Professional Documents
Culture Documents
Parkinson
Krystyna Wachnicka
22-06-2013
Bachelorthese – eindversie
UvA
Studentnummer: 10264906
Abstract ...................................................................................................................... 3
Slaapstoornissen ...................................................................................................... 12
Conclusie .................................................................................................................. 20
Literatuurlijst ............................................................................................................. 24
2
Abstract
De pathologische degradatie van het brein begint voordat de diagnose van de ziekte
van Parkinson gesteld kan worden. Deze veranderingen in de hersenen kunnen tot
Parkinson tot uiting komen. Wat de vroegste symptomen van de ziekte van
Parkinson zijn, wordt in dit literatuuroverzicht onderzocht. Uit de studies kwam naar
symptomen van de ziekte van Parkinson vooraf. Aangetoond werd dat in vergelijking
met gezonde mensen, patiënten in het vroege stadium van de ziekte van Parkinson
het geheugen en de aandacht ervaren. Door deze vroege symptomen van de ziekte
Een vroege diagnose maakt het ontwikkelen van therapieën voor de vroegste
voorkomen worden.
3
Pathologie van de ziekte van Parkinson
een verstoorde houding en balans tot het klinische beeld. Op basis van deze
klinische kenmerken, die het hypokinetisch rigide syndroom worden genoemd, wordt
de diagnose gesteld (Bloem et al., 2010). Tijdens het beloop van de ZvP ontstaan
al., 2007). Veel patiënten gaan ook cognitief achteruit. Stoornissen in aandacht,
(2003) bleek dat 78 procent van de patiënten met de ZvP binnen acht jaar een soort
in de substantia nigra (Bloem et al., 2010). Aan de andere kant bleek uit
tot de ZvP (Emre et al., 2007). De Lewy-lichaampjes pathologie ontwikkelt zich heel
langzaam en is al jaren voor het begin van het neuronen verlies in de substantia
nigra aanwezig (Braak et al., 2003; Braak, Ghebremedhin, Rüb, Bratzke & Tredici,
2004). Volgens Braak en collega’s (2003, 2004) verloopt de progressie van de ZvP in
motorische kernsymptomen die het klinische beeld vormen, nog niet aanwezig zijn. In
het eerste stadium wordt het onderste deel van de hersenstam aangetast, dit betreft
4
processen, zoals cardiale, gastrische, respiratorische en erectiele functies. Verder
stadium gaat de pathologie vooruit en bereikt een gedeelte van de pons en hiervan
met name het pontine tegmentum. Het pontine tegmentum is betrokken bij het
initiëren van REM-slaap. In het derde en vierde stadium begint bij de meeste
stadium zijn zowel stoornissen in de basale ganglia die betrokken zijn bij de controle
cortex aan en patiënten met de ZvP manifesteren dan alle klinische kenmerken van
de ziekte.
klinische kenmerken tot uiting komen en de diagnose van de ZvP wordt gesteld. Het
is belangrijk om op basis van deze pathologie het prodromale stadium van de ZvP
vast te kunnen stellen. Een vroege detectie van de ziekte heeft grote
van hersenenpathologie significant voor de pathogenese van de ZvP. Dit kan helpen
5
Ten tweede kunnen patiënten met een preklinische diagnose een experimentele
groep vormen voor het ontwikkelen van therapieën van de vroegste symptomen.
