You are on page 1of 35

Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg

H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Hoofdstuk 9 Zouten
Bij de eerste zes proeven heb je steeds een vak met een witte ondergrond en een
vak met een zwarte ondergrond nodig. Je gebruikt ze om de eventuele kleuren die bij
een reactie ontstaan goed te kunnen waarnemen.
Op deze bladzijde zijn een wit vak en een zwart vak afgebeeld. Maak een kopie van
deze bladzijde en schuif de kopie in een plastic insteekhoesje. Je kunt dit hulpmiddel
bij elke proef gebruiken.

Reactievakje A

Reactievakje B
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 1 OPLOSBAARHEID VAN ZOUTEN


25 minuten

Inleiding
Een van de eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen is de oplosbaarheid
van die stof. Voor de groep zouten geldt dat dit afhankelijk is van het soort zout.

Doel
Je onderzoekt van verschillende calciumzouten de oplosbaarheid.

Nodig
 3 reageerbuizen
 reageerbuisrekje
 spatel
 tissue
 gedestilleerd water
 calciumnitraat
 calciumcarbonaat
 calciumsulfaat

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitvoeren
• Doe een spatelpunt calciumnitraat in een leeg reageerbuisje en voeg 2 mL
gedestilleerd water toe.
• Kwispel met de reageerbuis en zet een kruisje op de juiste plaats in de tabel.
• Maak je spatel schoon met de tissue.
• Herhaal deze stappen voor de andere calciumzouten.

Uitwerken
1 Vul de tabel in. Gebruik voor de laatste kolom Binas.

− goed matig slecht oplosbaarheid


+ oplosbaar oplosbaar oplosbaar volgens Binas
calciumnitraat
calciumcarbonaat
calciumsulfaat
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

2 Noteer het verschil in je waarnemingen met wat in Binas staat en geef een
verklaring.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

3 Geef de oplosbaarheidsvergelijking voor het zout dat goed oplosbaar is.

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 2 ZOUTOPLOSSINGEN BIJ ELKAAR


15 minuten

Inleiding
Wat kan er gebeuren als je verschillende zoutoplossingen bij elkaar brengt?

Doel
Je gaat na of er een reactie optreedt als je twee zoutoplossingen bij elkaar voegt.

Nodig
 natriumcarbonaat(s)
 calciumchloride(s)
 gedestilleerd water
 pipetten
 reageerbuisje
 plastic insteekhoesje
 tissue

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitvoeren
• Doe een spatelpunt natriumcarbonaat in een reageerbuisje en voeg 2 mL
gedestilleerd water toe.
Schud totdat de stof helemaal is opgelost.
• Doe hetzelfde met het calciumchloride.

Uitwerken
1 Geef de oplosvergelijking van het oplossen van natriumcarbonaat.

……………………………………………………………………………………………

2 Geef de oplosvergelijking van het oplossen van calciumchloride.

……………………………………………………………………………………………

3 Welke kleur heeft de natriumcarbonaatoplossing?

……………………………………………………………………………………………

4 Welke kleur heeft de calciumchloride-oplossing?

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

5 Voorspel of er een neerslagreactie plaatsvindt door de oplosbaarheidstabel in te


vullen.

− CO32− Cl−
+
Na+
Ca2+

6 a Geef de formule van het eventueel ontstane slecht oplosbare zout.

……………………………………………………………………………………………

b Geef de naam van het eventueel ontstane slecht oplosbare zout.

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes (zie de eerste
bladzijde bij practica). Zuig met behulp van de pipetten beide oplossingen op.
• Breng een flinke druppel van de natriumcarbonaatoplossing aan op reactievakje A
en reactievakje B, dus twee keer één druppel.
• Voeg aan beide druppels een flinke druppel van de calciumchloride-oplossing toe.

Uitwerken
7 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Veeg het plastic insteekhoesje met een tissue af.
• Maak de reageerbuizen en pipetten schoon door ze goed uit te spoelen met
gedestilleerd water.
• Ruim alles netjes op.

Uitwerken
8 Geef de bijbehorende neerslagvergelijking.

……………………………………………………………………………………………

9 Geef de formules van de eventuele tribune-ionen.

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 3 EEN SLECHT OPLOSBAAR ZOUT BEREIDEN (1)


15 minuten

Inleiding
Als je twee verschillende zoutoplossingen bij elkaar brengt, kan een slecht oplosbaar
zout ontstaan. Hiervan kun je gebruikmaken om een slecht oplosbaar zout te
bereiden.

