You are on page 1of 5

Being an architect: Maarten Delbeke

Luc Deleu is architect: hij volgde een opleiding architectuurschool, ontwierp en bouwde

gebouwen en runt een bureau. Zijn geschriften, de cursus architectuurtheorie die hij gedurende
meer dan 20 jaar aan de St-Lucas School of Architecture, zijn installaties en gebouwen gaan allemaal
in op de vraag wat architectuur is en hoe het zich verhoudt tot het beroep van de architect en de
handeling van het bouwen. Zijn werk is gebaseerd op een opvatting van architectuur als een
kunstvorm uitgevoerd door de architect, veel volgens de principes die door Vitruvius zijn vastgelegd,
ontwikkeld in de Renaissance en hun hoogtepunt vonden in het Modernisme. Tegelijkertijd erkent
Deleu dat de architectuur fundamenteel beïnvloed is door de voorwaarden door de hedendaagse
werkomgeving van de architect: op globale schaal en evenzeer in andere media als in baksteen en
steen. De disciplinaire basis van de architectuur blijft intact, maar de praktijk is sinds de komst van de
moderniteit verandert. Deze conclusie komt naar voren in het gehele oeuvre van Luc Deleu - bureau
T.O.P., met inbegrip van de architectuurprojecten. Zo vastberaden als kwetsbaar, tegelijkertijd
zelfbewuste exploraties van architecturale principes en Hx minieme pogingen tot transformatie van
hun eigen kleine universum, zetten deze projecten de weg voor Deleu's onderzoek naar wat zou
kunnen worden genoemd, zonder enige zweem van ironie, het wezen van de architectuur.

Afscheid van wat?

Luc Deleu's eerste statement als architect : was de tentoonstelling 'Luc Deleu zegt vaarwelafscheid
van de architectuur' van 1970 in de galerij Vacuum voor nieuwe dimensies in Antwerpen. Hij toonde
projecten uit zijn studententijd aan de St-Lucas School voor Architectuur in Brussel samen met
brutale doorgestreepte foto's van Archigram's Plug-in City, Moshe Safdie’s Habitat en Le Corbusier’s
Unité d’Habitation.

In deze tentoonstelling leek Deleu de architectuur de rug toe te keren. Met een bijna kinderlijk
gebaar doodde hij zijn vaders, terwijl hij de status van volwaardige tentoonstellingsstukken
verleende aan dergelijke objecten als architectuurmodellen, suggererend dat hun kritische en
artistieke potentieel veel hun oorspronkelijke status als restanten van het architectonische
ontwerpproces. Bij nader inzien was Deleu's 'Afscheid van de architectuur' niet zozeer een afkeer van
architectuur op zich dan een kritiek op het architectuuronderwijs en de ficties die zij hanteert om
toekomstige architecten te vormen. De tentoonstelling vestigde de aandacht op de objecten van het
onderwijs: modellen, zowel in in de zin van schaalmodellen en voorbeelden. Als maquettes
bijproducten zijn in de 'echte' architectuurpraktijk, die streeft naar bouwen, zijn ze de eigenlijke
inhoud van het werk van studenten. En Deleu kon Archigram, Safdie en Le Corbusier als zijn
voorbeelden overwegen, alleen maar omdat zijn opleiding dat hem had verteld. Het manipuleren van
deze objecten in de tentoonstelling opende een marge tussen de praktijken en instellingen die vorm
het beroep en de mogelijkheden die inherent zijn aan de discipline. De objecten worden
gepresenteerd als een primaire materie die klaar is voor verder onderzoek, niet als louter
instrumenten om de mantel aan te trekken van een door de maatschappij erkend en gelegitimeerd
beroep. De opleiding van architecten wordt gezien als een proces waarin deze mogelijkheden
tegelijkertijd beschikbaar worden gesteld aan de student en worden onderworpen aan de eisen van
het beroep. De echte vraag die de tentoonstelling stelde was: wat betekent architect zijn nu
werkelijk?
Deze vraag werd expliciet in Deleu's eerste tentoonstelling in een kunstgalerie, in de Spectrum
Gallery in Antwerpen in 1978. Hij presenteerde er zijn 'Voorstel voor de afschaffing van de wet op de
bescherming van de titel en het beroep van architect' in de vorm van zwarte graffiti op een
galerijmuur die gedeeltelijk bedekt was met vier sets ingelijste foto's, samen met een constructie van
Legoblokjes (één van een reeks van dergelijke constructies die tussen 1977 en 1983) en een
zorgvuldig in elkaar gezet vogelnest. De vermaning om de bescherming van het architectenberoep in
België op te heffen maakt deel uit van een grotere reeks "voorstellen". Sinds het begin van de jaren
zeventig had Deleu 'voorstellen en adviezen' laten circuleren die meestal bestonden uit eenvoudige,
eenmalige interventies die werden neergeschreven of geschetst op een T.O.P.-kantoordossierblad en
overvloedig gestempeld voor authentificatie en goedkeuring. Ze onderzochten de ecologie van het
moderne leven door oplossingen te bieden voor de hedendaagse stad die de diepgewortelde sociale
en wettelijke conventies die onze relatie met de stedelijke ruimte reguleren.

