Professional Documents
Culture Documents
Bedenkingen
Bedenkingen
HAASSE
Fragment Bedenkingen
‘Wees toch niet zo dom. Oeroeg is immers Oeroeg is niet goed genoeg om mee naar
een inlandse jongen.’ (p.17) school te gaan maar wel goed genoeg om
‘… Laat Oeroeg hier komen, als je dat mee te spelen? Is dit ter compromis of
prettig vindt.’(p.18) eerder omdat ze zelf geen zin/tijd hebben
om zich bezig te houden met het
hoofdpersonage?
‘Een panter is anders dan een aap,’ zei Het is verbazend hoe het hoofdpersonage
Gerard, na een pauze, ‘maar is een van nooit echt een opvoeder in zijn leven
de twee minder dan de ander? Dat vind je heeft gehad die hem echt zaken heeft
een idiote vraag, en je hebt gelijk. Blijf meegegeven over het leven. Daarom dat
dat nou net zo idioot vinden, wanneer het deze passage zo frappant was. Ten eerste
mensen betreft.’ (p.59) omdat niet veel mensen zo dachten maar
ook omdat Gerard de eerste lijkt die echt
met hem begaan is.
Terwijl wij languit op een platte steen Het boek gaat over een (in die tijd)
lagen te drogen, flitste de werkelijke ongewone vriendschap die uiteen zal
betekenis van deze verandering door mij brokkelen. Zou dit het eerste echte
heen. Ik keen naar Oeroeg en zag in zijn barstje zijn? Zouden zich bewuster zijn
blik dezelfde ontdekking. Er was iets van de verschillen in hun levens en hun
voorbij. Wij waren geen kinderen meer. toekomsten? Zal deze bewustwording
(p.77) leiden tot het definitieve einde van hun
vriendschap?
Het leek me ongerijmd dat Oeroeg er niet Er zijn altijd vriendschappen die komen
bij was. Het kwam me voor dat het en gaan maar de vriendschap tussen het
zintuiglijke waarnemen van deze hoofdpersonage en Oeroeg leek toch voor
bergwereld mij niet mogelijk was zonder het leven. Door het ouder worden,
de tegenwoordigheid van Oeroeg. Het werden de onderlinge verschillen
landschap was niet compleet zonder hem. duidelijker en deze bleken op termijn dan
(p.99) toch te groot. Zelf vind ik het jammer
voor hen dat ze hier niet meer over
konden communiceren. Maar
communicatie is niet voor iedereen zo
vanzelfsprekend.
‘Ga weg,’ zei hij in het Soendanees, ‘ga Hoewel ze beiden uit elkaar gegroeid zijn,
weg, anders schiet ik. Je hebt hier niets te is het duidelijk dat de innige vriendschap
maken.’ (p.120) die ze deelden in hun jeugd toch nog in
hun harten geworteld zit. Ze zouden
elkaars vijand moeten te zijn maar door
hun speciale jeugd lukt het zelfs na de