You are on page 1of 31

DE DOJO

DE AUTEUR
In 1964 start Alain Peyrache zijn onderricht in Aikido en van meet af aan
richt hij zich tot de leer van de allergrootste Japanse experts, leerlingen
van Aikido grondlegger Ueshiba. In 1967, op 17-jarige leeftijd, wordt hij,
ten gevolge van een blessure van zijn toenmalige leermeester,
verantwoordelijk voor de dojo en hij moet zichzelf op eigen kracht zien te
vormen.

In die tijd studeert hij ook Chinese geneeskunde en begint hij wijsgerige
onderzoeken te verrichten. Ieder weekend trekt hij stad en land door om
te kunnen trainen met de leerlingen van de grondlegger (O Sensei) die in
Frankrijk en Europa op doortocht zijn.

In 1970 sticht hij zijn eigen dojo. Tegelijkertijd treedt hij onder toezicht
van Mr Tamura toe tot het directiecomité van het ACFA (Association
Culturelle Française d'Aïkido) en daaropvolgend van het UNA (Union
Nationale d'Aïkido). Als regionaal technisch gedelegeerde en lid van de
nationale graden commissie en de commissie van onderwijs, leidde hij
toen veel van de huidige Franse leraren en begeleiders op.

In 1982, als gevolg van onenigheden met de Judo Bond, zet hij zich als
nationaal technisch verantwoordelijke ten volle in om het FFLAB (La
Fédération Française Libre d'Aikido et de Budo) op te richten, daarbij
gebruik makend van zijn diepgaande kennis van de federatie die hij wil
benutten om de ware geest van de praktijk te ontwikkelen. Ondanks het
aandringen van Mr Tamura, en in zijn onfeilbare trouw aan de geest van
de traditionele dojo, slaat hij het voorzitterschap van de nationale graden
commissie af.

Teleurgesteld moet Alain Peyrache vaststellen dat alle moeite die hij zich
getroost heeft voor een traditioneel Aikido voor niets is geweest, en
getrouw aan zijn opvattingen biedt hij dan ook zijn ontslag aan. Vanaf dit
moment besluit hij een Aikido zonder compromissen te onderwijzen in zijn
eigen dojo, een Aikido die berust op het fundamentele Japanse principe
"één meester, één dojo.”

Deze retraite van vier jaar, begin jaren ’90, is voor hem een ware
openbaring, en met de nodige afstand, wordt hij een voorbeeld voor
talloze Europese leraren die door gelijkwaardige bevindingen als hij ook
uitgekeken zijn op de instituten. Zij begeleiden hem bij de oprichting van
de EPA (Europe Promotion Aïkido), de Europese aikido school, uniek in zijn
soort. Hier kan een ieder zijn plaats vinden die traditioneel aikido wil
beoefenen.
Algemeen erkend als één van de grootste Europese meesters is hij zeer
gevraagd en neemt hij zijn pelgrimsstaf weer op om gehoor te geven aan
de roep van zijn vele discipel aikidoka verspreid over vele landen. Zijn leer
is vandaag terug te vinden tot ver buiten de grenzen van Europa.
Het is niet eenvoudig om de weg van Alain Peyrache te volgen. Zijn
onderricht is streng en veeleisend. Hij legt zijn hart en ziel in datgene wat
voor hem essentieel is in de beoefening van een discipline die zeer zuiver
is en getuigt van eenvoud en efficiëntie, en met een onvergelijkbare
gulheid draagt hij zijn kennis over aan hen die hem als leraar hebben
gekozen en de weg (do) die hij hen leert is vóór alles een weg naar
zelfstandigheid.
INHOUD

1. DE DOJO, LESKADER EN OEFENKADER 13

2. LID ZIJN VAN DE DOJO 21


2.1. INSCHRIJVINGSDOSSIER 23
2.2. DE CONTRIBUTIE 23

3. GEDRAGSWIJZE IN DE DOJO 29
3.1. HET TENUE VAN DE AIKIDOKA 29
3.2. DE JUISTE GEDRAGSLIJN 34
3.3. DE GEDRAGSCODE VAN DE AIKIDO BEOEFENAAR 45

4. LEVEN EN ORGANISATIE VAN DE DOJO 61


4.1. DE PLAATS VAN DE UCHI DESHI IN UN AIKIDO DOJO 62
4.2. DE ROL VAN DE UCHI DESHI 64
4.3. DE VIJF REGELS VAN GEZOND VERSTAND 67
4.4. VOOR EEN EFFICIENT WERK IN GROEPSVERBAND 68
4.4.1. Respect en vriendschap 68
4.4.2. Competenties herkennen en verwachtingen begrenzen 69
4.4.3. Het op schrift stellen van methodes 70
4.4.4. Bereikbare doeleinden bepalen 71
4.4.5. De auteur verantwoordelijk maken voor zijn projecten 71
4.4.6. Andere uchi deshi integreren en deelgenoot maken 72
4.4.7. De mentorfunctie van de uchi deshi 72

5. CONCLUSIE 75
De afgoderij bestaat vóór alles
uit het feit een symbool zijn diepste
betekenis te ontnemen en enkel het
uiterlijk voorkomen te bewaren dat
sindsdien van zijn metafysische
grondslag gescheiden is.
Oosterse wijsheid

1. DE DOJO, LESKADER EN OEFENKADER


We horen tegenwoordig hoe langer hoe vaker aikido beoefenaars
(aikidoka) het hebben over “hun club” en het lijkt ons dan ook nodig er
nog eens op te wijzen waar de plek en het kader van het onderricht van
deze discipline nou precies uit bestaan: Aikido wordt niet beoefend in een
club maar in een dojo, en dit onderscheid is geen kwestie van lexicale
muggenzifterij; deze twee woorden (club en dojo) duiden op twee
fundamenteel tegenovergestelde realiteiten, en als de aikidoka’s het
verschil tussen deze twee betekenissen niet begrijpen, is het risico dat ze
van de traditionele instelling afdrijven heel groot. Het gaat hier om de
essentie zelf van de leer en diens beoefening. Het woord “dojo” is niet
enkel de Japanse versie van onze sportschool, maar nog veel meer: het is
zowel de geest van de beoefening van aikido als het kader zelf dat er
structuur geeft. Om traditioneel Aikido te kunnen overdragen is het dus
absoluut onontbeerlijk dat we diens natuur goed begrijpen.

Om velerlei redenen, en wel in de eerste plaats omdat het hier om een


oosters begrip gaat dat heel ver verwijderd staat van de modellen en
schema’s waar wij westerlingen aan gewend zijn, weten nog maar zeer
weinig aikidoka’s hoe de traditionele dojo werkt. Maar weten we dan niet
dat de dojo een slagveld symboliseert? De meester moet een absoluut
vertrouwen hebben in zijn leerlingen: ieder voorwerp, iedere persoon
moet er precies op zijn plek zijn. Het is van het grootste belang dat we dit
aan iedere leerling uitleggen, opdat ieder zijn juiste plaats in de dojo leert
kennen en zodoende trouw blijft aan de traditie, de enige waarborg dat de
beoefening in de juiste geest wordt uitgevoerd.

Aikido kan alleen het werk zijn van:


• aikidoka’s die de regels en het gedragspatroon van de aikidoka in acht
nemen;
• aikidoka’s die over een voldoende mate van nederigheid en respect
beschikken ten opzichte van hun discipline en hun mede aikido
beoefenaars, om niet diens gedrag te willen beïnvloeden en hun eigen
regels en eigen waarden op te dringen;
• aikidoka’s die bescheiden zijn en zich ervan bewust zijn dat ze de
wijsheid niet in pacht hebben, die kunnen aanvaarden dat anderen
verder gevorderd zijn dan zijzelf, die de wegen en overtuigingen
respecteren van hen die een andere manier van beoefenen hebben, en
die vermijden zich als absoluut model van de discipline op te werpen;
• aikidoka’s die onder alle omstandigheden hun discipline betrachten
volgens de aikido methode, zonder zich hierbij te laten beïnvloeden
door de zogenaamde “officiële” Aikido vertegenwoordigers wiens
gedrag niet overeenkomt met de leer van O Sensei. De teksten en het
onderricht van de grondlegger zijn hier heel duidelijk over.

Dit alles is alleen maar mogelijk als we ons de omgangsvormen en de


beoefeningsregels volledig eigen gemaakt hebben!

Het is niet zo vanzelfsprekend voor een Europeaan om een oosterse


discipline als Aikido te beoefenen. Net zo min als een Japanse meester
bekend is met onze Westerse manier van functioneren. Deze vertrouwt de
leerlingen van zijn eigen streek en baseert zich op de lokale structuren,
waaronder het respect dat een gast aan zijn gastheren verschuldigd is.
Maar wij, Westerse beoefenaars, zouden toch moeten proberen de geest
en de wetten van de dojo te begrijpen.

