Professional Documents
Culture Documents
Arco Blanken
KOAC•NPC
Samenvatting
De bijdrage beschrijft de resultaten van een studie naar de toepasbaarheid van LWD- en
FWD-metingen voor de beoordeling van de kwaliteit van de draagkracht van wegfunderingen
in asfaltwegen in de aanlegfase. Relaties zijn ontwikkeld tussen de draagkracht van een
wegfundering van zand voordat het asfaltpakket is aangebracht en nadat een of meer lagen
fundering en asfalt zijn aangebracht. Voor dit doel zijn in elke bouwfase
valgewichtdeflectiemetingen uitgevoerd. Via het ontwikkelde model kan tijdens de aanlegfase
al worden geverifieerd of de in het ontwerp aangenomen stijfheid van het zandbed ook
daadwerkelijk wordt gehaald. In het model wordt rekening gehouden met de schijnbare
toename in stijfheid van het zandbed bij toenemende asfaltdikte.
1
1. Inleiding
Deze bijdrage beschrijft een onderzoek waarin hulpmiddelen zijn ontwikkeld waarmee de
resultaten van deflectiemetingen op snelle en simpele wijze kunnen worden geanalyseerd met
als doel om vast te stellen in welke mate de stijfheidsmodulus moet worden gecorrigeerd om
de meetwaarde gevonden tijdens een willekeurige bouwfase te kunnen normaliseren naar een
waarde die moet worden verkregen in een volgende bouwfase. Het onderzoek richt zich op de
fundering en het zandbed. Deze bijdrage beschrijft fase 1 van dat onderzoek, namelijk de
ontwikkeling van een model voor de verificatie van de stijfheidsmodulus van het zandbed.
De meeste dimensioneringsprogramma’s die in Nederland worden gebruikt, gaan uit van een
lineair elastische modellering van de stijfheid van alle constructielagen. Dat wil zeggen dat
aan elke laag een vaste stijfheidsmodulus wordt toegekend. Eventuele effecten voor
belastingduur, temperatuur en spanningsconditie worden vooraf verdisconteerd in de te kiezen
waarde voor de stijfheidsmodulus. Deze aanname brengt met zich mee, dat een eenmaal
gekozen stijfheidsmodulus niet meer wijzigt ook al wordt de belasting verdubbeld en wordt
een extra pakket lagen op de bestaande verharding aangebracht. Wat het effect is van deze
aanname wordt duidelijk gemaakt met het volgende schematische voorbeeld.
Figuur 1 toont het deflectieprofiel dat wordt verkregen met een VGD-achtige proefbelasting
van 50 kN op een als lineair elastische laag geschematiseerde ondergrond van zand met een
stijfheidsmodulus van 100 MPa. Vervolgens is hierop in drie stappen van elk 100 mm een
asfaltverharding opgelegd met een stijfheidsmodulus van 7000 MPa. De grafiek laat zien hoe
het deflectieprofiel onder een gemodelleerde valgewichtbelasting van 50 kN verandert met
toenemende asfaltdikte. De deflecties dicht bij het centrum nemen af met toenemende dikte
van het asfalt terwijl de staart van het deflectieprofiel nauwelijks verandert. Het zijn juist deze
‘veraf’ deflecties die in de terugrekenprogrammatuur worden gebruikt om de
stijfheidsmodulus van de ondergrond te bepalen. De ‘veraf’ deflecties zijn in dit geval
2
nagenoeg gelijk, dus de terugrekende ondergrondstijfheid ook. Kortom, met lineair-elastische
modellering wordt de stijfheidsmodulus van de ondergrond niet beïnvloed door veranderingen
in spanningen in de ondergrond door het gewicht van de bovenliggende lagen en de daarop
gemodelleerde proefbelasting.
