You are on page 1of 5

Hoofdstuk 9 Noord-Nederlandse successen, 1589-1609

9.1 Filips II en Frankrijk, 1589-1596

Filips zijn reputatie was beschadigd door de ondergang van de Armada, er ontstond langzaam wat
twijfel over zijn beleid in Spanje zelf. Filips liet zich er niet door uit het veld slaan en behield het
initiatief op de vaart op Amerika en bouwde een nieuwe oorlogsvloot om Engeland mee aan te
vallen. Maar de problemen in Frankrijk waren veel groter en daardoor kwamen de Nederlanden en
Engeland op de tweede plek te staan.

Zins 1562 waren er veel burgeroorlogen in Frankrijk. Met het overleiden van Anjou in 1584 was de
laatste opvolger van Hendrik III verdwenen. Hendrik van Navarre kwam nu in aanmerking maar zou
voor de katholieken onacceptabel zijn omdat hij calvinist was. De katholieken (in een Liga verenigd)
kregen steun van Filips tegen Hendrik van Navarre. Uiteindelijk werd de koning vermoord en zou
Navarre zijn rechtmatige opvolger zijn. De vraag was alleen of hij de macht die hem toe kwam ook
kon behouden. Filips besloot dat de katholieke zaak in gevaar kwam in Frankrijk en dat hij wel moest
ingrijpen. Als Frankrijk calvinistisch zou worden zou hij zomaar het zeggenschap over de Nederlanden
kwijt kunnen raken en vanuit Frankrijk aangevallen kunnen worden. Filips wilde Isabella (zijn derde
dochter) op de troon krijgen. De paus zag hierin een gevaar van een te grote machtsuitbreiding van
het Habsburgse rijk en stelde alles in het werk om Hendrik IV weer katholiek te krijgen om hem
daarna op de troon te zetten.

De Nederlanden zouden profiteren van de onrusten in Frankrijk, Filips wilde dat Parma zou komen
helpen in een oorlog tegen Frankrijk, maar Parma merkte op dat hij meer troepen zou nodig hebben
voor een tweefronten oorlog. Het alternatief was vrede met de opstandige gewesten. Filips wees dit
idee van de hand en vond dat Frankrijk belangrijker was en de Nederlanden maar moesten wachten.
Pama deed drie maal een inval in Frankrijk (1590-1592). Parma kwam te overleiden door een wond
die hij had opgelopen in een veldslag (1592). De situatie voor de Spanjaarden in de Nederlanden was
er niet beter op geworden zoals Parma al had gezegd als er een tweefronten oorlog zou worden
gevoerd. In 1593 moest er wel een wapenstilstand worden getekend met Hendrik IV.

Het derde staatsbankroet van Filips gooide verder roet in het eten, doordat hij veel geld kwijt was
aan oorlogen moest hij opnieuw te grote sommen geld lenen die hij niet kon terug betalen. Toen hij
opnieuw niet kon voldoen aan de betalingsverplichtingen moest hij afscheid nemen van zijn grootse
plannen.

9.2 de vestiging van de Republiek der Verenigde Nederlanden, 1588

Met de problemen die ontstonden voor Filips kwam er voor de Nederlanden een adempauze. Met
het vertrek van Leicester in 1587 stopte de Gewesten met het zoeken naar een vorst die de
soevereiniteit op zich wilde nemen. De gewesten hadden samengewerkt in het verzet tegen Filips dit
waas geregeld in de Unie van Utrecht. Hoe dit er verder uit zou moeten zien was niet bepaald.
Concreter was het verder van Nonsuch dat in 1585 met Engeland was gesloten, daar in was bepaald
dat er een Raad van State moest zijn waar ook Engelsen zitting in hadden. De Staten moesten zich
hier aan houden om zich verzekert te blijven van Engelse steun. De Staten-Generaal zou in de komen
de tijd steeds meer de boventoon gaan voeren ten opzicht van de Raad van State.

Van Oldenbarnevelt wilde een belangrijke positie voor Holland in het nieuwe staatsbestel. Dit kon
alleen bereikt worden door de Staten-Generaal te overtuigen. Van Oldenbarnevelt wist het zo voor
elkaar te krijgen dat het Hollandse standpunt won door slim gebruik te maken van sluitende
juridische argumenten. Hij was ook die gene die Maurits naar voren schoof als stadhouder van
Holland en Zeeland, later volgde meer gewesten. Maurits richtte zich vooral op het militaire aspect,
hij had groot inzicht in strategie en wiskunde. Maurits bezat wel politieke vaardigheden, deze zou hij
tentoon spreiden in het twaalfjarig bestand als hij in conflict zou komen met Van Oldenbarnevelt. In
april 1588 werden de ambtenaren ontheven van de eed die ze hadden gedaan aan Leicester en werd
er een nieuwe eed afgelegd aan de Staten.