De voorstellen breidden zo het werkterrein van de architect uit tot alle gelegenheden waar de
massamaatschappij zichzelf vertegenwoordigt, zij het in de openbare ruimte, monumenten,
infrastructuur of via gemeenschappelijke praktijken, een preoccupatie die een centraal thema is in
zijn architectuur theoretische cursus en die rechtstreeks zou doorwerken in de infrastructurele
projecten die vanaf de jaren tachtig werden ontwikkeld, zoals het voorstel om windmolens boven op
hoogspanningsmasten te plaatsen (Worldwide Windmill NetWork, 1981) of een project om de
nieuwe hogesnelheidslijn boven het centrum van Brussel te laten zweven ('Europe Central Station',
1986-89). In vergelijking met deze voorstellen was het voorstel voor de afschaffing meer bijzonder
van vorm en aard. Het was gericht tegen de Belgische wet van 20 februari 1939 die bepaalde dat
alleen die waren opgeleid aan een erkende instelling voor architectuur onderwijs - d.w.z. het proces
ondergingen dat Deleu in zijn eerste tentoonstelling had ontleed - toegang tot het beroep konden
krijgen. Aangezien architecten verantwoordelijk zijn voor alle bouwactiviteiten in België, sloot deze
wet actoren zonder architectuuropleiding uit van het vormgeven van de bebouwde omgeving. De
voor de hand liggende gevolgtrekking, die Deleu graag trekt, is dat elk gebouw in België op zijn minst
nominaal ontworpen is door architecten en dus architectuur. Architecten hebben de huidige, vaak
deplorabele staat van de gebouwde omgeving.

Tegelijkertijd kon de Belgische staat, door de architect het monopolie op het ontwerpen van
gebouwen toe te kennen, zijn verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving delegeren aan een
beroepsklasse die het grootste deel van haar tijd besteedde aan kleine, individuele opdrachten. Deze
verkwanseling van de verantwoordelijkheid werd nog verergerd door het feit dat de Orde van
Architecten, de vereniging die alle van alle gediplomeerde architecten, meer geïnteresseerd was in
de bescherming van de beroepsgroep dan in het ontwikkelen en uitdragen van inhoudelijke
opvattingen over architectuur en stedenbouw. Deleu's kritiek op de huidige toestand van het beroep
was zeer van zijn tijd. In een essay over de debatten onder architecten in België rond 1970 citeert
Geert Bekaert een oordeel over het beroep van architect Peter Callebout (1916-1970), een fraaie
exponent van het sinds de jaren vijftig in België beoefende geaccultureerde modernisme, dat smeult
van wrok en zelfhaat. Volgens Callebout zijn architecten door hun artistieke pretenties en
navelstaarderij blind voor de werkelijke noden van hun opdrachtgevers en de samenleving als
geheel. Callebout noemt zichzelf en zijn collega-architecten bedriegers, leugenaars en dieven en
concludeert dat 'Architectuur [met hoofdletter A] moet verdwijnen voordat men weer van
architectuur kon spreken. Architecten zouden architectuur moeten afleren en zich van onderuit
heropvoeden. Een gelijkaardig ongenoegen doortrekt het boek Bouwen in België 1945-1970 (1971)
van Bekaert en Francis Strauven, een state-of-the-question over de Belgische architectuur na de
Tweede Wereldoorlog. De bewuste keuze van de auteurs voor 'bouwen' in de titel in plaats van
'architectuur' vertegenwoordigt
hun opvatting dat architectuur niet alleen een zaak is van architecten, maar van een veelheid van
actoren met gelijke verantwoordelijkheid en mogelijkheden; gebouwen komen pas tot hun volledige
potentieel wanneer de architectuur een zinvolle dialoog met deze actoren aangaat. Tot slot
resoneren Deleu's voorstellen met het vroege werk van Johan Van Geluwe, een andere opgeleide
architect wiens onderzoek van de Belgische context een aanhoudende kritiek van voornamelijk
artistieke instellingen teweegbracht.

