Lesson 4

Topic: Pronunciation exceptions

Grammar: Normal sentence structure
Reading: small text with exceptions involved
Vocab: vocab block 2, relevant words for the text
Homework:
Pronunciation: Exceptions
Suffixes
-tie = -tsie notitie (notation) commotie (commotion)
-lijk = -luk vrolijk (happy) moeilijk (difficult)
-ig = -ug zonnig (sunny) lastig (difficult)
-isch = -ies fantastisch (fantastic) panisch (panicking)

Prefixes
ge- = guh- genot (enjoyment) gelijk (straight / right / correct)
be- = buh- bereik (range) belang (importance)
ver- = vur- verslag (report) verlangen (desire / longing)

Foreign words
English and French words get the same pronunciations, except for grammatical suffixes.
ex.:
cadeau = [kado]
cadeaus = [kadoos]
game(s) is the same, because all foreign words get the -s plural… and that’s the same as in
English :p

cadeautje = little present

gametje = little game

Common words with special pronunciation

bijzonder = biezonder (special)
vanille = vaniejuh (vanille) (-ille = iejuh)
wrak = vrak (wreck) (wr = vr)
lijstje = lijsje (little list) (-stje = -sje)

medaille
maïs
feestje
mayonaise

trema’s
Whenever you use grammatical pre-/ suffixes for words and the letters combined create a
new sound, then you use a trema to preserve the different sounds.

geïnteresseerd (past participle of to interest)

ruïne (ruin)
reünie (reunion)

Compound word do not use tremas but hyphens

ex.:
auto (car) + ongeluk (accident) => auto-ongeluk (car accident)
na (after) + apen (to monkey) => na-apen (to copycat / to mimic)
akte (act / deed) + uitreiking (ceremony) => akte-uitreiking (act ceremony)
Grammar: Normal sentence structure
We have three kinds of sentence structure. The first one, the normal one, is used for
statements.

Normal: subject - verb - rest (- rest of the verbs)

ex.: Ik kan laat zijn.

I can late be.

What is the rest part?

Mnemonic: tempo
T(ime) n(E)gation M(anner) P(lace) O(bject)
TEMPO

Ex.: Ik moet morgen niet vroeg op school present zijn.

(I have to be present not too early at school tomorrow.)
Wij waren gisteren niet snel genoeg bij de bushalte.
(We were not fast enough at the bus stop yesterday.)
Jij kan ook een brief schrijven.
(You can also write a letter.)

Wij willen vandaag niet graag thuis de piano spelen.

(We do not want to play the piano at home today.)
Wij willen vandaag niet graag thuis een piano spelen.
Wij willen vandaag niet graag een piano thuis spelen.
Wij willen vandaag geen piano graag thuis spelen.
Wij willen vandaag een piano niet graag thuis spelen.
Wij willen een piano vandaag niet graag thuis spelen.

Exercise 1:
Write the following sentence in a different way but still within the normal structure.
0. Wij gaan morgen lekker de taart bakken.
(We’re gladly going to bake the cake tomorrow)
Wij gaan morgen de taart lekker bakken. / Wij gaan de taart morgen lekker bakken.
1. Jullie kunnen ook de bus naar centraal toe nemen.
(You can also take the bus to the central station.)
_________________________________________
2. Ik wil ook het koekje!
(I also want the cookie!)
_________________________________________
3. Hij zal de klus later doen.
(He will do the chore later.)
_________________________________________
4. Jij mag ook een koekje krijgen.
(You are also allowed to get a cookie.)
_________________________________________
Answers:
1.Jullie kunnen de bus ook naar centraal toe nemen./Jullie kunnen ook naar central toe de
bus nemen. , 2.Ik wil het koekje ook! , 3.Hij zal later de klus doen. , 4.Jij mag een koekje ook
krijgen.

It is preferred for definite objects to be put in the beginning of the rest part and indefinite
objects to be put in the end.

Ex.:
Ik bak graag koekjes. (I love to bake cookies.)
Ik bak de taart graag. (I love to bake the cake.)
Wij willen ook een ticket. (We also want a ticket.)
Wij willen de ticket ook. (We also want the ticket.)

Exercise 2:
Write the sentences with indefinite objects with their definite form or vice versa.
0. We bouwen het huis hier. (We’re building the house here.)
We bouwen hier een huis.
1. Ik wil ook een stukje taart. (I also want a piece of pie.)

____________________
2. Zij hebben de regels vandaag gemaakt. (They have made the rules today.)

____________________
3. Zij laat luid een luide geeuw. (She loudly lets loose a loud yawn.)

____________________
4. De Japanse leraar gebruikt de naam van de student in de klas.
(The Japanese teacher uses the name of the student in the class.)

____________________
5. Amazon scheept de producten overal. (Amazon ships the products everywhere.)

____________________
6. Jullie moeten snel een kamer opruimen. (You have to clean up the room)

____________________

Answers:
1.Ik wil het stukje taart ook. , 2.Zij hebben vandaag regels gemaakt. , 3.Zij laat de luide
geeuw luid. , 4.De Japanse leraar gebruikt in de klas een naam van een student. , 5.Amazon
scheept overal producten. , 6.Jullie moeten de kamer snel opruimen.
Reading: small text going over these basic words
https://lingua.com/pdf/nederlands-tekst-verjaardag.pdf
feestvieren = to have a party / to celebrate
de oom (-s) = uncle de tante = aunt
de oma = grandma de opa = grandpa

Vocab: indefinite numbers, relevant words for the text

jong young
oud old
vandaag today
morgen tomorrow
gisteren yesterday
gister yesterday
overmorgen the day after tomorrow
eergisteren the day before yesterday
eergister the day before yesterday
jarig having one’s birthday
te koop for sale
te huur for rent
zo like that / so
de kassa checkout / register
de winkel shop
de balie counter
de cassiere cashier
de bon receipt
het bonnetje receipt
de tas bag

de kleur colour
rood red
geel yellow
groen green
blauw blue
bruin brown
paars purple
roze pink
oranje orange
zwart black
wit white
grijs grey

het feest party

de slinger garland
de muziek music
de taart cake
de kaars candle
het kaarsje little candle
op bezoek on a visit
het bezoek visit
het boek book
de stift marker
lachen to laugh
(glim)lachen to smile
vrolijk happy
blij happy
lekker delicious
vies filthy
zoet sweet
zout salty
zuur sour
bitter bitter
te too
de smaak taste
smaken to be (tastewise)
proeven to taste
mooi beautiful
het cadeau present / gift

Ik ben jarig. I am having my birthday today.

… smaakt lekker! … tastes delicious!
Ik proef de taart. I taste the cake.
De taart smaakt lekker. The cake tastes delicious.
Het is te zoet. It is too sweet.

Homework:
Source: Basic Dutch A Grammar and Workbook (Grammar Workbooks) by Jenneke
Oosterhoff, page - (of the pdf. page - of the book)
exercises: -