Geofoonafstand (mm)
0 300 600 900 1200 1500 1800
0
200
400
600
1400
1600
1800
Kracht: 50 kN
2000
3. Spanningsafhankelijk stijfheidsgedrag
In de praktijk blijkt echter dat de stijfheid van het zandbed of van een zandondergrond
toeneemt naarmate de afbouw van een wegverharding vordert. Figuur 2 geeft daarvan een
voorbeeld. In eerste instantie is met valgewichtdeflectiemetingen op het zandbed de
stijfheidsmodulus van de combinatie van zandbed en onderliggende lagen gemeten.
140
Toename stijfheidsmodulus zandbed (MPa)
120
100
A12 1997 VBW OV
A12 1997 VBW Ia
80 A12 1997 VBW Ib
A12 1997 VBW IIa
60 A12 1997 VBW IIb
KOAC-NPC
40 A12 2011
20
0
0 100 200 300 400 500 600
Toename laagdikte bovenbouw (mm)
3
Daarna is wederom met valgewichtdeflectiemetingen teruggerekend wat de stijfheidsmoduli
zijn voor de volgende constructielaag. De toename in laagdikte is uitgezet op de horizontale
as, de toename in ondergrondstijfheid op de verticale as. De toename in laagdikte kan zowel
de dikte van de fundering zijn als de som van de dikte van de fundering en een of meerdere
asfaltlagen.
In de grafiek zijn ook meetpunten uitgezet waarbij de stijfheidsmodulus van het zandbed voor
een willekeurige afbouwfase als uitgangspunt is gehanteerd en de toename van die modulus is
bepaald voor de daarop volgende constructielaag.
(
S⋅ 1− ν2 ⋅ F
E surf =
) (1)
π ⋅ a ⋅ d0
waarbij Esurf = oppervlaktemodulus (MPa)
S = stijfheid voetplaat
ν = Poissongetal (= 0,35)
F = (proef)belasting in valgewichtdeflectiemeting of dynamische
plaatbelastingsproef (N)
a = straal voetplaat (mm)
d0 = centrumdeflectie (mm)
De onderste factor duidt op een wijziging in eigenschappen; de twee bovenste factoren wijzen
op een verandering in spanningscondities. Zand en alle andere ongebonden of zelfbindende
granulaire lagen in een wegconstructie kennen een spanningsafhankelijk elastisch
vervormingsgedrag. Dit betekent dat de stijfheidsmodulus niet constant is, maar afhankelijk
van de combinatie van horizontale en verticale spanningen in het zandbed. De meeste
gebruikte relatie voor beschrijving van deze spanningsafhankelijkheid is het Mr-Theta-model.
k2
⎛Θ⎞
Mr = k1 ⋅ ⎜⎜ ⎟⎟ (2)
⎝ σ0 ⎠
waarbij Mr = spanningsafhankelijk stijfheidsmodulus (resiliënte modulus) (MPa)
Θ = som van hoofdspanningen (kPa)
4
σ0 = referentiespanning (= 1 kPa)
k1 = modelcoëfficiënt (MPa)
k2 = modelcoëfficiënt (-)
De som van de hoofdspanningen is voor een punt recht onder een symmetrische belasting
(valgewichtbelasting bijvoorbeeld) gelijk aan de som van de verticale belasting en tweemaal
de horizontale belasting. Als de som van de hoofdspanningen met een factor 2 toeneemt,
neemt de spanningsafhankelijke stijfheidsmodulus Mr met een factor 2k2 toe. Uit
triaxiaalonderzoek op zand blijkt dat de waarde voor k2 varieert tussen 0,48 en 0,72 en een
gemiddelde heeft van ongeveer 0,6 [1]. Een verdubbeling van de som van de
hoofdspanningen leidt dus tot een ongeveer 40% hogere stijfheidsmodulus van het zand, mits
vochtgehalte en dichtheid in de tussentijd niet zijn gewijzigd.
