You are on page 1of 5

Lerarenopleiding Thomas More Kempen

Campus Turnhout Campus Vorselaar


Campus Blairon 800 Lepelstraat 2
2300 Turnhout 2290 Vorselaar
Tel: 014 80 61 01 Tel: 014 50 81 60

Ontwerp leeractiviteit
Naam student(en): Michael Meiners
Opleiding: Educatieve Bachelor Lager Onderwijs Niveau 1☐ 2☒ 3☐
Stageschool: Sint – Ludgardis Schilde Mentor(en) Gitte Speltincx
Leerlingen: Leerjaar/groep 6B Aantal leerlingen 24
Leergebied(en): Wiskunde
Kies
Kies
Onderwerp Getallenkennis: Blok 10 Les 111 De ongelijke verdeling uitvoeren als de som en het verschil gegeven zijn.
activiteit: ☐ Nieuwe leerstof ☒ Herhaling ☐ Andere:
Timing: Datum Begin- en einduur
Doelen: Situering in het leerplan (ca. 4 leerplandoelen)

IVds5 Bewust omgaan met consumeren

WDlw3 Wiskundige problemen oplossen in betekenisvolle situaties binnen en


buiten de klas en de redeneringen daarbij onderbouwen, vergelijken,
bijsturen, weergeven en beoordelen
• 9-12j Typevraagstukken over schaal, gemiddelde, recht en omgekeerd
evenredig, bruto-netto-tarra, mengsels, winst-verlies, prijsberekening, korting,
verhoudingen, ongelijke verdeling, afstand en afstand-tijd-snelheid oplossen en
deze begrippen aan de hand van betekenisvolle voorbeelden illustreren

Focusdoel
De leerlingen kunnen vraagstukken oplossen van ongelijke verdeling waarbij de som en het verschil gegeven
zijn.
Concretisering focusdoel (ca. 4 doelen)
1. De leerlingen kunnen het begrip “ongelijke verdeling” benoemen en kritisch bekijken.
2. De leerlingen kunnen een ongelijke verdeling waarbij de som en het verschil van de 2 delen gegeven
zijn, schematisch voorstellen.
3. De leerlingen kunnen de ongelijke verdeling uitvoeren als de som en het verschil van de twee delen
gegeven zijn.

Gedifferentieerde doelen
1. De leerlingen kunnen de ongelijke verdeling uitvoeren als de som en het verschil van de drie delen
gegeven zijn.
2. De leerlingen kunnen zonder schematische voorstelling de juiste abstracte bewerking selecteren bij
een ongelijke verdeling als de som en het verschil gegeven zijn

3. De leerlingen kunnen de ongelijke verdeling uitvoeren als de som en het verschil van de delen
gegeven zijn in een vraagstuk rond metend rekenen
4. De leerlingen kunnen zelf een rekenverhaal verzinnen waarbij enkele criteria gegeven zijn.

Thomas More Kempen – Lerarenopleiding Pagina 1


Beginsituatie: Inhoudelijke beginsituatie
De leerlingen hebben in het 5de leerjaar kort gewerkt rond ongelijke verdelingen waarbij de som en het
verschil van de delen gegeven zijn. Dit werd niet meer herhaald tot op heden.

Deze les is opgebouwd volgens het BHV-model.


