You are on page 1of 9

Verificatie van stijfheid van wegfunderingen

Christ van Gurp


KOAC•NPC

Arco Blanken
KOAC•NPC

Samenvatting
De bijdrage beschrijft de resultaten van een studie naar de toepasbaarheid van LWD- en
FWD-metingen voor de beoordeling van de kwaliteit van de draagkracht van wegfunderingen
in asfaltwegen in de aanlegfase. Relaties zijn ontwikkeld tussen de draagkracht van een
wegfundering van zand voordat het asfaltpakket is aangebracht en nadat een of meer lagen
fundering en asfalt zijn aangebracht. Voor dit doel zijn in elke bouwfase
valgewichtdeflectiemetingen uitgevoerd. Via het ontwikkelde model kan tijdens de aanlegfase
al worden geverifieerd of de in het ontwerp aangenomen stijfheid van het zandbed ook
daadwerkelijk wordt gehaald. In het model wordt rekening gehouden met de schijnbare
toename in stijfheid van het zandbed bij toenemende asfaltdikte.

1
1. Inleiding

Valgewichtdeflectiemetingen worden traditioneel uitgevoerd wanneer de structurele conditie


van een weg einde levensduur nadert en schade aan het wegoppervlak zichtbaar wordt. In die
situaties worden valgewichtdeflectiemetingen ingezet om de structurele restwaarde en
restlevensduur te bepalen. Op basis van de deflectiedata en andere data zoals laagopbouw en
verkeer in verleden en toekomst kan worden vastgesteld welke versterkingsmaatregelen nodig
zijn.
In de nieuwe contracten worden valgewichtdeflectiemetingen steeds meer ingezet om de
nulconditie (‘vanaf welke situatie vertrekken we’) vast te leggen en om de laagstijfheden
tijdens de bouw te bepalen. In Schotland bijvoorbeeld is het gebruik om in projecten op het
hoofdwegennet per gerealiseerde constructielaag de draagkracht van de wegverharding te
bepalen. Het voordeel van deze reeks metingen is dat tijdens de bouw al kan worden
vastgesteld of het gerealiseerde product voldoet aan de ontwerpeisen. De praktijk wijst uit dat
de analyse van de meetdata heel wat engineering judgement verlangt en dat de meetdata niet
zondermeer uitsluitsel geven over het wel of niet voldoen aan de ontwerpuitgangspunten.

Deze bijdrage beschrijft een onderzoek waarin hulpmiddelen zijn ontwikkeld waarmee de
resultaten van deflectiemetingen op snelle en simpele wijze kunnen worden geanalyseerd met
als doel om vast te stellen in welke mate de stijfheidsmodulus moet worden gecorrigeerd om
de meetwaarde gevonden tijdens een willekeurige bouwfase te kunnen normaliseren naar een
waarde die moet worden verkregen in een volgende bouwfase. Het onderzoek richt zich op de
fundering en het zandbed. Deze bijdrage beschrijft fase 1 van dat onderzoek, namelijk de
ontwikkeling van een model voor de verificatie van de stijfheidsmodulus van het zandbed.

2. Lineaire elastische modellering wegconstructie

De meeste dimensioneringsprogramma’s die in Nederland worden gebruikt, gaan uit van een
lineair elastische modellering van de stijfheid van alle constructielagen. Dat wil zeggen dat
aan elke laag een vaste stijfheidsmodulus wordt toegekend. Eventuele effecten voor
belastingduur, temperatuur en spanningsconditie worden vooraf verdisconteerd in de te kiezen
waarde voor de stijfheidsmodulus. Deze aanname brengt met zich mee, dat een eenmaal
gekozen stijfheidsmodulus niet meer wijzigt ook al wordt de belasting verdubbeld en wordt
een extra pakket lagen op de bestaande verharding aangebracht. Wat het effect is van deze
aanname wordt duidelijk gemaakt met het volgende schematische voorbeeld.