De traditie wil dat de leerling naar de meester - “hij die de kennis bezit”-
gaat. Wat zijn taak in de dojo ook moge zijn, hij mag de dojo niet als zijn
eigen huis beschouwen, en dat moet hij nooit uit het oog verliezen. Geen
enkele aikido leraar is ooit aan zijn leerlingen verplicht, hij staat niet op
hun niveau in de rangorde: dit is wat het woord sempai (hoog in de
rangorde geplaatst krachtens zijn anciënniteit) inhoudt. Sommige
meesters maken misbruik van hun positie. Anderen passen zich te veel
aan hun leerlingen aan, wat problemen kan opleveren als bepaalde
leerlingen hun plaats niet weten. Dit betekent dus dat het gedrag
aangepast moet worden naargelang men zich in de dojo bevindt of
erbuiten, als ook in de relatie meester/leerling.

(foto blz. 16)

“ai” – staat voor “harmonie”, het letterteken bestaat uit drie onderdelen:
het dak, de één, de mond. Dit wil zeggen dat ieder ding op zijn juiste
plaats staat: het is de meester die onder het dak spreekt.

Dit principe is voortdurend terug te vinden in de plaatsindeling van de


leraar en de leerlingen op de tatami. De gedragscodes volgen dezelfde
lijn: tijdens een demonstratie of een graden examen wordt een oudere
nooit ten val gebracht door een jongere, net zo min als een jongere ooit
een oudere uitnodigt, maar afwacht door hem uitgenodigd te worden. Tot
aan de aankondigingaffiches van stages en demonstraties toe wordt deze
rangorde gerespecteerd (hambukai).

Bij zijn inschrijving moet de leerling door zijn leraar toegelaten worden, al
gebeurt dit achter de schermen, op voorspraak van twee ouderen wier
taak het is zich over hem te ontfermen (sempai); ze nemen vooral de
verantwoordelijkheid voor zijn opvoeding zich.
Als de leerling te laat komt, moet hij toestemming vragen om de tatami te
betreden. Ook als de leerling vertrekken wil moet hij hiervoor
toestemming aan de meester vragen, de sempai waken erover dat dit ook
gebeurt.

Zelfs na een oefenperiode van meerdere jaren kan het voorkomen dat een
leerling definitief de toegang tot de les geweigerd wordt, zonder dat de
leraar hier een reden voor hoeft op te geven.

Stel je het geval voor dat een leerling niet meer toegelaten wordt in een
sportclub waar het bureau de baas van de club is en de sportleraar diens
debiteur, die dus bij hem in dienst is als werknemer. Hoe zou de zaak
opgelost worden als het bureau en de leraar het niet met elkaar eens
waren? Kunnen we ons ook maar in de verste verte een aikido leraar
voorstellen die ter beschikking van zijn leerlingen – in sommige gevallen
zelfs beginnelingen - zou staan? Erger nog, in dienst van leden die zijn
plaats zouden willen innemen? Of ter beschikking van leerlingen die als
sinds lange tijd niet meer beoefenen of die geen lid meer zijn van de
vereniging en die zich jarenlang het voorrecht toe-eigenen geen
contributie meer te betalen?

Uit traditioneel oogpunt gezien is een dergelijke situatie onaanvaardbaar.


Er kan geen sprake van zijn dat er Aikido beoefend wordt op een plek die
geen dojo (meer) is, maar een sportclub. In een dergelijk geval is het aan
de aikido-leraar om zijn plaats weer in te nemen en die te behouden.

Voor ons, leermeesters, wiens verantwoording het is de Aikido traditie te


waarborgen, is het "bureau" slechts een groep leerlingen die een
aanvullende taak op zich genomen heeft en daarvoor verantwoording
aflegt, en die namens de meester handelt en hiervoor zijn instemming
heeft. Deze leerlingen worden traditioneel uchi deshi genoemd. Het
kunnen ook personen zijn die bijdragen aan de uitbreiding van de Aikido
zonder zelf beoefenaar te zijn. De meester bezit niet alle bevoegdheden
en laat zich bijstaan door deskundigen die hun plaats weten.

Er is geen reden je op te winden over een eventuele onenigheid: de


meester geeft een opdracht die zo goed mogelijk uitgevoerd moet worden.
Deze is vaak ook leerzaam.

Een leermeester die door de juiste personen wordt bijgestaan, hoeft


normaliter niet in te grijpen: de zaken worden door de ouderen opgelost,
en door eventuele problemen te voorzien en tijdig aan te pakken geven ze
blijk van hun vooruitgang en hun kennis. Dit is al sinds heel lang de
manier van doen van de judo- en karateka meesters, die door hun lange
ervaring met de federatie hebben ingezien dat het verenigingssysteem de
leerlingen hun juiste plaats niet leerde.
Uit pedagogisch oogpunt spoort de leraar de leerling ertoe aan een
probleem te overwinnen met als doel hem een aanvullend onderdeel van
het functioneren van een dojo bij te brengen. Er kunnen zich verschillende
situaties voordoen:
1. De leerling ontdekt het probleem en lost het op;
2. De leerling ontdekt het probleem en praat er met de leraar over;
3. De leraar wijst de leerling op het probleem dat hij niet gezien heeft of
geprobeerd heeft te vermijden.

Door moeilijkheden te overwinnen gaat de leerling vooruit. Door een


probleem op de juiste manier en zelfstandig aan te pakken toont de uchi
deshi zijn bekwaamheid en zijn kennis van aikido. De meester is aanwezig
om hem met raad bij te staan en om eventuele vergissingen te corrigeren.

We zien dus dat de ware meester diegene is die zijn leerling aanspoort om
zelfstandig te worden en zich te aanvaarden zoals hij is, en niet iemand
die onderdanigheid eist van zijn leerling en ieder initiatief de kop indrukt.
En dit is het verschil tussen een meester en een goeroe.
2. LID ZIJN VAN DE DOJO
Om deel uit te kunnen maken van een dojo:
1. moet je door de leermeester worden geaccepteerd;
2. moeten twee oudere leden van de dojo borg voor je staan (sempai);
3. moet je beloven de regels van de beoefening te eerbiedigen (het
reglement ondertekenen).

Om lid te worden van een dojo moet een dossier samengesteld worden
en moet de contributie betaald worden.
Deze gang van zake is de nakoming van een belofte in de discipline en
niet simpelweg een recht op gebruik van een consumptieartikel. Door lid
te worden beloofd de leerling het verschafte onderricht naar zijn beste
kunnen te volgen. Onder geen voorwaarde mag hij op zijn eigen houtje de
aard van het onderricht veranderen.

(foto blz. 22)

2.1. INSCHRIJVINGSDOSSIER

Ieder jaar moet dit dossier door alle beoefenaars opnieuw samengesteld
worden.
1. Het inschrijvingsformulier invullen;
2. De "in geval van ongeluk” verklaring invullen;
3. Alle nodige stukken aanleveren: enveloppen, doktersverklaring, foto’s
(alleen bij de eerste inschrijving). De enveloppen moeten gefrankeerd
zij en geadresseerd aan de beoefenaar om de taak van de uchi deshi te
vereenvoudigen;
4. Het interne reglement ondertekenen;
5. De contributie betalen.

2.2. DE CONTRIBUTIE

Het totaal bedrag van de contributie moet tegelijk met de inschrijving


betaald worden alvorens de tatami te kunnen betreden.

Ieders contributie vormt een bijdrage tot het bestaan van de dojo evenals
een bijdrage aan de aansluiting van de dojo bij de structuur waar hij
eventueel bij aangesloten is. Deze contributie is verplicht om in de dojo
toegelaten te worden en ze geeft recht op het gebruik van alle promotie
middelen (affiches, minitel, internet server, onderwijskundige gegevens,
data van stages..), op het onderricht van leermeesters tijdens de lessen
en op Europese en regionale stages. Hierbij zijn ook de verzekering en
eventueel een Aikido handleiding inbegrepen (het eerste jaar).

Als de inschrijving in de loop van het jaar plaatsvindt, kan er vanaf januari
een overeengekomen vermindering verleend worden. In speciale gevallen
kan men de persoon die over de financiën gaat op de hoogte stellen, die
dan maatregelen zal treffen. In geval van financiële problemen kunnen,
per geval, speciale betalingsregelingen getroffen worden, naargelang de
financiële mogelijkheden van de betreffende dojo: gespreide betalingen,
automatische incasso.

Het niet-betalen van de contributie kan onmiddellijke uitsluiting ten


gevolge hebben.

De economische situatie van de dojo is vitaal voor het welzijn van een
ieder. De contributie die door de dojo’s geheven wordt is doorgaans erg
laag. Het jaarlidmaatschap komt ongeveer neer op de prijs van een
weekendje skiën en als men zo’n twee keer per week gaat trainen, dan
komt een les uit op de prijs van een kopje koffie.

