You are on page 1of 33

Complexiteit van de eenvoud

De minimalistische architectuur van John Pawson

Onderwijsingstelling: Student: Datum:

ArtEZ Academie van Bouwkunst te Arnhem Maarten Nieuwenhuize 11 februari 2008

Inhoudsopgave
Titelpagina Inhoudsopgave....................................................................................................................................................... 2 Voorwoord ..............................................................................................................................................................3 1. Inleiding .......................................................................................................................................................4 1.1 Complexiteit van de eenvoud............................................................................................................. 5 1.2 Minimalisme in de architectuur .......................................................................................................... 6 1.3 John Pawson..................................................................................................................................... 7 2. House in Germany .....................................................................................................................................10 2.1 Stedenbouw en context ................................................................................................................... 10 2.2 Routing en ruimte ............................................................................................................................ 10 2.3 Daglicht en detail............................................................................................................................. 12 2.4 Expressie en pozie ........................................................................................................................ 12 3. Baron House..............................................................................................................................................14 3.1 Stedenbouw en context ................................................................................................................... 14 3.2 Routing en ruimte ............................................................................................................................ 14 3.3 Daglicht en detail............................................................................................................................. 16 3.4 Expressie en pozie ........................................................................................................................ 17 4. Tetsuka House...........................................................................................................................................18 4.1 Stedenbouw en context ................................................................................................................... 18 4.2 Routing en ruimte ............................................................................................................................ 18 4.3 Daglicht en detail............................................................................................................................. 20 4.4 Expressie en pozie ........................................................................................................................ 21 5. Klooster Novy Dvur...................................................................................................................................22 5.1 Stedenbouw en context ................................................................................................................... 23 5.2 Routing en ruimte ............................................................................................................................ 23 5.3 Daglicht en detail............................................................................................................................. 24 5.4 Expressie en pozie ........................................................................................................................ 25 6. Conclusies .................................................................................................................................................27 6.1 Stedenbouw en context ................................................................................................................... 27 6.2 Routing en ruimte ............................................................................................................................ 28 6.3 Daglicht en detail............................................................................................................................. 29 6.4 Expressie en pozie ........................................................................................................................ 29 6.5 Eigen bevindingen ........................................................................................................................... 30 Nawoord ........................................................................................................................................................ 31 Literatuur ..............................................................................................................................................................32

Voorwoord
In mijn werksituatie heb ik de laatste jaren ontdekt het ongelofelijk complex is om een eenvoudig, vanzelfsprekend gebouw te realiseren. Eerst was ik van mening dat een simpel gebouw met weinig tot geen ornamentiek en een eenvoudige uitstraling ook eenvoudig te maken was. Ik dacht dat een eenvoudig gebouw ook maar weinig details zou kennen, maar in de praktijk bleek het omgekeerde het geval te zijn. Achter de meest eenvoudig ogende hoekoplossingen, aansluitingen en gevels bleek enorm veel creativiteit, toewijding en toegepaste vakkennis schuil te gaan. Hierdoor ben ik deze architectuur gaan waarderen en fascineert me de paradoxaliteit van de complexiteit van eenvoudige architectuur. Vandaar dat ik de schrijfoefening -een vak binnen het 3e jaar aan de academie van Bouwkunst die bestaat uit het schrijven van een scriptie- heb aangegrepen om me verder in dit thema te verdiepen. Na een brede orintatie op het onderwerp, heb ik besloten me voornamelijk te richten op de architect John Pawson, omdat deze architect in zijn werk absolute eenvoud probeert te bereiken. In deze scriptie heb ik een viertal projecten van deze architect onder de loep genomen en getracht te ontdekken waarin de eenvoud van zijn projecten schuilt. Ik wil de betrokken docenten Gerd Jan Oud, Mariette van Stralen en Ton Verstegen bedanken voor hun bijdrage aan deze scriptie. Maarten Nieuwenhuize

1.

Inleiding

Gebouwen van hedendaagse architecten als Peter Zumthor, David Chipperfield, John Pawson en Claus en Kaan bevatten de kwaliteit van het minimale en zijn zinnenprikkelend. Ze zijn eigentijds gemaakt maar met een groot bewustzijn van de basisprincipes uit de architectuurgeschiedenis. De gebouwen van deze architecten hebben iets magisch, met een sterk tijdloos en zuiver karakter. Aan de architectuur is vaak niet mr toegevoegd dan het strikt noodzakelijke, zonder saai te zijn of voorspelbaar. Vaak zijn ze stedenbouwkundig en programmatisch zeer doeltreffend en verhullen ze een intensief ontwerpproces. Ik kwam tot een serie van vragen; of minimalistische architectuur een concrete stroming is; of het niet alle architectuur is die zich kenmerkt door kale wanden en abstracte gevels en ruimten? Of is minimalistische architectuur een gevolg van een bepaalde werkwijze? Waarin vinden minimalisten hun aanleiding om gebouwen in deze stijl te maken? Wat ik me ook afvroeg was wat architecten bij dit werk precies weg laten of juist toevoegen, zonder dat het gebouw saai wordt. Wat zijn de grootste obstakels die genomen moeten worden om iets vanzelfsprekend te maken en wat zijn de valkuilen om niet te vervallen in een saai, stijlloos gebouw? Gaat deze stroming over puur het abstraheren, het weglaten (reduceren), of juist over het uiterst beheerst spelen met de ingredinten als licht, ruimte, vorm en materiaal? Deze vragen zijn veelomvattend en te uiteenlopend om in n scriptie te behandelen. Vandaar dat deze scriptie zich concentreert op de vraag wat kenmerkend is voor architectuur, gerealiseerd met een minimum aan architectonische ingredinten. Daarnaast wordt een antwoord gezocht op de vraag of er onderliggende ontwerpprincipes zijn te ontdekken; dus hoe weet de architect wat hij juist wl moet doen en wat jist niet. Hoe bereikt hij zijn doel? Waar vindt de concrete reductie plaats? in de vormentaal, de materialisatie, het detail of het kleurgebruik? Om deze vragen te beantwoorden worden enkele gebouwen uit het oeuvre van de Britse architect John Pawson (1949) gebruikt als onderzoeksmateriaal, omdat rondom zijn werk veel theorie is gepubliceerd en deze architect zich profileert als minimalist. Aan de hand van een aantal opvallende themas in zijn werk wordt een selectie van projecten geanalyseerd. Bij elk van deze thematieken wordt gezocht naar de wezenlijke bijdrage van ontwerpkeuzes aan het uiteindelijke minimalistische ontwerp. Als eerste is gekozen voor het thema stedenbouw en context omdat in veel gebouwen de sleutel van de eenvoud hierin is gelegen. Er zijn gebouwen gekozen die in uiteenlopende stedenbouwkundige situaties zijn ontworpen. Daarnaast wordt ingegaan op het thema routing en ruimte, omdat de beweging door de ruimte en het karakter van de ruimte van grote invloed zijn op ruimtelijke eenvoud. Pawson staat bekend om het beheerst spelen met daglicht en uitgekiend detailleren om het gebouw zijn eenvoudige uitstraling te geven. Vandaar dat tevens is gekozen voor de themas daglicht en detail. Als laatste thema is gekozen expressie en pozie, om de potische 4

Figuur 1: John Pawson

inhoud van zijn architectuur en het karakter van de expressie te duiden. De vraag of Pawsons minimalistische architectuur expressief of juist bescheiden is, levendig of doods, uitgesproken of ingetogen, zal hier worden beantwoord. In dit eerste hoofdstuk zal een inleiding worden gegeven op minimalisme in de architectuur, en zal in algemene zin worden ingegaan op de architect John Pawson.

1.1

Complexiteit van de eenvoud

Architectuur realiseren is een complex proces van het samenbrengen van allerlei verschillende ingredinten in n gebouw. Behalve dat een bouwwerk moet voldoen aan de meest essentile eisen gesteld door het beoogde gebruik en de inpassing van het gebouw in de omgeving, zijn tevens constructieve, bouwfysische en esthetische eisen van toepassing. Daarnaast is een gebouw de drager van een architectonische en maatschappelijke visie, met het doel om een bepaald statement te maken over wonen, werken en recreren, dus over het leven in het algemeen. Hierbij is de uitvoerbaarheid, de regelgeving die tegenwoordig ook een stevige invloed heeft op het ontwerpproces of het beschikbare budget nog volledig buiten beeld gebleven. Het bovenstaande lezende zou je je af kunnen vragen hoe het mogelijk is dat er gebouwen worden gemaakt waarin dit complexe proces niet afleesbaar is. Toch is dit veel architecten gelukt, zowel in de huidige tijd als in het verleden. Gebouwen uit de oudheid, zoals de piramides of de gebouwen van de Romeinen, die met uitgekiende constructies eenvoudige gebouwen wisten te realiseren. John Pawson is van mening dat het type gebouw bijdraagt aan de uiteindelijke verschijningsvorm. Civiele projecten, zoals een weg, brug of viaduct hebben n duidelijke functie, dit bevordert volgens hem als vanzelfsprekend een eenvoudig ontwerp. Toch lagen aan de Romeinse aquaducten en gebouwen complexe (bouw)processen ten grondslag. Michelangelo heeft ooit mooi omschreven hoe de investering in het maken van een kunstwerk samenhangt met het uiteindelijke zichtbare resultaat. Hij zegt namelijk dat het kunstwerk eruit moet eruit zien alsof alle moeite die de maker erin heeft genvesteerd, er ook weer aan is ontrokken. De Roemeense beeldhouwer Constantin Brancusi heeft mooi gezegd hoe eenvoud kan worden bereikt. Hij zei: eenvoud is niet iets dat men kan nastreven. Het is iets dat men ondanks zichzelf bereikt als men de werkelijke betekenis der dingen bereikt. 1 Blijkbaar moet de ontwerper om eenvoud te realiseren zichzelf overtreffen en vooral weten waar hij het over heeft.
Figuur 2: Klooster Le Thonoret, een inspiratie voor Pawsons ontwerp voor een Tsjechisch klooster

Constantin Brancusi, Constantin Brancusi, citaten en uitspraken van de kunstenaar

vertaling en redactie: Fons Heijnsbroek (http://www.dekunsten.net)

