Professional Documents
Culture Documents
Henk
Henk
DE AUTEUR
In 1964 start Alain Peyrache zijn onderricht in Aikido en van meet af aan
richt hij zich tot de leer van de allergrootste Japanse experts, leerlingen
van Aikido grondlegger Ueshiba. In 1967, op 17-jarige leeftijd, wordt hij,
ten gevolge van een blessure van zijn toenmalige leermeester,
verantwoordelijk voor de dojo en hij moet zichzelf op eigen kracht zien te
vormen.
In die tijd studeert hij ook Chinese geneeskunde en begint hij wijsgerige
onderzoeken te verrichten. Ieder weekend trekt hij stad en land door om
te kunnen trainen met de leerlingen van de grondlegger (O Sensei) die in
Frankrijk en Europa op doortocht zijn.
In 1970 sticht hij zijn eigen dojo. Tegelijkertijd treedt hij onder toezicht
van Mr Tamura toe tot het directiecomité van het ACFA (Association
Culturelle Française d'Aïkido) en daaropvolgend van het UNA (Union
Nationale d'Aïkido). Als regionaal technisch gedelegeerde en lid van de
nationale graden commissie en de commissie van onderwijs, leidde hij
toen veel van de huidige Franse leraren en begeleiders op.
In 1982, als gevolg van onenigheden met de Judo Bond, zet hij zich als
nationaal technisch verantwoordelijke ten volle in om het FFLAB (La
Fédération Française Libre d'Aikido et de Budo) op te richten, daarbij
gebruik makend van zijn diepgaande kennis van de federatie die hij wil
benutten om de ware geest van de praktijk te ontwikkelen. Ondanks het
aandringen van Mr Tamura, en in zijn onfeilbare trouw aan de geest van
de traditionele dojo, slaat hij het voorzitterschap van de nationale graden
commissie af.
Teleurgesteld moet Alain Peyrache vaststellen dat alle moeite die hij zich
getroost heeft voor een traditioneel Aikido voor niets is geweest, en
getrouw aan zijn opvattingen biedt hij dan ook zijn ontslag aan. Vanaf dit
moment besluit hij een Aikido zonder compromissen te onderwijzen in zijn
eigen dojo, een Aikido die berust op het fundamentele Japanse principe
"één meester, één dojo.”
Deze retraite van vier jaar, begin jaren ’90, is voor hem een ware
openbaring, en met de nodige afstand, wordt hij een voorbeeld voor
talloze Europese leraren die door gelijkwaardige bevindingen als hij ook
uitgekeken zijn op de instituten. Zij begeleiden hem bij de oprichting van
de EPA (Europe Promotion Aïkido), de Europese aikido school, uniek in zijn
soort. Hier kan een ieder zijn plaats vinden die traditioneel aikido wil
beoefenen.
Algemeen erkend als één van de grootste Europese meesters is hij zeer
gevraagd en neemt hij zijn pelgrimsstaf weer op om gehoor te geven aan
de roep van zijn vele discipel aikidoka verspreid over vele landen. Zijn leer
is vandaag terug te vinden tot ver buiten de grenzen van Europa.
Het is niet eenvoudig om de weg van Alain Peyrache te volgen. Zijn
onderricht is streng en veeleisend. Hij legt zijn hart en ziel in datgene wat
voor hem essentieel is in de beoefening van een discipline die zeer zuiver
is en getuigt van eenvoud en efficiëntie, en met een onvergelijkbare
gulheid draagt hij zijn kennis over aan hen die hem als leraar hebben
gekozen en de weg (do) die hij hen leert is vóór alles een weg naar
zelfstandigheid.
INHOUD
3. GEDRAGSWIJZE IN DE DOJO 29
3.1. HET TENUE VAN DE AIKIDOKA 29
3.2. DE JUISTE GEDRAGSLIJN 34
3.3. DE GEDRAGSCODE VAN DE AIKIDO BEOEFENAAR 45
5. CONCLUSIE 75
De afgoderij bestaat vóór alles
uit het feit een symbool zijn diepste
betekenis te ontnemen en enkel het
uiterlijk voorkomen te bewaren dat
sindsdien van zijn metafysische
grondslag gescheiden is.
