You are on page 1of 3

Repetitio - de bijzinnen

Verbetersleutel

Lingua Latina Numerus: Grex:

Magister: T. Van Hol Datum:

Voer onderstaande opdrachten bij de tekst correct uit. Noteer je antwoorden op


een apart cursusblad.

1. Duid alle bijzinnen in R1-16 tussen rechte haakjes […] aan en benoem ze.

Ignosce mihi, non possum faciem meam ad te vertere,


[quod mulier sum et nuda.] BWB-zin -
reden
Sed vestem tuam mihi da,
[ut possim sine verecundiā° te videre.’] BWB-zin - doel

Sed dubitare coepit [an forte malus spiritus esset] vrag. V-zin (na VR)
et rogavit [ut vitam suam sibi narraret.] vol. V-zin (na VR)

Cui illa:
‘Ignosce mihi, pater, sed [si tibi omnia narravero,] BWB-zin -
voorw.
velut a serpente° territus fugies
et aures tuae sermonibus meis contaminabuntur°.’

2. Staat vertere (R6) in een A+I of niet? Leg uit in eigen woorden.

Neen, de infinitief ‘vertere’ is het voorwerp (met LV ‘faciem meam’) bij ‘non
possum’. Stel de ontledingsvraag: Wat kan ik niet?

3. Verklaar de wijs en de tijd van possim (R9).

CONJ.: in de BWB-zin - doel (ut + conj.)


praes.: GT t.o.v. ‘da’ (R8)

4. Wie/wat ontdekte de abt Zosimas precies? En welke reactie had deze


gestalte? Leg uit in eigen woorden.

Hij ontdekte een gestalte met een zwart lichaam dat door de zon helemaal
verbrand was; dit was Maria die dadelijk wegvluchtte toen ze Zosimas zag.

5. Welk soort zin verwacht je na dubitare (R11)?

Een vragende V-zin.

6. Wat werd er aan Zosimas precies gevraagd?


Maria vroeg Zosimas om haar zijn kledij te geven.

7. Hoe reageert Zosimas op de woorden van Maria? Wees volledig.

Hij was stomverbaasd dat Maria zijn naam kende en gaf haar zijn kleding.
Hij twijfelde of ze misschien een kwade geest was en vroeg haar om haar
levensverhaal te vertellen.

8. Wat is het LV van rogavit (R12)? ut vitam suam sibi narraret (V-zin)

9. Leidt Cui (R13) een BVB-zin of niet? Leg uit waarom wel/niet.

Neen, dit is een verbindingsrelativum dat slechts inhoudelijk verwijst naar


de abt Zosimas. De vorige zin is immers volledig afgesloten.

10. Welke tijd is narravero (R14) en waarom wordt deze tijd hier gebruikt?

fut. ex.: VT in de toekomst t.o.v. ‘fugies’ en ‘contaminabuntur’.

11. Welke woordsoort is cum (R17)? Een voegwoord (cum historicum).

12. Welke informatie kom je in R18-20 over Maria te weten?

Ze werd in Egypte geboren, kwam op haar twaalfde naar Alexandrië en


onderwierp zich daar zeventien jaar lang publiekelijk aan de lusten (ze was
dus een prostituee).

13. Op welke ‘vindingrijke’ manier kon Maria in Jeruzalem geraken?

Ze bood haar lichaam (seks) aan om de overtocht aan de zeelui te betalen.

14. Verklaar de wijs en de tijd van sinerent (R23).

CONJ.: in een vol. V-zin na VR (ut + conj.)


imperf.: GT (in het verleden) t.o.v. rogavi

15. Zet in R27-31 alle bijzinnen tussen rechte haakjes […] en noteer er telkens
de soort (en evt. rol) bij.

[Cum autem Hierosolymam pervenissem cum historicum


et ad fores° ecclesiae° cum aliis venissem,] BWB-zin - tijd & reden
subito vis invisibilis adfuit et impedivit [ne intrarem.] vol. V-zin (na VI)

16. Wat is het LV van intellexi (R33). Citeer je antwoord uit de tekst.

hoc mihi ob scelera mea accidere. (V-zin in de A+I)

17. Vertaal R36 op een vlotte manier.


Toen begon ik haar zelf wenend te smeken om voor mij vergiffenis van mijn
zonden te verkrijgen.

18. Hoe lang bleef Maria precies in de wildernis? zeventien jaar lang

19. Zet in R38-41 alle bijzinnen tussen rechte haakjes […] en noteer telkens de
soort (en evt. de tol) erbij.

[Cumque hoc oravissem], BWB-zin - tijd/reden (cum historicum)


fores iterum ecclesiae adii
et sine aliquo impedimento ecclesiam intravi.

[Cum autem sanctam crucem piissime adoravissem,]


BWB-zin – tijd/reden (cum historicum)
quidam mihi tres nummos° tribuit, quibus tres panes° emi.

20. Vertaal cum (R46). hoewel (= cum concessivum)

You might also like