1. Toen ik een auto had 36. Toen ik met de bus ging
37. Toen ik met de auto ging 2. Toen ik op vakantie was 38. Toen ik ging slapen 3. Toen ik naar huis ging 39. Toen ik thuis was 4. Toen ik werk had 40. Toen ik weg was 5. Toen ik naar de dokter ging 41. Toen ik ging lopen 6. Toen ik ziek was 42. Toen ik op school was 7. Toen ik honger had 43. Toen ik bukte 8. Toen ik dorst had 44. Toen ik knielde 9. Toen ik een fiets had 45. Toen ik pijn had 10. Toen ik een klein kind had 46. Toen ik geen geld had 11. Toen ik vrij was 47. Toen ik klein was 12. Toen ik niet vrij was 48. Toen ik in het buitenland was 13. Toen ik ging werken 49. Toen ik begon met werken 14. Toen ik aan het lezen was 50. Toen ik solliciteerde 15. Toen ik het druk had 51. Toen ik boos was 16. Toen ik hoofdpijn had 52. Toen ik vrolijk was 17. Toen ik telefoon had 53. Toen ik wegging 18. Toen ik belde 54. Toen ik mijn bril op deed 19. Toen ik tijd had 55. Toen ik ging winkelen 20. Toen ik geen tijd had 56. Toen ik te laat kwam 21. Toen ik een prijs had 57. Toen ik sliep 22. Toen ik geld had 58. Toen ik belde 23. Toen ik het koud had 59. Toen ik het begreep 24. Toen ik het warm had 60. Toen ik het leuk vond 25. Toen ik geen eten had 61. Toen ik het kocht 26. Toen ik geen vervoer had 62. Toen ik het zag 27. Toen ik met openbaar vervoer ging 63. Toen ik verdrietig was 28. Toen ik de buurman zag 64. Toen ik terugkwam 29. Toen ik het wist 65. Toen ik sprak 30. Toen ik het te duur vond 66. Toen ik onderweg was 31. Toen ik de huur niet had betaald 67. Toen ik vertrok 32. Toen ik ging wandelen 68. Toen ik uitkering had 33. Toen ik weer beter was 69. Toen ik getrouwd was 34. Toen ik ziek was 70. Toen ik alleen thuis was 35. Toen ik verkouden was 71. Toen ik in de auto zat Toen