You are on page 1of 4

Systemen en Signalen: Er is gegeven in de opgave dat het systeem causaal is, dus |z| > 2.

Er is gegeven in de opgave dat het systeem causaal is, dus |z| > 2. Het gaat hier dus
om een rechts signaal. Om de inverse z-transformatie te bepalen, maken we gebruik
Oude examenvragen van de gekende z-transformaties van een machtreeks ‘naar rechts’ en een afgeleid
signaal.
Merk op dat de breuken hier niet volledig mee overeenkomen, in de teller ontbreekt
1 Signalen en Systemen namelijk een factor z. Deze breuken zijn dus de z-transformaties van de tijdsverschoven
originele signalen machtreeks ‘naar rechts’ en afgeleid signaal. Door ook de eigenschap
1. (d). We weten dat de z-getransformeerde van de uitgang y gelijk is aan het product tijdsverschuiving toe te passen, krijgen we
van de z-getransformeerden van het impulsantwoord h en ingang u. Uit de gegeven
ingang en uitgang krijgen we de volgende z-getransformeerde (let op het GAC!): h(n) = 2 · 1(n−1) H(n − 1) + (n − 1) · 2(n−1) − 2 · 2(n−1) H(n − 1)

α β γ = (2 + (n − 3)2(n−1) )H(n − 1)
Y (z) = + + met |b| < |z| < min(|a|, 3)
1 − az −1 1 − bz −1 1 − 3z −1 3. (c). Gelijkaardig aan oefening 1 weten we dat Y = HU . De z-getransformeerde van
en de ingang is hier
1 z
U (z) = U (z) =
1 − 13 z z−1
Om de overdrachtsfunctie te bepalen, zullen we in deze oefening eerst de onbekenden
De transferfunctie kunnen we afleiden uit de differentievergelijking en is:
a1 , a2 , b0 en b1 moeten bepalen met behulp van de gekende waarden voor het
−2 + 29 −1
− 12z −2 impulsantwoord. Per definitie is het impulsantwoord van een systeem de uitgang die
2 z
H(z) = we krijgen bij het aanleggen van een Dirac-impuls als ingang, dus
z −1 − 52 z −2 + z −3
h(n) + a1 h(n − 1) + a2 h(n − 2) = b0 δ(n) + b1 δ(n − 1)
Aangezien geldt dat Y = HU , krijgen we na het uitvoeren van de vermenigvuldiging
en na splitsing in partieelbreuken: Als we hierin de waarden 0 t.e.m. 3 invullen voor n, krijgen we dat a1 = 2, a2 = −3,
b0 = 1 en b1 = 1. Zo krijgen we voor de transferfunctie
−81 42
18 5 10
Y (z) = H(z)U (z) = + + 1 + z −1 z2 + z
1 − 2z −1 1 − 3z −1 1 − 12 z −1 H(z) = =
−1
1 + 2z − 3z −2 (z − 1)(z + 3)
Met wat we weten over het GAC van Y , weten we dat b kleiner is dan zowel a als 3. Vervolgens kunnen we Y = U H berekenen en splitsen in partieelbreuken:
Dit betekent dus dat b = 12 . Aangezien β de waarde is die in de teller staat van de
breuk waarbij b in de noemer staat, is β = 42
10 , wat leidt tot antwoord (d). z2 + z 1 5 3
Y (z) = z = z( + + ) = antwoord (c)
2. (b). Met het gegeven toestandsmodel kunnen we de overdrachtsfunctie berekenen als (z − 1)2 (z + 3) 2(z − 1)2 8(z − 1) 8(z + 3)
H(z) = C(zI − A)−1 B + D. Als we eerst (zI − A)−1 berekenen krijgen we
4. (a). Deze oefening is analoog aan oefening 2, met
 1
0 0

z−1
 1 
1 1 0 0
(zI − A)−1 =  0 z−1
(z−2)2
(zI − A)−1 =  0 z−2 1
z−2

2

0 0 1 z −4z−5 z 2 −4z−5
z−2 9 z−2
0 z 2 −4z−5 2
z −4z−5
Voor H(z) krijgen we dan Voor H(z) krijgen we dan
2 2 2 1 z+1 1 1
H(z) = C(zI − A)−1 B + D = + 2
− H(z) = C(zI − A)−1 B + D = + = +
z − 1 (z − 2) z−2 z − 1 z 2 − 4z − 5 z−1 z−5