1.2

Minimalisme in de architectuur

De definitie van minimaal is volgens van Dale naast zo klein mogelijk en zeer weinig tevens minstens. Deze laatste betekenis is passend als het gaat om minimalisme in de kunst of architectuur. Hierin gaat het namelijk om met het minimum aan middelen het maximaal haalbare resultaat in ervaring en sensatie te realiseren. De term minimalisme heeft bij mensen vaak de associatie met saai, kaal of leeg. In wat er over minimalistische architectuur geschreven is komt naar voren dat het bij deze architectuur gaat over reduceren tot enkel de essentie van wat het ontwerp zou moeten zijn, die hierdoor krachtiger dan ooit tot uiting komt. En van de bekendste uitspraken van de Duitse architect Ludwig Mies van de Rohe (1986-1969) was Less is More, illustreert het minimaal benodigde. Een gebouw is volgens hem mr als bij het ontwerp is gestreefd naar het aller noodzakelijkste. In de beeldende kunst is de terminologie rondom het woord minimalisme veel minder besmet. Kunstenaars als Donald Judd (1928-1994) en Carl Andre (1935) zetten eind jaren zestig de zogenaamde minimal art op de kaart. Hun werk wordt gekarakteriseerd door abstracte objecten gemaakt van eenvoudige materialen, die een relatie zoeken met de omgeving en de beschouwer. De kunst geeft veel ruimte voor vrije interpretatie en (democratische) ervaring van het werk. In de muziek is het minimalisme een bestaande stroming. Hierin wordt ook repetitie als belangrijk instrument ingezet. Akkoorden die minimaal van elkaar verschillen worden gespeeld met lange tussenposen. Al aan het begin van de vorige eeuw begon de strijd tegen overvloed en het ornament, met als n van de belangrijkste voorvechters de Weense architect Adolf Loos. Hij schreef in 1913 het beroemde artikel Ornament und Verbrechen2, wat zoveel betekent als de misdadigheid van het ornament. Hij veroordeelde het gebruik van ornamentiek, waar in de classicistische architectuur van de negentiende eeuw overvloedig gebruik van werd gemaakt. Het ornament zou bestemd zijn voor de onontwikkelde mens. In een moderne maatschappij is hier geen plaats meer voor. Culturele ontwikkeling stond in Loos visie gelijk aan het verwijderen van ornamenten van gebruiksvoorwerpen. In zijn visie was datgene wat het gebouw of object (hij ontwierp veel interieurs) versierde het materiaal zelf, hoe doelmatig of functioneel ook vormgegeven. Er zijn verschillende motivaties om een minimale architectuur na te streven. De Italiaanse professor Vittorio Magnagno Lampugniani (1951) heeft hier in zijn essay De nieuwe eenvoud3, over geschreven. Hij houdt hierin een pleidooi voor eenvoud in architectuur en zet een aantal motivaties uiteen. Zijn eerste motivatie is van ideologische aard; in zijn visie is er in een rechtvaardige wereld geen plaats voor overvloed. Ook benoemt hij een technische motivatie, want om productieprocessen te vereenvoudigen moeten we afstand doen van alles wat deze goederen onnodig gecompliceerd maakt en dientengevolge de productie bemoeilijkt. (p.,693)
Figuur 3: Playground, Tony Smith, 1962

2 3

Adolf Loos, Dat is architectuur, titel Ornament en misdaad, blz. 63 Vittorio Magnagno Lampugniani, Dat is architectuur, titel De nieuwe eenvoud

Als esthetische motivatie haalt hij net als Adolf Loos aan dat we als moderne mens niet langer in staat zijn protserigheid en overdaad mooi te vinden. We waarderen alleen nog wat helder is, tot de essentie teruggebracht, sober. Monotonie is vaak eerlijker en passender dan een dwangmatige variatie, die verschillen voorspiegelt waar ze niet zijn. (p.,639) Daarnaast is volgens hem een van de meest rampzalige euvelen van onze tijd het lawaai in de ruimste zin van het woord. Ononderbroken worden we overspoeld met geluiden en beelden. De architectuur moet hieraan tegenwicht bieden, als een plaats waar onze ogen tot rust kunnen komen, als een symbool van contemplatie, als een materialisatie van het zwijgen. (p., 639) Volgens Han Michel, die een boek schreef over het architectenduo Claus en Kaan4, bestaat er een aantal valkuilen voor architecten die eenvoud ambiren. Zo bestaat de mogelijkheid dat men puur is gericht op versimpeling, waardoor er een saai, stijlloos gebouw kan ontstaan. Ook heeft hij het over een grafische valkuil, omdat eenvoud zich gemakkelijk laat associren met basale geometrische vormen of patronen met veel herhaling. Hier ligt volgens hem spanning direct naast verveling.

1.3

John Pawson

John Pawson is een architect die zich profileert als minimalist. Hij bracht in 1996 een boek uit met de titel Minimum, waarin hij zijn fascinaties in beelden probeert te vatten. Hij wordt gezien als d minimalist puur sang en ontwerp naast gebouwen tevens meubels en gebruiksvoorwerpen zoals bestek en servies, waarin hij dezelfde ambities nastreeft als in zijn architectuur. Hij streeft naar ontwerpen die de perfectie van het minimale bereiken door pure reductie, waarin elke detail tot de essentie is teruggebracht. Het werk van Pawson is herkenbaar aan de uitgekiende interieurs, natuurlijke materialen, gebruik van wit stucwerk en grote glasvlakken. Een van zijn bekendste werken is zijn eigen woonhuis, waarbij het keukenblok langs de woningscheidende wand buiten doorloopt in de patio achter de woning.

Een van zijn laatst gerealiseerde projecten is een klooster voor monniken van de Cisteriaanse orde in Tsjechi, Novy Dvur genaamd. Van dit omvangrijke project zegt Pawson zelf dat het zijn architectonische vocabulaire heeft vergroot. Dit type projecten ligt de architect Pawson als geen ander. Het gestructureerde leven in het klooster dat bestaat uit een aaneenschakeling van geordende series rituelen, gebruikt hij als inspiratie voor zijn ontwerp. Op de architectuurbinnale in Veneti van 2004 is het ontwerp van dit klooster tentoongesteld in het Britse paviljoen. Pawson werd geboren in 1949, in het Noord Engelse Halifax, als jongste in een gezin met vier dochters, en groeide op in een woonhuis uit de 16e eeuw. Zijn ouders waren werkzaam in de modewereld en hingen het methodisme aan, een stroming binnen de protestantse kerk die zich vrij nadrukkelijk beroept op de bijbel. Van

Figuur 4: Pawson House

Han Michel, Claus en Kaan architecten, ABC architectuurcentrum Haarlem, 1998

Figuur 5: Klooster in Novy Dvur (Tjechi)

huis uit kreeg hij vanuit deze levensbeschouwing waarden mee als eenvoud en bescheidenheid. Na op een traditionele kostschool te hebben gezeten maakt Pawson een reis door het Midden Oosten, India en Australi, om na terugkomst aan de slag te gaan in het familiebedrijf van zijn vader waar hij vijf jaar lang zal werken. In 1973 werd voor jonge Pawson de drang om te reizen groot en besluit hij naar Japan te gaan, om aan een universiteit in Nagoya als leraar Engels te werken. Nadat hij drie jaar als docent werkzaam is geweest vertrekt hij naar Tokyo, waar hij in contact komt met het architectenbureau van Shiro Kuramata. Hoewel hij nooit ambities had op het gebied van architectuur, bestudeerde hij het werk van Kuramata en raakte geboeid door de eenvoud van het werk van deze Japanse architect, die ontwerpen maakte met gedurfde materialen en technische oplossingen. Als Pawson weer in Engeland terug komt besluit hij zich in 1979 in te schrijven aan de Architectural Association in Londen, waarna hij in 1981 zijn eigen bureau opricht. In het begin van zijn loopbaan ontwierp hij een appartement in Londen waar hij samenwoonde met Hester van Royen, die in de kunsthandel zit. Later volgden meer woonhuizen voor prominente personen, en maakte hij ontwerpen voor galeries in Londen, Dublin en New York. Het bureau bestond in de 80-er jaren slechts uit n of twee medewerkers en van 86-89 doet Pawson een aantal projecten samen met de Italiaanse architect Claudio Silverstrin, die nu tevens bekend staat om zijn minimalistische werk. Pawson ontwierp in de jaren negentig een aantal winkels voor Calvin Klein, waarna hij meer projecten van grotere schaal en wisselend van karakter ging doen. stedelijke opgaven, gebouwen, interieurs, design. Onlangs is zelfs een brug van zijn hand opgeleverd. Naast het Tsjechische klooster Novy Dvur bestaat zijn recente werk onder andere uit een interieurontwerp voor de lounge van het vliegveld Cathay Pacific in Hong Kong, een woontoren met 50 luxe appartementen aan het Gramercy Park in New York en een interieurontwerp voor het prestige project Hotel Puerta Amrica in Madrid. Pawson ontwerpt vanuit de motivatie om dingen tot hun essentie te laten komen. Architectuur is voor hem de fysieke expressie voor een manier van zijn waarvan de vorm geen specifieke mode volgt maar een specifieke manier van leven. Hij vindt dat zijn werk moet worden gezien, niet zozeer als minimalistisch, maar meer als een manier van denken over ruimte, proporties, oppervlak en lichtval. Minimalisme is volgens hem geen architectuur van zelfverloochening, ontbering of afwezigheid, en kan ook niet worden gedefinieerd als wat er niet is maar juist als datgene wat er wl is en de rijke ervaring die dit veroorzaakt. Architectuur is voor hem het maken van de best denkbare context voor de dingen die belangrijk zijn in het leven. De afwezigheid van storende elementen geeft de mens volgens Pawson ruimte om na te denken en te begrijpen. In de inleiding van zijn boek Minimum5 schrijft Pawson: Clearly simplicity has dimensions to it that go beyond the purely aesthetic: it can be seen as the reflection of some innate inner quality, or the pursuit of philosophical or literary insight into the nature of harmony, reason and truth (p.,7).
5

Figuur 6: Sackler Crossing (Groot Britanni)

