You are on page 1of 59

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1
Veilig bromfietsrijden 8
1.1 Algemeen 8
1.2 Zintuigen 9
1.3 Lichamelijke en geestelijke gesteldheid 10
1.4 Aangepast en besluitvaardig gedrag 13

Hoofdstuk 2
Wettelijke bepalingen 15
2.1 Rijbewijs en kentekenbewijs 15
2.2 Begrippen verkeersdeelnemers 18
2.3 Begrippen voertuigen 19
2.4 Begrippen wegen en weggedeelten 23
2.5 Overige begrippen en bepalingen 27
2.6 Boetes, straffen en educatieve maatregelen 29
2.7 Aansprakelijkheid en bevoegdheid 32
2.8 Gedrag van de bestuurder van een brommobiel 33

Hoofdstuk 3
Verkeerstekens 34
3.1 Verkeersborden 34
3.2 Verkeerstekens op het wegdek 37
3.3 Verkeerslichten 39
3.4 Aanwijzingen 41
3.5 Samenvatting 42
3.6 Verkeerstekens en -regels voor brommobielen 42

Hoofdstuk 4
Wegen 44
4.1 Tegemoetkomend verkeer 44
4.2 Weggedeelten voor (snor)fietsers en bromfietsers 45
4.3 Rijden op enkelbaanswegen 51
4.4 Bochten 55
4.5 Rijden op dijken 56
4.6 Duurzaam veilig 57

Hoofdstuk 5
Bijzondere weggedeelten 59
5.1 Minirotonde 59
5.2 Inrit en uitrit 62
5.3 Erf 63
5.4 30 Km-zone 63
5.5 Voetgangersoversteekplaats 64
5.6 Bushalte en tramhalte 65
5.7 Overweg 66
5.8 Brug en viaduct 67

Hoofdstuk 6
Gedrag bij kruispunten, voorrang, voor laten gaan 68
6.1 Gedrag bij kruispunten 68
6.2 Voorrang verlenen 70
6.3 Afslaan 72
6.4 Bijzondere regels voor trams 74
6.5 Bijzondere regels voor militaire colonne en uitvaartstoet 75
6.6 Extra voorbeelden 76
6.7 Voorrangsvoertuig 80

1
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 81
7.1 Maximumsnelheden 81
7.2 Afstand houden 83
7.3 Reactieseconde, remweg, stopafstand 85

Hoofdstuk 8
Andere weggebruikers 87
8.1 Niet-gemotoriseerde kwetsbare weggebruikers 87
8.2 Overige weggebruikers 89

Hoofdstuk 9
Rijmanoeuvres 91
9.1 Op- en afstappen 91
9.2 Wegrijden 92
9.3 Voorsorteren 93
9.4 Afslaan 95
9.5 Voorbijgaan en inhalen 97

Hoofdstuk 10
Stilstaan, plaatsen, parkeren en gedrag bij ongevallen 100
10.1 Stilstaan, plaatsen en parkeren 100
10.2 Gedrag bij ongevallen 105
10.3 Hulp bij voertuig te water 112

Hoofdstuk 11
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 113
11.1 Communicatie 113
11.2 Rijden met licht 114
11.3 Dode hoek 116
11.4 Rijden in regen en wind 118
11.5 Rijden in mist 119
11.6 Rijden tijdens winterse omstandigheden 120

Hoofdstuk 12
Milieuaspecten 122
12.1 Brandstofverbruik 122
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 123
12.3 Milieuzones 124

Hoofdstuk 13
Technische aspecten 125
13.1 De juiste remtechniek 125
13.2 Rijden met een passagier 127
13.3 Uitrusting 128
13.4 Voertuigeisen 129
13.5 Controlehandelingen 132
13.6 Technische aspecten brommobiel 135
13.7 Lengte vrachtauto(combinatie)’s 136

Hoofdstuk 14
Verkeersborden en aanwijzingen 140

2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

1
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 1

1
Veilig bromfietsrijden

Het verkeer in Nederland wordt geregeld door de Wegenverkeerswet (WVW)


en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV).

In artikel 5 van de WVW staat een belangrijk uitgangspunt, namelijk dat je


geen (mogelijk) gevaar of hinder mag veroorzaken.

Om die regel goed te kunnen toepassen, moet je veel meer kunnen dan
alleen je voertuig goed bedienen.

1.1 Algemeen

Om goede beslissingen te kunnen nemen in het verkeer, moet je weten wat


je sterke en zwakke punten zijn. En je moet ook kunnen inschatten wat de
sterke en zwakke punten van andere weggebruikers zijn.

Besef ook:

< dat je zicht en gehoor gehinderd worden door je helm,


< dat je zicht naar achteren via je spiegels beperkt is,
< dat andere weggebruikers je makkelijk ‘over het hoofd zien’.

Verkeerssituaties kunnen zich razendsnel ontwikkelen. Je inschattings- en


reactievermogen zijn daarom erg belangrijk, zeker als je bedenkt dat bij
negen van de tien ongevallen het rijgedrag van de bestuurder mede de
oorzaak is.

En tenslotte is het belangrijk dat je rustig blijft, ook als een andere
weggebruiker irritant of agressief verkeersgedrag vertoont. Laat je
beslissingen niet beïnvloeden door emoties.

8
1 Veilig bromfietsrijden

Rekening houden
met de kenmerken
en de sterke en
zwakke punten
van anderen is
onontbeerlijk als je
veilig aan het verkeer
wilt deelnemen.