Ieder lid zonder uitzondering heeft er baat bij dat de contributie door
iedereen betaald wordt. Welnu, sommige oudere leden vinden dat ze
vanwege hun uchi deshi positie (ouder lid, betrokken bij het leven van de
dojo) recht op vrijstelling van contributie hebben. Deze houding is
absoluut ongehoord: hun gedrag zou juist een voorbeeld moeten zijn. Zij
hebben met name profijt van:

1. hun vriendschap met de leermeester, met de ouderen wiens taak het is


de bijdragen te innen;
2. hun betrokkenheid bij het leven van de dojo en de diensten die ze aan
de dojo bewezen hebben en waardoor ze menen geen contributie
hoeven te betalen; het feit dat ze deelnemen aan de werking van de
dojo, draagt bij aan de scholing en de zelfstandigheid van de aikidoka;
3. hun eventuele positie als leraar in een andere dojo. Tenzij ze alleen
maar een paar beleefdheidsbezoekjes per jaar afleggen, dan blijven de
leerlingen aan wie de opleiding van andere akidoka’s is toegewezen in
opleiding bij hun leermeester en werken ze in samenwerking met hem.
Hun contributie is dus ruimschoots gerechtvaardigd.

Geen contributie willen betalen is een reden tot uitsluiting uit de dojo,
want het getuigt van gebrek aan respect tegenover de leermeester en de
overige aikidoka’s, waaronder diegenen die de contributies moeten innen
en die soms heel erg moeten aandringen of die een vriend niet in
verlegenheid durven te brengen.

Je kunt niet alleen maar ontvangen zonder er zelf iets tegenover te


stellen. In de dojo moet de leerling, wat zijn positie ook mag zijn, en in
ruil voor het ontvangen onderricht, zijn contributie betalen (maar laten we
wel in gedachten houden dat de enorme contributies die er soms gevraagd
worden door enkele minder gewetensvolle meesters, geen waarborg zijn
voor hoge kwaliteit, verre van dat)
Het is nooit goed voor de uchi deshi’s om “voorrechten” te hebben. Ze
zitten in hun opleidingsperiode en leren de organisatie van het leven van
een dojo kennen. Ze hebben een andere manier van leren en ze zijn nog
niet in staat zelfstandig te zijn. Net zoals ze op de tatami gecorrigeerd
worden, moet dat ook op dit punt van hun opleiding gebeuren. Zij moeten
hun leven als uchi deshi aanvaarden, als leerling: en de ambachtsman (de
meester) zal hun fouten aanvaarden.

Daarentegen kan de uchi deshi, met de toestemming van de leermeester


en voor zover de dojo welvarend is, soms van bepaalde voordelen
genieten, zoals uitrustingen, stages, etc. als dank voor zijn goede
werkzaamheden. De uchi deshi weet natuurlijk dat, als hij meewerkt aan
de bloei van de dojo, hij zijn beloning zal ontvangen in de vorm van een
verbetering van het niveau van onderricht en dus ook van zijn eigen
opleiding.

(foto’s blz. 28)


3. GEDRAGSWIJZE IN DE DOJO
3.1. HET TENUE VAN DE AIKIDOKA

Aikido is een traditionele discipline. Het is dus van belang dat we alle
aspecten van de traditie in acht nemen als we de diepgaande betekenis
ervan willen doorgronden: er bestaan bijvoorbeeld veel misverstanden
rondom het tenue van de aikidoka en het is de hoogste tijd hiermee af te
rekenen.

Normaal draagt de beoefenaar van een Japanse vechtsport het volgende:


• Een keigogi of aikidogi: letterlijk oefenkledingstuk of aikido kledingstuk
(een geen kimono, een woord dat onjuist gebruikt wordt en dat
stadskleding beduidt);
• Een obi: een brede ceintuur die de hakama insnoert;
• Een hakama: een wijde broek;
• Zooris: een soort sandalen met een bandje.

Deze kleding, die niets van een decoratie heeft, is hoofdzakelijk


functioneel: het is dus evengoed het tenue van de beginneling als van de
oude beoefenaar.

De hakama is een wijde broek die op een broekrok lijkt. De hakama die bij
Aikido gebruikt wordt is zwart, marineblauw of donkergrijs. In sommige
scholen worden er – vaak uit onwetendheid – witte gedragen: in het
Oosten is wit de rouwkleur, en dit soort hamaka’s wordt daar door
geestelijken gedragen. Dit soort fouten is vaak te wijten aan cultuur
verschillen. In het joods-christelijke Westen wordt wit als de kleur van de
maagdelijkheid gezien, dus de kleur van de beginneling.

Deze broek, volgens de traditionele regels ontworpen, en in zijn ontwerp


zijn de principes yin en yang opgenomen.

Voor een Japanner de straat op gaan zonder zijn hakama zou voor een
Europees gelijk staan aan in zijn onderbroek naar buiten gaan! Daarom
eiste de Aikido-oprichter zelfs van de toeschouwers die toegelaten werden
in de dojo dat ze het traditionele tenue droegen.

Maar een hakama is duur. Aan het einde van de tweede wereldoorlog , in
een periode van algehele instorting van de economie, kon men niet langer
een dergelijke investering van de Japanse aikido beoefenaars eisen. Ze
mochten wachten met de aanschaf van hun complete tenue tot ze de
eerste dan bereikt hadden.

Dat is ook zo’n beetje de reden dat vandaag, om de aanschafkosten van


een tenue van een beginner te drukken, vooral daar het in het begin niet
zeker is of deze lang met Aikido zal doorgaan, dit tenue pas verplicht
wordt na twee of drie jaar Aikido beoefening.

Hier moeten we er wel aan toevoegen dat er in de sporten van Japanse


afkomst, maar die van hun oorspronkelijke weg afgeweken zijn en geen
Japanse vechtsporten meer zijn, geen hakama meer wordt gedragen.
Judo, bijvoorbeeld, is een sport geworden. We willen hier wel even
benadrukken dat sommige judokas, tegen de algemene tendentie in, de
traditionele waarden van deze vechtsport trachten terug te vinden.

Je hoort vaak vreemde gezegdes met betrekking tot de hamaka, zoals :


“ik ga mijn hamaka halen”(alsof het om een examen gaat), “je hebt
hamaka’s en niet-hamaka’s” (alsof het gaat om een classificatie van
beginnende en gevorderde aikido beoefenaars), etc. Dat zou op zich nog
niet zo erg zijn, ware het niet dat .....deze woorden soms ook uit de mond
van oud-leerlingen of zelfs leermeesters afkomstig zijn. Sommigen dragen
zelfs heel trots allerlei fantasie hamaka’s (gestippeld, gestreept..) om op
te vallen. Anderen doen hun band over de hamaka heen aan, zodat je de
kleur ervan kunt zien. Je hoort soms ook totaal absurde opmerkingen,
zoals: “Dankzij de hamaka kunnen de mensen niet zien dat je de zwarte
band nog niet hebt.....” Is een gekleurde band een waarborg voor
competentie?

Er heerst nog veel onbegrip omtrent de kleuren van de banden. Teneinde


een beter beeld te krijgen van hun betekenis, moeten we ze terugplaatsen
in hun historisch verband.

Judo-expert Mr Kawaishi heeft als eerste het idee van de gekleurde


banden opgevat. Het principe was eenvoudig: het ging erom de judokas
aan te moedigen om te volharden in een moeilijke en weinig voldoening
schenkende discipline door hun parcours met “beloningen” af te bakenen.
Het doel was dus eigenlijk het ego van de judokas te vleien en zodoende
een zo groot aantal leden te verwerven. Het succes was zo groot dat de
Japanners het idee voor gelijksoortige doeleinden overnamen.

In die dagen bestond er in Japan al een graden systeem bedoeld om de


gebruikers te vleien: 6e kyu, 5e kyu,...en vervolgens 1e dan, 2e dan, etc.
Maar deze termen zeiden de mensen niet zoveel: het commerciële brein
van Mr Kamaishi vatte het geniale idee op om iedere graad aan een kleur
te koppelen! Sindsdien is het systeem aanzienlijk geperfectioneerd, wat
soms betwistbare praktijken met zich meebrengt. Als bijvoorbeeld de
tussenpozen tussen de kleuren te lang zijn en de leerlingen de neiging
krijgen om de moed te verliezen, dan worden de kleuren onderverdeeld ...
en de banden worden door middel van strepen opgefleurd... In Italië gaan
ze met halve graden omhoog en beginnen ze ter hoogte van de 13e kyu in
plaats van de 7e: dat verlengt het parcours aanzienlijk en men kan
zodoende vaker diploma’s uitreiken.
(foto blz. 33)

3.2. DE JUISTE GEDRAGSLIJN

De aikidoka mag de dojo niet als zijn eigen huis beschouwen: hij is
uitgenodigd door de leermeester. Dit principe mag nooit uit het oog
verloren mag worden, en in het bijzonder wanneer de leermeester zijn
leerlingen een grote mate van zelfstandigheid toestaat. Hoe meer
zelfstandigheid een leerling verwerft, des te meer hij zal beogen zijn ego
te bevestigen, en daarbij gemakkelijk vergeten dat hij zich in het huis van
zijn leermeester bevindt. Hij zal de neiging krijgen de dojo als zijn eigen
huis te beschouwen, en het bijna normaal gaan vinden dat de meester
hem zijn dojo afstaat om zelf elders een nieuwe dojo op te richten. Het is
overduidelijk dat een aikidoka die zijn plaats vergeet niet geschikt is voor
aikido en zal deze in ieder geval niet kunnen gebruiken als middel om
deviante instincten te ontwikkelen. In het belang van de leerling èn de
dojo moet dit soort gedrag verboden worden. De leerling moet de regels
die door de meester opgesteld zijn respecteren.