In het onderzoek is een model ontwikkeld waarmee kan worden voorspeld hoe de
stijfheidsmodulus van het zandbed of een zandondergrond voor een willekeurige fase van
afbouw van een weg verandert met toenemende constructielagen. Bij de modellering is
rekening gehouden met de effecten van eigen gewicht van de extra lagen en de veranderingen
in spanningen door meer of minder lastspreiding door de combinatie van stijfheid en laagdikte
van dezelfde bovenliggende lagen.
ΔE z = c1 ⋅ h w ,eg + c 2 ⋅ h w ,E (3)
waarbij ΔEz = toename stijfheidsmodulus zandbed (MPa)
hw,eg = extra laagdikte gewogen voor toename eigen gewicht (mm)
hw,E = extra laagdikte gewogen voor verandering lastspreiding (mm)
c1, c2 = modelcoëfficiënten (N/mm3)
5
De twee gewogen laagdikten zijn als volgt gedefinieerd:
k
NL
⎛γ ⎞
h w ,eg = ∑ h i ⋅ ⎜⎜ i ⎟⎟ (4)
i =1 ⎝ γ0 ⎠
k
⎛E ⎞ NL
h w ,E = ∑ h i ⋅ ⎜⎜ i ⎟⎟ (5)
i =1 ⎝ E0 ⎠
waarbij hi = dikte van laag i (mm)
NL = aantal lagen boven beschouwde laag (-)
γi = natte dichtheid van laag i (kg/m3)
γ0 = referentiedichtheid (kg/m3)
Ei = stijfheidsmodulus van laag i (MPa)
E0 = referentiestijfheidsmodulus (MPa)
k = indicator spanningsafhankelijkheid (-)
120
20
0
0 20 40 60 80 100 120 140
Voorspelde toename stijfheid zandbed (MPa)
De mogelijkheden van het model worden aan de hand van het volgende voorbeeld
gedemonstreerd waarbij de aanwezigheid van een zandbed als startpunt wordt gehanteerd. Op
deze laag zijn valgewichtdeflectiemetingen c.q. dynamische plaatbelastingsproeven
6
uitgevoerd om de stijfheidsmodulus te bepalen. Het aanbrengen van de fundering en asfalt uit
het voorbeeld van Tabel 1 zorgt voor een gemodelleerde extra laagdikte van 450 mm
De voor eigen gewicht en stijfheid gewogen laagdikten bedragen 501 mm en 2609 mm. Het
model berekent hiervoor een toename van de stijfheid van het zandbed van 80 MPa. In de
praktijk blijkt dat met draagkrachtmetingen direct op het zandbed vaak een stijfheidsmodulus
tussen 50 en 70 MPa wordt gemeten. In de volledig afgebouwde situatie zou de stijfheid van
het zandbed en onderliggende lagen dus tot 130 tot 150 MPa moeten kunnen oplopen. Als in
de ontwerpberekening is uitgegaan van een stijfheidsmodulus van zandbed van 100 MPa,
voldoet de constructie dus aan de eisen.
De toepassing van het model kan ook in omgekeerde richting plaatsvinden. Uitgaande van de
ontwerpwaarde van 100 MPa voor het zandbed, moet voor het voorbeeld de minimaal te
behalen stijfheid gemeten direct op het zandbed 100 - 80 = 20 MPa bedragen. Deze
toetswaarde kan in de praktijk heel eenvoudig met een Light Weight Deflectometer (LWD)
worden gemeten (zie Figuur 4).
De Light Weight Deflectometer (LWD) is een apparaat dat in principe door één persoon te
gebruiken is. De apparaten wegen allemaal rond de 15 à 20 kg en zijn dus redelijk eenvoudig
te vervoeren en op te bouwen. De meeste apparaten beschikken tegenwoordig over een PDA
waarin de meetresultaten komen te staan. Deze gegevens kunnen vervolgens in de computer
worden verwerkt. Het valgewicht valt langs een staaf op rubberen buffers die de klap
doorgeven aan een voetplaat met een diameter van 300 mm. Op de voetplaat is een drukdoos
gemonteerd en door een gat in het centrum van de voetplaat meet een geofoon de deflectie.
