You are on page 1of 8

Hoofdstuk 3 : De belangrijkste beenderen en gewrichten van het lichaam

Doelstellingen van dit hoofdstuk


Aan het einde van dit hoofdstuk moet je in staat zijn om de belangrijkste beenderen en gewrichten van het
menselijk lichaam te onderscheiden en de bewegingsmogelijkheden te bespreken.
3.1 Inleiding
In zowat alle naslagwerken over anatomie is een gedetailleerde beschrijving van alle botten van het
menselijk lichaam terug te vinden. Op elk bot zijn immers groeven, knobbeltjes, kammetjes, enz terug te
vinden. Zij hebben elk een specifieke benaming en bieden een aanhechtingsplaats voor spieren. De
Instructeur B / Trainer B heeft geen behoefte aan deze details. We beperken ons tot een ruwe beschrijving
van de vorm van het bot, verduidelijkt met een schets. Na de beschrijving van de voornaamste beenderen
bekijken we hun onderlinge verbindingen. De bouw van de (voor de sport) belangrijkste gewrichten
wordt kort toegelicht. Bovendien gaan we na of de structuur van het gewricht veel beweging toelaat of
niet.
Yoga beoefenen is vaak bewegen! Het is dan ook belangrijk dat de yogaleraar begrijpt HOE de mens beweegt.
3.2 De romp
Alle belangrijke organen van het menselijk lichaam zitten veilig opgeborgen in de romp (longen, hart,
lever, enz). Eén van de belangrijkste functies van de romp is immers het beschermen van deze vitale
organen. Bovendien geeft het "vorm" aan ons lichaam. Deze beschermingsfunctie is in vele sporten zeer
voornaam, denk maar aan alle sporten waar veelvuldige lichamelijke contacten zijn.
Dorsaal zicht Ventraal zicht

Figuur 4 : Situering van de romp : dorsaal en ventraal zicht

3.2.1 Beenstukken
 Borstbeen (Sternum)
 Wervelkolom (Columna Vertebralis)
 Ribben (Costae)

9
3.2.1.2 De wervelkolom (columna vertebralis)
De wervelkolom is opgebouwd uit maar liefst 24 wervels. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de
halswervels (7, vertebrae cervicales), de borstwervels (12, vertebrae thoracales) en de lendenwervels (5,
vertebrae lumbales). Het heiligbeen en het staartbeen bestaan uit een vergroeiing van enkele wervels,
waardoor het totaal aantal 33 wervels bedraagt.
De kromming van de wervelkolom naar achter wordt kyphose genoemd (bult), naar voor is lordose,
zijwaarts is scoliose (afwijking). De wervels vertonen zowel gemeenschappelijke als verschillende
kenmerken in hun structuur als gevolg van hun functies:
 bescherming van het ruggenmerg
 bescherming van de zenuwbanen
 ondersteuning van het hoofd
 overbrengen van het lichaamsgewicht op de onderste ledematen
Lateraal aanzicht Dorsaal aanzicht

Ventraal
(buikzijd

Figuur 5 : Zijaanzicht en achteraanzicht op de wervelkolom


Een wervel is opgebouwd uit een ring met dwarsuitsteeksels. In de opening van de ring bevindt zich het
ruggenmerg. De ring verdikt in voorwaartse richting tot een wervellichaam.
Aan de zijkanten van de wervels zitten twee kleine openingen waardoor de bloedvaten lopen.
Bovenaanzicht Zijaanzicht

dorsaal

Figuur 6 : Bovenaanzicht en zijaanzicht van een wervel


De toppen van de werveluitsteeksels naar achter zijn duidelijk voelbaar als men over de rug wrijft of bij het rollen.