➢ Oriënteringsfase
➢ 2 oefeningen klassikaal waarbij de leerlingen veel moeten verwoorden.
➢ Diagnostische toets. Bij vraag 1 wordt het schema nog gegeven, bij de andere 2 oefeningen moet ze
het schema zelf maken.
➢ Mini klasje met de leeuwenbundel. Deze oefeningen gaan echt terug naar de basis + gebruik van
rekenwijzer (pg 21) en een extra onthoudblaadje (zie bijlage). Eerst worden er oefeningen gemaakt
op het selecteren van het juiste schema. Nadien enkele basisoefeningen waarbij de leerlingen zelf
het schema moeten maken samen met hun rekenwijzer/onthoudblaadje. Deze oefeningen bevatten
de basisdoelen van ongelijke verdeling in 2 delen.
➢ 2 werkbundels (wolven en tijgers) waarbij de leerlingen zelfstandig werken. Het resultaat van hun
diagnostische toets bepaalt welke bundel gemaakt zal worden. In deze 2 bundels zitten naast de
basisdoelen ook de gedifferentieerde doelen verwerkt. De tijgerbundel kent nog een extra
differentiatie (doel 3 en 4 van de gedifferentieerde doelen: een oefening waarbij er een vraagstuk
is rond metend rekenen en waarbij de leerlingen zelf een rekenverhaal moeten schrijven.
Leefwereld van de leerlingen
Leerlingen van het 6de leerjaar kunnen reeds zeer kritisch zijn. Zij worden dagelijks geconfronteerd met
ongelijke verdelingen. Waarom moeten sommige leerlingen soms meer oefeningen maken dan andere?
Waarom mogen sommige leerlingen soms hulpmiddelen gebruiken bij een les en andere niet? Is een
ongelijke verdeling altijd oneerlijk?
Organisatorische beginsituatie
In het begin van de les behoudt de leerkracht de gewone klasopstelling. Na de diagnostische toets houdt de
leerkracht een verlengde instructie in de vorm van een mini-klasje.
Gedifferentieerde beginsituatie van de leerlingen
De leerlingen zijn normaal ingedeeld in 3 niveaugroepen. Matroos, kapitein en piraat.

Voor deze les volgens het BHV model wordt eerst gekeken naar de resultaten van de diagnostische toets.

Onderstaande aandachtspunten blijven wel belangrijk.


➢ Leerlingen die wiskundig minder sterk zijn: Annelies, Robbe, Adrian, Benyamin, Noa en Noah.
➢ Benyamin en Jack werken nonchalant en vullen hierdoor niet altijd de berekening, het schema, … in.
Hier moet de leerkracht extra aandacht aan besteden.
➢ Chloë heeft een versneld rekentraject. Zij start zonder instructie aan de leeuwenbundel. Uiteraard
mag zij zelf kiezen om de instructie(s) mee te volgen, maar normaal gezien zal dit niet nodig zijn.

Teamteaching:
Inhoudsanalyse: Carlo en Jacob hebben samen 15 knikkers. Voor iedere 2 knikkers die Jacob heeft, heeft Carlo 3 knikkers.

V : Hoeveel knikkers heeft ieder?

Thomas More Kempen – Lerarenopleiding Pagina 2


Carlo en Jacob hebben samen 15 knikkers. Carlo heeft 3 knikkers meer dan Jacob.

Vraag : Hoeveel knikkers heeft ieder?

Schema:

Jacob 6
Gelijke delen Ongelijke deel
15 = (15 - 3) : 2
Carlo 6 3
Controle:

12 – 9 = 3

6 + 9 = 15

Antwoord : Jacob heeft 6 knikkers en Carlo heeft 9 knikkers.

Gebruikte bronnen: Reken Maar, blok 10, les 111, de ongelijke verdeling uitvoeren als de som en het verschil gegeven zijn.
Handleiding p. 28 – 34
Werkboek p. 52 -54
Bijlagen: Bordplan
Diagnostische toets
Werkbundels (leeuwen, wolven en tijgers)
Correctiesleutel van elke werkbundel
Onthoudblaadje
Materiaal: Paaseitjes, wisbordjes, rekenwijzer

Terugblik Hebben alle leerlingen het focusdoel/lesdoelen bereikt?


leeractiviteit:
Wat liep goed?

Wat kon beter?

Feedback van mentor op voorbereiding:

Thomas More Kempen – Lerarenopleiding Pagina 3


VERLOOP LEERACTIVITEIT
Oriëntatiefase
Timing: De leerkracht start de les en heeft 14 kleine paaseitjes bij. De leerkracht geeft 1 leerling 5 paaseitjes en de andere
leerling 9 paaseitjes, de leerlingen tellen mee.

Kernvragen:
➢ Vinden jullie deze verdeling eerlijk?
➢ Heb ik de paaseitjes gelijk verdeeld?
➢ Wie weet nog hoe we zo’n verdeling noemen?
➢ Kunnen jullie zelf nog voorbeelden geven van ongelijke verdelingen uit de actualiteit?

➢ Is een ongelijke verdeling altijd oneerlijk?