Oosterse wijsheid
De traditie wil dat de leerling naar de meester - “hij die de kennis bezit”-
gaat. Wat zijn taak in de dojo ook moge zijn, hij mag de dojo niet als zijn
eigen huis beschouwen, en dat moet hij nooit uit het oog verliezen. Geen
enkele aikido leraar is ooit aan zijn leerlingen verplicht, hij staat niet op
hun niveau in de rangorde: dit is wat het woord sempai (hoog in de
rangorde geplaatst krachtens zijn anciënniteit) inhoudt. Sommige
meesters maken misbruik van hun positie. Anderen passen zich te veel
aan hun leerlingen aan, wat problemen kan opleveren als bepaalde
leerlingen hun plaats niet weten. Dit betekent dus dat het gedrag
aangepast moet worden naargelang men zich in de dojo bevindt of
erbuiten, als ook in de relatie meester/leerling.
“ai” – staat voor “harmonie”, het letterteken bestaat uit drie onderdelen:
het dak, de één, de mond. Dit wil zeggen dat ieder ding op zijn juiste
plaats staat: het is de meester die onder het dak spreekt.
Bij zijn inschrijving moet de leerling door zijn leraar toegelaten worden, al
gebeurt dit achter de schermen, op voorspraak van twee ouderen wier
taak het is zich over hem te ontfermen (sempai); ze nemen vooral de
verantwoordelijkheid voor zijn opvoeding zich.
Als de leerling te laat komt, moet hij toestemming vragen om de tatami te
betreden. Ook als de leerling vertrekken wil moet hij hiervoor
toestemming aan de meester vragen, de sempai waken erover dat dit ook
gebeurt.
Zelfs na een oefenperiode van meerdere jaren kan het voorkomen dat een
leerling definitief de toegang tot de les geweigerd wordt, zonder dat de
leraar hier een reden voor hoeft op te geven.
Stel je het geval voor dat een leerling niet meer toegelaten wordt in een
sportclub waar het bureau de baas van de club is en de sportleraar diens
debiteur, die dus bij hem in dienst is als werknemer. Hoe zou de zaak
opgelost worden als het bureau en de leraar het niet met elkaar eens
waren? Kunnen we ons ook maar in de verste verte een aikido leraar
voorstellen die ter beschikking van zijn leerlingen – in sommige gevallen
zelfs beginnelingen - zou staan? Erger nog, in dienst van leden die zijn
plaats zouden willen innemen? Of ter beschikking van leerlingen die als
sinds lange tijd niet meer beoefenen of die geen lid meer zijn van de
vereniging en die zich jarenlang het voorrecht toe-eigenen geen
contributie meer te betalen?
We zien dus dat de ware meester diegene is die zijn leerling aanspoort om
zelfstandig te worden en zich te aanvaarden zoals hij is, en niet iemand
die onderdanigheid eist van zijn leerling en ieder initiatief de kop indrukt.
En dit is het verschil tussen een meester en een goeroe.
2. LID ZIJN VAN DE DOJO
Om deel uit te kunnen maken van een dojo:
1. moet je door de leermeester worden geaccepteerd;
2. moeten twee oudere leden van de dojo borg voor je staan (sempai);
3. moet je beloven de regels van de beoefening te eerbiedigen (het
reglement ondertekenen).
Om lid te worden van een dojo moet een dossier samengesteld worden
en moet de contributie betaald worden.
Deze gang van zake is de nakoming van een belofte in de discipline en
niet simpelweg een recht op gebruik van een consumptieartikel. Door lid
te worden beloofd de leerling het verschafte onderricht naar zijn beste
kunnen te volgen. Onder geen voorwaarde mag hij op zijn eigen houtje de
aard van het onderricht veranderen.
2.1. INSCHRIJVINGSDOSSIER
Ieder jaar moet dit dossier door alle beoefenaars opnieuw samengesteld
worden.
1. Het inschrijvingsformulier invullen;
2. De "in geval van ongeluk” verklaring invullen;
3. Alle nodige stukken aanleveren: enveloppen, doktersverklaring, foto’s
(alleen bij de eerste inschrijving). De enveloppen moeten gefrankeerd
zij en geadresseerd aan de beoefenaar om de taak van de uchi deshi te
vereenvoudigen;
4. Het interne reglement ondertekenen;
5. De contributie betalen.
2.2. DE CONTRIBUTIE
Ieders contributie vormt een bijdrage tot het bestaan van de dojo evenals
een bijdrage aan de aansluiting van de dojo bij de structuur waar hij
eventueel bij aangesloten is. Deze contributie is verplicht om in de dojo
toegelaten te worden en ze geeft recht op het gebruik van alle promotie
middelen (affiches, minitel, internet server, onderwijskundige gegevens,
data van stages..), op het onderricht van leermeesters tijdens de lessen
en op Europese en regionale stages. Hierbij zijn ook de verzekering en
eventueel een Aikido handleiding inbegrepen (het eerste jaar).
