Professional Documents
Culture Documents
B (3 pt) Vul in: aan wie of waaraan, op wie of waarop, met wie of
waarmee, naar wie of waarnaar, van wie of waarvan, over
wie of waarop.
4. met wie
5. waarmee
6. op wie
25.
a: Toen ik de vacature bekeek, bleek er een fout in de tekst te zitten.
b: foutieve beknopte bijzin
26.
a: Het leukste wat ik nog weet van mijn vakantie is de silent disco.
b: verwijsfout
27.
a: Het land Zuid-Afrika is een land dat veel mooie natuurgebieden kent.
b: verwijsfout
28.
a: De media hebben altijd een slecht woord over voor de popzanger
Justin Bieber.
b: incongruentie
29.
a: Ik kijk niet uit naar de toetsweek, omdat ik geen zin heb om wekenlang
te moeten blokken.
b: onjuist begrenzen
30.
a: Ik wil voorkomen dat je in de criminaliteit terecht komt.
b: dubbele ontkenning
31.
a: Door mijn lage cijfer voor wiskunde zit ik echt in zak en as.
b: contaminatie
32.
a: Ik denk dat ik dat meisje uit 3H1 mee uitvraag als ik haar nummerkrijg.
b: dat/als-constructie
33.
a: De bejaarde had wel zin in een lekker kopje koffie.
b: tautologie