You are on page 1of 7

GROEIDOCUMENT Leerjaar 3

JODENDOM
Wat wij nu het 'jodendom' noemen, is het resultaat van een religieuze
ontwikkeling die ongeveer vierduizend jaar geleden begon: rond het
jaar 2000 voor het begin van onze gewone jaartelling.
Maar het jodendom heeft niet alleen met religie te maken. Het gaat
ook over het verhaal van een volk, met eigen gewoonten en tradities
en een eigen cultuur. Het volk (met alles wat daar bij hoort) én de
religie worden met hetzelfde woord aangeduid. Het Joodse volk
schrijf je met een hoofdletter, de religie “jodendom” met een kleine
letter.
ABRAHAM
De bronnen over het ontstaan van het jodendom zijn vooral te vinden in de Tenach. Daar
wordt verteld over de aartsvader Abraham, die vanuit Ur, in Chaldea (het huidige zuidoost
Irak), naar Kanaän (het huidige Israël/Palestina) reist. God beloofde hem dat dit land hun
woonplaats zou worden, nadat ze een lange periode als slaven hebben geleefd in een
ander land. Abraham is één van de drie aartsvaders, samen met zijn nakomelingen, Isaak
en Jakob (die later de naam Israël krijgt). Uit hen is het volk van de Israëlieten
voortgekomen. Hun verhalen vormen de vroegste geschiedenis van het volk. Met Mozes
neemt de geschiedenis een nieuwe wending. Het volk Israël werkte als slaven voor de
Egyptenaren. Mozes heeft hen daaruit bevrijd en hen - na een tocht van
veertig jaar door de woestijn - naar het 'Beloofde Land', het land Kanaän,
gebracht (deze bevrijding uit de slavernij wordt nog elk jaar door de joden
herdacht op het Pesachfeest). Tijdens de tocht door de woestijn ontving
Mozes op de berg Sinaï de wetten voor zijn volk, die nu nog bekend zijn als
de 'Tien Geboden'. Zij vormden de basis voor de Torah. Dat is de wet, of de
leer, waar joden ook nu nog naar leven. Het is een leer waarin sociale en
morele normen zwaar wegen. Joden geloven dat ze God het beste kunnen dienen, door
goed te zorgen voor hun medemensen, de dieren en de omgeving waarin ze leven.
MOZES
Mozes benadrukte het geloof in één God. Dat was niet nieuw, maar wel was het bij de
Israëlieten weggezakt door de tijd die ze in slavernij doorbrachten in Egypte. Omringende
volken, dus ook de Egyptenaren, aanbaden verschillende goden, die elk hun eigen taak en
eigenschappen hadden. Dat waren meestal vruchtbaarheidsreligies. De Israëlieten
hadden als enigen een monotheïstische godsdienst. En zij vormden het door God gekozen
volk: God sloot een verbond met hen. Zij zouden zich houden aan de speciale wetten en
hij zou voor hen zorgen. Aan het begin van de Tien woorden of Tien geboden wordt dat
duidelijk gemaakt, als God tegen Mozes zegt: 'Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte,
uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen
godenbeelden ....' (Exodus 20:1-6)
MONOTHEÏSME
Het joodse geloof is strikt monotheïstisch: men gelooft in één God. Joden en christenen
geloven beiden in één God, maar ze verschillen in interpretatie over God. Christenen
geloven in God de Vader, Jezus zijn Zoon en de heilige Geest: de heilige Drie-eenheid.
Een jood kan dat niet aanvaarden.
Andere kernpunten uit het joodse geloof zijn: God heeft een verbond gesloten met
de aartsvader Abraham. Dit verbond houdt in, dat joden speciale rechten hebben en
daarnaast plichten, waaraan zij zich moeten houden. Door dit verbond, kan het




