You are on page 1of 3

Leven op aarde

► Er zijn vijf factoren die het ……………leven………………….. op aarde mogelijk maken.

● De ……………………afstand……………………… tot de zon: niet te warm en niet te koud. Ook:


……………………………natuurlijke
broiekaseffect…………………………………………………………………………………………..

● De …………………dampkring…………………………….. zorgt voor de lucht om ons heen. Inademen:


zuurstof (O2). Uitademen: koolzuurgas (CO2). Planten en bomen zetten CO2 om in zuurstof:
……………………………fotosynthese……………………………...

● De ……………zwaartekracht……………………………………………… zorgt ervoor dat wij en de gassen uit de


dampkring, op aarde blijven.

● De aanwezigheid van zoet water in rivieren, meren, ijs en …………aquifers…..………………………….

● De aanwezigheid van de ……………………………………………natuurlijke


hulpbron…………………………………………… voedsel.

Een duurzame aarde?

► De aarde is kwetsbaar, de natuurlijke ………………voorraden………………………………………. zijn eindig.


Een …………duurzame………………………………… aarde: niet meer natuurlijke hulpbronnen gebruiken dan
erbij komen.

● De ……………………………………………ecologische
voetafdruk……………………………………………………………………: ruimte op aarde die wordt gebruikt door een
persoon of een heel land. Goed middel om de duurzaamheid te meten.

■ De grootte van je ecologische voetafdruk hangt af van je …………levenstijl…………………………………….

Op aarde is gemiddeld …1.8………. hectare per persoon beschikbaar.

Alle bewoners op aarde gebruiken gemiddeld ………2,7…. hectare. We hebben niet genoeg aan één
……………aarde…………...

B34 Planeet aarde

► De aarde is een …………planeet……………………………..: hemellichaam dat draait rond een ster.

Ster (zon): gloeiende gasbol met een temperatuur van 6.000 °C.

● Behalve de aarde cirkelen nog …………zeven………………. planeten rond de zon.

Planeten zijn voor ……warmtevervoer………………………………………………………………. en …………………………


verlichting…………………………… afhankelijk van de zon.

● ………………………Zonnenstelsel…………………………………: zon, acht planeten, manen, hemellichamen.

B35 Draaiing van de aarde

► De aarde draait dagelijks rond de …………Aardgas……………… en draait in één ………jaar…………… rond


de zon.

Door de schuine stand (hoek van 23½°) vallen de stralen schuin op aardoppervlak.
■ ……………………………………………Midzomernacht……………………………: rond 21 juni altijd licht op de
Noordpool.

…………………………………Poolnacht………………………………………….: rond 22 december altijd donker op de


Noordpool.

● Loodrechte stand van de zon beweegt tussen de ………………keerkringen………………………………………


(………………23.5 nb………... en ………………23.5 zb………...). Ertussen liggen de …………
tropen…………………………....

B93 Systeem aarde

u Systeem aarde bestaat uit vier sferen:

1 ………………………………lithosfeer………………………………...: de aardkorst

2 …………………atmosfeer……………………………………………...: de lucht om ons heen

3 ………………………hydrosfeer………………………………………...: al het water op aarde

4 ……………………biosfeer…………………………………………...: het leven op aarde

B118 Waterkringloop

► Waterkringloop: voortdurende ……………verplaatsing…………………………………………… van water over


de aarde.

● Korte kringloop met …………zon………….. als motor: verdamping van zeewater (……………………
vloeibaar……………………….) tot waterdamp (……………………gasvormig……………………….) à afkoeling en
vorming …………………waterdruppels…………………………………………………. (condenseren) = ………………
wolken……………………… à via ………………regen…………………… komt water terug in zee.

● Lange kringloop: wolken naar het land door …………………………… à neerslag boven land
(……………………………….., ……………………………….. of …………………………………) à via omweg terug in
…………………….. Omwegen:

■ Regenwater over het landoppervlak via ………………………land……………………….. naar zee.

■ …………………………Evantransportatie……………………………………………………………………:

- Verdamping (of: …………evaportatie…………………………………………………….) à water in de lucht.

- Planten en bomen: opname grondwater en …………co2………………………………………………. in de lucht.

■ Water zakt weg in de bodem à ………………grond…………………………………….. naar rivieren of zee.

■ Water is opgeslagen in ……………………ijskappen……………………………. op de polen en in de bergen.

B125 Koolstofkringloop

► Koolzuurgas (CO2) is een ………………………………kleur en reukloos……………………………………………….


gas.

Nodig voor de groei van planten, bomen en zeealgen.

Fotosynthese: het onder invloed van …………zonlicht……………………………………….. omzetten van


………………………………………………………………water en koolzuurgas……………………………….. in ………………
suikers……………….. en …………………zuurstof…………………….. door ……………planten…………………….. en
…………bomen………………………..

● Koolstofkringloop: alle …………………uitwisselingen……………………………………………... van CO2 op aarde.

Planten en bomen: opname en …………………transpiratie……………………………………………. van CO2.

Mensen: verbranding van ………………………………………fossiele brandstoffen………………………..,


……………………………ontbossing……………………….., …………houtverbranding……………………………………………

You might also like