1.2 Zintuigen

Vooral je ogen en oren moeten goed functioneren, anders ben je een gevaar
op de weg. Maar ook je gevoel is belangrijk, want dat geeft je bijvoorbeeld
informatie over de centrifugaalkracht in bochten en de toestand van het
wegdek. Je neus, tenslotte, kan letterlijk ‘onraad’ ruiken, bijvoorbeeld bij
een technisch mankement aan je bromfiets.

Draag een bril (of


lenzen) als dat nodig
is.

Pas je rijstijl aan


als je kleuren- of
nachtblind bent.

Zorg dat je waarneming niet gehinderd wordt door bijvoorbeeld het lawaai
van een (verboden!) ‘sportuitlaat’ of het luisteren naar harde muziek.

En concentreer je voor 100% op het verkeer; laat je niet afleiden door


bijvoorbeeld je telefoon of door te kijken naar een interessante gebeurtenis
langs de weg.

9
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

2
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
2 Hoofdstuk 2

Wettelijke bepalingen

2.1 Rijbewijs en kentekenbewijs

Op je (verplichte) rijbewijs staan de volgende gegevens:

< je naam, pasfoto, BSN-nummer en woonplaats,


< voor welke voertuigcategorie(ën) het rijbewijs geldig is,
< tot hoe lang het rijbewijs geldig is.

Je rijbewijs moet geldig zijn en goed leesbaar. Anders mag je niet rijden en
moet je een nieuw rijbewijs aanvragen. Je mag niet rijden met een kopie
van je rijbewijs.

Rijbewijs AM
Dit rijbewijs is er in twee varianten, zoals je eerder las:

< AM2. Als je dit hebt, mag je rijden met een bromfiets, snorfiets,
brommobiel, speed-pedelec, bromscooter, brombakfiets en nog
enkele voertuigen die onder de categorie ‘bromfiets’ vallen,
< AM4. Als je dit hebt, mag je alleen met een brommobiel rijden.

Als je al een A of
B rijbewijs hebt,
hoef je geen
bromfietsexamen
af te leggen; bij
het aanvragen of
verlengen van je A
of B rijbewijs krijg je
de categorie AM er
automatisch bij.

15
Wettelijke bepalingen

2
Rijbewijs A
Dit rijbewijs heb je nodig voor het besturen van een motorfiets (al dan niet
met zijspan of aanhangwagen). Er zijn drie varianten van dit rijbewijs:

< A1 voor lichte motoren,


< A2 voor middelzware motoren,
< A voor zware motoren.

Rijbewijs B
Met dit rijbewijs mag je een personenauto en een lichte bestelauto besturen,
die:

< een toegestane maximummassa* van maximaal 3.500 kg** heeft,


< is ingericht voor maximaal 8 passagiers (naast de bestuurder),
< bepaalde aanhangwagens mag trekken.

Rijbewijs C
Om een vrachtauto te mogen besturen, heb je een C1-rijbewijs (kleine
vrachtauto) of C-rijbewijs (grote vrachtauto) nodig. Je mag dan ook een
lichte aanhangwagen trekken.

Rijbewijs D
Om een autobus te mogen besturen, heb je een D1-rijbewijs (kleine
autobus) of D-rijbewijs (grote autobus) nodig. Je mag dan ook een lichte
aanhangwagen trekken.

Rijbewijs E
Als je een zwaardere aanhangwagen wilt trekken, heb je rijbewijs E nodig.
Je moet hiervoor een apart praktijkexamen afleggen.

Rijbewijs T
Voor het rijden met een landbouw- of bosbouwtrekker of een mobiele
machine heb je rijbewijs T nodig, behalve in een paar uitzonderingsgevallen
die je voor het bromfiets theorie-examen niet hoeft te kennen.

* De toegestane maximummassa is ‘hoe zwaar’ de auto maximaal mag zijn, inclusief bestuurder, passagiers
en lading.

** Bestuurders met een B-rijbewijs mogen een zero-emissie bestelauto voor goederenvervoer besturen tot
een maximum gewicht van 4.250 kg (omdat deze extra zwaar zijn vanwege het accupakket).

16
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

3
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 3

3
Verkeerstekens

De basisafspraken in het verkeer zijn de zogenaamde verkeersregels,


bijvoorbeeld dat je op een gelijkwaardig kruispunt voorrang moet verlenen
aan een bestuurder van rechts. Als de verkeersregels niet voldoende zijn
om de veiligheid en de doorstroming te regelen, worden verkeerstekens
gebruikt: verkeersborden, verkeerstekens op het wegdek of verkeerslichten.

3.1 Verkeersborden

Verkeersborden gelden:

< voor de hele breedte van de weg,


< voor het wegvak waarlangs ze zijn geplaatst.

Op deze regel zijn twee uitzonderingen:

< borden met een verbod tot stilstaan of parkeren gelden alleen voor de
kant van de weg waar ze zijn geplaatst,
< borden met het woord ‘zone’ gelden voor een heel gebied (tot je een

bord ‘einde zone’ tegenkomt).

Bord links: parkeerverbod. Dit bord geldt alleen aan de


kant van de weg waar het staat.
Bord rechts: dit parkeerverbod geldt in de hele zone én
(let op!) aan beide zijden van de weg.

Met onderborden kan extra informatie worden


aangegeven, bijvoorbeeld wannéér of wáár het bord
geldt, en voor wié het bord geldt (of voor wie juist niét).

34
3 Verkeerstekens

Verkeersbordenkennis
Als bestuurder moet je goed weten wat alle verkeersborden betekenen. De
belangrijkste borden vind je in hoofdstuk 14 van dit boek. Bestudeer ze goed
voordat je op examen gaat.