Verder leidt een vroeg begin van de therapie tot betere en langdurige effecten,
aangezien het de verdere pathologie kan voorkomen of vertragen (Olanow & Obeso,
2012). Tot slot, omdat de prevalentie van de ZvP met de leeftijd toeneemt, zal door
vergrijzing het aantal patiënten de komende jaren ook fors stijgen (Bloem et al.,
2010). Aangezien het detecteren van de vroegste ziektesignalen van belang is, wordt
Volgens Braak en collega’s (2003; 2004) worden in het eerste stadium van de ZvP
stoornissen in de medulla oblongata tot een verstoring in het functioneren van het
het aansturen van verschillende organen en het reguleren van bijna alle
6
respiratorische, erectiele, cardiale en olfactorische stoornissen vroege symptomen
stadium van de ZvP. Dit kan gastrische stoornissen, zoals gastroparesis tot gevolg
maagstoornis waarbij het voedsel vertraagd wordt verteerd door het slecht werken
van de maagspieren. Dit leidt tot het vertraagd leegmaken van de maaginhoud na
een maaltijd. Eén van de oorzaken van gastroparesis is een geavanceerde ZvP. Het
is nog niet duidelijk of gastroparesis ook in het vroege stadium van de ziekte
voorkomt bij recent met de ZvP gediagnostiseerde patiënten. Aan het onderzoek
verdeeld in twee groepen afhankelijk van de duur van de ziekte. Tot de recent
van één jaar. De patiënten die de diagnose van de ZvP gemiddeld zes jaar geleden
hadden gekregen, behoorden tot de groep van de gevorderde ZvP. Bij alle
deelnemers werd de snelheid waarmee het voedsel de maag passeert bepaald met
behulp van een maagledigingsonderzoek. Bij dit onderzoek werd een zeer kleine
patiënten met een gevorderde ZvP. Uit dit onderzoek komt naar voren dat
gastroparesis zowel bij patiënten met een langdurig ziektebeeld, als bij recent
7
worden als één van de vroege symptomen van de ZvP. In het late stadium van de
ZvP komen vaak respiratorische stoornissen voor (Guedes et al., 2012). Aangezien
vroege stadium van de ZvP aanwezig zijn. Aan het onderzoek namen 52
proefpersonen deel, 26 patiënten met de ZvP die zich in het tweede en derde
schaal maakt onderscheid in stadia van nul tot vijf, die de mate van motorische
disfuncties weergeven. Het stadium nul betekent geen ziekte, de stadia één tot en
met drie behoren tot de vroege stadia en de stadia vier en vijf behoren tot de late
stadia van de ZvP. Bij alle proefpersonen werd het MIP/MEP-onderzoek uitgevoerd.
bepaald. De kracht van de spieren die verantwoordelijk zijn voor de inademing wordt
ademhalingsspierkracht zwakker was bij patiënten met de ZvP dan bij de gezonde
proefpersonen. Deze studie laat zien dat respiratorische stoornissen niet alleen in het
late stadium, maar ook in de vroegere stadia van de ZvP aanwezig zijn.
gastrische als de respiratorische functies, die allebei door het autonome zenuwstelsel
worden aangestuurd, in het vroege stadium van de ZvP worden aangetast. Bij 60 tot
70 procent van de mannen met de ZvP komen ook erectiestoornissen voor (Bloem et
al., 2010). Omdat de ernst van de ziekte een voorspellende factor is voor
erectieproblemen en dopamine een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van een
8
erectie, wordt aangenomen dat verlies van dopamine-producerende neuronen in de
worden ook de erectiele functies door het autonome systeem gecontroleerd. Dit kan
tot gevolg hebben dat erectieproblemen niet alleen bij mannen met de ZvP
voorkomen, maar ook bij gezonde personen, die de ziekte in de toekomst kunnen
de eerste motorische symptomen van de ZvP. Aan het 16 jaar lange follow-up
erectiestoornissen als het ontwikkelen van de ZvP werden onderzocht aan de hand
keer vaker de ZvP dan mannen die op het moment van vragenlijstafname geen
erectieproblemen rapporteerden op een jongere leeftijd. Uit dit onderzoek blijkt dat
erectiedysfuncties verbonden zijn met een verhoogd risico op het ontwikkelen van de
ZvP. Aan de hand van de tot nu toe besproken studieresultaten valt af te leiden dat
autonome stoornissen vroege symptomen van de ZvP zijn. Uit het onderzoek van
Goldstein en collega’s (2007) lieten aan de hand van casestudie zien dat ook andere
stoornissen van het autonome zenuwstelsel een voorspellende waarde hebben voor
de ZvP. Uit deze studie bleek dat cardiovasculaire stoornissen reeds vier jaar voor de
diagnose van de ZvP aanwezig waren. De onderzochte patiënt toonde vier jaar voor
het begin van het klinische beeld van de ZvP zowel een afwijkende cardiale
9
noradrenerge denervatie, als een verstoorde baroreceptorreflex, wat plotselinge
degradatie jaren vooraf aan de diagnose van de ZvP. Echter is de evidentie alleen op
stoornissen voorkomen bij patiënten met een recente diagnose van de ZvP. Aan het
onderzoek namen 44 patiënten deel met een ziekteduur van gemiddeld twee jaar en
worden dat cardiovasculaire stoornissen aanwezig zijn bij mensen met een recente
Bovenstaande studies laten zien dat het functioneren van het autonome
disfuncties van verschillende organen en processen in het lichaam tot gevolg. Tijdens
het eerste stadium van Braak worden ook olfactorische structuren aangetast (Braak
et al., 2003). Daarom kan men verwachten dat reukklachten tot de vroege
symptomen van de ZvP behoren. Uit het onderzoek van Lee, Yeo, Kim, en Youm
(2006) bleek dat zowel cardiale als olfactorische stoornissen verbonden zijn met de
motorische klachten. Aan het onderzoek namen 26 patiënten met de ZvP deel met
een ziekteduur variërend van twee maanden tot zeven jaar. De deelnemers werden
10
onderzocht met de MIBG-scintigrafie en de Cross-Cultural Smell Identification (CCSI)
test, die de reukfuncties meet. De resultaten laten zien dat patiënten met cardiale
problemen. De relatie werd geobserveerd bij zowel patiënten met een korte als lange
eerder besproken cardiale veranderingen tot het ontwikkelen van de ZvP kan leiden.