Figuur 1 toont het deflectieprofiel dat wordt verkregen met een VGD-achtige proefbelasting
van 50 kN op een als lineair elastische laag geschematiseerde ondergrond van zand met een
stijfheidsmodulus van 100 MPa. Vervolgens is hierop in drie stappen van elk 100 mm een
asfaltverharding opgelegd met een stijfheidsmodulus van 7000 MPa. De grafiek laat zien hoe
het deflectieprofiel onder een gemodelleerde valgewichtbelasting van 50 kN verandert met
toenemende asfaltdikte. De deflecties dicht bij het centrum nemen af met toenemende dikte
van het asfalt terwijl de staart van het deflectieprofiel nauwelijks verandert. Het zijn juist deze
‘veraf’ deflecties die in de terugrekenprogrammatuur worden gebruikt om de
stijfheidsmodulus van de ondergrond te bepalen. De ‘veraf’ deflecties zijn in dit geval

2
nagenoeg gelijk, dus de terugrekende ondergrondstijfheid ook. Kortom, met lineair-elastische
modellering wordt de stijfheidsmodulus van de ondergrond niet beïnvloed door veranderingen
in spanningen in de ondergrond door het gewicht van de bovenliggende lagen en de daarop
gemodelleerde proefbelasting.
Geofoonafstand (mm)
0 300 600 900 1200 1500 1800
0

200

400

600

800 VGD op zand


VGD op 100mm asfalt
1000
VGD op 200mm asfalt
1200 VGD op 300mm asfalt
Deflectie (µm)

1400

1600

1800
Kracht: 50 kN
2000

Figuur 1 Deflectieprofiel als functie van verhardingsopbouw

3. Spanningsafhankelijk stijfheidsgedrag

3.1 Werkelijk gedrag

In de praktijk blijkt echter dat de stijfheid van het zandbed of van een zandondergrond
toeneemt naarmate de afbouw van een wegverharding vordert. Figuur 2 geeft daarvan een
voorbeeld. In eerste instantie is met valgewichtdeflectiemetingen op het zandbed de
stijfheidsmodulus van de combinatie van zandbed en onderliggende lagen gemeten.
140
Toename stijfheidsmodulus zandbed (MPa)

120

100
A12 1997 VBW OV
A12 1997 VBW Ia
80 A12 1997 VBW Ib
A12 1997 VBW IIa
60 A12 1997 VBW IIb
KOAC-NPC
40 A12 2011

20

0
0 100 200 300 400 500 600
Toename laagdikte bovenbouw (mm)

Figuur 2 Gemeten toename stijfheid zandbed met laagdikte bovenbouw

3
Daarna is wederom met valgewichtdeflectiemetingen teruggerekend wat de stijfheidsmoduli
zijn voor de volgende constructielaag. De toename in laagdikte is uitgezet op de horizontale
as, de toename in ondergrondstijfheid op de verticale as. De toename in laagdikte kan zowel
de dikte van de fundering zijn als de som van de dikte van de fundering en een of meerdere
asfaltlagen.
In de grafiek zijn ook meetpunten uitgezet waarbij de stijfheidsmodulus van het zandbed voor
een willekeurige afbouwfase als uitgangspunt is gehanteerd en de toename van die modulus is
bepaald voor de daarop volgende constructielaag.

Voor de metingen direct op de ondergrond van zand of het zandbed is de gemeten


oppervlaktemodulus gelijk gesteld aan de stijfheid van de combinatie van zandbed en
onderliggende lagen. De oppervlaktemodulus is als volgt berekend uit de centrumdeflectie.

(
S⋅ 1− ν2 ⋅ F
E surf =
) (1)
π ⋅ a ⋅ d0
waarbij Esurf = oppervlaktemodulus (MPa)
S = stijfheid voetplaat
ν = Poissongetal (= 0,35)
F = (proef)belasting in valgewichtdeflectiemeting of dynamische
plaatbelastingsproef (N)
a = straal voetplaat (mm)
d0 = centrumdeflectie (mm)

Voor de stijfheid van de voetplaat is de waarde S = 2 gehanteerd.

3.2 Verklaring toename stijfheid zandbed

De in de praktijk waargenomen toename van de stijfheid van het zandbed of de


zandondergrond kan een aantal oorzaken hebben. De belangrijkste zijn:
• toename gewicht op zandbed door hoger gelegen lagen;
• verandering in spanningsniveau dat door verkeer of proefbelasting wordt opgelegd;
• invloed verschil in meetseizoen;
• reproduceerbaarheid van draagkrachtmeting;
• naverdichting van zandbed door aanleg van fundering en asfalt.

