You are on page 1of 15

vwo B Samenvatting Hoofdstuk 9

Rekenregels voor machten en logaritmen

9.1
Vergelijkingen van de vorm glog(A) = glog(B)
• glog(A) = B geeft A = gB
• gA = B geeft A = glog(B)
• glog(A) = glog(B) geeft A = B
• gA = gB geeft A = B

AB = AC geeft A = 0 ⋁ B = C of een substitutie.

Controleer bij logaritmische vergelijkingen of de logaritmen van de


oorspronkelijke vergelijking gedefinieerd zijn voor de gevonden waarden.

9.1
Vergelijkingen met logaritmen

9.1
De standaardgrafiek y = gx

g>1 0<g<1
y y

Asymptoot is een lijn


waar de grafiek op den
1 duur mee samenvalt.
1

x x
O O

domein ℝ
bereik 〈0,〉
de x-as is asymptoot

9.2
De standaardgrafiek y = glog(x)

g>1 0<g<1
y y

1 1

x x
O O
1 1
stijgend

domein 〈0, 〉 dalend


bereik ℝ
de y-as is asymptoot
9.2
Transformaties toepassen op deze standaardfuncties

9.2
opgave 27
f(x) = 3x - 1 – 2 en g(x) = 4 – 3x

a f(x) = g(x)
3x - 1 – 2 = 4 – 3x
3x · 3-1 – 2 = 4 – 3x
⅓ · 3x – 2 = 4 – 3x
1⅓ · 3x = 6
3x = 4½
x = 3log(4½)

yA = g(3log(4½)) = 4 – 4½ = -½
Dus A(3log(4½)), -½).

b f(p) – g(p) = 6
3p - 1 – 2 – (4 – 3p) = 6
3p · 3-1 – 2 – 4 + 3p = 6
1⅓ · 3p = 12
3p = 9
p=2 9.2
De afgeleide van f(x) = ax
f(x) = ax geeft f’(x) = f’(0) · ax

Het getal e
In opgave 42 heb je gezien dat
1
lim(h  1)  2,718
h
h0

dus voor a ≈ 2,718 geldt


[ax]’ = 1 · ax.
f(x) = ex geeft f’(x) = ex

Zo gelden voor e ook de rekenregels voor machten

9.3
Functies met e-machten differentiëren

9.3
opgave 56a
1 2
x 2 x2
4
f(x) = e
1 2
x 2 x2
y= e 4
= eu met u = ¼x2 – 2x + 2
1 2
dy dy du x 2 x2
f’(x) =   = eu · (½x – 2) = (½x – 2) e 4
dx du dx
f’(x) = 0 geeft
1 2
x 2 x2
(½x – 2) e 4
=0 1 2
x 2 x2
½x – 2 = 0 ⋁ e 4
=0
x=4 geen opl.
1
min. is f(4) = e4 – 8 + 2 = e-2 =
e2
1
Bf =  2 , 
e

9.3
Logaritmen met grondtal e
De natuurlijke logaritme van een getal a is de logaritme van a met grondtal e,
dus ln(a) = elog(a)

Voor de natuurlijke logaritme gelden de rekenregels voor logaritmen.

9.4
Exponentiële en logaritmische functies differentiëren

9.4
opgave 66a
f(x) = 22x – 2x
f’(x) = 2 · 22x · ln(2) – 2x · ln(2)
= (2 · 22x – 2x)ln(2)
= (22x + 1 – 2x)ln(2)
f’(x) = 0 geeft
(22x + 1 – 2x)ln(2) = 0
22x + 1 – 2x = 0
22x + 1 = 2x
2x + 1 = x
x = -1

f(-1) = 2-2 – 2-1 = ¼ - ½ = - ¼


Bf = [- ¼ ,  〉
9.4
opgave 75a
10
x  10ln( x) 1
10ln( x) x 10  10ln( x)
f ( x)  geeft f '( x)  
x x2 x2
10ln( x)
f’(x) = 0 geeft 0
x
10 ln(x) = 0
ln(x) = 0
x=1
Dus A(1, 0).

Stel k: y = ax + b
10  10  ln(1)
met a = f’(1) =  10
12
k: y = 10x + b
0 = 10 + b
door A(1, 0)
-10 = b
Dus k: y = 10x - 10

9.4

You might also like