joodse volk zich het gekozen volk noemen. Deze rechten en plichten zijn door God
aan Mozes geopenbaard. Het gaat dan om de Tien Geboden, maar ook om tal van
andere voorschriften die in de eerste vijf Bijbelboeken beschreven worden. Joden geloven
ook in de komst van de messias, degene die heil komt brengen, die de wereld weer heel
zal maken. De messias zal een nakomeling van koning David zijn. Christenen geloven dat
Jezus die messias is, joden geloven dat de messias nog moet komen.
HET HEILIGE BOEK
Joden noemen hun heilige boek de Tenach (het zelfde als het
christelijke Oude Testament). Dat is een soort afkorting. De T staat
voor Torah, de vijf boeken van Mozes (Genesis, Exodus, Leviticus,
Numeri en Deuteronomium). De N voor nevi'iem, de boeken van de
profeten. Het derde deel is de CH, die staat voor chetoeviem,
verschillende geschriften zoals de Psalmen en Spreuken en het boek
Job. Het lezen van de Tora en het bestuderen van de heilige boeken is van groot belang in
het joodse geloof.

CHRISTENDOM
Het christendom heeft zijn wortels in de joodse religie. Jezus was een Jood. De joodse
Tenach komt overeen met het Oude Testament in de christelijke Bijbel.
HET BEGIN: JEZUS
In het christelijke geloof draait alles om Jezus. Onze
jaartelling begint met zijn geboorte. De vier evangeliën
(Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes) in het Nieuwe
Testament vertellen over zijn leven, lijden, sterven,
opstanding en hemelvaart en over zijn leer.
Jezus leefde in de joodse traditie: hij legde de Tora (de
Tien Woorden en de wet van Mozes) uit en bezocht op
de rustdag (de sabbat op zaterdag) de synagoge. Hij
verzamelde een groep discipelen (leerlingen) om zich
heen. Dat waren twaalf mannen (ook wel de twaalf
apostelen genoemd, waaronder Petrus en Johannes),
maar er waren ook vrouwelijke volgelingen.
Jezus bracht de boodschap van het Koninkrijk van God. Hij genas zieken, vertelde
gelijkenissen over het leven in Gods Koninkrijk en legde de bedoeling van de woorden uit
de joodse Tenach uit.
Volgens het Nieuwe Testament is Jezus de beloofde messias
(Hebreeuwse 'gezalfde', via het Grieks en Latijn Christus), op
wie het Joodse volk al zo lang wachtte. Hij zou de mensheid,
na de zondeval, weer met God verzoenen. Maar het sanhedrin,
de joodse (rechterlijke) raad, wilde Jezus' boodschap niet
accepteren. Misschien waren ze ook wel bang door de onrust die
hij teweeg bracht. Het was een roerige tijd in Israël met veel verzet tegen de Romeinse
overheersing.
Jezus werd door Judas, één van zijn discipelen, verraden. Vlak voor zijn uitlevering aan
het sanhedrin, had Jezus nog een maaltijd met zijn volgelingen. Hij deelde daar brood en
wijn met hen als tekenen voor zijn lichaam en zijn bloed 'dat voor veel mensen vergoten
zou worden tot vergeving van zonden' (Matteüs 26:28). Ook wel bekend als “ het laatste
avondmaal”. Jezus werd gearresteerd in de tuin van Getsemane en hij werd beschuldigd



van godslastering, omdat hij zich 'Zoon van God' noemde en zich dus aan God gelijk
stelde. De Romeinse stadhouder, Pontius Pilatus, aan wie Jezus werd overgeleverd,
twijfelde eraan of Jezus wel schuldig was. Toch liet hij hem, uit angst voor een opstand,
geselen en kruisigen. Boven aan het kruis werd de tekst aangebracht dat hij de 'koning der
Joden' was. Zijn volgelingen hebben hem in een graf gelegd. Toen ze het graf na drie
dagen weer bezochten, was het graf leeg. Alleen de grafdoeken, waarin Jezus begraven
was, lagen er nog. Het verhaal over Jezus' opstanding uit de dood werd bevestigd door
verschijningen aan verschillende van zijn volgelingen. Dat gaf hen de overtuiging dat
Jezus inderdaad de Zoon van God was
en dat God zichzelf in Jezus heeft
geopenbaard. Veertig dagen na Pasen
(opstanding van Jezus) vond Jezus'
hemelvaart plaats en tien dagen
daarna, op het Pinksterfeest (het
joodse Wekenfeest) werd de Heilige
Geest op de volgelingen uitgestort. Er
waren toen veel buitenlandse pelgrims
in Jeruzalem en zij hoorden de
volgelingen vertellen over Jezus dood
en opstanding en over zijn boodschap.
“ Het laatste avondmaal” geschilderd door Leonardo da Vinci.