De onderste factor duidt op een wijziging in eigenschappen; de twee bovenste factoren wijzen
op een verandering in spanningscondities. Zand en alle andere ongebonden of zelfbindende
granulaire lagen in een wegconstructie kennen een spanningsafhankelijk elastisch
vervormingsgedrag. Dit betekent dat de stijfheidsmodulus niet constant is, maar afhankelijk
van de combinatie van horizontale en verticale spanningen in het zandbed. De meeste
gebruikte relatie voor beschrijving van deze spanningsafhankelijkheid is het Mr-Theta-model.

k2
⎛Θ⎞
Mr = k1 ⋅ ⎜⎜ ⎟⎟ (2)
⎝ σ0 ⎠
waarbij Mr = spanningsafhankelijk stijfheidsmodulus (resiliënte modulus) (MPa)
Θ = som van hoofdspanningen (kPa)

4
σ0 = referentiespanning (= 1 kPa)
k1 = modelcoëfficiënt (MPa)
k2 = modelcoëfficiënt (-)

De som van de hoofdspanningen is voor een punt recht onder een symmetrische belasting
(valgewichtbelasting bijvoorbeeld) gelijk aan de som van de verticale belasting en tweemaal
de horizontale belasting. Als de som van de hoofdspanningen met een factor 2 toeneemt,
neemt de spanningsafhankelijke stijfheidsmodulus Mr met een factor 2k2 toe. Uit
triaxiaalonderzoek op zand blijkt dat de waarde voor k2 varieert tussen 0,48 en 0,72 en een
gemiddelde heeft van ongeveer 0,6 [1]. Een verdubbeling van de som van de
hoofdspanningen leidt dus tot een ongeveer 40% hogere stijfheidsmodulus van het zand, mits
vochtgehalte en dichtheid in de tussentijd niet zijn gewijzigd.

4. Ontwikkeling voorspellend model

4.1 Invloed van eigen gewicht en lastspreiding

In het onderzoek is een model ontwikkeld waarmee kan worden voorspeld hoe de
stijfheidsmodulus van het zandbed of een zandondergrond voor een willekeurige fase van
afbouw van een weg verandert met toenemende constructielagen. Bij de modellering is
rekening gehouden met de effecten van eigen gewicht van de extra lagen en de veranderingen
in spanningen door meer of minder lastspreiding door de combinatie van stijfheid en laagdikte
van dezelfde bovenliggende lagen.

In [2] is aangetoond dat de toename van de ondergrondstijfheid in grote mate afhankelijk is


van het gewicht van de later aangebrachte constructielagen. De extra constructielagen leiden
tot extra gewicht en dus tot extra spanning in het zandbed. De extra constructielaag zal
meestal ook een hogere stijfheidsmodulus hebben dan het zandbed zelf. Hierdoor trekt de
relatief stijvere laag spanningen naar zich toe en zullen de door het verkeer en
proefbelastingen veroorzaakte spanningen wijzigen. Hoe en in welke mate dit gebeurt, kan
met spanningsafhankelijke modellering worden bepaald. In de praktijk blijkt deze aanpak niet
alle veranderingen goed te voorspellen en is de rekensystematiek niet gebruikersvriendelijk
genoeg voor alledaags gebruik. Daarom is gekozen voor een eenvoudig te gebruiken
mechanistisch-empirische benadering waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij
spanningsafhankelijke modellering, maar waarbij de aansluiting aan werkelijk gevonden
meetwaarden via regressieanalyse is gerealiseerd.

4.2 Basisvorm voorspellend model

De basisvorm van het voorspellend model is:

ΔE z = c1 ⋅ h w ,eg + c 2 ⋅ h w ,E (3)
waarbij ΔEz = toename stijfheidsmodulus zandbed (MPa)
hw,eg = extra laagdikte gewogen voor toename eigen gewicht (mm)
hw,E = extra laagdikte gewogen voor verandering lastspreiding (mm)
c1, c2 = modelcoëfficiënten (N/mm3)

De modelcoëfficiënten kunnen als een soort veerconstanten worden beschouwd.