Doel
Je onderzoekt welke zoutoplossingen je bij elkaar moet brengen om het slecht
oplosbare zout koperhydroxide te maken.

Nodig
 natriumhydroxide-oplossing
 calciumchloride-oplossing
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaatoplossing
 kopernitraat(s)
 pipetten
 reageerbuizen
 trechter
 filtreerpapiertje
 gedestilleerd water
 plastic insteekhoesje
 tissue

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitvoeren en uitwerken
1 Zoek met behulp van de oplosbaarheidstabel uit welke beschikbare stoffen /
oplossingen je bij elkaar moet brengen om koperhydroxide te bereiden.
Welke twee stoffen / oplossingen heb je gekozen?

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Als je keuze is gevallen op een of meer vaste stoffen, moet je deze eerst oplossen
in een reageerbuisje.
• Zuig met een pipet de oplossing(en) op.
Let op, gebruik je een gekleurde vaste stof, dan mag je hiervan maar een klein beetje
oplossen.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

2 Vul de oplosbaarheidstabel in voor de door jou gekozen oplossingen.


+

• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.


• Zuig met de pipetten de oplossing(en) op.
• Breng een druppel van een van de gekozen oplossingen aan op reactievakje A en
reactievakje B.
• Voeg aan beide druppels een druppel van de andere gekozen oplossing toe.

3 Noteer je waarnemingen.
……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

4 Geef de neerslagvergelijking van het ontstane slecht oplosbare zout.

……………………………………………………………………………………………

5 Geef de formules van de tribune-ionen.

……………………………………………………………………………………………

• Breng 1 mL van beide oplossingen in een reageerbuis.


• Schud het reageerbuisje totdat je de neerslag ziet.
• Vouw een filtreerpapiertje en plaats dit in een trechter.
• Plaats de trechter op een leeg reageerbuisje en filtreer de suspensie.

6 Geef de naam en de formule van het residu.

naam: ………………………………………..

formule:………………………………………..

7 Geef de namen en formules van de ionen in het filtraat.


namen: …………………. en ………………….
formules: ………………. en ………………….

8 Hoe zou je het vaste zout uit het filtraat kunnen terugwinnen?

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

9 Wat is de naam van dit vaste zout?

……………………………………………………………………………………………

10 Geef de indampvergelijking van het filtraat.


Laat deze door je leraar controleren.

……………………………………………………………………………………………

• Veeg het plastic hoesje met een tissue af.


• Maak de reageerbuisjes, pipetten en trechter goed schoon door ze uit te spoelen
met gedestilleerd water.
• Ruim alles netjes op.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 4 EEN IONSOORT UIT EEN OPLOSSING VERWIJDEREN (1)


25 minuten

Inleiding
Je kunt een ionsoort uit een oplossing verwijderen door een oplossing van een zout
toe te voegen. Dit oplosbare zout moet een ionsoort bevatten die een neerslag vormt
met het ion dat je uit de stof wilt halen.

Doel
Je onderzoekt hoe je barium-ionen uit een oplossing kunt verwijderen.

Nodig
 oplossing met barium-ionen
 natriumhydroxide-oplossing
 calciumchloride-oplossing
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaat(s)
 kopernitraatoplossing
 pipetten
 reageerbuizen
 plastic insteekhoesje
 trechter
 filtreerpapiertje
 gedestilleerd water
 tissue

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitvoeren en uitwerken
1 Zoek met behulp van de oplosbaarheidstabel uit welke oplossing je aan de
Ba2+-oplossing moet toevoegen om een slecht oplosbaar bariumzout te krijgen.
Geef de naam van het zout dat je hebt gekozen.

……………………………………………………………………………………………

• Als je keuze is gevallen op een vaste stof, moet je deze eerst oplossen in een
reageerbuis.
Let op, als je gebruik wilt maken van een gekleurde vaste stof, mag je hiervan maar
een klein beetje oplossen.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

2 Vul de oplosbaarheidstabel in voor de door jou gekozen oplossingen.

……………………………………………………………………………………………


+

• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.


