindt het niet vervelend om de afwas te ___________________________________ .
2 Als u van het station naar het Centraal Museum wilt gaan, kunt u het
nemen
beste de bus _________________________________________ .
3 Wat zal er gaan gebeuren? Het is moeilijk om de toekomst te
voorspellen
_________________________________________ .
4 doe
Waar _________________________________________ jij altijd je boodschappen?
5 bestellen
Zullen we vanavond een pizza _________________________________________ ?
6 maken
Het is nog winter, maar ze _________________________________________ nu al plannen
voor de zomervakantie.
7 neem
Als ik opsta, _________________________________________ ik altijd eerst een douche.
8 waar
Hij werkt hard om zijn dromen _______________________ maken
te ______________________________ .
9 voeren
De buschauffeurs _________________________________________ actie. Ze willen een
hoger salaris.
10 Peter en Anna hebben een mooi huis gezien, maar er zijn veel geïnteres-
nemen
seerden. Ze moeten snel een beslissing _________________________________________ .
33
Vaste combinaties: werkwoord en voorzetsel
A 1 op
Peter heeft zich goed voorbereid ____________________ het examen.
2 voor
Anna is bang ____________________ honden. Ze is een keer gebeten, toen ze
zeven was.
3 Pieter leest elke dag de krant, want hij wil goed op de hoogte zijn
van
____________________ het laatste nieuws.
4 op
De kinderen verheugen zich ____________________ het Sinterklaasfeest.
5 op
Weet jij al ____________________ welke politieke partij je gaat stemmen?
6 naar
Het is al de hele winter donker buiten. Ik verlang ___________________ de lente!
7 voor
Morgen wordt het slecht weer. De weerman waarschuwt ________________ ijzel.
8 over
Hij maakt zich zorgen ____________________ de politieke situatie in zijn land.
9 aan
Amanda denkt vaak ____________________ haar familie in haar land.
10 op
Jan wacht al twintig minuten ____________________ de trein naar Rotterdam.
B
wachten – op zich voorbereiden – op
op de hoogte zijn – van stemmen – op
bang zijn – voor waarschuwen – voor
denken – aan zich zorgen maken – over
zich verheugen – op verlangen – naar
Plaatje B Op de stoel ligt een kussen met een sneeuwpop. Boven de klok hangen
lampjes. Aan de open haard hangen kerstsokken. Op de tafel staat een kerst-
boom. Voor de open haard ligt een kleed. Op de open haard staan kaarsen
en een nieuwe plant. Voor het raam hangen sterren.
Oefening 35
1 Pasta koken
A Eerst kook je water in de pan.
B Dan doe je de pasta in het kokende water.
C Voeg wat zout toe.
D Ten slotte giet je de pasta af met een vergiet.
2 Appeltaart bakken
A Eerst zet je de oven aan op 200 graden.
B Dan maak je het deeg in de keukenmachine.
C Daarna schil je de appels met een dunschiller.
D Ten slotte zet je de taart 45 minuten in de oven.
Oefening 36
A Eerst ga ik nieuwe plantjes in de tuin zetten.
B Dan ga ik tomaten plukken.
C Daarna ga ik onkruid wieden.
D Ten slotte ga ik met de gieter de tuin water geven.