You are on page 1of 31

1 / 31

H1. Voorkennis sin(θ) y


tan(θ ) = =
cos(θ) x
Parabool 1 r
y = ax2 + bx + c secans: sec(θ ) = =
cos(θ) x
1 r
cosecans: csc(θ ) = =
sin(θ) y
cos(θ) x
Hyperbool cotangens: cot(θ ) = =
xy = C (met C = constante) sin (θ) y

Ellips
x2 + y 2 = 1 sin(-α) = -sin(α)
a2 b2 cos(-α) = cos(α)
tan(-α) = -tan(α)

Rekenregels machten:
m
sin ( π2 −α ) = cos(α)
a
am · an = am + n

1
a
n
= am-n cos ( π2 −α ) = sin(α)

a-p =
ap
a0 = 1
tan ( π2 −α ) = cot(α)
m n
(a ) = a mn
√a
n m
=a m/n

sin(
Rekenregels n π – α ) = sin(α)

( )
n
1 cos( π – α ) = -cos(α)
e = lim 1+
n→∞ n tan( π – α ) = -tan(α)
n! = 1 · 2 · 3 … · (n – 1) · n
→ “n!” uitgesproken als “n faculteit” cos(2α) = cos2(α) – sin2(α)
= 1 – 2sin2(α)
Rekenregels logaritmes
logaN = n
→ a = grondtal Afstand d tussen P1(x1, y1, z1) en P2(x2, y2, z2):
a = 10: gewoon/Briggse logaritme, d2 = (x1 - x2)2 + (y1 - y2)2 + (z1 - 2)2
a = e: natuurlijk/Neperiaanse logaritme Bol met straal R en middelpunt M(x0, y0, z0):
log(a · b) = log(a) + log(b) (x – xo)2 + (y – yo)2 + (z – zo)2 = R2

log( ab ) = log(a) – log(b) Cilindercoördinaten: r, θ, z


(plaats van punt P in ruimte m.b.v. 3 andere
log(an) = n log(a) coördinaten bepalen → behouden z-coördinaat,
log(10) = 1 x- en y-coördinaten vervangen (→ zijn ook x- en
ln(e) = 1 y-coördinaten van punt Q) door vlakke
log(1) = ln(1) = 0 poolcoördinaten r en θ )

Cirkelomtrek: θ = 2 π rad
y S
sin(θ ) = Ω=
r 2 → ruimtehoek waaronder gesloten
r
x oppervlak op de bol vanuit O wordt gezien
cos(θ ) = (S = oppervlakte en Ω uitgedrukt in sterad)
r

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
2 / 31

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
3 / 31

H2. Afgeleiden darcsin( x ) 1 d (arccot (x))


= =
dx √1−x2 dx
Afgeleiden gebruikt voor directie van 1
Δ y dy 1+ x2
verandering, helling van rechte: of
Δ x dx darccos(x ) −1 d (arcch( x ))
= =
Afgeleide gedefinieerd: dx √1−x2 dx
∆y f ( x +h ) −f ( x ) 1
f ’(x) = lim = lim
∆ x→ 0 ∆ x ∆ x →0 h √ x 2−1
darctan( x ) 1
= 2
df ∂ f dx ∂ f dy dx 1+ x
Totale afgeleide: = + d (arccsh(x )) 1
dt ∂ x dt ∂ y dt =
dx √ x 2 +1
Raaklijn omhoog → afgeleide positief
Raaklijn omlaag → afgeleide negatief Afgeleiden van formules:
[f(x) + g(x)]’ = f ’(x) + g’(x)
da [f(x) · g(x)]’ = f ’(x) · g(x) + f(x) · g’(x)
Afgeleide constante: met a = constante,
dx Kettingregel: f ’(g(x)) = f ’(g(x)) · g’(x)
afgeleide = 0 (bijv y = 3 → y’ = 0)

Afgeleide = 0, originele functie extreme waarde


( nt ) ' =
nat −tan
n
2

Voorbeeld: [y = sin3(x)]’ = 3(sin2(x))(cos(x))


Rekenregels afgeleiden: (3 keer sinus van x, sinus van x ook nog afleiden)
dx d log a ( x) 1
=1 = loga(e)
dx dx x Cirkel: omtrek = 2πr, oppervlakte = πr2
4 3
Δz Δz Δ y dtan( x) 1 Bol: oppervlakte = 4πr2, inhoud = πr
= · = 3
Δx Δ y Δx dx cos2 ( x )
Oefening:
Veelvoorkomende afgeleiden: Gegeven:
n Bol met r = 5 cm = 5 · 10-2 m
d x = (xn)’ = n xn-1
dx dr
r neemt toe met 0,2 cm/s → = 2 · 10-3 m/s
x
d e = (ex)’ = ex dt
4 3
dx V= πr
d ln ( x) 1 3
= [ln(x)]’ =
dx x Gevraagd: wat is de volumeverandering?
x
d a = (ax)’ = ax ln(a) dV dV dr 4
= · = ( π3r2)(2 · 10-3) ≈ 63
dx dt dr dt 3
cm/s
d sin ( x)
= [sin(x)]’ = cos(x)
dx
d cos(x ) Oefening:
= [cos(x)]’ = -sin(x)

([ ] )
3 '
dx 1+ x
Gevraagd: 2
1+ x

→ stel
[ ]
1+ x
1+ x
2 =u geeft
dy dy du
= ·
dx du dx

dy
= 3u2
du

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
4 / 31

du 1 ( 1+ x 2 )−2 x (1+ x) 1−2 x−x


2
= =
dx (1+ x )
2 2 2 2
(1+ x )

[ ][ ]
2 2
1+ x 1−2 x −x
3 2
· = 3¿¿
1+ x (1+ x 2)2

Oefening:

( √ )
'
1
Gevgraagd: y = 1− 2
x +1
1
→ stel y = √ u, u=1- , v = x2 + 1
V

dy dy du dV
= · ·
dx du dV dx

dy 1 −12 du dV
= u , = v-2, = 2x
du 2 dV dx

1
dy 1 1
= ·
dx 2 1− 2

x√ x +1
2
1 ·
x +1 √ 2 2 · 2x =
(1+ x )

(1+ x 2)2|x|

lim f ( x )
f (x) x→x
Regel van de l’Hôpital: lim =
0

x→ x g( x) 0lim g( x)
x → x0

indien lim g( x ) ≠ 0
x→ x 0
0 ∞ f (x)
voor of geldt lim =
0 ∞ x→ x 0 g( x)
lim f ' (x )
x → x0

lim g' (x)


x → x0

Voorbeeld:
d
(sin ( x ))
sin( x ) H dx cos(x )
lim ¿ lim = =
x→ x x x→ x d 1
0
(x )
0

dx
cos(x)
→ cos(0) = 1

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
5 / 31

Partiële afgeleide: bij een functie van meerdere ∂( √ 2 a+ x) ∂ b


variabelen, afgeleide van een functie naar één = +
∂a ∂a
variabele (of x of y) (∂ hetzelfde als ∆)
∂ f (x , y) f ( x +h , y )−f ( x , y ) ∂( √ 2 a+ x)
=
→ = lim ∂a
∂x h→ 0 h 1
∂ f (x , y) f ( x , y+ h )−f ( x , y ) 2
→ = lim = ∂(2 a+ x )
∂y h→ 0 h ∂a
Voorbeeld: 1 1
= · (2 a+ x ) 2 · 2
w = f(x, y, z) = x3y2sin(z) 2
Partiële afgeleiden: 1 1
= · ·2
∂w 2 √ 2 a+x
= 3x2y2sin(z) (van x) 1
∂x =
∂w
= 2x3y sin(z) (van y)
√2 a+ x
∂y
∂w Middelbare fout (MFx, MFy, MFz, …) van
= x3y2cos(z) (van z) onafhankelijke variabelen (x, y, z, …)
∂z MFf =

√( ) ( ) ( )
Partiële afgeleide van partiële afgeleide: 2 2 2
∂f 2 ∂f 2 ∂f 2
· MF x + · MF y + · MF z + …
( ∂∂ wx )
2
∂ ∂ w ∂x ∂y ∂z
= = 6xy2sin(z)
∂x ∂x 2

( ∂∂wy )
2
∂ ∂ w Oefening:
= = 2x3sin(z)
∂y ∂y
2
Gegeven:

( ∂∂wz )
2 m = (3,05 ± 0,02)kg
∂ ∂ w
= = -x3y2sin(z) V = (5,0 ± 0,1)cm3
∂z ∂z 2

( ∂∂ wy )
Gevraagd: dichtheid ρ samen met fout?