VIEREN EN GEDENKEN
De christelijke feest- en gedenkdagen volgen het zogenaamde kerkelijk jaar.
- Advent. Er zijn vier adventszondagen als voorbereiding op het kerstfeest. Advent
betekent: 'komst'. In veel gezinnen hangt er een adventsster voor het raam of brandt
men een speciale adventskandelaar. Elke zondag wordt er één kaars meer
aangestoken en op het laatst branden ze alle vier. Het symboliseert de komst van het
licht en van Christus die het 'Licht van de wereld' is.
- Kerst. Kerstmis is het feest van de geboorte van Christus
- Driekoningen,of Epifanie herdenkt het bezoek van ‘wijzen uit het oosten’ aan het
Christuskind(in West-Europa op 6 januari).
- De data van de volgende feest- en gedenkdagen zijn helemaal afhankelijk van de
Paasdatum (de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente). Dat kan dus vanaf
21 maart tot een maand later zijn.
- Carnaval. In het voorjaar, zeven weken voor pasen. Dit van oudsher katholieke feest
begint op zondag en eindigt op dinsdagavond, de Vastenavond.
- Aswoensdag, de eerste dag van de vastentijd die tot Pasen duurt. In de kerkdienst 's
avonds tekent de priester een kruisje van deze as op het voorhoofd van de gelovigen.
Een teken van hun berouw. Het is een avond van stilstaan bij wat je fout hebt gedaan
en van boete doen.
- Vastentijd (ook wel Veertigdagentijd. Er wordt gevast op alle dagen van de week
behalve op zondag 4 + 6 + 6 + 6 + 6 + 6 + 6 = 40). Mensen eten soberder dan normaal.
Het is een tijd van bezinning.
- Palmpasen (de zondag voor pasen). Op deze zondag wordt de intocht van Jezus in
Jeruzalem herdacht. Jezus werd enthousiast door een menigte verwelkomd, die met
palmtakken naar hem zwaaide.





Met Palmpasen begint de Lijdensweek, ook wel Stille week of Goede week genoemd. In
deze week wordt in de kerk stilgestaan bij het lijden van Jezus. Op Witte Donderdag wordt
het laatste avondmaal van Jezus en zijn discipelen herdacht. Goede Vrijdag is de dag van
de kruisdood van Jezus. Dan is de dienst vaak stil en sober. Stille Zaterdag is de dag dat
Jezus in het graf lag. In sommige kerken wordt vanaf deze avond een stille bijeenkomst
gehouden, die de hele nacht duurt. In de oosters-orthodoxe kerken is dat heel gebruikelijk.
Met elkaar wachten en bidden de gelovigen tot het eerste zonnegloren op de
Paasmorgen. Dan vieren ze dat het graf leeg bleek te zijn en dat Jezus uit de dood is
opgestaan.
- Pasen is het feest van de opstanding, het belangrijkste feest van het christendom.
- Hemelvaartsdag. Veertig dagen na Pasen nam Jezus afscheid van zijn leerlingen en gaf
hun opdracht de wereld in te gaan en de boodschap die hij gebracht had, ook aan
andere mensen vertellen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd
opgenomen in de hemel (Lucas 24:51).
- Pinksteren (van het Griekse pentècostè = vijftig). Tien dagen na hemelvaartsdag, vijftig
dagen na Pasen, wordt het gevierd. Volgens het Bijbelverhaal waren de discipelen na
de hemelvaart van Jezus bij elkaar om te bidden. Jezus had hun wel de opdracht
gegeven om de wereld in te gaan, maar ze moesten wachten tot de beloofde heilige
Geest zou worden uitgestort. Met Pinksteren ontvingen ze de heilige Geest. Ze kregen
daardoor kracht om de opdracht van Jezus uit te voeren: het evangelie aan alle volken
vertellen. Deze uitstorting van de heilige Geest wordt met Pinksteren herdacht. Zonder
die kracht had het nieuwe geloof geen kans gekregen. Men is zich er met Pinksteren
dan ook extra van bewust dat alle christelijke kerken met elkaar verbonden zijn,
ondanks alle verschillen.