9.3 militaire successen, 1589-1595

Legers waren in de zestiende eeuw vooral huurlegers en een bij elkaar geraapt zooitje. Het gevolg
was dat de overheid niet veel grip had op het leger. Zo gebeurde de benoeming van officieren vanuit
het leger. In lijn met het centralisatiebeleid probeerde de Habsburgers rond 1550 meer controle over
het leger te krijgen door de benoeming van officieren te regelen. Een soort gelijke lijn volgde Willem
van Oranje rond 1570. Het leger was na de dood van Oranje nog niet opgewassen tegen het leger van
Parma en verdere hervormingen waren nodig om de staatsgrondgebieden te beschermen.

Met de vertalingen van geschriften uit de oudheid kwam er ook interesse in oude militaire
strategieën. Zo werd er gekeken hoe de Romeinen hun leger hadden georganiseerd (in kleine
wendbare groepen). Dit werd ook doorgevoerd in het leger van de Republiek, er vond een
modernisering plaats van militaire strategieën. Ook de vestigingswerken werden belangrijk. Zoals ook
al Parma had beredeneerd als je een vesting beheerste kon je daarmee een groot deel van het
omliggende gebied beheersen. Belangrijk werd dus de verdediging van deze vestiging, de verdediging
moest bestand zijn tegen de het moderne oorlogsgeweld. Als zo een vesting onder beleg geplaats
werd kwamen ook daar nieuwe strategieën bij kijken: kennis van de grond en kennis van de
vestingbouw was belangrijk, zo kwam er in elk leger een groepje ingenieurs. De militaire kunde van
de Republiek ging in Europa als leerschool dienen voor de komende decennia.

Het leger was nou verbonden met politiek. De Staten-Generaal kwam al snel tot de conclusie dat het
leger betaald moest worden naar draagkracht van een gewest. De stadhouder was uitvoerder van de
politieke besluiten en vormde een brug tussen leger en politiek. Zo heeft de Friese stadhouder
Willem Lodewijk gepleit bij de Staten-Generaal om van de verdediging over te stappen op de aanval.
Pas in 1590 zou dit worden gedaan toen Breda werd ingenomen door de list met het turfschip.
Parma deed niets tegen de innamen en dat sterkte de Republiek, ze namen het initiatief. Nu was de
vraag waar er eerst zo worden gevochten. Elk gewest wilde dat hun eerst aandacht zouden krijgen
omdat er in elk gewest wel een dreiging was. Van Oldenbarnevelt laveerde tussen de verschillende
gewesten om er voor te zorgen dat iedereen toch op één lijn zou komen en niemand zou vergeten
worden. Maurits veroverde in 1591 grote delen van de oost Nederlanden en trok daarna door naar
Groningen, de stad was echter moeilijk in te nemen en de stad werd eerst geïsoleerd en pas in 1594
ingenomen. In 1595 leek het momentum weg te zijn gevallen: de Republiek was oorlogsmoe en er
kwam een vraag naar vrede. Voor de Staten-Generaal kwam rond die tijd er meer de nadruk te liggen
op politieke zaken.

9.4 samen met Frankrijk en Engeland, 1596-1604

Hendrik IV werd koning van Frankrijk in 1594. Dit kon hij doen doordat hij zich bekeerde tot
katholiek. De paus zijn inzet was beloond en Frankrijk had weer en katholieke koning die niet
Habsburgs zou zijn. Toch zagen de Hugenoten dit als verraad van Hendrik, om te gemoed te komen
werd in 1598 het Edict van Nantes uitgevaardigd, hierin kregen hugenoten in bepaalde gebieden
vrijheid van eredienst en dit zorgde voor en basis voor vrede in Frankrijk. Hendrik zag de dreiging van
Spanje en verklaarde in 1595 de oorlog aan Spanje. hij Hoopte op steun van Engeland en de
Republiek. Engeland wilde helpen, als Frankrijk overeind zou blijven als zwakste op het continent zou
dat de andere minder gevaarlijk maken voor Engeland, zo was de beredenering. De Republiek zag
ook wel wat in steun, Spanje zou zich dan minder goed op de Republiek kunnen focussen als Frankrijk
er ook nog was.

