You are on page 1of 4

Leerstofoverzicht aardrijkskunde

~ Klimaat en vegetatie ~
5.1: Van weer naar klimaat en klimaten in de wereld determineren (pagina 190 - 197)
Kennen en kunnen:
1. Weten dat de aarde een beschermende atmosfeer heeft die uit verschillende lagen
bestaat. (pagina 190)
a. Troposfeer, stratosfeer, mesosfeer, thermosfeer en exosfeer
b. We bestuderen het weer in de troposfeer.

2. De (weer)elementen die ons weer bepalen uit een weerbericht kunnen halen en
omschrijven. (pagina 190 - 191)
a. Neerslag - temperatuur - luchtdruk - wind

3. Het verschil tussen weer en klimaat kunnen verklaren. (pagina 191)


a. Weer: Toestand atmosfeer op bepaalde plaats en bepaald ogenblik
b. Klimaat: Toestand atmosfeer voor een lange duur en een groot gebied
(gemiddelde weer van de afgelopen 30 jaar)

4. De temperatuur- en neerslaggegevens van klimaatkaarten kunnen aflezen. (pagina 191)

5. De normaalwaarden van een klimatogram kunnen aflezen. (pagina 192 - 193 en bundel)
a. Neerslagwaarden
b. Temperatuurwaarden
c. Afkortingen normaalwaarden

6. Een klimatogram kunnen ontleden in functie van de plantengroei. (pagina 194 en bundel)
a. Gemiddelde maandtemperatuur: warme, gematigde en koude maanden
b. Gemiddelde maandneerslag: droge en natte maanden
c. Groeimaanden: warme of gematigde maand + natte maand

7. Een determineertabel voor klimaten kunnen gebruiken om zo het klimaattype te bepalen.


(pagina 196 en bundel)

8. De klimaatgroepen bepalen met behulp van de criteria. (pagina 197 en bundel)


a. Steeds een combinatie van twee klimaatgroepen (temperatuur en neerslag)

Begrippenkennis:
Atmosfeer: Beschermende laag lucht rondom de aarde. Hij bestaat uit vijf lagen: troposfeer,
stratosfeer, mesosfeer, thermosfeer en de buitenste laag of exosfeer die overgaat in de
ruimte.
Weer: Toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaalde plaats en
een bepaald ogenblik.
Weerelementen: Weersverschijnselen, onderdelen van het weer die apart kunnen
waargenomen, gemeten en bestudeerd worden: neerslag, temperatuur, luchtdruk en wind.
Temperatuur: De warmtegraad uitgedrukt in graden Celsius.
Neerslag: Wat in de vorm van regen, sneeuw, hagel enz. uit de lucht valt.
Luchtdruk: Het gewicht van de lucht op het aardoppervlak.
Wind: De luchtverplaatsing tegen het aardoppervlak.
Normaalwaarden: Klimatologisch gemiddelde
Klimaat: De gemiddelde toestand van de atmosfeer (het weer) voor een lange duur en een
groot gebied.
Isotherm: Lijn op de weerkaart die de punten met gelijke gemiddelde temperatuur verbindt.
Isohyeet: Lijn op de weerkaart die de punten met eenzelfde hoeveelheid neerslag verbindt.
Klimatogram: Voorstelling van het klimaat waarin de temperatuur door een rode curve en de
neerslag door blauwe staafjes worden voorgesteld.
Groeimaand: Een maand waarin de klimatologische omstandigheden geschikt zijn om
bomen te laten groeien.

Mindmap:
Zelftest:
Oefening 1 tot 3 (pagina 235)

You might also like