Als de inschrijving in de loop van het jaar plaatsvindt, kan er vanaf januari
een overeengekomen vermindering verleend worden. In speciale gevallen
kan men de persoon die over de financiën gaat op de hoogte stellen, die
dan maatregelen zal treffen. In geval van financiële problemen kunnen,
per geval, speciale betalingsregelingen getroffen worden, naargelang de
financiële mogelijkheden van de betreffende dojo: gespreide betalingen,
automatische incasso.
De economische situatie van de dojo is vitaal voor het welzijn van een
ieder. De contributie die door de dojo’s geheven wordt is doorgaans erg
laag. Het jaarlidmaatschap komt ongeveer neer op de prijs van een
weekendje skiën en als men zo’n twee keer per week gaat trainen, dan
komt een les uit op de prijs van een kopje koffie.
Ieder lid zonder uitzondering heeft er baat bij dat de contributie door
iedereen betaald wordt. Welnu, sommige oudere leden vinden dat ze
vanwege hun uchi deshi positie (ouder lid, betrokken bij het leven van de
dojo) recht op vrijstelling van contributie hebben. Deze houding is
absoluut ongehoord: hun gedrag zou juist een voorbeeld moeten zijn. Zij
hebben met name profijt van:
Geen contributie willen betalen is een reden tot uitsluiting uit de dojo,
want het getuigt van gebrek aan respect tegenover de leermeester en de
overige aikidoka’s, waaronder diegenen die de contributies moeten innen
en die soms heel erg moeten aandringen of die een vriend niet in
verlegenheid durven te brengen.
Aikido is een traditionele discipline. Het is dus van belang dat we alle
aspecten van de traditie in acht nemen als we de diepgaande betekenis
ervan willen doorgronden: er bestaan bijvoorbeeld veel misverstanden
rondom het tenue van de aikidoka en het is de hoogste tijd hiermee af te
rekenen.
De hakama is een wijde broek die op een broekrok lijkt. De hakama die bij
Aikido gebruikt wordt is zwart, marineblauw of donkergrijs. In sommige
scholen worden er – vaak uit onwetendheid – witte gedragen: in het
Oosten is wit de rouwkleur, en dit soort hamaka’s wordt daar door
geestelijken gedragen. Dit soort fouten is vaak te wijten aan cultuur
verschillen. In het joods-christelijke Westen wordt wit als de kleur van de
maagdelijkheid gezien, dus de kleur van de beginneling.
Voor een Japanner de straat op gaan zonder zijn hakama zou voor een
Europees gelijk staan aan in zijn onderbroek naar buiten gaan! Daarom
eiste de Aikido-oprichter zelfs van de toeschouwers die toegelaten werden
in de dojo dat ze het traditionele tenue droegen.
Maar een hakama is duur. Aan het einde van de tweede wereldoorlog , in
een periode van algehele instorting van de economie, kon men niet langer
een dergelijke investering van de Japanse aikido beoefenaars eisen. Ze
mochten wachten met de aanschaf van hun complete tenue tot ze de
eerste dan bereikt hadden.
De aikidoka mag de dojo niet als zijn eigen huis beschouwen: hij is
uitgenodigd door de leermeester. Dit principe mag nooit uit het oog
verloren mag worden, en in het bijzonder wanneer de leermeester zijn
leerlingen een grote mate van zelfstandigheid toestaat. Hoe meer
zelfstandigheid een leerling verwerft, des te meer hij zal beogen zijn ego
te bevestigen, en daarbij gemakkelijk vergeten dat hij zich in het huis van
zijn leermeester bevindt. Hij zal de neiging krijgen de dojo als zijn eigen
huis te beschouwen, en het bijna normaal gaan vinden dat de meester
hem zijn dojo afstaat om zelf elders een nieuwe dojo op te richten. Het is
overduidelijk dat een aikidoka die zijn plaats vergeet niet geschikt is voor
aikido en zal deze in ieder geval niet kunnen gebruiken als middel om
deviante instincten te ontwikkelen. In het belang van de leerling èn de
dojo moet dit soort gedrag verboden worden. De leerling moet de regels
die door de meester opgesteld zijn respecteren.