=
∂2 w = 6x2y sin(z)
∂x ∂x ∂ y m 3,05
ρ= = = 0,610 kg/cm3
V 5,0
Voorbeeld: f(x, y) = x2 + 2xy2 + 4y3

∂2 f
∂x
2
2
=


x
(2x + 2y2) = 2

∂ f = ∂ (4xy + 12y2) = 4y
MFρ =

MFm = 0,02kg
√( ∂m )
∂ρ 2 2
· MF m +
∂V( )
∂ρ 2
· MF V 2

MFV = 0,1 cm3


∂x ∂ y ∂x
∂2 f ∂ ∂ρ 1
= (4xy + 12y2) = 4x + 24y = = 0,2 cm-3
∂y 2
∂y ∂m V
∂ f = ∂ (2x + 2y2) = 4y
2 ∂ρ m
= = -0,122 kg · cm-6
∂ y∂ x ∂ y ∂V V 2

Oefening:
Gegeven:

MFρ = ( 0,2 )2 ·( 0,02)2 + ( 0,122 )2 ·( 0,1)2
kg/cm3 = 0,0128 kg/cm3
y = b +√ 2 a+ x
a, b, x als variabelen ρ = (0,61 ± 0,01)kg/cm3
∂y
Gevraagd: wat is ? Differentiatie van een functie: y = f(x)
∂a y’ = f ’(x) geeft differentiaal dy = f ’(x)dx
→ b afleiden naar a, b = constante = 0
3
∂ y ∂( √ 2 a+ x+ b) Differentiaal van V(r) =
4πr
=
∂a ∂a 3
geeft dV = V’(r)dr = 4πr2dr

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
6 / 31

∂f ∂f ∂f
Totale differentiaal: df = dx + dy +
∂x ∂y ∂z
dz

Afgeleide van een gedurig product:


d (uvwt ) du dv dw
= vwt + u wt + uv t + uvw
dx dx dx dx
dt
dx

Kringintegraal (∮): begin- en eindpunt vallen


samen

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
7 / 31

Rekenregels integraal:
H3. Integralen
b ∫ [f ¿ ¿ 1(x )¿ + f 2 ( x)]dx ¿ ¿ = ∫ ¿ ¿ ¿ +
Bepaalde integraal ∫ f ( x ) dx : ∫¿¿ ¿
a
Formule y = f(x) (f(x) > 0) en ∀x ∈ [a, b], ∫ a f ( x ) dx = a∫ f ( x ) dx
n+1
oppervlakte onder f(x) tussen x = a en x = b x + c = 1 x + c (n ≠ -1)
b
∫ x ndx = n+1 n+1
n+1

a en b in ∫ f ( x ) dx : integratiegrenzen
1
∫ enx = n e
a
b Kettingregel: nx

f(x) in ∫ f ( x ) dx : integrandum
d 1
∫ dx = ∫ x dx = ln|x| + c
a

Bepaalde integraal tussen 2 vaste waarden:


b ∫ e x dx = e + c x

∫ f ( x ) dx → getal ∫ sin ( x ) dx = -cos(x) + c


a

Onbepaalde integraal geen vaste eindwaarde(n)


∫ cos ( x ) dx = sin(x) + c
∫ f ( x ) dx → functie

1
dx = arcsin(x) + c
√ 1−x 2
f (x) dx
g ( x)
echte breuk als graad f(x) < graad g(x) ∫ cos 2( x) dx = tan(x) + c
f (x) dx
g ( x)
onechte breuk als graad f(x) > graad g(x) ∫ sin2 (x ) dx = -cot(x) + c
Voorbeeld substitutie:
∫ e x x dx
2

→ stel u = x2

du = 2x dx
1
∫ e x x dx 2∫
2

= eu du
1 u
= e +c
t
2
Onbepaalde integraal: ∫ f ( x ) dx = F(t)

a
F(t + Δt) – F(t) =
Oefening: ¿¿¿
t + Δt t
x
→ stel u = e + x
∫ f ( x ) dx - ∫ f ( x ) dx = du = (ex + 1)dx
t a
t + Δt u3
∫ f ( x ) dx ≅ f(τ)dx = = ∫ u du = 2

3
+c
t
F (t + Δt ) – F(t ) (e x + x )3
= +c
f(τ) ≅ 3
Δt
(τ = punt tussen t en t + Δt)
ln (x )
bij limiet Δt → 0 zal τ → t zodat f(t)
dF (t) Oefening: ∫ x
dx
dt → stel u = ln(x)
Berekening integraal:
b dx
du =
∫ f ( x ) dx = F(x)¿ba = F(b) – F(a) x
a

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
8 / 31

1 2
= u +c
2
1
= (ln|x|)2 + c
2

x
Oefening: ∫ dx
√ 3 x 2 +5
→ stel u = 3x2 + 5

du = 6x dx
1 du
= ∫
6 √u
−1
1
= ∫ u 2 du
6
1
= · 2√ u + c
6
1
= · 2√ 3 x2 +5 + c
6
4
Oefening: ∫ 2 x √ x 2+ 9 dx
0

{
2
→ substitutie
u=x + 9
du=2 x dx

aanpassen grenzen:

{x=0
x=4 { u(0)=9

u(4 )=25
25 3

∫ √u du= 32 u 2 ¿259
9
2
= (53 – 33)
3
196
=
3

Partiële integratie: uit d(uv) = udv + vdu volgt



uv = udv + ∫ ∫
vdu of udv = uv - vdu∫

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
9 / 31

Oefening: ∫ x cos( x ) dx = xacsin(x) + √ t + c


= ∫ xd (sin ( x)) √
= xacsin(x) + 1−x 2 + c

→ stel u = x en v = sin(x)
Voorbeeld moeilijke partiële integratie:

x sin(x) - sin ( x) dx
∫ e x cos ( x)dx
= x sin(x) + cos(x) + c
→ Een van de 2 waarden buiten integraal:
Vaak meerdere keuzes bij partiële integratie:
∫ e x dsin(x )
∫ x e dx x
∫ x e dx
x

1
= ∫e dx
→ Daarna partiële integratie:
=∫ x de
x x 2
2
2
∫ udv = uv - vdu ∫
{
x
x
= xe - ∫ e dx
x
= ex - ∫ x e dx
2
2 x
u=e
x

v=sin(x)
=… =…
→ Keuze hangt af van complexiteit van du = ex
resterende integraal
∫ e x dsin(x )
Oefening: ∫ arcsin ( x ) dx = e sin(x) - ∫ sin ( x) e dx
x x

Algemene formule: ∫ udv = uv - ∫ vdu → Integraal nog steeds moeilijk, dus vorige
u = arcsin(x) stappen nog een keer doen
v = x (van “dx”)
→ Een van de 2 waarden buiten integraal:
u komt achter differentiaalteken te staan → du ∫
x
exsin(x) + e d (cos (x))

1 → Partiële integratie:
[arcsin(x)]’ =
√1−x 2
∫ udv = uv - vdu ∫
{
x
dv = dx u=e
v=cos(x )
∫ udv = uv - ∫ vdu
dx exsin(x) + uv - ∫ vdu
∫ arcsin(x )dx = xarcsin(x) - ∫ x √1−x 2 = exsin(x) + excos(x) - ∫ e x cos ( x)dx

→ substitutie: 1−x 2 met t → √ t ∫ e x d (cos (x))
→ Alles moet dan een functie van t worden,
dus ook xdx
= exsin(x) + excos(x) - ∫ e x cos ( x)dx
dt = -2xdx (t’ = dt, (1 – x2)’ = -2xdx) → Integraal in beide leden:
∫x
2 e cos ( x)dx = ex(sin(x) + cos(x)) + c

{dtt=1−x
2
Substitutie
=−2 xdx 1
∫ e x cos ( x)dx = 2 e (sin(x) + cos(x)) + c
x

dt 1
dt = -2xdx → xdx = = dt
−2 2 Oefening: ∫ xln(x) dx
1 dt → 1 factor buiten integraal halen en
xarcsin(x) + ∫
2 t integreren (= primitieve geven)
1
= xacsin(x) +
t2 +c

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
10 / 31

1 1 1
∫ 2
ln (x )d x ( x2 = primitieve van x) primitieve van 2, 1−x in √ 1−x 2
2
2 2 √1−x
substitueren met u) etc.
∫ udv = uv - ∫ vdu
{
Wat als je integralen hebt met sin/cos in het
u=ln (x) kwadraat? Formules herschrijven m.b.v.
2
v=x formules van Simpson (hoef je niet te kennen).