Een dojo is een plek die je met zorg moet uitkiezen. Je moet je er op je
gemak voelen. Je gaat er niet heen om je persoonlijke conflicten op te
lossen maar om zelfbeheersing en zelfverbetering te verkrijgen. Een ieder
die de rust ter plaatse verstoort, wordt verzocht zijn gedrag aan te passen
of anders te vertrekken.

Een van de kenmerken van sport is confrontatie: Aikido is geen sport, er


is geen kampioen. Ieder werkt naargelang zijn eigen vooruitgang en die
van zijn partner. Geen vooruitgang zonder de ander. Men zegt ook wel dat
de partner de spiegel van iemands werk is: wie zijn spiegel breekt verliest
daarbij het middel om zijn eigen ontwikkeling te controleren. Bovendien is
een aikidoka die tijdelijk of definitief met trainen moet stoppen voor
iedereen een tegenslag, want deze aikidoka zou op zijn beurt een deel van
het werk op zich genomen hebben. Dit is heel duidelijk te zien in nieuwe
dojo’s waar de vooruitgang die geboekt wordt door de leerlingen minder
snel is dan in de oudere dojo’s met veel en goede uchi deshi. Daarom zijn
de lessen waarin beginnelingen en gevorderden gescheiden trainen
absurd. Bij gelegenheid, en onder bepaalde omstandigheden, kan
gescheiden trainen gerechtvaardigd zijn, maar als dit regelmatig
voorkomt, wordt het een bron van demotivatie en mislukking. De
Oosterse traditie leert ons trouwens: verschil in potentieel schept leven.
Onze zintuigen onderscheiden en registreren alleen de verschillen, nooit
het absolute. Als de verschillen te klein zijn, dan zien we niets.

Er is dus geen plaats voor rivaliteit op een tatami: alles wat maar iets van
sport weg heeft is in tegenstrijd met het beoefenen van aikido. Jammer
genoeg zijn we erg gewend aan competitie en dit we merken vaak:
iemand tegen de grond werken door middel van een duidelijk
ondoeltreffende beweging, dat kan iedereen, vanaf de eerste dag al.
Hetzelfde twintig jaar later herhalen is het bewijs dat er geen enkele
vooruitgang heeft plaatsgevonden. Je kunt alleen zeggen dat een techniek
geslaagd is als er aan meerdere voorwaarden is voldaan: situatie, basis,
bewegingen begrijpen, etc. Als een probleem zich voor mocht doen, dan
betekent dit simpelweg dat er aan een van voorwaarden niet voldaan is.
Je kunt het probleem op een ”sportieve manier” oplossen, door bijv. je
lichamelijke conditie te verbeteren: sneller, sterker. Dit is niet de aikido
methode. Wij moeten ons niet blind staren op de in het oog springende
vooruitgang. Als we dergelijke principes zouden toepassen, zou dat
inhouden dat we meer tijd zouden besteden aan joggen en krachttraining
en aan suburi met een ijzeren staaf, dan aan het beoefenen van Aikido
zelf. We zouden marathonloper worden. Dit soort oefeningen
aanmoedigen zou wijzen op een zekere onkundigheid van de aikido
discipline. Het zou geen Aikido meer zijn, niet eens een sport, eigenlijk
helemaal niets

We zouden nog andere voorbeelden kunnen geven van manieren waarop


men aikido in een sport dreigt te veranderen. We komen tijdens Aikido
trainingen vaak de volgende oefeningen tegen:
1. zo veel mogelijk suburi trainen;
2. zo hoog mogelijk over een stoel, één of twee partners heen vallen;
3. tijdens elke training zo’n 500 tot 1000 keer vallen;
4. zonder te bewegen zo lang mogelijk op je knieën blijven zitten;
5. een partner op je schouders dragen in suwari waza positie (op de
knieën);
6. je partner afmatten om te tonen dat je een betere lichamelijke conditie
hebt;
7. enz.

Iedereen beschikt over capaciteiten, motiveringen en andere redenen om


aikido te beoefenen; allen zijn achtenswaardig. Vaak geven ze onze
grenzen aan. Sommigen gaan verder dan anderen. Het maakt niet uit, het
belangrijkste is dat de gekozen weg motiverend is, aangenaam, vormend.
Prestatie en hoeveelheid zijn kapitalistische en sportieve begrippen.
Volgens de oriëntaalse wijsheid moet een lichaam met zijn 40
beperkingen niet in dienst gesteld worden van een geest die geen
beperkingen kent: zo ja, dan moeten we ons voorbereiden op een
vroegtijdige dood. De concepten prestatie en competitie liggen aan de
basis van een fundamenteel misverstand, namelijk het middel voor doel te
nemen. Sommigen moeten meer trainen dan anderen om hetzelfde
resultaat te behalen. Anderen zal het zelfs onder de beste
omstandigheden nooit lukken.....

Hoe het ook zij, je alleen maar op prestatie focussen getuigt van een
gebrek aan respect voor de discipline, voor zijn medeleerlingen en voor
zijn meester wie een dergelijke misplaatste instelling leerlingen kan
kosten. Net zo misplaatst als het is om uitsluitend de allerjongsten, de
allersterksten, de sportiefsten, kortweg diegenen die zo’n manier van
doen kunnen verdragen, te selecteren. Allen zijn er om te leren, wat hun
niveau ook moge zijn. In gevechtssituatie leer je niet meer; je past er toe
wat je geleerd heb. Eén beweging kan dodelijk zijn of zwaar verwonden.
Personen zonder verantwoordelijkheidsgevoel en die zich niet in hun
partner kunnen aanpassen kunnen beter niet aan Aikido beginnen. Want
in de vechtsport gaat het juist om de kunst je aan de ander aan te passen
en heel precies diens potentieel en grenzen weten in te schatten: te weten
of we moeten vechten of niet.

In de dojo is het van uiterst belang dat een ieder zich onthoudt van
misplaatst, respectloos of aanmatigend gedrag, zowel in woord als in
daad. Net als op een slagveld in ons totale potentieel er in staat van
alertheid. Aikido functioneert op een speciale manier. Een van de aspecten
van het begrip “harmonie” (“ai”) is dat alles op zijn juiste plaats moet
staan.

De dojo is hiërarchisch ingedeeld, ieder heeft er zijn plaats. De tokonoma


staat tegen de muur tegenover de ingang. De ouderen links van de
meester, de meester bij de tokoma, de zooris met de hielen tegen de
tatami, de wapens uit hun koker, klaar voor gebruik, etc.

Aikidoka’s, uchi deshi, leraren, allen worden op hun juiste waarde geschat.
De uchi deshi en de leraren moeten hun taken vervullen en dit niet
overlaten aan de instellingen of de federaties. Het staat iedereen vrij om
dit principe niet te aanvaarden en vervolgens de dojo te verlaten.

Het niet eens zijn met de regels binnen de door de leerling uitgekozen
dojo heeft geen zin. De leerling kiest zelf zijn meester, degene die in zijn
ogen de beste is. Als een meester hem niet bevalt, moet hij een andere
zoeken of iets anders gaan doen. Dit betekent niet dat de leerling zijn
mening niet mag geven. In tegendeel! Dit behoort tot de normale
betrekkingen tussen meester en leerling en stelt de meester tegelijkertijd
in staat om zijn leerling met advies en uitleg bij te staan en vooruit te
helpen. Wederzijds respect is van fundamenteel belang in de dojo

Techniek is niet te koop. De contributie die een lid betaald is een blijk van
dankbaarheid voor het ontvangen onderricht. Men kan niet ontvangen
zonder er iets voor terug te geven. De contributies moeten meteen
betaald worden.

Als men als bezoeker in een dojo komt, moet men zich voor toestemming
om te mogen oefenen tot de sensei (= leraar) wenden. Als lid van de dojo
is het recht van oefenen impliciet, maar kan te allen tijde door de sensei
worden ingetrokken.

Stiptheid is een vereiste, de les moet op tijd beginnen. De leermeester


betreedt als laatste de tatami en vertrekt als eerste. Soms komt hij om de
ouderen te testen onaangekondigd te laat. Dit om zich ervan te
verzekeren dat de les normaal plaats vindt en op tijd begint en dat de uchi
deshi hun werk naar behoren doen. Dit stelt de jongere aikidoka’s in de
gelegenheid de uchi deshi beter te leren kennen, en de uchi deshi om te
leren zelfstandig te handelen.