Een dojo is een plek die je met zorg moet uitkiezen. Je moet je er op je
gemak voelen. Je gaat er niet heen om je persoonlijke conflicten op te
lossen maar om zelfbeheersing en zelfverbetering te verkrijgen. Een ieder
die de rust ter plaatse verstoort, wordt verzocht zijn gedrag aan te passen
of anders te vertrekken.
Er is dus geen plaats voor rivaliteit op een tatami: alles wat maar iets van
sport weg heeft is in tegenstrijd met het beoefenen van aikido. Jammer
genoeg zijn we erg gewend aan competitie en dit we merken vaak:
iemand tegen de grond werken door middel van een duidelijk
ondoeltreffende beweging, dat kan iedereen, vanaf de eerste dag al.
Hetzelfde twintig jaar later herhalen is het bewijs dat er geen enkele
vooruitgang heeft plaatsgevonden. Je kunt alleen zeggen dat een techniek
geslaagd is als er aan meerdere voorwaarden is voldaan: situatie, basis,
bewegingen begrijpen, etc. Als een probleem zich voor mocht doen, dan
betekent dit simpelweg dat er aan een van voorwaarden niet voldaan is.
Je kunt het probleem op een ”sportieve manier” oplossen, door bijv. je
lichamelijke conditie te verbeteren: sneller, sterker. Dit is niet de aikido
methode. Wij moeten ons niet blind staren op de in het oog springende
vooruitgang. Als we dergelijke principes zouden toepassen, zou dat
inhouden dat we meer tijd zouden besteden aan joggen en krachttraining
en aan suburi met een ijzeren staaf, dan aan het beoefenen van Aikido
zelf. We zouden marathonloper worden. Dit soort oefeningen
aanmoedigen zou wijzen op een zekere onkundigheid van de aikido
discipline. Het zou geen Aikido meer zijn, niet eens een sport, eigenlijk
helemaal niets
Hoe het ook zij, je alleen maar op prestatie focussen getuigt van een
gebrek aan respect voor de discipline, voor zijn medeleerlingen en voor
zijn meester wie een dergelijke misplaatste instelling leerlingen kan
kosten. Net zo misplaatst als het is om uitsluitend de allerjongsten, de
allersterksten, de sportiefsten, kortweg diegenen die zo’n manier van
doen kunnen verdragen, te selecteren. Allen zijn er om te leren, wat hun
niveau ook moge zijn. In gevechtssituatie leer je niet meer; je past er toe
wat je geleerd heb. Eén beweging kan dodelijk zijn of zwaar verwonden.
Personen zonder verantwoordelijkheidsgevoel en die zich niet in hun
partner kunnen aanpassen kunnen beter niet aan Aikido beginnen. Want
in de vechtsport gaat het juist om de kunst je aan de ander aan te passen
en heel precies diens potentieel en grenzen weten in te schatten: te weten
of we moeten vechten of niet.
In de dojo is het van uiterst belang dat een ieder zich onthoudt van
misplaatst, respectloos of aanmatigend gedrag, zowel in woord als in
daad. Net als op een slagveld in ons totale potentieel er in staat van
alertheid. Aikido functioneert op een speciale manier. Een van de aspecten
van het begrip “harmonie” (“ai”) is dat alles op zijn juiste plaats moet
staan.
Aikidoka’s, uchi deshi, leraren, allen worden op hun juiste waarde geschat.
De uchi deshi en de leraren moeten hun taken vervullen en dit niet
overlaten aan de instellingen of de federaties. Het staat iedereen vrij om
dit principe niet te aanvaarden en vervolgens de dojo te verlaten.
