Professional Documents
Culture Documents
GRAFISCHE VOORSTELLINGEN
We hebben gezien dat we ruwe data kunnen verwerken in frequentietabellen maar het is je
misschien ook opgevallen in de oefeningen dat je data ook uit grafieken kan halen. In dit
hoofdstuk gaan we verder in op het grafisch voorstellen van verwerkte data. Ook hier maken
we het onderscheid tussen het grafisch voor stellen van niet−gegroepeerde gegevens en
het grafisch voor stellen van gegroepeerde gegevens.
3.1.1. Cirkeldiagram
Werkwijze:
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 47
Voorbeeld
Als voorbeeld nemen we het statistisch onderzoek die werd uitgevoerd bij 90 leerlingen uit
de school met de vraag naar het favoriete vak.
Wiskunde Algemeen
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 48
Verwerkingsopdracht.5
Teken een cirkeldiagram horende bij het gegeven statistisch onderzoek. Vervolledig de
frequentietabel en bereken de middelpuntshoek horende bij de gegeven relatieve
frequentie.
Hoeveel van de ondervraagde leerlingen gamen bijna nooit? 20% van 340 leerlingen is 68
leerlingen.
19% 14%
20%
24%
11%
12%
nooit bijna nooit paar keer per jaar elke maand elke week dagelijks
Teken het cirkeldiagram. Voorzie de grafische voorstelling van een titel en legende.
5 Onderzoek bij 340 leerlingen in 22 klassen van de 2de graad. Cijfers uitgedrukt in procenten. BRON: Klasse 2010
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 49
3.1.2. Staafdiagram
Het staafdiagram leent zich er toe zowel kwalitatieve als kwantitatieve niet−gegroepeerde
gegevens grafisch voor te stellen.
Werkwijze:
Voorbeeld
We hernemen het statistisch onderzoek ‘Hoe vaak gamen jongeren?’.
60 48
50 41
37
40
30
20
10
0
nooit bijna paar keer elke elke week dagelijks
nooit per jaar maand
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 50
Verwerkingsopdracht
In het vorig hoofdstuk hebben we een 𝒊 𝒙𝒊 𝑎𝑓! 𝑟𝑓! %
frequentietabel opgesteld met de scores van 21 1 4 2 9,6%
toetsen wiskunde.
2 5,5 1 4,8%
Stel twee staafdiagrammen op, één met de
absolute frequenties, de andere met de 3 6 5 24%
relatieve frequenties uitgedrukt in %. 4 6,5 2 9,6%
5 7 2 9,6%
6 8 2 9,6%
7 8,5 3 14%
8 9 3 14%
9 10 1 4,8%
SOM 𝟐𝟏 𝟏𝟎𝟎%
4
3 3
3
2 2 2 2
2
1 1
1
0
4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10
Score
24
25
20
percentage
15 14 14
0
4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10
Score
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 51
3.1.3. Ogief (Cumulatief frequentiepolygoon)
Voor de kwalitatieve niet-gegroepeerde gegevens bestaat er nog een andere mogelijkheid om de
gegevens voor te stellen gebruik makende van de cumulatieve frequenties.
Deze voorstelling wordt ook wel de cumulatieve frequentiepolygoon genoemd of het ogief en ziet
eruit als een lijngrafiek die in stijgende lijn gaat.
Als je kijkt naar de reeds gebruikte voorbeelden in de kaders (zie afbeeldingen hieronder), die het
statistisch onderzoek naar het aantal landen per werelddeel beschrijft, wordt het al snel duidelijk dat
het hier weinig zin heeft om de cumulatieve frequenties voor te stellen.
Heeft het zin je de vraag te stellen hoeveel werelddelen er 23 landen of minder hebben?
Of beter: Heeft het zin, mits de beperkte waarnemingsgetallen, een grafiek op te stellen waarbij je
onmiddellijk op deze vraag kan antwoorden, vertrekkende vanuit een grafiek?
Het antwoord op bovenstaande vraag, leid je al zeer snel af met de gegeven grafieken. Zo zijn er 3
werelddelen die bestaan uit 23 landen of minder.