5
De twee gewogen laagdikten zijn als volgt gedefinieerd:

k
NL
⎛γ ⎞
h w ,eg = ∑ h i ⋅ ⎜⎜ i ⎟⎟ (4)
i =1 ⎝ γ0 ⎠
k
⎛E ⎞ NL
h w ,E = ∑ h i ⋅ ⎜⎜ i ⎟⎟ (5)
i =1 ⎝ E0 ⎠
waarbij hi = dikte van laag i (mm)
NL = aantal lagen boven beschouwde laag (-)
γi = natte dichtheid van laag i (kg/m3)
γ0 = referentiedichtheid (kg/m3)
Ei = stijfheidsmodulus van laag i (MPa)
E0 = referentiestijfheidsmodulus (MPa)
k = indicator spanningsafhankelijkheid (-)

De parameters γ0, E0 en k zijn op constante waarden vastgezet. De modelcoëfficiënten c1 en c2


zijn met behulp van regressieanalyse berekend. Figuur 3 geeft de nauwkeurigheid van het
voorspellende model aan. De correlatiecoëfficiënt r2 is 0,96 en de standaardfout in de
schatting van de toename in de stijfheid van het zandbed bedraagt 16 MPa.
140
Werkelijke toename stijfheid zandbed (MPa)

120

100 A12 1997 VBW OV


A12 1997 VBW Ia
A12 1997 VBW Ib
80
A12 1997 VBW IIa
A12 1997 VBW IIb
60
KOAC-NPC
A12 2011
40 1:1

20

0
0 20 40 60 80 100 120 140
Voorspelde toename stijfheid zandbed (MPa)

Figuur 3 Toetsing nauwkeurigheid voorspellend model toename stijfheid zandbed


met laagdikte bovenbouw

5. Toepassing voorspellend model

5.1 Schatting stijfheid zandbed

De mogelijkheden van het model worden aan de hand van het volgende voorbeeld
gedemonstreerd waarbij de aanwezigheid van een zandbed als startpunt wordt gehanteerd. Op
deze laag zijn valgewichtdeflectiemetingen c.q. dynamische plaatbelastingsproeven

6
uitgevoerd om de stijfheidsmodulus te bepalen. Het aanbrengen van de fundering en asfalt uit
het voorbeeld van Tabel 1 zorgt voor een gemodelleerde extra laagdikte van 450 mm

Tabel 1 Voorbeeld afbouw wegconstructie


Materiaal Laagdikte (mm) Stijfheidsmodulus (MPa) Dichtheid (kg/m3)
Asfalt 150 7000 2300
Fundering 300 400 1900

De voor eigen gewicht en stijfheid gewogen laagdikten bedragen 501 mm en 2609 mm. Het
model berekent hiervoor een toename van de stijfheid van het zandbed van 80 MPa. In de
praktijk blijkt dat met draagkrachtmetingen direct op het zandbed vaak een stijfheidsmodulus
tussen 50 en 70 MPa wordt gemeten. In de volledig afgebouwde situatie zou de stijfheid van
het zandbed en onderliggende lagen dus tot 130 tot 150 MPa moeten kunnen oplopen. Als in
de ontwerpberekening is uitgegaan van een stijfheidsmodulus van zandbed van 100 MPa,
voldoet de constructie dus aan de eisen.

De toepassing van het model kan ook in omgekeerde richting plaatsvinden. Uitgaande van de
ontwerpwaarde van 100 MPa voor het zandbed, moet voor het voorbeeld de minimaal te
behalen stijfheid gemeten direct op het zandbed 100 - 80 = 20 MPa bedragen. Deze
toetswaarde kan in de praktijk heel eenvoudig met een Light Weight Deflectometer (LWD)
worden gemeten (zie Figuur 4).

Figuur 4 Light Weight Deflectometer

De Light Weight Deflectometer (LWD) is een apparaat dat in principe door één persoon te
gebruiken is. De apparaten wegen allemaal rond de 15 à 20 kg en zijn dus redelijk eenvoudig
te vervoeren en op te bouwen. De meeste apparaten beschikken tegenwoordig over een PDA
waarin de meetresultaten komen te staan. Deze gegevens kunnen vervolgens in de computer
worden verwerkt. Het valgewicht valt langs een staaf op rubberen buffers die de klap
doorgeven aan een voetplaat met een diameter van 300 mm. Op de voetplaat is een drukdoos
gemonteerd en door een gat in het centrum van de voetplaat meet een geofoon de deflectie.
De data worden met Bluetooth technologie doorgestuurd naar een PDA of computer.