Zodra je de kleedkamer binnenkomt, wordt je een ander mens; alle


dagelijkse problemen moet je van je afzetten.

Voor wie vroeg komt, wat trouwens zeer wenselijk is, is er genoeg te
doen. Hij kan de dojo vegen, versieren (bloemen) en onderhouden. Verder
kan hij zijn “warming up” doen en versoepelende oefeningen uitvoeren,
zich concentreren en de sempai om adviezen vragen. Zo is hij helemaal
klaar als de les begint.

De dojo mag alleen gebruikt worden voor de beoefening van lessen die
door de sensei verstrekt worden. Ieder andere activiteit is ondergeschikt
aan toestemming van deze laatste ( Dit is niet van toepassing op dojo’s
die niet het bezit zijn van een sensei, hetgeen een verklaring is voor de
trieste staat waarin sommige dojo’s verkeren).

Niet over techniek discussiëren. Het is niet aan de leerling om zijn ideeën
aan anderen voor te leggen of op te dringen en zodoende het onderricht
van de sensei te vervormen, maar om te werken en vooruit te gaan. Dit
neemt natuurlijk niet weg dat hij het recht heeft er een eigen mening op
na te houden, en als hij zijn twijfels heeft is hij vrij om weg te gaan.

Het onderricht en de doelstellingen van de sensei respecteren. Zijn


partner niet willen verbeteren behalve als het in betrekking staat met
hetgeen de sensei op dat moment behandelt. Je helpt hem daarentegen
zijn doelstellingen te realiseren, net zoals een leerling die op het juiste
moment het juiste gereedschap aanreikt. Zich niet laten voorstaan op zijn
kennis om zich te onderscheiden: een leerling met ervaring is geen
leermeester, hij heeft slechts een voorsprong van een paar stappen op de
lange weg. Je kunt niet alles tegelijk leren. Ondanks vele jaren van
serieus studeren blijft er altijd nog veel te leren. Laten we dus niets
overhaasten en het onderricht niet storen, door een les in de les te willen
geven en onrust te creëren door nutteloos gebabbel. Met Aikido leren we
met ons lichaam, het is een fysieke weg. Het ergste is om koste wat het
kost nuttig te willen zijn. Als je partner interesse heeft, kunt je hem vóór
of na de les inlichten. Dit is de rol van de sempai en de uchi deshi.

Er bestaan geen kata’s in Aikido. Alleen harmonie, zelfs in situaties van


agressiviteit. Het doel van Aikido is niet om te dwingen, te overwinnen,
pijn te doen, om wetten of reglementen op te leggen, zich met iemand te
meten, lichamelijke krachttoeren te verrichten, topprestaties te behalen,
uit te dagen, maar om zelfkennis te verwerven. Iedereen kan van
iedereen leren, zelfs de sensei van zijn leerlingen. Iedereen bezit zijn
eigen fysiek en zijn eigen motivaties, maar iedereen moet met plezier
kunnen leren. Liegen met woorden is eenvoudig, maar het lichaam liegt
niet.

Tegen het eind van de les keert de rust geleidelijk aan terug:
ademhalingsoefeningen, massages, ontspanning, stretching. Mukso, het
lichaam is ontspannen. De geest is in rust en de meditatie is hierbij zeer
nuttig. De nieuwelingen herhalen innerlijk de oefeningen van de afgelopen
les om ze beter te kunnen onthouden. De ouderen voeren de mukso uit:
het legen van de geest door diepe concentratie.

Za rei groet tot de tokonoma en aansluitend dankbetuiging en groet van


de sensei aan de leerlingen. De sensei verlaat de tatami, de leerlingen
behouden hun concentratie in de seiza positie tot de sensei het lokaal
verlaten heeft, tenzij de sensei om één van de volgende redenen het sein
van het eind van de les niet geeft en deze laatstgenoemde regel dus niet
gerespecteerd wordt: gezelligheid, opvouwen van de hamakas, eventuele
massages, adviezen, mededelingen .... Het gebeurt maar zelden dat de
sensei deze gelegenheid tot contact niet aangrijpt en de leerlingen op de
tatami achterlaat.

(foto blz. 44)

3.3. DE GEDRAGSCODE VAN DE AIKIDO BEOEFENAAR

Onderstaande tekst wijst ons wederom op de gedragsregels die de Aikido


beoefenaar in acht behoort te nemen. De leraren kunnen deze tekst
gebruiken als basis voor hun werk in de dojo.

Hoewel Aikido vaak wordt beoefend in wat wij gewoonlijk een gymnasium
(gymnastiekzaal) noemen, is Aikido geen sport: hij wordt in een dojo
beoefend (een plaats waar men “de weg” beoefent) die volgens
traditionele regels functioneert. De dojo stelt symbolisch het slagveld
voor: iedereen en elk voorwerp moet er op zijn vaste plaats staan. Er is
natuurlijk geen sprake van om de tatami letterlijk in een slagveld te
veranderen: het doel van deze symbolisering is om de beoefenaars in
werkconditie te stellen. Op de tatami moeten wij voortdurend onze totale
concentratie kunnen bewaren, alsof ons leven er vanaf hing. Het is heel
belangrijk om bij het beoefenen van Aikido de omgangsvormen te
eerbiedigen. Deze discipline heeft, op straffe van verdwijning, een
traditioneel kader nodig, het kader waarin hij ontstaan is en waarin hij
gegroeid is. Wij willen de Aikido in zijn allerpuurste vorm bewaren, zijn
unieke karakter conserveren dat zonder gelijke is in onze cultuur. De
hieronder uiteengezette regels kunnen een nieuweling op het eerste
gezicht weerzinwekkend lijken, maar ze zijn onontbeerlijk voor de
veiligheid van de beoefenaars en voor het respect jegens de discipline.
Een ieder die de tatami betreedt moet dus vooraf op de hoogte gebracht
zijn van deze regels en beloven zich er ten volle en zonder voorbehoud
aan te houden.
(foto blz.46)

In de dojo.

1. De Aikido beoefenaar mag de dojo niet als zijn eigen huis beschouwen.
Hij is allereerst gast van de meester. De leermeester kiest zijn leerling uit
gelijk de leerling zijn leermeester. De leermeester is de enige persoon die
het recht heeft de morele, fysieke en gedragsbekwaamheden van een
leerling om Aikido te leren te beoordelen, een discipline die niet bij
iedereen past.

2. Aikido is geen consumptieartikel. Het feit dat je je jaarcontributie


betaald hebt, wil niet zeggen dat je nergens recht op hebt. Een leerling
kan op ieder moment op besluit van de meester weggestuurd worden,
hetzij voor een bepaalde tijd, hetzij definitief. In dat geval krijgt hij zijn
inschrijfgeld terugbetaald.

3. De contributie moet stipt betaald worden. In geval van financiële


problemen kunnen er altijd speciale regelingen getroffen worden. Alle
administratieve stappen moeten zo spoedig mogelijk uitgevoerd worden.
Bovendien is een ieder die zijn contributie niet betaald heeft ook niet
tegen ongevallen verzekerd: het is dus verboden een tatami te betreden
als men vooraf zijn contributie niet betaald heeft.

4. Het is de gewoonte dat, als één of meer dojo’s uit dezelfde streek bij
elkaar aangesloten zijn, een lid van de ene dojo ook bij de andere dojo
(‘s) mag trainen. Het stelt de leden in de gelegenheid om zich ten volle in
te zetten voor de discipline, maar het is geen absoluut recht. Een
beoefenaar die vaak komt trainen in een dojo die niet de zijne is, moet dit
openlijk doen. Allereerst moet hij zijn leermeester, wiens onderricht hij
vertegenwoordigt, op de hoogte stellen. Vervolgens moet hij contact
opnemen met de leraar van de gast dojo om met deze de kwestie
inschrijfkosten te bespreken. Wij wijzen u er nogmaals op dat wij onze
tarieven vrijwillig lager houden dan die van andere disciplines opdat een
zo groot mogelijk aantal mensen onze discipline kan beoefenen.

5. Aan het betalen van de contributie worden geen rechten verleend, het
geeft enkel aan dat de beoefenaar zijn bijdrage wil leveren aan het
functioneren van de dojo.

6. Je gaat niet naar de dojo om je persoonlijke conflicten te uiten, maar


om op een constructieve manier aan jezelf te werken. Een ieder die op
enerlei wijze de rust van de dojo verstoord zal verzocht worden om van
gedrag te veranderen, of anders de dojo te verlaten.

7. De eventuele aanwezigheid van toeschouwers is een, zelfs impliciete,


gunst van de persoon die verantwoordelijk is voor de les. Het is in dat
geval verboden te drinken, te eten, te roken, te praten, en op wat voor
wijze dan ook de beoefenaars af te leiden of te hinderen. En al was de
toeschouwer een vergevorderd beoefenaar, dan heeft hij nog altijd niet
het recht om zich met de les te bemoeien door beoefenaars op de tatami
op hun fouten te wijzen.