Voorafgaand aan deze studie was bij de proefpersonen de diagnose van de ZvP al
gesteld. Het is nog niet duidelijk of olfactorische stoornissen als vroege detectie
indicatoren van de ZvP gebruikt kunnen worden. In de studie van Ponsen, Stoffers,
de ZvP kunnen voorspellen. Aan het onderzoek namen 361 gezonde familieleden
deel van patiënten met de ZvP, 40 proefpersonen hiervan leden aan hyposomnie.
Vijf jaar later hadden vijf van de 40 patiënten met hyposomnie het klinische beeld van
proefpersonen zonder hyposomnie aan de criteria van de ZvP. Uit dit onderzoek
bleek dat hyposomnie bij familieleden van patiënten met de ZvP verbonden is met
een 12,5% vergroot risico op het ontwikkelen van de ZvP over een periode van vijf
het begin van de ZvP voorspellen. In het tweede stadium van de ZvP treden er
volgens Braak en collega’s (2003; 2004) laesies in het pontine tegmentum op. Het
11
kan men vermoeden dat slaapstoornissen in het preklinische stadium van de ZvP
Slaapstoornissen
Uit de vorige paragraaf is naar voren gekomen dat autonome en olfactorische
stoornissen beschouwd kunnen worden als vroege symptomen van de ZvP. Volgens
presymptomatische stadium van de ZvP aangetast, wat een verstoorde REM slaap
tot gevolg kan hebben. Een verstoorde REM slaap kan tot verdere slaapproblemen
gedragsstoornis besproken. Deze stoornis kenmerkt zich door het vertonen van
van Iranzo en collega’s (2006) bleek dat parasomnie voorafgaat aan de ontwikkeling
van een neurodegeneratieve stoornis, zoals de ZvP. Aan het follow-up onderzoek
kwam naar voren dat gemiddeld binnen vijf jaar na de diagnose van de parasomnie
aan de eerste motorische symptomen van de ZvP. Hoewel mensen met de REM-
slaap gedragsstoornis een vergroot risico kunnen hebben op het ontwikkelen van de
12
ZvP, krijgt niet elke patiënt met deze slaapstoornis de ziekte. Postuma, Gagnon,
(PSG) het ontwikkelen van een neurodegeneratieve ziekte kunnen voorspellen. PSG
kinspieren werd gemeten. Er waren geen verschillen tussen patiënten met de REM-
tussen deze groepen in EMG activiteit tijdens de REM slaap. Patiënten met de REM-
slaap gedragsstoornis toonden een groter REM atonia verlies dan de gezonde
personen. De REM-atonia is een bijna complete paralyse van het lichaam tijdens de
REM-slaap, wat veroorzaakt wordt door de inhibitie van motorneuronen. Zeven jaar
groepen waren gelijk in zowel het percentage REM en non-REM slaap als de
slaapefficiëntie.
REM-slaap gedragsstoornis een vroege indicator van de ZvP kan zijn. Een
verstoorde REM slaap zorgt ervoor dat men slecht uitrust tijdens het slapen, wat
13
Hypersomnia kan dus ook verbonden zijn met een vergroot risico op het ontwikkelen
van de ZvP. Abbott en collega’s (2005) lieten dit door middel van een onderzoek
zien. Aan deze studie namen 3078 proefpersonen tussen de 71 en 93 jaar deel
zonder een neurodegeneratieve ziekte. Met behulp van vragenlijsten werd een
slaperigheid overdag leden. De controle conditie werd gevormd door de rest van de
deelnemers van beide condities werden gedurende zeven jaar in de follow-up studie
drie keer neurologisch onderzocht om een eventueel begin van de ZvP op te sporen.