1
∫ ln (x )d x 2 Voorbeeld: ∫ cos 2 (x)dx
2
1 {cos(2x) = 2 cos2(x) – 1 → cos2(x) =
= (x2ln(x) - ∫ x dln(x ))
2
2 ½(cos(2x) + 1)}
1 21
= (x2ln(x) - ∫ x dx )
2 x ∫ ½(cos (2 x )+ 1) dx
1 = ∫ ½ cos(2 x)+½ dx
= (x2ln(x) - ∫ x dx )
2 = ½ ∫ dx + ½ ∫ cos (2 x ) dx
1 1 = ½x + ¼sin(2x) + c
= (x2ln(x) - x2) + c
2 2
Oefening: ∫ sin 4 (θ) dθ
→ ∫ x dx primitiveren
1 2 1
=
2
x (ln(x) - ) + c
2
= ∫ (sin2 (θ))2 dx
{cos(2θ) = 1 – sin2(θ )}
Partieel integreren: met integraal sjoemelen → staat niet in formularium?
totdat je er een primitieve van kan maken

¼ (1−cos (θ))
2

→ ½ buiten haakjes gehaald en


gekwadrateerd
Voorbeeld integralen oplossen a.h.v. algebra:

∫ √ 1+ x dx
1−x
=¼ ∫ (1−2 cos (2θ)+cos ¿ ¿ 2(2θ)) dθ ¿
= ¼∫ d θ – ½∫ cos (2 θ)dθ + ¼
→ Wortelteken wegwerken door onder
wortelteken een kwadraat te krijgen
∫ cos 2 (2 θ)d θ
→ Bij een breuk teller en noemer met
hetzelfde getal vermenigvuldigen (teller en →½ ∫ cos (2 θ) dθ oplossen d.m.v substitutie
noemer vermenigvuldigen met (1 + x)) → ¼∫ cos (2 θ)d θ oplossen met {cos(2x) =
2

2 cos2(x) – 1 → cos2(x) = ½(cos(2x) + 1)}


= ∫ √ (1+ x )(1+ x)
(1− x)(1+ x)
dx
¼θ – ¼sin(2θ) + ⅛ ∫ cos ( 4 θ+1)dθ

2
(1+ x ) 1
= ∫ 1−x
2
dx = ¼θ – ¼sin(2θ) +
32
sin(4 θ) + c

1+ x
= ∫ dx
√ 1−x 2 Integraal van breuk van 2 functies:
g(x ) g ( x) B( x)
dx ∫ f ( x ) dx → f ( x ) = A(x) + f ( x)
→ opsplitsen geeft ∫ +
√ 1−x 2 → Formule omvormen naar nieuwe veelterm
x waar de machten van de teller niet meer groter
∫ dx zijn dan die van de noemer
√ 1−x 2

= arcsin(x) - 1−x 2 + c (arcsin(x) =

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
11 / 31

x4
Voorbeeld: ∫ 1+ x 2 dx → voor elke factor willekeurige factor in teller
x+1=
4
x −1+1 A(x – 2)(x + 3) + B(x(x + 3)) + C(x(x – 2))
=∫ dx
1+ x 2
→ teller = A · noemer B · noemer C + …
=∫
(
x 4−1
+
1
1+ x 1+ x 2
2
dx
) 1+2 x
Oefening: ∫ ( x −3)( x −4) dx
→ In teller (nooit in noemer) getal erbij
optellen en ervan afhalen, dan integraal
splitsen → eerst kijken wat voor integraal het is

= ∫¿¿ 1+ 2 x A B
= +
= ∫¿¿
( x−3)(x−4) x−3 x−4
zodat 1 + 2x = A(x – 4) + B(x – 3)
1
= ∫ x dx - ∫ dx + ∫ dx
2
2 Kies nummer (nulpunten zijn het handigst):
1+ x
{x=3 :
3
= ⅓x – x + arctan(x) + c
bijv. (x in teller)
x=4 :
g( x )
∫ f (x ) dx kan ook worden opgelost door te
splitsen in partieelbreuken
→ truc alleen toe te passen als graad van de
{1+ 6= A (3−4)
1+ 8=B(4−3)

A=−7
B=9 {
teller kleiner is dan de graad van de noemer
1+2 x
(“splits de onechte breuk” → splits in
partieelbreuken)
∫ ( x −3)( x −4) dx
m
g ( x) am x + am−1 x +...+ a0
m−1 A B
= = ∫ x−3 dx + ∫ x−4 dx
f ( x ) bn x n+ bn−1 xn−1 +...+b 0
→ graad van g(x) kleiner dan van f(x) dus m < n → A = -7 en B = 9 invullen
−7 9
Voorbeeld:
g (x)
= 3
x2 +6 x +1
=
∫ x−3 dx + ∫ x−4 dx
f ( x ) x +3 x 2+4 x+12 −7 9
2
x + 6 x+1
= ∫ x−3 d (x−3) + ∫ x−4 d( x−4)
2
( x +3)(x + 4) = -7ln|x−3| + 9ln|x−4| + c

4 gevallen:
1. Enkelvoudige factor, 1e graad: (x - b) A A2
2. Herhalende factor, 1e graad: (x – b)n Geval 2: (x – b)n → + +…+
3. Enkelvoudige factor, 2e graad: (x2 + ax + b)
x−b ( x−b)2
4. Herhalende factor, 2e graad: (x2 + ax + b)n An
n
( x−b)
Geval 1: (x – b)
x +1 g ( x) x−2
g (x) Voorbeeld: = 4
Voorbeeld: = 3
f ( x ) x + x 2−6 x f (x ) x +6 x 3+ 9 x 2
x−2
= 2 2
→ noemer splitsen in nulpunten x ( x +3)
x +1 → nulpunten: 0 en -3
=
x(x −2)( x−13) x−2 A1 A2 B1 B2
2 2 = + 2 + +
x ( x +3) x x x+3 ( x +3)2
→ factoriseren a.h.v. nulpunten
A B C x +1
= + +
x x−2 x+3 Oefening: ∫ x ( x−2)3 dx

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
12 / 31

x +1 Inhoud (x), g(x), x = a en x = b om y-as: I(V) =


b b
3
x( x −2) π ∙ ∫ ( g ( y ) ) dy −¿ π ∙ ∫ (f ( y )) dy
2 2

A B1 B2 B3 a a
= + + Grafiek wentelen om lijn x = a → translatie (-a, 0)
2 +
x x−2 ( x−2) ( x−2)3
Voorbeeld:
Gegeven:
C + Dx
Geval 3: (x2 + ax + b) → x 1
x2 +ax +b Gebied ingesloten door f(x) = 2 g(x) = ,
e , x
2
g (x) x−2 x = 2 en x = 3
Voorbeeld: = 3
f ( x ) x −4 x 2 + x−4
x−2 → Functie tekenen, maar mag geen GR
= 2 gebruiken (getallen invullen)
( x−4)(x + 1)
A C+ Dx 3
= + 2
x−4 x +1 ∫ (f ( x )−g ( x )) dx
2

( )
e 3 x
(x – 4) = enkelvoudige factor van 1 graad 1
(x2 + 1) = enkelvoudige factor van 2e graad = ∫ e − 2

x
2
dx
2

[ ]
x 3
Geval 4: (x2 + ax + b)n 1
= 2e + 2
C1 + D 1 x C 2+ D2 x
→ + +…+ x 2
2 2 2
x +ax +b ( x +ax +b)
( )( )
3 2
1
= 2e +
1
C n + Dn x − 2e 2 + 2

2 n
3 2
( x +ax +b) 1
( )
3
=2 2
g (x) x +1 e –e - 6
Voorbeeld: =
f ( x ) ( x−5)(2 x 2+1)2
A C1 + D 1 x C 2 + D 2 x
= + +
x−5 2 x 2 +1
2
(2 x +1)
2

Oppervlakten berekenen:
Oppervlakte tussen f(x), x-as, x = a en x = b:
b
O(V) = ∫ f ( x ) dx
a
Oppervlakte tussen f(x), g(x), x = a en x = b:
b
O(V) = ∫ (g ( x ) −f ( x ))dx
a

Inhouden berekenen:
Inhoud f(x), x-as, x = a en x = b om x-as: I(V) =
b
π ∙ ∫ (f ( x )) dx
2

a
Inhoud f(x), x-as, x = a en x = b om y-as: I(V) =
b
π ∙ ∫ x dy → formule herschrijven als x = …y
2

a
Inhoud (x), g(x), x = a en x = b om x-as: I(V) =
b b
π ∙ ∫ (g ( x ) ) dx −¿ π ∙ ∫ ( f ( x )) dx
2 2

a a

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
13 / 31

H4. Vectoren √
→ Norm van een vector: |r⃗| = r = r x +r y
2 2

Scalair: (fysische) grootheid die enkel uitgedrukt


kan worden in termen van slechts 1 reëel getal
(bijv. temperatuur, massa, etc.) → geen richting

