You are on page 1of 2

Mattias Hoebeke

DE REFLEXIEVE WERKWOORDEN – extra oefeningen


Ik mij/me → Ik was mij/me
Jij (Je) je → Jij (Je) wast je
U zich/u → U wast zich/u
Hij/Zij (Ze) zich → Hij/Zij (Ze) wast zich

Wij (We) ons → Wij (We) wassen ons


Jullie je → Jullie wassen je
Zij/Ze zich → Zij/Ze wassen zich

1. De man wast ___________ in de douche.

2. De kinderen vervelen ___________ in de klas. 

3. U geeft__________ de schuld van het ongeval maar dat is niet juist.

4. De meneer scheerde ___________ en daarom heef hij geen baard meer.

5. Als jij____________ gedraagt dan gaan we naar de kermis.

6. Ik koop___________ een nieuwe auto op het Autosalon van Brussel.

7. Jij verliest_____________ tijd als je zolang wacht met te antwoorden !

8. Jullie kunnen_____________ bagage niet meenemen want de taxi is te klein.

9. Zij voelt______________ gelukkig omdat zij in juni gaat trouwen. ☺

10. Wij geven______________ geld aan de weeskindjes.

11. U moet_____________niet verontschuldigen hoor, het was mijn fout.

12. Ze schamen______________ niet maar ze zijn trots dat ze Nederlands leren.

13. Ik vraag______________ af: wanneer zijn de oefeningen gedaan ?


Mattias Hoebeke

OPLOSSINGEN

1. De man wast ZICH in de douche.

2. De kinderen vervelen ZICH in de klas. 

3. U geeft ZICH/U de schuld van het ongeval maar dat is niet juist.

4. De meneer scheerde ZICH en daarom heef hij geen baard meer.

5. Als jij JE gedraagt dan gaan we naar de kermis.

6. Ik koop MIJ/ME een nieuwe auto op het Autosalon van Brussel.

7. Jij verliest JE tijd als je zolang wacht met te antwoorden !

8. Jullie kunnen JE bagage niet meenemen want de taxi is te klein.

9. Zij voelt ZICH gelukkig omdat zij in juni gaat trouwen. ☺

10. Wij geven ONS geld aan de weeskindjes.

11. U moet ZICH/U niet verontschuldigen hoor, het was mijn fout.

12. Ze schamen ZICH niet maar ze zijn trots dat ze Nederlands leren.

13. Ik vraag MIJ/ME af: wanneer zijn de oefeningen gedaan ?

You might also like