Meer in het bijzonder maakte Van Geluwe in de jaren zeventig met zijn architectuurstudenten in St-
Lucas een reeks foto's van particuliere tuinen langs de weg waar de individuele verbeelding de vrije
loop werd gelaten. Voor Van Geluwe werden ze de 'kleine tuinen van Eden' genoemd, de laatste
overblijfselen van individuele architectonische expressie in een tijdperk waarin 'bouwen een
onpersoonlijke aangelegenheid dreigt te worden'. Deze 'primitieve architectuur', aldus Van Geluwe,
komt voort uit pure spontaniteit en is slechts geïnspireerd door een verlangen omringd te worden
door schoonheid; als zodanig krijgt zij een veel grotere legitimiteit dan 'geautoriseerde' architectuur.

Deleu's "Voorstel" heeft zeker enige verwantschap met deze discoursstroming, maar het is elders op
gericht. Als Hans Holleins uitspraak dat 'Alles ist Architektur', rauw verkondigd op januari 1968 in het
Journal Bau, door Van Geluwe werd opgevat als een aansporing om 'architectuur zonder architecten'
te onderzoeken, betekende het voor Deleu dat de discipline van de architectuur niet beperkt is tot de
media, regimes en instellingen die verbonden zijn aan het beroep van de architect en de
bouwpraktijk. Architecten, Deleu, worden niet zozeer belemmerd door de aard van hun discipline,
maar door de socialeen institutionele inbedding van de praktijk in de hedendaagse Belgische
samenleving. Het "Voorstel" zou deze situatie rechtzetten niet alleen door niet-experts de kans te
geven om te handelen de gebouwde omgeving, maar ook door architecten te bevrijden van hun
onderdanigheid aan onwillige, meestal individuele opdrachtgevers die hen verhinderde de echte
problemen van deze tijd aan te pakken en tijd. Architectuur is niet het probleem; de modaliteiten van
architect te zijn wel. Door de architectuur uit haar institutionele institutionele keurslijf zou de
architect in ere herstellen - in plaats van vernietigen - de architect als zijn primaire agent.

Een herstel van de oorsprong

Dit standpunt onderscheidt Deleu's kritiek op de Belgische archi van bijvoorbeeld Callebout's afkeer
van de hedendaagse praktijk of Van Geluwe's fascinatie voor architectuur zonder architecten. De bij
uitstek lokale bekommernissen die ten grondslag liggen aan hun pleidooi voor een oorspronkelijke,
zuivere vorm van bouwen, doet het provincialisme dat het discours over de Belgische architectuur
sinds de modernist Renaat Braem België uitriep tot het lelijkste land ter wereld. Deze kritiek heeft de
neiging om de ambities en de agenda van de hedendaagse architectuur te definiëren in termen van
een 'typische' of 'bijzondere' Belgische situatie. Deleu daarentegen wil de architecturale kunst
bevrijden van irrelevante beperkingen, om haar doel te heroriënteren en haar essentiële, universele
principes aan te spreken; de 'Belgische toestand' is niet het doelwit van zijn kritiek, maar de
katalysator ervan.