Minimum, Phaidon Press Limited, Londen, 1996

Hiermee laat Pawson zien dat hij op zoek is naar een architectuur die harmonieus en eerlijk overkomt. Pawson beweert hierin met zijn architectuur verder te gaan dan de vroege modernisten zoals Le Corbusier, die architectuur maakten met het oog van ingenieurs, waar details vanuit pragmatische of utilitaire visie werden vormgegeven. Volgens Pawson ligt het veel complexer: Just as abstraction in art depends upon a mastery of the skills of representation through drawing, so simplicity is actually very difficult to achieve. It depends on care, thought, knowledge and patience. (p.,9) Over Le Corbusier zegt Pawson dat hij geen perfectionist was, en dat dat eigenlijk een vereiste is om minimalistische architectuur te kunnen maken. Daarentegen is Mies van de Rohe voor hem een groot voorbeeld. Hij maakte in Pawsons visie de dingen eenvoudiger, hij filterde de architectuur. Het verschil tussen deze beide grootheden in de architectuur zet hij verder uiteen door een citaat van Ludwig Wittgenstein aan te halen; het verschil tussen een goede en een slechte architect is dat de slechte architect toegeeft aan elke verleiding terwijl een goede architect deze verleiding kan weerstaan. (p.,9) In zijn leven heeft Pawson nooit veel bezittingen gehad. Dit is voor hem een voorwaarde om een verlicht leven te leiden. In zijn optiek moet een mens zich travel light kunnen bewegen door het leven. Hiermee bedoelt hij dat comfort niet komt door een grote zachte bank en veel spullen, maar door een bepaalde mate van duidelijkheid, waarin het oog, de geest en het lichaam op hun gemak zijn. Pawson spreekt als het gaat om zijn werk graag van visual comfort, waarmee hij bedoelt dat het oog een bepaald comfort en rust nodig heeft. Zijn werk is zeer gericht op het visuele. De beelden die hij laat zien van zijn werk in boeken en op zijn website zijn zeer stilistisch, waarbij de ruimten zijn ontdaan van storende elementen. Er is enkel plaats voor (door hem zelf ontworpen) meubels of design servies. De woonhuizen zijn ontdaan van franje, en daarmee wellicht van de invloed van de bewoner of gebruiker. Bij elke opgave vindt Pawson dat hij zichzelf als toekomstige bewoner moet zien, waarin hij laat zien dat de wensen van de opdrachtgever relatief voor hem zijn. In het boek Minimum heeft Pawson in elf hoofdstukken zijn ideen over minimalisme in beelden samengevat. Deze hoofdstukken zijn achtereenvolgens massa, licht, structuur, ritueel, landschap, orde, inhoud, repetitie, volume, essentie en expressie. Hij heeft voor elk hoofdstuk beelden verzameld die in zijn visie over dit thema duiden en inzicht geven in zijn fascinaties. In de inleiding van het boek schrijft hij over enkele themas uitgebreider, bij de beelden houdt hij het bij bijschriften. Het boek laat duidelijk zien dat Pawson echt een estheet is. Hij heeft sprekende (detail)fotos verzameld die vaak vooral mooi zijn. Opvallend is dat het vaak fragmenten zijn van (herkenbare) architectuur waar iedereen wel van vindt dat het goed is, zoals het paviljoen van Mies van de Rohe in Barcelona of het Pantheon. In dit boek wordt duidelijk dat Pawson op zoek lijkt te zijn naar de kracht van een (enkel) beeld, wellicht meer in de fragmenten van een ontwerp dan in de kracht van het geheel.
Figuur 7: Foto uit Pawsons boek Minimum

2.

House in Germany

Dit priv-woonhuis is gelegen op een beboste helling en is in 2003 gerealiseerd. Met minimale middelen en een eenvoudig concept dat sterk is bepaald door de situering heeft Pawson in dit project een woonhuis gemaakt dat sterk is betrokken op de omgeving, maar tegelijk een duidelijk privaat karakter heeft. Het is een moderne woonburcht die tegelijk doet denken aan prehistorisch wonen in een grot.

2.1

Stedenbouw en context

Het woonhuis staat als een rechthoekig breed volume evenwijdig aan de helling en bestaat uit twee niveaus. Het bovenste niveau heeft contact met de straat, en het lage deel is georinteerd op de dicht beboste helling. Een groot terras over (meer dan) de volle breedte van het woonhuis biedt een nadrukkelijk podium voor het wonen aan deze groene zijde van het huis, wat tevens de zuidzijde is. Aan de voorzijde van de woning is de entree gelegen, waarmee de verbinding met de straat tot stand komt. Het bovenste niveau heeft een uitstekend deel waar de hoofdslaapkamer is gelegen, van waaruit men zich tussen de bomen waant, met een panoramische blik op de beboste helling. De bomen vormen voor deze ruimte ht decor, eigenlijk zijn de bomen het enige wat je vanuit deze kamer ziet. De dwarsdoorsnede laat duidelijk het eenvoudige idee achter deze woning zien. Eigenlijk is de woning niveau afspeelt, herhaalt zich in wezen op het onderste (helling) niveau, alleen dan precies omgekeerd. De onderste laag bevat een natuurlijke intimiteit, doordat deze laag als het ware in de helling ligt en zich dus enkelzijdig naar de omgeving richt. Hierin schuilt wellicht het eenvoudige karakter van deze woning, en de wijze waarop deze in grote lijnen is opgezet. Een belangrijke verschil tussen de twee niveaus is de openheid van de gevels. Aan de straatzijde heeft Pawson ter plaatse van de carport en de bijkeuken horizontale houten lamellen gebruikt om de privacy te volledig naar de beboste helling.

Figuur 8: Stedenbouwkundige situatie

2.2

Routing en ruimte

Figuur 9: Conceptschets

Het woonhuis wordt op een directe manier benaderd. Aan de voorzijde kan de auto direct onder het overstekende dak worden geparkeerd, wat een soort omgekeerd principe is van de overstekende slaapkamer aan de achterzijde. De woning kan worden betreden door twee deuren direct aan deze voorgevel. Voor de woning is een lang toegangsterras geplaatst over de volle breedte van de woning. Dit kan als tegengesteld worden gezien aan het terras aan de achterzijde. Typerend is dat achter de toegangsdeuren lange gangen zijn gelegen die doorzicht bieden naar de groene achterzijde van de woning.

10

Figuur 10: Dwarsdoorsnede

Centraal gelegen is de lange over de breedte georinteerde trap, die bestaat uit twee delen onder een groot daklicht die in het hart van het gebouw samenkomen en vanwaar het lage niveau van de woning bereikbaar is. Op het onderste bordes staan twee haaks op de hoofdtrap gelegen lagere trappen waardoor met een subtiele draai toegang wordt geboden tot de onderste woonlaag. Doordat deze trap centraal in de woning is gelegen en in twee richtingen omhoog loopt kan men zich snel verplaatsen tussen de verschillende ruimten. Op de bovenlaag is in het verlengde van de centrale trap de primaire verkeersruimte gelegen. Op de onderlaag is de benadering van de ruimte aan de hellingzijde tevens via een gang vormgegeven, die leidt naar de keuken en de woonkamer. De trap aan de terraszijde geeft direct toegang tot de langgerekte zitkamer, die zich volledig orinteert op het groene uitzicht. Typerend is dat bijna alle ruimten met elkaar zijn verbonden, vanaf de kamer aan de voorzijde van de woningen via de trap tot alle beneden liggende woonruimten. Op dit niveau zijn de ruimten slechts van elkaar gescheiden door (half) hoge wanden die de ruimte niet geheel afsluiten. Zo is slechts op enkele plaatsen echt sprake van verkeersruimte, in andere delen van de woning is een Japanse overgang van ruimte naar ruimte aan de orde. Opmerkelijk is ook dat er toch duidelijke knooppunten zijn te ontdekken in de bewegingen die de gebruiker gaat maken. Zo kan men bijna altijd boven- of onderaan de trap of bij het begin of einde van een ruimte zowel rechtdoor als links- of rechtsaf. De plattegrond van deze woning maakt ondanks de rechtlijnige opzet een vrije beweging door de ruimte mogelijk. In de gevel aan het enorme terras op de benedenverdieping zijn een viertal schuifdeuren geplaatst. Deze verdiepinghoge deuren staan op steeds dezelfde afstand van elkaar en volgen zo het ritme van de hoofdverdeling van de aanliggende ruimten. De deuren zorgen ervoor dat het terras toch nadrukkelijk bij de woonruimte hoort. Pawson werkt in tegenstelling tot overige projecten in dit woonhuis met ruimten die veelal dezelfde hoogte hebben; met uitzondering van de ruimte boven de trap, waar de volledige hoogte van de woning wordt ervaren. Alle ruimten zijn rechthoekig van karakter, een handelsmerk van Pawson, met uitzondering van de hoofdslaapkamer, die drie optreden lager is dan de overige ruimten. Het panoramisch effect van de open gevel aan deze ruimte wordt hierdoor versterkt. De verschillende ruimten in de woning zijn zeer geordend en volgen de (constructieve) hoofdopzet van het gebouw. Dit is goed zichtbaar op de onderste woonlaag, waar de constructieve schijven dwars op de lengterichting van het gebouw tevens de scheiding vormen tussen de belangrijke ruimten zoals de keuken, de eetkamer en de woonkamer. Op de verdieping zijn de drie kleine slaapkamers identiek vormgegeven, met voor iedere kamer een eigen badkamer met toilet. Deze logische ordening heeft een ruimtelijke eenvoud in de woning tot gevolg.

Figuur 11: Plattegronden

11

2.3

Daglicht en detail

In het concept van de woning is uitzicht op de omgeving en de daglichttoetreding een belangrijk aspect. De beide zijgevels zijn grotendeels gesloten, en de woning opent zich op de bovenste laag volledig naar de straatzijde, en aan de achterzijde op beide niveaus volledig naar de tuin. Boven de centrale trap is een daklicht aangebracht, een handelskenmerk van Pawson. Dit daklicht heeft exact dezelfde afmetingen als de lengte van de trap. In de werktekeningen die van dit project zijn gepubliceerd is goed te zien dat Pawson veel speling neemt in wanden en vloeren om zijn eenvoudige aansluitingen te maken. Vaak zijn dubbele constructies opgenomen, die door dikke wanden of vloerranden worden verhuld. Op deze manier zijn de gewenste afwerkingen voor de betreffende architectonische elementen mogelijk. Een goed voorbeeld hiervan bij dit project zijn de vloer- en dakranden, die beide dezelfde hoogte hebben. Achter deze randen gaan imposante constructies schuil, die de benodigde constructiehoogte voor bijvoorbeeld de ruim uitkragende hoofdslaapkamer verhult. Gevolg hiervan is wel dat een aanzienlijke hoogte benodigd is en het geheel nogal massief laat ogen. In contrast hiermee maakt Pawson waar mogelijk zo groot mogelijke daglichtopeningen, met verdekte detaillering van de boven- en onder dorpel van het vastglas. Zo lijkt het of er (afgezien van de zichtbare deuren) geen onderscheid bestaat tussen binnen en buiten, geen verschil tussen interieur en exterieur. Kunstlicht is in dit project van Pawson duidelijk onderdeel van het ontwerp. Zoals in meerdere projecten toegepast heeft Pawson de verlichting verwerkt in de oksel tussen plafond en wand of kozijn. Op deze plek reserveert hij de benodigde ruimte om de verlichting verdekt, volledig boven de plafondlijn aan te brengen. In dit project is dit met name goed te zien in de bovenaansluiting van de puien aan het terras. Deze oplossing heeft het voordeel dat er grote ononderbroken plafondvlakken ontstaan, door de verdekte positie is de verlichting van binnenuit bijna niet waarneembaar. De overgang van plafond in glasgevel lijkt naadloos. In de foto van de nachtelijke aanblik is goed te zien hoe de verlichting een warm licht werpt op de woonruimte.