Zo werd er een drievoudig verbond gesloten, Engeland moest eigenlijk wel omdat er een Armada op
komst was (dat deze in een storm zou vergaan was niet te voorzien). Ook de verovering van Calais
door de Republiek zette Engeland onder druk. De Republiek werd in het verbond erkent als derde
gesprekspartner en daarmee kwam er erkenning voor een niet erkende staat. Er zou geen vrede met
Spanje mogen worden gesloten zonder de ander zijn toestemming zo stelde het verdrag. De
uitvoering van het verdrag was minder mooi dan het was voorgesteld, de Engelse en de Republiek
deden wat ze altijd al deden en tot echte steun waren ze Frankrijk niet. Engeland zette de militaire
operaties door vanuit zee en de Republiek veroverde delen op de Spanjaarden die niet in het zuiden
lagen.

Uiteindelijk moest Frankrijk wel een vrede met Spanje tekenen omdat de oorlog te duur was (1598).
Filips had een peper dure oorlog gevoerd van 40 jaar tegen Frankrijk en was geen meter
opgeschoten. Frankrijk zou de lijn tussen de Nederlanden (en de Republiek) en Spanje blijven
bedreigen. Met de vrede verviel ook het verbond, omdat Frankrijk zonder overleg vrede had
gesloten, iets wat niet mocht volgens het verbond. Toen Elisabeth kwam te overleiden bleek dat er
een enorme schuld was opgebouwd om de oorlog te voeren. Jacubus I besloot daarom snel aan te
sturen op vrede met Spanje. Die kwam er ook in 1604 (het zelfde jaar dat Elisabeth kwam te
overleiden). Toch stond de Republiek niet alleen, er werden nog wel troepen en geld gestuurd vanuit
Frankrijk en Engeland. De twee landen hoopte invloed te kunnen krijgen in de Republiek tegen de tijd
dat ze over vrede met Spanje zouden gaan praten.

9.5 Filips II, Filips III en de zuidelijke Nederlanden, 1596-1599

In 1596 kwam er een nieuwe landvoogd aan in de Nederlanden: Albertus, weer een broer van keizer
Rudolf II van Duitsland. Filips II wist dat hij niet meer lang te leven had en besloot om de
Nederlanden (alle 17) cadeau te toen aan Albertus als bruidsschat omdat deze zou gaan trouwen met
Isabella. Dit deed Filips omdat hij wist dat zijn zoon een zwak karakter had. In 1598 werd de Akte van
Afstand getekend en in 1599 werd het huwelijk voltrokken. Daarvoor kwam Filips te overleiden op 13
september 1598.

Filips II kan het best omschreven worden als een vorst die te lang deed over het nemen van een
beslissing maar wel plichtsgetrouw was en heel goed besefte wat voor een verantwoordelijkheid hij
had gekregen van god. Toch had hij geen goed inzicht in financiën en twijfelde hij vaak te lang en liep
daardoor achter de feiten aan. De opvolger Filips III liet veel bestuur regelen door de hertog van
Lerma, een middelmatig figuur. Vele edelen zagen nu hun kans schoon om zichzelf te verrijken en dit
gebeurde ook. De kosten van het hofleven stegen sterk, de oorlogen kosten nog steeds geld en een
nieuw bankroet in 1607 was niet te voorkomen. Albertus zelf besefte heel goed dat oorlog heel duur
was en hij was het ook die grote inspanning leverde in 1598 en 1604 om vrede met Frankrijk en
Engeland te bewerkstelligen
9.6 Verder oorlogsvoering, 1596-1606

De Republiek kon profiteren van de situatie dat Spanje niet genoeg geld had om de oorlog door te
zetten in 1597 en hierdoor veroverde Maurits nog de achterhoek in het oosten en gebieden rond de
rivieren om als natuurlijke grens te dienen. De vraag was voor de Spanjaarden tot waar de Republiek
wilde uitbreiden. Het was in ieder geval duidelijk dat de voorstanders van oorlog nu nog in de
meerderheid waren.