Leerfase 1 (verwervings- / verwerkingsfase)


Timing: De ongelijke verdeling in 2 delen : klassikale instructie oefening 1

De leerkracht laat twee leerlingen naar voren komen en moeten beide een getal kleiner dan 100 op een blaadje
noteren. Beide leerlingen moeten dan de som en het verschil tussen hun getallen berekenen.

De leraar gebruikt het tabblad op het digibord.

Thomas More Kempen – Lerarenopleiding Pagina 4


De leraar verdeelt de wisbordjes en laat hen per 3 uitrekenen. De leerlingen moeten hun antwoord op het wisbordje
schrijven.
Nadien bespreekt de leerkracht het stappenplan met de leerlingen.

Kernvraag:
➢ Kennen jullie nog het schema waarmee je dit soort vraagstukken kan oplossen?

De leerkracht laat het schema zien en vult deze stap voor stap samen met de leerlingen in (oefening 1 werkboek)

Kernvragen:
➢ Wat weten we over de som? (63) – waar schrijven we die in ons schema?
➢ Wat weten we over getal 2? (die is 13 meer dan getal 1). Waar schrijven we die 13? Hoe noemen we dat
deel? (ongelijke deel)
➢ Hoeveel blijft er van het getal over om nog gelijk te verdelen? (63 – 13 = 50)
➢ Over hoeveel getallen moeten we dit deel verdelen? (2)
➢ Hoeveel bedraagt de gelijke verdeling? (50:2 = 25)
➢ Hoeveel is getal 1?
➢ Hoeveel is getal 2?
➢ Kunnen we dit nu controleren? Hoe? Welke 2 stappen moeten we altijd doen?
o Eerst controleren we de 2 getallen onderling. Is getal 2 effectief 13 meer dan getal 1?
o Wat is de som van de 2 getallen? Is deze 63?

Leerfase 2 (verwervings- / verwerkingsfase)


Timing: De ongelijke verdeling in 2 delen : klassikale instructie oefening 2

De gemeentelijke basisschool krijgt van het stadbestuur 2500 euro om tablets te huren. Dat bedrag wordt verdeeld
onder de kleuterschool (K) en de lagere school (L). De kleuterschool krijgt 500 euro minder dan de lagere school.
Hoeveel euro krijgt elk?

Kernvragen:
➢ Wat weten we over dit vraagstuk?
➢ Welk bedrag krijgt de gemeentelijke basisschool? (2500 euro)
➢ Hoe wordt dit bedrag verdeeld? (Kleuterschool krijgt 500 euro minder)
➢ Hoe bouwen we ons schema op?
➢ Wat doen we met die 500 euro? Bij wie schrijven we die bij? Als we zeggen: A krijgt 500 euro minder dan B,
hoe kunnen we dit nog anders verwoorden? B krijgt dan… ?
➢ Waar moeten we die 500 dan schrijven? Hoe noemen we dit deel?
➢ Hoeveel blijft er nog over om gelijk te verdelen?
➢ Hoeveel is het gelijke deel dan? Waar schrijven we dit?
➢ Hoeveel krijgt de kleuterschool?
➢ Hoeveel krijgt de lagere school?
➢ Kunnen we dit controleren? Hoe?

De leerlingen kijken in hun werkboek naar oefening 2. Welk schema moeten we dan aanduiden jongens en meisjes?
Leerfase 3 (verwervings- / verwerkingsfase)
Timing: De leerlingen hebben nu 2 oefeningen klassikaal gemaakt. De leerkracht neem nu een diagnostische toets af.
Uiteraard wordt dit zo niet vermeld door de leerkracht. De leerlingen maken 3 oefeningen (zie bijlage). Nadien krijgen
zij de correctiesleutel. De leerlingen verbeteren zelf hun oefeningen.

De uitslag van deze toets bepaalt het verdere verloop voor elke leerling.

Indien:
• 2 fouten of meer = verlengde instructie (miniklasje) + leeuwenbundel = enkel basisdoelen
• 1 fout = zelfstandig werken in de wolvenbundel = basisdoelen + gedifferentieerde doelen 1 - 2
• 0 fouten = zelfstandig werken in de tijgerbundel = basisdoelen + gedifferentieerde doelen 1 – 3

Slotfase
Timing: Om af te ronden deelt de leraar een exit-card uit.

Thomas More Kempen – Lerarenopleiding Pagina 5

You might also like