1
Ook hier is gegeven dat het systeem causaal is, dus |z| > 5. Het gaat hier dus om 6. (d). Zoals in oefening 1 weten we dat Y = HU . De z-getransformeerde van de ingang
een rechts signaal. Net zoals in oefening 2 wordt ook hier gebruikgemaakt van de is hier
eigenschap van tijdsverschuiving. Zo krijgen we 3z
U (z) =
z−1
h(n) = 1(n−1) H(n − 1) + 5(n−1) H(n − 1) = antwoord (a)
De z-getransformeerde van de uitgang kan nu berekend worden en gesplits worden in
5. (a). De transferfunctie van S1 kan steeds geschreven worden als een som van breuken partieelbreuken zoals in oefening 1. In deze oefening is het echter niet nodig om alle
van volgende vorm waarbij bij elke waarde n een pool an , een teller Tn , en een macht tellers te berekenen. Aangezien
αn in de noemer hoort:
m a b c
X Tn Y (z) = + 1 + 1
H1 = z−1 z− z+
n=0
(z − an )αn 2 3

Aangezien in S2 elk delayblokje door 2 delayblokjes in cascade kan vervangen worden, en het systeem is causaal, zal de uitgang er als volgt uitzien (zoals in oefening 2
kan de transferfunctie van S2 gelijkaardig opgeschreven worden als die van S1 , maar wordt ook gebruikgemaakt van de eigenschap van tijdsverschuiving):
wordt de z vervangen door z 2 :
1 1
m y(n) = aH(n − 1) + b( )(n−1) H(n − 1) + c(− )(n−1) H(n − 1)
X Tn 2 3
H2 =
n=0
(z − an )αn
2
De regime-uitgang is dan
(1) Aangezien gegeven is dat i een pool is, kunnen we stellen dat in S1 een term lim y(n) = a
n→+∞
(z − i)αn voorkomt in de noemer van één van de termen. In S2 zal dan in de
Het is dus enkel nodig om de teller a te berekenen:
corresponderende term de term z 2 − i voorkomen in de noemer. Berekenen
van de pool doe je via z 2 − i = 0. Als we de complexe getallen z en i anders a = lim ((z − 1)Y (z)) = −27
voorstellen en i naar het rechterlid brengen: z→1

π
e2θi = e( 2 +2kπ)i 7. (b). Deze oefening is analoog aan oefening 2, met

wat leidt tot


 1 1
0

π z−2 (z−2)(z−1)
θ = + kπ (zI − A)−1 =  0 1
0 
4 z−1
1
5π 0 0
Hieruit kunnen we zien dat voor H2 een pool eθi = e 4 bestaat voor k = 1. z−2

(2) Aangezien S1 causaal en BIBO-stabiel is, geldt


Voor H(z) krijgen we dan
1 > max(|an |)
n 1 1 1
H(z) = C(zI − A)−1 B + D = + − +1
waarbij maxn (|an |) de modulus van de pool van S1 met de grootste modulus z − 2 (z − 2)(z − 1) z − 1
voorstelt. en na verdere splitsing in partieelbreuken
Aangezien S1 causaal is en er enkel extra delayblokjes toegevoegd worden om S2
te bekomen, is S2 ook causaal. Voor BIBO-stabiliteit van S2 moet dus gelden 2 2
dat H(z) = − +1
√ z−2 z−1
1 > max(| an |)
n
p Ook hier is gegeven dat het systeem causaal is, dus |z| > 2. Het gaat hier dus
wat volgt uit het feit dat 1 > maxn ( |an |) > maxn (|an |). om een rechts signaal. Net zoals in oefening 2 wordt ook hier gebruikgemaakt van