Kwalitatieve variabele zijn vaak zeer beperkt en hebben geen nood aan deze voorstelling. Ook zou
het ogief een vertekend beeld geven en leiden tot een verkeerde interpretatie van de gegevens. We
werken hier immers met kwalitatieve nominale gegevens waarbij zinvol ordenen niet mogelijk is.
Hierdoor kan het ogief op verschillende manieren worden getekend met verkeerde interpretatie tot
gevolg.
250
250 196
196 200
184
200 170 149
Aantal landen
147
Aantal landen
150
150 95
100 100
100 49
54 35
50 12
50 0
0 0
0
-…
…
pa
d-
a
ië
id
rik
ni
Az
or
-…
…
ro
Zu
ea
Af
ë
pa
d-
a
No
ië
Eu
id
rik
ni
Oc
or
Az
ro
Zu
ea
Af
No
Eu
Oc
Werelddelen Werelddelen
We beperken ons dus tot het opstellen van het ogief met de cumulatieve frequenties, tot deze van
kwantitatieve gegevens.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 52
Indien je in een grafiek de cumulatieve frequenties gebruikt, dan bekom je een cumulatieve
frequentiepolygoon of ogief.
Het ogief is een lijndiagram van de cumulatieve frequenties en start altijd op de horizontale as.
Werkwijze:
1) Zet op de horizontale as de waarnemingsgetallen uit. Houd hier rekening met het beginpunt
van het ogief, namelijk de horizontale as met als cumulatieve frequentie 0.
2) Plaats op de horizontale as de cumulatieve frequenties uit, dit kan zowel voor de
cumulatieve absolute als voor de cumulatieve relatieve frequentie.
3) Verbind de opeenvolgende punten door lijnstukken.
Opmerkingen:
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 53
Voorbeeld
Aan de leerlingen van een klas werd de volgende vraag gesteld: “Hoeveel dagen per week doe jij aan
sport?”
In de tabel hieronder vind je de ruwe data. Stel voor deze gegevens een frequentietabel op en teken
een bijhorend ogief. Beantwoord de vragen.
Ogief:
Hoeveel leerlingen uit de klas doen 5 dagen per week of minder aan sport?
Het antwoord werd aangeduid met een blauwe pijl. 22 leerlingen uit de klas doen 5 dagen per week
of minder aan sport.
Hoeveel leerlingen uit de klas doen precies 2 dagen per week aan sport?
Het antwoord werd aangegeven met een oranje pijl. Je kan aflezen hoeveel leerlingen er bij gekomen
zijn tussen 1 dag per week en 2 dagen per week. Er zijn dus 4 leerlingen die 2 dagen per week
sporten.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 54
Verwerkingsopdracht
1) Een aantal tieners kreeg de vraag: ‘hoeveel keer per dag poets
Hoeveel keer poets jij je tanden?
jij je tanden?’.
De informatie werd verwerkt in een ogief.
d. Hoeveel procent van de ondervraagde tieners poets drie keer per dag hun tanden? 25%
e. Stel een frequentietabel op. (Het is mogelijk dat er rijen te veel staan)
TOT
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 55
2) Bij een enquête werd aan 36 leerlingen gevraagd hoeveel huisdieren ze hebben.
Vervolledig de tabel en beantwoord de vragen.
40
36
35 32
30
30
24
Aantal leerlingen
25
20
15
15
10
5
0
0
0 1 2 3 4
Aantal huisdieren
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 56
3.1.4. Werken met GRM
Voor het verwerken van de gegevens tot een grafiek, bepreken we ons tot het opstellen van
het ogief en het staafdiagram.
STAAFDIAGRAM
We hernemen de verwerkingsopdracht p 51 en stellen een staafdiagram op voor de scores
van de 21 toetsen wiskunde met behulp van de GRM.
Je kan voor het staafdiagram zowel de absolute als de relatieve frequenties gebruiken. Wij
zullen gebruik maken van de absolute frequenties. (Probeer dit zelf ook eens voor de
realtieve frequenties)
Voor het verwijderen van vorige lijsten en het ingeven van de waarnemingsgetallen /
frequenties verwijzen we naar p 33 in de cursus.
Window
Xmin = 4 à kleinste 𝑥!