Vector: (fysische) grootheid die


gekarakteriseerd wordt door een grootte, zin en
richting (bijv. weerkaart met windrichtingen en -
sterktes) → voorgesteld door een pijl (lengte
vector bepaalt grootte, as bepaalt richting en
pijltje bepaalt de zin), vector altijd getekend in
assenkruis
Richting ≠ zin: richting = stippellijn waarop de 3D vectoren
vector ligt, zin = welke kant op de stippellijn de → Componenten:
vector op licht (bijv. naar links of naar rechts) r⃗ = ⃗
rx + ⃗
ry+⃗
rz
= rx⃗
e x + ry⃗ e y + rz⃗
ez
Vaste vector: grootte, richting, zin en oorsprong
zijn volledig bepaald = rx(1, 0, 0) + ry(0, 1, 0) + rz(0, 0, 1)
Vrije vector: oorsprong in de ruimte onbepaald = (rx, 0, 0) + (0, ry, 0) + (0, 0, rz)
Glijdende vector op een rechte: grootte, zin en = (rx, ry, rz)
richting zijn bepaald, maar de oorsprong op de → Eenheidsvectoren:
rechte niet e⃗x = ⃗ = |⃗
e x| = 1
lx = ⃗
ix= (1, 0, 0)
Grootte van een vector: ook “norm” genoemd, ey = ⃗
⃗ ly = ⃗jy = (0, 1, 0) = |⃗
e y| = 1
tussen absolute waarden, e z = l⃗ = ⃗
⃗ z kz
= (0, 0, 1) = |e⃗z| = 1
|⃗
AB| = AB met |⃗ AB| = vector en AB = getal
→ Norm van een vector:
Vector met pijltje (⃗
AB ), zonder pijltje (AB) is √
|r⃗| = r = r x2 +r y2 +r z2
scalaire waarde (= getal)
Grootte van een vector = som van de
Tegengestelde vectoren: ⃗
AB = -⃗
BA componenten in het kwadraat en daar de wortel
van
Componenten: loodrechte lijnen, parallel aan
assen Vector vermenigvuldigen met een reëel getal:
→ grootte van bijv. x- en y-component (rx, ry), als a⃗ = (az, ay, az) keer k
je x- en y-component weet, grootte van vector → ka⃗ = k(az, ay, az) = (kaz, kay, kaz)
berekenen m.b.v. Pythagoras
Vector vermenigvuldigen met negatief getal:
Eenheidsvectoren: vector in een willekeurige richting verandert niet, vector kan wel omslaan
richting, maar met grootte ‘één’ (op een gegeven (zin verandert), maar zal altijd op dezelfde as
schaal) (stippellijn) liggen
→ Componenten:
Commutativiteit: ka
⃗ = a⃗ k
r⃗ = ⃗
rx + ⃗ry
= rx⃗e x + ry⃗
ey Norm: |k ⃗a| = |k||⃗a| = |k|a (bijv. als je een
= rx(1, 0) + ry(0, 1) vector vermenigvuldigt met -2, dan is de
= (rx, 0) + (0, ry) uiteindelijke vector 2 keer de originele waarde)
=(rx, ry)
= (r cos(θ), r sin(θ)) → d.m.v. soscastoa Som van vectoren: stel u ⃗ = uxe⃗ x + uye⃗ y = (ux, uy)
e r = r⃗ /|r⃗|
→ Eenheidsvectoren: ⃗ en ⃗
v = vxe⃗ x + vye⃗ y = (vx, vy)
e⃗x = ⃗ i x =(1, 0) |⃗
lx = ⃗ e x| = 1 w = u⃗ + ⃗v
⃗ = (ux, uy) + (vx, vy) = (ux
+ vx, uy + vy) = (wx, wy)
ey = ⃗
⃗ ly = ⃗j y =(0, 1) |⃗
e y| = 1
(⃗
e y geen component langs de x-as, dus daar 0) √
Voorbeeld: x = 302 +402 = √ 2500 = 50N
(d.m.v. Pythagoras)

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
14 / 31

Vector berekenen in een driehoek die geen


rechte hoek heeft: c2 = a2 + b2 + 2abcos(θ)

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
15 / 31

Afstand tussen 2 punten: → a11 · 2⨯2 matrix waarden buiten rij & kolom

| |
a⃗ ≡ (ax, ay, az) en b⃗ ≡ (bx, by, bz) a11 a12 a 13
AB = b⃗ - a⃗
Afstandsvector: ⃗ | A| = a21 a22 a 23
=b⃗ + (-a⃗ ) a31 a32 a 33

| | | | | |
= (bx, by, bz) + (-ax, -ay, -az) a22 a23 a21 a23 a21 a22
= (bx - ax, by - ay, bz – az) = a11 - a12 + a13
a32 a33 a31 a33 a31 a32
Afstand tussen A en B = |⃗
AB| = = a11(a22a33 – a23a32) - a12(a21a33 – a23a31) +
√(b −a ) +(b −a ) +(b −a )
x x
2
y y
2
z z
2 a13(a21a32 – a22a31)
→ Telkens als je overgaat naar een hogere
kolom, vermenigvuldigen met minteken ([1]= …
Scalaire plaatsfunctie: aan ieder punt (x, y, z) van
[2]· – [3] – · –)
een gebied R in de ruimte een getal
of scalaire grootheid f(x, y, z) toegevoegd Voorbeeld:

| |
→ in R scalair veld voor f bepaald
⃗e x ⃗e y ⃗e z
Vectoriële plaatsfunctie: aan ieder punt van een ⃗
a⃗ ⨯ b = ax a y az
gebied R in de ruimte een vector ⃗V (x, y, z) bx by bz
toegevoegd → in R vectorveld ⃗ V bepaald

Scalair product: (= dot product)


⃗v · ⃗
stel ⃗
w = vx wx + vywy
v = (vx, vy) en ⃗
w = (wx, wy)
= e⃗ x
| | | | | |
a y az
b y bz
- e⃗ y
ax az
bx bz
+ e⃗ z
ax a y
bx b y
= e⃗ x (aybz – azby) - e⃗ y (axbz – azbx) + e⃗ z (axby –
w = |⃗v| · |⃗
⃗v · ⃗ w| · cos(θ ) aybx)
= vwcos(θ ) = (aybz – azby, axbz – azbx, axby – aybx)

Scalair product in 3D Grootte: absin(θ ) =

{ ⃗ =a x e⃗ x +a y e⃗ y +a z ⃗e z =(ax , a y , a z)
a √( a 2 2 2
y bz −a z b y ) +(a x b z−a z b x ) +( a x b y −a y b x )
⃗b =b x e⃗ x +b y e⃗ y +b z ⃗e z =(b x , b y ,b z )

a⃗ · b⃗ = axbx + ayby + azbz = abcos(θ ) Oefening: a⃗ = (1, 0, 0) en b⃗ = (2, 1, 2)


→ Commutativiteit: ⃗ v·⃗ w =⃗ w · ⃗v

| |
→ Loodrechte vectoren: ⃗ v·⃗w =0 e⃗ x ⃗e y ⃗e z
Voorbeeld: ⃗
v = (1, -1, 2) ⊥ ⃗w = (2, 2, 0)? ⃗
a⃗ ⨯ b = 1 0 0
→⃗v·⃗w = 1 · 2 – 1 · 2 + 2 · 0 = 0, dus ja 2 1 2

(= crossproduct)
⃗ ⨯ b⃗
Vectorieel product: c⃗ = a = e⃗ x |01 02| e⃗ |12 02| e⃗ |12 01|
- y + z

→ Grootte: |c⃗| = c = absin(θ ) = e⃗ x (0 – 0) - e⃗ y (0 – 2) + e⃗ z (1 – 0)


→ Richting: loodrecht op vlak a ⃗ ⨯ b⃗ ,
→ (0, -2, 1)
→ Zin: rechterhandregel
(duim = a⃗ , wijsvinger = b⃗ , middelvinger = c⃗ ¿
Grootte a
⃗= √ 12+ 02 +02 = 1
Determinant van een 2⨯2 matrix: A = ⃗ = √ 22+ 12+22 = 3
Grootte b

[ a11 a 12
a21 a 22 ]
→ | A| =
a11 a12
a21 a22 | |
= a11a22 – a12a21 a⃗ · b⃗ = abcos(θ ) = 3 cos(θ )
a⃗ · b⃗ = axbx + ayby + azbz
Determinant van een 3⨯3 matrix: A = =1·2+0·1+0·2=2

[ ]
a11 a 12 a13 2
geeft cos(θ ) =
a21 a 22 a23 3
a31 a 32 a33
Gradiënt van een functie: in welke richting de

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
16 / 31

functie het meest stijgt


⃗ ∂f ∂f ∂f
∇ f(x, y, z) = e⃗ x + ⃗e y + e⃗ =
∂x ∂y ∂z z

(∂f ∂f ∂f
,
∂x ∂ y ∂z
, )
→ carthesische coördinaten (kennen!)