2
de eigenschap van tijdsverschuiving. Bovendien wordt ook gebruikgemaakt van de 10. (d). De transferfunctie wordt gevonden uit de differentievergelijking:
inverse z-transformatie van een constante term. Zo krijgen we
1 + z −1 1 + z −1
H(z) = =
h(n) = 2 · 2(n−1) H(n − 1) − 2 · 1(n−1) H(n − 1) + an δ(n) 9 + 12z −1 + 4z −2 9(1 + 23 z −1 )2
De ingang heeft een z-getransformeerde
Hierbij is a een willekeurig gekozen getal. Als we kiezen dat a = 2, kunnen we verder
vereenvoudigen door gebruik te maken van de eigenschappen van de Heaviside functie 1 1
U (z) = +
en Dirac impuls: 1 − z −1 1 − αz −1
Y = HU , en dus
h(n) = 2n H(n − 1) − 2H(n − 1) + 2n δ(n) = 2n H(n) − 2H(n − 1)
1 1
8. (c). Een LTI-systeem is BIBO-stabiel a.s.a. de eenheidscirkel binnen het GAC ligt. Y (z) = H(z)U (z) = H(z) + H(z) = Y1 (z) + Y2 (z)
1 − z −1 1 − αz −1
Voor een causaal systeem betekent dit dat alle polen binnen de eenheidscirkel moeten
liggen. De polen van de transferfunctie H(z) kunnen vereenvoudigd worden tot: Splitsen in partieelbreuken geeft dat
1 1 1 1
1 Y1 (z) = (a1,2 2 −1 2 + a1,1 2 −1 + a2,1 1 − z −1 )
λ1 = 3a, λ2 = 9 (1 + 3 z ) 1 + 3z
2
en
λ2 is constant en ligt binnen de eenheidscirkel, |λ1 | < 1 ⇐⇒ a < 13 . Hieraan is 1 1 1 1
Y2 (z) = (b1,2 + b1,1 + b2,1 )
voldaan voor a ∈ { 41 , 15 }; er zijn dus twee mogelijke a-waarden. 9 (1 + 23 z −1 )2 1 + 23 z −1 1 − αz −1
9. (b). De differentievergelijking kan voorgesteld worden als een LTI-systeem met als Omdat het limietgedrag gevraagd werd, bekijken we eerst de invers getransformeerde
transferfunctie vooraleer elke onbekende uit te rekenen. Enkel de inverse van 1−z1 −1 , namelijk
n 7→ H(n), convergeert naar 1, de andere termen convergeren naar 0 (voor de
1 + z −1 termen met een kwadratische noemer, gebruik je zowel de afleidingseigenschap als
H(z) =
α + 2z −1 + z −2 de verschuiving om de inverse te vinden). a2,1 wordt met de formules op pagina 131
√ eenvoudig gevonden als a2,1 = 1825 , wat betekent dat de enige term in y(n) in de limiet
en heeft polen voor z = [−1± 1 − α]−1 . Om causaal en BIBO-stabiel te zijn, moeten de volgende is: 19 18 Deze convergeert naar 19 18 2
25 H(n). 25 = 25 .
alle polen binnen de eenheidscirkel liggen. Er kunnen twee gevallen onderscheiden 11. (a). De signalen u en y hebben een z-getransformeerde
worden:
Geval 1: er zijn twee reële polen als 1 − α√≥ 0 ⇐⇒ α ≤ 1. Één pool ligt steeds 1
z 7→ U (z) =
binnen de eenheidscirkel (immers, | − 1 − 1 − α| ≥ 1, enkel het geval α = 1 met 1 − 51 z −1
twee polen op −1 voldoet niet). Voor de andere pool kunnen we bepalen dat deze
en
binnen de eenheidscirkel zal liggen zodra α < −3. Met andere woorden, als α ≤ 1 z −1
dan moet α < −3; geen enkele gegeven α-waarde kleiner dan 1 voldoet hieraan. z 7→ Y (z) =
(1 − z −1 )2
Geval 2: er zijn twee complexe polen (symmetrisch t.o.v. de reële as) als√ 1−α <
0 ⇐⇒ α > 1. In dit geval kunnen we de polen herschrijven als [−1 ± i α − 1]−1 , Het verband tussen beide signalen is de transferfunctie: Y = HU ⇐⇒ H = YU ; dit
waaruit volgt dat de norm van beide polen gelijk is aan √1α . Met andere woorden, uitwerken geeft
voor elke α > 1 zal deze norm steeds kleiner zijn dan 1 en wordt er dus een causaal, z −1 − 15 z −2
H(z) =
BIBO-stabiel systeem gevonden. 1 − 2z −1 + z −2
Er wordt dus een causaal, BIBO-stabiel systeem gevonden α ∈] − ∞, −3[∪]1, +∞[; Een lineaire differentievergelijking die hiermee correspondeert, kan gevonden worden
de enige α-waarde die voldoet is α = 2. door identificatie met (7.10) in de cursus.