Verkeersborden kunnen aangeven


wat je mág of moét doen (of juist
niet).

Of ze geven informatie over de


verkeersregels die ergens gelden.

Ook zijn er borden die je


waarschuwen voor een (mogelijk)
gevaar, en borden die je de weg
wijzen of informatie geven over de
indeling van de weg.

Aandachtspunten bij verkeersborden

Plaatsing van verkeersborden


Verkeersborden staan meestal naast de weg. Maar ze kunnen ook boven de
weg hangen of op een voertuig gemonteerd zijn dat op of naast de rijbaan
staat.

Elektronische verkeersborden
Deze borden worden ook wel
matrixborden genoemd en hebben
dezelfde betekenis als gewone
verkeersborden.

Als op een weg zowel door een


gewoon verkeersbord als door een
matrixbord een maximumsnelheid
wordt aangegeven, dan geldt het
Een snelheid op een matrixbord is altijd
bord met de laagste snelheid. Vaak
een maximumsnelheid (ook als er geen
is dat het matrixbord.
rode rand omheen staat).

35
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

4
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 4

4
Wegen

4.1 Tegemoetkomend verkeer

Voor je positie op de weg geldt:

< je moet zo veel mogelijk rechts houden (maar blijf op veilige afstand
van het trottoir, de berm, geparkeerde auto’s en obstakels),
< op smalle wegen moeten tegenliggers uitwijken voor elkaar (maar

wees je bewust van de risico’s, bijvoorbeeld een gevaarlijke rijbaankant


of een zachte berm).

Zo de geparkeerde auto’s voorbijrijden is


onveilig. De tussenruimte is hier te klein.

Rijbaanversmalling
Als de rijbaan te smal is om elkaar te kunnen passeren, geven borden vaak
aan wie er eerst mag.

Links: je moet alle tegenliggers voor


laten gaan. Rechts: tegemoetkomende
bestuurders moeten jou voor laten gaan.

Bij rijbaanversmallingen geldt: als de ver-


smalling aan jouw kant is, moet je stoppen
voor een tegenligger. Is de versmalling
aan beide kanten, dan moeten jij en je
tegenligger samen een oplossing zoeken.

44
4 Wegen

Obstakels
Bij obstakels geldt hetzelfde als bij rijbaanversmallingen.

Het obstakel staat aan


jouw kant. Je moet de
tegenligger voor laten
gaan.

Eenrichtingsweg
Een eenrichtingsweg mag maar van één kant worden ingereden. Maar
op veel eenrichtingswegen geldt een uitzondering voor (snor)fietsers en
bromfietsers. Je mag zo’n weg dan ‘tegen het verkeer in’ inrijden.

Links: het onderbord attendeert


bestuurders erop dat ze (snor)fietsers en
bromfietsers kunnen tegenkomen.

Rechts: het onderbord geeft aan dat je als


(snor)fietser of bromfietser de weg van
deze kant mag inrijden.

Aandachtspunt
Als je ‘tegen het verkeer in’ op een beperkte eenrichtingsweg rijdt, moet
je erop bedacht zijn dat tegenliggers misschien niet verwachten dat een
snorfietser of bromfietser hen tegemoetkomt.

4.2 Weggedeelten voor (snor)fietsers en


bromfietsers
Als er geen gescheiden pad is, moeten fietsers, snorfietsers en bromfietsers
op de rijbaan rijden*.

* Fietsers en snorfietsers mogen in dat geval rechts inhalen. Bromfietsers mogen dat niet.

45
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

5
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
5 Hoofdstuk 5

Bijzondere weggedeelten

5.1 Minirotonde

Binnen de bebouwde kom liggen veel zogenaamde ‘minirotondes’. Meestal


hebben ze één rijstrook. Soms is er een gescheiden fietspad, maar het
kan ook zijn dat er een fietsstrook of suggestiestrook op het wegdek is
aangebracht.

Borden
Vlak voor een rotonde staat ‘als vooraankondiging’ vaak bord J9. Op het
middeneiland staat bord D1, om aan te geven dat bestuurders ‘rechtsom’ de
rotonde moeten volgen. Bij de rotonde staat meestal bord B6, dat aangeeft
dat bestuurders die de rotonde naderen voorrang moeten verlenen aan
bestuurders op de rotonde.

J9 D1 B6

Richting aangeven
Als je op de rotonde rechtsaf wilt (één kwart rond), geef je voor het oprijden
van de rotonde richting aan naar rechts totdat je de rotonde hebt verlaten.

Als je op de rotonde rechtdoor wilt (half rond), geef je geen richting aan
als je de rotonde nadert en oprijdt. Je geeft pas richting aan naar rechts
wanneer je de eerste zijweg bent gepasseerd.

Als je op de rotonde linksaf wilt (driekwart rond), geef je op de toeleidende


weg richting aan naar links. Als je de tweede zijweg bent gepasseerd, geef
je richting aan naar rechts.

59
Bijzondere weggedeelten

5
Je moet hier
voorrang verlenen
aan de fietser op de
rotonde.

Rotonde verlaten
Als je als bromfietser een rotonde verlaat, moet je:

< (snor)fietsers op een fietsstrook of fietspad die de rotonde blijven


volgen,
< voetgangers op een trottoir of voetpad die de rotonde blijven volgen,

voor laten gaan. Dit is op basis van de ‘rechtdoor gaat voor’-regel die we
verderop in dit boek behandelen.

