Professional Documents
Culture Documents
9
9.1 EVENREDIGHEID
Op verkenning
a)
Van een vierkant met zijde 4 cm nemen we altijd het midden van elke zijde om
een nieuw vierkant te maken. Als we dit nog 3 keer herhalen verkrijgen we
onderstaand patroon.
4cm
Bekijk het werkblad
‘verhoudingen puzzelen’.
• Wat is de verhouding van de oppervlakte van de blauwe driehoek tot de In het eerste jaar hebben
oppervlakte van de paarse driehoek? we verhoudingen leren
voorstellen door breuken.
• Bepaal ook eens de
verhouding meisjes –
= jongens van de klas.
• Zoek een recept uit een
kookboek waar het
duidelijk over
verhoudingen gaat.
De oppervlakte van de blauwe driehoek is de helft
van de oppervlakte van de paarse driehoek.
1
oppervlakte blauwe driehoek = oppervlakte paarse driehoek.
2
oppervlakte blauwe driehoek 1
=
oppervlakte paarse driehoek 2
169
EVENREDIGHEDEN 9.1 EVENREDIGHEID
20 45
15 C 6 E 30 G
4
3
3 A
2 D
27
18 F
6 B
A B C D E F G
Lengte rechthoek 4 8 20 3 9 27 45
Breedte rechthoek 3 6 15 2 6 18 30
170
9.1 EVENREDIGHEID EVENREDIGHEDEN
In de schilderkunst gebruikt
DEFINITIE men vaak verhoudingen.
De gulden snede of god-
Een gelijkheid van twee verhoudingen noemen we een delijke verhouding wordt
evenredigheid. gezien als de mooiste.
Om een lijnstuk in twee
delen te verdelen volgens
2 4 4 12 de gulden snede, moeten
Voorbeelden van evenredigheden: = en =
5 10 7 21 we ervoor zorgen dat de
verhouding van het kleinere
a c
Algemeen: = met a, c 僆 Q en b, d 僆 Q 0 noemen we een lijnstuk tot het grotere
b d
dezelfde is als die van het
evenredigheid. grotere lijnstuk tot het
geheel.
We lezen: a staat tot b zoals c staat tot d De gulden snede ligt in dit
of a en b verhouden zich zoals c en d lijnstuk bij Y
兩 YZ 兩 兩 XY 兩
a c als = .
Benamingen: In de evenredigheid = noemen we a, b, c en d 兩 XY 兩 兩 XZ 兩
b d
de termen.
a– = c–
b d
a– = c–
b d
Voorbeeld
5 10
= is een evenredigheid.
6 12
5 is de eerste term
6 is de tweede term
10 is de derde term
12 is de vierde term
5 en 12 zijn de uiterste termen
6 en 10 zijn de middelste termen
171
EVENREDIGHEDEN 9.1 EVENREDIGHEID
s1 h
s2
2 4 3 12 −6 30
= = =
5 10 7 28 5 −25
172
9.2 EIGENSCHAPPEN VAN EVENREDIGHEDEN EVENREDIGHEDEN
• Bereken voor elke evenredigheid het product van de uiterste termen en het We noemen het product
product van de middelste termen. van de uiterste termen
en de middelste termen
evenredigheid product van de uiterste product van de middelste ook wel het kruisproduct.
termen termen
2 4 2 4
=
5 10
2 · 10 = 20 5 · 4 = 20
=
3 12
= 3 · 28 = 84 7 · 12 = 84
5 10
7 28
−6 30
= −6 · (−25) = 150 5 · 30 = 150
5 −25
We stellen vast dat het product van de uiterste termen gelijk is aan het
product van de middelste termen.
EIGENSCHAP
a c
᭙a,c 僆 Q, ᭙b,d 僆 Q 0⬊ = ⇒ aⴢd=bⴢc
b d
a c 3 6
BEWIJS = Bewijs: =
b d 4 8
⇓ beide leden vermenigvuldigen met b ⴢ d ⇓ beide leden vermenigvuldigen met 4 ⴢ 8
a c 3 6
ⴢbⴢd= ⴢbⴢd ⴢ4ⴢ8= ⴢ4ⴢ8
b d 4 8
⇓ vereenvoudigen ⇓ vereenvoudigen
a c 3 6
ⴢt
b ⴢ d = ⴢ b ⴢt d ⴢt
4 ⴢ 8 = ⴢ 4 ⴢt8
b
t d
t 4
t 8
t
⇓ uitwerken ⇓ uitwerken
aⴢd=cⴢb 3ⴢ8=6ⴢ4
⇓ de vermenigvuldiging is commutatief ⇓ de vermenigvuldiging is commutatief
in Q in Q
aⴢd=bⴢc 3ⴢ8=4ⴢ6
173
EVENREDIGHEDEN 9.2 EIGENSCHAPPEN VAN EVENREDIGHEDEN
Getallenvoorbeeld
Gegeven: a ⴢ d = b ⴢ c (met b en d ⫽ 0) Gegeven: 2ⴢ9=3ⴢ6
a c 2 6
Te bewijzen: = Te bewijzen: =
b d 3 9
Bewijs: 2 ⴢ 9 = 3 ⴢ6
BEWIJS a ⴢ d = b ⴢc
⇓ deel de beide leden door b ⴢ d, ⇓ deel de beide leden door 3 ⴢ 9
b ⴢ d ⫽ 0 want b ⫽ 0 en d ⫽ 0
2 ⴢt
9 t 3ⴢ6
a ⴢt
d tbⴢc =
= 3 ⴢt
9 t 3ⴢ9
b ⴢt
d tbⴢd
⇓ breuken vereenvoudigen
⇓ breuken vereenvoudigen
2 6
a c =
= 3 9
b d
174
9.2 EIGENSCHAPPEN VAN EVENREDIGHEDEN EVENREDIGHEDEN
4 8 4 5
= ⇔ = We hebben de middelste termen van plaats verwisseld.