• Zuig met de pipetten de oplossing(en) op.
• Breng een druppel van een van de gekozen oplossingen aan op reactievakje A en
reactievakje B.
• Voeg aan beide druppels een druppel van de andere gekozen oplossing toe.

3 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Breng 1 mL van beide oplossingen in een reageerbuis.


• Schud het reageerbuisje totdat je de neerslag ziet.

4 Geef de bijbehorende neerslagvergelijking.

……………………………………………………………………………………………

• Vouw een filtreerpapiertje en plaats dit in een trechter.


• Plaats de trechter op een leeg reageerbuisje en filtreer de suspensie.
• Zuig het filtraat op met een schone pipet.

5 Geef de naam en de formule van het residu.

naam: …………………………..

formule:…………………………..

6 Geef de naam en formule van het ion in het filtraat.

naam: …………………………..

formule:…………………………..
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

7 Denk je dat er nu nog barium-ionen in het filtraat aanwezig zijn? ja / nee

8 Bedenk een werkplan om te onderzoeken of er nog barium-ionen in het filtraat


aanwezig zijn. Overleg hierover met je leraar. Voer na goedkeuring het
werkplan uit.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Veeg het plastic hoesje met een tissue af.


• Maak de reageerbuizen, pipetten en trechter goed schoon door ze uit te spoelen
met gedestilleerd water.
• Ruim alles netjes op.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 5 IJZER(II)-IONEN VERWIJDEREN UIT WATER


25 minuten

Inleiding
Grondwater bevat soms veel ijzer-ionen. Drinkwater mag niet te veel ijzer-ionen
bevatten. Deze ionen moet je dan verwijderen.

Doel
Je moet ijzer-ionen uit water kunnen verwijderen.

Nodig
 grondwater (water met opgelost ijzer(II)sulfaat)
 rietje
 reageerbuizen
 trechter met filter

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitvoeren
• Vul een reageerbuis voor ongeveer een kwart met grondwater.
• Steek een rietje in het water en blaas voorzichtig lucht door de vloeistof. Zorg
ervoor dat je niet te hard blaast, want dan blaas je de vloeistof uit de buis. Je
moet ongeveer drie minuten blijven blazen.
• Bekijk de vloeistof in de buis goed.

Uitwerken
1 Welke kleur heeft het grondwater nu?

……………………………………………………………………………………………

2 Is het grondwater nog helder?

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Laat de reageerbuis enkele minuten staan.
• Zet intussen een trechter met filter op een andere reageerbuis.
• Giet het grondwater door het filter.

Uitwerken
3 Wat zie je op het filter liggen?

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

4 Hoe ziet het filtraat eruit? Welke kleur heeft het filtraat?

……………………………………………………………………………………………

5 Je hebt op deze manier het grondwater (gedeeltelijk) ontijzerd.


Hoe zou je kunnen nagaan dat het grondwater slechts gedeeltelijk is ontijzerd?

……………………………………………………………………………………………

6 Bij deze proef zijn de aanwezige ijzer(II)-ionen omgezet in ijzer(III)-ionen.


Zuurstof is daarbij een van de reagerende stoffen. De niet-kloppende
reactievergelijking is:

4 Fe2+ + ... O2 + ... H2O → 4 Fe3+ + 4 OH−

Maak er een kloppende reactievergelijking van.

……………………………………………………………………………………………

7 De aanwezige ijzer(III)-ionen reageren daarna met de hydroxide-ionen tot een


neerslag.
Geef deze reactie in een vergelijking weer. Zorg ervoor dat de reactie kloppend
is.

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 6 EEN ZOUT HERKENNEN (1)


25 minuten

Inleiding
Om een bepaalde ionsoort in een oplossing aan te tonen, moet je een oplossing
toevoegen met een ionsoort waarmee deze ionsoort neerslaat. Zie je een neerslag,
dan is de ionsoort aanwezig. Zie je geen neerslag, dan niet. Zo kun je ook
verschillende zout(oplossing)en van elkaar onderscheiden.

Doel
Je onderzoekt hoe je de zouten bariumnitraat en magnesiumnitraat van elkaar kunt
onderscheiden.

Nodig
 bariumnitraat of magnesiumnitraat
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaat(s)
 kopersulfaat
 pipetten
 reageerbuizen
 plastic insteekhoesje
 gedestilleerd water
 tissue

Veiligheid en milieu
• Trek een labjas aan en doe hem dicht.
• Zet je veiligheidsbril op.

