You are on page 1of 2

Aardrijkskunde H3 Hulpbronnen: grondstoffen en energie

1. de mens neemt een steeds grotere hap uit de aarde


a. voorbije 100 jaar
i. industrielanden verbruiken meest (Europa, N-AM, Oceanië ) 
massaconsumptie
ii. in Azië veel industrie, weinig verbuik/hoofd ( arme mensen, groot
bevolkingsaantal)
iii. Afrika = weinig industie (veel grondstoffen)
b. Ontginning
i. High-tech grondstoffen (kritieke grondstoffen) groene en China
ii. China heeft veel grondstoffen = grootste producent (fossiele)
iii. Europa is zeer afhankelijk voor grondstoffen
iv. MARKTMACHT: tekort aan grondstoffen (duurder)  landen kunnen prijs
bepalen ( China, N-AM, Australië , India) MNO’s
c. Grondstoffen en milieu en samenleving
i. Groene technologie (ledlampen, zonnepannelen, windmolens,…)
ii. Duurzaamheid – ecologie: lage milieunormen, veel uitstoot-
arbeidsomstandigheden :veel werken, lage lonen
d. Duurzaam beheer v grondstoffen
i. Ontwikkelingslanden (bedreiging)
1. Politiek : zorgen voor betere wetgeving, meer werk, beter leven 
winst basisbehoeften
2. Libiralisering grondstoffen markt (= macht over grondstoffen, winst
 Europa, minder geld v armere landen)
3. Efficient gebruik
a. Recyclage
b. Zuinig op zeldzame
c. Denken voorbij BNP (Bruto Nationaal Product)

H4 Globalisering

 Mondialisering: voortdurend proces van wereldwijde economische, politieke en culturele


integratie
1. Enkele begrippen
a. Delokalisatie: verhuis economische activiteiten naar andere landen/regio’s
i. Offshoring: verplaatsing buitenland, maar eigen beheer
ii. Outsourcing (deel vh) werk uitbesteden aan 3de in eigen lang of buitenland
(offshore outsourcing)
2. Globalisering
a. Economisch: fastfoodketens,nike,…
b. Politiek-sociaal: UNO, Amnesty International, World Trade Organisation,…
c. Cultureel
i. Homogenisering: dingen uit andere cultuur hier
ii. Heterogenisering : eigen + andere cultuur
3. Mogelijk door
a. Technologisch (SHRINKING WORLD)
i. Transport
ii. Communicatie
b. Vrijmaken wereldhandel
i. Eerst geremd door import beperking, wisselkoers (geld omwisselen)
ii. MAAR vrijmaken
1. Digitalisering
2. Modernisering
3. Oprichting WTO
c. Groei v MNO (multi nationale onderneming)
i. Privéondernemingen die diensten leveren in het land met het Europa
moederbedrijf (hoofdzetel) MAAR ook in één of meerdere (andere)
landen
ii. TRIADE (grote koopkracht = NOORDEN) Amerika Azië
iii. Global shift (Atl Regio’s  pacifische)
iv. Productconcurrentie
v. FAST WORLD: versnellen v wetenschappelijke en technische innovatie
4. NOORD (MNO’s) VS ZUID

NOORD(MNO’s) ZUID
 Politieke rust  instabiele politieke situatie
 Snelle technische vooruitgang  traditionele manier v werken
 Goed onderwijssysteem  slecht onderwijssysteem
 bevolkingsgroei↓  bevolkingsgroei↑
 exportsubsidies  geen subsidies (goedkoop) 
import niet weigeren, goederen
raken niet verkocht, lage prijzen
 protectiemaatregelen: veiligheid,  geen protectiemaatregelen:
beperkte werkuren ongevallen, geen beperkte
werkuren
 MOEDERBEDRIJF  Filialen
 Winst (van Zuiden)
 Intrest van lening  Geld lenen Noorden
 Bezuinigen (onderwijs, medische
zorg)
 Privatiseren (meer MNO’s)
 Ecologische schuld  financiële schuldenlast
FAST WORLD SLOW WORLD
Gevolg : Noorden rijker, Zuiden armer

5. verzet
i. antiglobalisme: verzetten tegen elke vorm (import, MNO’s,…)
ii. andersglobalisme: rechtvaardigheid, gelijkheid
iii. fairtrade: eerlijke handel

You might also like