ISLAM
Mekka - de geboorteplaats van de latere profeet Mohammed - op het Arabisch
Schiereiland (in het huidige Saoedi-Arabië) was een tamelijk welvarende stad, omdat hij
op een kruispunt van belangrijke karavaanroutes lag. Het was ook een pelgrimsoord. In
het midden stond een heilig gebouw, de Ka'ba. (ook wel Kaäba, Ka'aba of Ka'bah
geschreven). De steen die daarin lag, werd door heidenen uit de hele omgeving vereerd.
Elk jaar kwamen ze daar voor een bedevaart naartoe.
ONTSTAAN
Mohammed, die in 570 geboren werd, verloor al vroeg zijn ouders. Hij werd door zijn oom,
Aboe Talib, opgevoed. Mohammed kwam uit een belangrijk handelsgeslacht, de
Koeraisjieten.
In zijn jonge jaren ging hij met karavanen mee door het hele Arabisch schiereiland. Op zijn
tochten, kwam hij in contact met christenen en joden. In 595 trouwde Mohammed met
Chadiedja, een rijke weduwe. Mohammed was een zoeker. Hij was op zoek naar
verlichting. Hij bad veel en hij vastte. Hij zorgde voor de armen en hij was op zoek naar
God, Allah in het Arabisch. Tijdens het bedevaartseizoen trok hij zich uit Mekka terug in
een grot van de berg Hira. Daar kreeg hij in de maand ramadan in 610 van de engel
Djibriel (Gabriël) de opdracht te verkondigen: 'Lees op (reciteer) in de naam van uw Heer,
de Schepper die de mens uit geronnen bloed schiep. Verkondig, want uw Heer is de
meest Eerbiedwaardige die (de mens) door middel van de pen onderwees. Hij leerde aan
de mens datgene wat deze niet kende.' (soera 96:2-6)
Het was het begin van de Koran (letterlijk: oplezen). Daarna was het twee jaar stil, maar in
612 gingen de openbaringen verder. Het leidde tot teksten die in prachtig, beeldend
Arabisch verwoord zijn. Tijdens het leven van Mohammed werden zijn teksten over het
algemeen mondeling doorgegeven, al werden ze ook opgeschreven.
KORAN EN TRADITIE
Moslims ontlenen hun idee en richtlijnen voor het leven aan de Koran (de heilige teksten,
het woord van Allah, geopenbaard aan Mohammed) en aan de soenna, de traditie
(verhalen over Mohammeds leven en zijn preken)<. Ze zijn verzameld in de hadith waarin
ook wordt verteld over de eerste moslimgemeenschappen.
DE VIJF ZUILEN VAN HET GELOOF
De kern van de islam is samen te vatten in de zogenaamde vijf 'zuilen', de vijf plichten
voor elke moslim:
- de sjahada (geloofsbelijdenis): Er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet.
Als je deze belijdenis in het openbaar hebt verkondigd, ben je moslim. Deze belijdenis
wordt elke dag door de gelovigen herhaald.
- de salat (het gebed). Moslims verrichten het gebed vijf maal per
dag. Ze wisselen staan, zitten en knielen af, terwijl men met het
gezicht naar Mekka is gericht. Men bidt voor zonsopgang,
vroeg en laat in de middag, na zonsondergang en voor het
slapen gaan.
- de zakat (de armenbelasting). Omdat de gemeenschap moet
zorgen voor degenen die het minder hebben, moet iedere moslim 2 tot 2,5% van zijn
inkomen afstaan aan de armen. Het geld wordt aan de moskee gegeven, die zorgt voor
verdere verspreiding.
- de saum (het vasten tijdens de maand ramadan). Tussen zonsopgang en
zonsondergang mag er niet gegeten of gedronken worden. Je mag ook niet roken of