Xmax = 10,5 à grootste 𝑥! + staafbreedte
XSCL = 0,5 à staafbreedte
Ymin = 0à enkel positieve y-as nodig
Ymax = 6 à hoogste absolute frequentie + 1
YSCL = 1
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 57
Via GRAPH kan je nu het staafdiagram laten tekenen.
Opgelet!! Zorg ervoor dat er in het menu y= geen functies meer staan. (Kijk dit even
na en verwijder alle vergelijkingen!)
Graph Trace
Opmerking:
- De staafjes zijn hier wel aan elkaar getekend, dit wordt enkel door de vingsers gezien
bij het tekenen van de grafiek met behulp van de GRM.
- Wil je dit voor de relatieve frequentie uitvoeren dan neem je bij Freq: L4 → 𝑟𝑓! 𝑖𝑛 %
Vergeet hier dan niet de vensterinstellingen aan te passen!
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 58
Verwerkingsopdracht
Een klas van de tweede graad voert een statistisch onderzoek uit naar het aantal rozijnen in een
doosje van 50 gram. De klas stelt een steekproef samen van 114 doosjes en telt alle rozijnen. De
resultaten staan in de tabel.
Welke lijsten bevatten welke gegevens? Schrijf op met behulp van de formules. Geef de lijsten in en
pas de vensterinstellingen aan. Maak een schets van wat jouw GRM laat zien.
𝐿" → 𝑊𝑎𝑎𝑟𝑛𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑠𝑔𝑒𝑡𝑎𝑙𝑙𝑒𝑛
𝐿# → 𝑎𝑏𝑠𝑜𝑙𝑢𝑡𝑒 𝑓𝑟𝑒𝑞𝑢𝑒𝑛𝑡𝑖𝑒
𝐿% → 𝑐𝑢𝑚𝑠𝑢𝑚 𝐿$
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 59
OGIEF
Het ogief maakt gebruik van de cumulatieve absolute of cumulatieve relatieve frequenties
en de daarbijhorende waarnemingsgetallen.
We hernemen het voorbeeld van de 21 toetsen wiskunde en tekenen hiervoor het ogief met
de GRM.
Opmerking:
- We zullen in de verwerkingsopdracht weer aan de slag gaan
met het voorbeeld van de rozijnen.
Een andere optie, om de lijsten niet opnieuw te wissen, is
gebruik maken van andere lijsten. Bij sommige GRM’s, zijn er
zelfs 11 lijsten voorzien waar je in kan werken.
Let wel op dat je dan de juiste lijsten gebruikt bij Xlist en
Freq!!!
- Het ogief start altijd op de horizontale as! Hou hier rekening
mee bij het instellen van het venster en het ingeven van de frequentietabel! We
zullen een “1ste nieuw waarnemingsgetal” moeten tovoegen met frequentie 0”. In dit
voorbeeld voegen we als nieuwe eerste waarnemingsgetal 3,5 in met 𝑎𝑓 = 0
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 60
Vensterinstellingen en keuze grafiek:
Het ogief maakt gebruik van de cumulatieve frequenties. Afhankelijk van welke
cumulatieve frequentie er wordt gevraagd, verschillen de vensterinstellingen.
Zo is in dit voorbeeld de grootste 𝒄𝒂𝒇𝒊 = 21, YMAX kan je dan instellen op
bijvoorbeeld 23 of ten hoogste 25.
Kies je de cumulatieve relatieve frequentie in % dan is de grootste frequnetie 100%.
Kies hier dan bijvoorbeeld YMAX= 105.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 61
Verwerkingsopdracht
We hernemen de opdracht van het statistisch onderzoek naar het aantal rozijnen in een doosje van
50 gram.
Stel een ogief op voor dit onderzoek met de cumulatieve absolute frequentie.
Welke lijsten bevatten welke gegevens? Schrijf op met behulp van de formules. Geef de lijsten in en
pas de vensterinstellingen aan. Maak een schets van wat jouw GRM laat zien.
𝐿" → 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑛𝑒𝑚𝑖𝑛𝑔𝑠𝑔𝑒𝑡𝑎𝑙𝑙𝑒𝑛
𝐿# → 𝑎𝑓!