Tijdens dit follow-up onderzoek had 1,7 procent van de personen zonder
Het risico op de ZvP is dus ongeveer drie keer groter bij patiënten met overmatige
slaperigheid overdag dan bij de gezonde populatie. Hypersomnia, wat een vroege
indicator van de ZvP kan zijn, hangt ook vaak samen met een verstoorde nachtrust.
voorspellen. Aan dit onderzoek namen vier groepen van proefpersonen deel, 267
patiënten die de ZvP minimaal een jaar hadden, 396 patiënten met een ZvP die
korter dan een jaar daarvoor was gediagnostiseerd, 770 personen die vier of meer
jaar na het onderzoek de diagnose van de ZvP hadden gekregen en een controle
groep van 213.885 gezonde deelnemers. Met behulp van vragenlijsten werd zowel
de hypersomnia als de duur van de nachtrust gemeten. Uit het onderzoek bleek dat
patiënten die de ZvP een jaar of langer hadden vaker klachten van slaperigheid
hypersomnia meldden en meer dan één uur overdag sliepen, hadden na vier jaar 50
14
procent meer kans op de ZvP. Hoewel patiënten met de ZvP vaker over een
verstoorde duur van de nachtrust klaagden dan proefpersonen zonder de ZvP, waren
deze klachten niet verbonden met een groter risico op het ontwikkelen van de ZvP in
de toekomst. Deze resultaten komen overeen met de uitkomsten van het onderzoek
van Abbott en collega’s (2005), wat tot de conclusie kan leiden dat hypersomnia één
slaap gedragsstoornis en hypersomnia, vroege indicatoren van de ZvP zijn die aan
procent van mensen met depressie slaapklachten heeft (Tsuno, Besset, & Ritchie,
het vroege stadium van de ZvP aanwezig zijn. Dit wordt in de volgende paragraaf
besproken.
Volgens Braak en collega’s (2003; 2004) is het functioneren van het limbische
zich ook vaak te manifesteren, waardoor de diagnose van de ZvP gesteld kan
15
Ravina en collega’s (2007) onderzochten de prevalentie van depressie bij 413
patiënten met de ZvP, die niet langer dan 5 jaar daarvoor waren gediagnostiseerd.
Depressie werd bij alle proefpersonen onderzocht door middel van de Geriatric
Depression Scale (GDS-15). De ernst van de ZvP werd gemeten met de Unified
Parkinson´s Disease Rating Scale (UPDRS). Verder werd bij de participanten het
bepalen. Hieruit bleek dat bij 114 proefpersonen depressieve kenmerken aanwezig
waren. Verder kwam depressie naar voren als een belangrijke predictor van een
slechtere score bij het ADL onderzoek. Patiënten die hoog scoorden op depressie,
hadden veelal ernstigere motorische symptomen van de ZvP dan patiënten die een
symptomatische therapie van de ZvP was vaak noodzakelijk bij patiënten met
depressieve klachten. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat depressie een vroeg
symptoom van de ZvP kan zijn. Verder bleken depressieve symptomen ernstiger te
zijn bij patiënten met meer motorische klachten dan bij patiënten met minder
motorische klachten. Net zoals motorische klachten, kan ook depressie bij patiënten
met de ZvP gerelateerd zijn aan dopamine tekort. Aarsland en collega’s (2009)
invloed op heeft, bij patiënten in de vroege fase van ZvP aanwezig zijn. Uit dit
voorkwamen dan bij mensen zonder de ZvP. De deelname aan dit onderzoek
bestond uit 175 onbehandelde patiënten met een ziekteduur van gemiddeld vijf jaar
16
en 166 gezonde mensen. Alle deelnemers werden onderzocht met behulp van de
interview met een verzorgende of familielid van de participant. Op deze manier werd
toont aan dat 30 procent van de patiënten, in vergelijking met drie procent van de
aanwezig zijn bij patiënten in de vroege fase van de ZvP dan bij gezonde mensen.
ziekteduur van niet langer dan vijf jaar en waren geclassificeerd tussen het eerste en
derde stadium van de Hoehn en Yahr schaal. De ernst en het type van motorische
stoornissen werd bepaald door middel van de Unified Parkinson Disease Rating
indruk van het cognitief functioneren van ouderen kan worden verkregen aan de
stoornissen werden gemeten met behulp van de Brief Psychiatric Rating Scale
17
(BPRS) en de Symptom Check-List 90 (SCL-90-R). De BPRS meet verschillende
compulsieve symptomen hoog is bij patiënten met een recente diagnose van de ZvP.