3
12. (b). In het tijdsdomein: x(n) moet een rekenkundige rij vormen, wat betekent dat 14. (c). De transferfunctie H horende bij S kan geschreven worden als H(z) =
x(n + 1) = x(n) + K, K ∈ R. De vergelijking laat toe om na de gevraagde x(0) nog H1 (x)H1 (z) = (H1 (z))2 , met H1 de transferfunctie horende bij S1 . Verder is
twee waarden te berekenen: h gegeven en kan deze verder uitgewerkt worden tot twee gekende signalen:
x(1) = 3x(0) + 0 h(n) = nH(n) + 1H(n). De transferfunctie hiervan wordt berekend (met signa-
x(2) = 3x(1) + 1 len 1 en 7 in de tabel): H(z) = ( 1−z1 −1 )2 . Hieruit volgt onmiddellijk de inverse
h1 (n) = H(n).
Nu moet x(1) − x(0) = x(2) − x(1) = K ∈ R. Uitwerking geeft
x(1) − x(0) = 2x(0)
x(2) − x(1) = 2x(1) + 1 = 6x(0) + 1
en nu moet dus 2x(0) = 6x(0) + 1(= K ∈ R) waaruit volgt dat x(0) = − 41 moet zijn.
In het transformatiedomein: Transformeren van de differentievergelijking (met be-
hulp van 7.12) geeft
z
zX(z) − zx(0) = 3X(z) +
(z − 1)2
(hierbij werd de transformatie van nH(n), in functie van z i.p.v. z −1 , gevonden via
eigenschap 7 in Sectie 5 van Hoofdstuk 7). De vergelijking wordt verder uitgewerkt
tot
z z
X(z) = x(0) +
z − 3 (z − 1)2 (z − 3)
waaruit (na het splitsen van de tweede term in partieelbreuken) snel gevonden wordt
dat
1 1 1
x(n) = x(0)3n H(n) + 3n H(n) − nH(n) − H(n)
4 2 4
Er wordt gevraagd dat dit een rekenkundige rij wordt, m.a.w., ∀n ≥ 0 : x(n + 1) =
x(n) + K, K ∈ R. Uitwerking geeft dat
1 1
x(n + 1) − x(n) = K = (2x(0) + )3n −
2 2
Aangezien K constant is, moet de term met 3n wegvallen, of dus x(0) = − 14 .
13. (a). Het impulsantwoord kan in één lijn geschreven worden als h(n) =
q n sin(nπ/6)H(n) of dus na het schrijven van de sinus als som van exponentiëlen:
1 1
h(n) = (q exp(iπ/6))n H(n) − (q exp(−iπ/6))n H(n)
2i 2i
Dit zijn twee machtreeksen ‘naar rechts’; na gelijkstellen van de noemers en uitwerken
tot één rationale vorm, wordt gevonden dat
q −1
2z
H(z) = √
1−q 3z −1 + q 2 z −2
Het diagram kan opgesteld worden zoals in Sectie 9.3 in Hoofdstuk 3.

You might also like