10
3.2.1.3 De ribben (costae)
Van de 12 ribben omsluiten enkel de eerste 7 de gehele borstholte, van de wervelkolom tot het borstbeen.
Het zijn de "echte" ribben. De overige zijn "valse" ribben. Er zijn nog 3 van de 5 ribben met het
kraakbeen verbonden aan de onderste echte rib, de overige zijn zwevende ribben.
Ventraal aanzicht van de borstkas
(thorax)

Borstbeen
(sternum)

Kraakbeen

Figuur 7 : Ventraal zicht op de borstkas (thorax)


3.2.2 Gewrichten
Door stevige verbindingen van de ribben met het borstbeen aan de voorzijde (ventraal) en met de wervels
aan de rugzijde (dorsaal), vormt de borstkas een stevig geheel.
Alle ribben bevatten gewrichtsvlakken die contact maken met de wervels. Ter hoogte van het borstbeen
zijn er slechts 7 ribben die contact maken, hetzij door een gewricht, hetzij door middel van kraakbenige
verbindingen. Voorts worden de ribben op hun plaats
Wervel- gehouden door tussenribspieren en ligamenten.
lichaam Met uitzondering van de verbindingen tussen atlas en axis
Tussen- (halswervel I en II) zijn alle andere wervels door een
wervel- tussenwervelschijf verbonden. Zij vormen elastische
schijven verbindingen tussen de wervellichamen en fungeren als
schokbrekers bij het opvangen van het lichaamsgewicht.
Deze gehele structuur wordt ondersteund door
tussenwervelspieren en ligamenten, die nog wel kleine
bewegingen van twee opeenvolgende wervels in
verschillende richtingen toelaten. Flexie en extensie,
rotatie en verschuivingen in alle richtingen zijn mogelijk,
ligamenten en afhankelijk van het niveau in de wervelzuil, ruim tot
beperkt.
Figuur 8 : Verbindingen tussen wervels
11
3.3 De schoudergordel
De schouder speelt in verschillende sporttakken een belangrijke rol. Denk daarbij maar aan alle
slagsporten, maar ook aan het smashen in volleybal, de safe van een keeper in voetbal, de beweging van
een speerwerper, enz
De structuurlbouw van de schouder laat veel beweging toe, wat noodzakelijk is in de genoemde
voorbeelden. Door de rechtopstaande houding van de mens heeft de schouder Immers geen steunfunctie
meer. We kunnen dus stellen dat voor de schouder mobiliteit primeert op stabiliteit.

Taken en opdrachten
Betast je eigen schoudergordel en ga na welke beenderen je voelt liggen. Schrijf deze hier neer.

3.3.1. Beenstukken
De 3 beenderen in het schoudergewricht liggen onderhuids en zijn bijgevolg goed voelbaar:
 Sleutelbeen (Clavicula)
 Schouderblad (Scapula)
 Bovenarm (Humerus)
3.3.1.1 Het sleutelbeen (clavicula)
Het sleutelbeen is voor het grootste deel van zijn verloop onderhuids voelbaar. Het heeft een lichte S-
vorm. Aan beide uiteinden bevinden zich gewrichtsvlakken.

(b) Bovenzijde van het sleutelbeen


(clavicula)

Gewrichtsvlakje Gewrichtsvlakje
(lateraal) (mediaal)
Ventraal zicht

(a)

Figuur 9 : Situering van het rechter sleutelbeen (a)


met zicht op de bovenzijde

12
3.3.1.2. Het schouderblad (scapula)
Het schouderblad is een plat driehoekig beenstuk, gelegen tussen rib 2 en 8. Aan de achterzijde zit een
spaakvormig uitsteeksel (spina) dat uitloopt in een kop (acrornion).
(c) (b)
acromion

gewrichtsvlakje spina
voor humerus

laterale zijde
Mediale zijde

Dorsaal zicht

(a)

Figuur 10: Situering van het rechter schouderblad (a) met dorsaal (b) en lateraal (c) zicht

13
3.3.1.3 Het opperarmbeen (humerus)
Het opperarmbeen bestaat uit een slanke schaft en twee uiteinden. Een bolvormig uiteinde bovenaan dat
gewricht maakt met de gewrichtspan van het schouderblad en een katrolvormig uiteinde onderaan. Overal
op het been zitten oneffenheden waarop spieren kunnen aanhechten.