Gebleken is dat het niveau van het motorische functioneren geen verband houdt met
de ernst van psychische symptomen. Het niveau van het cognitief functioneren van
patiënten met depressie was lager dan het niveau van patiënten zonder depressie.
patiënten met de ZvP dan bij gezonde personen. Bugalho en collega’s (2012)
hebben aangetoond dat depressieve patiënten met de ZvP ook stoornissen in het
screeningsinstrument het globale niveau van het cognitief functioneren gemeten. Aan
Schmand (2005) erachter gekomen welke cognitieve domeinen het meest aangetast
werden. Uit het onderzoek kwam naar voren dat bij deze patiënten de meest
globale cognitieve achteruitgang lieten zien, werden uitgesloten van het onderzoek.
18
Op deze manier werd het mogelijk de eerste cognitieve stoornissen op te sporen.
vastgesteld door middel van de UPDRS. Verder werd het niveau van
zelfredzaamheid in het dagelijks leven bepaald aan de hand van de Schwab and
(HADS) gebruikt. Uit de resultaten kwam naar voren dat 24 procent van de patiënten,
en cognitieve stoornissen. Het onderzoek toonde aan dat het niveau van de
symptomen. Daarentegen kwam uit het onderzoek van Elgh en collega’s (2009) naar
aanwezig waren bij patiënten met de ZvP in combinatie met cognitieve stoornissen
dan zonder cognitieve disfuncties. Er waren echter geen verschillen in de ernst van
dit onderzoek waren 88 patiënten met de ZvP, waarvan de ziekte nog niet langer dan
twee jaar duurde en 30 gezonde personen. Alle participanten werden met de UPDRS
19
neuropsychologische testen dan de gezonde proefpersonen. De aandacht, het
executief functioneren bleken het meest aangetast. Uit de beide onderzoeken kan
zijn.
stoornissen bij recent gediagnostiseerde patiënten met de ZvP aanwezig zijn. Een
vroege detectie van deze stoornissen kan helpen bij zowel een snelle diagnose als
bij de behandeling. Aan alle onderzoeken namen patiënten deel, die de motorische
verrichten van de follow-up studie is echter moeilijk en kostbaar. Een grote groep
Conclusie
kenmerken van de ZvP zijn. Uit de studies blijkt dat hyposomnie, erectiele en
gediagnostiseerde patiënten met de ZvP aanwezig zijn. Echter is het nog niet
duidelijk of deze stoornissen ook in het presymptomatische stadium van de ZvP tot
stand komen. Slaapstoornissen zijn ook verbonden met een vergroot risico op het
20
hypersomnia krijgen de ZvP vaker dan personen zonder deze klachten. Patiënten in
vaker voor dan bij gezonde mensen. Het is echter nog niet onderzocht of deze
symptomen ook in het preklinische stadium van de ZvP aanwezig zijn. Omdat de
(2003; 2004), als eerste aangetast tijdens de ontwikkeling van de ZvP. Pas in het
uiteindelijk tot de ZvP leidt, begint dus niet met het verlies van neuronen in de
kan gebiased zijn, enerzijds door de beperkingen van de vragenlijst, anderzijds door
test als een subjectieve manier van beantwoorden kan invloed hebben op de
en collega’s (2011) bleek dat hypersomnia in het preklinische stadium van de ZvP
niet verklaard kan worden door een verstoorde duur van de nachtrust. Echter, om
objectievere data te verkrijgen over zowel de kwaliteit van het slapen als de
21
Op grond van de bovenstaande onderzoeken is nog niet duidelijk welke relatie
anderzijds het niveau van het motorisch en cognitief functioneren van de patiënten
met de ZvP. Uit de studie van Ravina en collega’s (2007) bleek dat depressieve
zonder depressieve klachten. Daarentegen kwam uit het onderzoek van Bugalho en
collega’s (2012) naar voren dat de ernst van psychiatrische symptomen, waaronder
ook depressie, geen verband heeft met het niveau van het motorische functioneren.