Het niet eens zijn met de regels binnen de door de leerling uitgekozen
dojo heeft geen zin. De leerling kiest zelf zijn meester, degene die in zijn
ogen de beste is. Als een meester hem niet bevalt, moet hij een andere
zoeken of iets anders gaan doen. Dit betekent niet dat de leerling zijn
mening niet mag geven. In tegendeel! Dit behoort tot de normale
betrekkingen tussen meester en leerling en stelt de meester tegelijkertijd
in staat om zijn leerling met advies en uitleg bij te staan en vooruit te
helpen. Wederzijds respect is van fundamenteel belang in de dojo
Techniek is niet te koop. De contributie die een lid betaald is een blijk van
dankbaarheid voor het ontvangen onderricht. Men kan niet ontvangen
zonder er iets voor terug te geven. De contributies moeten meteen
betaald worden.
Als men als bezoeker in een dojo komt, moet men zich voor toestemming
om te mogen oefenen tot de sensei (= leraar) wenden. Als lid van de dojo
is het recht van oefenen impliciet, maar kan te allen tijde door de sensei
worden ingetrokken.
Voor wie vroeg komt, wat trouwens zeer wenselijk is, is er genoeg te
doen. Hij kan de dojo vegen, versieren (bloemen) en onderhouden. Verder
kan hij zijn “warming up” doen en versoepelende oefeningen uitvoeren,
zich concentreren en de sempai om adviezen vragen. Zo is hij helemaal
klaar als de les begint.
De dojo mag alleen gebruikt worden voor de beoefening van lessen die
door de sensei verstrekt worden. Ieder andere activiteit is ondergeschikt
aan toestemming van deze laatste ( Dit is niet van toepassing op dojo’s
die niet het bezit zijn van een sensei, hetgeen een verklaring is voor de
trieste staat waarin sommige dojo’s verkeren).
Niet over techniek discussiëren. Het is niet aan de leerling om zijn ideeën
aan anderen voor te leggen of op te dringen en zodoende het onderricht
van de sensei te vervormen, maar om te werken en vooruit te gaan. Dit
neemt natuurlijk niet weg dat hij het recht heeft er een eigen mening op
na te houden, en als hij zijn twijfels heeft is hij vrij om weg te gaan.
Tegen het eind van de les keert de rust geleidelijk aan terug:
ademhalingsoefeningen, massages, ontspanning, stretching. Mukso, het
lichaam is ontspannen. De geest is in rust en de meditatie is hierbij zeer
nuttig. De nieuwelingen herhalen innerlijk de oefeningen van de afgelopen
les om ze beter te kunnen onthouden. De ouderen voeren de mukso uit:
het legen van de geest door diepe concentratie.
Hoewel Aikido vaak wordt beoefend in wat wij gewoonlijk een gymnasium
(gymnastiekzaal) noemen, is Aikido geen sport: hij wordt in een dojo
beoefend (een plaats waar men “de weg” beoefent) die volgens
traditionele regels functioneert. De dojo stelt symbolisch het slagveld
voor: iedereen en elk voorwerp moet er op zijn vaste plaats staan. Er is
natuurlijk geen sprake van om de tatami letterlijk in een slagveld te
veranderen: het doel van deze symbolisering is om de beoefenaars in
werkconditie te stellen. Op de tatami moeten wij voortdurend onze totale
concentratie kunnen bewaren, alsof ons leven er vanaf hing. Het is heel
belangrijk om bij het beoefenen van Aikido de omgangsvormen te
eerbiedigen. Deze discipline heeft, op straffe van verdwijning, een
traditioneel kader nodig, het kader waarin hij ontstaan is en waarin hij
gegroeid is. Wij willen de Aikido in zijn allerpuurste vorm bewaren, zijn
unieke karakter conserveren dat zonder gelijke is in onze cultuur. De
hieronder uiteengezette regels kunnen een nieuweling op het eerste
gezicht weerzinwekkend lijken, maar ze zijn onontbeerlijk voor de
veiligheid van de beoefenaars en voor het respect jegens de discipline.
Een ieder die de tatami betreedt moet dus vooraf op de hoogte gebracht
zijn van deze regels en beloven zich er ten volle en zonder voorbehoud
aan te houden.
(foto blz.46)
In de dojo.
1. De Aikido beoefenaar mag de dojo niet als zijn eigen huis beschouwen.
Hij is allereerst gast van de meester. De leermeester kiest zijn leerling uit
gelijk de leerling zijn leermeester. De leermeester is de enige persoon die
het recht heeft de morele, fysieke en gedragsbekwaamheden van een
leerling om Aikido te leren te beoordelen, een discipline die niet bij
iedereen past.