∂f 1 ∂f
Poolcoördinaten: ⃗
∇ f(r, θ ) = ⃗e = e⃗
∂ r r r ∂θ θ

(hoef je niet te kennen)

∂f ∂f
Gradiënt in 2D: ⃗
∇ f(x, y) = ⃗e + ⃗e =
∂x x ∂ y y

( ∂∂ fx , ∂∂ fy )

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
17 / 31

Oefening: waarbij dr⃗ = dxe⃗ x + dye⃗ y + dze⃗ z


Gegeven: U(x, y, z) = 6xy +y2z
F = −⃗
Gevraagd: ⃗ ∇ U in het punt (1, 0, -2) W= ∫ ⃗F · d ⃗r = ∫ (F x dx+ F y dy+ F z dz)
C C

F = −⃗
⃗ ∇U = - , ,(
∂ U ∂U ∂ U
∂x ∂y ∂z ) Oefening:
Gegeven: krachtveld ⃗
F (x, y) = (xy, x2)
∂U
∂x
= 6y Gevraagd: bereken de arbeid W = ∫ ⃗F · d ⃗r
C
∂U
= 6x + 2yz als C bestaat uit het lijnsegment van (2, 1)
∂y naar (4, 5)
∂U
= y2
∂z
∫ ⃗F · d ⃗r = ∫ (xydx + x 2 dy )
( )
C C
∂ U ∂U ∂ U
- , , = (6y, 6x + 2yz, y2)
∂x ∂y ∂z → Zoek vergelijking van het pad
C: (y – y1)(x2 – x1) = (x – x1)(y2 – y1)
→ (1, 0, -2) invullen in (6y, 6x + 2yz, y2) zodat y = 2x – 3 met 2 ≤ x ≤ 4,

F (1, 0, -2) = -(0, 6, 0) dan is dy = 2dx

y = 2x – 3, 2 ≤ x ≤ 4
Vectoriële afgeleide: ⃗s(t) = (sx(t), sy(t), sz(t))
→ dy = 2dx invullen in integraal
d ⃗s (t)
dt
=
(
d sx d s y d sz
,
dt dt dt
, ) 4

∫ ( x (2 x−3) dx + x 2 2 dx)
2
4
Oefening:
Gegeven: r⃗ (t) = (t2 t3 + t4, 1) = ∫ (4 x 2−3 x )dx
Gevraagd: bepaal snelheid en grootte van de 2

snelheid 170
=
3
d r⃗ (t)
⃗v(t) = = (2t, 3t2 + 4t3, 0) Oefening:
dt
Gegeven:
|⃗v (t)| = √ 4 t 2 +(3 t 2 +4 t 3 )2 curve C: x = 3t – 1 en y = 3t2 – 2t
5
→ r⃗ (t) = (Acos(ωt), Asin(ωt), B) met 1 ≤ t ≤
3
d r⃗ ( t )
⃗v(t) =
dt
= (-Aωsin(ωt), Aωcos(ωt), 0) Gevraagd: ∫ ( xydx + x 2 dy )
C

|⃗v ( t )| = (− A ωsin ( ωt ) )2 + ( Aωcos ( ωt ) )2
= A ω √ sin 2 (ωt )+cos 2( ωt)
=| A ω|
t: 1 →
5
3
dan {
x :2 → 4
y :1 →5
5
(t = 1 en t = invullen in x = 3t – 1 en y =
Berekening van de arbeid via lijnintegralen: 3
Gegeven krachtveld ⃗ F (x, y, z) 3t2 – 2t)
= F x(x, y, z) x + F y(x, y, z)e⃗ y + ⃗
⃗ e⃗ ⃗ F z(x, y, z)e⃗ z
met Fx, Fy, Fz continue functies
r⃗ = xe⃗ x + ye⃗ y + ze⃗ z
{ y=3
x=2 t−1
t −26 { 2
dx=3 dt
dy=(6 t−2)dt

met x ≡ x(t), y ≡ y(t) en z ≡ z(t)


Plaatsvector voor het punt (x, y, z) op curve C ∫ ( xydx + x 2 dy )
C
=

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
18 / 31

5
3

∫ [(3 t−1)(3t 2−2 t) 3 dt+(3 t−1)2 (6 t−2) dt]


1
= … = 58

Oefening:
Gegeven: lijnsegmenten van (2, 1) naar (4, 1)
en van (4, 1) naar (4, 5)

Gevraagd: ∫ (xydx + x 2 dy )
C

Stel C van (2, 1) naar (4, 1) = C1


en C van (4, 1) naar (4, 5) = C2

{C1 : y=1
C2 : x=4
2≤x ≤4
1≤ y ≤5
dy =0
dx=0

|
4 2
∫ (xydx + x dy ) = ∫ xdx = x2
2 4=6
2
C1 2
5

∫ (xydx + x 2 dy ) = ∫ 16 dy = 64
C2 1

∫ (xydx + x 2 dy ) = ∫ ... + ∫ ... = 70


C C1 C2

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
19 / 31

Oefening:
Gegeven:
C is een deel van y = x2 tussen (0, 0) en (3, 9)

F = -ye⃗ x + xe⃗ y
Gevraagd: bereken ⃗
F langs C

W= ∫ ⃗F · d ⃗r
C

= ∫ (− ydx + xdy )
C

x variëren 0 ≤ x ≤ 3
y = x2
dy = 2xdx
3 3

∫ (−x dx + x (2 xdx)) = ∫ x 2 dx=9


2

0 0

Lijnintegraal van ⃗
V langs de kromme AB:

V varieert in grootte en richting langs AB

( )
B B

∫ V⃗ · d l⃗ = ∫ Vcos (θ) dt
A A
(AB een willekeurige kromme in een vectorveld,
dl⃗ een elementaire boog in het punt P)

Contourintegraal: AB gesloten kromme,


∮ V⃗ · d l⃗

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
20 / 31

Bepaling van de coëfficiënten:


H5. Rijen en reeksen f(x) = a0 + a1x + a2x2 + … + anxn + …
Rij van reële getallen: functie waarvan het → x = 0 invullen, machten vervallen
domein de verzameling is van positieve, gehele f ’(x) = a1 + 2a2x + 3a3x + …
getallen, genoteerd als an = f(n) → n = 1, 2, 3, … f ’’(x) = 2a2 + 6a3x + …
f(3)(x) = 6a3 + …
Termen: functiewaarden rij, genoteerd als f(0) = a0 → a0 = f(0)

{ a n }n=1 of verkort {a } n f ’(0) = a1 → a1 = f ’(0)
1
f ’’(0) = 2a2 → a2 = (f ’’(0))
Domein {n}: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, … 2
Functiewaarden {an}: 2, 4, 6, 8, 16, 32, 64, 128, … 1 (3)
f(3)(0) = 6a3 → a3 (f (0))
6
Voorbeeld: {an} = {n+n 1 } Algemeen: an =
1 (n)
f (0) zodat f(x) = f(0) + f
1 2 3 4 n!
→ termen: , , , , …
2 3 4 5 1 1 (n)
’(0) + f ’’(0)x2 + … + f (0) + …
→ Convergeert naar getal (= gaat naar getal) 2! n!
Voorbeeld: {an} = {(-1)n} Hoe verder je afgaat van het punt 0, hoe minder
→ termen: -1, +1, -1, +1, …. accuraat de functie wordt, tenzij je meer termen
→ Convergeert niet naar getal toevoegt
∞ Voorbeeld:
Reeks: oneindige som ∑ an van een rij {a }
n f(x) = sin(x) f(x) = sin(x) = 0
n =1 f ’(x) = cos(x) f ’(0) = cos(0)= 1
→ a1 + a2 + a3 + … + an f ’’(x) = -sin(x) f ’’(0) = -sin(0) = 0
f(3)(x) = -cos(x) f(3)(0) = -cos(0) = -1

∑( ) () ()

1
2 n+1
1 1 3 1 5 f(4)(x) = sin(x) f(4)(0) = sin(0) = 0
Voorbeeld: = + + +… f(5)(x) = cos(x) f(5)(0) = cos(0) = 1
n =1 2 2 2 2
f (x) = -sin(x) f(6)(0) = -sin(0) = 0
(6)

→ Even afgeleiden zijn 0, vallen weg


Voorbeeld: {an}
n x 3 + x 5 - x 7 + x 9 - x 11 + …
1 1 1 1 sin(x) = x -
met an = 1 + + +…+ =∑ 3! 5! ¿ ! 9 ! 11!
1! 2! n ! k=0 k !
1e orde MacLaurin ontwikkeling:
→ termen: 1; 2; 2,5 ; 2,6667 ; … t/m de eerste afgeleide f ’(0) = x (bijv. t/m de
→ Rij convergeert naar e (= 2,718…) derde afgeleide = 3e MacLaurin ontwikkeling)

Convergeren: som van de k eerste termen, Sk, Machtsreeks Taylor: formule van MacLaurin, “x”
nadert tot een getal S als k toeneemt (en dus niet vervangen door “x - d” en “0” vervagen door “d”
naar ± ∞ ) → f(x) bij x = d een afgeleide voor elke orde n
Divergeren: Sk nadert naar ± ∞ als k naar ∞ 2
( x−d)
f(x) = f(d) + (x – d)f ’(d) + f ’’(d) + …
Machtsreeks: oneindige reeks in de vorm 2!
∞ n
( x−d) (n)
∑ an xn = a 0 + a1x + a2x2 + … + anxn + … (= +
n!
f (d) + …
n=0
MacLaurinreeks) ∞
( x−d)n (n)
→ n-de graads polynoom, n gaat naar ∞ → f(x) = ∑ f (d )
∞ n=0 n!
→ als functie van x: ∑ an xn = f(x)
n=0
Oefening: Taylor ontwikkeling van ex in x = a?
Elke functie te schrijven als een machtsreeks f(x) 1 1
ex = ea[1 + (x – a) + (x – a)2 + (x – a)3 +
= a0 + a1x + a2x2 + … + anxn + … op voorwaarde 2 6
dat ze convergeert …]