Je moet hier
voetgangers en (snor)
fietsers die de rotonde
blijven volgen, voor
laten gaan.
De haaientanden
op het wegdek
staan hier als ‘extra
waarschuwing’, maar
op veel plekken staan
die er niet.

Links en rechts rijden en inhalen


Vlak voor en op een rotonde mag je met je bromfiets op de rijbaan zowel
links als rechts rijden. Je bent als het ware aan het voorsorteren. Houd er
rekening mee dat bestuurders vlak voor en op rotondes zowel rechts als
links mogen inhalen.
60
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

6
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 6

6
Gedrag bij kruispunten,
voorrang, voor laten gaan

In het verkeer moet je deze personen altijd voor laten gaan:

< blinden met een blindenstok,


< personen die zich moeilijk voortbewegen.

Maar ook andere weggebruikers moet je soms voor laten gaan (of zij moeten
jou juist voor laten gaan). De regels die daarvoor gelden, behandelen we in
dit hoofdstuk.

6.1 Gedrag bij kruispunten

Kijk bij het naderen van een kruispunt:

< welk type kruispunt je nadert (dit behandelen we verderop),


< welke rijstrook je moet kiezen voor een bepaalde richting,
< hoe druk het is,

< hoe goed of slecht je zicht op de situatie is,

< waar je te maken kunt krijgen met fietsers en voetgangers,

< waar je je moet opstellen als je moet stoppen om ander verkeer voor

te laten gaan.

Kruispunten kun je
vaak herkennen aan
de plaatsing van
verkeersborden, een
straatnaambordje of
een lantaarnpaal.

68
6 Gedrag bij kruispunten,
voorrang, voor laten gaan

Basisregel: kruispunt niet blokkeren


Rijd een kruispunt alleen op:

< als je meteen kunt doorrijden,


< als je je voertuig tussen verkeersstromen kunt opstellen,
< als je ziet dat een bestuurder aan wie je voorrang moet verlenen

toch niet kan doorrijden omdat hij op zijn beurt aan een rij andere
bestuurders voorrang moet verlenen (gelegenheidsvoorrang).

Op dit kruispunt kun je in het midden Op dit kruispunt kun je ook na het fietspad
stoppen als het nodig is. nog stoppen als het nodig is.

Stoppen op een kruispunt


Je mag wél stoppen op een kruispunt als je:

< op een voorrangsweg rijdt en wilt afslaan, naar links,


< een voorrangsvoertuig voor moet laten gaan,
< op een kruispunt met verkeerslichten bent.

Je rijdt op een voorrangsweg en mag dus Een voorrangsvoertuig moet je voor laten
op het kruispunt stoppen en wachten tot gaan, ook als het van links komt.
de vrachtauto gepasseerd is.

69
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

7
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
7 Hoofdstuk 7

Snelheid en afstand
houden

Jongere bestuurders zijn vier keer vaker betrokken bij verkeersongevallen


dan oudere bestuurders, vooral door:

< te hard rijden,


< het overschatten van hun eigen rijvaardigheid,
< rijden onder invloed van alcohol of drugs.

Wees je bewust van die extra risico’s, zorg dat je fit en nuchter achter het
stuur zit en pas je rijgedrag en snelheid aan.

7.1 Maximumsnelheden

Bromfietsers
De maximumsnelheden voor bromfietsers (en speed-pedelecs) zijn:

< binnen de bebouwde kom:


< op het fiets-/bromfietspad 30 km/u,
< op de rijbaan 45 km/u,

< buiten de bebouwde kom:

< op het fiets-/bromfietspad 40 km/u,

< op de rijbaan 45 km/u.

Voor bromfietsers die binnen de Voor bromfietsers die binnen de


bebouwde kom op het fiets-/bromfietspad bebouwde kom op de rijbaan rijden is de
rijden is de maximumsnelheid 30 km/u. maximumsnelheid 45 km/u.
81
Snelheid en afstand houden

7
Snorfietsers
Voor snorfietsers is de maximumsnelheid:

< binnen en buiten de bebouwde kom 25 km/u*.

Beperkte maximumsnelheid in een erf


Binnen een erf mogen bromfietsers en snorfietsers, net als alle andere
bestuurders, niet sneller rijden dan 15 km/u.

Snorfietsen mogen binnen en buiten de bebouwde kom maximaal 25 km/u rijden. In een
erf geldt (voor alle bestuurders) een lager maximum van 15 km/u.

Bestuurders van een brommobiel


Voor bestuurders van een brommobiel is de maximumsnelheid:

< binnen en buiten de bebouwde kom 45 km/u.

Brommobielen mogen binnen en buiten de bebouwde kom maximaal 45 km/u rijden. In


een 30 km-zone geldt een lager maximum van 30 km/u.

* Deze snelheid geldt ook voor bijzondere bromfietsen (bijvoorbeeld een Segway). Als het toegestaan is
op het trottoir te rijden, is de maximumsnelheid 6 km/u.
82
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

8
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
8 Hoofdstuk 8

Andere weggebruikers

In het verkeer ben je niet alleen verantwoordelijk voor je eigen veiligheid,


maar ook voor die van andere weggebruikers in je omgeving.

Niet-gemotoriseerde kwetsbare weggebruikers (ook wel ‘zwakke


weggebruikers’ genoemd) worden daarbij door de wet extra beschermd:
als je een aanrijding krijgt met bijvoorbeeld een fietser of voetganger, ben
je in principe altijd aansprakelijk.