Uitwerken
1 Je krijgt een van de stoffen bariumnitraat of magnesiumnitraat. Je lost een
beetje van deze stof op in een reageerbuis.
Kun je door een verschil in oplosbaarheid aantonen welke stof het is?
Raadpleeg eventueel een oplosbaarheidstabel.
( ) A Ja, dus het is bariumnitraat.
( ) B Ja, dus het is magnesiumnitraat.
( ) C Nee, ik ga naar de volgende vraag.

2 Welke kleur heeft de oplossing?

……………………………………………………………………………………………

3 Kun je aan de hand van de kleur van de oplossing herkennen welke stof het is?
( ) A Ja, dus het is bariumnitraat.
( ) B Ja, dus het is magnesiumnitraat.
( ) C Nee, ik ga naar de volgende vraag.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

4 Geef de formule van de ionsoort die zeker in de oplossing zit.

formule: …………………………..

5 Geef de formules van de twee ionsoorten die het verschil bepalen tussen
bariumnitraat en magnesiumnitraat.

formules: …………………………

Uitvoeren
• Maak nu een oplossing van een door jou gekozen zout, dat met de ene mogelijke
zoutoplossing een neerslag veroorzaakt en met de andere mogelijke
zoutoplossing géén neerslag veroorzaakt.

Uitwerken
6 Vul voor beide mogelijkheden de oplosbaarheidstabel in.

oplosbaarheidstabel met neerslag



+

oplosbaarheidstabel zonder neerslag



+

7 Voorspel wat je zult waarnemen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Uitvoeren
• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.
• Breng (met een pipet) een druppel van de oplossing aan op beide reactievakjes.
• Voeg (met een andere pipet) aan beide druppels een druppel van de gekozen
oplossing toe.

8 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

9 Geef je conclusie door de onjuiste woorden door te strepen.


Laat je conclusie door je leraar controleren.
Er ontstaat wel / geen neerslag als ik de oplossing toevoeg.
Dus heb ik bariumnitraat / magnesiumnitraat gekregen.

10 Geef de bijbehorende neerslagvergelijking indien er een neerslag ontstaat.

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Veeg het plastic hoesje met een tissue af.
• Maak de reageerbuizen en pipetten goed schoon door deze uit te spoelen met
gedestilleerd water.
• Ruim alles netjes op.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

DEMOPROEF 7 GELEIDBAARHEID VAN ZOUTEN


25 minuten
Inleiding
Vaste zouten geleiden geen stroom en ook de moleculaire stof water geleidt geen
stroom. Als je deze twee stoffen samenbrengt gebeurt er iets waardoor er wel
stroomgeleiding plaats vindt. Bij het oplossen van een vast zout in water, gaan de
ionen namelijk vrij bewegen en ontstaat er stroomgeleiding.

Doel
Je onderzoekt de stroomgeleiding van een vast zout, water en zoutoplossing.

Nodig
 2 bekerglazen 100 ml
 spatel
 stroommeter
 spanningsbron
 2 koolstofelektroden
 koolstofelektrodenhouder
 3 stroomdraden
 tissue
 gedestilleerd water
 100 gram keukenzout (natriumchloride)

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitvoeren
• Zorg dat je alle benodigdheden klaar hebt staan.
• Vul een bekerglas met 100 gram keukenzout.
• Zet de elektrodenhouder met elektroden in het zout.
• Sluit de elektroden aan op de spanningsbron.
• Stel de spanning in op 5 V gelijkspanning.
• Zet de spanningsbron aan en meet de stroom.

Uitwerken
1 Noteer de kleur en de geur van keukenzout.

……………………………………………………………………………………………

2 Welke waarde geeft de stroommeter aan?

……………………………………………………………………………………………

3 Geef de formule van keukenzout.

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Uitvoeren
• Neem het tweede bekerglas en voeg 100 ml gedestilleerd water toe.
• Zet de schoongemaakte elektroden in het gedestilleerde water.
• Zet de spanningsbron aan en meet de stroom.

Uitwerken
4 Geef de formule van gedestilleerd water.