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
21 / 31

| |
Testen of een rij/reeks convergeert/divergeert n+1
∞ ∞ x
d.m.v. test van d’Alembert: ∑ wn = ∑ an xn = lim
(n+1)
n+1

n=0 n=0 n
x

{
n→∞

wn +1
| |
n+1
n
convergent als lim <1
is
n →∞ w n

divergent als lim


| |
wn+1
>1
= lim
n→∞ | x n +1 n n+1
(n+ 1)
n+ 1
x
n |
| |
n→ ∞ wn x n +1 n n+1
= lim n+ 1
→ test geeft geen antwoord als limiet = 1 n → ∞ (n+ 1) xn

| |
→ Functie kan soms alleen op een bepaald x nn
interval gelden (precieze x-waarden m.b.v. test = lim n+ 1
n → ∞ (n+ 1)
van d’Alembert)
Belangrijke machtsreeksen: Als n → ∞ , mag je “n + 1” vervangen door “n”
1 1 1
log(1 + x) = x – x2 + x3 – x4 + … (|x| <

| |
2 3 4 xn
n
1) = lim n+ 1
n→∞ n
1
(|x| < 1)
||
= 1 – x + x2 – x3 + x4 – …
1+ x x
= lim
1 n→∞ n
= 1 + x + x2 + x3 + x4 + … (|x| < 1)
1−x
2
x + x +…
3 → x delen door ∞ is altijd 0

|nx|
ex = 1 + x +
2! 3! lim =0 (is < 1)
3 5 7
sin(x) = x -
x + x - x +… n→∞

3! 5! 7 ! Dus de reeks convergeert voor alle x-waarden


cos(x) = 1 -
x 2 + x4 - x6 + …
2! 4 ! 6 ! Convergentiebereik: de x-waarden waarvoor de
3 5 7 functie niet naar oneindig gaat
tan(x) = x +
x + 2 x + 17 x + …
Divergerend bereik: de x-waarden waarvoor de
3 15 315 functie wel naar oneindig gaat

(|x|<
π
2 ) Berekening van de convergentiestraal R:

x x2 x3
1 2 3
x
n
Voorbeeld: f(x) = 1 + 2 + 3 + …. + n +
n
1
= lim
an +1
R n → ∞ an | |

→ Reeks verkort schrijven
∞ n ∞ Oefening:
∑ nx n = ∑ wn Ga na of de reeks f(x) = 1 + 4x + 42x2 + … +
4nxn + … convergeert en bepaal de
n=0 n=0
convergentiestraal.

lim
n→∞ | |
w n+1
wn
n +1 n
lim
n→∞ | |
w n+1
wn
x x
| |
w n+1 = w
en n = n+1 4 n+1 xn +1
(n+1)n+1 n = lim
n→∞ 4 n xn

lim
n→∞ | |
w n+1
wn
= lim |4 x|
n→∞

→ kan geen limiet van n → ∞ nemen want n is

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
22 / 31

| |
weg 1 an +1
= lim
lim |4 x| = |4 x| R n → ∞ an

| |
1 2n
n→∞
= lim
Wanneer |4 x| < 1? n→∞ 2n+1 1
1 1 1
- <x< =
4 4 2

Convergentiestraal? →R=2
1
= lim
R n → ∞ an | |
an +1
Voorbeeld kansrekening:

| | 1
n+1
4 ,
= lim 1e poging levert een kans van
n→∞ 4
n 2
=4
()
2e poging levert een kans van
1 3
2
etc.
1
() () ()
3 5 7
→R= 1 1 1 1
4 Geeft totale kans = + + + etc.
2 2 2 2
1 1
Convergentie-interval: x ∈ ] - , [
4 4

Oefening:
Ga na of de volgende reeks convergeert en
bepaal het convergerende interval:
1 1
f(x) = 1 - (x + 3) + 2 (x + 3)2 + … +
2 2
1
(-1)n n
n (x + 3) + …
2
→ (-1)n valt weg dankzij absolute
waardestrepen

lim
n→∞ | |
w n+1
wn

| |
n+1 n
( x +3) 2
¿ lim n +1 n
n→∞ 2 ( x +3)
¿ lim
n→∞
| |
x+3
2

→ kan geen limiet van n → ∞ nemen, want n

is weg, dus | x+2 3|


Wanneer | x+2 3| < 1?

-5 < x < -1

Convergentiestraal:

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
23 / 31

→ Homogeen: nee
H61. 1e orde DV
d2 y dy
a +b + cy = f(x)
dx
2
dx
Oefening:
→ afhankelijke variabele (y)
→ onafhankelijke variabele (x) Gegeven:
dx ( )
dy 3
= -√ x 2+1 y = 0

Integraal: oplossing van een Gevraagd: orde, wel/niet lineair en wel/niet


differentiaalvergelijking homogeen?

Orde: hoogste afgeleide die in de vergelijking → 1e orde: maar 1 keer afgeleid


2 → niet lineair: hoogste afgeleide tot macht > 1
dN d x
voorkomt (bijv, = 1 e orde, = 2e orde) → wel homogeen: alle factoren bevatten y
dt dt 2

Oefening:
Graad: macht van de hoogste afgeleide
dy
Gegeven: lineaire DV van 1e orde = F(x, y)
Termen: delen die je optelt dx
d 2 y dy Gevraagd: alle functies y(x)
bijv. a , b , cy en f(x)
d x 2 dx dy (x)
zodat = F(x, y(x))
dx
Voorbeelden:
y’’ – 6y’ + y = x
dN
→ y = afhankelijke variabele = kN
→ x = onafhankelijke variabele dt
→ 2e orde DV (y’’ = 2e afgeleide) → 1e orde
→ 1e graad (hoogste afgeleide y’’ niet → 1e graad
verheven tot macht) → homogeen (alle 2 de termen N)
→ lineair (allebei macht 1, coëfficiënt een
2x(y’)2 + x = 6 constante)
→ 1e orde DV (y’ = 1e afgeleide)
→ 2e graad (hoogste afgeleide y’ ^2) N(t) = ekt
→ klopt, want (ekt)’ = k · ekt, k · N met N = ekt
(y’’)3 + (y’)5 + 3 = 0 geeft kekt
→ 2e orde (y’’ = 2e afgeleide)
→ 3e graad (hoogste afgeleide y’’ ^3) Voorbeeld:
dy
Gegeven: DV van 1e orde = F(x, y)
DV lineair als: zowel y als zijn afgeleiden van 1e
dx
graad en coëfficiënten (a,b,c) niet afhangen van y Gevraagd: y(x)

DV homogeen als: elke term een afhankelijke → Aanname F(x, y) = g(x)h(y)


variabele (of een afgeleide hiervan) heeft

Voorbeelden
dy
= g(x)h(y)
y’’ – 6y’ + y = x dx
→ Lineair: ja dy
= g(x)dx
→ Homogeen: nee h( y )
2x(y’)2 + x = 6 dy
→ Lineair: nee → Beide leden integreren: ∫ h( y) =
→ Homogeen: nee

y’ + y = 0
∫ g( x)dx
→ Resultaat in vorm H(y) = G(x) + c
→ Lineair: ja
→ Homogeen: ja
dy 2 x ( y−1)
Oefening: los op =
y’’ – yy’ + 1 = 0 dx x2 +1
→ Lineair: nee → 1e orde

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
24 / 31

→ 1e graad
→ lineair
→ inhomogeen (als je de formule uitwerkt
2 xy 1
krijg je 2 - 2 (tweede term geen y)
x +1 x +1
→ Alles wat met y te maken heeft naar links
(= afhankelijke variabele),
→ Rest naar rechts (= onafhankelijke
variabele)
→ Variabelen gescheiden (kan zowel bij
lineaire als niet-lineaire DV)

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
25 / 31

Oplossing: 1e orde lineaire, homogene DV oploswijze: als


dy 2 x ( y−1) variabelen scheiden niet lukt, enkel bij lineaire
= functies
dx 2
x +1 → inhomogene differentiaalvergelijking
dy 2x veranderen in een homogene
= 2 dx
y−1 x +1 differentiaalvergelijking (Q(x) = 0)
dy 2x dy
∫ y−1 = ∫ x 2+1 dx Dan
dx
+ P(x)y = 0 (→ homogene DV)

ln| y −1| = ln|x 2 +1| + c dy


→ Scheiden van veranderlijken: = -P(x)dx
e ln |y−1| = e ln |x +1|+c
2
y
→ 2 delen integreren:
| y −1| = |x 2 +1| · ec
dy
y – 1 = ± ec( x 2+ 1) ∫ y ∫
= - P( x )dx