8.1 Niet-gemotoriseerde kwetsbare weggebruikers

Hoewel je altijd alert moet zijn om direct te kunnen reageren als er iets
onverwachts gebeurt, kun je door:

< je bewust te zijn van de kenmerken van bepaalde groepen,


< goed te anticiperen als je bepaald gedrag waarneemt,

vaak voorkomen dat je in een ‘onverwachte situatie’ terechtkomt.

Voetgangers
Voetgangers nemen vaak onbewust deel aan het verkeer. Ze zijn met hun
hoofd bij andere dingen of afgeleid door hun telefoon. Het gevolg is dat
ze zich niet aan de verkeersregels houden en onverwacht gedrag kunnen
vertonen, bijvoorbeeld plotseling oversteken.

Fietsers
Voor fietsers geldt hetzelfde als voor voetgangers. Maar er zijn meer risico’s,
bijvoorbeeld:

< ze rijden door rood,


< ze rijden ‘s avonds zonder licht,
< ze rijden - al slingerend - met te veel mensen naast elkaar,

< ze rijden agressief (groepen amateurwielrenners).

87
Andere weggebruikers

8
Elektrische fietsers rijden vaak sneller dan je misschien verwacht.

Kinderen als voetganger of fietser


Je moet je bewust zijn van extra risico’s als je jonge kinderen tegenkomt in
het verkeer (of vlak ernaast). Bijvoorbeeld:

< ze zijn speels en impulsief, ze kunnen bijvoorbeeld zo maar achter een


bal aan de weg oprennen,
< ze kunnen snelheid en risico’s niet zo goed inschatten, waardoor ze

eerder een verkeerde beslissing nemen.

Houd er ook rekening mee dat bijvoorbeeld geparkeerde auto’s je zicht op


kinderen op een trottoir kunnen wegnemen.

Het mag niet... maar veel fietsers doen Kinderen gaan op in hun spel en letten
het tóch. niet op het verkeer.

Ouderen en sommige mensen met een beperking


Deze weggebruikers hebben (vaak) een beperkt waarnemings- en
reactievermogen. Ze merken je dan pas laat op en zijn niet in staat om
snel te reageren. Ook hebben ze voor sommige handelingen (bijvoorbeeld
oversteken) meer tijd nodig.

Ouderen kun je makkelijk herkennen


in het verkeer. Bij veel mensen met
een beperking is dat een stuk lastiger.
Zorg in ieder geval dat je zélf veilig en
voorspelbaar rijdt. Anderen kunnen
hun gedrag daar dan makkelijker
op afstemmen. En reageer rustig en
relaxt als er tóch een keer een lastige
situatie ontstaat.
88
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

9
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
9 Hoofdstuk 9

Rijmanoeuvres

9.1 Op- en afstappen

Voor je gaat rijden, moet je opstappen. Als je klaar bent met rijden moet je
afstappen. Hoe je dat veilig doet, leer je tijdens je praktijkopleiding.

Zithouding
Zorg dat je een veilige en comfortabele zithouding hebt. Laat je hierbij
assisteren door de leverancier van je bromfiets. Die kan je ook helpen bij
het doen van aanpassingen, bijvoorbeeld het verstellen van je stuur.

Stabiliteit bij lagere snelheid


Hoe langzamer je rijdt, hoe lastiger het sturen gaat en hoe moeilijker het is
om ‘overeind te blijven’, helemaal in druk verkeer. Je moet kijken, sturen en
gas geven tegelijk. Dat valt in het begin niet mee.

Tijdens je praktijkopleiding zul je dit door het uitvoeren van oefeningen


onder de knie moeten krijgen.

Het uitvoeren
van een slalom-
oefening is één van
de manieren om je
voertuigbeheersing
te verbeteren.

91
Rijmanoeuvres

9
9.2 Wegrijden

Wegrijden is een bijzondere manoeuvre. Je moet het overige verkeer voor


laten gaan. Ook mag je geen gevaar of hinder veroorzaken.

De juiste voorbereidingshandelingen zijn:

< kijk naar voren,


< kijk in je spiegels,
< kijk links (of rechts) naast je,

< geef richting zodra je veilig kunt wegrijden.

Zorg ervoor dat je andere bestuurders niet dwingt tot remmen of uitwijken
als je wegrijdt.

Accelereer ‘vlot’ nadat je bent weggereden, zodat je snel even hard rijdt als
het overige verkeer.

Aandachtspunten bij het optrekken


Soms is het verstandig om even te wachten met optrekken, om een
verkeerssituatie voor je ‘zichzelf te laten oplossen’.

Houd tijdens het optrekken de bestuurder voor je en de verkeerssituatie


scherp in de gaten. Misschien moet je plotseling nog een keer stoppen.

Bij het wegrijden mag je geen gevaar of Trek niet meteen op zodra het licht
hinder veroorzaken. Wacht dus tot de groen wordt. Laat eerst de fietsers veilig
fietser voorbij is. vertrekken.

Maar wacht ook niet onnodig lang, omdat


je dan de doorstroming onnodig hindert.

92
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

10
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 10

10
Stilstaan, plaatsen,
parkeren en gedrag bij
ongevallen

10.1 Stilstaan, plaatsen en parkeren

Stilstaan is het kort, vrijwillig tot stilstand brengen van je snorfiets, bromfiets
of brommobiel, om:

< een passagier te laten op- of afstappen,


< goederen op te halen of af te geven.

Plaatsen is het (vaak voor langere tijd en onbeheerd) vrijwillig tot stilstand
brengen van je snorfiets of bromfiets om ándere redenen dan hierboven
genoemd.