Figuur 12: uitkragende slaapkamer boven het terras

Figuur 13: Detaillering uitkraging

12

2.4

Expressie en pozie

Bij het bestuderen van de plattegrond dringt een vergelijking met bijvoorbeeld de klassieke Villa Rotonda van Palladio zich op. De centrale, orthogonale ontsluiting doet denken aan deze villa. De doorzichten in het verlengde van de verkeersruimten en de spiegelsymmetrie in het totaalidee van het gebouw dragen hier tevens aan bij. De speelse bewegingen waarmee de gebruiker zich door het gebouw kan verplaatsen zijn theatraal te noemen, en nodigen uit tot het intensief ervaren van de totaliteit van het gebouw met zijn speciale omgeving. Het gebouw komt gewichtig over. De grote massieve dichte zijgevels in grijs beton samen met de hoge vloer- en dakranden maken het gebouw enigszins zwaar, wellicht zwaarder dan waar de schaal van de woning om zou vragen. Het is hierdoor duidelijk dat het gaat om een afgeschermde priv-ruimte. Pawson neemt het gegeven van deze gewichtige delen in het gebouw blijkbaar op als noodzakelijke consequentie van zijn vlakke, onzichtbare detaillering. Het contrast tussen de dichte massieve wanden met de grote open (glas) vlakken en de extensieve buitenruimte is groot. Wellicht heeft het n het ander nodig. Een in het oog springend (expressief) onderdeel is de uitkragende hoofdslaapkamer, die nadrukkelijk de aandacht trekt in het beeld van de achterzijde van de woning. Hiermee maakt de architect een uitzondering ten opzichte van overige gerealiseerde projecten, waarbij de uitdrukking nadrukkelijker in het interieur is gelegen. Want de belangrijkste expressie die Pawson in het gebouw legt is toch de ervaring die men in het gebouw heeft, met de omgeving als decorerend ingredint.

Figuur 14: Doorzicht benedenverdieping

13

3.

Baron House

In het zuiden van Zweden is in de streek Skne heeft Pawson in 2005 een vakantieverblijf ontworpen. Op de voetprint van een bestaande agrarische nederzetting is een hyperminimalistisch gebouw gemaakt, dat qua vorm en opzet sterk doet denken aan de voormalige bebouwing. In materiaal en detail is het gebouw compleet vervreemdend. Het helder witte volume doet slechts in hoofdvorm denken aan de vroegere functie. Doordat wanden en daken beide wit zijn steekt het gebouw sterk af tegen de omgeving, en is een echte eyecatcher.

3.1

Stedenbouw en context

Figuur 15: conceptschets opzet

De bebouwing is gesitueerd op een terp rondom een centraal gelegen binnenplaats, en is zuiver orthogonaal geordend met een noord-zuid orintatie. Je benadert het gebouw langs een met bomen aangeduide oprit die in het verlengde van de centrale binnenruimte is gelegen. De terp is aan de noord- en westzijde het hoogst, zodat aan deze zijden de woning een spectaculair vergezicht geeft over de landelijke (vlakke) omgeving. De context bij dit project is van beperkte invloed, het belangrijkste is de ligging van de (bestaande) terp en de orintatie ervan. Aan de zuidzijde geven een aantal hoge oude bomen aangevuld met nieuw groen enige beschutting en maken de buitenruimte aan deze zijde intiem. De bebouwing heeft de vorm van een carr en bestaat uit een enkele bouwlaag met daarop grote kappen. De richting van de kappen geeft tevens de hoofdopdeling in het gebruik van de woning aan, namelijk de meer priven publieke ruimten. De binnenplaats fungeert als belangrijke toegang tot de woning. Om de typologie te duiden dringt de referentie met een hofboerderij zich op. De centrale en tevens intieme ligging sterk contrasteert met de onherbergzame situering. Wat dit gebouw zo eenvoudig maakt is de keuze voor n enkele kleur voor zowel het dak van golfplaat als de gevels, wat n geheel vormt met het interieur, waar de wanden en het dak wit gestuukt zijn. In deze context is de typologie, die sterk refereert aan de eenvoudige uitstraling van een boerenschuur, niet misplaatst.

3.2

Routing en ruimte

Zoals gezegd is de benadering van de woning landhuisachtig vormgegeven. Na het parkeren van de auto voert de route naar de binnenplaats in de woning langs een rij lindebomen. Door een poort bereikt men de binnenplaats waar in iedere richting door grote glasvlakken dwars door de woning zicht op de omgeving mogelijk is. De zichtlijnen lopen in de vorm van een assenkruis door deze binnenplaats, en de hoofdentree is in het verlengde van de oprit en de poort geplaatst. Deze binnenplaatst heeft een ambivalent karakter, omdat het duidelijk een besloten plek is en tegelijk de weidsheid van de omgeving ervaarbaar blijft.
Figuur 16: Exterieurfoto

14

De belangrijkste woonruimten zijn gelegen in de noordzijde van het carr, over de volle lengte van het gebouw. Hierin zijn de woonkamer, de eetkamer, de keuken en een studio gelegen. Het woongedeelte wordt van de keuken gescheiden door een gedeelde open haard, die in een wand is vormgegeven. Door het gat in deze wand wordt contact gelegd tussen woonkamer en woonkeuken. Tussen de keuken en de studio staat een soortgelijke wand die de ruimten van elkaar scheidt, terwijl de woonruimte er toch direct aan gelegen is. Dit is een duidelijk thema binnen het werk van Pawson: dat ruimte die door wanden subtiel van elkaar wordt gescheiden, maar tegelijk met elkaar in verbinding blijft staan. De eetkamer die tussen deze twee wanden ligt heeft exacte dezelfde breedte als de binnenplaats, die hierdoor automatisch een sterke relatie krijgen. De eettafel is precies in het midden van de ruimte geplaatst vanwaar een weids uitzicht wordt geboden door de grote opening die ook exact in het midden van de ruimte ligt. Ook heeft de woning afgezien van een kleine kelder n belangrijke woonlaag. Door de ruimte onder de volledig gesloten kappen ontstaan hoge, bijna sacrale ruimten. In de zuidvleugel zijn de meer private ruimten gelegen, een viertal slaapkamers met elk een badkamer. De ruimten zijn symmetrisch geordend over de volledige breedte van deze vleugel. De twee grote slaapkamers bevatten een grote badkamer die door middel van een grote matglazen wand gescheiden is van het slaapgedeelte. Met veel zorg zijn in de badruimten het toilet, de badruimte en badkamermeubel geplaatst, waarbij deze zoveel mogelijk weggewerkt zijn chter en n de wanden.
Figuur 17: plattegrond

Pawson kiest de binnenplaats als belangrijkste buitenruimte omdat de woonkamer aan de zuidkant met een grote opening aan deze binnenplaats grenst. Hiermee geeft hij de binnenruimte een prominente plaats in het gebouw. De conceptschets laat zien dat dit vanaf de eerste schetsen uitgangspunt is geweest. Door de dakhelling is het blijkbaar zelfs voor de laagstaande Zweedse zon mogelijk om tot de binnenplaats door te dringen. Net als het woonhuis beschreven in het vorige hoofdstuk, heeft Pawson in deze woning een spannende routing weten te leggen. De analyse hiervan laat duidelijk het concept van routing zien: lange looplijnen, die sterk samenhangen met orintatie, de hoofdopzet van de ruimten en de open en gesloten delen in de gevel. In de analyseschets hieronder is duidelijk te zien hoe Pawson de beweging in de ruimte stuurt. In het priv deel van de woning met de bad- en slaapkamers loopt de verkeersruimte als een lange gang langs de binnentuin. In contrast hiermee is in de grote open plattegrond van het woongedeelte enkel het vaste interieur het sturende element. Langs zowel de binnen- als de buitengevel zijn lange looplijnen mogelijk waar de keuken, de open haard wand en de eet- en werktafel in een duidelijke ritmiek haaks op geplaatst zijn en de ruimte opdelen. Aan het einde van de lange priv gang zijn symmetrisch de belangrijkste en grootste slaapkamers geplaatst, die een soort hoogtepunt vormen aan het einde van de langgerekte gang in dit deel van de woning. Ook in dit gebouw zijn duidelijke parallellen te vinden met villa Rotonda van Palladio. De haast klassieke ruimtelijke ordening van het gebouw, met zichtlijnen die haaks op elkaar door de woning lopen, zijn bijna n op n overgenomen van dit belangrijke middeleeuwse bouwwerk.
Figuur 18: analyse routing