𝐿% → 𝑛𝑖𝑒𝑡 𝑛𝑜𝑑𝑖𝑔
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 62
3.2. GRAFISCHE VOORSTELLINGEN VAN GEGROEPEERDE GEGEVENS
Zoals eerder besproken in het vorig hoofdstuk, kunnen we kwantitatieve continue gegevens
groeperen in klassen en hiervan het klassenmidden bepalen. Het zijn ook deze klassen en
klassenmidden die we zullen gebruiken om de gegevens grafisch voor te stellen. Afhankelijk
van de keuze van de frequentie, krijg je een andere grafische voorstelling.
3.2.1. Histogram
Zoals je voor de kwantitatieve discrete en de kwalitatieve gevens een staafdiagram kan
tekenen, kan je dit ook voor de kwalitatieve continue gegevens. Dit staafdiagram, opgesteld
voor de kwantitatieve continue gegevens, gegroepeerd in klassen, noemt men een
histogram.
Werkwijze:
Merk op:
- De grafische voorstelling van het histogram onderscheidt zich van deze van het
staafdiagram in het feit dat de rechthoekjes elkaar hier moeten raken. De
rechthoekjes stellen nu continue variabele voor en volgen elkaar op. De bovengrens
van de ene klasse is immers de onderklasse van de daaropvolgend klasse. Het staafje
bevat alle gevens van de bijhorende klasse.
- Aangezien de klassen aaneensluitende intervallen zijn, komt de breedte van elk
rechthoekje overeen met de klassenbreedte en raken de rechthoekjes elkaar. Dit is
een fundamenteel onderscheid met een staafdiagram waar je de breedte van de
staafjes zelf kan kiezen.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 63
Voorbeeld
Een callcenter wil graag weten hoelang een klant bereid is om te wachten aan de telefoon voor hij
geholpen wordt. Een onderzoeksteam doet een test en laat 250 klanten wachten tot ze het gesprek
beëindigen. In de tabel kun je zien hoeveel geduld deze klanten hadden voor ze opgaven.
60
52
50 48
40 38 37
aantal personen
30 28
20
20 15
9
10
1 2
0
[0,1[ [1,2[ [2,3[ [3,4[ [4,5[ [5,6[ [6,7[ [7,8[ [8,9[ [9,10[
Wachttijden in minuten
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 64
Verwerkingsopdracht
In de tabel vind je de lichaamslengte in cm van 249 leerlingen uit de tweede graad van een
middelbare school.
𝐾! 𝑚! 𝑎𝑓! 𝑐𝑎𝑓! 𝑟𝑓! % 𝑐𝑟𝑓! %
[136,144[ 140 5 5 2,008 2,008
[144, 152[ 148 14 19 5,6225 7,6305
[152, 160[ 156 56 75 22,49 30,12
[160, 168[ 164 117 192 46,988 77,108
[168, 176[ 172 38 230 15,261 92,394
[176, 184[ 180 15 245 6,0241 98,394
[184, 192[ 188 4 249 1,6064 100
50 46,988
45
relatieve frequentie in %
40
35
30
25 22,49
20 15,261
15
10 5,6225 6,0241
5 2,008 1,6064
0
[136,144[[144,152[[152,160[[160,168[[168,176[[176,184[[184,192[
Lengte in cm
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 65
3.2.2. Frequentiepolygoon
Een frequentiepolygoon maakt gerbuik van de relatieve frequenties van de gegevens en is de
lijngrafiek die de klassenmiddens met elkaar verbindt. Een frequentiepolygoon geeft een
goed zicht op de evolutie van de klassenfrequenties.
Men kan voor het opstellen van het frequentieplygoon vetrekken vanuit het histogram maar
ook een geheel nieuwe grafiek maken.
Vertrekkende vanuit het histogram is de werkwijze zeer eenvoudig: Verbind de middens van
elke staaf door lijnstukken, vergeet hier niet dat je ook moet verbinden met de middens van
de spookklassen.
Vertrek je vanuit een nieuwe grafiek, kan je ook de klassenmiddens uitzetten op de
horizontale as met bijhorende relatieve frequentie en zo de grafiek tekenen.