seks hebben. Door te vasten weet de moslim zich verbonden met de armen in de
wereld.Met het vasten kies je ervoor om niet te eten.
- de hadj (de bedevaart naar Mekka) Iedere gelovige probeert om tenminste één keer in
zijn leven naar de Ka'ba in Mekka te gaan.
DE KA'BA
De Ka'ba is een kubusvormig heiligdom dat midden
in Mekka staat. Het was er al voor Mohammed
geboren werd en was aanvankelijk een centrale
plek voor de afgodendienst. Er stonden allerlei
afgodsbeelden. Mohammed heeft die beelden in
630 verwijderd. In de muur van de Ka'ba zit een
zwarte meteoriet. De traditie vertelt dat Adam, de
eerste mens, hier een altaar gebouwd heeft.
Tijdens de zondvloed is dit weggespoeld. Later
kwam Ibrahim (Abraham, één van de aartsvaders
van Israël) er terecht. Ibrahim had een vrouw, Sara,
die geen kinderen kon krijgen, ook al had God hen
een groot nageslacht beloofd. Daarom gaf Sara haar slavin Hagar aan Ibrahim tot vrouw.
Zij kreeg een zoon, Ismaël. Sara werd zo jaloers, dat zij Ibrahim dwong om Hagar met
Ismaël weg te sturen. Hij bracht ze, met dadels en een kruik water, naar de woestijn, naar
de vallei van Mekka. De voor- raden raakten op en Hagar ging op zoek naar water.
Radeloos rende ze zeven keer op en neer tussen twee heuvels tot ze uitgeput neerviel.
Toen verscheen de engel Djibriel en hij liet haar de bron Zamzam zien. Dat redde hun
leven. Toen Ismaël volwassen was keerde Ibrahim terug. Daar gebood God hem zijn
oudste zoon te offeren. Ibrahim gehoorzaamde, maar God stuurde een schaap die
Ismaëls plaats op het altaar kon innemen. Dit verhaal laat zien dat Ibrahim gehoorzaam
was, dat hij zich onderwierp aan de wil van Allah. Zijn zoon hoefde hij niet te offeren.
Ibrahim en Ismaël bouwden een altaar op dezelfde plek als waar eens Adam zijn altaar
gebouwd had. Dit wordt herdacht op het offerfeest, één van de belangrijkste islamitische
feesten.

HINDOEÏSME
Veel religies kennen een duidelijk begin: de geboorte van Jezus, de openbaring van de
Koran aan Mohammed of het ontwaken van Boeddha. Dat geldt niet voor het hindoeïsme.
Dat heeft 'altijd' bestaan en het heeft zich gedurende al die tijd ontwikkeld, zoals het zich
ook nu nog steeds ontwikkelt. De oudste bronnen gaan terug naar 2500 v. Chr., naar het
stroomgebied van de Indus. Rond 1500 v. Chr. kwam er een nieuw volk in dat gebied, de
Ariërs. Waarschijnlijk kwamen ze via het huidige Iran en brachten zij hun eigen goden en
gebruiken mee. Deze vermengden zich met de al bestaan de religieuze gebruiken en
ideeën. Bij de Ariërs vormden de brahmanen de priesterklasse. Zij hadden de meeste
kennis van de verschillende offerrituelen en kregen een belangrijke rol in en om de tempel.
Zij waren het die de Veda's - de heilige geschriften waar alle hindoes hun inspiratie uit
halen - in het Sanskriet op schrift stelden. Veda betekent 'het heilige weten', 'openbaring'.
In de Veda's staan voorschriften voor de tempelrituelen, verhalen over de verschillende
goden en mythische navertellingen van de oudste geschiedenis.
POLYTHEÏSME
Een opvallend kenmerk van het hindoeïsme is de ontelbare hoeveelheid goden en
godinnen. Je ziet ze terug in allerlei beelden en schilderijen: een god met een olifantenkop
(Ganesha), een godin met acht armen, een god met het uiterlijk van een prins - alle