……………………………………………………………………………………………

5 Welke waarde geeft de stroommeter aan?

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Neem 2 gram keukenzout en voeg dat bij het gedestilleerde water. Roer
gedurende 2 minuten.
• Zet de schoongemaakte elektroden in de zoutoplossing.
• Zet de spanningsbron aan en meet opnieuw de stroom.
• Ruim alles netjes op

Uitwerken
6 Welke waarde geeft de stroommeter aan?

……………………………………………………………………………………………

7 Wat is de conclusie van deze proef?

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 8 EEN SLECHT OPLOSBAAR ZOUT BEREIDEN (2)


15 minuten
Inleiding
Je kunt uit twee zoutoplossingen een nieuw, slecht oplosbaar zout maken.

Doel
Je gaat onderzoeken welke zoutoplossingen je bij elkaar moet brengen om het
slecht-oplosbare zout calciumcarbonaat te maken.

Nodig
 natriumhydroxide-oplossing
 calciumchloride-oplossing
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaat(s)
 kopernitraatoplossing
 pipetten
 reageerbuizen
 trechter
 filtreerpapiertje
 gedestilleerd water
 plastic insteekhoesje
 veiligheidsbril

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitvoeren en uitwerken
1 Zoek met behulp van de oplosbaarheidstabel uit welke beschikbare
stoffen/oplossingen je bij elkaar moet brengen om calciumcarbonaat te
bereiden.
Welke twee stoffen/oplossingen heb je gekozen?

……………………………………………………………………………………………

• Zuig met behulp van een pipet de oplossing(en) op.


• Let op! Gebruik je een gekleurde vaste stof, dan mag je hiervan maar een klein
beetje oplossen.

2 Vul de kleine oplosbaarheidstabel in voor de door jou gekozen oplossingen.


+
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.


• Zuig met behulp van de pipetten de oplossing(en) op.
• Breng een druppel van één van de gekozen oplossingen in reactievakje A en
reactievakje B. Voeg aan beide druppels een druppel van de andere gekozen
oplossing toe.

3 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Breng 1 mL van beide oplossingen in een reageerbuis.


• Schud het reageerbuisje totdat je de neerslag ziet.

4 Geef de bijbehorende neerslagvergelijking.

……………………………………………………………………………………………

5 Geef de formules van de tribune-ionen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Vouw een filtreerpapiertje en plaats dit in een trechter.


• Plaats de trechter op een leeg reageerbuisje en filtreer de suspensie.

6 Wat is de naam en formule van het residu?

naam: …………………….

formule: …………………….

7 Geef de namen en formules van de ionen in het filtraat.

namen: …………………….

formules: …………………….
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

8 Hoe zou je het vaste zout uit het filtraat kunnen terugwinnen?

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

9 Wat is de naam van dit vaste zout?

……………………………………………………………………………………………

10 Geef de indampvergelijking van het filtraat.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 9 EEN IONSOORT UIT EEN OPLOSSING VERWIJDEREN (2)


25 minuten
Inleiding
Stel dat een fabriek afvalwater heeft waarin fosfaat-ionen zijn opgelost. Fosfaat-ionen
zijn slecht voor het milieu. Deze fosfaat-ionen moeten uit het afvalwater verwijderd
worden.

Doel
Je gaat onderzoeken hoe je fosfaat-ionen uit een oplossing kunt verwijderen.

Nodig
 een oplossing met fosfaat-ionen
 natriumhydroxide-oplossing
 calciumchloride-oplossing
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaat(s)
 kopernitraatoplossing
 pipetten
 reageerbuizen
 trechter
 filtreerpapiertje
 gedestilleerd water
 veiligheidsbril
 plastic insteekhoesje

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitvoeren en uitwerken
1 Zoek met behulp van de oplosbaarheidstabel uit welke oplossing je aan de
PO43–-oplossing moet toevoegen om een slecht oplosbaar fosfaatzout te krijgen.
Geef de naam van het zout dat je hebt gekozen.

……………………………………………………………………………………………

• Wanneer je keuze is gevallen op een vaste stof, moet je deze eerst oplossen in
een reageerbuis.
• Let op! Indien je gebruik wilt maken van een gekleurde vaste stof, mag je
hiervan maar een klein
beetje oplossen.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

2 Vul de kleine oplosbaarheidstabel in voor de door jou gekozen oplossingen.


+

• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.


• Zuig met behulp van de pipetten de oplossing(en) op.
• Breng een druppel van één van de gekozen oplossingen in reactievakje A en
reactievakje B. Voeg aan beide druppels een druppel van de andere gekozen
oplossing toe.