15

3.3

Daglicht en detail

De grote, wandhoge openingen leggen het interieur en de landelijke omgeving in elkaars verlengde. Deze openingen zijn systematisch geplaatst, ze corresponderen duidelijk met de aanliggende ruimten. De grote openingen aan de buitenzijde, waarbij de boven en onderdorpel van de kozijnen aan het zicht zijn onttrokken, zijn alle afsluitbaar door grote luiken die aan de buitenzijde van de gevel aan rails zijn opgehangen. Op deze manier kan de laagstaande zon worden geweerd, en de binnenruimte desgewenst meer privacy worden gegeven. Het woonhuis kan hiermee volledig in zichzelf gekeerd worden. Tevens legt Pawson met deze wandhoge luiken een relatie met de voormalige bebouwing, waarin deze luiken ook een beeldbepalend element waren. De vloeren van beton en de witte wanden en plafonds zorgen voor veel weerkaatsing van het licht in het interieur, dat zowel binnendringt door de openingen in de buitengevel als via de openingen aan de binnentuin. In het dak zijn geen daglichtopeningen gemaakt, waardoor nog meer nadruk op de openingen in de gevels wordt gelegd. De woonruimte is aan de binnenhofzijde afgeschermd door een grote glazen pui, waardoor de zon in de eetkamer naar binnen kan dringen. In vergelijking met de overige projecten heeft Pawson in dit project geen daklichten of indirecte daglichttoetreding toegepast. Toch zijn de ruimten alles behalve donker, door de reflectie van het licht via de witte vloeren, wanden en het plafond. In dit project is net als bij de overige geanalyseerde projecten een uitgekiende detaillering aan de orde. De kracht van de eenvoudige boerenschuuruitstraling weet Pawson hiermee tot uiting te brengen. De luiken en de ophanging ervan kunnen eigenlijk als de enige ornamentiek in het gebouw worden gezien. Deze elementen vallen op doordat ze afsteken tegen de gladde, witte buitenwanden, en de bijna kozijnloze glasvlakken waar ze voorlangs kunnen schuiven. De dakvlakken van witte golfplaat zijn bijna ononderbroken. Dat wil zeggen dat er slechts op enkele plaatsen dakdoorvoeren zijn gemaakt. Prominent is de schoorsteen boven de open haard. Hiermee laat Pawson zien dat hij de installaties in zijn ontwerp betrekt en hier zorgvuldig mee omgaat. Hoogtepunt hiervan is de positie van lichtknopjes en stopcontacten. Om deze van binnenuit aan het zicht te ontrekken zijn deze in de dagkanten van de raamopeningen geplaatst. De gepubliceerde tekeningen van de open haard laten zien dat Pawson een voorliefde heeft voor het architectonisch integreren van dit element in een gebouw. In dit geval heeft hij aan beide zijden van de haard, die in het midden van de wand is uitgespaard, een betonnen plateau gentegreerd waar de haard als het ware in ligt. Dit plateau kan dienen als zitelement of als toonbank.

Figuur 20: De eetkamer en keuken

Figuur 19: de luiken zijn opgehangen aan de buitengevel

16

3.4

Expressie en pozie

Het gebouw is manifest aanwezig in de omgeving. Dit komt voornamelijk door de witte kleur van wanden en daken die het gebouw tot n geheel vormen, als een iglo die op een grasveld is geplaatst. Het idee om de archetypische vorm van de bestaande boerenschuren die op deze plek hebben gestaan over te nemen, en tegelijk door de kleur hiermee een contrast te zoeken, ontstaat een spannend geheel. Dat Pawson zoekt naar een eenvoudige vormentaal is in dit project evident. In de benadering, de interne routing en de positie van de doorzichten is een bijna klassieke ordening te ontdekken, die doet denken aan de Italiaanse villas van Palladio. De analyse van de routing in het gebouw laat duidelijk zien dat Pawson op zoek is naar lange, mooie looplijnen, die samenvallen met het type gebruik en de positie ten opzichte van het in- en exterieur. In eerste instantie lijkt de villa een soort ijspaleis, waarbij het bijna onvoorstelbaar is dat je er na een wandeling in de omgeving met smerige schoenen binnenstapt. Op internet zijn een aantal fotos te vinden die genomen zijn na de ingebruikname door de opdrachtgevers. Hieruit blijkt dat er juist prima te wonen valt, dat het gebouw normaal leven mogelijk maakt. Een uitgestalde puzzel van duizend stukjes of een aantal statiefspeakers laten dit duidelijk zien. De kleur en het leven worden aan het gebouw gegeven door de interieurelementen van hout, die tevens van Pawsons hand zijn, en datgene wat er door de bewoners aan toegevoegd is.

Figuur 21: De woonkamer in gebruik

17

4.

Tetsuka House

In 2005 ontwerpt Pawson in het voor hem bekende Japan een priv-woonhuis in Tokios district Setagaya. Het woonhuis is vormgegeven in een introverte doos over twee bouwlagen, waarin Pawsons interpretatie van Japans wonen en zijn streven naar absolute eenvoud tot uiting komen.

4.1

Stedenbouw en context

Het naast een onbebouwd hoekkavel gelegen bouwwerk steekt sterk af tegen de drukke, enigszins rommelige stedenbouwkundige context. Het programma voor het beschikbare oppervlak lijkt nogal zwaar te zijn ook al is het voor westerse begrippen een kleine woning. Bijna de volledige beschikbare ruimte op de kavel is bebouwd en de buitenruimte is opgelost binnen het bouwvolume door een patioruimte. Deze patioruimte is twee lagen hoog en de belangrijkste woonruimten orinteren zich erop. De aankoopkosten voor de kavel zijn bij dit project twee keer zo hoog geweest dan de bouwkosten van het gebouw zelf, wat mogelijk dit woekeren met ruimte heeft gestimuleerd. Het ontwerp lijkt op het eerste gezicht te groot voor de beschikbare ruimte, maar dit lijkt desondanks te leiden tot een vanzelfsprekend ontwerp. Aan het massieve bouwvolume is door subtiele horizontale lijnen en twee verschillende kleuren stucwerk schaal toegekend, passend bij de hoofdopdeling in gebruik. De onderste bouwlaag, met de entree, de woonkamer en de theekamer heeft een donkere kleur gekregen, de bovenste bouwlaag met de priv-ruimten een lichte kleur. Het grote, gladde en voornamelijk gesloten bouwvolume gaat een interessante interactie aan met de omgeving. Aan de korte zijde van de kavel neemt de woning adequaat de beschikbare ruimte in, waarmee de toegang tot de woning direct vast is komen te liggen. De horizontale belijning in de gevel is vanuit verschillende standpunten n met de hoogspanningskabels die door de lucht langs de woning lopen. De toegang van de woning wordt ingeleid door middel van een half hoge wand aan de zuidwesthoek van het gebouw. Deze wand scheidt tegelijk duidelijk de openbare weg van het nog onbebouwde, aangrenzende kavel.

Figuur 22: de stedenbouwkundige ligging

4.2

Routing en ruimte

Figuur 23: het concept

Opvallend is de compacte ruimte-indeling van de woning. Zoals gezegd is de buitenruimte binnen de contour van het gebouw, met een patio over twee lagen opgelost. Waar de ruimten zich naar buiten toe sluiten openen ze zich juist naar deze patio. Het daglicht komt binnen doordat het door de wanden van de patio weerkaatst wordt. De twee belangrijkste ruimten die samenwerken met de patio zijn de woonkamer op de begane grond en de slaapkamer op de verdieping. In de langsdoorsnede over deze ruimten kunnen deze drie afzonderlijke ruimtes bijna als n ruimte worden gezien, met als gezamenlijk object de esdoorn in de patio. De keuken en eetruimte zijn onderdeel van de woonkamer. De relatie tussen de woonruimte en de patio is maximaal door de grote open gevel die ze van elkaar scheidt.

18

Figuur 24: doorsnede

Nt als bij zijn eigen woonhuis in Londen laat Pawson interieur en exterieur bijna letterlijk bij elkaar horen door een lang betonnen meubel langs de wand van binnen naar buiten door te laten lopen. Dit ondanks het feit dat de patioruimte ongeveer als interieur kan worden gezien. Pawson heeft de breedte van de slaapkamer op de bovenste verdieping exact laten stroken met de breedte van de patio, waardoor deze ruimten sterk op elkaar betrokken zijn. De buitenwand van de patio loopt zonder onderbreking door naar binnen, tot aan de ander kant van de woning. De theekamer en badkamer die aan de andere zijde aan de patio zijn gelegen hebben beide ook zicht op deze omsloten buitenruimte. Aan de lange zuidkant van het rechthoekige gebouw zijn de secundaire ruimten ondergebracht, zoals de entree, toilet en theekamer op de begane grond, en op de verdieping een kleedkamer, een toilet en een badkamer. De ruimten zijn n met het interieur, zoals Pawson dit in bijna al zijn projecten doet. Veel aandacht is geschonken aan de positie van kasten, meubels en sanitair. Deze worden weggewerkt in de dikte van de muren en stroken met raam- of deuropeningen. Dit allemaal met het doel het aantal elementen dat het beeld bepaalt te beperken. De woning is compact wat betreft ruimte maar ook wat betreft route. Wellicht is dit het meest directe woonhuis van Pawson wat route betreft. De entree van de woning is een soort buitenportaal, waar men door de lange halfhoge wand naar toe wordt geleid. Op deze plek draait de gebruiker een kwartslag, en staat achter de voordeur bijna direct in de woonkamer. In het verlengde van deze beweging kan men de rechte steektrap omhoog naar de verdieping nemen. Pawson krijgt het voor elkaar ook in deze woning, hoe klein die ook is, lange en mooie looplijnen te creren.

Figuur 26: plattegrond

Figuur 25: routestudie begane grond

19

Gepubliceerde fotos van de maquette van dit woonhuis laten zien dat het gebouw zich tijdens het ontwerpproces heeft ontwikkeld. De maquette laat het hoofdidee van de positionering van de ruimten rondom een patio goed zien, maar op detailniveau is er een aantal verschillen. Zo zijn de kleuren van het exterieur hierin anders dan uiteindelijk is uitgevoerd. In de maquette is naast een specifieke kleur voor de begane grond en de verdieping ook een kleur gegeven aan de vloerranden, die zijn afgetekend door de horizontale voegen. Dit is in het uiteindelijke ontwerp niet gedaan, wellicht leek Pawson dit toch te veel. Ook de vorm en het aantal van de daglichtopeningen is in de loop van het ontwerp blijkbaar gewijzigd, met name in de westgevel waar is gezocht naar meer uniformiteit. Ook de trap heeft een wijziging ondergaan. In de maquette is te zien dat er in eerste instantie een trap met een tussenbordes bedacht was waarbij de overloop is gelegen bij de entree van de slaapkamer op de verdieping. Met een lange (wellicht te) smalle gang) is de badkamer vanaf daar bereikbaar. De smalle gang is uit het ontwerp gehaald door een steektrap toe te passen.