8. Ieder leerling moet door zijn persoonlijke inzet bijdragen aan een
positieve werksfeer ten aanzien van iedereen.

9. Ieder lid moet meewerken aan het schoonmaken, het onderhouden, en


het versieren van de dojo, opdat de plek altijd schoon en gezond is.

10. In de dojo wordt de weg onderwezen die door de Aikido-oprichter Mr


Ueshiba aangegeven is. Het is dan ook de plicht van een ieder om de
oprichter en diens onderricht te respecteren.

11. Iedere aikidoka verplicht zich innerlijk om de Aikido techniek nooit te


gebruiken om te verwonden of om door middel van vernietigende
handelingen zijn ego te versterken. Aikido is een weg naar een dieper
begrip van de mensheid. De beoefenaars moeten een steeds grotere
bescheidenheid en verdraagzaamheid bereiken.

12. Iedere vorm van onbeschaamdheid, ieder respectloos woord, iedere


oneerbiedige houding zijn niet thuis in de dojo.

13. Ieder gevoel van competitie, tegengesteld aan het aikido principe, is
verboden op de tatami. Het gaat er niet om je tegenstander te verslaan
maar, door met je partner te oefenen, je eigen innerlijke conflicten te
overwinnen.

14. Men moet onder alle omstandigheden zijn eigen veiligheid en die van
zijn partner in acht houden. Er moet er vooral op gelet worden dat de
worpen naar buiten toe (buitenkant van de tatami) plaats vinden om
eventuele botsingen tussen beoefenaars te voorkomen: als je de richting
van de worpen beheerst, dan beheers je ook de techniek ervan.

15. De beoefenaar moet de adviezen van zijn leermeester aanvaarden en


in die richting werken die hem wordt aangegeven. Er is geen plaats voor
protest in de dojo. Dit neemt niet weg dat de leerling ertoe wordt
aangemoedigd zijn mening te uiten en zijn eigen zienswijze betreffende de
techniek te ontwikkelen. In geval van onenigheid is de leerling vrij om te
vertrekken.

(foto’s blz. 51 & 52)


Op de tatami

16. Zodra we de kleedkamer binnengaan, laten we al onze zorgen van het


leven buiten de dojo achter ons: al onze aandacht moet gewijd zijn aan de
training. In de vechtsport kan één moment van afwezigheid de dood tot
gevolg hebben.

17. Vóór het begin van de les moet de leerling een “warming up” doen,
zittend in de seiza positie, in een meditatie houding, openstaand voor het
werk.

18. Stiptheid is een vereiste. De les moet op tijd beginnen De leermeester


betreedt als laatste de tatami en verlaat hem als eerste. Als hij afwezig is
of te laat, dan moet een oudere de les overnemen en de les op tijd laten
beginnen.

19. Door de verplichtingen van het hedendaagse leven gebeurt het nogal
eens dat de leerlingen te laat komen, nadat de les al begonnen is. Volgens
de traditie moet men dan aan de rand van de tatami wachten totdat de
meester toestemming geeft om de tatami te betreden. Een andere, voor
een ieder minder storende, mogelijkheid is de volgende: zich discreet bij
de groep voegen en geknield de tokonama en daarna de leermeester
groeten, en zich tegenover hem verontschuldigen zodra er zich een
gunstig moment voordoet.

20. Sieraden, ringen, en protheses, gevaarlijk tijdens de training, moeten


in de kleedkamer achtergelaten worden.

21. Het lichaam moet er verzorgd uitzien en de anderen niet afstoten.

22. Het lichaam moet schoon zijn. Er moet niet op blote voeten in de
kleedkamer gelopen worden. Als het geval zich voor mocht doen dan
moeten wratten en schimmelaandoeningen snel behandeld worden.
Behalve in geval van medische behandeling is het dragen van sokken niet
toegestaan. Men mag ook niet geschoeid de tatami betreden.

23. Niet op snoepjes of kauwgum kauwen, dit uit respect, voor een betere
concentratie en om veiligheidsredenen,bijv. om een obstructie van de
luchtpijp te voorkomen.

24. Niet de tatami betreden na drugs of alcohol geconsumeerd te hebben.

25. In geval van verwonding is het verkieslijk om te behandelen alvorens


de training te hervatten. De partner en de meester waarschuwen. Niet
aandringen, zelfs als normaliter de beoefenaar onder alle omstandigheden
paraat moet zijn.
26. Bij ieder bloeding, hoe miniem ook, moet de training onderbroken
worden. Er is besmettingsrisico en de vlekken zijn moeilijk te verwijderen.
Niet geheelde wonden moeten beschermd zijn.

27. Als u gedurende de les de tatami moet verlaten, bent u verplicht de


meester daarvan op de hoogte te stellen. U mag in geen geval de tatami
verlaten zonder daartoe toestemming gevraagd te hebben.

28. Het tenue van de aikidoka is de aikidogi (aikido-kledij), een vest en


een broek, na enige trainingstijd aangevuld met een hakama. De vrouwen
dragen een vest dat met een lint gesloten is en een T-shirt. Hoe het ook
zij, de gi moet schoon zijn en in goede staat (niet gescheurd) en droog.

29. Trainen zonder uiterlijk vertoon. Muggenzifterij moet vermeden


worden. Een correcte houding is genoeg.

30. De groet in Aikido heeft geen enkele religieuze bijbetekenis, het is een
blijk van respect, van beleefdheid, dankbaarheid en nederigheid.

31. Bij het binnenkomen in de dojo en bij het betreden van de tatami
wordt er in richting van de tokonoma gegroet, en ook weer bij het
weggaan. Je treedt de dojo met je linkervoet binnen.

32. De eerste en de laatste partners worden geknield gegroet (zarei).


Tijdens de veranderingen van de techniek, aan het begin en het einde van
een werksessie, wordt de staande gegroet (ritsu rei) gedaan. Na een
demonstratie van de meester wordt de zarei groet gedaan en daarna
begeeft men zich naar een nabije partner om aan het werk te gaan.

33. De zoories (sandalen) staan op hun plaats, naast elkaar, hielen tegen
de mat.

34. De wapens, uit de koker gehaald, klaar voor gebruik, worden haaks op
de tatami geplaatst. De punt en het snijvlak wijzen nooit naar de
tokonoma. De wapens worden gerespecteerd: er niet op trappen, er
overheen stappen, er tegenaan stoten en ze ook niet gooien. Tijdens de
training moeten ze gegroet worden, vóór en na gebruik rechts van het
lichaam geplaatst worden (vrede) of aan de linkerkant, klaar voor gebruik,
als men zich ervan bediend. Ze worden volgens een speciaal protocol naar
de partner uitgestoken. Geen zwakke of kapotte wapens gebruiken uit
veiligheidsvoorzorg.

35. Nooit een wapen of een gi gebruiken die je niet toebehoort.

36. Gewonden mogen in de lotus houding (kleermakerszit) gaan zitten. En


anders in de seiza positie om de demonstraties van de meester bij te
wonen of om naar een uitleg te luisteren.
37. Nooit met je rug tegen de muur leunen: de houding van het lichaam
moet altijd onder controle zijn, vanuit het “centrum” (seika tanden).

38. Evenzo mag men bij het opstaan ook niet met zijn armen op zijn
wapen, op een been of op de grond steunen.

39. Je stoort de les niet met gepraat. Het is vaak overbodig, zelfs als het
om een uitleg gaat: een geste is genoeg.

40. Je nodigt nooit als beginneling een gevorderde uit om samen te


trainen of om een demonstratie uit te voeren: je wacht tot de oudere jou
uitnodigt. Een gevorderde moet veel aandacht besteden aan de ontvangst
en de opleiding van de beginnelingen.

41. Als je de meester een vraag moet stellen, moet je hem dat met veel
respect laten merken, door hem te groeten en niet door hem te roepen.
Hij zal antwoorden als hij dat pedagogisch gezien nodig acht.

42. Aan het eind van een trainingssessie wordt het werk meteen gestaakt.
Je groet je partner en gaat zo snel mogelijk terug naar je plaats. De
leerlingen zitten in evenwijdige rijen die één meter van elkaar verwijderd
liggen, de gevorderden links van de leraar, de beginners rechts.

43. Als en demonstratie speciaal voor jou wordt uitgevoerd of voor je


buurman, dan luister je in de seiza positie en groet je aan het einde.

44. Aan het einde van de les verlaat de sensei de tatami en de leerlingen
behouden hun concentratie tot hij vertrokken is. Gewoonlijk geeft de
leraar vóór hij de tatami verlaat het sein van het einde van de les. Dit
doet hij voor de gezelligheid en om even contact met de leerlingen te
hebben.

45. Om tijdens een les of een stage te fotograferen of te filmen heb je de


uitdrukkelijke toestemming van de leraar nodig, want dit stoort het
normale verloop van de les en het werk van de leraar. Het kan ook in
velerlei opzichten het werk van de beoefenaar hinderen en zelfs tot een
juridisch probleem leiden. Niemand kan als vanzelfsprekend aannemen
recht te hebben om foto’s te maken. Als de fotograaf een beoefenaar is, is
zijn plaats op de tatami met de andere leerlingen.

