You are on page 1of 1

Kernbegrippen week 3, Onderzoeksmethoden voor media- en cultuurwetenschappen

Terms:
 Discursive Structure 

De manier waarop verschillende ideeën en verhalen herhaal worden in een bepaalde cultuur
en zodanig als de waarheid wordt gezien.

 Stereotype 

Een vooraf bepaald beeld wat men heeft bij een bepaalde groep mensen, welke in
werkelijkheid niet altijd overeenkomt.

 Intersectionality 

De wijze waarop de verschillen in de unieke identiteit van personen ervoor kunnen zorgen dat
verschillende identiteitscategorieën met elkaar overlappen.

 -ism

Power + Prejudice, -isms zijn onderdeel van instituties, publiek en privaat.

Questions:
 Give an original example of two statistical fallacies from the reading. 

De wijze waarop in de VS het dodenaantal wordt bijgehouden, is ook afhankelijk van de


manier waarop de VS de hoeveelheid geboortes bijhoudt. Ook het aantal voters kan gezien
worden als statistical fallacies, aangezien gedetineerde en ex-gedetineerde geen stemrecht
hebben in de VS.

 According to Stokes, what are the primary differences between objective, interpretive,
instrumental, and abstract approaches to research? 

De four ways of knowing hebben elk verschillende relaties tussen technologie en


communicatie.

 According to Dyer stereotypes are not always a bad thing, but under some circumstances
stereotypes have negative consequences.  Leppert discusses several case studies of racial
stereotypes.  Choose one and explain the history and context that, according to Leppert and
Dyer, make that stereotype harmful.

Het stereotype wat gemaakt wordt van een Afrikaans Amerikaanse man is dat deze vaak toch
wel werd beschouwd als inferieur ras ten opzichte van de blanke mens destijds. Hierdoor
keek men vaak op zwarte mensen neer, geheel onterecht natuurlijk.

You might also like