4.3

Daglicht en detail

De belangrijkste toetreding van daglicht tot de woning vindt plaats via de patioruimte. De woonkamer en de slaapkamer grenzen hier direct aan, en door grote openingen komt het licht naar binnen. De wanden van de patio zijn aan de binnenzijde wit waardoor er veel reflectie optreedt. De patio ligt aan de noordzijde van de woning, de zonkant in Japan.
Figuur 27: foto's maquettestudie

Pawson zoekt in dit project duidelijk ook in de gevels naar een logische eenvoud. De belangrijkste, en bijna de enige daglichtopeningen zijn aan de straatzijde geplaatst. In deze gevel zijn in de buitenhoeken van het volume een drietal openingen vormgegeven met exact dezelfde afmetingen: n opening voor de woonkamer, n voor de slaapkamer en n opening waarachter de overdekte entree is geplaatst. Hetzelfde herhaalt Pawson in de zuidoostgevel met een serie van smalle hoge ramen. Zoals Pawson in meer projecten doet heeft hij de verlichting weggewerkt in een koof tussen de wanden en het plafond. Hiermee onttrekt hij de verlichting aan het oog. Zo ongeveer alle aanwezige elementen worden in deze woning op elkaar uitgelijnd. De posities van raamopeningen in de gevels corresponderen veelal met het vaste- en losse interieur. Op de benedenverdieping is bijvoorbeeld in het toilet een smal raam gemaakt wat qua breedte exact strookt met het achterliggende wasmeubel. Op de verdieping is deze interactie tussen ex- en interieur goed te zien bij de kleedruimte. Hier is de breedte van de opening tevens de breedte van de achterliggende gang. Deze lijn wordt doorgezet tot in de slaapkamer, waar een bureaublad van een hierop afgestemde breedte is gemaakt. Hiermee legt Pawson een relatie met het doorgaande plateau van de woonkamer in de patio op de begane grond. In het ogenschijnlijk bijna detailloze ontwerp vallen de aanwezige details juist extra op. Zo zijn aan de buitenzijde de smalle verdiepte horizontale voegen zeer subtiel ingezet om het massieve volume schaal te geven. Ook de centraal geplaatste beweegbare delen in de grote glasgevels naar de patio zijn door de weggewerkte stijlen van het omliggende kozijn juist aangenaam aanwezig.
Figuur 28: zijgevel

20

4.4

Expressie en pozie

Bijzonder is de introversie van het ontwerp, met de centraal gestelde patioruimte. Deze doet denken aan het Azuma huis van de Japanse architect Tadao Ando. Hierin is tevens een dubbel hoge patioruimte gemaakt die in al het daglicht van de woning voorziet. De patio is een typisch Japans architectonisch middel, die Pawson in dit ontwerp bijna niet kn weglaten. Het uiterlijk van het gebouw is zeer uitgesproken, en steekt sterk af tegen de enigszins rommelige omgeving. De strak gepleisterde wanden met als enige detail het subtiele kleurverschil, de grote detailloze raamopeningen en de smalle voegen dragen, hiertoe bij. Vanuit deze rommelige omgeving komt de gebruiker in een andere dimensie terecht, namelijk een serie van helder vormgegeven ruimten die zich orinteren op het hart van de woning, de patioruimte. Zo ontstaat een schuilplaats voor het drukke leven in de Japanse hoofdstad.

Figuur 29: ligging gebouw

Figuur 30: zicht vanuit patio

21

5.

Klooster Novy Dvur

Het tot nu toe grootste project van Pawson is het Klooster voor de Cistercinzer orde van monniken in het Tsjechische platteland ten westen van Praag, geheten Novy Dvur, wat nieuw plein betekent. In dit project heeft Pawson naar eigen zeggen zijn eigen architectonische vocabulaire vergroot. Dat Pawson is gevraagd om een klooster te ontwerpen is niet vreemd. Zijn architectuur biedt ruimte die aanzet tot meditatie en contemplatie, en stimuleert tot nadenken over het leven en over jezelf. Pawson zegt over de samenwerking met de monniken in dit project dat het heeft geleid tot geestelijke en creatieve verrijking. In 1999 werd Pawson benaderd voor de opdracht, nadat de monniken fotos hadden gezien van zijn project Jigsaw store voor Calvin Klein in New York. Na de val van de muur in 1989, kwam er meer politieke en religieuze vrijheid voor de Tsjechische broeders. Dit was de aanleiding voor een nieuwe nederzetting zon 100 kilometer van Pilzen. Het resultaat is een huisvesting, niet voor n bepaalde functie, maar voor series van dagelijkse rituelen. Het is tegelijk een huis voor de mens en voor God. Ter inspiratie heeft Pawson het klooster Le Thoronet in de Provence bestudeerd, wat wordt beschouwd als het hoogtepunt in de Romaanse bouwkunst in de Provence. Dit klooster is gebouwd voor de Sint-Bernardusorde, een stroming waarin eenvoud, licht en harmonieuze verhoudingen belangrijk zijn. Tevens heeft Pawson een week met toekomstige bewoners van het klooster de monniken-, geleefd om vertrouwd te raken met de leefwereld van deze doelgroep. Het programma van eisen dat Pawson van de monniken ontving was een uitgebreid document, waarin allerlei specifieke wensen waren omschreven. Zo mocht er in de kerkzaal geen gekleurd glas in de ramen worden toegepast en moest de kerk met een klokkentoren worden uitgerust. Ook moesten de slaapruimten dusdanig geluidsdicht zijn dat er geen overlast mocht zijn door snurkende monniken. Zoals in meer projecten aan de orde is geweest, was ook in deze opgave op de aangewezen locatie van ongeveer 40 hectare historische agrarische bebouwing aanwezig, geordend rondom een centrale binnenplaats. De opgave bestond uit het toevoegen van onder andere een kerk en het transformeren van de bestaande bebouwing tot een samenhangend geheel. Het multifunctionele gebouw wordt naast de kloosterfunctie tevens gebruikt als kerk, gastenverblijf, kantoor, ziekenhuis, boerderij en school. In 2004 is het klooster in gebruik genomen.

Figuur 31: concept schets en maquettes

Figuur 32: Bestaande situatie

22

5.1

Stedenbouw en context

Bij de start van het project was het karakter van de plek nog puur agrarisch. Op een groot grondstuk zijn een aantal restanten van bebouwing, min of meer geordend rondom een centrale binnenplaats aanwezig. Het hoofdgebouw is in de nieuwbouwplannen voor het grootste deel bewaard gebleven, de overige bebouwing is deels grondig gerenoveerd en deels nieuw opgebouwd op de bestaande footprint. De kerk is in zijn geheel nieuw gebouwd. Het oude hoofdgebouw richt zich naar het westen, en is als geheel het meest gerespecteerd in de nieuwe plannen. Het terrein loopt af vanaf dit hoofdgebouw, waarmee hoogteverschillen tussen de onderdelen van het klooster onderling zijn ontstaan. Vanuit het hoofdgebouw zijn de verschillende onderdelen in de vorm van een carr vormgegeven, met de alles verbindende kloostergang aan de binnenzijde. Zoals bij veel gebouwen van Pawson kiest hij voor gevels met licht stucwerk. Zowel de bestaande bebouwing als de nieuwe delen smeedt hij hiermee (cosmetisch?) tot n geheel. Het gebouw steekt hierdoor sterk af tegen het groene decor van het landschap. Rondom het gebouw is een stenen half hoge muur gelegen. In de ruimte tussen het gebouw en de muur is plaats voor het verbouwen van voedsel. Zo hebben de monniken hun eigen mosterdmakerij. Zowel binnen als buiten deze afscheiding staat een groot aantal bomen, die het complex enige bescherming geven tegen de elementen van het weer. Omdat Pawson de contouren van de bestaande bebouwing volgt is de orintatie van de verschillende gebouwonderdelen meer programmatisch bepaald dan op basis van daglichttoetreding. Hierover meer in het hoofdstuk daglicht en detail.

Figuur 34: Plattegrond en doorsnede

5.2

Routing en ruimte

Opvallend in de opzet van het complex is de typische kloostervorm van de bebouwing. Vanuit het oude hoofdgebouw is de centrale toegang vormgegeven, van waaruit door middel van een kloostergang de verschillende delen van het gebouw worden ontsloten. Slechts een profielloze glazen gevel scheidt de route van het binnengebied, een duidelijke verwijzing naar de overdekte kloostergangen die in oude kloosters direct grensden aan de buitenlucht. De eenvoud van dit principe heeft Pawson toegepast in dit complex, en vanuit de transparante kloostergang is direct het totale complex te overzien. In het verlengde van de rondgang heeft Pawson in de zijvleugels doorzichten naar buiten gemaakt, zodat de monniken toch enigszins contact met de buitenwereld houden. De rondgang heeft de vorm van een tongewelf. Vanwege een ingenieuze constructie heeft Pawson aan de binnenhofzijde geen kolommen nodig, zodat grote ononderbroken glasvlakken konden worden gemaakt.

Figuur 33: blik op de kloostergang vanuit binnenhof

23

Direct tegenover de hoofdentree is (in de lijn van Pawsons Baron House) een poort gelegen die toegang verleent aan het binnenhof. De patioruimte vr de kerk is tevens van buiten toegankelijk. De verschillende vleugels zijn qua ruimten en functies in vier delen op te splitsen. Het hoofdgebouw biedt toegang tot het complex en bevat ondersteunende functies, zoals kantoorruimte en leslokalen op de verdiepingen. Aan de noordzijde van het complex is de kerk gelegen, bestaand uit een langgerekt smal en hoog volume van ca. vijftien meter. In de tegenoverliggende vleugel zijn de eetzaal en keuken op de begane grond gelegen, op de verdieping slapen de monniken in een soort smalle priv-units, direct verbonden met de wasruimten. In de vleugel tegenover het hoofdgebouw bevinden zich het scriptorium, de sacristie en het ziekenhuis. De meest spectaculaire ruimte van het complex is zonder twijfel de kerk. Het volume zou moeten passen binnen de contour van de bestaande bebouwing. Het is waarschijnlijk dat deze hierdoor zijn langgerekte vorm heeft gekregen. De hoofdtoegang van de kerk is gelegen aan de binnenzijde van het complex, halverwege het volume. Hier komen de monniken vanuit de binnengang direct in de hoge ruimte die door zijn hoge smalle vorm en witte interieur indruk maakt. De ruimten zijn alle vanuit de binnengang toegankelijk en zijn onderling streng geordend. De slaapkamers voor de monniken en de bankjes in het scriptorium (de bibliotheek) zijn nauwkeurig in series geplaatst, zodat niets af kan leiden van het doel van het verblijf in het klooster. In de kerk is de ruimte waarin de monniken plaats kunnen nemen door een tweetal treden subtiel gescheiden van het koor. Zowel het koor als de hoofdruimte van de kerk zijn voorzien van indirecte daglichttoetreding. Met behulp van daglichtkokers die de ruimte visueel versmallen wordt de kerkzaal verlicht. In het ronde uiteinde (de apsis) van de kerk achter het koor is een trap met dezelfde breedte als die van het koor gemaakt die de onderliggende ruimte met de kerk verbindt. Door de ronde vorm van de apsis is, visueel gezien, een soort oneindige diepte gecreerd. Hiermee maakt Pawson een fysieke verwijzing naar de ondoorgrondelijkheid van God.