Het aantal regels betreffende de omgangsvormen kan een leerling


misschien overweldigend lijken, maar die leert hij na verloop van tijd door
regelmatig herhalen en oefenen vanzelf. Als hij even niet meer weet hoe
het moet, kan hij altijd beroep doen op een sempai, die hem met alle
plezier zal helpen.

Het is de plicht van de ouderen om de regels binnen de dojo te doen


respecteren en tonen zodoende hun bekwaamheid en hun
verantwoordelijkheidsvermogen. Iedere keer dat de leraar iemand tot de
orde moet roepen betekent dat de sempai hun werk niet goed gedaan
hebben.

(foto blz.60)
4. LEVEN EN ORGANISATIE VAN DE DOJO
De goede werking van een dojo hangt voor 95% van zijn
organisatieschema af. En deze hangt onvermijdelijk samen met een
specifieke opleiding die aangepast is aan de leden ervan en het gebruik
van de juiste werkwijzen. Geconstateerd moet worden dat de uchi deshi
elkaar indertijd in de organisatorische functies opvolgden zonder dat de
daar opgedane ervaring van de één naar de volgende doorgegeven werd.
Ook komt het voor dat een uchi deshi de dojo verlaat om zijn eigen dojo
op te richten en vervangen wordt door één die nog niet volledig voor die
functie is opgeleid. Dit heeft natuurlijk ten gevolge dat dezelfde fouten
herhaald worden.

Hier volgen enkele referentiepunten.

4.1. DE PLAATS VAN DE UCHI DESHI IN EEN AIKIDO DOJO

In de traditionele disciplines, zoals ook Aikido, begeeft de leerling zich


naar de meester. Hij bevindt zich dus niet in zijn eigen huis en is er dus
des te minder heer en meester. Het is dus aan de leraar – die niet in
dienst is bij zijn leerlingen – om zijn rol van meester te vervullen en
zodoende alle problemen uit de weg te ruimen.

Van oudsher kiest de leerling zijn meester uit. Hij eerbiedigt hem volgt
zijn leer op. De leraar zal dan ook niet van zijn machtspositie misbruik
maken door zich als despoot te gedragen en zijn fantasie de vrije te loop
laten ( dat gebeurt jammer genoeg nogal eens en we kunnen er dan ook
niet voldoende de nadruk op leggen dat de leerling de juiste leraar moet
uitkiezen).

Onder de leerlingen van een dojo onderscheiden we de beoefenaars en de


uchi deshi’s. Deze laatsten zijn van oudsher diegenen die een aanvullende
taak uitvoeren, die zich inzetten voor de beoefening en die later op hun
beurt meester worden.. Ze nemen bepaalde taken van de meester over
opdat deze laatste zich totaal aan zijn discipline kan wijden. Wat niet
inhoudt dat zij alles te zeggen hebben: zij moeten de meester regelmatig
op de hoogte houden van hun doen en laten en hun plannen en hiervoor
zijn toestemming verkrijgen.

In geval van langdurige onenigheid is het aan de uchi deshi om zijn


functie op te geven en weer zijn gewone plaats als leerling in te nemen:
hij mag de normale loop van de dojo niet storen. Laten we niet vergeten
dat de leerling zich in het huis van de meester bevindt. Laten we ook nog
even benadrukken dat het respect tussen meester en leerling wederzijds
is en dat het daarom ook de taak van de meester is om de mening, welke
die dan ook moge zijn, van zijn leerlingen aan te horen zonder van hun
een absolute volgzaamheid en toewijding te verwachten. De vooruitgang
van de dojo staat op spel. De meester weet dat zowel in zij taken als op
de tatami de leerling het beste van zichzelf zal geven.

Maar het kan gebeuren dat een uchi deshi zijn taak niet aankan. Dan
moeten er maatregelen getroffen worden, bijvoorbeeld door hem door een
bekwamer persoon te vervangen of door hem hulp aan te bieden. Helpen
betekent niet zijn plaats innemen, net zo goed als dat in de pure Aikido
techniek gebeurt. Vordering maken volgens de Aikido-leer houdt in dat de
leerling gemotiveerd is door het idee de opdracht die hem is toevertrouwd
door de meester met succes uit te voeren. Deze etappe is verplicht voor
een ieder die zich geroepen voelt om eens zelf ook dit onderricht te
verstrekken.

4.2. DE ROL VAN DE UCHI DESHI

De rol van de uchi deshi is leidend, niet uitvoerend. “Zelf doen” zou de
bekentenis van een grote mislukking zijn, garant voor problemen bij het
verwerven of versterken van de leden, de dood op korte termijn van de
dojo.

Hieronder volgen de taken die hem gewoonlijk voorbehouden zijn:

1. De dojo en zijn meester helpen.


2. Kleine taken van de meester overnemen.
3. De gerieflijkheid en het onderhoud van de dojo verhogen.
4. De economie van de dojo zeker stellen.
5. De sfeer in de dojo erin houden.
6. Toekomstige uchi deshi’s opleiden.
7. De werkwijzen van de dojo formaliseren
8. Het organiseren van stages en demonstraties.
9. De beginneling ontvangen.
Enz.

Het werk van de uchi deshi bestaat voor 95% uit het promoten van de
dojo. Het zou vandaag de dag het doelpunt moeten zijn van systematische
en sinds jaren beproefde werkwijzen. De werkwijzen zouden op schrift
gesteld moeten worden, de documenten en technische supports
gemoderniseerd. Dit is nog lang niet het geval in alle dojo’s. Hieronder
volgt een schets van alles wat er zou moeten gebeuren.

Juni vóór het begin van het nieuwe seizoen

1. affiches,
2. pamfletten (auto’s, brievenbussen),
3. plaatjes,
4. kalenders,
5. aanmeldingsformulieren, inschrijvingen,
6. documentatie die aan de beginners verstrekt moet worden, in
toereikend aantal voorhanden, klaar voor gebruik in de kast van de
dojo,
7. jaarlijkse promotie-planning van de dojo.

Begin september

1. Iedere uchi deshi is belast met de communicatie (pamfletten, affiches)


in een gegeven geografische locatie.

Het zou - wat ten onrechte aangenomen wordt - de taak zijn van de uchi
deshi om dit in zijn eentje op zich te nemen. Dit zou veel te tijdrovend en
niet effectief zijn. Hij zou zich daarentegen, dankzij goede relaties met
zijn mede-beoefenaars, deze laatsten kunnen vragen om hem hiermee te
helpen. Dit stelt hem in staat om beoefenaars de gelegenheid te geven om
mee te werken aan de ontwikkeling van de dojo en zich er zodoende beter
in te integreren, en hen te begeleiden en op te leiden tot eventuele
toekomstige uchi deshi's.

2. Aan het begin van het les seizoen aan alle beoefenaars affiches,
pamfletten en kalenders uitdelen.

3. Bezoekers verwelkomen en ze direct de nodige informatie verschaffen:


inschrijvingsformulieren, voorwaarden.

4. De integratie van de nieuwelingen bevorderen:

a. ze in de gelegenheid stellen om:


- zich uitleg te verschaffen betreffende de discipline, het gedrag in de
dojo, de gestes, de technieken, de diverse manieren van groeten,
- het doel dat door het werk nagestreefd wordt te begrijpen, het werk op
zich.
- Aikido te ontdekken, de regels ervan, de gewoontes, de oriëntaalse
cultuur, de boeken.

b. ze in de gelegenheid te stellen om:


- zich in een groep te integreren naargelang hun hoedanigheden
(persoonlijk, beroepsmatig of omgangsmatig), kennis (persoonlijke of
beroepsmatige vaardigheden), hun beschikbaarheid (tijd beschikbaar
om een handje te helpen, bijvoorbeeld met het uitdelen van
pamfletten, etc.). Of ze kunnen bijdragen aan het leven van de dojo of
zich eventueel bij een relatie netwerk kunnen aansluiten?
- zich bij een werkgroep aan te sluiten;
- initiatieven te nemen.
4.3. DE VIJF REGELS VAN GEZOND VERSTAND

1. Zich in de persoon kunnen verplaatsen die interesse heeft. (die


inlichtingen vraagt)
2. Documentatie aanreiken
3. Alle beoefenaars inschakelen bij de ontvangst, een mensvriendelijke
begeleiding instellen.
4. De nieuweling zich verantwoordelijk laten voelen door hem kleine taken
toe te wijzen. (zich bezighouden met bijvoorbeeld inschrijvingen tijdens
een stage, onder begeleiding van een uchi deshi).
5. Hem weten te motiveren: hem meenemen naar een stage.