denkbare vormen lijken mogelijk te zijn. Toch zien hindoes zichzelf niet
als polytheïsten. Zij gaan er vanuit dat God op ontelbare manieren
voorgesteld kan worden. En ieder is vrij om zijn eigen voorstelling te
maken, zolang hij maar onthoudt dat dat beeld een klein deel is van
het grote geheel. God is niet in één beeld te vangen. Dat aan God
verschillende namen worden gegeven, wil niet zeggen dat men denkt
dat het ook echt verschillende goden zijn. Vaak geven mensen wel aan
één bepaalde god 'de voorkeur'. Dit wordt henotheïsme genoemd. Aan
die ene god wordt bijvoorbeeld het huisaltaar gewijd. De meeste tempels zijn ook aan één
specifiek aspect van het goddelijke en uiteindelijk dus aan één god gewijd.

BOEDDHISME
Rondom het leven van belangrijke figuren - zeker als zij een tijd geleden leefden -
ontstaan allerlei mythen en legenden. Dat geldt ook voor de man die later de eretitel
'Boeddha' kreeg. Boeddha betekent de 'Ontwaakte', de 'Verlichte'. Wat er echt gebeurd is
en wat er later aan toegevoegd is, doet er voor gelovigen niet zoveel toe. Het gaat erom
wat die verhalen duidelijk willen maken.
SIDDHARTHA GAUTAMA
De man die later Boeddha genoemd werd, is waarschijnlijk in 586 voor Christus in India
geboren als Siddhartha Gautama. Zijn vader had een leidinggevende functie (koning?) en
hij groeide zeer beschermd en in welvaart op. Hij trouwde en kreeg een zoon. Hij had het
zeer goed, maar toch was hij niet gelukkig met al de voorspoed en luxe. Toen hij zich eens
buiten de veilige muren van zijn huis begaf, zag hij een heel andere kant van het leven. Hij
had vier ontmoetingen:
a. Hij zag een bejaarde man, stijf en gebogen van ouderdom.
b. Vervolgens een zieke, overdekt met zweren en rillend van de koorts,
c. en een dode, die naar een crematieplaats gedragen werd.
d. Uiteindelijke was hij een asceet tegengekomen, gekleed in een gele mantel, die zich
van de wereld had teruggetrokken en leefde van aalmoezen en hij was gelukkig. Dat
raakte hem enorm.
Hij verliet zijn vrouw en kind om rond te zwerven als asceet
(Het Grote Vertrek). Hij trachtte elk vleselijk verlangen te
onderdrukken en angsten te overwinnen. Het zwervende,
ascetische leven bracht Siddhartha niet de verlossing die hij
zocht. Hij hongerde zich bijna dood. Na zes jaar kwam hij tot
de conclusie dat dit niet de juiste weg was. Hij was toen 35
jaar. Toen gaf hij het vasten op en begon weer te eten.
Langzaam sterkte hij weer wat aan. Hij kwam bij een
boom en besloot daar te mediteren totdat hij inzicht had
gekregen in het raadsel van het bestaan en het lijden Vier edele waarheden
1. Er is lijden

van de mensheid. Zo ontdekte hij de vier edele 2. Het lijden heeft een
waarheden. Het was alsof hij 'wakker', 'ontwaakt', oorzaak

'verlicht' was geworden. Zijn kijk op de wereld was 3. De oorzaak van het lijden
veranderd. De boom wordt de Bohdi-boom (boom van kan opgeven worden

de verlichting) genoemd. Hij vermoedde dat ook 4. Door het achtvoudige pad
anderen tot inzicht konden komen door wat hij te
vertellen had. Daarom ging hij preken. Die eerste
prediking wordt aangeduid als 'Het in Beweging zetten van het Wiel van de Leer'. De
Boeddha reisde door heel Noord-India, het gebied van de Ganges-vlakte. hun land heeft
bezocht. Hij bleef preken tot aan zijn dood. De Boeddha stierf toen hij 80 was.

You might also like