Parkeren is het (vaak voor langere tijd en onbeheerd) vrijwillig tot stilstand
brengen van je brommobiel om ándere redenen dan hierboven genoemd.

Een noodzakelijke stop in het verkeer, bijvoorbeeld voor een rood


verkeerslicht, valt (dus) niet onder stilstaan, plaatsen of parkeren.

Stilstaanverboden
Je mag niet stilstaan:

< aan de kant van de weg waar een bord dat verbiedt,
< op een kruispunt of een overweg,
< op een fietsstrook of op de rijbaan naast een fietsstrook,

< op een oversteekplaats of binnen 5 meter daarvan,

< in een tunnel,

< bij een bushalte:

< langs de blokmarkering,

< binnen 12 meter van het bord als er geen blokmarkering is,

< op de rijbaan langs een gele doorgetrokken streep.

Bij een bushalte mag je wel even passagiers laten op- of afstappen mits je
de bus niet hindert.
100
10 Stilstaan, parkeren, plaatsen
en gedrag bij ongevallen

Bij de blokmarkering van een bushalte is Je mag op een busstrook of op de rijbaan


het verboden stil te staan, maar dat geldt langs een busstrook niet stilstaan. Ook
niet voor het op of af laten stappen van niet om iemand op of af te laten stappen.
een passagier.

Je mag niet stilstaan op een voetgangers- Een bromfiets mag net als alle andere
oversteekplaats of binnen een afstand van voertuigen niet stilstaan in een tunnel.
5 meter daarvan.

Plaatsen (snorfiets en bromfiets)


Tenzij een verkeersbord dat verbiedt moet je je snorfiets of bromfiets
plaatsen:

< op het trottoir,


< op het voetpad,
< in de berm,

< op een aangewezen plaats,

zoals een fietsenstalling.

Plaatsen verboden
Je mag een bromfiets niet plaatsen:

101
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

11
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
11 Hoofdstuk 11

Communicatie, rijden
met licht en in moeilijke
weersomstandigheden

11.1 Communicatie

Het is voor de veiligheid en de doorstroming noodzakelijk dat weggebruikers


goed met elkaar communiceren. Je kunt in het verkeer communiceren met:

< je richtingaanwijzer,
< je remlicht,
< je claxon,

< je koplamp,

< hand- en armgebaren.

Richting aangeven
Bij elke ‘belangrijke zijdelingse verplaatsing’, zoals:

< wegrijden,
< inhalen van een motorvoertuig,
< voorbijrijden van een obstakel,

< wisselen van rijstrook,

< invoegen en uitvoegen,

< voorsorteren en afslaan,

geldt:

< geef op tijd, maar niet te vroeg, richting aan,


< zet na de verplaatsing of manoeuvre je richtingaanwijzer weer uit,

om verwarring bij andere weggebruikers te voorkomen.

113
Communicatie, rijden met licht en
in moeilijke weersomstandigheden
11
Geluids- of lichtsignaal
Alleen als er gevaar dreigt, mag je je claxon gebruiken en/of knipperen met
je koplampen.

De spelende
kinderen hebben
alleen maar oog voor
de bal. Nu mag je
een geluidssignaal
geven.

Geel waarschuwingslicht
Deze voertuigen mogen met een geel zwaai-, flits- of knipperlicht rijden om
het overige verkeer te waarschuwen:

< voertuigen voor exceptioneel transport,


< voertuigen voor bergingswerkzaamheden,
< voertuigen voor wegwerkzaamheden,

< voertuigen voor gladheidsbestrijding.

11.2 Rijden met licht

Je verlichting zorgt ervoor dat je beter zichtbaar bent. En in het donker of


tijdens slecht weer zie je zelf ook meer als je met je verlichting aan rijdt.

Dimlicht
Je moet het dimlicht inschakelen:

< tijdens de schemering en het donker,


< overdag als er sprake is van slecht zicht.

Voorbeelden van ‘slecht zicht’ overdag zijn:

114
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

12
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 12

12
Milieuaspecten

Veel nieuwe snorfietsen en bromfietsen worden elektrisch aangedreven.


Als bestuurders ervan ‘groene stroom’ gebruiken voor het opladen van hun
voertuig, veroorzaakt het rijden ermee geen schadelijke uitstoot.

In dit hoofdstuk kijken we naar de milieuaspecten van snorfietsen,


bromfietsen en brommobielen met een verbrandingsmotor.

12.1 Brandstofverbruik

Door zuiniger te rijden, bespaar je brandstof en stoot je minder schadelijke


stoffen uit. Zo rijd je zuiniger:

< rijd na het starten direct, maar rustig weg,


< laat de motor niet onnodig stationair draaien,
< speel niet met de gashendel tijdens het stilstaan,

< zet je motor af als je langer dan 1 minuut moet wachten,

< kijk ver vooruit en houd voldoende volgafstand om onnodig remmen

en weer optrekken te voorkomen,


< laat tijdig je gas los en laat

je bromfiets uitrollen als je


snelheid moet minderen en
als je moet stoppen,
< rijd niet te snel en vermijd

onnodig inhalen,
< houd de banden op spanning

(lagere rolweerstand).

Als je op een handgeschakelde


Controleer een keer per maand de
bromfiets rijdt, kun je het beste zo
bandenspanning, dat vermindert je
vroeg mogelijk naar een hogere
brandstofverbruik en je banden gaan
versnelling schakelen.
langer mee.
122
12 Milieuaspecten

Hoe minder toeren je motor maakt, des te zuiniger (en schoner) je rijdt.