Opperarmbeen (a) Ventraal zicht


(humerus)

Ventraal Dorsaal
aanzicht aanzicht
Figuur 11 : Situering van het rechter opperarmbeen (a) met ventraal en dorsaal zicht (b)

3.3.2 Gewricht
Het schouderblad is ter hoogte van het acromion door stevige ligamenten verbonden met het sleutelbeen.
Bijgevolg is in deze verbinding weinig beweging mogelijk.
Anderzijds is de gewrichtskom van het schouderblad ondiep wat een maximale beweeglijkheid toelaat.
Dit komt ook doordat de gewrichtskop van de bovenarm 3x zo groot is als de gewrichtskom.

14
Sleutelbeen Ventraal zicht
(Clavicula)

(a)
Ligamenten

Schouderblad
Opperarm (Scapula)
(Humerus)

Figuur 12 : Situering van het rechter schoudergewricht (a) met ventraal zicht (b)
Bovendien wordt de beweeglijkheid nog bevorderd door:
 Het slappe kapsel rond het gewricht ;
 De bewegingsmogelijkheden van het schouderblad. Dit kan over het ribbenrooster verschuiven.
Naar voren of naar achter, naar boven of onder. Ook rotatie van het schouderblad is mogelijk. Deze
bewegingen verhogen de totale beweeglijkheid van de bovenarm ;
 De beweeglijke maar stevige verbinding tussen het sleutelbeen en het borstbeen die maakt dat het
sleutelbeen niet zal ontwrichten ter hoogte van het borstbeen. Meestal treedt onmiddellijk een breuk
op. Dit komt frequent voor bij het zijwaarts vallen op de schouder.
Het schoudergewricht is het meest beweeglijke gewricht van het menselijk lichaam. De bewegingen
gebeuren rond verschillende assen:
 Breedte-as: hierrond gebeuren slingerbewegingen langs het lichaam (Vb. bij het werpen van een
bowlingbal)
 Diepte-as: laat ab- en adductie toe (Vb. de schoolslagbeweging van de armen)
 Lengteas: de arm draait rond de lengteas, hetgeen endo- en exorotatie wordt genoemd.
3.4 Elleboog en pols
De elleboog en de pols zijn gewrichten die zowel in de sport als in het dagelijks leven van groot belang
zijn. In combinatie met het schoudergewricht zorgen zij voor de beweeglijkheid van de bovenste
ledematen. In sommige sporten is deze beweeglijkheid cruciaal. Denk maar aan een vrijworp in basket, de
schoolslag, de forehand, handbal, enz. Bij andere sporten vervullen de bovenste ledematen een
ondersteunende functie, zoals bij lopen, voetballen, enz.

3.4.1. Beenstukken
De volgende beenstukken maken deel uit van elleboog- en polsgewricht :
 Bovenarm (Humerus) (werd reeds eerder in deze cursus besproken) ;
 Ellepijp (Ulna) ;
 Spaakbeen (Radius) (Radius en Ulna vormen samen de onderarm) ;
 Pols
 Hand

15
3.4.1.1. De ellepijp (ulna) en het spaakbeen (radius)

Figuur 13 : Situering van de ellepijp en het spaakbeen (a) met ventraal (b) en lateraal zicht (c)
De voorarm bestaat uit twee beenderen:
 De ellepijp (ulna), die de verbinding vormt met de opperarm
 Het spaakbeen (radius), welke de hand draagt
Wanneer de handpalm voorwaarts is gedraaid (supinatie) lopen beide beenderen parallel. Wanneer men
de hand 1800 draait, draait de radius distaal over de ulna (pronatie ). Deze beweging van radius over ulna
wordt in de hand gewerkt door de vorm (kromming) van de schaft van de radius.

Figuur 14 : Onderlinge bewegingen van spaakbeen en ellepijp

16

You might also like