Door muiterijen bij de Spaanse troepen zag de Staten-Generaal en van Oldenbarnevelt kans om in
Vlaanderen winst te boeken. Maurits was hier op tegen want het zou strategisch niet slim zijn om
Nieuwpoort en Duikkerk te willen veroveren. Toch legde hij zich neer bij het besluit van de Staten-
Generaal. De overwinning die hij behaalde wilde hij niet uitbuiten omdat de verbindingslijnen te lang
zouden worden. Ook was de bevolking niet in opstand gekomen maar stonden ze vijandig tegenover
de troepen van de Republiek. De Staten-Generaal wilde niet weten van terugtrekken maar Maurits
deed het toch. Hier ontstond een verschil tussen wat politiek wenselijk was en militair. Waar Maurits
en Van Oldenbarnevelt de personificatie waren van deze twee standpunten.

In de volgende jaren werden de plannen van Maurits lijdend voor de oorlog, de Staten-Generaal kon
hier wel in bijsturen. In de het jaar 1605 boekte de Spanjaarden weer wat militaire successen maar
die konden niet verder worden doorgezet door gebrek aan geld. De oorlog bleek in die jaren niet veel
te hebben gedaan voor de beheerste gebieden. De situatie was ongeveer het zelfde als in 1598. Wel
had de Republiek om zee winst behaald, zo waren ze naar Indië gevaren en moesten de Spanjaarden
weer handel toestaan vanuit de Republiek om aan voedsel en munitie te komen.

9.7 vrede of bestand, 1606-1609

Rond 1606 was er een patstelling gekomen tussen de Republiek en Brussel. Voor deze tijd was het
iets wat niet kon, onderhandelen met de rebellen voor Brussel. Nu leek het echter wel een serieuze
optie; ook mede gedwongen door gebrek aan geld. Ook in de Republiek kwam er een roep voor
vrede. Toch was niet iedereen er voor, de gewesten die het zwaarst hadden te leiden onder de
oorlog waren zeker groot voorstander. In Zeeland wilde de oorlog doorzetten, ze voelde zich bedreigt
vanuit Vlaanderen en wilde ook een WIC opzetten. Ook de calvinisten wilde de katholieken verder
bevechten. Ook Maurits was wel voor een vrede, zolang deze maar niet te lang duurde. Hij geloofde
niet dat de Spanjaarden zich lang aan hun woord zouden kunnen houden en ook hij had natuurlijk als
militair belang bij oorlog.

De eerste fase: een bestand van acht maanden: de Republiek zou niet kunnen onderhandelen
zolang ze niet erkend waren als zelfstandige staat. Brussel wilde dit wel erkennen voor de duur van
de onderhandelingen maar dit ging voor Van Oldenbarnevelt niet vergenoeg. Ook Spanje moest de
soevereiniteit erkennen. Filips III had hier veel moeite mee maar stemde uiteindelijk in met de
voorwaarde dat het katholieke geloof vrij mocht worden uitgeoefend. De Staten-Generaal gingen
akkoord met de opmerking dat soevereiniteit zich uitstrekte op alle gebieden, ook die van
godsdienst. De vooronderhandelingen hadden onderhand zo lang geduurd dat het bestand dat was
gesloten in 1607 bijna was afgelopen en moest worden verlengd.

Tweede fase: mislukt vredesoverleg: Engeland, Frankrijk en enkele Duitse vorstjes bemoeide zich
met het vredesoverleg. Het mocht niet baten, Filips III hield vast aan twee eisen, godsdienstvrijheid
voor de katholieken en geen vaart meer op Indië. De Nederlanders waren woedend over de eerste
eis en braken de onderhandeling af op 23-8-1608.
Derde fase: Twaalfjarig Bestand: het overleg werd gered toe nop 27-8-1608 er een voorstel kwam
dat heel erg leek op de eerste wapenstilstand. Een vrede zou het dan niet worden maar een
langdurig bestand zou dan toch nog iets zijn. Er werden veel dingen vaag gehouden en niet met
exacte woorden benoemd. Filips III was tegen maar moest wel door de knieën gaan wegens
geldgebrek en het dreigement dat de Nederlanden niet meer van hem waren en desnoods er zonder
hem vrede zou worden gesloten.

Het Bestand gesloten: er werd een overeenkomst gesloten voor 12 jaar. De Pacificatie van Gent lag
nu officieel in de prullenbak want er kwam geen gewetensvrijheid in het zuiden. En ook de Spaanse
troepen mochten daar blijven. Aan de andere kant kon de Republiek wel varen op Indië en over de
soevereiniteit werd gesproken in vage termen die het noorden uitlegde als soeverein en het zuiden
als niet. Vele die voor de Pacificatie waren vonden nu het Bestand een goed idee, alleen de gedachte
van de Pacificatie leefde nog bij een groep radicale.

9.8 conclusie

Zie blz. 147

You might also like