4.4. VOOR EEN EFFICIENT WERK IN GROEPSVERBAND

Het is niet gemakkelijk om een uchi deshi in een Aikido dojo te zijn. Alle
tekenen van goede wil en iedere ervaring op wat voor gebied dan ook zijn
van harte welkom. Maar het moet gezegd worden: de dojo heeft een heel
speciale organisatie. Hij is zeer vormend; de invloed van de uchi deshi’s
komt sterk tot uitdrukking in de persoonlijkheid en de manier van werken
van een ieder.

4.4.1. Respect en vriendschap

Het is heel belangrijk dat in een groep van een uchi deshi een ieder er
moeite voor doet om respect en vriendschap hoog in het vaandel te doen
staan. Het is een waarborg voor een goede sfeer in de dojo en zijn
voortbestaan.

Werken in vertrouwen, met de wil om het goed te doen. Het kan gebeuren
dat we door vriendschap en vertrouwen gedreven onze persoonlijke
mogelijkheden overschatten en de omvang van onze engagement niet
helemaal kunnen overzien.

Dat kan wrevel bij de anderen als gevolg hebben. Het is dus heel
belangrijk om goed in het oog te houden wat er van ons verwacht wordt
als we overwegen een taak op ons nemen.

4.4.2. Competenties herkennen en verwachtingen begrenzen

Proberen vast te stellen wie wat kan doen, hoeveel tijd dat gaat kosten,
tegen welke prijs, door wie hij geholpen kan worden, met hoeveel kans op
slagen.

De tweede verantwoordelijke voor de dojo, na de leraar, is de uchi deshi.


Hij neemt de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de dojo op
zich. Als de leraar ontevreden is over de loop van de dojo, dan zal de uchi
deshi erop aangesproken worden. Het is dus van belang de juiste persoon
voor deze functie aan te stellen. Hij moet respect afdwingen want hij leidt
en onderschrijft het werk van de ouderen. Hij moet altijd overal van op de
hoogte gesteld worden opdat hij niet buiten zijn weten om ergens
verantwoordelijk voor gesteld kan worden, hetgeen vervelende gevolgen
zou kunnen hebben. Als hij geen steun ondervindt is het zijn plicht om af
te treden.

De toekomstige coördinator kan al in de groep zitten. Het is dus ook de


plicht van de huidige coördinator om zijn opvolger op te leiden en te
motiveren. Het werk van een uchi deshi is verrijkend. Als je eens leraar
hoopt te worden moet je beginnen met de radertjes van het functioneren
van de dojo te leren kennen.

4.4.3. Het op schrift stellen van methodes

Het naslagwerk is het geheugen van de dojo en het meeste betrouwbare


middel om de werkprincipes en –voorschriften van een uchi deshi groep
naar de volgende door te geven, en dit met het doel het voortbestaan
ervan de te verzekeren.

4.4.4. Bereikbare doeleinden bepalen

Doeleinden die onmogelijk bereikt kunnen worden werken demotiverend.


Om goed te kunnen functioneren, moet een groep, onder leiding van de
uchi deshi’s, trainen met een haalbaar doel voor ogen. Op deze wijze kan
een ieder zijn eigen grenzen ontdekken. Alleen dàn kan men beginnen
ambitieuzere doelstellingen te bepalen.

4.4.5. De auteur verantwoordelijk maken voor zijn project

(zonder individualisering en zonder hartstocht)

De uchi deshi’s werken voor de meester, en niet voor de leerlingen. Ieder


werk dat hem door de meester wordt opgelegd, of het nou gaat om het
uitvoeren van een aikido techniek of een bepaalde taak die uitgevoerd
moet worden, is een persoonlijk project. Het is van belang die goed uit te
voeren. Een geslaagd project moedigt de auteurs ervan aan en is een
teken dat ze op de goede weg zitten. Een oudere die goed werk geleverd
heeft, heeft het recht tevreden te zijn, en de moeite die hij ervoor gedaan
heeft moet een voorbeeld zijn voor de anderen en een stimulans om hun
eigen grenzen te overtreffen.

Het kan voorkomen dat een project ondanks alles mislukt. In zo’n geval
kan een mislukking even leerzaam zijn als een succes. Maar in zo’n geval
moet er toch op gelet worden dat een ieder dezelfde houding aanneemt
om elk gevoel van wrevel te voorkomen: afstand nemen, de prestatie
opnieuw onderzoeken, niet individualiseren en vermijden dat sommige
dingen niet uitgesproken worden. De samenhang van de groep uchi
deshi’s moet gewaarborgd worden. Dit alles is alleen mogelijk als men bij
wat men doet iedere vorm van hartstocht uitsluit.

4.4.6. Andere uchi deshi integreren en deelgenoot maken

Sommigen houden zich op de achtergrond, durven niet, voelen zich


minderwaardig. De leerling moeten niet schromen zijn bekwaamheden te
tonen. Het is de taak van de uchi deshi’s om een zo goot mogelijk aantal
personen te laten deelnemen aan een project. Zo zal de groep hecht zijn
en zijn werk efficiënt.

4.4.7. De mentorfunctie van de uchi deshi

Vanaf de eerste dag van een uchi deshi moet er al nagedacht worden over
zijn toekomstige opvolger. Een groep ouderen vervangen zonder dat de
nieuwe de minste instructies ontvangen heeft, is gevaarlijk voor het
bestaan zelf van de dojo. Daarom moet de opleiding continu zijn.

In de geest van de traditionele dojo gaat het aikido beoefenen gepaard


met het uitvoeren van enkele aanvullende kleine werkzaamheden waar
iedereen profijt van heeft en die bijdragen aan een goede werksfeer: de
tatami vegen, de kleedkamers schoonmaken, affiches opplakken. Hierop
berust het voortbestaan van de dojo.

Het is aan de uchi deshi's om de beoefenaars zo vroeg mogelijk mee te


laten helpen door kleine klusjes uit te voeren.

Voor de efficiency is het beter dat dit verzoek rechtstreeks plaats heeft,
van man tot man. Het is immers zo dat als men zich tot een groep in zijn
geheel richt, niemand zich persoonlijk aangesproken voelt. Behalve dat
het leven in de dojo veel aangenamer is als iedereen zijn steentje
bijdraagt, zorgt het er ook voor dat de contributie verlaagd kan worden
daar er geen mensen van buitenaf ingeschakeld hoeven te worden.
Daarom mag contributie betalen geen aanleiding zijn om niets te doen.
Iemand die niets wil doen onder het voorwendsel dat hij zijn contributie
betaalt, heeft niets in de dojo te zoeken. Vaak zij het de beginnelingen,
met de geestdrift van de nieuwkomer, die het meest doen. Zij denken
maar al te vaak dan hun onervarenheid een handicap is: het is aan de
ouderen om het tegendeel te bewijzen.

1. Afstand nemen van zijn handelingen ter bevordering van de


doelmatigheid: tot zelfkritiek in staat zijn.
2. Doelstellingen organiseren, kiezen en naar waarde rangschikken,
termijnen stellen.
3. De kennis van een lid dat weggaat niet verloren laten gaan.
4. Werkzaamheden verdelen naargelang bekwaamheden.
5. Vervangers opleiden vanaf de eerste dag.
6. De samenkomsten stimulerend maken.
7. En constructieve zelfkritiek toepassen.
8. Het werk van de uchi deshi's vormend en motiverend maken.
Vooruitgang is alleen mogelijk als het werk zinnig is.
9. De hiërarchie respecteren
10. Taalgebruik hanteren dat van toepassing is bij aikido (dojo , i.p.v.
club....).
5. CONCLUSIE
De vereniging die opgericht is op basis van de wet 1901 (Frankrijk) biedt
een structuur die zeer goed afgestemd is op de inrichting en de werking
van een traditionele dojo. Op grond van het eerste artikel van deze wet
kan de dojo, georganiseerd als vereniging, in de teksten van zijn statuten
en zijn interne reglement beschreven worden, op een manier die past bij
zijn traditionele aard, werking en werksfeer.

De dojo vormt per definitie het structurele kader van de beoefening. De


afschaffing van de dojo zou ertoe leiden dat de herkenningstekens van de
discipline en dus zijn ware betekenis uitgevlakt zouden worden. De
vervorming van de dojo zou een definitieve verwijdering van zijn
traditionele waarden veroorzaken. De dojo door een ander kader
vervangen zou onherroepelijk inhouden dat het een totaal andere
discipline zou worden.

Voorlopers in het Westen zoals judo en karate hebben dit al aan den lijve
ondervonden. Op de wijze waarop ze vandaag de dag beoefend worden
kun je het al geen traditionele vechtsporten meer noemen. Andere
vechtsporten laten zich jammer genoeg ook al meeslepen op deze weg.
Het is nog niet te laat. Als wij er ons serieus bewust van werden, zouden
we de juiste weg nog terug kunnen vinden, maar voor sommigen zijn de
sporen waarin ze zich begeven hebben al heel diep.

De woorden van O Sensei herinneren ons eraan dat aikido geen sport is.

Aangezien wij over die mogelijkheid beschikken, laten wij in staat zijn
hem in zijn originele context over te dragen: de dojo.

(foto’s blz. 77 & 78)

You might also like