Figuur 35: analyse routing

Opvallend is tevens het ontbreken van details in de kerkzaal. Waar in de gemiddelde katholieke kerk het koor vaak rijkelijk is versierd en het gouden altaar centraal is opgesteld, is in deze kerk een bescheiden liturgisch centrum bedacht. Een eenvoudig natuurstenen altaar, een sokkel voor slechts een enkele beeltenis en een tweetal kandelaren sieren de naakte ruimte.

Figuur 36: de kerkzaal

24

5.3

Daglicht en detail

In de geest van Sint Bernardus, die n van de belangrijkste hervormers was van het middeleeuwse kloosterleven, heeft Pawson dit klooster ontworpen. Sint Bernardus stelde soberheid als een vereiste tot leven. Gestrengheid vond hij noodzakelijk voor het geestelijk leven. Hij predikte de terugkeer naar de oorspronkelijke zuiverheid van het Benedictijnerideaal van ora et labora, "bid en werk". Zijn monniken moeten niet alleen in geestelijke grond ploeteren (het 'Ora'), maar ook de handen uit de mouwen steken en werken op het land (het 'Labora'). Dit uitgangspunt ligt Pawson als geen ander. In de reeds gerealiseerde projecten vr dit klooster heeft hij ruimtes ontworpen waarin geen plaats is voor het overdadige en soberheid troef is. Gezegd kan worden dat ontwerpen van sobere ruimten in zijn karakter is geworteld, en dat deze opgave hem daarom zo ligt. Wat betreft daglichttoetreding heeft Pawson in dit project vooral in de kerk bijzondere ingrepen gedaan. Hier heeft hij indirecte verlichting toegepast om het daglicht een diffuus en abstract karakter te geven en zo een serene sfeer te creren. Door deze manier van daglichttoetreding is vanuit de ruimte geen direct visueel contact met de buitenwereld mogelijk. De monniken worden zo als van nature gericht op wat zich in de kerk afspeelt. De indirecte daglichttoetreding vind plaats via een dubbele wandconstructie, met in de binnengevel U-vormige uitsneden. In de tussengelegen ruimte heeft Pawson afrondingen gemaakt, zodat verlichte vlakken zonder diepte ontstaan. Bijzondere daglichttoetreding vindt ook plaats via de binnengangen. Door deze gangen te overkappen met hangende lineaire tongewelven kan aan de binnenhofzijde over de volledige lengte daglicht de gang indringen. Een mooi detail bij deze binnengang is de opvang van het regenwater. Door het water in een royale natuurstenen goot op te vangen laat Pawson het licht extra weerkaatsen de gang in. Hij brengt binnen en buiten samen door de elementen van het weer een rol te laten spelen. Ook in dit project maakt Pawson veel gebruik van indirecte daglichttoetreding via de wit gestucte wanden en plafonds, in combinatie met lichte vloerbedekkingen. Zelfs de ruimte met kleine bestaande daglichtopeningen zoals de eetzaal lijken hierdoor royaal verlicht. Opvallend is dat Pawson ook in dit project veel gebruik maakt van enkele materiaalaccenten. In het interieur is dit een lichte houtsoort voor bijvoorbeeld de eetzaal en de onbehandelde spanten in de slaapzaal, en een donkere houtsoort in de sacraal georienteerde ruimten als het scriptorium (een soort bibliotheek) en de kerkzaal. Hiermee legt Pawson de nadruk op datgene wat de ruimte rustig en overzichtelijk maakt. Orde boven alles.

Figuur 37: De nieuwe kloostergang

Figuur 38: detaillering kloostergang

25

5.4

Expressie en pozie

Duidelijk is dat Pawson in het klooster de essentie van het gebruik wil uitdrukken. De monniken voeren dagelijks geordend series van rituelen uit om te komen bij de kern van het bestaan. Het leven in het klooster bestaat als een wereld op zich, en is een plek waar elke verstoring in het contact tussen God en de mens als het ware is gelimineerd. In de stedenbouwkundige setting is het gebouw prominent aanwezig door de wit gestucte schil van het gebouw, die het totaal tot n geheel smeedt. In de routing en de ordening van de ruimtes heeft Pawson duidelijke verwijzingen gemaakt naar de archetypische vorm van het klooster. De binnengang is bijna n op n overgenomen van de klassieke kloosters. Door de afscheiding met het binnenhof zo transparant mogelijk te maken heeft hij hiervoor een eigentijdse invulling gevonden. Het moet prettig zijn om als architect de opdracht te krijgen om een gebouw te maken dat zo intensief wordt gebruikt en waar de gebruikers dag en nacht verblijven voor wellicht de rest van hun leven. Deze toewijding heeft Pawson op zijn terrein, de architectuur, in dit project duidelijk laten zien.

Figuur 39: De patioruimte vormt een spatie tussen oudbouw en de kerkzaal

26

6.

Conclusies

Allereerst moet worden geconcludeerd dat het analyseren van architectuur niet alleen door middel van het bestuderen van tekeningen en fotos kan geschieden. Architectuur moet worden ervaren, fotos blijven momentopnamen. Het onderzoek zou dus uitgebreid moeten worden met een bezoek aan de architectuur van Pawson. Alleen door het daadwerkelijk ervaren van zijn gebouwen kan een volledige analyse worden gemaakt. Wel levert de studie op basis van tekeningen en fotos een zuiver abstract beeld op van de architectuur omdat er geen afleiding is. Dit vormt op zichzelf ook een kwaliteit. De kenmerken van minimalistische architectuur zijn aan de hand van het werk van John Pawson geanalyseerd. Gezegd kan worden dat dit werk minimalistisch is maar dat het niet representatief is voor alle minimalistische architectuur. Een scriptie over het werk van David Chipperfield of dat van Claus en Kaan zou er anders uit hebben gezien. In het eerste hoofdstuk van de scriptie is de vraag gesteld hoe een architect komt tot een minimalistisch gebouw. Het is lastig om op basis van publicaties over gerealiseerde architectuur uitspraken te doen over de totstandkoming, het ontwerpproces dat er achter schuil gaat. Het beantwoorden van deze vraag is dus lastig in dit kader. Wl hoop ik de kenmerken van minimalistische architectuur duidelijk in beeld te hebben gebracht, en zal dit pr subhoofdstuk concluderend beschrijven.

6.1

Stedenbouw en context

In de geanalyseerde projecten komen op het Tetsuka House na, vooral gebouwen voor in een landelijke setting. Hierbij moet worden opgemerkt dat Pawson graag een soort massieve gebouwen maakt, wat qua materialisatie en kleur het gebouw tot een burcht maakt, die sterk contrasteert met zijn omgeving. De keuze voor een lichte pleisterlaag in de gevels van zijn gebouwen is niet altijd duidelijk, wel is opvallend dat Pawson dit materiaal in verschillende contexten toepast. Blijkbaar is Pawson van mening dat de hand van de mens in de architectuur duidelijk zichtbaar moet zijn ten opzichte van de (landelijke) context. Pawson is er op uit zijn gebouwen als n ding in het landschap te plaatsen. Dit doet wellicht niet altijd recht aan de variteit van de verschillende contexten waarin hij heeft gewerkt. Dat Pawson zijn klassiekers kent als het gaat om de hoofdopzet van zijn gebouwen mag duidelijk zijn. In projecten als Baron house en het klooster Novy Dvur werkt hij met bebouwing rondom een besloten binnenhof, waarmee hij duidelijk verwijst naar klassieke typologien als de hofboerderij of van het klooster.

Figuur 40: toegang Baron House

27

Opvallend is dat Pawson vaak projecten maakt in historische contexten. Veel van zijn werk bestaat uit het deels renoveren van bestaande bebouwing en het toevoegen van nieuwbouw in de geest van wat er al stond. Hierbij probeert hij een samenhangend geheel te ontwerpen dat recht doet aan het bestaande maar laat tegelijk zijn ingreep (nieuwbouw) duidelijk zien.

6.2

Routing en ruimte

Door het analyseren van de routing in het gebouwen werd duidelijk dat Pawson zijn gebouwen veel diepgang geeft door de gebruiker mooie bewegingen door de ruimten te laten maken. Lange looplijnen met op de uiteinden doorzichten geeft hij een logische plaats in de gebouwen, cruciale draaibewegingen laat hij samenvallen met uitzicht of een bijzondere daglichttoetreding. Hiermee smeedt Pawson zijn gebouwen tot complex samenhangende organismen, die duidelijk een intermediair vormen tussen binnen en buiten, afgestemd op het specifieke gebruik van de verschillende ruimten in het gebouw. In het Tetsuka huis draait de hele ruimtelijke opzet van het gebouw rondom de patio in de woning, de enige dubbel hoge ruimte in het gebouw. In de overige gebouwen maakt Pawson gebruik van ruimten met kappen, zoals in Baron House en het klooster. Deze vorm komt voort uit de vorm van de historische bebouwing waar Pawson bij aan probeert te sluiten. Een ruimtelijk spektakel is zonder meer de kerk in het klooster. Pawson gebruikt hier minimale hoogte- en breedteverschillen om de ruimte subtiel op te delen in karakter. Ook in German House maakt Pawson hier gebruik van. Hij gebruikt hoogteverschillen om onderscheid tussen de ruimten te definiren, die samenhangen met het verschil in functie. Dit valt samen met het wellicht noodzakelijk kwaad om constructieruimte te creren. Mogelijk is n van de belangrijkste stappen in de richting van een ruimtelijk spannend maar eenvoudig ontwerp het in samenhang ontwerpen van route en ruimte. Hierbij is ordening waarschijnlijk het toverwoord. Door een strenge ordening van de ruimten te kiezen spreken veel zaken voor zich, en is een heldere route er het effect van. Opvallend is dat Pawson verschillende niveaus in zijn gebouwen verbindt door middel van trappen in combinatie met dubbel hoge ruimtes en vides. Een duidelijk voorbeeld hiervan is te zien achter het koor in de kerk van het klooster en de opgang die de monniken volgen om van de eetzaal in de slaapruimte te komen. Hier zorgt Pawson dat het verplaatsen door de ruimte een belevenis op zich is, en er tegelijk een ruimte voor ontmoeting ontstaat Ook opvallend is dat Pawson in zijn plattegronden vaak gebruikt maakt van inbouwkasten en het wegwerken van elementen in de dikte van wanden of in nissen. Hiermee reduceert hij duidelijk verstorende elementen als kasten, en blijft ook na de ingebruikname van het gebouw de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd.