De data worden met Bluetooth technologie doorgestuurd naar een PDA of computer.
De PDA berekent ter plaatse onmiddellijk de oppervlaktemodulus, wat het meetsysteem tot
een handig toetsapparaat maakt. Bij een meting direct op het zandbed is deze
oppervlaktemodulus gelijk aan de stijfheidsmodulus van het zandbed. Bij LWD-metingen op
7
funderingslagen of asfalt is dit niet meer het geval. Dan zal de oppervlaktemodulus groter zijn
dan de stijfheidsmodulus van het zand omdat de stijfheidsmoduli van hoger gelegen lagen
altijd hoger zijn dan die van zand.
Het zou dus voor praktische toepassingen en toetsing van kwaliteit van de draagkracht per
gerealiseerde constructiefase handig zijn als ook een model beschikbaar zou zijn waarbij het
effect van toename van laagdikte op de oppervlaktemodulus kan worden bepaald.
Vergelijking (1) geeft aan hoe de oppervlaktemodulus berekend wordt. Deze modulus wordt
uit de centrumdeflectie berekend. Voor de voorbeeldconstructie van Tabel 1 is de
oppervlaktemodulus 531 MPa als onder de fundering een ondergrond met een
stijfheidsmodulus van 100 MPa aanwezig is.
Analoog aan het model beschreven in vergelijking (3) is een gelijksoortig model ontwikkeld
maar dan met de toename in oppervlaktemodulus als doelvariabele. Figuur 5 laat zien dat de
toename in laagdikte gewogen voor stijfheid al een goede indicator is voor de toename in
oppervlaktemodulus. In combinatie met de laagdikte gewogen voor eigen gewicht wordt de
voorspelling nog beter.
2000
Toename oppervlaktemodulus (MPa)
1750
1500
A12 1997 VBW OV
1250 A12 1997 VBW Ia
A12 1997 VBW Ib
1000 A12 1997 VBW IIa
A12 1997 VBW IIb
750 KOAC-NPC
A12 2011
500
250
0
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000
Toename laagdikte gewogen voor stijfheid (MPa)
Als de oppervlaktemodulus direct op het zand 50 MPa bedraagt, moet voor het voorbeeld de
oppervlaktemodulus met 735 MPa toenemen. Dat betekent dat bij een toetsingsonderzoek
bovenop het asfalt een minimum oppervlaktemodulus van 785 MPa moet worden gemeten.
6. Conclusies
Met informatie over de afbouw van een wegconstructie en informatie over de dikte, dichtheid
en stijfheidsmodulus van elke constructielaag kan, eventueel per laag, worden vastgesteld
8
hoeveel de stijfheidsmodulus van een zandondergrond of een zandbed omhoog gaat.
KOAC•NPC heeft het voorspellende model in simpele software geschreven om meetdata snel
te kunnen analyseren. Met deze software kan voor een draagkrachtmeting op het zandbed of
elke andere laag hoger in de wegconstructie worden bepaald hoeveel de stijfheidsmodulus
omhoog gaat. Andersom kan van een wegontwerp worden berekend welke waarde de
zandbedstijfheid per afbouwfase minimaal moet hebben opdat de beoogde ontwerpstijfheid
van het zand in de afgebouwde fase gehaald zal worden.
Om het voorspellend model nog beter toepasbaar te maken is een zelfde aanpak gehanteerd
om per afbouw fase of aan te brengen constructielaag te bepalen in welke mate de
oppervlaktemodulus verandert. Deze modulus is tijdens metingen direct uit de
centrumdeflectie af te leiden.
Het in deze bijdrage beschreven model is een handig hulpmiddel voor gebruik in nieuwe
contractvormen waarin de opdrachtnemer tijdens de bouw beter inzicht wil hebben in de
gerealiseerde kwaliteit aan draagkracht van het zandbed en vertrouwen wil krijgen of de
ontwerpuitgangspunten haalbaar zijn.
7. Referenties