De presentatie van het 'Voorstel' in de Spectrum Gallery illustreert dit: op het eerste gezicht lijkt het
op de muur van de galerie krabbelen een daad van vandalisme gericht tegen de architectuur. Maar
omdat het op een muur is aangebracht, en nog netjes ingelijst ook, vestigt de gespoten tekst ook de
aandacht op het feit dat ook de galerie (onderdeel van) een gebouw is. De platte fotolijstjes die over
de graffiti heen zijn gehangen, benadrukken de materialiteit en textuur van de muur. De foto's in de
fotolijstjes tonen op hun beurt architecturale elementen: bouwstenen, muren, zuilen, gevonden in
het straatbeeld en klaar om de afdruk te ontvangen van welke boodschap een geïnteresseerde ook
maar wil uitdrukken, inclusief het voorstel zelf. In combinatie met de inhoud van het voorstel
benadrukte de installatie zo de onontkoombare aanwezigheid van het architectonische artefact, een
object dat is ontworpen, gebouwd en gebruikt zonder dat er sprake is van een geïnstitutionaliseerde
instantie of auteurschap. Deleu's kritiek op het beroep vormt zich tot een bevestiging van het wezen
van de architectuur. Er bestaat zoiets als architectuur; de echte vraag is hoe we haar moeten
benaderen. Deze vraag is het onderwerp van de tentoonstelling als geheel. Het 'Voorstel' in
combinatie met de Lego-constructie en het vogelnest ensceneert de spanning tussen architectuur als
een praktijk die gebonden is aan toevalligheden en plaatselijke omstandigheden en als een
kunstvorm die gebaseerd is op essentiële wetten, elementaire componenten en hogere principes. Ze
kunnen in feite worden gezien als een bijna letterlijke terugkeer naar Vitruvius' oorspronkelijke
definitie van architectuur in zijn verhandeling De architectura. In het eerste boek van dit traktaat
definieerde Vitruvius architectuur in termen van de kennis die erbij komt kijken; door de ideale
beoefenaar ervan voor te stellen; door de definitie van ontwerpprincipes; door de reikwijdte van het
werk te beschrijven; en tenslotte aan de hand van de drie kwaliteiten waarnaar alle architectuur
moet streven, firmitas, utilitas en venustas. Deze omschrijvingen van architectuur, die in wat volgt
nader zullen worden onderzocht, zijn geworteld in een mythe van oorsprong die in het tweede boek
wordt gegeven.

Opzettelijk of onopzettelijk behandelen de tentoongestelde stukken Vitruvius' constitutieve


elementen van de architectuur - de definities en de mythe. In plaats van een illustratie te zijn van een
eerbiedwaardig theoretisch standpunt, behandelen zij de fundamentele definitie van architectuur
echter zowel als een ideaal als als een probleem. Het "Voorstel" is hiervan een goed voorbeeld,
omdat het ingaat op de intellectuele status van de architect die in Vitruvius' eerste boek aan de orde
komt. Daar komt uit de lijst van competenties die men moet beheersen om architectuur te kunnen
beoefenen een beeld naar voren van de architect als een bepaalde persoonlijkheid, "die van jongs af
aan is opgeleid in de verschillende soorten studies [en daardoor] in alle soorten geschriften dezelfde
saillante punten [herkent], en de samenhang van alle takken van kennis, en daardoor (. Door de
aanval op de verankering van het 'professionalisme' als een beroep, vertaalt het (Voorstel) dit
vermogen om het generieke te vinden in gespecialiseerde kennis impliciet in een aansporing tot
amateurisme, om de typering van Stefaan Vervoort van Deleu's praktijk over te nemen. Architect zijn
is geen kwestie van geïnstitutionaliseerde scholing of bedrijfslidmaatschap, maar van een houding
tegenoverkennis en een houding in de wereld.

Het vogelnest herinnert aan de oorsprong van de architectuur.17 Volgens Vitruvius werd een eerste
stap naar architectuur gezet toen de primitieve samenleving de bouwsels van dieren als model nam
voor haar eerste woningen. In dit stadium steunde de mens op fabrica, kennis die voortkwam uit
ervaring en maken. In een tweede fase kwam specialisatie tot stand en ontstonden de kunsten. De
mens werd echt beschaafd en "evolueerde van lukrake en onzekere meningen naar de stabiele
principes van symmetrie. Symmetrie is een sleutelbegrip bij Vitruvius. Het betekent proportie
gebaseerd op de toepassing van een enkele meeteenheid en impliceert abstract redeneren en
tekenen. Het menselijk lichaam is het paradigma van symmetrie, gevisualiseerd in de beroemde
Vitruviaanse man, wiens lichaam wordt omcirkeld door het vierkant en de cirkel. De mythe van de
oorsprong suggereert dat symmetrie onderscheidt architectuur van louter constructie. Het kopiëren
van een vogelnest vereist een zekere mate van handigheid en ervaringsinzicht, maar geen kennis van
principes die zouden leiden tot de toepassing van maateenheden en proporties, ratiocinatio in
Vitruvius' woorden. Pas toen de mens het principe van symmetrie ontdekte, was er sprake van
architectuur. Aangezien een dergelijke ontdekking alleen kon plaatsvinden in een complexe en
ontwikkelde samenleving, drukt een goede architectuur de geperfectioneerde staat van samenleving
en helpt deze in stand te houden. Met dit in gedachten is Deleu's vogelnest van Deleu een soort
omgekeerde techniek: een architect die de primitieve oorsprong van zijn eigen kunst reconstrueert
of liever gezegd terugkeert naar het moment vlak voordat zijn kunst werd geboren, door af te zien
van het formele principe waarvan de oprichting juist die kunst. Het nest is een vorm van bouwen
vóór de architectuur, zonder symmetrie en dus zonder ontwerp. Het nest kon alleen bestaan als een
artefact waarvan de vorm het product was van een proces van het maken, niet van plannen en
doorsneden.