3 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

• Breng 1 mL van beide oplossingen in een reageerbuis.


• Schud het reageerbuisje totdat je de neerslag ziet.

4 Geef de bijbehorende neerslagvergelijking.

……………………………………………………………………………………………

• Vouw een filtreerpapiertje en plaats dit in een trechter.


• Plaats de trechter op een leeg reageerbuisje en filtreer de suspensie.
• Zuig het filtraat op met een schone pipet.

5 Wat is de naam en formule van het residu?

naam: …………………….

formule: …………………….

6 Geef de naam en formule van het ion in het filtraat.

naam: …………………….

formule …………………….
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

7 Denk je dat er nu nog fosfaat-ionen in het filtraat aanwezig zijn?

Ja / nee

……………………………………………………………………………………………

8 Bedenk een werkplan om te onderzoeken of er nog fosfaat-ionen in het filtraat


aanwezig zijn.
Overleg hierover met je docent. Voer, na goedkeuring het werkplan uit.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 10 WATER ZUIVEREN


15 minuten
Inleiding
Water bevat soms vervelende geurtjes. Actieve kool kan gebruikt worden om die
geurtjes te verwijderen.

Doel
Je gaat na hoe je geurstoffen uit water kunt verwijderen.

Nodig
 water met een geurtje
 actieve kool
 reageerbuizen
 reageerbuisrekje
 rubberen stopje
 trechter met filter

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitvoeren
• Vul een reageerbuis voor de helft met het geurende water.

Uitwerken
1 Welke geur neem je waar?

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Voeg een paar schepjes actieve kool toe.
• Sluit de reageerbuis met de rubberen stop af en schud de buis gedurende 1
minuut.
• Filtreer de vloeistof.
• Vang het filtraat op en ruik aan het filtraat.

Uitwerken
2 Welke geur neem je nu waar?

……………………………………………………………………………………………

Je hebt een scheidingsmethode toegepast bij het werken met actieve kool.

3 Geef de naam van de scheidingsmethode die je hebt toegepast.

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

4 Omschrijf kort de werking van deze scheidingsmethode.

……………………………………………………………………………………………

Naderhand heb je nog een andere scheidingsmethode gebruikt: filtratie.


Bij filtreren heb je te maken met filtraat en residu.

5 Maak een tekening van een filtratie en zet er de woorden ‘filtraat’ en ‘residu’ bij.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 11 EEN ZOUT HERKENNEN (2)


25 minuten
Inleiding
Ionen aantonen komt neer op het onderscheid maken tussen twee ionsoorten.

Doel
Je gaat onderzoeken hoe je de zouten kaliumnitraat en kaliumfosfaat van elkaar kunt
onderscheiden.

Nodig
 kaliumnitraat of kaliumfosfaat
 natriumfosfaat(s)
 natriumcarbonaat(s)
 kopernitraatoplossing
 pipetten
 reageerbuizen
 plastic insteekhoesje
 gedestilleerd water
 veiligheidsbril

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitwerken
2 Je krijgt één van de stoffen kaliumnitraat of kaliumfosfaat. Je lost een beetje
van deze stof op in een reageerbuis.
Kun je door verschil in oplosbaarheid aantonen welke stof het is? Raadpleeg
eventueel een oplosbaarheidstabel.
o A Ja, dus het is kaliumnitraat.
o B Ja, dus het is kaliumfosfaat.
o C Nee, ik ga naar de volgende vraag.

3 Welke kleur heeft de oplossing?

……………………………………………………………………………………………

4 Kun je aan de hand van de kleur van de oplossing herkennen welke stof het is?
o A Ja, dus het is kaliumnitraat.
o B Ja, dus het is kaliumfosfaat.
o C Nee, ik ga naar de volgende vraag.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

5 Geef de formule van de ionsoort die zeker in de oplossing zit.

……………………………………………………………………………………………

6 Geef de formules van de twee ionsoorten die het verschil bepalen tussen
kaliumnitraat en kaliumfosfaat.

formules:…………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Maak nu een oplossing van een door jou gekozen zout dat met de ene
mogelijke zoutoplossing een neerslag veroorzaakt en met de andere mogelijke
zoutoplossing géén neerslag veroorzaakt.