De PDA berekent ter plaatse onmiddellijk de oppervlaktemodulus, wat het meetsysteem tot
een handig toetsapparaat maakt. Bij een meting direct op het zandbed is deze
oppervlaktemodulus gelijk aan de stijfheidsmodulus van het zandbed. Bij LWD-metingen op

7
funderingslagen of asfalt is dit niet meer het geval. Dan zal de oppervlaktemodulus groter zijn
dan de stijfheidsmodulus van het zand omdat de stijfheidsmoduli van hoger gelegen lagen
altijd hoger zijn dan die van zand.
Het zou dus voor praktische toepassingen en toetsing van kwaliteit van de draagkracht per
gerealiseerde constructiefase handig zijn als ook een model beschikbaar zou zijn waarbij het
effect van toename van laagdikte op de oppervlaktemodulus kan worden bepaald.

5.2 Schatting oppervlaktemodulus

Vergelijking (1) geeft aan hoe de oppervlaktemodulus berekend wordt. Deze modulus wordt
uit de centrumdeflectie berekend. Voor de voorbeeldconstructie van Tabel 1 is de
oppervlaktemodulus 531 MPa als onder de fundering een ondergrond met een
stijfheidsmodulus van 100 MPa aanwezig is.

Analoog aan het model beschreven in vergelijking (3) is een gelijksoortig model ontwikkeld
maar dan met de toename in oppervlaktemodulus als doelvariabele. Figuur 5 laat zien dat de
toename in laagdikte gewogen voor stijfheid al een goede indicator is voor de toename in
oppervlaktemodulus. In combinatie met de laagdikte gewogen voor eigen gewicht wordt de
voorspelling nog beter.
2000
Toename oppervlaktemodulus (MPa)

1750

1500
A12 1997 VBW OV
1250 A12 1997 VBW Ia
A12 1997 VBW Ib
1000 A12 1997 VBW IIa
A12 1997 VBW IIb
750 KOAC-NPC
A12 2011
500

250

0
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000
Toename laagdikte gewogen voor stijfheid (MPa)

Figuur 5 Effect toename laagdikte gewogen voor stijfheid op toename


oppervlaktemodulus

Als de oppervlaktemodulus direct op het zand 50 MPa bedraagt, moet voor het voorbeeld de
oppervlaktemodulus met 735 MPa toenemen. Dat betekent dat bij een toetsingsonderzoek
bovenop het asfalt een minimum oppervlaktemodulus van 785 MPa moet worden gemeten.

6. Conclusies

Met informatie over de afbouw van een wegconstructie en informatie over de dikte, dichtheid
en stijfheidsmodulus van elke constructielaag kan, eventueel per laag, worden vastgesteld

8
hoeveel de stijfheidsmodulus van een zandondergrond of een zandbed omhoog gaat.
KOAC•NPC heeft het voorspellende model in simpele software geschreven om meetdata snel
te kunnen analyseren. Met deze software kan voor een draagkrachtmeting op het zandbed of
elke andere laag hoger in de wegconstructie worden bepaald hoeveel de stijfheidsmodulus
omhoog gaat. Andersom kan van een wegontwerp worden berekend welke waarde de
zandbedstijfheid per afbouwfase minimaal moet hebben opdat de beoogde ontwerpstijfheid
van het zand in de afgebouwde fase gehaald zal worden.

Om het voorspellend model nog beter toepasbaar te maken is een zelfde aanpak gehanteerd
om per afbouw fase of aan te brengen constructielaag te bepalen in welke mate de
oppervlaktemodulus verandert. Deze modulus is tijdens metingen direct uit de
centrumdeflectie af te leiden.

Het in deze bijdrage beschreven model is een handig hulpmiddel voor gebruik in nieuwe
contractvormen waarin de opdrachtnemer tijdens de bouw beter inzicht wil hebben in de
gerealiseerde kwaliteit aan draagkracht van het zandbed en vertrouwen wil krijgen of de
ontwerpuitgangspunten haalbaar zijn.

7. Referenties

1 Huurman, M., Permanent deformation in concrete block pavements. Proefschrift.


Technische Universiteit Delft, December 1997.
2 van Gurp, C.A.P.M., Cillessen, R. and Blom, S., The use of LWD on granular bases and
asphalt structures. Paper 6th European FWD Users Group Meeting. Sterrebeek,
Belgium, June 2010.

You might also like