Geluidshinder
Voorkom onnodige geluidshinder door:

< niet met een kapotte geluiddemper te rijden,


< niet te fel te accelereren,
< de luchttoevoer en de uitlaat niet te veranderen,

< het rijden met hoge toerentallen te vermijden,

< de claxon niet onnodig te gebruiken.

De uitlaat van een bromfiets mag maximaal 97 decibel produceren (snorfiets:


90 decibel).

12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2

Bij de verbranding van benzine komen schadelijke stoffen vrij. Om de


uitstoot te beperken, zit er in de uitlaat van je bromfiets een katalysator. Die
zet - via een chemisch proces - schadelijke stoffen om in minder schadelijke
stoffen.

Let op: de katalysator werkt pas goed als de motor op temperatuur is, na
zo’n 10 tot 15 minuten rijden (dus niet tijdens korte ritjes).

CO2
CO2 (koolstofdioxide) is één van de stoffen die vrijkomt bij de verbranding
van fossiele brandstoffen.

Op korte termijn is het niet schadelijk. Het zit bijvoorbeeld ook in frisdranken
met prik. Maar CO2 is ook een zogenaamd broeikasgas en draagt bij aan
de opwarming van de aarde. Hierdoor verandert ons klimaat en stijgt de
zeespiegel.

Daarom willen overheden dat voertuigen met een verbrandingsmotor uit


het straatbeeld verdwijnen. Daarvoor in de plaats moeten (onder andere)
elektrische voertuigen komen.

Fabrikanten spelen daarop in, dat is de belangrijkste reden dat elektrische


voertuigen sterk in opkomst zijn.
123
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

13
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
13 Hoofdstuk 13

Technische aspecten

Eerder in dit boek, in hoofdstuk 9, las je al hoe belangrijk een goede


zithouding is voor een goede beheersing van je bromfiets. En ook dat het
oefening vergt om tegelijkertijd te kunnen kijken, sturen en gas geven,
vooral bij lagere snelheden.

Je moet er vooral op letten dat je op de juiste manier:

< de gastoevoer regelt (gedoseerd gas geven),


< de bromfiets laat overhellen in de bochten,
< het evenwicht weet te bewaren.

En natuurlijk moet je in staat zijn om veilig tot stilstand te komen.

13.1 De juiste remtechniek

Remmen: met beide remmen tegelijk


Je bromfiets heeft twee remmen: een voorrem en een achterrem. Onder
normale omstandigheden gebruik je de voor- en achterrem gelijk of
nagenoeg gelijk (waarbij de voorrem de belangrijkste is). Dan sta je het
snelst, veilig en heelhuids stil.

Maar dit klinkt eenvoudiger dan het is. Je moet namelijk voorkomen dat
je voor- en/of achterwiel blokkeert tijdens het remmen. Je zult dus moeten
leren hoe hard je kunt remmen, zonder de wielen te blokkeren.

Alleen met de achterrem remmen


Als er grind of sneeuw op de weg ligt, is het beter om de voorrem minder te
gebruiken en dus vooral met je achterrem af te remmen. Dat geldt helemaal
in bochten.

Als je de voorrem wel vol gebruikt, loop je snel het risico dat je voorwiel
blokkeert en dat je een flinke schuiver maakt.
125
Technische aspecten

13
Je moet afremmen
om veilig links af te
kunnen slaan.

Omdat er grind op
de weg ligt, rem
je nu vooral met je
achterrem.

Voorrem gebruiken
De voorrem bedien je met de hand, met een hendel aan het stuur. Probeer
gelijkmatig te remmen, over de hele afstand die je beschikbaar hebt. Nét
voor je tot stilstand komt, moet je de remdruk zodanig verminderen dat er
geen eindschok optreedt.

Achterrem gebruiken
De achterrem bedien je met de hand (met een hendel aan het stuur) of met
je voet (met een rempedaal). Hoe hard je remt met de achterrem moet je
aanpassen aan de remvertraging die je met de voorrem bereikt. Als je te
hard remt, blokkeert je achterwiel. Je moet dan de achterrem snel loslaten
om in het juiste spoor te blijven.

Remmen kun
je stellen. Als je
een remhendel
of rempedaal tot
de aanslag kunt
inknijpen of -trappen,
moet je de rem
(laten) bijstellen.