Werkwijze:
Opmerking:
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 66
Voorbeeld
Een callcenter wil graag weten hoelang een klant bereid is om te wachten aan de telefoon voor hij
geholpen wordt. Een onderzoeksteam doet een test en laat 250 klanten wcahten tot ze het gesprek
beëindigen. In de tabel kun je zien hoeveel geduld deze klanten hadden voor ze opgaven.
60
52
48
50
38 37
40
Aantal personen
28
30
20
20 15
9
10
1 2
0 0
0
[0,1[ [1,2[ [2,3[ [3,4[ [4,5[ [5,6[ [6,7[ [7,8[ [8,9[ [9,10[
Wachttijden in minuten
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 67
Verwerkingsopdracht
In de tabel vind je de lichaamslengte in cm van 249 leerlingen uit de tweede graad van een
middelbare school.
50 46,988
45
40
Relatieve frequentie in %
35
30
25 22,49
20 15,261
15
10 5,6225 6,0241
5 2,008 1,6064
0 0
0
[
[
36
44
52
60
68
76
84
92
00
,1
,1
,1
,1
,1
,1
,1
,1
,2
28
36
44
52
60
68
76
84
92
[1
[1
[1
[1
[1
[1
[1
[1
[1
Lengte in cm
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 68
3.2.3. Cumulatieve frequentiepolygoon of ogief
Met behulp van het ogief stellen we de cumulatieve frequenties van de klassen voor. Ook het
ogief start op de horizontale as en zal dus ook een spookklasse nodig hebben.
Indien je in een grafiek de cumulatieve frequenties gebruikt, dan bekom je een cumulatieve
frequentiepolygoon of ogief.
horizontale as.
Werkwijze:
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 69
Toepassingen:
1) Karen is 27 en heeft pas een baby gekregen. Om te bepalen of ze, ten opzichte van
andere moeders, eerder jong of eerder oud te noemen is, ga je als volgt te werk.
Zet op de horizontale as van het ogief de leeftijd 27 uit, trek een verticale naar boven
tot tegen het ogief en vervolgens vanuit dit snijpunt een horizontale naar de
frequentie-as: je vind ongeveer 28%.
Dit wil zeggen dat slechts ongeveer 28% van de nieuwe moeders jonger is dan Karen.
Aangezien de meeste dus ouder zijn, kun je besluiten dat ze een ‘jonge moeder’
genoemd kan worden.
2) Omgekeerd kan je bij een ogief schatten dat bij ongeveer één kwart van de
bevallingen de moeder ouder dan 34 jaar is. Daartoe vertrek je nu van de waarde
75% op de verticale as van het ogief en zoek je de overeenkomstige leeftijd op de
horizontale as. Dit blijkt ongeveer 34 jaar te zijn.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 70
Voorbeeld
Een callcenter wil graag weten hoelang een klant bereid is om te wachten aan de telefoon voor hij
geholpen wordt. Een onderzoeksteam doet een test en laat 250 klanten wachten tot ze het gesprek
beëindigen. In de tabel kun je zien hoeveel geduld deze klanten hadden voor ze opgaven.
300
248 250
250 233
213
200 176
Aantal personen
150
124
100 76
50 38
10
0 1
0
[0,1[ [1,2[ [2,3[ [3,4[ [4,5[ [5,6[ [6,7[ [7,8[ [8,9[ [9,10[
Wachttijd in minuten
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 71
Verwerkingsopdracht
In de tabel vind je de lichaamslengte in cm van 249 leerlingen uit de tweede graad van een
middelbare school.
120
98,394 100
100 92,369
Cumulatieve frequentie in %
77,108
80
60
40 30,12
20
7,6305
0 2,008
0
[128,136[ [136,144[ [144,152[ [152,160[ [160,168[ [168,176[ [176,184[ [184,192[
Lengte in cm
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 72
3.2.4. Werken met GRM
Hoe gegevens in lijsten verwerken met de GRM komen nu niet meer aan bod. Deze werden
al uitvoerig besproken in het onderdeel van niet-gegroepeerde gegevens.
Hou in dit onderdeel rekening met de spookkklassen die je moet toevoegen aan de
frequentietabel in je GRM.
Voor de verwerking van deze gegevens tot de juiste grafiek, maken we gebruik van de
verwerkingsopdracht uit vorige deeltjes:
In de tabel vind je de lichaamslengte in cm van 249 leerlingen uit de tweede graad van een
middelbare school.