Uitwerken
7 Vul voor beide mogelijkheden de kleine oplosbaarheidstabel in.

oplosbaarheidstabel met neerslag



+

oplosbaarheidstabel zonder neerslag



+

8 Voorspel wat je zult waarnemen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Uitvoeren
• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.
• Breng (met een pipet) een druppel van de oplossing in beide reactievakjes.
• Voeg (met een andere pipet) aan beide druppels een druppel van de gekozen
oplossing toe.

9 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

9 Geef je conclusie door de foute woorden door te strepen.


Laat je conclusie door je docent controleren.
Er ontstaat wel / geen neerslag wanneer ik de oplossing toevoeg. Dus heb ik
kaliumnitraat / kaliumfosfaat gekregen.

10 Als er een neerslag ontstaat, geef dan hier de bijbehorende


neerslagvergelijking.

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Veeg het plastic hoesje met een papieren doekje af.
• Maak de reageerbuizen en pipetten goed schoon door deze uit te spoelen met
gedestilleerd water.
• Ruim alles netjes op.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 12 EEN ZOUT HERKENNEN (3)


25 minuten
Inleiding
Zoals je weet van de jaarwisseling zijn er vele soorten vuurwerk. Maar hoe komt het
vuurwerk aan verschillende kleuren? Deze kleuren worden veroorzaakt door
verschillende kruitmengsels. Door aan dit kruit verschillende zouten toe te voegen,
krijgt het vuurwerk een bepaalde kleur.

Doel
Met behulp van een vlamreactie ga je onderzoeken welk onbekend metaal-ion een
zout bevat.

Nodig
 brander
 glazen staafje met een platinadraad
 gedestilleerd water
 bariumchloride(s)
 calciumchloride(s)
 koper(II)chloride(s)
 natriumchloride(s)
 ijzer(III)chloride(s)
 veiligheidsbril

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitwerken
Je ontvangt een glazen staafje met een platina draadje.
• Buig het uiteinde van het draadje tot je een oogje van ongeveer 2 mm hebt.
• Maak de platinadraad vochtig met wat water en kleef wat kristallen van één van
de genoemde
zouten aan de draad.
• Breng de draad in de zijkant van een kleurloze vlam en bekijk de kleur.
• Noteer de formules van de zouten en de vlamkleur in tabel 1.

tabel 1

naam formule vlamkleur


bariumchloride
calciumchloride
koper(II)chloride
natriumchloride
ijzer(III)chloride
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

PROEF 13 EEN ZOUT ONTDEKKEN


50 minuten
Inleiding
Om een zout of zoutoplossing te herkennen, moet je de volgende stappen volgen:
1 Herkenning door het onderzoeken van de oplosbaarheid.
2 Herkenning door de kleur van de oplossing.
3 Herkenning met behulp van een neerslagreactie.

Doel
Je krijgt van je docent een potje met een onbekend zout. Het potje kan de volgende
mogelijke zouten bevatten:
1 kopernitraat
2 kaliumnitraat
3 ijzer(III)nitraat
4 bariumnitraat
5 aluminiumfosfaat
Je gaat onderzoeken welk zout zich in het potje bevindt.

Nodig
 natriumfosfaat(s)
 natriumsulfaat(s)
 natriumnitraat(s)
 pipetten
 reageerbuizen
 plastic insteekhoesje
 gedestilleerd water
 veiligheidsbril

Veiligheid en milieu
Zet je veiligheidsbril op, trek je labjas aan en maak die dicht.

Uitwerken
1 Onderzoek eerst met behulp van een oplosbaarheidstabel of de zouten goed
oplosbaar zijn.
Geef in tabel 2 met de aanduiding ‘goed’, ‘matig’ of ‘slecht’ de oplosbaarheid
van de zouten aan.

tabel 2

goed / matig / slecht


oplosbaar
1 kopernitraat
2 kaliumnitraat
3 ijzer(III)nitraat
4 bariumnitraat
5 aluminiumfosfaat
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Uitvoeren
• Je lost een beetje van het zout op in een reactievaatje. Let op eventuele
overmaat!

Uitwerken
2 Kun je aan de hand van het verschil in oplosbaarheid herkennen welke stof het
is?
o A Ja, dus zit er het zout met formule ……….. in het potje.
o B Nee, ik ga naar de volgende vraag.

