You are on page 1of 6

1.1.

MAAK EEN VEGETATIEKAART VAN JOUW STAD

1.1.1. Opdracht 1 1.5 /7

Naam : _Baptiste Beernaert_______________________ Klas : _602b___


Mijn gekozen stad : __Roeselare__________________

Bereken vervolgens per band het gemiddelde van de 3 pixelwaarden voor elk van de 3
bodembedekkingstypes. Rond de waarde voor het gemiddelde af tot een geheel getal.

band1_blauw band2_groen band3_rood band4_NIR

water 6 7 5 46
5 7 6 45
6 8 6 48
gemiddeld 5,666 7,333 5,666 46,333
e
vegetatie 7 11 7 57
(park, bos, weiland, …) 7 13 9 57
7 12 7 72
gemiddelde 7 12 7,666 62
bebouwing 11 13 14 19
13 13 14 18
12 12 11 18
gemiddeld 12 12,666 13 18
e

Zet nu per bodembedekkingstype de gemiddelde waarden voor elke spectrale band in een tabel en
maak er een grafiek van. Duid met een letter voor elk punt aan of het om water (W), vegetatie (V) of
bebouwing (B) gaat, zodat je de punten van de 3 bodembedekkingstypes goed kan onderscheiden.

En de rest van de opdracht???

1
Grafiek :

Elke pixel heeft per spectrale band een waarde.


Wat is de fysische betekenis van a) een lage pixelwaarde en b) een hoge pixelwaarde?
a) _De lage waarden wijzen op een oppervlak dat weinig licht terugkaatst.
b) De hoge waarden daarentegen wijzen op een oppervlak dat veel licht terugkaatst.

Gegeven je antwoorden op de vorige 2 opdrachten, hoe gaat water om met elektromagnetische


straling? En wat gebeurt er wanneer elektromagnetische straling in contact komt met vegetatie en
bebouwing?
_Water kan gemakkelijk de lange golflengtes van het zichtbaar licht en het NIR absorberen maar het
kaatst wel de korte golflengtes terug, waardoor het dan blauw lijkt. Vegetatie absorbeert blauwe en
rode stralen, maar kaatsen groene straling terug, het is ook daarom dat ze groen lijken. Het is zo dat
hoe gezonder de vegetatie is, hoe meer NIR er ook wordt teruggekaatst. Bij bebouwing kaatsen ze
alle straling terug en geven dan ook veel licht af, waardoor ze dan ook wit lijken.

1.1.2. Opdracht 2 + 3 /4

Plak in de tabel een schermafdruk van het waar kleurenbeeld en het vals kleurenbeeld naast elkaar
(hou enkel de kaart over en snij de overtollige info weg). Breedte van je schermafdruk = 9cm.
Waar kleurenbeeld 4.3.2.-kleurenbeeld

1.1.3. Opdracht 4 /4

Schermafdruk van je NDVI-kaart Welke bodembedekkingstypes hebben de hoogste


NDVI-waarden? Welke hebben de laagste NDVI-
waarden? Kan je verklaren waarom dit het geval is?

2
1.1.4. Opdracht 5 /7

Bespreek kort de ruimtelijke spreiding van groen


Schermafdruk van het histogram :
binnen jouw stad. Zie je specifieke patronen? Waar in
stad komt er meer en waar komt er minder groen
Mijn gekozen drempelwaarde : ___ voor? Herken je een bepaald park of bos?
Schermafdruk van je vegetatiekaart :

3
1.2. VERGELIJK DE SPREIDING VAN GROEN MET TEMPERATUUR

Opdracht 6 /17

Naam van de sector met de laagste proportie groen Naam van de sector met de laagste gemiddelde
(geen 0-waarde!) : temperatuur?

Proportie in % : Hoeveel °C? :

Hoeveel °C? : Proportie vegetatie in %?

Naam van de sector met de hoogste proportie groen : Naam van de sector met de hoogste gemiddelde
temperatuur?
Proportie in % :
Hoeveel °C?
Hoeveel °C? :
Proportie vegetatie in %?