4. Het is de gewoonte dat, als één of meer dojo’s uit dezelfde streek bij
elkaar aangesloten zijn, een lid van de ene dojo ook bij de andere dojo
(‘s) mag trainen. Het stelt de leden in de gelegenheid om zich ten volle in
te zetten voor de discipline, maar het is geen absoluut recht. Een
beoefenaar die vaak komt trainen in een dojo die niet de zijne is, moet dit
openlijk doen. Allereerst moet hij zijn leermeester, wiens onderricht hij
vertegenwoordigt, op de hoogte stellen. Vervolgens moet hij contact
opnemen met de leraar van de gast dojo om met deze de kwestie
inschrijfkosten te bespreken. Wij wijzen u er nogmaals op dat wij onze
tarieven vrijwillig lager houden dan die van andere disciplines opdat een
zo groot mogelijk aantal mensen onze discipline kan beoefenen.
5. Aan het betalen van de contributie worden geen rechten verleend, het
geeft enkel aan dat de beoefenaar zijn bijdrage wil leveren aan het
functioneren van de dojo.
8. Ieder leerling moet door zijn persoonlijke inzet bijdragen aan een
positieve werksfeer ten aanzien van iedereen.
13. Ieder gevoel van competitie, tegengesteld aan het aikido principe, is
verboden op de tatami. Het gaat er niet om je tegenstander te verslaan
maar, door met je partner te oefenen, je eigen innerlijke conflicten te
overwinnen.
14. Men moet onder alle omstandigheden zijn eigen veiligheid en die van
zijn partner in acht houden. Er moet er vooral op gelet worden dat de
worpen naar buiten toe (buitenkant van de tatami) plaats vinden om
eventuele botsingen tussen beoefenaars te voorkomen: als je de richting
van de worpen beheerst, dan beheers je ook de techniek ervan.
17. Vóór het begin van de les moet de leerling een “warming up” doen,
zittend in de seiza positie, in een meditatie houding, openstaand voor het
werk.
19. Door de verplichtingen van het hedendaagse leven gebeurt het nogal
eens dat de leerlingen te laat komen, nadat de les al begonnen is. Volgens
de traditie moet men dan aan de rand van de tatami wachten totdat de
meester toestemming geeft om de tatami te betreden. Een andere, voor
een ieder minder storende, mogelijkheid is de volgende: zich discreet bij
de groep voegen en geknield de tokonama en daarna de leermeester
groeten, en zich tegenover hem verontschuldigen zodra er zich een
gunstig moment voordoet.
22. Het lichaam moet schoon zijn. Er moet niet op blote voeten in de
kleedkamer gelopen worden. Als het geval zich voor mocht doen dan
moeten wratten en schimmelaandoeningen snel behandeld worden.
Behalve in geval van medische behandeling is het dragen van sokken niet
toegestaan. Men mag ook niet geschoeid de tatami betreden.
23. Niet op snoepjes of kauwgum kauwen, dit uit respect, voor een betere
concentratie en om veiligheidsredenen,bijv. om een obstructie van de
luchtpijp te voorkomen.
30. De groet in Aikido heeft geen enkele religieuze bijbetekenis, het is een
blijk van respect, van beleefdheid, dankbaarheid en nederigheid.
31. Bij het binnenkomen in de dojo en bij het betreden van de tatami
wordt er in richting van de tokonoma gegroet, en ook weer bij het
weggaan. Je treedt de dojo met je linkervoet binnen.
33. De zoories (sandalen) staan op hun plaats, naast elkaar, hielen tegen
de mat.
34. De wapens, uit de koker gehaald, klaar voor gebruik, worden haaks op
de tatami geplaatst. De punt en het snijvlak wijzen nooit naar de
tokonoma. De wapens worden gerespecteerd: er niet op trappen, er
overheen stappen, er tegenaan stoten en ze ook niet gooien. Tijdens de
training moeten ze gegroet worden, vóór en na gebruik rechts van het
lichaam geplaatst worden (vrede) of aan de linkerkant, klaar voor gebruik,
als men zich ervan bediend. Ze worden volgens een speciaal protocol naar
de partner uitgestoken. Geen zwakke of kapotte wapens gebruiken uit
veiligheidsvoorzorg.
38. Evenzo mag men bij het opstaan ook niet met zijn armen op zijn
wapen, op een been of op de grond steunen.