collega’s (2012) hebben depressie gemeten door middel van de lange SCL-90-R
vragenlijst, die echter minder geschikt is voor ouderen, bij wie hoogstwaarschijnlijk
en collega’s (2012) werden cognitieve functies gemeten met de MMSE, die bedoeld
22
cognitieve achteruitgang vertoonden werden uitgesloten van het onderzoek. De
resultaten van deze twee onderzoeken zijn dus niet vergelijkbaar. Verder kan de
vraag naar het verband tussen het niveau van de cognitieve stoornissen en de ernst
beantwoord worden. Uit het onderzoek van Muslimovic en collega’s (2005) bleek dat
het niveau van cognitieve stoornissen niet verbonden is met de ernst van de
motorische symptomen. Daarentegen kwam uit het onderzoek van Elgh en collega’s
(2009) naar voren dat alleen de tremor niet verbonden is met de ernst van de
neurologisch onderzoek. Uit deze literatuurstudie komt naar voren dat de vroegste
kenmerken gesteld kan worden. Deze symptomen kunnen al jaren voordat sprake is
belang. Verder is het stellen van de diagnose van de ZvP tijdens het prodromale
stadium belangrijk voor een wetenschappelijk onderzoek. Kortom, het is van groot
op te nemen.
23
Literatuurlijst
Aarsland, D., Andersen, K., Larsen, J. P., Lolk, A., & Kragh-Sorensen, P. (2003).
Aarsland, D., Brønnick, K., Alves, G., Tysnes, O. B., Pedersen, K. F., Ehrt, U., et al.
Abbott, R. D., Ross, G. W., White, L. R., Tanner, C. M., Masaki, K. H., Nelson, J.,
Bloem, B. R., van Laar T., Keus, S.H.J., de Beer, H., Poot, E., Buskens, E., Aarden,
Braak, H., Tredici, K. D., Rüb, U., de Vos, R. A. I., Steur, E. N. H. J., & Braak, E.
Braak, H., Ghebremedhin, E., Rüb, U., Bratzke, H., & Tredici, K. D. (2004). Stages in
Bugalho, P., Alves da Silva, J., Cargaleiro, I., Serra, M., & Neto, B. (2012).
24
Castaneda, A. E., Tuulio-Henriksson, A. , Marttunen, M., Suvisaari, J. & Lönnqvist J.
Elgha, E., Domellof, M., Linder, J., Edstrom, M., Stenlund, H., & Forsgren, L.
Emre, M., Aarsland, D., Brown, R., Burn, D. J., Duyckaerts, C., Mizuno, Y., et al.
Gao, X., Chen, H., Schwarzschild, M. A., Glasser, D. B., Logroscino, G., Rimm, E.
B., et. al. (2007). Erectile function and risk of Parkinson’s disease. American
Gao, J., Huang, X., Park, Y., Hollenbeck, A., Blair, A., Schatzkin, A., et al.
Goldstein, D. S., Sharabi, Y., Karp, B. I., Bentho, O., Saleem, A., Pacak, K., &
Guedes, L. U., Rodrigues, J. M., Fernandes, A. A., Cardoso, F. E., & Parreira, V. F.
Iranzo, A., Molinuevo, J. L., Santamaría, J., Serradell, M., Martí, M. J., Valldeoriola,
Neurology, 5, 572-577.
25
Lee, P. H., Yeo, S. H., Kim, H. J. & Youm, H. Y. (2006). Correlation between
Muslimovic, D., Post, B., Speelman, J. D., & Schmand, B. (2005). Cognitive
1239-1245.
Oka, H., Mochio, S., Onouchi, K., Morita, M., Yoshioka, M., & Inoue, K. (2006).
Ponsen, M. M., Stoffers, D., Wolters, E. C. Booij, J., & Berendse, H. W. (2010).
Postuma, R. B., Gagnon, J. F., Rompré, S., & Montplaisir, J. Y. (2010). Severity of
REM atonia loss in idiopathic REM sleep behavior disorder predicts Parkinson
Ravina, B., Camicioli, R., Como, P. G., Marsh, L., Jankovic, J., Weintraub, D., et al.
Tanaka, Y., Kato, T., Nishida, H, Yamada, M., Koumura, A., Sakurai, T., et al.
26
Tsuno, N., Besset, A., & Ritchie, K. (2005). Sleep and depression. The Journal of
27