Duid bovengenoemde statistische sectoren aan op de Duid bovengenoemde statistische sectoren aan op de
onderstaande kaart onderstaande kaart

Schermafdruk van de kaart stad_sectoren_vegetatie Schermafdruk van de kaart


stad_sectoren_temperatuur

Vergelijk de kaarten met gemiddelde proportie groen en gemiddelde temperatuur per sector. Wat
valt je op? Kan je kort het ruimtelijk verband beschrijven dat je ziet tussen warmte en vegetatie?
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________

Plak hier een schermafdruk van de scatterplot.

Wat stel je vast?


__________________________________________________________________________________
__________________________________________________________________________________

4
1.3. ONDERZOEK HET VERBAND TUSSEN GROEN, TEMPERATUUR EN
SOCIO_ECONOMISCHE GEGEVENS PER SECTOR.

1.3.1. Oriënteren

Bekijk de attributentabel en stel jezelf de vraag welke gegevens interessant zouden zijn om te
vergelijken.
Formuleer je onderzoeksvraag.

Enkele voorbeelden :
- Is er een ruimtelijk verband tussen groenvoorziening in de stad en inkomen?
Mogelijke hypothese : groenere buurten trekken hogere inkomens aan als gevolg van hogere
woning- en huurprijzen / gezinnen met lagere inkomens hebben minder makkelijk toegang tot
groen.
- Is de bevolking die in delen van de stad woont waar de gemiddelde temperatuur tijdens
warmere perioden merkelijk hoger ligt, ook kwetsbaar voor de gevolgen van de
klimaatopwarming?
Mogelijke hypothese : het aandeel oudere woningen, die doorgaans minder goed geïsoleerd zijn,
ligt hoger in het centrum van de steden, waar de temperatuur gemiddeld ook hoger is.
- …

Je werkt in groepjes van 2 of 3. Het onderzoek kan zich toespitsen op één specifieke stad of er kan
een vergelijkend onderzoek van verschillende steden plaatsvinden; dan ga je de bekomen resultaten
samenbrengen en met elkaar vergelijken.

1.3.2. Voorbereiding

Ik voorzie dat je voor deze opdracht ongeveer 2u30 nodig zult hebben. Probeer je aan deze tijd te
houden.

1.3.3. Uitvoeren

Maak nieuwe kaarten in verband met je onderzoeksvraag, verken de relatie tussen verschillende
gegevens, en beschrijf wat je vaststelt. Zorg ervoor dat je voor elke nieuwe kaart die je wil maken

5
eerst de laag stad dupliceert, ze een nieuwe naam geeft, en dan pas de kaart maakt. Geef elke
nieuwe kaartlaag ook een duidelijke naam, zoals bijv. stad_sectoren_xxxx (vervang xxxx door de
naam van het gegeven dat je in kaart brengt). Eens je een kaart hebt aangemaakt, werk je die verder
af zoals ook beschreven in de werkbladen.
De tabelinformatie die aan een kaart vasthangt, kan je eveneens exporteren vb. naar Excel. Hierin
kan je dan weer allerlei bewerkingen doen op je gegevens of extra grafieken maken.

- Maak een word-document met een duidelijke hoofding.


- Je formuleert je onderzoeksvraag.
- Je voegt je afgewerkte kaarten en minstens één Excel grafiek toe
- Bespreek je resultaten.
- Je dient de taak in, zowel in de uploadzone als op papier

1.3.4. Reflectie

 Is het gelukt de taak te maken?


 Welke aanpak heb ik gekozen? Was dat een handige manier?
 Klopte mijn tijdsplanning? Wat heb ik gedaan om geconcentreerd te blijven?
 Hoe kwam het dat de taak wel/niet gelukt is?
 Ben ik tevreden over het resultaat van de taak?
 Wat heb ik vandaag geleerd dat ik de volgende keer zou kunnen gebruiken?

Formuleer in een 5tal lijntjes een antwoord op een of meerdere van bovenstaande vragen.

Ter info :

Onderstaande tabel geeft je al een richtlijn van het te verwachten resultaat. Afhankelijk van het
resultaat kan deze tabel nog wijzigen.

You might also like