Klassen kunnen we niet ingeven in een lijst, hier zullen we dus moeten gebruik maken van de
klassenmidden.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 73
HISTOGRAM
Bij het histogram ga je op dezelfde manier te werk als bij het staafdiagram.
De lijsten zijn ingegeven, rest er nog de vensterinstellingen aan te passen en de juiste plot te
kiezen.
Xmin = 128 à waar het eerste staafje begint, de ondergrens van de eerste klasse (de spookklasse)
Xmax = 200 à waar het laatste staafje eindigt, de bovengrens van de laatste klasse (de spookklasse)
XSCL = 8 à klassebreedte
Ymin = 0à enkel positieve y-as nodig
Ymax = 125à hoogste absolute (of relatieve) frequentie + extra waarde
YSCL = 1
FREQUENTIEPOLYGOON
Het tekenen van een frequentiepolygoon verloopt op dezelfde manier als bij histogrammen.
Het enige verschil is dat je nu een ander grafiektype moet kiezen. Daarbij krijg je automatisch
ook de mogelijkheid om de stijjl van de punten te kiezen.
Kies hier hetzelfde type grafiek als voor het ogief.
OGIEF
Voor het ogief maak je gebruik van de cumulatieve frequenties, dus bij het kiezen van de plot
moet je de lijst bij Freq nog aanpassen. Voor de vensterinstellingen, verandert YMAX de
hoogste waarde van de frequentie.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 74
Verwerkingsopdracht
Elke jaar bij het begin van de ronde van Frankrijk 𝐾! 𝑚! 𝑎𝑓!
wordt van elke deelnemer de hematocrietwaarde
gemeten. De hematocrietwaarde is het
volumepercentage rode bloedlichaampjes gemeten [40,41[ 40,5 2
in het bloed van een renner. Als een waarde hoger is [41,42[ 41,5 5
dan 50% dan mag, om gezondheidsredenen, de
renner niet starten. Dit zijn de laatste [42,43[ 42,5 5
meetresultaten. [43,44[ 43,5 14
[44,45[ 44,5 22
a) Bereken de overige frequenties met GRM
b) Teken het histogram en frequentiepolygoon [45,46[ 45,5 19
van de absolute frequenties met GRM. [46,47[ 46,5 16
Schrijf de gekozen vensterinstellingen op in
[47,48[ 47,5 11
het kader, maak een schets.
c) Teken het ogief van de cumulatieve absolute [48,49[ 48,5 4
frequenties met GRM. Volg de zelfde [49,50[ 49,5 2
stappen als in b).
[50,51[ 50,5 1
b)
c)
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 75
3.3. OEFENINGEN
1) In de tabel vind je het aantal inschrijvingen van nieuwe auto’s in België voor de acht
meest voorkomende merken6.
b. Wanneer je alle merken beschouwt, werden in 2015 in totaal 501 066 nieuwe
wagens verkocht. Mocht je een cirkeldiagram maken dat alle merken opneemt,
welke middelpuntshoek zou dan overeenkomen met het merk Opel?
"#$°
33 852 . ($- $## ≈ 24%
2) In een brochure wil de minister van onderwijs illustreren hoe het onderwijsbudget
wordt verdeeld. Het secundair onderwijs krijgt 40% van het onderwijsbudget. Welke
hoek in het taartdiagram komt daarme overeen?
+$
40% komt overeen met een hoek van -$$ . 360° = 144°
6 Bron: Febiac. (2016). Inschrijvingen van nieuwe wagens per merk. Geraadpleegd van
http://febiac.be/statistiques/2016/2.B.3.%20lmmatriculations%20de%20voiyures%20neuves%20par%marque.xls
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 76
3) In een peiling naar de arbeidstevredenheid vonden onderzoekers van de KU Leuven
en VUB de volgende verdeling voor één van de onderzochte kenmerken7.
Hieronder zie je twee grafische voorstelllingen: bij de linkse volgens tevredenheid, bij
de rechtse volgens afnemende relatieve frequentie.