5 10 8 10
ALGEMEEN
In een evenredigheid mogen we de middelste termen van plaats verwisselen.
We vinden zo een nieuwe evenredigheid.
a c a b
᭙a, b, c, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ =
b d c d
a c
Gegeven: =
b d
a b
Te bewijzen: =
c d
BEWIJS U
I
a c T
=
b d
B
( hoofdeigenschap evenredigheden R
aⴢd=bⴢc E
( de vermenigvuldiging is commutatief in Q I
D
aⴢd=cⴢb I
( hoofdeigenschap evenredigheden N
a b G
=
c d
4 8 10 8
= ⇔ = We hebben de uiterste termen van plaats verwisseld.
5 10 5 4
ALGEMEEN
In een evenredigheid mogen we de uiterste termen van plaats verwisselen.
We vinden zo een nieuwe evenredigheid.
a c d c
᭙a, b, c, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ =
b d b a
175
EVENREDIGHEDEN 9.2 EIGENSCHAPPEN VAN EVENREDIGHEDEN
4 8 10 5
= ⇔ = We hebben de middelste en de uiterste termen van
5 10 8 4
plaats verwisseld.
Voorbeeld:
2 4
=
3 6
⇔
6 4
=
3 2
maar 冉32 = 64冊 ⫽ 冉63 = 24冊
9.2.3 DE MIDDELEVENREDIGE
DEFINITIE
a x
x is de middelevenredige van de getallen a en b ⇔ =
x b
Voorbeeld:
We bepalen de middelevenredige van 3 en 75.
3 x
=
x 75
( hoofdeigenschap evenredigheden
3 ⴢ 75 = x ⴢ x
( uitwerken
225 = x 2
( want 15 2 = 225 en (−15) 2 = 225
x = 15 of x = −15
176
9.2 EIGENSCHAPPEN VAN EVENREDIGHEDEN EVENREDIGHEDEN
Toepassing:
Bepaal de afmetingen van de zijde van een vierkant dat dezelfde oppervlakte
heeft als dat van een rechthoek met lengte 9 cm en breedte 4 cm.
Oppervlakte rechthoek: 9 cm · 4 cm = 36 cm 2
4 6
6.6=36 =
4
4.9=36 x.x=x2 6 9
a.b=x2
Op verkenning
In het dagelijks leven hebben we vaak, zonder dat we het weten,
te maken met evenredigheden.
In volgende uitspraken hebben we evenredigheden verwerkt.
Welk van deze uitspraken zijn waar?
a) Hoe meer DVD’s we kopen, hoe meer we moeten betalen.
b) Hoe ouder een persoon wordt, hoe langer die zal worden.
c) Hoe kleiner het aantal erfgenamen, hoe groter het erfdeel zal zijn.
d) Hoe groter een schilderij, hoe meer het zal kosten.
e) Hoe meer schilders aan een muur schilderen, hoe minder tijd ze
nodig hebben om de klus te klaren.
f) Hoe meer bezoekers een rockconcert heeft, hoe groter de
inkomsten zullen zijn.
177
EVENREDIGHEDEN 9.3 RECHT EN OMGEKEERD EVENREDIGE GROOTHEDEN
TABEL:
• Hoeveel minuten heeft een pomp nodig om 2 200, 4 400, 5 500, 6 600,
Opmerking
8 800 en 11 000 liter water weg te pompen? Vul de volgende verhou-
Er is een verschil tussen
dingstabel in.
grootheden en eenheden. ·2 · 1,25
In dit voorbeeld gebruiken
we de grootheid tijd. De
eenheid waarin tijd wordt Hoeveelheid water (liter) 2 200 4 400 5 500 6 600 8 800 11 000
uitgedrukt is uren. In dit
voorbeeld gebruiken we Tijd (minuten) 1 2 2,5 3 4 5
dus een afgeleide eenheid
van tijd: de minuten.