Dus y = 1 + K( x 2+ 1) met K = ± ec (= een ln| y| = -∫ P( x )dx + C1


willekeurige constante) e ln |y|= e−∫ P (x)dx+C 1

C = arbitraire constante (tussen -∞ en +∞ → | y| = e−∫ P (x)dx e C1

kan alles zijn)


→ y = Ce−∫ P (x)dx met C = ± e C1
eC = getal tussen 0 en +∞ (en getal niet
negatief) Ce−∫ P (x)dx = Q(x)
→ C functie maken van x
1e orde DV oplossen: oneindig veel oplossingen
dankzij constante C Voorbeeld:
Zoek deintegraal van y’ + 2y = 0
dN waarbij y(1) = 0,4
Voorbeeld: los op = kN
dt
dy
→ alle N naar links, rest naar rechts + P(x)y = 0
dx
dN y = Ce−∫ P (x)dx
= kdt
dt
dN dy
∫ dt = ∫ kdt dx
=1

dus P(x)y = 2y
ln|N | = k∫ dt + C
P(x) = 2

→ C eigenlijk aan beide kanten, maar je moet Oplossing:


uiteindelijk C naar 1 kant halen en arbitraire y = C −∫ P (x)dx met P(x) = 2
e
constante + arbitraire constante = arbitraire
constante ∫ P( x )dx = ∫ 2 dx = 2x
→ Geen constante omdat er al een constante
ln|N | = k ∫ dt + C staat (CC = wikkekeurige constante^willekeurige
e ln |N | = e kt +C constante
= willekeurige constante)
|N| = e kt +C y = Ce-2x
N = ± eCekt = Kekt y(1) = 0,4
Ce-2 = 0,4
met K = ± eC (= willekeurige positieve C = 0,4e2
constante) Particuliere integraal: y = 0,4e2-2x
dus N = Kekt
1e orde lineaire, inhomogene DV Q(x) ≠ 0
dy → Reeds oplossing als Q(x) = 0: y = Ce−∫ P (x)dx
Algemene vorm: + P(x)y = Q(x)
dx → Voor algemene oplossing C schrijven als een
nog onbekende functie van x

y = Ce−∫ P (x)dx

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
26 / 31

dy dC (x) −∫ P (x)dx ex
= e – C(x)P(x)e−∫ P (x)dx
dx dx
∫ Q( x )e∫ P (x)dx
= -∫ x e dx
−x
(→ afgeleide C(x) + afgeleide e−∫ P (x)dx )
= xe-x + ex
dy dC (x) −∫ P (x)dx
= e – C(x)P(x)e−∫ P (x)dx Algemene integraal: y = ex(C + xe-x + ex)
dx dx = x + 1 + Cex
invullen in DV (
dy
dx
+ P ( x) y=Q( x ) ) Want uit y(1) = 0 volgt Ce + 2 = 0 of C = -2e-1

dC (x) −∫ P (x)dx Scheiden veranderlijken:


e – C(x)P(x)e−∫ P (x)dx dy
dx = F(x, y)
+ C(x)P(x)e−∫ P (x)dx = Q(x) dx
F(x, y) = g(x)h(y)
dC dy
→ = Q(x)e∫ P( x)dx
dx = g(x)dx
h( y )
→ Integratie van beide leden:
∫ P (x)dxdx + Γ Homogene, lineaire, 1e orde DV:
C(x) = ∫ Q( x ) e dy
+ P(x)y = 0
(Γ een willekeurige integratieconstante) dx
y = Ce−∫ P (x)dx
Oplossing:
y(x) = −∫ P (x)dx (Γ +
e ∫ Q( x )e∫ P (x)dxdx) Inhomogene, lineaire, 1e orde DV:
(→ hoef je niet van buiten te kennen) dy
+ P(x ) y=Q(x)
dx
dy
Oefening: integreer
dx
- y = ex y(x) = e−∫ P (x)dx (Γ + ∫ Q( x ) e∫ P (x)dxdx)
dy
+ P(x)y = Q(x)
dx
(Γ + ∫ Q( x ) e∫
P (x)dx
dx)

→ P(x) = -1 en Q(x) = ex invullen

y = e−∫ −dx (Γ + ∫ e x e∫ −dx dx ¿ ¿


y = ex(Γ + ∫ e x e− x dx ¿ ¿
y = e (Γ + ∫ e dx ¿¿
x 0

y = e (Γ + ∫ dx ¿ ¿
x

Algemene integraal: y = ex(Γ + x ¿

dy
Oefening: los op – y = -x met y(1) = 0
dx

→ 1e orde, 1e graad, lineair, inhomogeen


P(x) = -1 en Q(x) = -x


→ P(x) = -1 invullen in P( x )dx = dx = ∫
-x
→ P(x) = -1 invullen in e−∫ P (x)dx −e−∫ −dx =

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
27 / 31

H62. 2e orde DV 1
λ 2= (3−1) = 1
Algemene formule 2e orde lineaire DV: 2
2
d y dy Particuliere integraal: y(x) = Ae 2 x + Be x
a +b + cy = f(x)
dx 2
dx
−b
Geval 2, D = 0: λ=
2
d y dy 2a
Homogene 2e orde DV: a +b + cy = 0 Oplossingen: eλx en xeλx
dx
2
dx
Algemene integraal: y(x) = (A + Bx)eλx
d2 y dy Voorbeeld: los op y’’ + 6y’ + 9y = 0
Inhomogene 2e orde DV: a +b + cy =
dx 2
dx λ2eλx + 6λeλx + 9eλx = 0
f(x) met f(x) ≠ 0 (λ2 + 6λ + 9)eλx = 0
λ2 + 6λ + 9 = 0
Oplossen homogene 2e orde lineaire DV:
voorgestelde oplossing: y = eλx (λ = constante) D = 62 – 4 · 1 · 9 = 36 – 36 = 0
−6
→ Wanneer is y = eλx een oplossing? λ= = -3
2 2
λx d y dy
Als je y = e in a +b + cy invult en dit 0
dx
2
dx Particuliere integraal: y(x) = (A + Bx)e-3x
oplevert
1
eλx invullen in cy: ceλx Geval 3, D < 0: λ 1, 2= (−b+ √ D), maar
2a
dy λx waarden complex, niet meer reëel (want wortel
eλx invullen in b : (e )’ = λeλx → bλeλx
dx van een negatief getal)
d 2 y λx 1
eλx invullen in a : (e )’’ = λ2eλx → λ 1, 2= (−b+i √−D)
d x2 2a
aλ2eλx (i 2 = -1, dus bijv. -6 is dan 6 i 2)

{
→ aλ2eλx + bλeλx + ceλx = 0
→ (aλ2 + bλ + c) eλx = 0 −b
p=
→ aλ2 + bλ + c = 0
Herschrijven:
{
λ1 =p+ qi
λ2= p−qi
met
q=
2a
√−D
2a
Oplossingen bepaald door D en abc-formule:
−b ± √b −4 ac y(x) = Ae λ1 x + Be λ2 x
2
D = b2 - 4ac en λ=
2a = Ae (p +qi)x + Be (p−qi) x
(3 gevallen: D > 0, D = 0, D < 0) = e px (Ae iqx + Be−iqx )

Geval 1, D > 0: → e ix = cos(x) + i sin(x)

{
1 → e−ix = cos(x) - i sin(x)
(−b+ √ D)
λ1 =
2a px
e [Acos(qx) + i Asin(qx) + Bcos(qx) - i
waarden λ
1 Bsin(qx)]
λ2= (−b−√ D)
2a = e px[(A + B)cos(qx) + i (A – B)sin(qx)]
Algemene integraal y(x) = Ae λ x + Be λ x
1 2
Algemene integraal:
y(x) = e px (C1cos(qx) + C2sin(qx))
Voorbeeld: los op y’’ – 3y’ + 2y = 0
Voorbeeld:
λ2eλx - 3λeλx + 2eλx = 0 Gegeven:
(λ2 - 3λ + 2)eλx = 0 2
λ2 - 3λ + 2 = 0 d y dy
+2 + 5y = 0
dx 2
dx
D = (-3)2 – 4 · 1 · 2 = 9 – 8 = 1
beginvoorwaarden: y(0) = 1 en y’(0) = 0
1
λ 1= (3+1) = 2 Karakteristieke vergelijking:
2
λ2eλx + 2λeλx + 5eλx = 0
eλx(λ2 + 2λ + 5) = 0

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
28 / 31

λ2 + 2λ + 5 = 0

D = 22 – 4 · 1 · 5 = 4 – 20 = - 16

√ D = ± 4i
−2± 4 i
λ 1, 2= =−1± 2i
2

Algemene integraal:
y(x) = e px(C1cos(2x) + C2sin(2x))

→ Beginvoorwaarde y(0) = 1 → C1 = 1
y’(x) = e-x(-2C1sin(2x) + 2C2cos(2x)) - e-
x
(C1cos(2x) + C2sin(2x))