126
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave

Hoofdstuk 7
Snelheid en afstand houden 140
Hoofdstuk
7.1 7
Maximumsnelheden 140
7.2 Snelheidhouden
Afstand en afstand houden 140
143
7.1
7.3 Maximumsnelheden
Stopafstand 140
145
7.2
7.4 Afstand houden
Snelheid brommobiel 143
148
7.3 Stopafstand 145
7.4 Snelheid
Hoofdstuk 8 brommobiel 148
Andere weggebruikers 149
Hoofdstuk
8.1 8
Verschillende verkeersdeelnemers 149
8.2 Andere weggebruikers
Kwetsbare weggebruikers 149
149
8.1
8.3 Verschillende
Overige verkeersdeelnemers
weggebruikers 149
155
8.2 Kwetsbare weggebruikers 149
8.3 Overige
Hoofdstuk 9 weggebruikers 155
Rijmanoeuvres 157
Hoofdstuk
9.1 9
Wegrijden 157
9.2 Rijmanoeuvres
Voorsorteren 157
158
9.1
9.3 Wegrijden
Rechts afslaan 157
160
9.2
9.4 Voorsorteren
Links afslaan 158
161
9.3
9.5 Rechts afslaan
Inhalen 160
163
9.4 Links afslaan 161
9.5 Inhalen10
Hoofdstuk 163
Stilstaan, parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
Hoofdstuk
10.1 10
Stilstaan 168
10.2 Stilstaan,
Plaatsen parkeren, plaatsen en gedrag bij ongevallen 168
170
10.1
10.3 Stilstaan brommobielen
Parkeren 168
173
10.2
10.4 Plaatsen
Gedrag bij ongevallen 170
175
10.3
10.5 Parkeren
Hulp brommobielen
bij voertuig te water 173
184
10.4 Gedrag bij ongevallen 175
10.5 Hulp bij
Hoofdstuk 11voertuig te water 184
Communicatie, rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
Hoofdstuk
11.1 11
Communicatie 186
11.2 Communicatie,
Rijden met licht rijden met licht en in moeilijke weersomstandigheden 186
187
11.1
11.3 Communicatie
Kijken en je laten zien 186
190
11.2
11.4 Rijden
Rijden met licht en wind
in regen 187
195
11.3
11.5 Kijken en
Rijden je laten zien
in mist 190
197
11.4
11.6 Rijden
Rijden in
opregen en wind
besneeuwd of beijzeld wegdek 195
198
11.5 Rijden in mist 197
11.6 Rijden12
Hoofdstuk op besneeuwd of beijzeld wegdek 198
Milieuaspecten 199

HOOFDSTUK
Hoofdstuk
12.1 12
Brandstofverbruik 199
12.2 Milieuaspecten
Uitlaatgassen, katalysator en CO2 199
200

14
12.1
12.3 Brandstofverbruik
Milieuzones 199
201
12.2 Uitlaatgassen, katalysator en CO2 200
12.3 Milieuzones
Hoofdstuk 13 201
Technische aspecten 202
Hoofdstuk
13.1 13
Voertuigbeheersing 202
13.2 Technische
De aspecten
juiste remtechniek 202
206
13.1
13.3 Voertuigbeheersing
Rijden met passagier 202
209
13.2
13.4 De juiste remtechniek
Uitrusting van de bestuurder 206
209
13.3
13.5 Rijden met passagier
Voertuigeisen 209
212
13.4
13.6 Uitrusting van de bestuurder
Controlehandelingen 209
216
13.5
13.7 Voertuigeisen
Technische aspecten brommobiel 212
219
13.6
13.8 Controlehandelingen
Lengte vrachtauto 216
222
13.7 Technische aspecten brommobiel 219
13.8 Lengte14
Hoofdstuk vrachtauto 222
Verkeersborden en verkeersregels 224
Hoofdstuk 14
Verkeersborden en verkeersregels 224
2
2
Hoofdstuk 14

14
Verkeersborden en
aanwijzingen
A Snelheid

A1 A2 A3
Maximumsnelheid. Einde Maximumsnelheid Einde van alle op Maximumsnelheid
maximumsnelheid. op een elektronisch een elektronisch 80 km/u op een
signaleringsbord. signaleringsbord elektronisch
aangegeven verboden. signaleringsbord.

A4 A5
Einde van alle op Startbord: Adviessnelheid. Einde
een elektronisch de zwarte achtergrond adviessnelheid.
signaleringsbord geeft het begin aan
aangegeven verboden. van een nieuwe
maximumsnelheid.

B Voorrang

B1 B2 B3 B4 B5
Voorrangsweg. Einde Voorrangskruispunt. Voorrangskruispunt Voorrangskruispunt
voorrangsweg. zijweg links. zijweg rechts.

B6 B7
Verleen voorrang aan Stop; verleen
de bestuurders op de voorrang aan
kruisende weg. bestuurders op de
kruisende weg.

140
14 Verkeersborden en
aanwijzingen

C Geslotenverklaring

C1 C2 C3 C4 C5
Gesloten in beide Eenrichtingsweg, Eenrichtingsweg. Eenrichtingsweg. Inrijden toegestaan.
richtingen voor in deze richting
voertuigen, ruiters en gesloten voor
geleiders van rij- of voertuigen, ruiters
trekdieren of vee. en geleiders van rij-
of trekdieren of vee.

C6 C7 C7a C7b C8
Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor
motorvoertuigen op vrachtauto’s. autobussen. autobussen landbouw- en
meer dan twee wielen. en vrachtauto’s. bosbouwtrekkers,
motorrijtuigen met
beperkte snelheid en
mobiele machines.

C9 C10 C11 C12 C13


Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor alle Gesloten voor
ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen met motorfietsen. motorvoertuigen. bromfietsen, snorfietsen
landbouw- en aanhangwagen. en gehandicapten-
bosbouwtrekkers, voertuigen, met in
motorrijtuigen met werking zijnde motor.
beperkte snelheid,
mobiele machines,
brommobielen, fietsen,
snorfietsen, bromfietsen
en gehandicapten-
voertuigen.

C14 C15 C16 C17 C18


Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor Gesloten voor
fietsen en voor fietsen, snorfietsen, voetgangers. voertuigen en voertuigen die, met
gehandicapten- bromfietsen en samenstellen van inbegrip van de lading,
voertuigen zonder gehandicapten- voertuigen die, met breder zijn dan op het
motor. voertuigen. inbegrip van de lading, bord is aangegeven.
langer zijn dan op het
bord is aangegeven.

141
INKIJKEXEMPLAAR
de rest van dit hoofdstuk is
niet beschikbaar in het inkijkexemplaar

You might also like