Vanuit het eerste jaar ·2 · 1,25
Wat merken we?
weten we dat een meet-
resultaat (4 cm) bestaat • als de hoeveelheid water tweemaal groter wordt, dan wordt de tijd die
uit een maatgetal (4) en nodig is om het water weg te pompen ook tweemaal groter.
een lengte-eenheid (cm). • als de hoeveelheid water vijfmaal groter wordt, dan wordt de tijd die
nodig is om het water weg te pompen ook vijfmaal groter.
grootheid eenheid
lengte meter (m)
tijd uur (h)
massa kilogram (kg)
temperatuur graden Celsius (°C)
178
9.3 RECHT EN OMGEKEERD EVENREDIGE GROOTHEDEN EVENREDIGHEDEN
CONSTANTE:
• We bekijken de verhoudingstabel die we opgesteld hebben in dit
voorbeeld.
Deel het maatgetal van de ene grootheid door het maatgetal van de andere
grootheid.
GRAFIEK:
• We maken een grafiek van de tabel.
4
tijd (min)
0
0 2200 4400 6600 8800 11000
hoeveelheid water (l)
Als we de roosterpunten met elkaar verbinden verkrijgen we een rechte die Deze rechte is voor dit
door de oorsprong gaat. voorbeeld een halve
rechte (negatieve tijd is
zinloos).
179
EVENREDIGHEDEN 9.3 RECHT EN OMGEKEERD EVENREDIGE GROOTHEDEN
FORMULE:
Het verband tussen de hoeveelheid water (w) en de tijd (t) kan ook uitgedrukt
worden met een FORMULE:
w
= 2 200
t
De hoeveelheid water (w) en de tijd (t) zijn in dit voorbeeld RECHT
EVENREDIGE GROOTHEDEN.
TABEL:
·2 · 1,5
Aantal pompen 1 2 3 4 5 6
Tijd (minuten) 48 24 16 12 9,6 8
:2 : 1,5
180
9.3 RECHT EN OMGEKEERD EVENREDIGE GROOTHEDEN EVENREDIGHEDEN
CONSTANTE:
• Vermenigvuldig het maatgetal van de ene grootheid met het maatgetal van
de andere grootheid.
We zeggen dat het product van het aantal pompen en de tijd in dit geval
constant is.
GRAFIEK:
60
50
40
tijd (min)
30
20
10
0
0 1 2 3 4 5 6
aantal pompen
FORMULE:
We kunnen het verband tussen het aantal pompen (a) en de tijd (t) weergeven
in een formule:
a · t = 48
181
EVENREDIGHEDEN 9.3 RECHT EN OMGEKEERD EVENREDIGE GROOTHEDEN
OVERZICHT
Applet: Recht en
omgekeerd evenredige
grootheden
182
9.4 VRAAGSTUKKEN EVENREDIGHEDEN
9.4 VRAAGSTUKKEN
3 14,10
RE
7 x
3 14,10
=
7 x
(
3 ⴢ x = 7 ⴢ 14,10 RE wil zeggen: Recht
Opmerking: Evenredig
(
Bij dit vraagstuk gaat het om
3x = 98,7 grootheden die een recht
( evenredig verband hebben.
We duiden dit aan in een
x = 32,90 schema met ↓↓ .
Antwoord:
7 meter audiokabel kost € 32,90.
183
EVENREDIGHEDEN 9.4 VRAAGSTUKKEN
Voorbeeld 2
Een privézwembad helemaal vullen met 4 identieke spuiten duurt
69 minuten. Hoe lang duurt het als men 6 spuiten tegelijk zou
gebruiken?
4 69
OE
OE wil zeggen:
Omgekeerd Evenredig 6 x
4 x
=
6 69
(
4 ⴢ 69 = 6 ⴢ x
Opmerking:
(
Bij het tweede vraagstuk
276 = 6x gaat het om grootheden die
( een omgekeerd evenredig
verband hebben. We duiden
x = 46 dit aan in een schema met ↓↑ .
Antwoord:
Het duurt 46 minuten om het zwembad te vullen met behulp van 6 spuiten.
184
SAMENVATTING EVENREDIGHEDEN
EVENREDIGHEID
a c
Algemeen = met a, c 僆 Q en b, d 僆 Q 0 noemen we een
b d
evenredigheid.
a c
–=– a c
b d –=–
b d
tweede term vierde term
EIGENSCHAPPEN VAN
EVENREDIGHEDEN
a c
Hoofdeigenschap ᭙a, c 僆 Q, ᭙b, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ aⴢd=bⴢc
b d
In een evenredigheid is het product van de uiterste termen
gelijk aan het product van de middelste termen.
a c a b
Eerste afgeleide eigenschap ᭙a, b, c, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ =
b d c d
a c d c
Tweede afgeleide eigenschap ᭙a, b, c, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ =
b d b a
a c d b
Derde afgeleide eigenschap ᭙a, b, c, d 僆 Q 0⬊ = ⇔ =
b d c a
185
EVENREDIGHEDEN SAMENVATTING
MIDDEL-
EVENREDIGE
a x
Definitie x is de middelevenredige tussen de getallen a en b ⇔ =
x b
RECHT EN
OMGEKEERD
EVENREDIG
x x
grootheid 1
FORMULE = constante grootheid 1 ⴢ grootheid 2 =
grootheid 2
constante
186