→ Beginvoorwaarde y’(0) = 0 → 2C2 – C1 =


1
0→ C2 =
2

Particuliere integraal:
1
y(x) = e-x(cos(2x) + sin(2x))
2

Complex getal z = a + bi gedefinieerd als


getallenpaar (a, b)

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
29 / 31

Homogene, 2e orde lineaire DV: → Homogene gedeelte oplossen:


2 y’’ + 4y’ + 3y = 0
d y dy
a +b + cy = 0 λ2 + 4λ + 3 = 0
dx
2
dx
Voorgestelde oplossing: y = eλx x = Pn(x)eαx want P1(x) e0x (α = 0)
Karakteristieke vergelijking: aλ2 + bλ + ce = 0 Karakteristieke vergelijking oplossen:
(D berekenen) D = 4
−b ± √ D λ1 = -1 en λ2 = -3
D > 0: λ 1, 2= → y(x) = Ae λ1 x + Be λ2 x
2a
Oplossing homogene gedeelte:
−b y0(x) = C1e-x + C2e-3x
D = 0: λ= → y(x) = (A + Bx)eλx
2a Particuliere integraal:
y*(x) = A0 + A1x
−b ±i √−D
D < 0: λ 1, 2= = p ± qi
2a → y*(x) = A0 + A1x invullen in y’’ + 4y’ + 3y:
→ y(x) = Ae λ x + Be λ x = e px (C1cos(qx) +
1 2 0 + 4A1 + 3(A0 + A1x) = x
C2sin(qx)) 3 A1x + (4A1 + 3A0) = x (herschreven)

{
1
A 1=
{ 3 A 1 x=x
e
Oplossen inhomogene 2 orde DV: 3 4
2 → → A0 = -
d y dy 4 A 1+3 A 0=0 4 9
Algemene vorm: a +b + cy = f(x) +3 A 0=0
dx
2
dx 3
met a, b, c zijn constanten en f(x) ≠ 0 4 1
y*(x) = - + x
Oplossing: y(x) = y0(x) + y*(x) 9 3
→ y0(x) = algemene integraal van homogene 2e
orde DV (ay’’ + by’ + cy = 0) y(x) = y0(x) + y*(x)
→y*(x) = willekeurige particuliere integraal van 4 1
inhomogene DV = C1e-x + C2e-3x - + x
9 3
We nemen aan dat f(x) = Pn(x)eαx
Oefening:
α geen wortel van aλ2 + bλ + ce = 0 Gegeven:
(α ≠ λ1,2) 2
dq
d q
→ y*(x) = Qn(x)eαx + 0,024 + 0,00008y = 0,008
α enkelvoudige wortel van aλ2 + bλ + ce = 0 dr
2
dt
(α = λ1 of α = λ2)
→ y*(x) = xQn(x)eαx Gevraagd:
α dubbele wortel van aλ2 + bλ + ce = 0 dq
q(t) als je weet q(0) = 0 en (0) = 2,96
(a.k.a. D = 0) dt
(α = λ1 en α = λ2)
→ y*(x) = x2Qn(x)eαx → Formule is een inhomogene, lineaire DV
van 2e orde
Bijv. als f(x) = 3 → α = 0, als f(x) = 3ex → α = 1
(e^1x dus α = 1) a = 1, b = 0,024, c = 8 · 10-5, d = 8 · 10-3

Karakteristieke vergelijking bekom je door eλx in → eλt invullen (niet eλx, want hier t i.p.v. x)
2
d y dy Karakteristieke vergelijking:
te vullen in a +b + cy en deze gelijk te λ2 + 0,024λ + 8 · 10-5 = 0
dx
2
dx
stellen aan 0
D = 0,000256
met Qn(x) = A0 + A1x + A2x2 + … + Anxn
λ1 = -0,02 en λ2 = - 0,004
Voorbeeld: los op y’’ + 4y’ + 3y = x
Algemene integraal homogene deel:
q0(t) = C1e-0,02t + C2e-0,004t

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
30 / 31

Oefening: los op y’’ + 5y’ – 9y = cos(2x)


→ α geen wortel van karakteristieke
Karakteristieke vergelijking:
vergelijking
λ2 + 5λ – 9 = 0
q*(t) = Q0(t)eαt = A0 (α = 0) −5 ± √ 61
λ1,2 =
2
A0 invullen in
Algemene integraal:
d2q dq y0(x) = C1e λ1 x + C2e λ2 x
+ 0,024 + (8 · 10-5)y = 8 · 10-3
dr 2
dt
0 + 0 + (8 · 10-5) = 8 · 10-3 Particuliere integraal:
A0 = 8 · 10-3/8 · 10-5 = 100 y*(x) = Acos(2x) + Bsin(2x)
(y*(x))’ = -2Asin(2x) + 2Bcos(2x)
Algemene integraal: (y*(x))’’ = -4Acos(2x) -4Bsin(2x)
q(t) = q0(t) + q*(t) = C1e-0,02t + C2e-0,004t + 100
→ Beginvoorwaarde q(0) = 0: → Invullen in y’’ + 5y’ – 9y = cos(2x)
(-4Acos(2x) -4Bsin(2x)) + 5(-2Asin(2x) +
q(0) = C1e-0,02 · 0 + C2e-0,004 · 0 + 100
= C1 · 1 + C2 · 1 + 100 = 0 2Bcos(2x)) -9(Acos(2x) + Bsin(2x))
= cos(2x)
C1 = -100 - C2
→ Herschrijven
dq (-13A + 10B)cos(2x) – (13B +10A)sin(2x) =
→ Beginvoorwaarde (0) = 2,96 geeft cos(2x)
dt

{
dq −13
(0) = C1(-0,02) + C2(-0,004) A=
dt
= (-100 - C2)(-0,02) + C2(-0,004)
= 2,96
{−13 A +10 B=1
13 B+10 A=0

B=
269
10
269
C2 = 60
Algemene integraal:
Dus C1 = -160 en C2 = 60 y(x) = y0(x) + y*(x)
1
Algemene integraal: = C1e λ1 x + C2e λ2 x + (10sin(2x) –
269
q(t) = 100 – 160e-0,02t + 60e-0,004t
13cos(2x))
Bijzondere gevallen:
Oefening: los op y’’ – 7y’ + 6y = (x – 2)ex
f(x) = k cos(αx) → y*(x) = Acos(αx) + Bsin(αx)
f(x) = k sin(αx) → y*(x) = Acos(αx) + Bsin(αx) → Rechterlid is van de vorm f(x) = Pn(x)eαx
n = 1, α = 1
Oefening: particuliere van y’’ – 9y = 2x?
Oplossingen zijn λ1 = 1 en λ2 = 2
Karakteristieke vergelijking:
λ2 – 9 = 0 → α is aan λ1 gelijk (λ1 = 1 invullen geeft 0)
λ1,2 = ±3 → α is enkelvoudige oplossing van
Q1(x)eαx karakteristieke vergelijking
= Q1(x) · 1 Algemene integraal: y’’ - 7y’ + 6y = 0
= A + Bx Karakteristieke vergelijking: λ2 - 7λ + 6 = 0

Oefening: particuliere van y’’ – 16y = x2e-x?


Karakteristieke vergelijking:
λ1,2 =
7 ±5
2

{
λ1 =1
λ2=6
λ2 – 16 = 0
λ1,2 = ±4 Algemene integraal: y0(x) = C1ex + C2e6x

Pn(x)eαx = x2e-x → 1= enkelvoudige wortel van λ2 - 7λ + 6 = 0


→ 2e graads polynoom Particuliere integraal:
-1 geen wortel van karakteristieke y*(x) = x(A0 + A1x)ex = (A0x + A1x2)ex
vergelijking (y*(x))’ = A0 + (2A1 + A0)x + A1x2)ex
(y*(x))’’ = (2(A0 + A1) + (4A1 + A0)x +
y*(x) = Qn(x)eαx A1x2)ex
= (A + Bx + Cx2)e-x
→ Invullen in y’’ – 7y’ + 6y = (x – 2)ex

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof
31 / 31

(2(A0 + A1) + (4A1 + A0)x + A1x2)ex -7(A0 +


(2A1 + A0)x + A1x2)ex) + 6((A0x + A1x2)ex) =
(x – 2)ex
-1=A1x + 2A1 – 5A0

{
9
A 0=
{2 A 1−5 A 0=−2
−10 A 1=1

A 1=
25
−1
10

x ( −110 x + 259 ) ex

Algemene integraal:
y(x) = y0(x) + y*(x)

= C1ex + C2e6x + x ( −110 x + 259 ) ex

Complex getal in rechthoekig assenkruis (Ox,


Oy), getallenpaar (a, b) bepaalt punt P in
assenkruis bepaald door coördinaten (ρ, θ)
ρ = modulus en θ = argument

(Ox, Oy) = complex vlak

Fysica m.i.v. Wiskunde (deel wiskunde) Samenvatting (b1, s1) – Lisa van de Meulenhof

You might also like