3 Geef de formule van het zout dat zeker niet in het potje zit.

……………………………………………………………………………………………

4 Welke kleur heeft de oplossing?

……………………………………………………………………………………………

5 Kun je aan de hand van de kleur van de oplossing herkennen welke stof het is?
o A Ja, dus zit er het zout met formule ……….. in het potje.
o B Nee, ik ga naar de volgende vraag.

6 Geef de formule van het tweede zout dat zeker niet in het potje zit.

……………………………………………………………………………………………

7 Geef de namen van de drie mogelijke zouten die zich nu nog in het potje
kunnen bevinden.

1 ………………………………………………………………………………………

2 ………………………………………………………………………………………

3 ………………………………………………………………………………………

8 Je gaat twee van de drie overgebleven mogelijke zouten onderzoeken.


Noteer de namen van de zouten die je gekozen hebt.

1 ………………………………………………………………………………………

2 ………………………………………………………………………………………

9 Welke ionsoorten bepalen het verschil tussen de twee mogelijke


zoutoplossingen?
Noteer de formules van deze ionen.

formules: …………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

10 Welk beschikbaar zout kies je om de aanwezigheid van de ionsoort te


onderzoeken?
Noteer de formule van het gekozen zout.

formule: ………………………………………………………………………………….

11 Maak een kort en duidelijk werkplan hoe je erachter wilt komen welk zout er
zeker niet in het potje zit.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

Uitvoeren
• Maak nu een oplossing van een door jou gekozen zout dat met de ene
mogelijke zoutoplossing een neerslag veroorzaakt en met de andere mogelijke
zoutoplossing géén neerslag veroorzaakt

Uitwerken
12 Vul voor beide mogelijkheden de kleine oplosbaarheidstabel in.

oplosbaarheidstabel met neerslag


+

oplosbaarheidstabel zonder neerslag


+

Uitvoeren
• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.
• Breng (met een pipet) een druppel van de oplossing in beide reactievakjes.
• Voeg (met een andere pipet) aan beide druppels een druppel van de gekozen
oplossing toe.
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

13 Noteer je waarnemingen.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

14 Geef je conclusie door de foute woorden door te strepen en de ontbrekende


woorden in te vullen.
Er ontstaat wel / geen neerslag wanneer ik de ……………........ oplossing
toevoeg. Dus zit er geen ……………........ in het potje.

15 Geef de namen van de laatste twee mogelijke zouten die zich nu nog in het
potje kunnen bevinden.

1 ………………………………………………………………………………………

2 ………………………………………………………………………………………

16 Welke ionsoorten bepalen het verschil tussen deze twee mogelijke


zoutoplossingen?
Noteer de formules van deze ionen.

formules: …………………………………………………………………………………

17 Welk beschikbaar zout kies je om de aanwezigheid van de ionsoort te


onderzoeken?
Noteer de formule van het gekozen zout.

formule: ………………………………………………………………………………….

18 Maak een kort en duidelijk werkplan hoe je erachter wilt komen welk zout er wel
in het potje zit.

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………
Nova Nask2 © Uitgeverij Malmberg
H9 Zouten Practica 4 vmbo-gt

Uitvoeren
• Maak nu een oplossing van een door jou gekozen zout dat met de ene
mogelijke zoutoplossing een neerslag veroorzaakt en met de andere mogelijke
zoutoplossing géén neerslag veroorzaakt.

Uitwerken
19 Maak van beide mogelijkheden een kleine oplosbaarheidstabel. Vul voor beide
mogelijkheden de kleine oplosbaarheidstabel in.

oplosbaarheidstabel met neerslag


+

oplosbaarheidstabel zonder neerslag


+

Uitvoeren
• Schuif het plastic insteekhoesje over de kopie van de reactievakjes.
• Breng (met een pipet) een druppel van de oplossing in beide reactievakjes.
• Voeg (met een andere pipet) aan beide druppels een druppel van de gekozen
oplossing toe.

Uitwerken
20 Noteer je waarnemingen.
……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

21 Geef je conclusie door de foute woorden door te strepen en de ontbrekende


woorden in te vullen.
Er ontstaat wel / geen neerslag wanneer ik de ……………........ oplossing
toevoeg. Dus zit er ……………........ in het potje.

• Ruim alles netjes op.

You might also like