39. Je stoort de les niet met gepraat. Het is vaak overbodig, zelfs als het
om een uitleg gaat: een geste is genoeg.
41. Als je de meester een vraag moet stellen, moet je hem dat met veel
respect laten merken, door hem te groeten en niet door hem te roepen.
Hij zal antwoorden als hij dat pedagogisch gezien nodig acht.
42. Aan het eind van een trainingssessie wordt het werk meteen gestaakt.
Je groet je partner en gaat zo snel mogelijk terug naar je plaats. De
leerlingen zitten in evenwijdige rijen die één meter van elkaar verwijderd
liggen, de gevorderden links van de leraar, de beginners rechts.
44. Aan het einde van de les verlaat de sensei de tatami en de leerlingen
behouden hun concentratie tot hij vertrokken is. Gewoonlijk geeft de
leraar vóór hij de tatami verlaat het sein van het einde van de les. Dit
doet hij voor de gezelligheid en om even contact met de leerlingen te
hebben.
(foto blz.60)
4. LEVEN EN ORGANISATIE VAN DE DOJO
De goede werking van een dojo hangt voor 95% van zijn
organisatieschema af. En deze hangt onvermijdelijk samen met een
specifieke opleiding die aangepast is aan de leden ervan en het gebruik
van de juiste werkwijzen. Geconstateerd moet worden dat de uchi deshi
elkaar indertijd in de organisatorische functies opvolgden zonder dat de
daar opgedane ervaring van de één naar de volgende doorgegeven werd.
Ook komt het voor dat een uchi deshi de dojo verlaat om zijn eigen dojo
op te richten en vervangen wordt door één die nog niet volledig voor die
functie is opgeleid. Dit heeft natuurlijk ten gevolge dat dezelfde fouten
herhaald worden.
Van oudsher kiest de leerling zijn meester uit. Hij eerbiedigt hem volgt
zijn leer op. De leraar zal dan ook niet van zijn machtspositie misbruik
maken door zich als despoot te gedragen en zijn fantasie de vrije te loop
laten ( dat gebeurt jammer genoeg nogal eens en we kunnen er dan ook
niet voldoende de nadruk op leggen dat de leerling de juiste leraar moet
uitkiezen).
Maar het kan gebeuren dat een uchi deshi zijn taak niet aankan. Dan
moeten er maatregelen getroffen worden, bijvoorbeeld door hem door een
bekwamer persoon te vervangen of door hem hulp aan te bieden. Helpen
betekent niet zijn plaats innemen, net zo goed als dat in de pure Aikido
techniek gebeurt. Vordering maken volgens de Aikido-leer houdt in dat de
leerling gemotiveerd is door het idee de opdracht die hem is toevertrouwd
door de meester met succes uit te voeren. Deze etappe is verplicht voor
een ieder die zich geroepen voelt om eens zelf ook dit onderricht te
verstrekken.
De rol van de uchi deshi is leidend, niet uitvoerend. “Zelf doen” zou de
bekentenis van een grote mislukking zijn, garant voor problemen bij het
verwerven of versterken van de leden, de dood op korte termijn van de
dojo.
Het werk van de uchi deshi bestaat voor 95% uit het promoten van de
dojo. Het zou vandaag de dag het doelpunt moeten zijn van systematische
en sinds jaren beproefde werkwijzen. De werkwijzen zouden op schrift
gesteld moeten worden, de documenten en technische supports
gemoderniseerd. Dit is nog lang niet het geval in alle dojo’s. Hieronder
volgt een schets van alles wat er zou moeten gebeuren.
1. affiches,
2. pamfletten (auto’s, brievenbussen),
3. plaatjes,
4. kalenders,
5. aanmeldingsformulieren, inschrijvingen,
6. documentatie die aan de beginners verstrekt moet worden, in
toereikend aantal voorhanden, klaar voor gebruik in de kast van de
dojo,
7. jaarlijkse promotie-planning van de dojo.
Begin september
Het zou - wat ten onrechte aangenomen wordt - de taak zijn van de uchi
deshi om dit in zijn eentje op zich te nemen. Dit zou veel te tijdrovend en
niet effectief zijn. Hij zou zich daarentegen, dankzij goede relaties met
zijn mede-beoefenaars, deze laatsten kunnen vragen om hem hiermee te
helpen. Dit stelt hem in staat om beoefenaars de gelegenheid te geven om
mee te werken aan de ontwikkeling van de dojo en zich er zodoende beter
in te integreren, en hen te begeleiden en op te leiden tot eventuele
toekomstige uchi deshi's.