7
Bron: De Witte, H., Hooge, J., Vandoorne, J., & Glorieux, I. (2001). Prettig werken in een gezonde samenleving. In APS (Red.), Vlaanderen
gepeild! De Vlaamse overheid en burgeronderzoek 2001 (pp. 73-98). Brussel: APS - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 77
4) Lees het onderstaand artikel. Plaats het nummer van elke onderzoeksvraag bij het
passende cirkeldiagram.
3 6 2
5 1 4
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 78
5) Bekijk de onderstaande grafische voorstelling gedurende enkele seconden en dek ze
vervolgens af. Lees vervolgens de vragen onder de afbeelding.
8
Hanssens,S.(2014).Evolutiesinconsumentengedragtenaanzienvanvleesconsumptieenalternatieven(masterproef,FaculteitBio-
ingenieurswetenschappen, UGent). Geraadpleegd van http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/166/618/RUG01-
002166618_2014_0001_AC.pdf
(De grafische voorstelling is niet afkomstig uit deze bron; we gebruikten enkel de gegevens.)
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 79
6) We kochten 35 doosjes met punaises en telden hoeveel stuks ze bevatten. We
tekenden het ogief.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 80
7) Hieronder krijg je een grafische voorstelling over het aantal dagen dat Vlamingen
sporten in 1 week.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 81
8) Hieronder zie je vier histogrammen van dezelfde gegevnsreeks: de oppervlakte van
de Vlaamse gemeenten.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 82
9) Welk histogram past bij deze frequentietabel? 𝐾! 𝑎𝑓!
[4,9[ 8
[9,14[ 3
[14,19[ 10
[19,24[ 5
• Meer dan 20% van de Belgen ouder dan 16 jaar is 1,80m of groter.
• Minder dan 20% van de Belgen ouder dan 16 jaar is kleiner dan 1,60 m.
• Meer dan de helft van de Belgen ouder dan 16 jaar is 1,75 m of groter, maar
kleiner dan 1,80 m.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 83
12) In een groot warenhuis wordt de massa van zakken appelen bepaald. Dit is het
bijhorende ogief.
a. Hoeveel van de zakken appelen hebben een massa van 1 kg of meer, en wijken 50
gram of meer af van de ideale massa 1 kg?
120-108 = 12. 12 zakken.
b. Hoeveel zakken hebben een massa minder dan 950 gram?
12 zakken.
c. Alleen zakken met een massa van 950 gram of meer en minder dan 1500 gram
blijven in de winkelrekken. Hoeveel zakken worden uit de winkelrekken gehaald?
12+12 = 24. 24 Zakken.
d. Hoeveel procent van de zakken bleven in de winkelrekken?
)+
-)$
= 0,2 à Dus 20 % verdwijnt uit de winkel en 80% bleef in de winkelrekken.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 84
13) Hieronder vind je drie histogrammen over de leeftijdsverdeling van 200 leden van
een sportvereniging.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 85
𝐾! 𝑚! 𝑎𝑓! 𝑐𝑎𝑓! 𝑟𝑓 𝑖𝑛 %! 𝑐𝑟𝑓 ! 𝑖𝑛 %
[6,10 [ 8 25 25 12,5 12,5
[10,14 [ 12 30 55 15 27,5
[14,18 [ 16 35 90 17,5 45
[18,22 [ 20 40 130 20 65
[22,26 [ 24 35 165 17,5 82,5
[26,30 [ 28 25 190 12,5 95
[30,34 [ 32 5 195 2,5 97,5
[34,38 [ 36 0 195 0 97,5
[38,42 [ 40 5 200 2,5 100
Totaal 200 100
120
82,5
80
65
60
45
40
27,5
20 12,5
0
0
[2,6[ [6,10[ [10,14[ [14,18[ [18,22[ [22,26[ [26,30[ [30,34[ [34,38[ [38,42[
Leeftijd in jaren
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 86
14) Hieronder zie je het effect van de klassenbreedte op een frequentiepolygoon.
Welke grafische voorstelling(en) vind je het meest geschikt? Waarom?
b en c zijn het meest geschikt. Bij afbeelding a zijn er te weinig klassen, bij afbeelding
d te veel. Afbeelding b en c geven voldoende informatie over de verdeling, zonder
nodeloze details te geven.
D. Uyttebrouck – K. Speetjens 87