Figuur 41: de kloostergang in Novy Dvur

28

6.3

Daglicht en detail

Bij het onderzoek naar de themas daglicht en detail werd duidelijk dat Pawson vaak gebruik maakt van terugkerende oplossingen op dit gebied. In de architectuur van Pawson speelt de daglichttoetreding en de detaillering een belangrijke rol. Pawson maakt veel gebruik van verdiepinghoge raamopeningen in zijn gebouwen. Tevens maakt hij vaak gebruik van daklichten om licht van bovenaf binnen te laten, vaak op plaatsen waar de trappen in het gebouw zijn gelegen. Verder maakt Pawson veel gebruik van patioruimte en buitenruimte om via deze ruimte daglicht door te laten dringen. Typerend is dat Pawson niet van reflecterende glasoppervlakken houdt, en daarom zo veel mogelijk ontspiegeld glas toepast. De specifieke detaillering die Pawson gebruikt is erop gericht om zo min mogelijk verstoring, zo min mogelijk lijnen in zijn gebouwen te krijgen. Een typisch detail zijn de profielloze raamopeningen die hij weet te creren, waarbij hij het stijlwerk van de kozijnen in de vloeren en in de wanden wegwerkt, zodat enkel een glasoppervlak binnen van buiten scheidt. Hierin laat hij de bewegende delen zoals ramen en deuren wl zien, als enige zichtbare onderdelen. Hierin schuilt een duidelijke minimalistische benadering, Pawson probeert zijn gebouwen terug te brengen tot wanden, vloeren en daken, en het landschap in raamopeningen binnen strakke kaders te vangen.
Figuur 42: In de detaillering van de kloostergang laat Pawson zelfs constructie 'verdwijnen'

Ook de oplossing die Pawson kiest bij het detailleren van kunstlicht keert in meerdere gebouwen terug. Door achter de kozijnen een koof aan te brengen en de verlichting zo op te nemen in de vloervelden onttrekt hij deze aan het oog. Dit gebruikt hij om strijklicht te krijgen, zowel voor verlichting van beneden naar boven als vice versa, op binnenwanden of achter de gevels.

6.4

Expressie en pozie

Waar op het eerste gezicht de architectuur van Pawson kaal en leeg, wellicht enigszins saai leek te zijn, moet worden gezegd dat dit vooral werd gevoed door de sterk gestileerde gepubliceerde fotos van zijn werk. De architectuur leek haast onleefbaar te zijn, omdat elk gebruik afbreuk leek te doen aan de abstracte kwaliteit van de ruimten. Achteraf kan worden gezegd dat juist deze abstractie ruimte biedt aan een zelfs chaotische leefstijl. De gebouwen weerstaan de weerbarstige gebruiker, die er zijn eigen leefstijl in kan leggen, doordat de architectuur niet mr aandacht vraagt dan nodig. Is juist minimalistische architectuur, hoe dwingend of uiterst beheerst deze ook over kan komen, niet juist een uitnodiging voor een flamboyante levensstijl? Een bijkomend voordeel van abstracte ruimte is dat deze multifunctioneel kan worden. In bijvoorbeeld het Baron House weet Pawson van woonruimte tegelijk werkruimte te maken. En in het Tetsuka house zou je je bijvoorbeeld best een kantoorfunctie voor kunnen stellen.

29

Wat Pawson duidelijk nastreeft is rust voor het oog, zoals hij het noemt; visual comfort. Dit doet hij door het aantal elementen dat de ruimte bepaalt tot een minimum te beperken en zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Bij de analyse is duidelijk geworden dat Pawson zelfs de meubels het liefst mee ontwerpt, om deze qua vorm en positie af te stemmen op de vorm van de ruimte, met het uiteindelijke doel om verstoring van het geheel tot een minimum te beperken. Pawson zoekt in het algemeen naar een bepaalde eenheid in zijn gebouw. Dit bereikt hij op verschillende manieren. In het uiterlijk van de architectuur, zowel exterieur als interieur maakt hij veel gebruik van samenhang in kleur en materiaal. Veel van zijn architectuur is witgepleisterd, van binnen en van buiten. Soms komt dit enigszins cosmetisch over, alsof hij verschillende elementen allemaal door eenzelfde afwerking tot een geheel wil smeden, zonder recht te doen aan het onderlinge verschil dat tussen wand, vloer of plafond bestaat.

6.5

Eigen bevindingen

De architectuur van John Pawson zou getypeerd kunnen worden als dienstbaar expressief. De architectuur is naakt, ontdaan van het onnodige maar tegelijk gevuld met mooie ruimten, prachtige ordeningen, fraaie detaillering en stedenbouwkundige inpassingen. Omdat de gebouwen niet meer aandacht vragen dan nodig is, is maximale ruimte ontstaan voor de (leefstijl van de) gebruiker. Hij maakt een leefruimte met interessante door- en uitzichten en zorgt zo voor een boeiende interactie tussen binnen en buiten. De expressie van de architectuur wordt deels door de gebruiker toegevoegd, maar voor een groot deel ook door het eenduidige materiaalgebruik, die de toch aandacht trekt. De ordening die Pawson in zijn projecten legt is indrukwekkend. Het lijkt of het hem geen enkele moeite kost om alle onderdelen van een gebouw op de juiste plek te positioneren. Deze ordening heeft een flexibel gebruik van het gebouw tot gevolg, het principe ordnung macht frei is bij zijn architectuur zeker in praktijk gebracht. De architectuur is niet saai, voornamelijk door de ruimtelijkheid, hoewel de kleur- en materiaalkeuze wel gevarieerder zou mogen zijn. Tijdens het onderzoeken van de verschillende gebouwen heb ik me wel afgevraagd of Pawson niet extreem gericht is op het visueel waarneembare. Naast een logische indeling van ruimten maakt Pawson vaak wit gestuukte wanden, daken en plafonds, wellicht soms teveel van hetzelfde. Hierdoor doet het werk van Pawson soms wat cosmetisch aan. Pawson vindt dat een lichtknopje in een wand een verstoring van dit architectonische element inhoud. Dit is vrij extreem. Je zou toch zeggen dat deze kleine onderdelen van het gebouw niet moeten worden gezien als verstoring maar er gewoon bij horen, en uiteraard wel in het ontwerp meegenomen moeten worden. De term visual comfort, die Pawson regelmatig in de mond kent dus zijn grenzen.

Figuur 43: Interieur Germany House

30

Nawoord
Ik heb veel plezier gehad aan het schrijven van deze scriptie. Het heeft wel veel energie gekost om te komen tot de uiteindelijke vraagstelling en de afbakening van het onderzoek. Vooral het onderzoek naar de projecten van John Pawson heeft mij veel (nieuwe) inzichten opgeleverd over zijn werk, maar ook over architectuur in het algemeen. Ik ben geen uitgesproken fan geworden van zijn architectuur maar heb wel veel waardering gekregen voor de resultaten die hij weet te bereiken en de manier waarop hij opgaven benadert. Kortom, deze scriptie is een leerzame ervaring geweest die me de nodige referenties heeft opgeleverd om mijn eigen weg te vinden in de toekomstige beoefening van het vak. Maarten Nieuwenhuize

31

Literatuur
Boeken: Artikelen: Craine, Debra, Where manic meets minimal, Times 2, 13 november 2006 Crewe, Susan, Cloistered chich of the minimalist monastery, The Telegraph, 4 september 2004 Goldberger, Paul, Architecture View, The New York Times, 27 oktober 1996 Greenwood, Phoebe, Simply Divine, Times T2, 7 september 2004 Iovine, Julie V, A minimalist Chapel Opens in the Czech Republic, The New York Times, 2 september 2004 Iovine, Julie V, Where Minimalsim Is A Calling, The New York Times, 14 juni 2001 Iving, Mark, Simplicity of the cloister, The Tablet, 11 september 2004 Merrick, Jay, Cool Bohemia, The Independent Review, 18 augustus 2004 Morris, Alison, The Monastery of Novy Dvur, Arquine, mei 2003 Pawson, John, Shiro Kuramata, Domus, 2003 Pawson, John, Teatro Armani, Vanity Fair, 2001 Pawson, John, House in Tunis, Nest, 2001 Pawson, John, John Pawson visits the House of Luis Barragn, New York Times, 2002 32 Heynen, Hilde; Loeckx, Andr; Cauter, de, Lieven; Herck, van, Karina; Dat is Architectuursleutelteksten uit de twintigste eeuw, Uitgeverij 010, Rotterdam, 2001 Ibelings, Hans, Claus en Kaan; gebouwen, 010 Publishers, Rotterdam, 2001 Ibelings, Hans; Zwarts, Kim, Jacq. De Brouwer, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2004 Marquez Cecilia, Fernando; Levene, Richard C., David Chipperfield 1998-2004 dense minimalism, El Croquis, Madrid, 2004 Marquez Cecilia, Fernando; Levene, Richard C., John Pawson 1995/2005 - pause for thought El Croquis, Madrid, 2005 Michel, Han, Claus en Kaan Architecten, ABC Architectuurcentrum Haarlem, 1998 Pawson, John, Minimum, Phaidon Press Limited, Londen, 1996 Petterson, Eduard, Minimalist Architecture, Atrium Group de Ediciones y Publicaciones, Barcelona, 2004 Ruby, Ilka & Andreas; Sachs, Angeli; Ursprung; Philip, Minimal Architecture, Prestel Verlag, Munchen, 2003 Toy, Maggie, Acpects of minimal Architecture l, Academy Press, Londen, 1994 Toy, Maggie, Acpects of minimal Architecture ll, Academy Press, Londen, 1999

Pawson, John, Monastery of Novy Dvur, House & Garden (UK), 2003 Sudjic, Deyan, Chants would be a fine thing, The Observer, 5 september 2004 Sudjic, Deyan, Walk on water at Kew, The Observer, 14 mei 2006 Sudjic, Deyan, Essential Architecture, The Guardian Tranfa, Federico, Thinking up against the wall, conversation with John Pawson, Domus 901, mart 2007

Websites: http://www.johnpawson.com http://nl.wikipedia.org/wiki/Minimal_Art http://nl.wikipedia.org/wiki/Bernard_van_Clairvaux http://www.50gramercyparknorth.com/ http://www.pushpullbar.com http://www.ystadsallehanda.se/article/20070910/SKANE/ http://www.archi-europe.info/Archinews/042006/newsletter04_es.htm

33

You might also like