2. Aan het begin van het les seizoen aan alle beoefenaars affiches,
pamfletten en kalenders uitdelen.
Het is niet gemakkelijk om een uchi deshi in een Aikido dojo te zijn. Alle
tekenen van goede wil en iedere ervaring op wat voor gebied dan ook zijn
van harte welkom. Maar het moet gezegd worden: de dojo heeft een heel
speciale organisatie. Hij is zeer vormend; de invloed van de uchi deshi’s
komt sterk tot uitdrukking in de persoonlijkheid en de manier van werken
van een ieder.
Het is heel belangrijk dat in een groep van een uchi deshi een ieder er
moeite voor doet om respect en vriendschap hoog in het vaandel te doen
staan. Het is een waarborg voor een goede sfeer in de dojo en zijn
voortbestaan.
Werken in vertrouwen, met de wil om het goed te doen. Het kan gebeuren
dat we door vriendschap en vertrouwen gedreven onze persoonlijke
mogelijkheden overschatten en de omvang van onze engagement niet
helemaal kunnen overzien.
Dat kan wrevel bij de anderen als gevolg hebben. Het is dus heel
belangrijk om goed in het oog te houden wat er van ons verwacht wordt
als we overwegen een taak op ons nemen.
Proberen vast te stellen wie wat kan doen, hoeveel tijd dat gaat kosten,
tegen welke prijs, door wie hij geholpen kan worden, met hoeveel kans op
slagen.
Het kan voorkomen dat een project ondanks alles mislukt. In zo’n geval
kan een mislukking even leerzaam zijn als een succes. Maar in zo’n geval
moet er toch op gelet worden dat een ieder dezelfde houding aanneemt
om elk gevoel van wrevel te voorkomen: afstand nemen, de prestatie
opnieuw onderzoeken, niet individualiseren en vermijden dat sommige
dingen niet uitgesproken worden. De samenhang van de groep uchi
deshi’s moet gewaarborgd worden. Dit alles is alleen mogelijk als men bij
wat men doet iedere vorm van hartstocht uitsluit.
Vanaf de eerste dag van een uchi deshi moet er al nagedacht worden over
zijn toekomstige opvolger. Een groep ouderen vervangen zonder dat de
nieuwe de minste instructies ontvangen heeft, is gevaarlijk voor het
bestaan zelf van de dojo. Daarom moet de opleiding continu zijn.
Voor de efficiency is het beter dat dit verzoek rechtstreeks plaats heeft,
van man tot man. Het is immers zo dat als men zich tot een groep in zijn
geheel richt, niemand zich persoonlijk aangesproken voelt. Behalve dat
het leven in de dojo veel aangenamer is als iedereen zijn steentje
bijdraagt, zorgt het er ook voor dat de contributie verlaagd kan worden
daar er geen mensen van buitenaf ingeschakeld hoeven te worden.
Daarom mag contributie betalen geen aanleiding zijn om niets te doen.
Iemand die niets wil doen onder het voorwendsel dat hij zijn contributie
betaalt, heeft niets in de dojo te zoeken. Vaak zij het de beginnelingen,
met de geestdrift van de nieuwkomer, die het meest doen. Zij denken
maar al te vaak dan hun onervarenheid een handicap is: het is aan de
ouderen om het tegendeel te bewijzen.
Voorlopers in het Westen zoals judo en karate hebben dit al aan den lijve
ondervonden. Op de wijze waarop ze vandaag de dag beoefend worden
kun je het al geen traditionele vechtsporten meer noemen. Andere
vechtsporten laten zich jammer genoeg ook al meeslepen op deze weg.
Het is nog niet te laat. Als wij er ons serieus bewust van werden, zouden
we de juiste weg nog terug kunnen vinden, maar voor sommigen zijn de
sporen waarin ze zich begeven hebben al heel diep.
De woorden van O Sensei herinneren ons eraan dat aikido geen sport is.
Aangezien wij over die mogelijkheid beschikken, laten wij in staat zijn
hem in zijn originele context over te dragen: de dojo.