Tegelijkertijd werden principes van maat en samenstelling - symmetrie - werden belichaamd in de


Lego-constructie. Lego-blokjes roepen de belofte van eindeloze en universele toepasbaarheid
vanwege hun eenheid van maat. Deze blokjes stelden Deleu in staat om zich bezig te houden
vormkwesties: de algemene vorm van de Lego constructie was symmetrisch van opzet (in de
hedendaagse betekenis van het woord) maar de kleur was aangebracht volgens een afwijkend
patroon. Als het resultaat refereerde aan modernistische en minimale schilderkunst, niet in het minst
vanwege de modernistische inslag in het Lego kleurenschema van de jaren 1970, maar het was ook -
om Deleu zelf te parafraseren, het bewijs dat architectuur maken niet gebonden is aan het maken
van gebouwen. Architectuur bestaat onafhankelijk van de eisen van de praktijk en haar werkelijke
principes zijn gemakkelijk los van het bouwen om uitdrukking te vinden in elk systeem dat geschikt is
voor hun toepassing, zoals Lego-blokjes.

Het Vogelnest en de Lego-constructies geven uitdrukking aan de oorspronkelijke elementen van de


architectuur, maar ook hun scheiding. Volgens Vitruvius werd architectuur gevestigd toen primitieve
constructie- en ontwerpprincipes werden gecombineerd; De tentoongestelde stukken tonen ze
afzonderlijk, als afgerolde DNA-strengen. Bovendien zijn het miniaturen. Als het nest het begin van
de architectuur weergeeft, doet het dat op een verkleinde schaal. Hetzelfde geldt geldt voor de Lego-
constructie: zowel de grootte als de materie van de blokken maken de voorwerpen die zij produceren
onvermijdelijk tot modellen, ongeacht hun grootte of vorm, een effect dat wordt versterkt door de
verstrooiing van kleur over het oppervlak. Kortom, net als het studenten werk van de studenten in 'A
Farewell to Architecture', nemen de tentoonstellingen de dubbele betekenis van het woord 'model':
zowel idealen als reducties. Het geïdealiseerde en gereduceerde object is de architectuur zelf; de
tentoongestelde stukken zijn schaalmodellen van wat de discipline inhoudt. Met deze objecten werpt
Deleu zich op als een producent van theorie. Na alles, de zorgvuldig geassembleerde objecten en
handgeschreven tekst op de muur dragen de onuitwisbare afdruk van hun maker. De productie van
theorie vindt plaats in een kunstinstelling in een laboratoriumsetting. De onderzoeksvraag hier is niet
of de theorie goede en cultureel geldige gebouwen voortbrengt - maar eerder onder welke
voorwaarden zij kan bestaan. Zoals in alle experimenten, elimineert de tentoonstelling sommige
parameters terwijl andere worden getransfigureerd. De meest voor de hand liggende transformatie
betreft het menselijk lichaam: het wordt niet gepositioneerd als de oorsprong en ordenend principe
van maat, zoals bij Vitruvius, maar wordt gemobiliseerd om de relatie van de toeschouwer tot de
tentoongestelde stukken te bepalen, en definieert ze in de eerste plaats als modellen.Het is deze
verschuiving - het verplaatsen van het lichaam buiten de architectuur, zoals als uitgevoerd binnen de
ruimte van de galerie, die Deleu in staat stelt om de aanwezigheid van architectuur in de wereld te
bepalen. Immers, het heeft niet alleen invloed op begrippen als schaal en maat, maar ook op positie
en plaats. In de Vitruviaanse canon markeert het rechtopstaande lichaam de universele eenheid van
maat en de positie van waaruit het universum kan worden doorgrond.

Tot pagina 5, alinea 2 regel 8

You might also like